Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatsblad 2018, 359 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatsblad 2018, 359 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 9 mei 2018, nr. WJZ /18034248;
Gelet op artikel 22a, zevende lid, van de Elektriciteitswet 1998;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 juni 2018, nr. W18.18.0112/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 1 oktober 2018, nr. WJZ /18247312;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. De indiener van een verzoek tot verplaatsing of vervanging als bedoeld in artikel 22a, eerste lid, van de wet, betreffende een deel van een net dat is aangewezen op grond van onderdeel b van dat artikellid, of tot het doen van een onderzoek als bedoeld in het vierde lid van dat artikel, betaalt van de kosten voor de uitvoering van het betreffende verzoek:
a. 20%, indien het deel zich bevindt in een gemeente met meer dan 30.000 inwoners, of
b. 15%, indien het deel zich bevindt in een gemeente met ten hoogste 30.000 inwoners.
2. In afwijking van het eerste lid betaalt de indiener voor de uitvoering van de verzoeken, bedoeld in het eerste lid, tezamen, een bedrag dat wordt berekend door € 975.000,– te vermenigvuldigen met het aantal kilometers, afgerond op één cijfer achter de komma, waaruit het aan te leggen deel bestaat, voor zover dat bedrag lager is dan het bedrag dat de indiener op grond van het eerste lid zou betalen.
3. De inwonertallen, bedoeld in het eerste lid, worden bepaald aan de hand van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakte gegevens betreffende de bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarin het verzoek tot het doen van onderzoek als bedoeld in artikel 22a, vierde lid, is ingediend.
4. Het in het tweede lid genoemde bedrag is uitgedrukt in het prijspeil van 2018 en wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde inputprijsindex voor Grond- weg- en waterbouw. Voor de berekening van het verschuldigde bedrag vindt de bijstelling van het bedrag plaats tot en met het jaar waarin het verzoek tot verplaatsing of vervanging, bedoeld in artikel 22a, eerste lid, van de wet is gedaan.
1. De indiener van verzoeken als bedoeld in artikel 22a, zesde lid, tweede of laatste volzin van de wet, betaalt 10% van de kosten voor de uitvoering van het verzoek.
2. In afwijking van het eerste lid betaalt de indiener voor de uitvoering van de verzoeken, bedoeld in het eerste lid, tezamen, een bedrag dat wordt berekend door € 975.000,– te vermenigvuldigen met het aantal kilometers, afgerond op één cijfer achter de komma, waaruit het aan te leggen deel bestaat, voor zover dat bedrag lager is dan het bedrag dat de indiener op grond van het eerste lid zou betalen. Artikel 2, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Als kosten voor de uitvoering van een verzoek tot het doen van onderzoek als bedoeld in artikel 22a, vierde lid of zesde lid, tweede volzin, van de wet, worden aangemerkt de kosten die de netbeheerder voorafgaand aan de investeringsbeslissing van de indiener maakt:
a. voortvloeiend uit overeenkomsten van opdracht;
b. voor personele inzet;
c. voor andere zaken of werkzaamheden die zijn toe te rekenen aan de uitvoering van het verzoek tot het doen van onderzoek.
2. Als kosten voor de uitvoering van een verplaatsing of vervanging als bedoeld in artikel 22a, eerste lid en zesde lid, laatste volzin, worden aangemerkt de kosten die de netbeheerder na de investeringsbeslissing van de indiener maakt:
a. voor het opstellen van een ontwerp voor vervanging of verplaatsing van het betreffende deel van het net;
b. voor materiële en personele inzet;
c. voortvloeiend uit een voor de realisatie gesloten overeenkomst van aanneming van werk of de levering van diensten en materialen;
d. voor de verwerving van een onroerende zaak of de vestiging van een beperkt recht op een onroerende zaak;
e. voor het verwijderen van resterende onderdelen van het te vervangen of te verplaatsen deel van het net;
f. voor herstel van de terreinen waar verplaatsing of vervanging heeft plaatsgevonden;
g. voor communicatie over de uit te voeren werkzaamheden;
h. voor andere zaken of werkzaamheden die zijn toe te rekenen aan de uitvoering van de verplaatsing of vervanging.
3. Op de kosten voor de uitvoering van een verzoek tot verplaatsing of vervanging als bedoeld in het tweede lid worden in mindering gebracht:
a. kosten voor voorgenomen investeringen in het te verplaatsen of te vervangen deel van het net, voor zover de investering was voorzien in een ten tijde van het verzoek laatst vastgestelde investeringsplan als bedoeld in artikel 21 van de wet;
b. eventuele aan de netbeheerder toekomende opbrengsten vanwege het vrijkomen van een onroerende zaak door de verplaatsing of vervanging.
