Wet van 14 maart 2018 tot wijziging van de Waterwet en van de Wet maritiem beheer BES in verband met de uitvoering van de wijziging van het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (mariene geo-engineering)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de Waterwet en de Wet maritiem beheer BES te wijzigen met het oog op de regulering van mariene geo-engineeringsactiviteiten ter uitvoering van de op 18 oktober 2013 tot stand gekomen wijziging van het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972, zoals opgenomen in Resolutie LP.4(8) (Trb. 2014, 46);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Waterwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6.2, eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 6.3» vervangen door: artikel 6.3, eerste tot en met derde lid,.

B

Artikel 6.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt na «te ontdoen» ingevoegd «of die stoffen in zee te brengen ten behoeve van een activiteit als bedoeld in onderdeel d» en wordt de punt aan het slot vervangen door een puntkomma.

b. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. stoffen in zee te brengen vanaf of vanuit een vaartuig, luchtvaartuig of op de zeebodem opgericht werk ten behoeve van een activiteit waarbij bewust wordt ingegrepen in het mariene milieu om natuurlijke processen te beïnvloeden en die als zodanig is aangewezen in bijlage 4 bij het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (Trb. 1998, 134).

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het eerste lid, onderdelen a tot en met c, en het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:

    • a. het plaatsen van vaste substanties of voorwerpen met een ander oogmerk dan het zich er enkel van ontdoen;

    • b. het achterlaten van vaste substanties of voorwerpen die aanvankelijk in zee zijn geplaatst met een ander oogmerk dan het zich ervan ontdoen.

C

Na artikel 10.2 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 10.2a

  • 1. Een wijziging van bijlage 4 bij het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (Trb. 1998, 134) gaat voor de toepassing van artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel d, gelden met ingang van de dag waarop die wijziging internationaal in werking treedt, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

  • 2. Indien voorafgaand aan de dag, waarop artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van toepassing wordt op een activiteit voor die activiteit een watervergunning is verleend, berust deze op artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel d, mits de activiteit in bijlage 4 bij het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (Trb. 1998, 134) is aangemerkt als een activiteit waarvoor een vergunning kan worden verleend.

Artikel 10.3

Indien voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 tot wijziging van de Waterwet en van de Wet maritiem beheer BES in verband met de uitvoering van de wijziging van het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (mariene geo-engineering) (Stb. 98) voor een activiteit als bedoeld in artikel 6.3, eerste lid, onderdeel d, een watervergunning is verleend, berust deze op artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel d, mits de activiteit in bijlage 4 bij het op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (Trb. 1998, 134) is aangemerkt als een activiteit waarvoor een vergunning kan worden verleend.

ARTIKEL II

De Wet maritiem beheer BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel aa, komt te luiden:

aa. Protocol van 1996:

op 7 november 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (Trb. 1998, 134);.

B

In artikel 44 wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een activiteit als bedoeld in artikel 46a, eerste lid.

C

Na artikel 46 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 46a

  • 1. Het is zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister verboden stoffen in zee te brengen vanaf of vanuit een schip, lucht- vaartuig of bouwwerk ten behoeve van een activiteit waarbij bewust wordt ingegrepen in het mariene milieu om natuurlijke processen te beïnvloeden en die als zodanig is aangewezen in bijlage 4 bij het Protocol van 1996.

  • 2. De beoordeling van de aanvraag voor een vergunning geschiedt met inachtneming van bijlage 4 en bijlage 5 bij het Protocol van 1996.

  • 3. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden en de vergunning kan onder beperkingen worden verleend.

  • 4. Een wijziging van bijlage 4 bij het Protocol van 1996 gaat voor de toepassing van dit artikel gelden met ingang van de dag waarop die wijziging internationaal in werking treedt, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

  • 5. Indien voorafgaand aan de dag waarop het eerste lid van toepassing wordt op een activiteit, voor die activiteit een ontheffing is verleend op grond van artikel 45, eerste lid, of artikel 46, eerste lid, wordt deze geacht te zijn verleend als een vergunning op grond van het eerste lid, mits de activiteit in bijlage 4 bij het Protocol van 1996 is aangemerkt als een activiteit waarvoor een vergunning kan worden verleend.

D

In artikel 53 wordt «artikel 45 en artikel 46, eerste lid» vervangen door: artikel 45, artikel 46 en artikel 46a.

E

In de artikelen 54 en 55 wordt «artikel 44» vervangen door: artikel 44 of artikel 46a, eerste lid.

F

In artikel 62 wordt «de artikelen 24, 25, 27, 28, 44, 45 en 46» vervangen door: de artikelen 24, 25, 27, 28, 44, 45, 46 en 46a.

G

In artikel 80, tweede lid, wordt na «artikel 46, derde lid,» ingevoegd: artikel 46a, derde lid,.

H

In artikel 81, eerste lid, wordt na «artikel 44» ingevoegd: , artikel 46a, eerste lid,.

I

In artikel 84, eerste lid, wordt na «artikel 44,» ingevoegd: artikel 46a, eerste lid,.

J

Na artikel 97 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 98

Indien voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 14 maart 2018 tot wijziging van de Waterwet en van de Wet maritiem beheer BES in verband met de uitvoering van de wijziging van het Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972 (mariene geo-engineering) (Stb. 98) voor een activiteit als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, een ontheffing is verleend op grond van artikel 45, eerste lid, of artikel 46, eerste lid, berust deze op artikel 46a, mits de activiteit in bijlage 4 bij het Protocol van 1996 is aangemerkt als een activiteit waarvoor een vergunning kan worden verleend.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 14 maart 2018

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Uitgegeven de twaalfde april 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 743

Naar boven