Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2020, 204 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2020, 204 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Milieu en Wonen van 5 december 2019, nr. 2019-0000602340;
Gelet op de artikelen 4.1, vierde lid, en 4.3, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en de artikelen 2.24, eerste lid, 2.28, aanhef en onder e, en 16.15, eerste lid, van de Omgevingswet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 februari 2020, nr. W04.19.0399/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 mei 2020, nr. 2020-0000129507;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, wordt onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel f door «, of» een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
In artikel 2.3.1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde het volgende onderdeel ingevoegd:
gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor recreatief nachtverblijf of gebouwen voor recreatief dagverblijf waar dranken worden geschonken, eten en drinkwaren voor consumptie worden bereid of verstrekt, of waar recreatieve activiteiten plaatsvinden;.
C
Artikel 2.3.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. recreatieve bebouwing.
2. Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Bij provinciale verordening worden in het belang van de bescherming en instandhouding van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van het kustfundament regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen in afwijking van een bestemmingsplan voor zover het gaat om recreatieve bebouwing.
5. Tot de kernkwaliteiten en collectieve waarden van het kustfundament behoren:
a. vrij zicht en grootschaligheid;
b. de natuurlijke dynamiek van het kustsysteem;
c. robuuste waterstaat;
d. het contrast tussen compacte bebouwingskernen en uitgestrekte onbebouwde gebieden;
e. het contrast tussen kustfundament en achterland;
f. kusterfgoed in duingebied en achterland;
g. specifieke kenmerken kustplaats in relatie tot achterland, en
h. specifieke gebruikskwaliteiten.
D
In artikel 2.3.6 wordt na «in artikel 2.3.5» ingevoegd «, eerste lid».
E
Artikel 2.4.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel e wordt toegevoegd «en specifiek daaraan verbonden bedrijfsactiviteiten».
2. In onderdeel f wordt «en het beheer» vervangen door «, verbetering of het beheer».
3. In onderdeel h wordt na «waterrecreatie» ingevoegd «of extensieve uiterwaardrecreatie».
4. Onderdeel m vervalt onder verlettering van onderdeel n tot onderdeel m.
5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m (nieuw) door een puntkomma worden de volgende onderdelen toegevoegd:
n. de verbetering van de waterkwaliteit;
o. de verwezenlijking van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het agrarisch, landschappelijk of daarmee vergelijkbaar beheer van het rivierbed;
p. het behoud of herstel van cultuurhistorische landschapselementen;
q. de verduurzaming van de energievoorziening van bestaande voorzieningen in het rivierbed;
r. de opwekking van zonne- of windenergie en die activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.
F
In artikel 2.4.5 wordt «artikel 2.4.4, onder j tot en met m,» vervangen door «artikel 2.4.4».
G
In artikel 2.6.2, achtste en negende lid, wordt «Onze Minister van Defensie» vervangen door «Onze Ministers van Defensie en van Infrastructuur en Waterstaat».
H
Artikel 2.6.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift en het eerste lid vervalt «militaire».
2. In het tweede lid vervalt «door hun hoogte».
3. In het derde en vijfde lid wordt «Onze Minister van Defensie» vervangen door «Onze Ministers van Defensie en van Infrastructuur en Waterstaat».
4. In het zesde lid wordt na «Onze Minister van Defensie» ingevoegd «, waar nodig in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat,».
I
Aan artikel 2.8.6, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel y door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:
z. Platformen Borssele Alpha en Beta – Borssele;
aa. Platformen Hollandse Kust (zuid) Alpha en Beta – Maasvlakte.
J
Bijlage 3 wordt vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage 1.
K
Bijlage 5 wordt vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage 2.
L
Bijlage 5.5 wordt vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage 3.
Het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5.40 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel c, onder 3°, wordt «; en» vervangen door «;».
2. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «; en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor recreatief nachtverblijf of gebouwen ten behoeve van recreatief dagverblijf waar dranken worden geschonken, eten en drinkwaren voor consumptie worden bereid of verstrekt, of waar recreatieve activiteiten plaatsvinden.
B
In artikel 5.43 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
C
In artikel 5.44 vervalt onderdeel e onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door «; en» en onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel d door een punt.
D
Artikel 5.46 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel e wordt na «scheepswerven voor beroeps- of pleziervaartuigen» ingevoegd «en specifiek daaraan verbonden activiteiten als bedoeld in artikel 3.144 van het Besluit activiteiten leefomgeving».
b. In onderdeel f wordt na «het beheer» ingevoegd «of de verbetering».
c. Onder verlettering van de onderdelen g tot en met n tot h tot en met o wordt na onderdeel f een onderdeel ingevoegd, luidende: g. de verbetering van de waterkwaliteit;.
d. In onderdeel i (nieuw) wordt na «waterrecreatie» ingevoegd «of extensieve uiterwaardrecreatie».
e. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o (nieuw) door een puntkomma worden de volgende onderdelen toegevoegd:
p. de aanleg van voorzieningen voor het agrarisch, landschappelijk of daarmee vergelijkbaar beheer van het rivierbed;
q. het behoud of herstel van landschappelijke elementen of cultureel erfgoed;
r. verduurzaming van de energievoorziening van bestaande voorzieningen in het rivierbed; en
s. de aanleg van voorzieningen voor elektriciteitsopwekking door zonne- of windenergie die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.
2. In het tweede lid wordt «onderdeel n» vervangen door «onderdeel o».
E
Het opschrift van artikel 5.155 komt te luiden: Artikel 5.155 (geen belemmeringen voor militair radarbeeld)
F
Aan artikel 5.161a wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De artikelen 5.150, vijfde lid, en 5.155 zijn van overeenkomstige toepassing op de locatie rondom radarstations, genoemd in bijlage XIV, onder F.
G
Na artikel 7.1 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Het kustfundament is de locatie, bedoeld in artikel 5.39.
2. Bij omgevingsverordening worden in het belang van de bescherming en instandhouding van de kernkwaliteiten van het kustfundament regels gesteld over regels in omgevingsplannen als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van de wet, voor zover het gaat om gebouwen en bouwwerken als bedoeld in artikel 5.40, tweede lid, onder e.
3. Tot de kernkwaliteiten van het kustfundament behoren:
a. vrij zicht en grootschaligheid;
b. de natuurlijke dynamiek van de kust;
c. robuuste waterstaat;
d. het contrast tussen compacte bebouwingskernen en uitgestrekte onbebouwde gebieden;
e. het contrast tussen kustfundament en achterland;
f. kustgebonden cultureel erfgoed in duingebied en achterland;
g. specifieke kenmerken van kustplaatsen in relatie tot het achterland; en
h. specifieke gebruikskwaliteiten.
H
Bijlage XIV wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift van onderdeel E wordt «het radarbeeld» vervangen door «het militaire radarbeeld».
2. Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Gebieden waar bouwwerken het radarbeeld kunnen verstoren zijn de locaties rondom de volgende radarstations: |
Hoogte antenne ten opzichte van NAP (m) |
Maximale hoogte van bouwwerken ten opzichte van NAP binnen een straal van 15 km rondom het radarstation |
Maximale hoogte van de tippen van windturbines ten opzichte van NAP buiten een straal van 15 km tot 75 km rondom het radarstation (m) |
---|---|---|---|
Luchthaven Schiphol (TAR West) |
37 |
De maximale hoogte van een bouwwerk, bedoeld in artikel 5.155, eerste lid, de hoogte van de antenne vermeerderd met 0,004363 keer de afstand van de locatie waar het bouwwerk wordt toegelaten tot de locatie van de radar in meters. |
102 |
I
In bijlage XV, onder C, wordt na «Oterleek – lijn Diemen – Ens;» ingevoegd
«Platformen Borssele Alpha en Beta – Borssele;
Platformen Hollandse Kust (zuid) Alpha en Beta – Maasvlakte;».
Het Omgevingsbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4.28, eerste lid, onder b, wordt na «Besluit kwaliteit leefomgeving» ingevoegd «als het gaat om mogelijke gevolgen voor het militaire radarbeeld».
B
Artikel 4.30, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d wordt verletterd tot e.
2. Onder vervanging van «; of» aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. een omgevingsplanactiviteit in een radarverstoringsgebied als bedoeld in artikel 5.155, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving als het gaat om mogelijke gevolgen voor het civiele radarbeeld; of.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 27 mei 2020
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Uitgegeven de vijfentwintigste juni 2020
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Deze wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) maakt het mogelijk om onder voorwaarden recreatieve bebouwing te realiseren in het kustfundament (paragrafen 2 en 3). Eerder waren hiertoe op nationaal niveau al afspraken gemaakt in het zogenaamde kustpact. Het uitgangspunt dat de waterveiligheid gegarandeerd is, blijft hierbij onverkort gelden.
Andere onderwerpen in deze wijziging van het Barro zijn de doorwerking van de Beleidsregels grote rivieren (paragraaf 4), de inpassing van civiele radarstations conform systematiek militaire radarstations (paragraaf 5) en de aanwijzing van enkele hoogspanningsverbindingen (paragraaf 6).
Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om bijlage 5.5 van het Barro met een kaartbeeld dat niet overeenkwam met de feitelijke situatie aan te passen.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, voorzien per 1 januari 2021, vervalt het Barro. De regels van het Barro worden dan vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl). Artikel II van dit wijzigingsbesluit voorziet erin dat de nieuwe regels met de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden gecontinueerd in het Bkl en het Omgevingsbesluit. Om beter aan te sluiten bij de terminologie van de omgevingswetgeving kan de bewoording in het Bkl soms afwijken van die in het Barro. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit geen inhoudelijke verandering impliceert.
Het Barro borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR). Het onderhavige besluit brengt enkele wijzigingen aan in het Barro. De wijzigingen hebben in het bijzonder als doel de regels in het Barro voor het bouwen in het kustfundament (titel 2.3) te actualiseren naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen in beleid en gewijzigde omstandigheden in de praktijk.
Op 21 februari 2017 heeft de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu met de partijen die bij de bescherming en ontwikkeling van de Nederlandse kust zijn betrokken het kustpact ondertekend (Stcrt. 2017, 11009). Deze brede coalitie bestond uit provincies, gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat, natuur- en milieuorganisaties, drinkwaterbedrijven, StrandNederland, NBTC Holland Marketing, RECRON, Koninklijke Horeca Nederland, HISWA en Staatsbosbeheer. Na ondertekening is het kustpact ook aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2016/17, 29 383, nr. 278).
In het kustpact is vastgelegd dat voor het kustgebied, met het strand, de duinen en gebieden landinwaarts, zones worden aangewezen waar géén nieuwe recreatieve bebouwing is toegestaan, waar wél en waar onder voorwaarden. Het Rijk heeft de kernkwaliteiten en collectieve waarden van de kust, die de provincies in samenwerking met de partijen hebben uitgewerkt, en de nationale belangen in het kustgebied verwerkt in de nationale omgevingsvisie (artikel 3.1 Omgevingswet).
Het resultaat van het kustpact is dat de partijen gezamenlijk aan de hand van gezamenlijke kernkwaliteiten en collectieve waarden voor de kust van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Holland een zonering hebben opgesteld waarin is uitgewerkt waar geen nieuwe recreatieve bebouwing is toegestaan, waar wel en onder welke voorwaarden. De provincie Fryslân zet het bestaande terughoudende beleid voort ten aanzien van nieuwe recreatieve bebouwing in de kustzone van de Waddeneilanden en werkt bij het actualiseren van de provinciale omgevingsvisie een zonering uit.
De provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland hebben de zonering vertaald in een geactualiseerd beleid met een kaartbeeld voor de kustzone en in regels in de provinciale verordeningen. Het College voor Rijksadviseurs heeft het landelijk resultaat van de zonering beoordeeld en in het advies «kwaliteit van de kust» toekomstgerichte handvatten voor het realiseren van ruimtelijke kwaliteit in het kustgebied gegeven. Bij brief van 5 juli 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 29 283, nr. 303) is aan de Tweede Kamer voor de eerste keer gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering van het kustpact. Bij brief van 6 juni 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 29 383, nr. 326) is opnieuw gerapporteerd.
Zoals afgesproken in het kustpact wordt op rijksniveau het nationale beleid en de regelgeving voor de kust aangepast en gestroomlijnd aan de hand van de door de kustpactpartners opgestelde zonering voor de kust. Het nationale belang van de waterveiligheid voor de kust blijft hierbij wel gegarandeerd.
In dit kader bleek dat vooral artikel 2.3.5 Barro (bouwen in het kustfundament buiten stedelijk gebied) een belemmering kan vormen voor ruimtelijke recreatieve ontwikkelingen die de nieuwe provinciale zonering in Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland mogelijk heeft gemaakt. Artikel 2.3.5 Barro gaf immers -behoudens uitzonderingen- een absoluut verbod om in een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden buiten het stedelijk gebied ten opzichte van het daaraan voorafgaande geldende bestemmingsplan nieuwe bebouwing mogelijk te maken.
Door in het Barro recreatieve bebouwing toe te voegen aan de reeds bestaande uitzonderingen op het verbod in artikel 2.3.5 vervalt het eerdere verschil in de normering die het Barro stelt voor het mogelijk maken van bebouwing in het kustfundament en de geactualiseerde provinciale zonering voor recreatieve bebouwing voor de kustzone zoals die is vastgelegd in regels in de provinciale verordeningen van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Holland.
Dit betekent in de praktijk dat de bouw of uitbreiding van jaarrond strandpaviljoens, hotels en dergelijke die past in het geactualiseerde provinciale beleid en verordeningen in bestemmingsplannen of via de verlening omgevingsvergunningen mogelijk wordt. Voor de goede orde: naast een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een bouwwerk zal voor activiteiten in veel gevallen ook een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk zijn.
Daarnaast worden de afspraken van het kustpact bestendigd door het Barro aan te vullen met een instructieregel aan provincies om in provinciale verordeningen in het belang van de bescherming en instandhouding van de kernkwaliteiten en collectieve waarden in het kustfundament regels te stellen voor recreatieve bebouwing. Dit zijn kernkwaliteiten en collectieve waarden die de basis vormen voor de vastgestelde zonering in het kader van het kustpact en die zich lenen voor een instructieregel. De provinciale regels verwijzen op dit moment naar een kaartbeeld waarmee de zonering is weergegeven. Vanuit het Rijk wordt er vanuit gegaan dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving worden opgedragen aan andere overheden blijvend goed door hen worden behartigd.
Het gaat om de volgende, nu in artikel 2.3.5, vijfde lid, van het Barro vermelde kernkwaliteiten en collectieve waarden: vrij zicht en grootschaligheid, natuurlijke dynamiek van het kustsysteem, robuuste waterstaat, contrast tussen compacte bebouwingskernen en uitgestrekte onbebouwde gebieden, contrast tussen kustfundament en achterland, kusterfgoed in duingebied en achterland, specifieke kernmerken kustplaats in relatie tot achterland en specifieke gebruikskwaliteiten. In het kustpact zijn deze kwaliteiten en waarden terug te vinden in artikel 3 en de daarbij behorende bijlage.
Langs de gehele Noordzeekustlijn is het mogelijk om vrijwel onbelemmerd de horizon te zien. Op zee en langs de kust is het landschap grootschalig en weids. Zowel naar zee als langs strand en kustlijn zijn vergezichten mogelijk. De aaneengesloten duingebieden vormen samen een grootschalig reliëfrijk landschap, waar weidsheid en beslotenheid elkaar afwisselen. Het vrije zicht wordt plaatselijk inmiddels wel beïnvloed door bijvoorbeeld windmolenparken in zee, booreilanden, de Maasvlakte en ankerplaatsen van grote schepen. Ook staat op veel plaatsen langs en op het strand tijdelijke en permanente strandbebouwing en de druk om meer te bouwen neemt toe. In een verder verstedelijkend land is een zo min mogelijk belemmerd zicht vanaf de kustlijn een landschappelijke kwaliteit die steeds zeldzamer wordt. Het vrije zicht zet zich ook voort aan de landzijde van het strand. Op hoge punten is vaak tot aan de horizon een landschap van duinen (of dammen) te zien. Belangrijk onderdeel van de weidsheid en leegte is ook de beleefbaarheid van de duisternis aan de kust.
Dankzij het onbelemmerde zicht langs de kustlijn zijn de grote geologische structuren en processen herkenbaar die aan de basis staan van de vorming van West- en Noord-Nederland. Op het strand is het mogelijk deze structuren over afstanden van vele tientallen kilometers te overzien. Dat geldt zowel voor de afwisseling van eilanden en (afgedamde) zeegaten in Zuidwest Nederland, voor de Waddeneilanden met hun tussenliggende gaten en diepen, als voor de concave vorm van de Hollandse Noordzeekust.
Het gehele strand is vrij toegankelijk, zonder privéstranden, hekken of verboden zones. De toegankelijkheid zoneert het strand en de kust op een «natuurlijke» manier. Dankzij een beperkt aantal voor auto’s toegankelijke strandopgangen zijn er altijd, zelfs in de zomer, stille stranden te vinden. De duingebieden zijn ook toegankelijk, maar er zijn diverse delen zoals sommige natuurgebieden en waterwinlocaties die restrictief toegankelijk zijn.
De Nederlandse kust kan worden beleefd als een groot natuurgebied. Op regelmatige afstanden liggen kustplaatsen, die, doordat ze beperkt in omvang zijn gebleven, slechts incidenten zijn binnen de langgerekte duinzone. Den Haag is de enige grote stad aan de kust. Vlissingen aan de Westerschelde heeft ook een lange stedelijk kustlijn: een bebouwde boulevard van circa 2,3 km en in het verlengde hiervan de «groene boulevard».
De kust is bij uitstek het gebied waar natuurlijke dynamiek zich openbaart. Mensen komen naar het strand om water, zon, wind en storm te voelen. Op het strand is de werking van natuurlijke processen direct te ervaren. In het tijdsverloop van een dag verandert de grootte en de vorm van het strand door zeestromingen en eb en vloed. Binnen het tijdsverloop van een seizoen treden op veel stranden zichtbare veranderingen op door vorming van zandbanken, door duinafslag en soms ook door beginnende duinvorming. Het ecosysteem van de Waddenzee en waddenkust heeft een grote natuurwaarde in de wisselwerking van eb en vloed.
In het kustgebied is zichtbaar hoe het landschap zich door natuurlijke processen, vaak in samenspraak met menselijk ingrijpen, vormt of heeft gevormd. Van de duinen is afleesbaar hoe ze zijn opgestoven door wind. Slufters en kreken bestaan bij de gratie van het getij en zandbanken en zeegaten hangen samen met zeestromingen.
Meer landinwaarts in de duinen beslaat de dynamiek een grotere tijdspanne, maar is nog altijd duidelijk dat het landschap het resultaat is van het natuurlijke proces van duinvorming. In het duinlandschap is bovendien een voor iedereen leesbare gradiënt zichtbaar, die wordt bepaald door de zoute wind. Aan de zeekant groeit alleen korte vegetatie met helmgras. Meer landinwaarts verschijnt struweel, dat weer wordt opgevolgd door lage, vaak van de wind af groeiende bomen. In de duinpannen staan lage bossen met eik, berk en meidoorn. Hier en daar zijn de duinen bedekt met aangeplante naaldbossen. In de beschutting direct achter de duinen, vaak in landgoederen, komen hoger opgaande loofbossen voor. De natuurlijkheid van de duinen wordt nog versterkt doordat de duinen onbewoond zijn, ondanks vele vroegere pogingen tot ontginning. Juist de elementen, wind, zout en arme zandgrond, maakten bewoning en agrarisch gebruik bijzonder moeilijk.
Het strand is in hoofdzaak en zeker buiten de grote badplaatsen vrij gebleven van permanente bouw. Bebouwing, in de vorm van strandpaviljoens en strandhuisjes, staat er in veel gevallen alleen in het zomerseizoen. Zo verandert het beeld van het strand met de seizoenen. Door hun tijdelijke karakter bieden de paviljoens (wat betreft bereikbaarheid en type gebouw) een heel ander beeld dan de bebouwing op de boulevard. Steeds vaker krijgen strandpaviljoens overigens een permanent karakter.
De artificiële kustverdedigingswerken langs de Noordzeekust, gemaakt van basalt, beton en asfalt, vormen een enorm contrast met de zandige natuurlijk ogende, zeewering van duinen en zeereep. Ze liggen op plekken waar de zee ooit toegang had tot het achterland en een bedreiging vormde voor de bevolking en vertellen daarmee het verhaal van de strijd tegen de zee. Het belang van de veiligheid is vooral te ervaren in de enorme schaal van de kustverdedigingswerken en de ongenaakbaarheid waarmee ze de branding en stormen kunnen weerstaan. Daarmee drukken ze als geen ander de noodzaak uit die de waterstaatswerken voor Nederland hebben. Voorbeelden zijn de Hondsbossche Zeewering, de dammen van de Deltawerken, maar ook diverse stuifdijken, strekdammen als de Delflandse hoofden of de palenrijen op Zeeuwse stranden.
De eerste bebouwing langs de kust waren kleine vissersdorpen, als kleine compacte clusters van bebouwing in een verder ongerept duinlandschap: een groot contrast. De compacte dorpen zijn in de loop van de jaren uitgegroeid tot grotere badplaatsen, waarvan sommige met een stenige en bebouwde boulevard aan het strand.
Parallel aan de kust ligt een netwerk van wegen met af en toe een zijweg tot op het strand. Aan de strandzijde van de boulevards en bij sommige strandopgangen is in de afgelopen decennia zowel tijdelijke als permanente bebouwing verschenen, zoals strandtenten, clubhuizen, vakantiehuisjes en kleedhokjes. Soms strekt deze bebouwing zich als een sliert uit langs het strand, soms is er maar een enkele strandtent en soms is er bij een strandopgang helemaal geen bebouwing.
Voor de beleving van natuur, vrijheid en ongereptheid is dit contrast tussen relatief kleine en compacte bebouwingskernen en uitgestrekte duingebieden en het strand daartussen van grote waarde. Hier kunnen mensen zich ver van de bewoonde wereld wanen in een landschap dat nog elke dag verandert door de inwerking van natuurkrachten en waarin de hand van de mens afwezig lijkt te zijn.
De leegte, rust en natuurlijkheid van het Nederlandse kustgebied staan in scherp contrast met de drukte en het menselijke gebruik van het achterland. Dat geldt vooral voor het deel van de kust dat tegen de Randstad aan ligt. Op de grens tussen duinen en achterland (de binnenduinrand) is dat contrast het scherpst te ervaren.
Het landschap van het kustgebied onderscheidt zich sterk van het omliggende landschap. Dat ligt in de eerste plaats aan de geomorfologie en natuurlijkheid van de duinen, die een enorm contrast vormen met het volledig door mensen vormgegeven en – vooral in de Randstad – dichtbevolkte achterland. Dit maakt het kustgebied een aantrekkelijke bestemming voor recreanten.
Aan de binnenduinrand bestaat bij uitstek de mogelijkheid om het artificiële karakter van het Nederlandse cultuurlandschap te ervaren in contrast met de natuurlijke duinen. In zekere zin is dit een van de sterkste landschapscontrasten van Nederland.
In de richting loodrecht op de kustlijn wordt de kust gekenmerkt door een grote variatie aan landschappen, op korte afstand van elkaar, ieder met hun eigen landschappelijke karakter en fysieke en natuurlijke gesteldheid en met voor Nederlandse begrippen relatief grote hoogteverschillen. De overgangen tussen de verschillende landschappen, met hun verschillende leefmilieus, zijn vanuit ecologisch oogpunt, maar ook vanuit beleefbaarheid, bijzonder waardevol.
Globaal gaat het om zee – strand – zeereep – jonge duinen – duinvalleien – binnenduinrand – polder.
Hoewel strand, zeereep en duinen een natuurlijke uitstraling hebben, zijn ze mede gevormd door menselijk ingrijpen. De zeereep (de eerste duinenrij) en de hoge duinwal langs de binnenduinrand (zand vastgelopen in begroeiing) zijn de resultaten van menselijk ingrijpen. De duinen zelf herbergen de sporen van (vroeger) menselijk gebruik. Langzamerhand verdwijnen deze weer onder het stuivende zand. Dat representeert de barheid van het duingebied. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om bekende of te verwachten archeologische monumenten, landbouwontginningen, bossen, verdedigingslinies en forten, drinkwaterwinning, recreatieterreinen, maar ook om oude wegen, gedenktekens, grenspalen, vakantiekolonies en sanatoria.
Ook kustplaatsen en het achterland hebben specifieke kustkenmerken. Vaak zijn ze nauwelijks (meer) zichtbaar of beleefbaar, maar ze hebben de potentie om het «kustgevoel» landinwaarts te brengen en daarmee de ruimtelijke kwaliteit of de waardering van het achterland te verhogen.
In de meeste kustplaatsen is in het reliëf en de stedelijke opbouw de (historische) vormende invloed van de kust met kennis van zaken nog te herkennen. Het reliëf – zoals de hoogteverschillen tussen straten – geeft kustplaatsen plaatselijk een bijzondere sfeer. Het is de resultante van vroegere duinen, met ontzandingen en met de afwisseling van strandwallen en strandvlakten. De geologische opbouw van het kustgebied is vaak terug te lezen in de bebouwing en het stratenpatroon, vooral in Den Haag/Scheveningen. In Noord-Holland zijn de «dubbeldorpen» interessant: Bergen – Bergen aan Zee, Egmond – Egmond aan zee.
Gebruikskwaliteiten van het kustgebied spelen een belangrijke rol in de waardering ervan, bijvoorbeeld in de vorm van recreatieve voorzieningen, recreatief gebruik, havens en infrastructuur. Het strand is de grootste openbare ruimte (op het land) van Nederland, voor iedereen vrij toegankelijk.
Kustplaatsen bieden een brede keuze aan sferen voor verblijf. In Den Haag en Scheveningen kan in een grootstedelijke sfeer winkelen of uitgaan worden gecombineerd met een bezoek aan het strand. Daarnaast zijn er kleinere kustplaatsen, zoals Katwijk, die meer het karakter hebben van een familiebadplaats. Zandvoort heeft een tussenpositie. Kenmerkend voor veel badplaatsen is de boulevard, die het mogelijk maakt om de smalle strook langs het water zo goed mogelijk te benutten. Op de Waddeneilanden en langs de kust van Zuidwest Nederland ontbreken boulevards (met uitzondering van Vlissingen).
Naast kustplaatsen direct aan zee ligt er een reeks van kustplaatsen achter de duinen. In en tussen deze plaatsen is het recreatielint ontstaan dat wel wordt aangeduid als de «Langste Stad». Campings, huisjesterreinen, kamerverhuur en huisjes in de tuin zorgen voor een enorm potentieel aan overnachtingsmogelijkheden achter de duinen.
In de duinen zijn relatief weinig hotels en campings. De recreatieve voorzieningen bestaan vooral uit fiets- en wandelpaden en strandopgangen. Bij de meeste strandopgangen liggen enkele strandpaviljoens. Bij grote badplaatsen als Zandvoort/Bloemendaal en Scheveningen ligt een uitgestrekt lint van paviljoens. Veel paviljoens staan er alleen in het zomerseizoen. De boulevards zelf zijn wel vastbebouwde plekken langs de kust.
In 2016 heeft een evaluatie van de Beleidslijn grote rivieren plaatsgevonden. Daarbij is ook gekeken naar de Beleidsregels grote rivieren (Bgr), die het kader vormen voor het verlenen van watervergunningen in het rivierengebied door Rijkswaterstaat. De Bgr richten zich op handhaving van de veiligheid van het achterland tegen overstromingen vanuit de grote rivieren. Hierdoor gelden randvoorwaarden voor activiteiten in het rivierbed. De eerste randvoorwaarde is het behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed onder normale en maatgevende hoogwaterstanden. De tweede randvoorwaarde is het tegengaan van ontwikkelingen die de mogelijkheid tot rivierverruimingen door verbreding en verlaging van het rivierbed onmogelijk maken. De conclusie van de evaluatie was dat op punten meer ruimte geboden kan worden voor ontwikkelingen, zonder dat dit ten koste gaat van het waterbelang.
De waterveiligheidsdoelen zijn goed geborgd. Echter, de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, dan wel de mogelijkheden om een integrale afweging te maken tussen de waterveiligheidsdoelen en ruimtelijke ontwikkelingen, werden als beperkt ervaren. Binnen het doel en de randvoorwaarden van de Bgr zouden meer initiatieven mogelijk gemaakt kunnen worden dan waarvoor de Bgr tot de inwerkingtreding van het onderhavige besluit ruimte boden. Door de Bgr aan te passen, krijgen initiatiefnemers bewegingsvrijheid om ruimtelijke ontwikkelingen te ontplooien. Zo kunnen in uiterwaarden activiteiten voor extensieve uiterwaardrecreatie worden ontplooid, zoals het aanleggen van fiets- en wandelpaden, wordt het mogelijk om beheeractiviteiten in uiterwaarden uit te voeren en kan verduurzaming van de energievoorziening plaatsvinden door bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen in het rivierbed toe te staan. Dit komt ten goede aan de vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Door meer ruimte te bieden in het rivierbed voor duurzame energievoorzieningen wordt uitvoering gegeven aan het regeerakkoord op het punt van duurzame energie.
Dit traject is afgerond. De wijziging van de Bgr is 1 juli 2018 in werking getreden (Stcrt. 2018, 36070). Het Barro is hierop nog niet één-op-één aangepast. Het is wel nodig dat het Barro op het gebied van de verruiming van het regime identieke regels bevat als de Bgr, anders zou blijvend sprake zijn van tegenstrijdige regelgeving. Die aanpassing krijgt vorm in het onderhavige besluit.
De meest actuele kaarten voor de grote rivieren (Bijlage 3 bij het Barro, Grote Rivieren) zijn naar de stand op 1 januari 2020 ingevoegd, juist om de nieuwe regels vanaf de beoogde datum van inwerkingtreden goed te kunnen toepassen.
Doelstelling van deze wijziging van het Barro is het voorzien in de mogelijkheid dat de civiele radarstations in beheer bij Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) eenzelfde planologische bescherming krijgen als de militaire radarstations zonder dat deze stations een militaire bestemming krijgen. De Nederlandse civiele en militaire luchtverkeersleidingsdiensten werken intensief samen om een veilige verkeersafwikkeling te garanderen. Goede radarbeelden zijn onontbeerlijk voor een goed zicht op het luchtverkeer en daarnaast om de nationale veiligheid in het algemeen te ondersteunen. Om dit te bereiken gebruiken de diensten elkaars radardata. De verkeersleidingsradars vormen daarmee in feite één samenhangend systeem (multi-radar).
Radarsystemen zijn gevoelig voor verstoring door (met name maar niet alleen) hoge bouwwerken en bewegende objecten. Hierdoor kan het zicht op het luchtverkeer worden beperkt. De toename van windparken zorgt ervoor dat radarsystemen ook op grotere afstand kunnen worden beïnvloed. De radarbeelden worden daardoor zonder maatregelen in toenemende mate verstoord.
Om de verstoringen tot een acceptabel niveau te beperken is in 2012 een toetsingssysteem geïntroduceerd voor de effecten van windparken (en hoge bouwwerken) op de militaire radarstations. Dit systeem is neergelegd in de Regeling algemene regeling ruimtelijke ordening (hierna: Rarro en is gebaseerd op de onderlinge samenhang van de militaire radarsystemen. De voortgaande groei van het aantal windparken in Nederland heeft ertoe geleid dat ook de civiele radarsystemen in toenemende mate participeren in de samenwerkende radarsystemen. Dit multi-radargebruik maakt het mogelijk om een eventueel dekkingsverlies van een radar als gevolg van bouwplannen van derden op te vangen met dekking van een andere radar. Hierdoor wordt de radarverstoring voor de luchtverkeersleidingsradars aanzienlijk gereduceerd. De mogelijkheden voor het realiseren van windparken en andere bouwplannen nemen daardoor toe.
Om de planologische bescherming van de militaire en civiele radarsystemen ook beter op elkaar af te stemmen, is het gewenst dat de civiele radarsystemen kunnen worden opgenomen in het systeem dat is neergelegd in de Rarro. Om dit mogelijk te maken dient het Barro hiervoor de voorwaarden te scheppen.
De aanpassing van de artikelen 2.6.2 en 2.6.9 van het Barro maakt het mogelijk om civiele radarsystemen op te nemen in de Rarro – en daarmee deze systemen dezelfde bescherming te bieden als militaire radarsystemen- zonder dat deze een militaire bestemming dienen te krijgen.
Tegelijkertijd is het streven erop gericht om de doelstellingen van de energietransitie te bevorderen. Deze aanpassing van het Barro zorgt er dan ook voor dat er meer mogelijkheden voor windenergie ontstaan, omdat er minder snel (ontoelaatbare) verstoringen van radarsystemen zullen optreden. De ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Defensie en Economische Zaken en Klimaat volgen de ontwikkelingen gezamenlijk in een periodiek overleg. Daarin zoeken zij ook samen naar oplossingen indien zich problemen in de relatie tussen windenergie en radarverstoring voordoen. Het aanwijzen van nieuwe radarstations en radarverstoringsgebieden, alsmede het zoeken naar de technische en organisatorische oplossingen in geval van opkomende problemen, vindt in goed interdepartementaal overleg plaats.
Nadat deze aanpassing van het Barro is doorgevoerd, wordt de Rarro geactualiseerd. In de Rarro worden daartoe de relevante civiele radarstations met de bijbehorende radarverstoringsgebieden opgenomen. Dit houdt in dat de bestaande bijlagen 8, 9 en 10 van de Rarro worden aangevuld. Tevens wordt de kaart van bijlage 8.4 aangepast.
In dit verband is met name de primaire verkeersleidingsradar van Schiphol (TAR West) van belang. Deze radar wordt tot nu toe planologisch uitsluitend beschermd binnen het werkingsgebied van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. Dat reikt echter niet tot de 75 km bescherming die deze radar nodig heeft. Opname in de Rarro zal de toetsingszone van deze radar gelijktrekken met de zones van de militaire primaire verkeersleidingsradars. Eveneens wordt de secundaire verkeersleidingsradar van Schiphol opgenomen. De zones van deze secundaire radars (15 km) blijven ongewijzigd zoals geregeld in respectievelijk het Luchthavenindelingbesluit en het vast te stellen Luchthavenbesluit.
Dit alles betekent dat het beschermingsregime van de in Nederland werkende radarstations gelijk wordt getrokken. Daarmee wordt het beschermingssysteem voor alle betrokkenen eenduidiger en voor zowel de civiele als de militaire radarstations sterker. Een gevolg voor met name de primaire radar van Schiphol (TAR West) is wel dat de bescherming ook op grotere afstand gaat werken, omdat de bescherming van deze radar tot nu toe beperkt blijft tot het werkingsgebied van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. Dit betekent niet dat er in de directe omgeving van de civiele radarstations minder ruimte is voor initiatieven (voor hoogbouw of turbines). De reden daarvoor is dat het voor initiatiefnemers (alsmede voor gemeenten) geen inhoudelijke veranderingen met zich mee brengt, doordat er in de directe omgeving van civiele radarstations al een toetsingsverplichting gold (die onveranderd blijft) en op wat grotere afstand al sprake was van een toetsingsverplichting vanwege de aanwezige militaire radarstations. Er hoeft geen extra toetsing te worden uitgevoerd.
Door het permanent koppelen van de civiele en militaire radarstations kunnen de radarsystemen elkaar beter ondersteunen. Dit brengt met zich mee dat verstoring veroorzakende obstakels als hoogbouw en windparken door meer radarsystemen worden afgedekt waardoor verstoring van radarbeelden minder groot zal zijn en er meer mogelijk is op het gebied van windenergie (en stedelijke hoogbouw). Deze wijziging die bij dezen voortaan geïnstitutionaliseerd is en die publiekrechtelijk is vormgegeven, leidt niet tot extra regelgeving. Wel wordt de werking van bestaande regels iets verruimd. Deze verruiming heeft niet alleen een positief effect voor de bescherming van de radarsystemen, maar ook voor het energiebeleid in Nederland.
In deze wijziging van het Barro zijn hoogspanningsverbindingen aangewezen die gemeenten op grond van het Barro (blijvend) moet borgen in het bestemmingsplan. Artikel 2.8.6 wijst tracés van hoogspanningsverbindingen aan die gemeenten op grond van artikel 2.8.7 (blijvend) moet borgen in het bestemmingsplan. Artikel I, onderdeel H, voegt aan artikel 2.8.6 een tweetal tracés toe, het Net op zee Hollandse Kust (zuid) en het Net op zee Borssele. Het Net op zee Hollandse Kust (zuid) betreft de verbindingen voor het transport van elektriciteit van platformen in het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) op zee naar de hoogspanningsstations Maasvlakte. Het Net op zee Borssele betreft de verbindingen voor het transport van elektriciteit van platformen in het windenergiegebied op zee voor de kust bij Borssele naar de hoogspanningsstations Borssele. Deze verbindingen zijn ook toegevoegd aan bijlage 5 van het Barro. De hoogspanningskabels op zee en op land zijn volledig ondergronds. De inpassingsplannen voor de aanleg van de twee hoogspanningsverbindingen zijn reeds onherroepelijk. Ter uitvoering van het inpassingsplan voor het Net op zee Hollandse Kust (zuid) bevat het bestemmingsplan Maasvlakte 2 (2018) een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders om de dubbelbestemming «Leiding – Leidingstrook» na realisatie van het kabeltracé onder voorwaarden te versmallen. Artikel 2.8.7, derde lid, van het Barro biedt gemeenten de ruimte om toepassing te geven aan deze wijzigingsbevoegdheid.
Dit besluit heeft als zodanig geen gevolgen ten aanzien van administratieve lasten voor burgers, bedrijven of instellingen. De regels van het Barro zijn gericht tot decentrale overheden die ruimtelijke besluiten nemen. Van bestuurlijke lasten voor decentrale overheden is evenmin sprake. Voor gemeenten gelden de regels van het Barro bij het opstellen van ruimtelijke besluiten die een wijziging inhouden ten opzichte van de geldende ruimtelijke besluiten. Daarmee zijn de gevolgen voor deze decentrale overheden er niet direct, maar pas op het moment dat daadwerkelijk ruimtelijke besluiten worden gewijzigd. Zelfs dan brengen de wijzigingen niet direct lasten met zich mee, maar zorgen ze er enkel voor dat bij het vaststellen van ruimtelijke besluiten de instructies van het Barro moeten worden opgevolgd. In artikel 2.3.5 (en opvolger artikel 5.40 Bkl) is bepaald dat bij provinciale verordening regels worden gesteld in het belang van de bescherming en instandhouding van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van het kustfundament over de inhoud van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen in afwijking van een bestemmingsplan, voor zover het recreatieve bebouwing betreft. Rijk en provincies hebben dit afgesproken in het kader van het kustpact.
De provinciale verordeningen zijn nu al aangepast aan het Barro, in het bijzonder aan artikel 2.3.5, vijfde lid, en dat zal ook in de toekomst -vanuit het kustpact- gewaarborgd moeten zijn.
Daartoe dient artikel 2.3.5, vierde lid. Het Adviescollege toetsing regeldruk deelt de analyse dat er geen (omvangrijke) gevolgen zijn voor de regeldruk en heeft om die reden geen formeel advies uitgebracht.
Bij de voorbereiding van dit besluit heeft afstemming plaatsgevonden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen. Conform de in artikel 4.3, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening voorgeschreven procedure is het ontwerp van dit besluit overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2019/20, 29 383, nr. 327) en in de Staatscourant (Stcrt. 2019, 17461) en langs elektronische weg bekendgemaakt. Daarmee is eenieder de gelegenheid geboden om opmerkingen over het ontwerp ter kennis van de minister te brengen.
Er zijn zes zienswijzen ontvangen. De zienswijzen van de gemeente Utrecht gaf aanleiding het werkingsgebied van de elektriciteitscentrale Merwedekanaal op de Barrokaart bijlage 5.5 te verkleinen. De zienswijze van het Havenbedrijf Rotterdam heeft geleid tot een precisering van de nota van toelichting ten aanzien van de hoogspanningsverbinding Hollandse Kust (Zuid). Het Barro regelt echter niet de door het Havenbedrijf gewenste specifieke radarbescherming voor scheepvaartverkeerdiensten. Artikel 2.1.2 (bepaling vrijwaringszone) en artikel 2.1.3 (veiligheid scheepvaart op vaarwegen) van het Barro beschermen de werking van die radars nu in algemene zin. Er is momenteel geen concrete aanleiding om hierin verandering te brengen. De overige zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het concept-besluit, omdat ze ingingen op onderwerpen die de beperkte reikwijdte van dit besluit te boven gingen.
De voorhang bij de Tweede Kamer heeft geleid tot schriftelijk overleg (Kamerstukken II, 2019/20, 29 383, nr. 334). Naar aanleiding van het schriftelijk overleg is de toelichting op enkele punten aangepast en is de kaart Grote Rivieren in het Bkl aangepast.
Aan iedere wijziging van het Barro waarbij informatie op kaarten wordt aangepast wordt conform de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten 2012 (STRI) een nieuw zogeheten planidentificatienummer toegekend. Dit nummer dient ter identificatie van het besluit op de website www.ruimtelijkeplannen.nl waar de kaartinformatie behorende bij het besluit voor eenieder raadpleegbaar is. Het onderhavige besluit heeft planidentificatienummer NL.IMRO.0000.BZKam11Barro-3025 dat met dit onderdeel aan het Barro wordt toegevoegd.
De omschrijving van het begrip recreatieve bebouwing is overeenkomstig de omschrijving van dat begrip in het kustpact. Het gaat om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor recreatief nachtverblijf of gebouwen voor recreatief dagverblijf waar dranken worden geschonken, eten en drinkwaren voor consumptie worden bereid of verstrekt, of waar recreatieve activiteiten plaatsvinden. Bij recreatieve activiteiten kan onder meer worden gedacht aan de opslag van kano’s.
Met het toevoegen van «recreatieve bebouwing» aan artikel 2.3.5, tweede lid, onderdeel c, wordt bepaald dat het bouwverbod, bedoeld in het eerste lid, -met inachtneming van het nieuwe vierde en vijfde lid- niet geldt indien er sprake is van recreatieve bebouwing.
Het nieuwe vierde en vijfde lid bepalen dat er in het kader van recreatieve bebouwing bij provinciale verordening regels worden gesteld. Centraal hierbij staan de kernkwaliteiten en collectieve waarden als verwoord in het vijfde lid. In het algemeen deel van deze toelichting is hierop al ingegaan. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.
Artikel 2.3.6 bepaalt dat de provincie Fryslân voor de Friese Waddeneilanden andere regels kan stellen ten aanzien van het bebouwen in het kustfundament buiten stedelijk gebied (artikel 2.3.5). Gelet op de bestaande praktijk is er geen reden om hiervoor andere regels te stellen in het kader van de aangepaste regels voor recreatieve bebouwing. De uitzondering is wel geclausuleerd tot het eerste lid.
De wijzigingen in de artikelen 2.4.4 en 2.4.5 houden verband met de implementatie van de Beleidsregels grote rivieren. In paragraaf 4 van deze nota van toelichting is hier al op ingegaan. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. Onderdeel f van artikel 2.4.4 betrof de verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen. Dit is nu uitgebreid met «verbetering». Hierbij kan gedacht worden aan afplaggen of kappen van houtopstanden met het oog op verbeterdoelen voor het natuurgebied.
Artikel 2.6.2, achtste en negende lid, maakt het mogelijk bij ministeriële regeling radarstations, onderscheidenlijk radarverstoringsgebieden aan te wijzen. Tot nu toe gebeurde dat in overeenstemming met de Minister van Defensie. Nu ook civiele radarsystemen hierbij worden betrokken is betrokkenheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangewezen. Ook diens instemming is nu vereist met deze aanvulling van het achtste en negende lid.
Nu artikel 2.6.9 zowel op militaire als op civiele radarstations betrekking heeft, is in de artikelomschrijving de beperking tot militaire radarstations geschrapt.
Het schrappen in artikel 2.6.9, tweede lid, van «door hun hoogte» maakt de bepaling dat er geen bestemmingen in de nabijheid van radarstations mogen worden gerealiseerd die onaanvaardbare gevolgen voor de goede werking van deze stations kunnen hebben, sterker. Negatieve effecten kunnen ook door andere oorzaken ontstaan zoals directe belemmering door nabijheid van gebouwen of verstoring door installaties zonder dat deze te hoog zijn.
Met de aanvulling van het derde, vijfde en zesde lid is nu ook de inbreng van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat geborgd.
Met de wijziging van artikel 2.8.6 worden de nieuwe hoogspanningsverbindingen aangewezen (onderdeel I). Onderdeel K betreft de desbetreffende aanvulling van bijlage 5 van het Barro met de nieuwe hoogspanningsverbindingen.
Bijlage 5.5 van het Barro voorziet in de aanwijzing van twee locaties in de gemeente Utrecht als vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking. Het aangewezen rechtergebied kwam echter niet overeen met de feitelijke situatie. Een flink deel van de noordelijke punt tot de kruising Keulsekade/Nijverheidsweg was nooit eigendom van het daar gevestigde energiebedrijf. De nieuwe bijlage 5.5 voorziet in een aanwijzing overeenkomstig de feitelijke situatie.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, voorzien per 1 januari 2021, vervalt het Barro. Artikel II van dit wijzigingsbesluit voorziet erin dat de nieuwe bepalingen in het Barro met de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden gecontinueerd in het Bkl.
Artikel 2.3.5 Barro (bouwen in het kustfundament) vindt regeling in artikel 5.40 en het nieuwe artikel 7.1a van het Bkl. Zie verder de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B.
De wijziging van artikelen 5.43, 5.44 en 5.46 van het Bkl betreft de implementatie van de Beleidsregels grote rivieren, waarop in paragraaf 4 van de nota van toelichting al is ingegaan. Met de formulering van het eerste lid, onderdeel q («het behoud of herstel van landschappelijke elementen of cultureel erfgoed») wordt aangesloten bij artikel 5.144, eerste lid, onderdeel c, Bkl.
Artikel 5.155 van het Bkl betreft regels ter bescherming van de militaire radarstations. Met dit onderdeel wordt het militaire aspect in het opschrift van het artikel verduidelijkt.
Aan artikel 5.161a Bkl wordt een lid toegevoegd om aangewezen civiele radarstations onder dezelfde bescherming te brengen als militaire radarstations (onderdeel F). Aan bijlage XIV wordt het nieuwe onderdeel F toegevoegd, met daarin de aanwijzing van luchthaven Schiphol (TAR West) als radarverstoringsgebied (onderdeel H).
De aanwijzing van hoogspanningsverbindingen gebeurde rechtstreeks in artikel 2.8.6 Barro. In het Bkl vindt aanwijzing plaats in bijlage XV, onder C. In artikel II, onderdeel E, van dit besluit worden door aanvulling van bijlage XV van het Bkl de tracés tussen de platformen Borssele Alpha en Beta – Borssele en de platformen Hollandse Kust (zuid) Alpha en Beta – Maasvlakte aangewezen als locaties voor en hoogspanningsverbinding.
Met de aanvulling van de artikelen 4.28 en 4.30 van het Omgevingsbesluit wordt de hiervoor al beschreven inbreng van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat ten aanzien van civiele radarstations naast die van de Minister van Defensie voor de militaire radarstations verzekerd.
Artikel I van dit besluit, de wijziging van het Barro, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij dit tijdstip zal artikel 10.9 Wet ruimtelijke ordening in acht genomen worden. Dat artikel bepaalt dat de wijzigingen van het Barro niet eerder in werking treden dan met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na dagtekening van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
De wijziging van het Bkl en het Omgevingsbesluit (artikelen II en III), als opvolger van het Barro, kunnen pas aan de orde zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Artikel IV voorziet voor deze onderdelen in inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2020-204.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.