4. Als kosten voor de uitvoering van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid worden niet aangemerkt de kosten die door een college van burgemeester en wethouders of van gedeputeerde staten worden gemaakt, waaronder kosten voor de voorbereiding van voor de verplaatsing of vervanging benodigde besluiten.
Indien een netbeheerder onvoldoende capaciteit heeft om aan alle ontvangen verzoeken tot verplaatsing of vervanging gelijktijdig uitvoering te geven, hanteert de netbeheerder de volgorde van binnenkomst van de verzoeken als uitgangspunt voor de volgorde van uitvoering.
De aanvraag, bedoeld in artikel 22a, vijfde lid, van de wet, bevat een beschrijving waarin wordt onderbouwd dat het vervangen of verplaatsen van dat deel technisch of ruimtelijk niet haalbaar is of strijdig is met het belang van leveringszekerheid.
Een verzoek als bedoeld is artikel 22a, zesde lid, eerste volzin, kan worden ingediend tot 2 jaren na het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 8 december 2016 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (34 627) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 3 oktober 2018
Willem-Alexander
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Uitgegeven de negentiende oktober 2018
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Dit besluit vormt de uitwerking van artikel 22a, zevende lid, van de Elektriciteitswet 1998. Met artikel 22a van de Elektriciteitswet 1998 wordt geregeld in welke gevallen een netbeheerder een bovengronds gedeelte van een elektriciteitsnet moet verplaatsen of vervangen door een ondergronds deel. Een college van burgemeester en wethouders of een college van gedeputeerde staten (hierna: gemeente of provincie) kan daartoe bij de netbeheerder een verzoek indienen voor door de minister van Economische Zaken en Klimaat aangewezen tracédelen. Een verzoek kan ook door twee of meer decentrale overheden gezamenlijk worden ingediend. Indien aan alle voorwaarden is voldaan, voert de netbeheerder het verzoek uit.
Dit besluit bepaalt welk deel van de kosten die een netbeheerder maakt voor de uitvoering van een verzoek wordt betaald door de indiener van het verzoek. Ook definieert dit besluit de bestanddelen waaruit die kosten in ieder geval bestaan. Het deel van de kosten dat niet door de verzoeker wordt betaald, zal worden verdisconteerd in de transporttarieven voor elektriciteit. Het gevolg daarvan is dat voor dit deel alle afnemers van elektriciteit meebetalen aan het uitvoeren van deze taak. Conform de Elektriciteitswet 1998 worden de efficiënte kosten die de netbeheerder maakt, doorberekend in de tarieven.
Daarnaast bevat dit besluit enkele procedurele bepalingen. Zo wordt geregeld dat de netbeheerder verzoeken in beginsel op volgorde van binnenkomst uitvoert. Ook regelt dit besluit welke eisen gelden bij de aanvraag van een netbeheerder voor de in artikel 22a, vijfde lid, van de wet, opgenomen ontheffing van de verplichting om een aangewezen deel van een net onder de grond te brengen (te verkabelen) of te verplaatsen. Tot slot is een termijn opgenomen waarbinnen een gemeente of provincie een verzoek kan indienen bij de minister om aanvullend tracédelen aan te wijzen die als uitvloeisel van zogenoemd alternatievenonderzoek (alternatief voor uitkoop, zie paragraaf 2) eveneens voor verkabeling of verplaatsing in aanmerking komen.
Artikel 22a van de Elektriciteitswet 1998 en de uitwerking daarvan in dit besluit, zijn onderdeel van het beleid dat is ingezet ten aanzien van het wonen nabij bestaande hoogspanningslijnen. Dit beleid bestaat uit een tweetal samenhangende sporen, waarvan artikel 22a er één is. Artikel 22a maakt het mogelijk dat de minister van Economische Zaken en Klimaat hoogspanningsverbindingen aanwijst, die op initiatief van de gemeente en/of de provincie kunnen worden verplaatst of verkabeld. Het betreft hoogspanningsverbindingen die door of op de grens van bevolkingskernen lopen, over of nabij woningen in de bevolkingskern.
Het tweede onderdeel van het beleid betreft woningen onder hoogspanningslijnen buiten bevolkingskernen en woningen onder hoogspanningslijnen van 220 en 380 kV. Aangenomen wordt dat het buiten de bevolkingskernen niet kostenefficiënt is om hoogspanningsverbindingen onder de grond te brengen of te verplaatsen, omdat er maar weinig woningen in het buitengebied onder een hoogspanningslijn liggen. Ook is het om net-technische redenen veelal niet wenselijk om hoogspanningsverbindingen van 220 kV en 380 kV onder de grond te brengen. Voor deze situaties is de Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding (Stcrt. 2016, 68302, hierna: de uitkoopregeling) ingesteld. De uitkoopregeling maakt het mogelijk dat eigenaren van woningen die loodrecht onder een hoogspanningsverbinding gelegen zijn, als zij dat willen, hun woning verkopen aan de gemeente, op kosten van het Rijk. Deze regeling is op 1 januari 2017 in werking getreden en heeft een looptijd van vijf jaar.
In de motie Dik-Faber (Kamerstukken II 2015/2016, 34 199, nr. 44) is de regering opgeroepen te onderzoeken in hoeverre het bij uitkoopsituaties mogelijk en kostenefficiënt is om te verkabelen of het tracégedeelte te verplaatsen. De minister kan als gevolg van dit alternatievenonderzoek, op verzoek van een gemeente of provincie, aanvullend tracédelen aanwijzen (artikel 22a, zesde lid, van de wet).
Dit besluit bevat regels over het deel van de kosten voor verplaatsing of verkabeling dat de verzoeker moet bijdragen. Bij het opstellen van deze regels is rekening gehouden met het eerder aangenomen amendement van de leden Agnes Mulder en Jan Vos (Kamerstukken II 2015–16, 34 199, nr. 37). In dit amendement, ingediend tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet (wetsvoorstel STROOM genoemd), wordt de regering verzocht om bij het bepalen van de bijdrage van de verzoeker rekening te houden met de gemeentelijke draagkracht en het aantal kilometers hoogspanningsverbinding waarvoor ondergronds brengen of verplaatsen aan de orde is. In het wetsvoorstel STROOM, zoals dat was voorgelegd aan de Tweede Kamer, was voorzien in een decentrale bijdrage van 25% voor alle gevallen.
Met gemeenten en provincies is vervolgens constructief overlegd over de decentraal te betalen eigen bijdrage. De in eerste instantie afgesproken percentages van 25% voor gemeenten met meer dan 30.000 inwoners en 20% voor kleinere gemeenten werden door sommige gemeenten te hoog bevonden. Tijdens het debat over wetsvoorstel voortgang energietransitie (Kamerstukken II, 2017–18, 34 627) is naar aanleiding van de moties van het lid Dik-Faber (nr.30) en van het lid Van der Lee (nr. 36) door de minister toegezegd dat de percentages verlaagd zouden worden tot 20% respectievelijk 15%, bij aanname van de moties.
Dit heeft geresulteerd in de volgende uitkomsten:
• Voor netdelen in gemeenten met meer dan 30.000 inwoners geldt een eigen bijdrage van 20% van de kosten die de netbeheerder maakt voor het verkabelen of verplaatsen van betreffend tracédeel, inclusief het onderzoek dat daarvoor verricht wordt.
• Voor netdelen in gemeenten met ten hoogste 30.000 inwoners geldt een eigen bijdrage van 15% van de kosten die de netbeheerder maakt voor het verkabelen of verplaatsen van betreffend tracédeel, inclusief het onderzoek dat daarvoor verricht wordt.
• In alle gevallen is de eigen bijdrage gemaximeerd op € 975.000 per kilometer nieuw aan te leggen tracédeel. Hiermee wordt bereikt dat ook in complexe situaties met een «hoger prijskaartje» verkabeling of verplaatsing van de masten in financieel opzicht daadwerkelijk mogelijk is voor de decentrale overheden.
• Voor aangewezen tracés voortvloeiend uit het zogeheten alternatievenonderzoek (ter invulling van de motie Dik-Faber) geldt bij wijze van uitzondering een eigen bijdrage van 10%, zodat gemeenten een evenwichtige afweging kunnen maken tussen uitkoop (met vergoeding door de rijksoverheid) of verkabeling of verplaatsing (met een beperkte eigen bijdrage).
• Eventuele kosten voor door de netbeheerder reeds geplande investeringen in het betreffende netdeel worden in mindering gebracht op de totale projectkosten, zodat deze voorziene kosten niet meetellen bij de berekening van de decentrale bijdrage.
Artikel 22a van de Elektriciteitswet 1998 maakt het mogelijk dat meerdere partijen, zoals bijvoorbeeld een gemeente en een provincie, gezamenlijk een verzoek tot verkabeling of verplaatsing indienen. In dergelijke gevallen betalen zij elk een deel van de hiervoor weergegeven decentrale bijdrage. Verwacht mag worden dat bij een gezamenlijk verzoek er onderling heldere afspraken zijn gemaakt over de financiële bijdrage van elke partij, zodat de netbeheerder vooraf weet wie welk deel van de rekening gaat betalen. Indien dit niet het geval is, kan de netbeheerder op grond van de hoofdelijke aansprakelijkheid van het Burgerlijk Wetboek elk van de partijen voor de verschuldigde bijdrage aanspreken.
De kosten die een netbeheerder maakt voor de uitvoering van een verzoek tot verplaatsing of verkabeling worden als volgt in beeld gebracht. Op grond van het vierde of zesde lid van artikel 22a van de Elektriciteitswet 1998 zal de netbeheerder op verzoek van een gemeente of provincie onderzoeken op welke wijze het ruimtelijk en nettechnisch mogelijk is een netdeel te verplaatsen of te verkabelen. Dit gebeurt in afstemming met de indiener van het verzoek. De netbeheerder brengt daarbij de kosten in beeld, zodat de verzoeker inzicht krijgt in deze kosten en op basis daarvan ook inzicht heeft in de eigen bijdrage. Het onderzoek start met een haalbaarheidsstudie. Op basis van de haalbaarheidsstudie wordt – in overleg met verzoeker(s) zo mogelijk een basisontwerp gemaakt van de gewenste variant. Vervolgens is het aan de verzoekende partij (of partijen) om te beoordelen of verplaatsen of onder de grond brengen haalbaar en gewenst is. Indien dit het geval is en de eventueel benodigde aanwijzing op grond van artikel 22a, zesde lid, is gedaan, mag verwacht worden dat daarna een verzoek wordt ingediend bij de netbeheerder om tot daadwerkelijke verplaatsing of verkabeling van het betreffende tracégedeelte over te gaan.
In de onderzoeksfase zal een raming van de totale kosten worden gegeven aan de hand van de bestanddelen genoemd in artikel 4 van dit besluit. Bij uitvoering van het verplaatsings- of verkabelingsverzoek zal de netbeheerder bijhouden wat de daadwerkelijk gemaakte projectkosten zijn. De uiteindelijk aan de netbeheerder verschuldigde eigen bijdrage is hierop gebaseerd en vindt dus plaats op basis van «nacalculatie» van de voor het project gemaakte kosten. Artikel 4 geeft aan dat alle kosten die de netbeheerder maakt voor de uitvoering van het verplaatsings- of verkabelverzoek in beschouwing genomen dienen te worden.
Het kabinet streeft er naar de regeldruk terug te dringen. Bij de voorbereiding van dit besluit is nagegaan of sprake is van regeldrukeffecten. Er is overleg gevoerd met de landelijk netbeheerder TenneT over de gevolgen van dit besluit voor netbeheerders. In overleg met TenneT is er voor gekozen de werkzaamheden die voorvloeien uit dit besluit (zoals de verdeling van kosten) zo veel mogelijk te laten aansluiten bij de reguliere financieel-administratieve processen van netbeheerders.
Dit besluit biedt gemeenten en/of provincies een facultatieve mogelijkheid om hoogspanningstracés te verkabelen of te verplaatsen en geen verplichting. De regeldruk die uit dit besluit voortvloeit is afhankelijk van de keuzes die gemeenten en/of provincies hierin maken. Besluit een gemeente en/of provincie de huidige situatie ongewijzigd te laten, dan vloeit er geen regeldruk uit dit besluit voort. Als een gemeente en/of provincie wel besluit om een hoogspanningstracé te verkabelen of te verplaatsen, bedragen de kosten hiervan voor de gemeente en/of de provincie 15 tot 20% van de werkelijke uitvoeringskosten. Zonder dit besluit zou de netbeheerder alle kosten die gemaakt worden in het kader van een verzoek voor verkabeling of verplaatsing van een hoogspanningstracé in rekening brengen bij de verzoeker. Op basis van dit besluit wordt dat beperkt tot de decentrale bijdrage. Het overige deel van de kosten wordt gefinancierd door de netbeheerder. De netbeheerder mag deze kosten doorberekenen in de tarieven voor transport van elektriciteit. Door de netbeheerders wordt er naar gestreefd de verkabeling of de verplaatsing van hoogspanningslijnen zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
Naar verwachting wordt er op grond van dit besluit circa 135 km. hoogspanningstracé aangewezen (die daarmee in aanmerking komen voor verkabeling of verplaatsing). De totale regeldrukeffecten van verkabeling van deze 135 km. zijn door TenneT berekend op maximaal € 440 miljoen (inclusief de uitvoering van haalbaarheidsonderzoeken). De kosten die de netbeheerder kan verrekenen in de kosten van transport voor elektriciteit zijn geschat op maximaal circa € 350 miljoen. Op basis van een onderbouwing van TenneT is door het ministerie van Economische Zaken berekend dat op grond hiervan de tarieven van kleinverbruikers tijdens een periode van 15 jaar kunnen oplopen tot een maximum van ongeveer € 1,37 extra per jaar en daarna weer afgebouwd worden. Voor een industriële verbruiker van gemiddelde grootte kan de energierekening volgens hetzelfde systeem stijgen tot maximaal € 15.750 per jaar. Vergelijkbare gegevens (maar dan uitgaande van een decentrale bijdrage van 25%) zijn door de minister van Economische Zaken op 16 april 2013 aan de Tweede Kamer meegedeeld (Kamerstukken II 2012–13, 31 574, nr. 29). Niet alle gemeenten en/of provincies zullen echter overgaan tot verkabeling of verplaatsing van het hoogspanningstracé. Hierdoor ligt de regeldruk in de praktijk lager.
Op grond van artikel 22a, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998 kunnen netbeheerders een ontheffing aanvragen bij de minister om niet tot verkabeling of verplaatsing van een hoogspanningstracé over te gaan, wanneer uit onderzoek blijkt dat dit ruimtelijk of technisch niet haalbaar is of strijdig met het belang van leveringszekerheid. In de praktijk houdt dit in dat de netbeheerder hiervoor een brief moet opstellen. Naar verwachting zal zich dit slechts een enkele maal voordoen. De regeldruk die hieruit voortvloeit is verwaarloosbaar.
Tijdens de internetconsultatie zijn er zes reacties binnengekomen. Vier reacties kwamen van individuele gemeenten (Apeldoorn, Ridderkerk, Sittard-Geleen en Uden). Daarnaast was er een reactie van het Platform Hoogspanning, de belangenvereniging van gemeenten op het gebied van hoogspanningsverbindingen. Bij het platform zijn ruim 20 gemeenten aangesloten. De zesde reactie was afkomstig van de landelijke netbeheerder TenneT.
Het gros van de reacties heeft betrekking op de decentrale bijdrage, en dan met name de hoogte hiervan. Twee gemeenten vinden de decentrale bijdrage ten principale onjuist: zij vinden dat de kosten volledig ten laste moeten komen van de transporttarieven van de elektriciteit. Het Platform Hoogspanning pleit voor een aanzienlijke verlaging van de decentrale bijdrage, om te voorkomen dat de verkabelingsopgave in een impasse terecht komt als de gesprekken met de provincies niet leiden tot een bereidheid van de provincies om mee te betalen.
Om op lokaal niveau een goede afweging te kunnen maken inzake de vraag of het verplaatsen of verkabelen van een hoogspanningstracé gewenst en nodig is, acht het Rijk het van belang dat de decentrale overheden een deel van de kosten mee financieren, via de decentrale bijdrage. De hoogte van de decentrale bijdrage is geruime tijd onderwerp van gesprek geweest. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft naar aanleiding van het debat over het wetsvoorstel voortgang energietransitie de decentrale bijdrage verlaagd. Naar aanleiding van de reactie van TenneT is besloten de maximale bijdrage te indexeren, zodat het reële bedrag gelijk blijft.
Naast de hoogte van de decentrale bijdrage zijn er ook meerdere reacties binnengekomen over de berekening van de kosten van het verplaatsen en verkabelen van hoogspanningstracés, en daarmee de berekening van de decentrale bijdrage. Uitgangspunt is dat alle kosten die een netbeheerder maakt als gevolg van een verzoek tot verplaatsing of verkabeling van een hoogspanningstracé onderdeel uitmaken van deze kosten. Daar tegenover staat dat de opbrengsten die de netbeheerder verkrijgt als gevolg van een verzoek tot verplaatsing of verkabeling van een hoogspanningstracé hierop in mindering worden gebracht. Voor niet alle respondenten was dit duidelijk. Zowel in artikel 4 van het besluit als in de nota van toelichting is dit verduidelijkt.
Verder zijn er nog enkele kleine wijzigingen en verduidelijkingen doorgevoerd in de tekst van het besluit en de nota van toelichting (zoals het onderscheid tussen onderzoekskosten en uitvoeringskosten van verplaatsing en verkabeling), naar aanleiding van de binnengekomen reacties.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft het Besluit onderzocht op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Uit dit onderzoek zijn ten aanzien daarvan geen bezwaren opgekomen. De ACM concludeert dat het Besluit uitvoerbaar en handhaafbaar is. De ACM beveelt aan om in de toelichting te verduidelijken dat de kosten die de netbeheerder doorberekent in de tarieven de efficiënte kosten betreffen, gelet op het artikel 41b van de Elektriciteitswet 1998. Het algemeen deel van de toelichting is aangevuld op dit punt. Verder beveelt de ACM aan om een uiterste termijn op te nemen waarbinnen de netbeheerder het verzoek tot het verplaatsen of verkabelen moet uitvoeren. Dit zou duidelijkheid bieden voor de praktijk en de handhaafbaarheid vergroten bij eventuele vertraging. In de toelichting is een passage opgenomen over de termijn.
Dit artikel bevat bepalingen over het deel van de kosten van een project tot verplaatsing of vervanging dat wordt betaald door de verzoeker(s). In het eerste lid is opgenomen welk percentage van de projectkosten voor rekening van verzoekende decentrale overheid of overheden komt. De kostenverdeling in dit artikel geldt voor netdelen die krachtens artikel 22a, eerste lid, onderdeel b, van de wet door de minister zijn aangewezen. Het percentage is 20% of 15%, afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente waarin het desbetreffende netdeel ligt. Het inwonertal op 1 januari van het jaar waarin het verzoek tot het doen van de voorbereidende onderzoeken (artikel 22a, vierde lid, van de wet) is ingediend, is bepalend.
De bijdrage van de verzoeker(s) aan de projectkosten wordt berekend over de totale kosten die de netbeheerder maakt naar aanleiding van een verzoek tot verkabeling of verplaatsing van een hoogspanningstracé. In het eerste lid is bepaald dat de verzoeker zowel een percentage van de voorbereidende onderzoeken betaalt, als van de uitvoeringskosten van de verplaatsing of verkabeling. Hiermee is voorzien in de situatie dat na het voorbereidende onderzoek wordt besloten om niet tot verplaatsing of vervanging over te gaan. De verzoeker betaalt in dat geval alleen het in dit artikel genoemde percentage van de onderzoekskosten. Voor een uitwerking van de kostenbestanddelen die in elk geval tot de projectkosten horen, wordt verwezen naar artikel 4 van dit besluit.
De bijdrage is in het tweede lid voor het totaal aan onderzoekskosten en uitvoeringskosten gemaximeerd op € 975.000,– per kilometer nieuw aan te leggen tracédeel. Om onduidelijkheden over afronding te voorkomen, is bepaald dat het aantal kilometers nieuw aan te leggen hoogspanningstracé wordt afgerond op één cijfer achter de komma (hectometers). Daarmee is het midden gekozen van een voor de praktijk te grofmazige afronding (kilometers) en een te gedetailleerde (meters). Om te voorkomen dat de reële omvang van de maximale bijdrage door inflatie afneemt, is in het vierde lid bepaald dat het bedrag jaarlijks van rechtswege wordt geïndexeerd.
Dit artikel bevat de kostenverdeling voor de netdelen die op grond van artikel 22a, zesde lid, van de wet kunnen worden aangewezen. Dit betreffen delen van netten die in eerste instantie niet in aanmerking kwamen voor verkabeling of verplaatsing. Naar aanleiding van het zogeheten alternatievenonderzoek ter invulling van de motie Dik-Faber kunnen deze tracédelen alsnog door de minister worden aangewezen (zie paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting).
Het deel van de kosten voor een project tot verplaatsing of vervanging dat door de verzoeker(s) wordt betaald, wordt berekend over alle kosten die de netbeheerder maakt voor de uitvoering van het verzoek en die zijn toe te rekenen aan het project. De totale kosten voor de uitvoering van het verzoek tot verplaatsing of verkabeling bestaan uit onderzoekskosten en kosten voor de uitvoering van de verplaatsing of verkabeling.
In het eerste lid zijn de kostenbestanddelen van onderzoek als bedoeld in artikel 22a, vierde lid of zesde lid, tweede volzin, van de wet opgenomen. Met kosten voor onderzoek worden alle kosten bedoeld die worden gemaakt door de netbeheerder, vanaf het eerste verzoek tot het doen van onderzoek tot het moment waarop door de gemeente en/of provincie de keuze wordt gemaakt om het hoogspanningstracé wel of niet daadwerkelijk te laten verkabelen of te verplaatsen. Deze keuze betreft de investeringsbeslissing en valt samen met het doen van een verzoek tot verkabeling of verplaatsing als bedoeld in artikel 22a, eerste of zesde lid, laatste volzin, van de wet). Hieronder vallen bijvoorbeeld kosten voor de inschakeling van een onderzoeksbureau of kosten voor het opstellen van een basisontwerp van de verplaatsing of verkabeling.
In het tweede lid zijn de kostenbestanddelen voor de uitvoering van de verplaatsing of verkabeling beschreven. Met kosten voor de uitvoering van de verplaatsing of verkabeling zijn alle kosten bedoeld die door de netbeheerder worden gemaakt nadat de investeringsbeslissing is genomen. Deze kosten bestaan in hoofdlijnen uit: ontwerpkosten, kosten voor de aanneming van werk en de levering van materialen en diensten, organisatiekosten voor de desbetreffende project, zoals personeelskosten, kosten in verband met de vestiging van zakelijke rechten, het verwijderen van resterende onderdelen van het net en herstel van terreinen waar verplaatsing of vervanging heeft plaats gevonden.
In het tweede lid, onderdeel d, is opgenomen dat de kosten voor de verwerving van een onroerende zaak en de kosten die samenhangen met de vestiging van een beperkt recht op een onroerende zaak worden aangemerkt als projectkosten. Bij verkabeling of verplaatsing van een hoogspanningstracé is het uitgangspunt dat de netbeheerder zijn huidige rechtspositie behoudt. Daartoe zal hij voor de aanleg van het nieuwe tracégedeelte in een beperkt aantal gevallen gronden willen verwerven, bijvoorbeeld voor stations en locaties waar een ondergrondse hoogspanningsverbinding overgaat in een bovengrondse verbinding (opstijgpunten). In de praktijk sluit de netbeheerder voornamelijk zakelijk recht overeenkomsten met de eigenaren van de gronden waarin een kabel komt te liggen dan wel waarop een verplaatste hoogspanningslijn komt te staan. Onder kosten die samenhangen met de vestiging van een beperkt recht op een onroerende zaak vallen zowel zakelijk recht overeenkomsten als gedoogbeschikkingen.
In het derde lid is bepaald dat bepaalde opbrengsten of vermeden kosten in mindering worden gebracht op de projectkosten en daarmee op de decentrale overheidsbijdrage. In onderdeel a is opgenomen dat reeds geplande investeringen in het te vervangen of te verkabelen deel van de hoogspanningslijn van de projectkosten worden afgetrokken. Dit is het geval indien in het investeringsplan van de netbeheerder als bedoeld in artikel 21 van de Elektriciteitswet 1998 werkzaamheden aan het betreffende hoogspanningsdeel zijn aangekondigd. Het kan zowel gaan om vervangingsinvesteringen als om uitbreidingsinvesteringen. De netbeheerder dient in dat geval een berekening te maken van de extra kosten die het verzoek van de indiener(s) met zich mee brengt, in vergelijking met de voorziene investering. De in artikel 2 of 3 bedoelde bijdrage wordt dan berekend over de meerkosten voor de verplaatsing of verkabeling ten opzichte van het reeds geplande werk.
Verder is het mogelijk dat er onroerende zaken, in eigendom bij de netbeheerder, vrij komen door de aanleg van het nieuwe tracégedeelte. Soms kunnen deze onroerende zaken worden verkocht of worden kosten vermeden. De opbrengsten of vermeden kosten die zijn toe te rekenen tot het project, worden ingevolge het derde lid, onderdeel b, in mindering gebracht op de projectkosten. Opbrengsten van onroerende zaken die niet zijn verkocht binnen de looptijd van het project, maar die wel worden verwacht, worden verrekend op basis van markttaxatie.
Om de projectkosten goed af te bakenen is in het vierde lid ook aangegeven welke kosten hier niet onder vallen. Kosten die gemeenten of provincies zelf maken vallen niet onder de projectkosten die voortvloeien uit een verzoek tot het doen van onderzoek of tot verkabeling of verplaatsing van een tracédeel. Te denken valt aan kosten voor het opstellen van besluiten, het organiseren van bewonersbijeenkomsten en het voeren van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.
De mogelijkheid bestaat dat er na de inwerkingtreding van dit besluit door gemeenten en provincies in een korte tijdspanne zo veel verzoeken tot het onder de grond brengen of verplaatsen van hoogspanningslijnen aan de netbeheerder gericht worden, dat de netbeheerder – vanuit capaciteitsoverwegingen – niet aan alle verzoeken direct en gelijktijdig uitvoering kan geven. In die gevallen worden de verzoeken in beginsel op volgorde van binnenkomst opgepakt. Het proces van eerste ontwerp tot oplevering van het project kent meerdere processtappen. De netbeheerder neemt het principe «wie het eerst komt, die het eerst maalt» bij alle processtappen als uitgangspunt. De netbeheerder gaat daarbij uit van de datum waarop de verzoeker formeel aan de netbeheerder aangeeft dat uitvoering gegeven kan worden aan de volgende processtap. Deze werkwijze sluit aan bij de huidige werkwijze van de netbeheerders. In bijzondere gevallen kan de netbeheerder van die volgorde afwijken. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan separaat ingediende verzoeken van naast elkaar gelegen gemeenten, die dezelfde hoogspanningslijn betreffen. Het mag duidelijk zijn dat het voorkeur heeft deze verzoeken gelijktijdig uit te voeren. Verwacht mag worden dat de netbeheerder er alles aan doet om voldoende capaciteit te realiseren om de verzoeken binnen redelijke termijn af te handelen en de verzoekende partij informeert over de planning van uitvoering van het verzoek. Bij een redelijke termijn voor de afhandeling van verzoeken om tot daadwerkelijke verplaatsing of verkabeling van een hoogspanningstracé over te gaan (een verzoek zoals bedoeld in het eerste of zesde lid, laatste volzin, van artikel 22a van de Elektriciteitswet 1998) kan gedacht worden aan een periode van maximaal 3 jaar.
Uit het onderzoek van de netbeheerder kan blijken dat het niet mogelijk is om een aangewezen deel van een hoogspanningslijn te verplaatsen of onder de grond te brengen, om redenen van technische of ruimtelijke aard of omdat dit strijdig is met de leveringszekerheid. In die gevallen kan een netbeheerder (op grond van artikel 22a, vijfde lid, van de wet) een verzoek indienen bij de minister van Economische Zaken en Klimaat om geen uitvoering te geven aan de verplaatsing of het onder de grond brengen van (een deel van) een hoogspanningslijn, ondanks dat dit deel op grond van artikel 22a, eerste lid, onderdeel b, van de wet, door de minister aangewezen is. Het verzoek van de netbeheerder dient vergezeld te gaan van een onderbouwing, waaruit duidelijk wordt om welke redenen de netbeheerder de minister adviseert om niet tot het verplaatsen of verkabelen van het hoogspanningstracé over te gaan. Bij honorering van het verzoek wordt ontheffing verleend aan de netbeheerder en wordt het aangewezen deel door de minister tevens verwijderd uit de lijst van aangewezen tracés. Het verzoek van de netbeheerder is een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De ontheffing is een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, wat inhoudt dat belanghebbenden in rechte kunnen opkomen tegen de ontheffing.
Op grond van artikel 22a, zesde lid, van de wet, kan een gemeente of provincie een verzoek doen aan de minister van Economische Zaken en Klimaat om een tracé aan te wijzen. Het gaat om de aanwijzing van delen van netten die in aanmerking komen voor verkabeling of verplaatsing en waarbij dat in de plaats komt van aankoop van woningen die onder dat netdeel zijn gelegen met behulp van de uitkoopregeling. Artikel 7 van dit besluit geeft aan binnen welke termijn een dergelijk verzoek tot aanvullende aanwijzing gedaan kan worden. Mede met het oog op de looptijd van de uitkoopregeling kan dit verzoek tot twee jaar na de inwerkingtreding van artikel 22a van de Elektriciteitswet 1998 ingediend worden. De verzoeken moeten vergezeld gaan van een onderzoekrapportage, waarin de technische haalbaarheid, de ruimtelijke aspecten, het belang van leveringszekerheid en de investeringskosten van het verplaatsen of onder de grond brengen (mede in relatie tot uitkoop) van het betreffende deel inzichtelijk zijn gemaakt.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2018-359.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.