Besluit van 12 november 2020, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs) (Stb. 2020, 235)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 9 november 2020, nr. WJZ/20907660(7672), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel XIV van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs) (Stb. 2020, 235);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Algemeen

De Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs) (Stb. 2020, 235) treedt in werking met ingang van 1 januari 2021, behoudens het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 5.

Artikel 2. WEB

Met ingang van 1 augustus 2021 treden in werking van artikel IV de onderdelen C, D, E en F.

Artikel 3. Leerlingvolgsysteem

Met ingang van 1 augustus 2022 treden in werking:

  • a. artikel I, onderdelen C, E, F, G, H, S, onder 1, T, en DD;

  • b. artikel III, onderdelen Ba en C;

  • c. artikel VI, onderdeel A.

Artikel 4. Bewegingsonderwijs

Van artikel 1 zijn uitgezonderd:

  • a. artikel I, onderdeel D;

  • b. artikel III, onderdeel Bb;

  • c. artikel IX, onderdelen Aa en Ab.

Artikel 5. Overig

Van artikel 1 zijn uitgezonderd:

  • a. artikel I, onderdeel S, onder 2;

  • b. artikel II, onderdelen H en P;

  • c. artikel III, onderdeel M;

  • d. artikel VI, onderdeel D;

  • e. artikel VII, onderdeel B;

  • f. artikel VIII, onderdeel D, onder 1.

Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 november 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Uitgegeven de vierentwintigste november 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel 1

Het leeuwendeel van de wet treedt, met inachtneming van het rijksbeleid inzake de vaste verandermomenten, ingaande 1 januari 2021 in werking.

Artikel 2

Voor artikel 2 wordt de inwerkingtreding bepaald op 1 augustus 2021. Het streven is dat er met ingang van dat tijdstip een algemene maatregel van bestuur is vastgesteld. Daarin zal zijn uitgewerkt hoe de mate van het studiesucces van een beroepsopleiding kan worden beoordeeld.

Artikel 3

De bepalingen, genoemd in dit artikel, zijn in het wetsvoorstel opgenomen door aanneming van het amendement van de Kamerleden Bisschop, Van Meenen en Rog (Kamerstukken II 2019/20, 35 102, nr. 20). Vanwege de zorgen over de consequenties van het amendement, is de Inspectie van het Onderwijs gevraagd om middels een uitvoeringstoets deze consequenties in beeld te brengen, voordat de desbetreffende bepalingen in werking treden. Deze bepalingen moeten daarnaast in samenhang met de doorstroomtoets worden behandeld. Om die reden worden de bepalingen en de uitkomsten van de uitvoeringstoets meegenomen in de afronding van het wetsvoorstel doorstroomtoetsen po. De beoogde inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is 1 augustus 2022, tevens het moment van inwerkingtreding van de uit het amendement voortkomende wetsbepalingen.

Artikel 4

Deze artikelen betreffen aanvullende voorschriften voor bewegingsonderwijs. In artikel XIV van de wet is reeds geregeld dat deze bepalingen in werking treden met ingang van drie jaar na de dag volgend op de datum van uitgifte in het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, derhalve op 9 juli 2023.

Artikel 5

Om verschillende redenen treden deze bepalingen niet of nog niet in werking.

  • a. Artikel I, onderdeel S, beoogde een eerdere misslag te herstellen door vernummering van een tweede lid tot derde lid. Inmiddels is dit hersteld in de Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool (Stb. 2017, 327), in artikel VIA, onderdeel A.

  • b. Artikel II, onderdeel H: het hier genoemde artikel 27a van de Wet op het voortgezet onderwijs heeft ingevolge artikel I, onderdeel B, van de Wet gelijke kans op doorstroom naar havo en vwo (Stb. 2020, 121), die op 1 augustus 2020 in werking is getreden, een nieuwe tekst gekregen. Het artikel 27a is hernummerd tot 27a1. De wijziging van artikel 27a1 (nieuw) zal daarom in een ander wetsvoorstel worden opgenomen.

    De wijziging in onderdeel P is niet meer nodig, nu die inmiddels is geregeld in de Wet afschaffing rekentoets VO (Stb. 2020, 233), in artikel I, onderdeel C.

  • c. Artikel III, onderdeel M, beoogde een eerdere misslag te herstellen door vernummering van een tweede lid tot derde lid. Inmiddels is dit hersteld in de Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool (Stb. 2017, 327), in artikel VIA, onderdeel B.

  • d. Artikel VI, onderdeel D: deze wijziging is inmiddels overbodig, omdat de zinsnede niet meer in het artikel voorkomt sinds de wijziging van het artikel in de Verzamelwet OCW 2020 (Stb. 2020, 76), in artikel IV, onderdeel G.

  • e. Artikel VII, onderdeel B: het hier genoemde te wijzigen artikel 24l, onderdeel f, van de Wet op het onderwijstoezicht is ingevolge artikel 35, onderdeel B, van de Wet register onderwijsdeelnemers inmiddels komen te vervallen.

  • f. Artikel VIII, onderdeel D, regelt dat de verplichte instemming van de medezeggenschapsraad bij vaststelling of wijziging van de onderwijs- en examenregeling in artikel 10, eerste lid, onder b, van de Wet medezeggenschap op scholen komt te vervallen. Bij deze wijziging is per abuis geen rekening gehouden met de wenselijkheid dat in het voortgezet onderwijs de medezeggenschapsraad bij vaststelling of wijziging van de onderwijs- en examenregeling om instemming wordt gevraagd. Onder de onderwijs- en examenregeling wordt in ieder geval verstaan het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting (artikel 31 Eindexamenbesluit VO). In de praktijk worden het examenreglement en PTA op basis van de Wet medezeggenschap op scholen al steeds voorgelegd aan de medezeggenschapsraad.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven