Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2016, 140 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2016, 140 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 29 januari 2016, nr. WJZ / 16006109;
Gelet op richtlijn 2014/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen (PbEU L 96), richtlijn 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten (PbEU L 96), richtlijn 2009/34/EG van het Europees Parlement en de Europese Unie van 23 april 2009 betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen, richtlijn 75/107/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1974 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der Lid-Staten inzake flessen gebruikt als tapmaat (PbEG L 96) en de artikelen 5, 9, 26 en 36 van de Metrologiewet, artikel 3, eerste lid, van de Wet op de medische hulpmiddelen, en artikel 66, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 maart 2016, nr. W15.16.0021/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 11 april 2016, nr. WJZ / 16042206;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
module A, A2, B, C, C2, D, D1, E, E1, F, F1, G, H of H1 van bijlage II bij de richtlijn meetinstrumenten of module B, D, D1, F, F1, of G bij de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen;
markering, overeenkomstig het model van bijlage II bij verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU L 218);
bijlage III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XI of XII bij de richtlijn meetinstrumenten;
werktuig voor het bepalen van de massa van een lichaam met gebruikmaking van de werking van de zwaartekracht op dat lichaam, waarbij voor het wegen tussenkomst van een bedienaar noodzakelijk is, alsmede zodanige werktuigen die bovendien worden gebruikt voor het bepalen van met de massa verband houdende grootheden, hoeveelheden, parameters of kenmerken;
richtlijn 75/107/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1974 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der Lid-Staten inzake flessen, gebruikt als tapmaten (PbEG L 42);
richtlijn 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten (PbEU L 96);
richtlijn 2009/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen (PbEU L 106);
richtlijn 2014/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen (PbEU L 96);
een tapmaatfles als bedoeld in artikel 1 van de richtlijn inzake tapmaatflessen;
Metrologiewet.
Een meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet is het bij het drijven van handel, bij levering uit hoofde van beroep of bedrijf en bij het vaststellen van belastingen of van andere heffingen:
a. meten van een stromende hoeveelheid gasvormige brandstof, al dan niet onder herleiding van de onder meetomstandigheden gemeten hoeveelheid naar een hoeveelheid onder basisomstandigheden, voor huishoudelijk gebruik, handelsgebruik of licht industrieel gebruik;
b. meten van binnen een stroomkring verbruikte actieve elektrische energie voor huishoudelijk gebruik, handelsgebruik of licht industrieel gebruik;
c. meten van thermische energie die door een vloeistof in een thermische-energiemeter wordt afgegeven, voor huishoudelijk gebruik, handelsgebruik of licht industrieel gebruik;
d. continu en dynamisch meten in volume of massa van stromende vloeistoffen met uitzondering van water, al dan niet onder herleiding van de onder meetomstandigheden gemeten hoeveelheid naar een hoeveelheid onder basisomstandigheden, binnen een gesloten leiding, ten behoeve van
1°. het vaststellen van een hoeveelheid brandstof, al dan niet in de vorm van een vloeibaar gas, bij het tanken van motorvoertuigen, kleine schepen en kleine vliegtuigen;
2°. het vaststellen van een hoeveelheid cryogene vloeistoffen;
3°. het vaststellen van een hoeveelheid vloeistoffen bij het laden van schepen; of
4°. het in andere gevallen vaststellen van een hoeveelheid vloeistoffen;
e. bepalen van de massa van een lichaam op grond van de werking van de zwaartekracht op dat lichaam, zonder tussenkomst van een bedienaar en volgens een vooraf bepaald programma van automatische processen, en in het bijzonder
1°. het bepalen van de massa van vooraf samengevoegde afzonderlijke lasten of enkelvoudige lasten los materiaal, al dan niet met onderverdeling van artikelen met een verschillende massa of ter controle van voorverpakkingen;
2°. het bepalen van de massa bij het vullen van houders met een vooraf bepaalde en vrijwel constante hoeveelheid bulkgoed;
3°. het bepalen van de massa van bulkgoed door het in afzonderlijke lasten te verdelen, vervolgens de massa van de afzonderlijke last te bepalen en tenslotte de massa van de afzonderlijke lasten bij elkaar op te tellen;
4°. het ononderbroken bepalen van de massa van bulkgoed op een continue bewegende transportband;
5°. het bepalen van de massa van treinen en spoorwegwagons;
f. op basis van een door een afstandssignaalgenerator afgegeven signaal berekenen van afstand en het meten van tijdsduur in verband met het vaststellen van vergoedingen voor taxivervoer;
g. bepalen van de lengte van de randen van het kleinste omhullende rechthoekige parallellepipedum van een product.
Een meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet is het:
a. bij het drijven van handel,
b. bij het berekenen van een recht, heffing, belasting, premie, boete, vergoeding of soortgelijke verschuldigde bedragen,
c. bij de toepassing van wettelijke regelingen of andere besluiten van bestuursorganen of voor gerechtelijke expertise,
d. bij het bepalen van de prijs op grond van de massa voor rechtstreekse verkoop aan het publiek en voor voorverpakte artikelen,
e. bij het bepalen van de massa in de medische praktijk voor het wegen van patiënten voor observatie, diagnose en medische behandelingen,
f. bij het bepalen van de massa voor de vervaardiging van medicijnen op voorschrift in de apotheek en het bepalen van de massa tijdens analyses die in medische en farmaceutische laboratoria worden uitgevoerd,
bepalen van de massa van een lichaam met gebruikmaking van de werking van de zwaartekracht op dat lichaam, waarbij voor het wegen tussenkomst van een bedienaar noodzakelijk is, al dan niet vergezeld gaand van het bepalen van met de massa verband houdende grootheden, hoeveelheden, parameters of kenmerken.
Een meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet is het bij het drijven van handel, bij levering uit hoofde van beroep of bedrijf en bij het vaststellen van belastingen of van andere heffingen:
a. meten van een hoeveelheid vloeistof in een meetreservoir, anders dan een scheepstank;
b. meten van een hoeveelheid gecomprimeerd gas bij het tanken van motorvoertuigen en kleine vaartuigen;
c. bepalen van de massa van een bewegend motorvoertuig op grond van de werking van de zwaartekracht op dat motorvoertuig, zonder tussenkomst van een bedienaar en volgens een vooraf bepaald programma van automatische processen;
d. discontinu meten van een hoeveelheid uit een mengsel van benzine en olie bestaande brandstof, ten behoeve van het tanken van voertuigen met een tweetaktmotor.
Meetinstrumenten en onderdelen als bedoeld in de onderdelen a tot en met g voldoen voordat zij in de handel worden gebracht, in gebruik worden genomen of voor ingebruikneming op de markt worden aangeboden, aan de in bijlage I van de richtlijn meetinstrumenten opgenomen essentiële eisen en aan de toepasselijke essentiële eisen in de hierna bij het meetinstrument vermelde instrumentspecifieke bijlage:
a. gasmeters en volumeherleidingsinstrumenten met een in artikel 2, onderdeel a, bedoelde taak: bijlage IV;
b. kilowattuurmeters met een in artikel 2, onderdeel b, bedoelde taak: bijlage V;
c. thermische-energiemeters met een in artikel 2, onderdeel c, bedoelde taak: bijlage VI;
d. vloeistofmeetinstallaties met een in artikel 2, onderdeel d, bedoelde taak: bijlage VII;
e. automatische weeginstrumenten met een in artikel 2, onderdeel e, bedoelde taak: bijlage VIII;
f. taxameters met een in artikel 2, onderdeel f, bedoelde taak: bijlage IX;
g. multidimensionale meetinstrumenten met een in artikel 2, onderdeel g, bedoelde taak: bijlage XI, hoofdstukken I en IV.
1. Een niet-automatisch weegwerktuig met een meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing als bedoeld in artikel 3 voldoet voordat het in de handel wordt gebracht, in gebruik wordt genomen, voor ingebruikneming op de markt wordt aangeboden of wordt gebruikt aan de essentiële eisen van bijlage I van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen.
2. Indien het niet-automatische weegwerktuig inrichtingen bevat of is aangesloten op inrichtingen die niet voor de meettaak in een specifiek toepassingsgebied als bedoeld in artikel 3 bestemd zijn, gelden de in het eerste lid bedoelde eisen niet voor die inrichtingen.
1. Meetinstrumenten als bedoeld in de onderdelen a tot en met f en in voorkomend geval nader geduid in de hierna bij het meetinstrument vermelde instrumentspecifieke bijlage, voldoen ten behoeve van verkrijging van een CE-markering en de aanvullende metrologische markering aan de in bijlage I van de richtlijn meetinstrumenten opgenomen essentiële eisen en aan de toepasselijke essentiële eisen in de desbetreffende instrumentspecifieke bijlage:
a. watermeters bestemd voor huishoudelijk, handels- en licht industrieel gebruik: bijlage III;
b. lengtematen: bijlage X, hoofdstuk I;
c. inhoudsmaten: bijlage X, hoofdstuk II;
d. lengtemeetinstrumenten: bijlage XI, hoofdstukken I en II;
e. oppervlaktemeetinstrumenten: bijlage XI, hoofdstukken I en III;
f. uitlaatgasanalysatoren bestemd voor inspectie en professioneel onderhoud van in gebruik zijnde motorvoertuigen: bijlage XII.
2. Een tapmaatfles voldoet ten behoeve van het aanbrengen van een E.E.G.-teken als bedoeld in bijlage I, punt 5, van de richtlijn inzake tapmaatflessen aan de bij die richtlijn gestelde toepasselijke eisen.
3. Het is de marktdeelnemer verboden een meetinstrument als bedoeld in het eerste lid, voorzien van een CE- markering en de aanvullende metrologische markering, of een tapmaatfles, voorzien van een E.E.G-teken als bedoeld in het tweede lid, in de handel te brengen of op de markt aan te bieden, indien deze niet aan de in het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde eisen voldoet.
Meetinstrumenten als bedoeld in de onderdelen a tot en met f voldoen voordat zij in de handel worden gebracht, in gebruik worden genomen of voor ingebruikneming op de markt worden aangeboden, aan de bij ministeriële regeling voor het instrument gestelde eisen:
a. statische vloeistofhoeveelheidsmeters met een in artikel 4, onderdeel a, bedoelde taak;
b. vloeistofhoogtemeters, bestaande uit een meetwaarde opnemer en ten minste één aanwijsinrichting, met een in artikel 4, onderdeel a, bedoelde taak;
c. massameters met een in artikel 4, onderdeel a, bedoelde taak;
d. CG-dispensers met een in artikel 4, onderdeel b, bedoelde taak;
e. dynamische weegbruggen met een in artikel 4, onderdeel c, bedoelde taak;
f. discontinue brandstofmeters met een in artikel 4, onderdeel d, bedoelde taak.
1. Een meetinstrument als bedoeld in artikel 5 of artikel 7, eerste lid, dat voldoet aan:
a. de geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, of
b. delen van normatieve documenten waarvan de lijst in Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt,
wordt geacht overeen te stemmen met de in bijlage I van de richtlijn meetinstrumenten en in de toepasselijke instrumentspecifieke bijlage opgenomen essentiële eisen die door de onder a bedoelde normen of delen daarvan, onderscheidenlijk door de onder b bedoelde delen van normatieve documenten, worden bestreken.
2. Een niet-automatisch weegwerktuig als bedoeld in artikel 6 dat voldoet aan de geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt geacht overeen te stemmen met de in bijlage I van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen opgenomen essentiële eisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken.
1. De fabrikant van een meetinstrument als bedoeld in artikel 5 of artikel 7, eerste lid, mag elke technische oplossing kiezen die voldoet aan de in bijlage I van de richtlijn meetinstrumenten en in de instrumentspecifieke bijlage opgenomen essentiële eisen.
2. De fabrikant hoeft de conformiteit van het instrument met de in het eerste lid bedoelde eisen niet aan te tonen wanneer hij op juiste wijze de oplossingen toepast die in de in artikel 9, eerste lid, bedoelde geharmoniseerde normen of normatieve documenten zijn weergegeven.
1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de eisen waar meetinstrumenten als bedoeld in de artikelen 5, 6 en 8 bij gebruik aan moeten voldoen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van installatie en anderszins omtrent de omstandigheden waaronder een meetinstrument als bedoeld in artikel 5, artikel 6 of artikel 8 wordt gebruikt.
1. Een meetinstrument als bedoeld in artikel 5 of artikel 7, eerste lid, ondergaat, naar keuze van de fabrikant, één van de in de instrumentspecifieke bijlage voor dat instrument aangegeven conformiteitsbeoordelingsprocedures van de richtlijn meetinstrumenten.
2. Indien de conformiteitsbeoordelingsprocedure van een meetinstrument als bedoeld in het eerste lid voorziet in een test, wordt vermoed dat voldaan is aan die test wanneer het met die test overeenkomende testprogramma is uitgevoerd overeenkomstig de in artikel 9, eerste lid, bedoelde geharmoniseerde normen of normatieve documenten en de testresultaten garanderen dat aan de essentiële eisen die zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn meetinstrumenten en in de toepasselijke instrumentspecifieke bijlage, is voldaan.
3. Een niet-automatisch weegwerktuig als bedoeld in artikel 6 ondergaat naar keuze van de fabrikant een conformiteitsbeoordeling volgens één van de in artikel 13, eerste lid, onder a en b, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen bedoelde procedures.
4. De bescheiden en briefwisseling met betrekking tot de in het eerste lid en derde lid bedoelde procedures zijn gesteld in één van de officiële talen van de lidstaat waarin de bij de procedure betrokken aangewezen instantie is gevestigd of in een andere taal die door die instantie is aanvaard.
1. Een meetinstrument als bedoeld in artikel 8 ondergaat naar keuze van de fabrikant een conformiteitsbeoordeling overeenkomstig de conformiteitsbeoordelingsprocedure B+D, B+E, B+F of conformiteitsbeoordelingsprocedure G van de richtlijn meetinstrumenten en de voorschriften die voor de toepassing van die conformiteitsbeoordelingsprocedures in de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen.
2. De bescheiden en briefwisseling met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde conformiteitsbeoordeling zijn gesteld in de Nederlandse taal of in een andere taal die door de bij de procedure betrokken aangewezen instantie is aanvaard.
1. Voor een geregeld meetinstrument als bedoeld in artikel 5, artikel 6 of artikel 8 dat in gebruik is genomen, bestaat de conformiteitsbeoordeling uit een keuring.
2. De keuring wordt verricht door een voor het betrokken meetinstrument aangewezen instantie of door een persoon die beschikt over een voor het betrokken meetinstrument verleende erkenning als bedoeld in artikel 11 van de wet.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels ten aanzien van de keuring worden gesteld.
Tapmaatflessen worden gecontroleerd op conformiteit met de eisen uit de richtlijn inzake tapmaatflessen door middel van steekproeven overeenkomstig de toepasselijke voorschriften van de richtlijn inzake tapmaatflessen.
1. De aangewezen instantie die toetsende werkzaamheden verricht in het kader van een conformiteitsbeoordeling als bedoeld in artikel 12, eerste of derde lid, draagt daarbij zorg voor de uitvoering van haar met die toetsende werkzaamheden samenhangende verplichtingen die in de conformiteitsbeoordelingsprocedure zijn voorzien.
2. De aangewezen instantie die de toetsende werkzaamheden verricht in het kader van een conformiteitsbeoordeling als bedoeld in artikel 13, eerste lid, draagt daarbij zorg voor de uitvoering van de verplichtingen die in een conformiteitsbeoordelingsprocedure als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en in de bijlage bij dit besluit opgenomen voorschriften aan haar zijn opgedragen.
3. Voor zover een conformiteitsbeoordelingsprocedure voorziet in de verplichting tot het verstrekken van gegevens aan de lidstaat door wie de aangewezen instantie is aangewezen, dan wel aan andere lidstaten, geldt dat in Nederland de gegevens worden verstrekt aan Onze Minister.
4. Voor zover een conformiteitsbeoordelingsprocedure voorziet in het verstrekken van gegevens aan de lidstaten van de Europese Unie of de Europese Commissie, geldt dat deze verstrekking geschiedt door tussenkomst van Onze Minister.
1. Voor het uitvoeren van een controle als bedoeld in artikel 15 wordt Onze Minister aangemerkt als bevoegde dienst.
2. Onze Minister draagt met inachtneming van de toepasselijke bepalingen uit de richtlijn meetmiddelen en metrologische controlemiddelen en de richtlijn inzake tapmaatflessen zorg voor de werkzaamheden die voortvloeien uit zijn taak bij de controle.
1. De conformiteit van een in de handel te brengen of in gebruik te nemen meetinstrument als bedoeld in artikel 5 of artikel 7, eerste lid, of van een niet-automatisch weegwerktuig als bedoeld in artikel 6 met de bij of krachtens de wet gestelde eisen blijkt uit de CE-markering en de aanvullende metrologische markering, zoals beschreven in artikel 21, tweede lid, van de richtlijn meetinstrumenten onderscheidenlijk artikel 16, tweede lid, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen.
2. De in het eerste lid bedoelde markeringen alsmede andere opschriften worden aangebracht overeenkomstig de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure en de artikelen 21 en 22 van de richtlijn meetinstrumenten, onderscheidenlijk de artikelen 16 en 17 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen.
3. Indien artikel 6, tweede lid, van toepassing is, moet op elk van die inrichtingen die niet aan een conformiteitsbeoordeling als bedoeld in artikel 12, derde lid, is onderworpen het beperkend gebruikssymbool, als omschreven in bijlage III, punt 3, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen, duidelijk zichtbaar en onuitwisbaar zijn aangebracht.
1. Een niet-automatisch weegwerktuig dat niet bestemd is voor een specifieke toepassing als bedoeld in artikel 3 wordt voorzien van de in bijlage III, punt 2, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen bedoelde opschriften.
2. De in het eerste lid bedoelde opschriften worden duidelijk zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar aangebracht.
3. Het is marktdeelnemers verboden niet-automatische weegwerktuigen als bedoeld in het eerste lid in de handel te brengen indien zij niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde vereisten.
De conformiteit van een in de handel te brengen of in gebruik te nemen tapmaatfles met de bij of krachtens de wet gestelde eisen blijkt uit het in artikel 7, tweede lid, bedoelde E.E.G-teken. Het teken wordt door de fabrikant aangebracht overeenkomstig de voorschriften van de richtlijn meetmiddelen en metrologische meetmethoden en de richtlijn inzake tapmaatflessen.
1. De conformiteit van een in de handel te brengen of in gebruik te nemen meetinstrument als bedoeld in artikel 8 met de bij of krachtens de wet gestelde eisen blijkt uit de bij ministeriële regeling vast te stellen Nederlandse metrologische markering.
2. De in het eerste lid bedoelde markering wordt duidelijk zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar op het meetinstrument aangebracht. Wanneer een meetinstrument te klein of te gevoelig is om de markering daar op aan te brengen, wordt de markering aangebracht op de eventuele verpakking en op de documenten die bij het meetinstrument worden gevoegd.
3. Op de meetinstrumenten mogen andere markeringen worden aangebracht mits de zichtbaarheid en leesbaarheid van de Nederlandse metrologische markering, bedoeld in het eerste lid, niet wordt verminderd.
4. De in het eerste lid bedoelde markering wordt aangebracht door de fabrikant of onder zijn verantwoordelijkheid.
1. De conformiteit van een in gebruik genomen geregeld meetinstrument dat ingevolge artikel 7 van de wet een keuring heeft ondergaan, blijkt uit een merkteken waarvan het model bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Bij ministeriële regeling kunnen tevens regels worden gesteld omtrent de plaats en de wijze van aanbrengen van het merkteken.
2. Het in het eerste lid bedoelde merkteken wordt aangebracht door een voor het betrokken meetinstrument aangewezen instantie of een persoon die beschikt over een voor dat specifieke meetinstrument verleende erkenning als bedoeld in artikel 11 van de wet.
De bevoegde nationale autoriteit in de artikelen 8, achtste en negende lid, 9, tweede lid, onder b en c, 10, zevende en negende lid, 11, vierde en vijfde lid, van de richtlijn meetinstrumenten en de artikelen 6, achtste en negende lid, 7, tweede lid, onder b en c, 8, zevende en negende lid, 9, vierde en vijfde lid, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen is Onze Minister.
1. De fabrikant van een meetinstrument als bedoeld in artikel 5 of artikel 7, eerste lid, voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 8, 18 en 19 van de richtlijn meetinstrumenten.
2. De fabrikant van een niet-automatisch weegwerktuig voldoet aan de verplichtingen bedoeld in de artikelen 6 en 14 en bijlage II van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen.
De fabrikant van een meetinstrument als bedoeld in artikel 8 verricht de werkzaamheden en voldoet aan de verplichtingen die in verband met de conformiteitsbeoordeling volgens de in artikel 13 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedure en de in de bijlage bij dit besluit opgenomen voorschriften aan hem zijn opgedragen.
De fabrikant van een tapmaatfles verricht de werkzaamheden en voldoet aan de verplichtingen die in de richtlijn inzake tapmaatflessen aan hem zijn opgedragen.
1. De fabrikant van een meetinstrument als bedoeld in de artikelen 5 of 7, eerste lid, of van een niet-automatisch weegwerktuig kan schriftelijk een gemachtigde aanwijzen die namens hem optreedt ten aanzien van bepaalde verplichtingen en werkzaamheden. De aanwijzing omvat niet de verplichtingen op grond van artikel 8, eerste lid, van de richtlijn meetinstrumenten en artikel 6, eerste lid, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen en evenmin de in artikel 8, tweede lid, van de richtlijn meetinstrumenten en artikel 6, tweede lid, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen vervatte verplichting om technische documentatie op te stellen.
2. Een gemachtigde als bedoeld in het eerste lid voert de taken uit die zijn opgenomen in de aanwijzing. De aanwijzing omvat ten minste de volgende taken:
a. het ter beschikking van Onze Minister en andere betrokken toezichthoudende instanties houden van de EU-conformiteitsverklaring en de technische documentatie gedurende tien jaar nadat het meetinstrument in de handel is gebracht;
b. het op met redenen omkleed verzoek van Onze Minister verstrekken van alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het meetinstrument aan te tonen;
c. het op verzoek van Onze Minister verlenen van medewerking aan eventueel genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van de meetinstrumenten waarvoor hij als gemachtigde is aangewezen.
1. De importeur van een meetinstrument als bedoeld in artikel 5 of artikel 7, eerste lid, voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 10 van de richtlijn meetinstrumenten.
2. De importeur van een niet-automatisch weegwerktuig voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen.
1. De distributeur van een meetinstrument als bedoeld in artikel 5 of artikel 7, eerste lid, voldoet aan de verplichtingen uit artikel 11 van de richtlijn meetinstrumenten.
2. De distributeur van een niet-automatisch weegwerktuig voldoet aan de verplichtingen uit artikel 9 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen.
De importeur of distributeur van een meetinstrument als bedoeld in de artikelen 5 of 7, eerste lid, of van een niet-automatisch weegwerktuig wordt als fabrikant in de zin van de richtlijn meetinstrumenten of de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen beschouwd en voldoet aan de in artikel 24 genoemde verplichtingen van de fabrikant, wanneer hij een meetinstrument of niet-automatisch weegwerktuig onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of een reeds in de handel gebracht meetinstrument zodanig wijzigt dat de conformiteit met de desbetreffende richtlijnen in het gedrang kan komen.
Een bij een meetinstrument als bedoeld in de artikelen 5, 6 of 7, eerste lid, betrokken marktdeelnemer verstrekt tot tien jaar nadat het meetinstrument aan hem geleverd is en tot tien jaar nadat hij het werktuig heeft geleverd de informatie, bedoeld in artikel 13 van de richtlijn meetinstrumenten en artikel 11 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen.
Een wijziging van de richtlijn meetinstrumenten, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen, van de richtlijn meetmiddelen en controlemethoden of van de richtlijn inzake tapmaatflessen gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
1. Een meetinstrument als bedoeld in artikel 5 of artikel 7, eerste lid, of een niet- automatisch weegwerktuig dat voldoet aan de toepasselijke eisen uit het Meetinstrumentenbesluit I en dat vóór 20 april 2016 in de handel is gebracht, mag op de markt worden aangeboden of in gebruik worden genomen.
2. Een certificaat voor een meetinstrument als bedoeld in artikel 5 of artikel 7, eerste lid, of voor een niet-automatisch weegwerktuig, dat vóór 20 april 2016 is verstrekt op grond van het Meetinstrumentenbesluit I wordt beschouwd als een certificaat dat is verstrekt op grond van dit besluit.
De verklaring van toelating die voor de inwerkingtreding van dit besluit is afgegeven voor een conformiteitsbeoordeling als bedoeld in artikel 13 is geldig tot tien jaar na de dag van inwerkingtreding van dit besluit.
In artikel 78, vierde lid, van het Besluit personenvervoer 2000 wordt «De artikelen 15, vierde lid, en 20 van het Meetinstrumentenbesluit I» vervangen door: De artikelen 14, tweede lid, en artikel 22 van het Besluit meetinstrumenten en marktdeelnemers.
Het Meeteenhedenbesluit 2006 wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen 10 en 11 vervallen.
B
In artikel 20a wordt «de artikelen 9, 10 en 11» vervangen door: «artikel 9» en wordt «artikel 2 van de IJkwet BES» vervangen door: artikel 2 van de IJkwet BES 2014.
De artikelen 1, onderdelen c, d, e, f, g, h, i, j, k en n, 2, 4, 6, 7, 9, 14, 15, 17, 20, 21 en 22a van het Meetinstrumentenbesluit II vervallen.
Het Meetinstrumentenbesluit I wordt ingetrokken.
Het Meetinstrumentenbesluit II wordt ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 20 april 2016, met uitzondering van:
a. de artikelen 7, tweede en derde lid, 15, 17, 20, 36, onderdeel A, en 37, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst;
b. de artikelen 4, 8, 13, 21, 25 en 39 en de bijlage, bedoeld in artikel 13, die inwerking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip;
c. artikel 36, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van het tijdstip waarop de IJkwet BES 2014 in werking treedt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 14 april 2016
Willem-Alexander
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Uitgegeven de negentiende april 2016
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Bij de toepassing van de conformiteitsbeoordelingsprocedures B, D, E, F en G uit bijlage I van de richtlijn meetinstrumenten gelden de volgende voorschriften.
1. Voor «aangemelde instantie» wordt telkens gelezen: aangewezen instantie.
2. Verwijzingen naar normen of normatieve documenten als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn meetinstrumenten zijn niet van toepassing.
3. Voor «eisen van deze richtlijn» of «toepasselijke eisen van deze richtlijn» wordt telkens gelezen: desbetreffende eisen van de toepasselijke ministeriële regeling.
4. Voor «certificaat van EU-type-onderzoek» wordt telkens gelezen: verklaring van toelating.
5. Voor «overeenkomstig deze richtlijn» wordt telkens gelezen: overeenkomstig dit besluit.
1. Voor «EU-typeonderzoek» wordt telkens gelezen: typeonderzoek.
2. Wat betreft de aanvraag voor het type onderzoek geldt ten aanzien van de technische documentatie in plaats van het bepaalde in punt 3, subonderdeel c, dat de technische documentatie wordt opgesteld overeenkomstig artikel 18 van de richtlijn meetinstrumenten, met dien verstande dat het derde lid, onderdelen f en g, niet van toepassing zijn. Op basis van de documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het meetinstrument in overeenstemming is met de eisen van de desbetreffende ministeriële regeling. De documentatie verschaft, voor zover dat voor de beoordeling nodig is, inzicht in het ontwerp, de fabricage en de werking van het meetinstrument.
2. Voor de door de aangewezen instantie te verrichten activiteiten ten aanzien van de monsters geldt in plaats van de punten 4.1 tot en met 4.4 dat de aangewezen instantie:
– de technische documentatie bestudeert en controleert of de monsters daarmee in overeenstemming zijn;
– de passende onderzoeken en noodzakelijke proeven verricht om na te gaan of de door de fabrikant gekozen oplossingen voldoen aan de desbetreffende eisen van de toepasselijke ministeriële regeling.
3. Voor de toepassing van punt 10 geldt dat het evaluatieverslag ter beschikking wordt gehouden van Onze Minister.
4. Punt 11 is niet van toepassing.
1. In plaats van punt 1 geldt dat de fabrikant voldoet aan de in module D opgenomen verplichtingen ter kwaliteitsborging van het productieproces en garandeert dat de betrokken meetinstrumenten overeenstemmen met het type als beschreven in de verklaring van toelating en met de desbetreffende eisen van de toepasselijke ministeriële regeling.
2. Voor het opschrift van paragraaf 5 wordt gelezen: Conformiteitsmarkering.
3. In punt 5.1 wordt voor de «CE-markering en de aanvullende metrologische markering» gelezen: Nederlandse metrologische markering als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Besluit meetinstrumenten en marktdeelnemers.
4. Punt 5.2 is niet van toepassing.
5. Bij de toepassing van punt 6 wordt voor «nationale autoriteiten» gelezen: Onze Minister.
6. Punt 8 is niet van toepassing.
1. In plaats van punt 1 geldt dat de fabrikant voldoet aan de in module E opgenomen verplichtingen ter kwaliteitsborging van de eindproductcontrole en beproeving en garandeert dat de betrokken meetinstrumenten overeenstemmen met het type als beschreven in de verklaring van toelating en met de desbetreffende eisen van de toepasselijke ministeriële regeling.
2. Voor het opschrift van paragraaf 5 wordt gelezen: Conformiteitsmarkering.
3. In punt 5.1 wordt voor de «CE-markering en de aanvullende metrologische markering» gelezen: Nederlandse metrologische markering als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Besluit meetinstrumenten en marktdeelnemers.
4. Punt 5.2 is niet van toepassing.
5. Bij de toepassing van punt 6 wordt voor «nationale autoriteiten» gelezen: Onze Minister.
6. Punt 8 is niet van toepassing.
1. In plaats van punt 1 geldt dat de fabrikant voldoet aan de in bijlage F opgenomen verplichtingen voor de productkeuring en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten overeenstemmen met het type als beschreven in de verklaring van toelating en met de desbetreffende eisen van de toepasselijke ministeriële regeling.
2. Bij de punten 4.1 en 5.2 geldt dat de aanwezen instantie in alle gevallen beslist over de te verrichten passende tests.
3. Bij de toepassing van punt 5.4 wordt voor «nationale autoriteiten» gelezen: Onze Minister.
4. Voor het opschrift van paragraaf 6 wordt gelezen: Conformiteitsmarkering.
5. Voor de toepassing van punt 6.1 geldt dat voor «CE-markering en de aanvullende metrologische markering» wordt gelezen: Nederlandse metrologische markering als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Besluit meetinstrumenten en marktdeelnemers.
6. Punt 6.2 is niet van toepassing.
7. Punt 8 is niet van toepassing.
1. In plaats van punt 1 geldt dat de fabrikant voldoet aan de in bijlage G opgenomen verplichtingen voor de productkeuring en garandeert en verklaart dat het betrokken meetinstrument overeenstemt met de desbetreffende eisen van de toepasselijke ministeriële regeling.
2. Wat betreft de aanvraag geldt ten aanzien van de technische documentatie in plaats van het bepaalde in punt 2 dat de technische documentatie wordt opgesteld overeenkomstig artikel 18 van de richtlijn meetinstrumenten, met dien verstande dat het derde lid, onderdelen f en g, niet van toepassing zijn. Op basis van de documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het meetinstrument in overeenstemming is met de eisen van de desbetreffende ministeriële regeling. De documentatie verschaft, voor zover dat voor de beoordeling nodig is, inzicht in het ontwerp, de fabricage en de werking van het meetinstrument.
3. Bij punt 4 geldt dat de aanwezen instantie in alle gevallen beslist over de te verrichten passende tests.
4. Bij de toepassing van punt 4 wordt voor «nationale autoriteiten» gelezen: Onze Minister.
5. Voor het opschrift van paragraaf 5 wordt gelezen: Conformiteitsmarkering.
6. Bij de toepassing van punt 5.1 wordt voor «CE-markering en de aanvullende metrologische markering» gelezen: Nederlandse metrologische markering als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Besluit meetinstrumenten en marktdeelnemers.
7. Punt 5.2 is niet van toepassing.
8. Punt 6 is niet van toepassing.
Dit besluit strekt tot implementatie van richtlijn 2011/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 houdende intrekking van de Richtlijnen 71/317/EEG, 71/347/EEG, 71/349/EEG, 74/148/EEG, 75/33/EEG, 76/765/EEG, 76/766/EEG en 86/217/EEG van de Raad inzake metrologie (PbEU 2011, L 71, hierna: richtlijn 2011/17/EU), richtlijn 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten (PbEU 2014, L 96, hierna: richtlijn meetinstrumenten) en richtlijn 2014/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen (PbEU 2014, L 96, hierna: richtlijn niet-automatische weegwerktuigen). Dit besluit vervangt tevens het Meetinstrumentenbesluit I (hierna: MIB I) en het Meetinstrumentenbesluit II (hierna: MIB II). In het MIB I waren de voorgangers van de richtlijn meetinstrumenten en de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen, te weten richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (hierna: richtlijn 2004/22/EG) respectievelijk richtlijn 2009/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de harmonisatie van de wetgeving van de Lidstaten inzake niet-automatische weegwerktuigen (hierna: richtlijn 2009/23/EEG), geïmplementeerd. In het MIB II waren de richtlijnen die ingetrokken worden met richtlijn 2011/17/EU alsmede de richtlijn 75/107/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1974 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der Lid-Staten inzake flessen, gebruikt als tapmaten (PbEG L 42, hierna: richtlijn inzake tapmaatflessen) geïmplementeerd en waren bepalingen opgenomen met betrekking tot de nationaal autonoom geregelde meetinstrumenten. Na de implementatie van richtlijn 2011/17/EU zou het MIB II nog slechts van toepassing zijn op een zeer beperkt aantal meetinstrumenten, te weten de tapmaatfles en de nationaal autonoom geregelde meetinstrumenten. Derhalve is besloten om beide meetinstrumentenbesluiten in te trekken en één nieuw besluit op te stellen voor alle meetinstrumenten. Dit besluit is grotendeels gelijk aan de (resterende) bepalingen uit het MIB I en het MIB II. Waar nodig zijn de bepalingen aangepast aan de herziene richtlijnen.
Naar aanleiding van de nieuwe richtlijn niet-automatische weegwerktuigen en de nieuwe richtlijn meetinstrumenten is de Metrologiewet aangepast (Stb. 2015, 307). Deze richtlijnen zijn onderdeel van het zogenaamde stroomlijningspakket, dat negen Europese richtlijnen herschikt in overeenstemming met de nieuwe terminologie van het Verdrag van Lissabon en met de referentiebepalingen uit Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit nr. 93/465/EEG van de Raad. Dit is onderdeel van het Nieuw Wettelijk Kader (hierna: NWK). In de memorie van toelichting bij de wijziging van de Metrologiewet (implementatie richtlijnen) (Kamerstukken II 2014/2015, 34 143, nr. 3) is aangegeven wat dit NWK behelst. De wijzigingen die betrekking hebben op de aangewezen en interne instanties zijn geïmplementeerd in het Besluit Aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet. Onderhavig besluit bevat de regelgeving met betrekking tot meetinstrumenten, marktdeelnemers en conformiteitsprocedures.
De richtlijnen die met richtlijn 2011/17 worden ingetrokken zijn een aantal bijzondere richtlijnen voor meetinstrumenten die zijn vastgesteld op basis van richtlijn 2009/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende voor meetmiddelen en metrologische controle methoden geldende algemene bepalingen (herschikking van richtlijn 71/316/EEG). De richtlijnen hebben betrekking op gewichten (Richtlijn 71/317/EEG), het natuurgewicht voor granen (richtlijn 71/347/EEG), scheepstanks (richtlijn 71/349/EEG), precisie gewichten (richtlijn 74/148/EEG), koud watermeters (richtlijn 75/33/EEG), alcoholmeters en aerometers voor alcohol (richtlijn 76/765/EEG) en manometers voor autobanden (richtlijn 86/217/EEG). Deze richtlijnen zijn uit technisch oogpunt verouderd of hebben betrekking op meetinstrumenten die niet aan technische ontwikkelingen onderhevig zijn en steeds minder gebruikt worden. Richtlijn 76/755/EEG heeft betrekking op alcoholtabellen. Hoewel deze richtlijn voorziet in volledige harmonisatie wordt deze ingetrokken omdat de inhoud daarvan grotendeels is opgenomen in de Unieverordeningen inzake de bepaling van het alcoholgehalte van wijn en gedestilleerde dranken.
De intrekking van richtlijn 71/349/EEG is reeds bij besluit van 8 juli 2011 (Stb 2011, 362) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De intrekking van de andere richtlijnen was op dat moment nog onderhevig aan nader onderzoek van de Europese Commissie en wordt in dit besluit meegenomen.
Het was mogelijk om naast de Uniebepalingen ook nationale bepalingen voor deze meetinstrumenten op te stellen. Van deze mogelijkheid is sinds de inwerkingtreding van de Metrologiewet in 2006 geen gebruik gemaakt. Er was geen meettaak aan deze instrumenten gekoppeld zodat het gebruik van een gekeurd meetinstrument voor bepaalde meettaken niet was voorgeschreven. De Nederlandse implementatie beperkte zich tot voorschriften, die het mogelijk maakte om een EEG-ijkmarkering te verkrijgen en een conformiteitsprocedure gebeurde dus op vrijwillige basis. Een overgangsregeling met betrekking tot de geldigheid van de EEG markering is voor Nederland niet nodig omdat er geen voorschriften voor deze meetinstrumenten gelden bij het in de handel brengen, het op de markt aanbieden of het gebruik van deze meetinstrumenten.
In dit besluit zijn zowel de meetinstrumenten opgenomen waarvoor technische en metrologische regels worden gesteld in de richtlijn meetinstrumenten, de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen en de richtlijn inzake tapmaatflessen als de meetinstrumenten waarvoor op Europees niveau geen regelgeving is vastgesteld. Deze laatste categorie meetinstrumenten worden uitsluitend autonoom op nationaal niveau geregeld.
In hoofdstuk 2 van dit besluit zijn specifieke toepassingsgebieden gekoppeld aan meettaken. De in richtlijn 2004/22/EG geïntroduceerde optionaliteitclausule is in de richtlijn meetinstrumenten gehandhaafd. Dit betekent dat de lidstaten het recht hebben om een meettaak aan specifieke toepassingsgebieden te koppelen en daarmee het gebruik van wettelijk gecontroleerde meetinstrumenten voor die specifieke toepassingsgebieden voor te schrijven. Voor de niet-automatische weegwerktuigen is dit in de richtlijn zelf vastgelegd en voor de autonoom geregelde meetinstrumenten was dit opgenomen in het MIB II. De toepassingsgebieden drijven van handel en doen van leveringen omvatten naast het oogmerk «eerlijke handel» ook een deel consumentenbescherming. De consument is vaak één van de partijen bij een handelstransactie of is degene aan wie de levering geschiedt.
In de terminologie van de Metrologiewet worden deze meettaken uitgevoerd door «geregelde meetinstrumenten», dat zijn meetinstrumenten die bestemd zijn en worden ingezet voor een bepaalde meettaak binnen een specifiek toepassingsgebied. In hoofdstuk 3 zijn de meetinstrumenten vastgelegd waarmee deze meettaken moeten worden uitgevoerd. Tevens is aangegeven aan welke eisen deze meetinstrumenten moeten voldoen. Wordt de meettaak niet uitgevoerd in het kader van een specifiek toepassingsgebied, dan is men niet verplicht een geregeld meetinstrument te gebruiken. Een voorbeeld, ontleend aan de toelichting bij het MIB I, kan bovenstaande verduidelijken. Een automatisch weegwerktuig dat gebruikt wordt voor het afvullen van voorverpakkingen moet voldoen aan de essentiële eisen en voorzien zijn van een CE-markering en de aanvullende metrologische markering terwijl dezelfde verplichting niet geldt als datzelfde meetinstrument wordt gebruikt om tijdens het productieproces de hoeveelheden te bepalen van de toe te voegen ingrediënten in een samenstelling.
Dit betekent dus dat op de Nederlandse markt naast geregelde ook andere meetinstrumenten zullen voorkomen. De fabrikant bepaalt of hij zijn meetinstrument al dan niet als een geregeld meetinstrument in de handel brengt. De wetgeving geeft aan welke meettaken met een geregeld meetinstrument moeten worden uitgevoerd.
In dit hoofdstuk zijn tevens de technische en metrologische eisen opgenomen voor die categorieën meetinstrumenten uit de richtlijn meetinstrumenten waarvan de meettaak niet gekoppeld is aan een specifieke toepassing. Dit is noodzakelijk voor het verkrijgen van de CE-markering en de aanvullende metrologische markering voor die meetinstrumenten maar ook om meetinstrumenten die wel voorzien zijn van de metrologische markering maar niet voldoen aan de essentiële eisen, van de markt te weren.
In de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen is bij de verplichtingen van de fabrikant vastgelegd dat niet-automatische weegwerktuigen die niet bestemd zijn voor een meettaak ten behoeve van de in de richtlijn vermelde toepassingen, voorzien moeten worden van de naam, geregistreerde handelsnaam of merknaam van de fabrikant en het maximale weegvermogen. Deze meetinstrumenten hoeven niet aan de essentiële eisen te voldoen en mogen derhalve niet voorzien zijn van de aanvullende metrologische markering.
De richtlijn inzake tapmaatflessen is nog een oude aanpak richtlijn uit 1974. In deze richtlijn worden voor flessen metrologische eigenschappen vastgesteld met betrekking tot hun nominale volume en een referentiemethode aan de hand waarvan de maximaal toelaatbare fouten kunnen worden gecontroleerd. Op deze wijze kunnen flessen die voldoen aan de richtlijn inzake tapmaatflessen als tapmaat worden gebruikt omdat, wanneer zij tot een bepaald niveau zijn gevuld, de inhoud van deze flessen met voldoende nauwkeurigheid bepaald is. Het gebruik van tapmaatflessen is niet voorgeschreven.
Ten aanzien van de autonoom nationaal geregelde meetinstrumenten worden in dit besluit ook de meetinstrumenten opgenomen die in het MIB II geregeld werden met de volgende aanpassingen. De combinatie van een meetreservoir en een peilstok, een vloeistofhoogtemeter of een massameter is nu aangeduid als statische vloeistofhoeveelheidmeter. Daarnaast is de massameter opgenomen die met een ontheffing op basis van de overgangsbepalingen in de Metrologiewet tot 1 november 2016 voor handelsdoeleinden gebruikt mogen worden. De in de massameter toegepaste meettechniek is zorgvuldig en is efficiënter in het gebruik dan de traditionele meetmethoden. Deze mogelijkheid vervalt met ingang van 1 november 2016. Het bedrijfsleven heeft een verzoek ingediend om de massameter te regelen zodat er een einde komt aan de verschillende behandeling van gelijkwaardige meetmethoden. Tenslotte zijn de CNG meters (CNG staat voor Compressed Natural Gas ofwel aardgas) vervangen door CG dispensers (Compressed Gas) omdat in deze tijd verwacht wordt dat naast CNG ook andere gassen als brandstof voor vervoersmiddelen gebruikt gaan worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan waterstof. Voor de invulling van de technische eisen zal aansluiting gezocht worden bij de internationale aanbevelingen van het Organisation Internationale de Métrologie Légale.
In artikel 6, tweede lid, van de Metrologiewet is het beginsel van wederzijdse erkenning opgenomen. De wederzijdse erkenning zorgt ervoor dat meetinstrumenten die in een andere lidstaat van de EU of in een staat die partij is bij een overeenkomst die Nederland bindt zijn geproduceerd of in de handel zijn gebracht en die bij conformiteitsbeoordeling door een door die staat erkende instantie voldoen aan gelijkwaardige eisen, gelijk gesteld worden aan meetinstrumenten die de in artikel 6, eerste lid, Metrologiewet, bedoelde conformiteitsbeoordeling hebben voldaan.
Op grond van de Metrologiewet waren de verplichtingen van de marktdeelnemers al impliciet geregeld in het verbod om een geregeld meetinstrument in de handel te brengen, verder te verhandelen of in gebruik te nemen als het niet overeenstemt met de gestelde eisen of niet voorzien was van de verplichte markeringen. Met betrekking tot de meetinstrumenten die uitsluitend op nationaal niveau worden geregeld en niet in Europees verband, is ervoor gekozen om het bestaande systeem te handhaven en de verplichtingen van de marktdeelnemers niet in detail uit te schrijven. Het verbod blijkt in de praktijk afdoende te werken en de marktdeelnemers in de distributieketen zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheden.
In aanvulling op de richtlijn 2004/22/EC en richtlijn 2009/23/EC worden in de nieuwe richtlijnen naast de verplichtingen voor de fabrikant ook de verschillende verplichtingen van de andere marktdeelnemers in de distributieketen uitgeschreven. Alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toelevering en distributie moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend meetinstrumenten en niet-automatische weegwerktuigen op de markt aanbieden die aan de richtlijnen voldoen. Vanwege de verschillende rollen en de daaraan gekoppelde verplichtingen die de marktdeelnemers daarbij hebben, is ervoor gekozen om deze in de richtlijnen per deelnemer uit te schrijven. Er is sprake van een expliciete verdeling van deze inhoudelijke verplichtingen. Meer in detail gaat het om de volgende elementen:
– de verplichtingen voor de fabrikanten blijven nagenoeg gelijk zij het dat ze meer in detail zijn uitgeschreven. De verplichting om een conformiteitsbeoordeling uit te voeren blijft uitsluitend bij de fabrikant liggen omdat die het beste op de hoogte is van de details van het ontwerp- en productieproces.
– importeurs moeten controleren of de fabrikant de adequate conformiteitsprocedure heeft uitgevoerd. Zij zien erop toe dat de fabrikant de technische documentatie heeft opgesteld, het meetinstrument en het niet-automatische weegwerktuig is voorzien van de CE-markering en de aanvullende metrologische markering en vergezeld gaat van de voorgeschreven documentatie. Tenslotte moeten zij een kopie van de conformiteitsverklaring bewaren en hun naam en adres op het instrument of indien dat niet mogelijk is op de verpakking aanbrengen.
– distributeurs moeten controleren of op het meetinstrument respectievelijk het niet-automatische weegwerktuig van de CE-markering en de aanvullende metrologische markering is aangebracht, voorzien is van de naam van de fabrikant en in voorkomend geval die van de importeur en of de verplichte documentatie en instructies zijn bijgevoegd. Zij dienen voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden te zorgen dat de conformiteit van het instrument niet in gedrang komt.
– een door de fabrikant aangewezen gemachtigde heeft een bewaarplicht voor de EU-conformiteitsverklaring en de technische documentatie en heeft de verplichting om op verzoek van toezichthouders medewerking te verlenen om de conformiteit van het meetinstrument of het niet-automatische weegwerktuig aan te tonen of maatregelen te nemen ter uitschakeling van risico’s van meetinstrumenten of niet-automatische weegwerktuigen.
Het markttoezicht wordt eenvoudiger en doeltreffender wanneer gewaarborgd wordt dat een niet-automatisch weegwerktuig of een meetinstrument in de hele toeleveringsketen traceerbaar is. Derhalve is in de nieuwe richtlijnen de verplichting opgenomen dat de marktdeelnemers de gegevens bewaren van wie zij een instrument gekocht hebben en aan wie ze het verkocht hebben. Zij hoeven echter de gegevens wat betreft de andere marktdeelnemers van wie zij het meetinstrument hebben gekocht of aan wie zij het hebben geleverd, gedurende de bewaartijd niet bij te werken.
De fabrikant dient een EU-conformiteitsverklaring op te stellen waarin wordt vermeld dat het meetinstrument of het niet-automatisch weegwerktuig aantoonbaar voldoet aan de eisen van de desbetreffende richtlijn. Deze verklaring moet volgens een vaste structuur worden opgesteld conform bijlage XIII van de richtlijn meetinstrumenten respectievelijk bijlage IV van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen. In de meeste gevallen zijn er meerdere richtlijnen op hetzelfde product van toepassing. Meetinstrumenten kunnen dan ook wat betreft andere aspecten dan metrologische eisen vallen onder andere EU-richtlijnen die eveneens voorzien in een EU-conformiteitsverklaring. Om een effectieve toegang tot informatie voor de markttoezichthouders te waarborgen, dient de fabrikant er thans voor te zorgen dat de EU-conformiteitsverklaring de informatie over alle van toepassing zijnde richtlijnen bevat. De EU-conformiteitsverklaring kan bestaan uit een dossier van afzonderlijke relevante conformiteitsverklaringen.
Zoals in de memorie van toelichting op de wijziging van de Metrologiewet (implementatie richtlijnen) (Kamerstukken II 2014/2015, 34 143, nr. 3) reeds is aangegeven harmoniseert het NWK de conformiteitsbeoordelingsprocedures. Voor de beoordeling van de meetinstrumenten die onder de werkingssfeer van de richtlijn meetinstrumenten vallen, heeft dit geen inhoudelijke wijzigingen tot gevolg. Voor de niet-automatische weegwerktuigen zijn de conformiteitsbeoordelingsprocedures aangepast aan het NWK. Er zijn daarbij geen nieuwe procedures geïntroduceerd. In de praktijk leidden de verschillen in de conformiteitsbeoordelingsprocedures tussen niet-automatische weegwerktuigen en de automatische weegwerktuigen die onder de richtlijn meetinstrumenten vallen, vaak tot misverstanden en verwarring bij de fabrikanten die in veel gevallen zowel automaten als niet-automaten produceren.
In de richtlijn inzake tapmaatflessen is er geen conformiteitsprocedure opgenomen maar een referentieprocedure waarmee gecontroleerd kan worden of de fouten van de tapmaatflessen binnen de maximaal toelaatbare fouten liggen.
Voor de conformiteitsbeoordelingsprocedures van de autonoom nationaal geregelde meetinstrumenten is gekozen voor een aansluiting bij de conformiteitsmodules van de richtlijn meetinstrumenten. De fabrikant kan naar keuze de conformiteitsbeoordelingsprocedure B+D, B+E, B+F of G toepassen. Omdat het hier om autonoom nationaal geregelde meetinstrumenten gaat, is een enigszins aangepaste toepassing van deze conformiteitsbeoordelingsprocedures gewenst. Deze modaliteiten waren opgenomen in de bijlage van MIB II. Voor dit besluit is de bijlage aangepast aan de nieuwe terminologie van de richtlijn meetinstrumenten. Daarnaast is in lijn met de richtlijn meetinstrumenten en de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen ingevolge de bijlage bij dit besluit een geldigheidsduur aan het type-keurcertificaat gebonden. Dit heeft bij de andere meetinstrumenten destijds bij de inwerkingtreding van de Metrologiewet niet tot problemen geleid. Op deze wijze blijven meetinstrumenten, die in de handel worden gebracht, voldoen aan de stand van de techniek, met name op het terrein van software is dat van belang.
In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel tot Wijziging van de Metrologiewet (implementatie richtlijnen) (Kamerstukken II 2014/2015, 34 143, nr. 3) is in paragraaf 5 aangegeven dat de gevolgen voor de regeldruk uitgewerkt worden in de algemene maatregelen van bestuur. Dit besluit gaat in op de gevolgen voor de marktdeelnemers. Voor de consument/burger zijn er in dit besluit geen regeldrukeffecten.
De toepassing van het NWK op de richtlijn meetinstrumenten en de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen heeft in het algemeen geen grote gevolgen voor de regeldruk die voortvloeit uit de nationale implementatie van de wijzigingen in beide richtlijnen. In het impact assessment van de Europese Commissie (SEC(2011) 1375 definitief) bij het stroomlijningspakket wordt geen significante kostenstijging voor bedrijven en overheid verwacht. In algemene zin heeft de verduidelijking van verantwoordelijkheden en stroomlijning van conformiteitsbeoordelingsprocedures een gunstige (dus neerwaartse) invloed op de regeldruk. De meeste verplichtingen zijn een aanvulling op reeds bestaande verplichtingen of het codificeren van wat, op basis van bestaande wetgeving, voor bedrijven een bestaande praktijk zou moeten zijn. In het algemeen zijn bedrijfseffecten mogelijk, in verband met de meer uitgeschreven verplichtingen van importeurs en distributeurs, maar deze worden niet groot geacht. Gezien de zeer uiteenlopende producten die hierbij betrokken zijn, is het lastig om een volledige kwantitatieve schatting te geven. Er zijn geen aanwijzingen dat de nieuwe verplichtingen tot een significante belasting voor kleine en middelgrote ondernemingen zou kunnen leiden. Deze resultaten zijn toepasbaar op de Nederlandse situatie.
Met betrekking tot de autonoom nationaal geregelde meetinstrumenten zullen de eisen meer op hoofdlijnen in de voorziene ministeriële regeling worden opgenomen, hetgeen een afname van de regeldruk tot gevolg heeft. De CNG meters zijn vervangen door de CG dispensers omdat er op dit moment geëxperimenteerd wordt met waterstof als brandstof voor voertuigen. Het is niet te verwachten dat op korte termijn een grootschalige uitrol van waterstof dispensers zal plaats vinden. De eisen aan de massameter zullen in lijn liggen met de eisen waaraan de meter op dit moment moet voldoen op grond van de bestaande ontheffing.
De meer in detail uitgeschreven verplichtingen voor de marktdeelnemers sluiten aan bij de huidige praktijk omdat de marktdeelnemers alleen een meetinstrument of een niet-automatisch weegwerktuig op de markt mogen brengen, verder mogen verhandelen of in gebruik mogen nemen als het voldoet aan de relevante eisen van de Metrologiewet. Materieel zullen deze verplichtingen weinig effect hebben op de administratieve lasten van de marktdeelnemers. Voor importeurs zal de nieuwe verplichting in het kader van de traceerbaarheid mogelijk administratieve lasten opleveren omdat de contactgegevens op de instrumenten moeten worden aangebracht. Er is voorzien in een uitzondering wanneer dit door de omvang of aard van het meetinstrument niet mogelijk is. Een dergelijk geval is bijvoorbeeld wanneer de importeur de verpakking zou moeten openen om zijn naam en adres op het meetinstrument te vermelden. Aangezien het hier de import in de Europese Unie betreft en niet bekend is in welke lidstaat de importeur gevestigd is, is het moeilijk deze lasten voor Nederlandse importeurs te kwantificeren, maar ze worden beperkt geacht.
Marktdeelnemers worden verplicht om bij te houden van wie ze het meetinstrument of het niet-automatisch weegwerktuig gekocht dan wel verkocht hebben. Echter in de meeste gevallen kunnen deze gegevens afgeleid worden uit de administratie van een bedrijf. Een apart register bijhouden is niet voorgeschreven. In de praktijk leidt deze verplichting dus niet tot extra administratieve lasten.
De wijzigingen in het kader van het NWK hebben naar verwachting geen, respectievelijk een beperkt effect op de inhoudelijke nalevingskosten. Dit geldt specifiek voor de eisen op het gebied van de traceerbaarheid. Voor fabrikanten bestonden deze verplichtingen al grotendeels, voor in Nederland gevestigde importeurs en distributeurs bestonden deze eisen veelal al impliciet.
De omvang van deze kosten zal naar verwachting beperkt zijn. Uit het impact assessment van de Europese Commissie met betrekking tot het stroomlijningspakket kwam naar voren dat 55% van de marktdeelnemers en 30 tot 33% van de kleine en middelgrote ondernemingen die aan de raadplegingen hebben deelgenomen, denken dat de stroomlijning van deze verplichtingen beperkte kostenstijgingen met zich zal brengen, terwijl respectievelijk 12 en 27% denken dat er geen of geen significante kostenstijgingen zullen zijn. Gezien de zeer uiteenlopende producten die hierbij betrokken zijn, is het onmogelijk kwantitatieve schattingen te geven.
Tenslotte kunnen ook verplichtingen die van belang zijn in het kader van verkochte producten, nalevingskosten opleveren. Het gaat hier bijvoorbeeld om het bijhouden van een register van klachten en defecte producten. Bij het overgrote deel van de fabrikanten maakt dit echter al deel uit van het kwaliteitssysteem dat een onderdeel vormt van de toepasbare conformiteitsprocedures. Uit het impact assessment komt naar voren dat dit relatief meer speelt bij kleine en middelgrote bedrijven, maar ook hier worden over het algemeen geen significante kosten verwacht.
Naar verwachting heeft de implementatie van de nieuwe metrologische richtlijnen positieve gevolgen voor de marktverhoudingen. Door de verduidelijking van verantwoordelijkheden en de stroomlijning van conformiteitsbeoordelingsprocedures is het voor de marktdeelnemers inzichtelijker aan welke eisen ze moeten voldoen. Hiermee wordt een gelijk speelveld voor de desbetreffende marktdeelnemers vergroot en wordt de concurrentie gestimuleerd. Immers verschillen in regelgeving, zelfs kleine, maken het voor de marktdeelnemers moeilijk om te begrijpen aan welke eisen ze moeten voldoen. Dat kan ertoe leiden dat eerlijke marktdeelnemers zwaar investeren in aspecten die eigenlijk onnodig zijn om zeker te zijn dat ze aan alle eisen voldoen, tegelijkertijd bieden wettelijke inconsistentie en dubbelzinnigheden marktdeelnemers met minder scrupules de gelegenheid de regels of controles te omzeilen. Ook de mogelijkheid van een effectiever toezicht zal bijdragen aan het vergroten van het gelijk speelveld en het stimuleren van eerlijke concurrentie.
Dit besluit is in 2015 voorgelegd aan het bedrijfsleven, de aangewezen instanties en de toenmalige toezichthouder Verispect. Verispect en de Vereniging Leveranciers voor Weegwerktuigen hebben een aantal tekstuele voorstellen gedaan die geleid hebben tot aanpassing van enkele artikelen en verduidelijking en aanscherping van de toelichting. Verispect heeft aangegeven dat zij het besluit uitvoerbaar acht. Het toezicht op de naleving van dit besluit is inmiddels overgeheveld van Verispect naar Agentschap Telecom (AT).
Het ontwerpbesluit is op 11 januari 2016 ingevolge artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU L 241) voorgelegd aan de Europese Commissie (2016/15/NL). Het besluit bevat vermoedelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn. Naar aanleiding van deze notificatie zijn geen opmerkingen ontvangen.
In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. De meeste van deze begripsbepalingen zijn ontleend aan de oude MIB I en MIB II. Waar nodig zijn definities gewijzigd of toegevoegd. Zo zijn bijvoorbeeld de verwijzingen naar de richtlijnen en verordening geactualiseerd. Een aantal definities uit het MIB II komt niet meer terug in dit besluit, omdat deze na het intrekken van diverse richtlijnen overbodig zijn geworden.
Dit artikel is de uitwerking van artikel 3 van de richtlijn meetinstrumenten en heeft betrekking op de koppeling van specifieke toepassing aan meettaken, meetinstrumenten die daarvoor worden gebruikt zijn de genoemde geregelde meetinstrumenten. Deze worden geregeld in artikel 5. Niet aan alle meetinstrumenten onder de werkingssfeer van de richtlijn meetinstrumenten wordt een specifieke toepassing gekoppeld aan de meettaak. Deze groep instrumenten wordt geregeld in artikel 7.
De inhoud van dit artikel was voorheen geregeld in artikel 2 van het MIB I. Bij de beschrijving van de meettaak is zoveel mogelijk aangesloten bij de taakomschrijvingen die bij de meetinstrumenten in de instrumentspecifieke bijlage van de richtlijn zijn opgenomen. Wat betreft de gasmeters en de kilowattuurmeters zijn alle drie in de instrumentspecifieke bijlagen (bijlagen IV en V) onderscheiden taken, namelijk meten ten behoeve van huishoudelijk, handels- of lichtindustrieel gebruik geregeld. De meters die hiervoor worden gebruikt, zijn relatief kleine meters. Voor de afbakening met grote meters is aansluiting gezocht bij het onderscheid tussen kleine en grote verbruikers dat in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet is gemaakt. Het gaat daarbij om een jaarverbruik van 170.000 m3 gas en wat elektriciteit betreft, om een aansluitwaarde van meer dan 3x 80 ampère. In dat licht gaat het in dit besluit om gasmeters waarover jaarlijks minder dan 170.000 m3 gas geleverd wordt. Het aantal kubieke meters is hierbij herleid naar basisomstandigheden. Bij kilowattuurmeters gaat het om direct aangesloten meters, dat wil zeggen zonder meettransformator, met een aansluitwaarde van 3x80 ampère of minder.
In onderdeel c is de meettaak van de thermische energiemeter geregeld. In het MIB I werd de thermische energiemeter nog als warmtemeter aangeduid, maar de terminologie is aangepast aan de nieuwe richtlijn meetinstrumenten. Bij thermische energiemeters voor huishoudelijk gebruik, handelsgebruik of licht industrieel gebruik gaat het in het algemeen om warmtemeters die worden gebruikt bij de meting van afgeleverde warmte aan aansluitingen tot maximaal 100 kW, waarmee wordt aangesloten bij de doelstelling van de Warmtewet. Ook thermische energiemeters gebruikt om de warmte te meten die wordt afgeleverd aan een collectiviteit van afnemers (bijvoorbeeld blokverwarming) vallen onder dit besluit omdat warmte uiteindelijk wordt geleverd aan individuele huishoudens.
Binnen de vloeistofmeters wordt ook een verbijzondering gegeven naar gelang het doel waarvoor een vloeistofmeter wordt gebruikt. Zo worden binnen bijlage VII van de richtlijn meetinstrumenten meer specifieke regels gegeven die betrekking hebben op brandstofpompen of op pijpleidingen en systemen voor het laden van schepen. In de onderverdeling van de meettaak binnen onderdeel d is daarmee rekening gehouden.
In onderdeel e is rekening gehouden met de verschillende varianten van de automatische weging van goederen. De taakomschrijvingen zijn ontleend aan de definities in bijlage VIII van de richtlijn meetinstrumenten. De definities van de verschillende meetinstrumenten omvatten tevens de meettaak.
In onderdeel f is de meting ten behoeve van de vergoeding van taxivervoer opgenomen. De meting betreft een combinatie van het meten van afstand en het meten van de tijdsduur op basis van een signaal dat afgegeven wordt door een afstandssignaalgenerator. Bijlage IX van de richtlijn meetinstrumenten heeft betrekking op de taxameter waarmee deze meettaak wordt verricht.
Tenslotte is in onderdeel g de multidimensionale meting beschreven. Bijlage XI van de richtlijn meetinstrumenten heeft betrekking op de instrumenten waarmee deze metingen worden verricht. De meting betreft het bepalen van de inhoud van een blok, het parallellepipedum, door de lengte, hoogte en breedte van dat blok te meten en vervolgens met elkaar te vermenigvuldigen.
De aanhef van dit artikel bevat een drietal specifieke toepassingen waarbij de meettaak dienstig is. Het gaat daarbij om toepassingen die vallen onder de in artikel 3, eerste lid, van de richtlijn meetinstrumenten genoemde redenen voor wettelijke regeling. Het gaat daarbij om eerlijke handel en heffing van belasting en andere heffingen. Deze komen overeen met de toepassingen die waren geregeld in artikel 2 van het MIB I. Niet elke levering valt onder drijven van handel. Daarom is de levering apart als toepassing benoemd, ook al zal de levering vaak geschieden in het kader van een handelstransactie. Deugdelijke metingen in het kader van levering dienen voorts de consumentenbescherming. Het drijven van handel en de levering kunnen zowel goederen als diensten betreffen.
In dit artikel is artikel 1, tweede lid, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen opgenomen, dat de toepassingsgebieden van de richtlijn vermeldt. De inhoud van dit artikel was voorheen geregeld in artikel 3 van het MIB I.
Artikel 4 behelst meettaken van meetinstrumenten die niet onder een Europese richtlijn vallen. Dit artikel is gebaseerd op artikel 3 van het MIB II. De onderdelen b en c van dat besluit waren nog niet in werking getreden. De tekst van onderdeel b is iets aangepast ten opzichte van het MIB II. De geregelde meettaak is met het oog op de toekomst wat verbreed en geldt niet alleen ten aanzien van het tanken van gecomprimeerd aardgas, maar voor alle soorten gecomprimeerd gas. Verder heeft de meettaak, die alleen betrekking had op het tanken van motorvoertuigen, nu ook betrekking op kleine vaartuigen.
In dit artikel worden de eisen vermeld waaraan een meetinstrument met een geregelde meettaak als bedoeld in artikel 2 van dit besluit moet voldoen. Er wordt volstaan met een verwijzing naar bijlage I van de richtlijn meetinstrumenten en de instrumentspecifieke bijlage, omdat de bijlagen gedetailleerde eisen stellen die geen omzetting naar nationale uitgeschreven regels behoeven. Het artikel is inhoudelijk ongewijzigd overgenomen van artikel 4 van het MIB I.
Dit artikel strekt ter implementatie van artikel 4 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen. De niet-automatische weegwerktuigen die worden gebruikt in de in artikel 3 van dit besluit vermelde toepassingsgebieden moeten voldoen aan de voorschriften van bijlage I van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen. Overeenkomstig artikel 5 van het MIB I wordt volstaan met een directe verwijzing.
In artikel 7 zijn zowel de meetinstrumenten, bedoeld in artikel 6 van het MIB I, als de tapmaatfles uit artikel 6 van het MIB II opgenomen. In het eerste lid worden de eisen gegeven waaraan meetinstrumenten waarbij geen specifieke toepassing aan de meettaak is gekoppeld, moeten voldoen om de CE-markering en aanvullende metrologische markering te verkrijgen. Het gebruik van deze meetinstrumenten is niet geregeld, met uitzondering van de uitlaatgasanalysator, die in de Regeling voertuigen (onder de benaming uitlaatgastester) is geregeld (zie hiervoor de memorie van toelichting bij de Metrologiewet, Kamerstukken II 2004/2005, 30 208, nr. 3 p. 34 e.v.). In het tweede lid is bepaald dat een tapmaatfles voor het aanbrengen van een E.E.G.-teken als beschreven in bijlage I, punt 5, van de richtlijn inzake tapmaatflessen moet voldoen aan de eisen uit deze richtlijn. Dit lid is gebaseerd op artikel 2 van de richtlijn inzake tapmaatflessen. In het derde lid van dit artikel zijn het tweede lid van artikel 6 van het MIB I en het tweede lid van artikel 6 van het MIB II overgenomen, waarin een verbod is opgenomen om meetinstrumenten die niet voldoen aan de eisen uit het eerste en tweede lid, te voorzien van de bedoelde markeringen of het bedoelde teken. Een dergelijk verbod is voor de geregelde meetinstrumenten niet nodig omdat dit reeds in de wet in artikel 23 is geregeld.
In dit artikel zijn de meetinstrumenten met een geregelde meettaak opgenomen die niet in Europees verband geregeld zijn. De metrologische eisen waaraan deze meetinstrumenten moeten voldoen, worden bij ministeriële regeling vastgesteld. Zoals reeds toegelicht in het algemeen deel van de toelichting is dit artikel iets gewijzigd ten opzichte van artikel 5 van het MIB II, waar de nationaal autonoom geregelde meetinstrumenten eerder opgenomen waren. De statische vloeistofhoeveelheidmeter (onderdeel a) is een meetinstrument om de hoeveelheid vloeistof in een meetreservoir of de hoeveelheid in of uit een meetreservoir verplaatste vloeistof vast te stellen. Het is een combinatie van een meetreservoir en een vloeistofhoogtemeter, een massameter of een peilstok. Eerder werd dit geheel ook meetreservoir genoemd. De term statische vloeistofhoeveelheidmeter is daarom ingevoerd om het geheel aan te duiden. De vloeistofhoogtemeter (onderdeel b) en de massameter (onderdeel c) zijn ook meetinstrumenten en kunnen, voor zover zij gebruikt worden voor de geregelde meettaak, ook apart gekeurd worden. Voor zowel het meetinstrument statische vloeistofhoeveelheidmeter als geheel als de afzonderlijke meetinstrumenten massameter en vloeistofhoogtemeter worden dan ook bij ministeriële regeling eisen gesteld. Omdat de geregelde meettaak in artikel 4, onderdeel b, uitgebreid is naar alle soorten gecomprimeerd gas, is in onderdeel d de CG-dispenser als geregeld meetinstrument opgenomen. Tot slot zijn net als in het MIB II de dynamische weegbrug (onderdeel e) en de discontinue brandstofmeter (onderdeel f) opgenomen als nationaal autonoom geregeld meetinstrument.
In het eerste lid van dit artikel zijn het eerste en tweede lid van artikel 14 van de richtlijn meetinstrumenten overgenomen. Kortgezegd wordt een meetinstrument geacht conform de essentiële eisen te zijn wanneer het voldoet aan de geharmoniseerde normen of wanneer het voldoet aan delen van normatieve documenten voor zover de essentiële eisen door die geharmoniseerde normen (of delen daarvan) of door die delen van normatieve documenten worden bestreken. Het tweede lid is een uitwerking van artikel 12 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen en bepaalt dat een niet-automatisch weegwerktuig geacht wordt conform te zijn met de essentiële eisen wanneer voldaan is aan de geharmoniseerde normen. Indien het meetinstrument of het niet-automatische weegwerktuig slechts ten dele voldoet aan de normen kan ook slechts voor dat deel de conformiteit met de gestelde essentiële eisen worden aangenomen. De inhoud van dit artikel was voorheen geregeld in de artikelen 7 en 8 van het MIB I.
Dit artikel strekt ter implementatie van artikel 14, derde lid, van de richtlijn meetinstrumenten. De verantwoordelijkheid voor de conformiteit van het meetinstrument met de essentiële eisen ligt bij de fabrikant. Voor het aantonen van deze conformiteit kan de fabrikant kiezen voor elke technische oplossing die hem goeddunkt maar moet hij tegenover de aangewezen instantie de conformiteit met de essentiële eisen aantonen. Ingeval de fabrikant oplossingen toepast die in de relevante geharmoniseerde normen of normatieve documenten voor dat instrument zijn opgenomen en hij van het vermoeden van conformiteit wil profiteren, zal hij moeten kunnen aantonen dat hij die oplossingen op juiste wijze toepast. Deze bepalingen waren reeds opgenomen in artikel 11, eerste en tweede lid, van het MIB I. Hoewel een dergelijk artikel niet opgenomen is in de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen, is deze procedure wel opgenomen in de «blauwe gids voor de tenuitvoerlegging van EU-productvoorschriften». Doordat deze blauwe gids als handleiding wordt gebruikt bij het toepassen van de CE-marking is de in artikel 10 beschreven procedure in de praktijk ook van toepassing op niet-automatische weegwerktuigen.
In artikel 11 zijn zowel artikel 9 van het MIB I als artikel 8 van het MIB II opgenomen. Op grond van dit artikel worden bij ministeriële regeling de eisen vastgesteld waaraan geregelde meetinstrumenten moeten voldoen na ingebruikname. Deze eisen kunnen verschillen van de eisen die op grond van de artikelen 5, 6 en 8 aan de geregelde meetinstrumenten uit de richtlijn meetinstrumenten, de niet-automatische weegwerktuigen en de nationaal autonoom geregelde meetinstrumenten worden gesteld. Daarnaast kunnen bij ministeriele regeling eisen worden gesteld aan de wijze van installatie ten behoeve van het juiste gebruik. Te denken valt bijvoorbeeld aan de verplichting voor een installateur om vast te stellen of een gasmeter of kilowattuurmeter geschikt is om het verwachte verbruikt correct te meten.
Het eerste lid strekt ter implementatie van artikel 17 van de richtlijn meetinstrumenten, waarin staat dat de fabrikant mag kiezen uit de in de instrumentspecifieke bijlage genoemde conformiteitsbeoordelingen. In het tweede lid wordt artikel 14, vierde lid, van de richtlijn meetinstrumenten omgezet. Indien een conformiteitsbeoordeling voorziet in een test, geldt dat wordt vermoed dat aan de test is voldaan wanneer een daarmee overeenkomend testprogramma overeenkomstig de in artikel 9, eerste lid, bedoelde normen of normatieve documenten correct is uitgevoerd en de testresultaten garanderen dat aan (het betrokken deel van) de essentiële eisen is voldaan.
In het derde lid wordt artikel 13, eerste lid, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen geïmplementeerd waarin bepaald is dat de fabrikant zelf mag kiezen welke van de in dat artikel genoemde conformiteitsbeoordelingen hij wil doorlopen.
Het vierde lid strekt ter implementatie van artikel 17 van de richtlijn meetinstrumenten en artikel 13, tweede lid, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen. Bepaald wordt dat de documentatie met betrekking tot de conformiteitsbeoordelingsprocedures opgesteld moet zijn in één van de officiële talen van de lidstaat waarin de bij de procedure betrokken aangewezen instantie is gevestigd of in een andere taal die door de aangewezen instantie wordt aanvaard. De inhoud van dit artikel was voorheen opgenomen in artikel 10, 11, derde lid, en 12 van het MIB I.
De fabrikant heeft bij een nationaal autonoom geregeld meetinstrument de keuze uit verschillende conformiteitsbeoordelingen die in dit artikel zijn vermeld. Het artikel komt inhoudelijk overeen met artikel 10 van het MIB II. Bij de inwerkingtreding van de Metrologiewet is ervoor gekozen om voor deze meetinstrumenten aan te sluiten bij de systematiek van de nieuwe aanpak. Dit had echter wel tot gevolg dat voor sommige elementen uit de conformiteitsprocedures een aanpassing gewenst was. Deze modaliteiten zijn opgenomen in de bijlage van dit besluit. Het betreft vooral aanwijzingen voor het omgaan met bepaalde Europese componenten en begrippen die in de conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn opgenomen.
In het tweede lid van dit artikel worden taaleisen gesteld aan de documentatie met betrekking tot de conformiteitsbeoordeling van een nationaal autonoom geregeld meetinstrument. De documentatie moet in de Nederlandse taal gesteld zijn of in een andere taal die door de aangewezen instantie wordt aanvaard.
Artikel 14 bepaalt dat een geregeld meetinstrument, dat in gebruik is en dat op grond van artikel 7 van de Metrologiewet opnieuw een conformiteitsbeoordeling moet ondergaan, bijvoorbeeld na een afkeuring of reparatie, moet worden gekeurd. Dat is de enige manier om na te gaan of het geregeld meetinstrument inderdaad weer (of nog) voldoet aan de (metrologische) eisen die gelden voor het instrument. Bij de keuring van een geregeld meetinstrument wordt getoetst of het instrument voldoet aan de eisen voor in gebruik genomen meetinstrumenten. Bij de keuring moet rekening worden gehouden met de specificaties zoals die door de fabrikant zijn opgegeven. Het gaat dan bijvoorbeeld om de nauwkeurigheidsklasse en de nominale bedrijfsomstandigheden.
In het tweede lid is bepaald dat de keuring wordt verricht door een aangewezen instantie of door een natuurlijk persoon of rechtspersoon die overeenkomstig artikel 11 van de wet een erkenning heeft voor het verrichten van een keuring.
In het derde lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de keuring. De meetinstrumenten zullen meestal individueel gekeurd worden. Soms kan het echter praktisch zijn een zogenaamde statistische keuring uit te voeren. Daarbij wordt uit een homogene partij instrumenten een a-selecte steekproef getrokken, die voldoende groot is om op basis van de beoordelingsresultaten van de meetinstrumenten uit de steekproef te bepalen of de partij goedgekeurd wordt of niet. De inhoud van deze bepaling was voorheen opgenomen in de artikelen 14 en 15, vierde lid, van het MIB I en de artikelen 11 en 16 van het MIB II.
In artikel 15 wordt artikel 2 van de richtlijn inzake tapmaatflessen geïmplementeerd. Een tapmaatfles ondergaat geen conformiteitsbeoordeling overeenkomstig de richtlijn meetinstrumenten, maar wordt gecontroleerd op conformiteit met de relevante eisen door het uitvoeren van steekproeven bij de fabrikant.
In het kader van de conformiteitsbeoordeling zijn, afhankelijk van de toegepaste module, verschillende toetsende werkzaamheden opgedragen aan de aangewezen instanties. Op grond van artikel 16, eerste lid en tweede lid, is de aangewezen instantie gehouden al deze activiteiten te verrichten en zorg te dragen voor de hiermee samenhangende verplichtingen. De aangewezen instantie moet ook de uit de toetsende werkzaamheden voortvloeiende verplichtingen nakomen en hierbij de in de bijlage bij dit besluit opgenomen modaliteiten in acht nemen. In het vierde lid is uit praktische overwegingen bepaald dat de gegevensstroom via de Minister van Economische Zaken loopt. De inhoud van dit artikel was voorheen geregeld in de artikelen 15 van het MIB I en 13 van het MIB II.
In artikel 17 is het restant van artikel 15 van het MIB II opgenomen. In de bijlagen bij de richtlijn inzake tapmaatflessen worden werkzaamheden met betrekking tot de controle opgedragen aan de bevoegde dienst. In dit artikel is bepaald dat deze taken tot de bevoegdheid van de Minister van Economische Zaken behoren. In het tweede lid is een equivalent opgenomen van artikel 15, eerste lid, van het MIB II.
Artikel 18 strekt ter implementatie van de artikelen 20, 21 en 22 van de richtlijn meetinstrumenten en de artikelen 15, 16, 17 en 18 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen. De CE-markering en de aanvullende metrologische markering zijn het bewijs van conformiteit van het meetinstrument met de gestelde eisen. De aanvullende metrologische markering bestaat uit een rechthoek met daarin de hoofdletter M en de laatste twee cijfers van het jaar van aanbrenging. De hoogte van de rechthoek is gelijk aan de hoogte van de CE-markering. Artikel 8 van de richtlijn meetinstrumenten en artikel 6 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen bepaalt dat de markeringen door de fabrikant moeten worden aangebracht tenzij de fabrikant deze taak gedelegeerd heeft aan zijn gemachtigde (zie artikel 9 van de richtlijn meetinstrumenten en artikel 7 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen). In het tweede lid is aangegeven dat dit gebeurt overeenkomstig de eisen die hieraan gesteld worden in de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure en de artikelen 21 en 22 van de richtlijn meetinstrumenten en 16 en 17 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen.
In het derde lid van artikel 18 is voorzien in de implementatie van artikel 18 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen. Op de inrichtingen die verbonden zijn met een niet-automatisch weegwerktuig (bijv. afdrukinrichtingen of extra aanwijsinrichtingen) en die niet onderworpen zijn aan een conformiteitsbeoordeling, moet een beperkend gebruikssymbool worden aangebracht. Deze markering bestaat uit een zwarte hoofdletter M op een rode vierkante ondergrond van minimaal 25 bij 25 mm, waarbij het geheel diagonaal is doorgekruist. De inhoud van dit artikel is gelijk aan de artikelen 16 en 17 van het MIB I.
In artikel 19 wordt aangegeven van welke opschriften een niet-automatisch weegwerktuig dat niet bestemd is voor de specifieke toepassing van artikel 3 moet worden voorzien. Het gaat hierbij om de identiteit van de fabrikant en het maximale weegvermogen. De inhoud van dit artikel was voorheen geregeld in artikel 18 van het MIB I.
In artikel 20 is het restant van artikel 17 van het MIB II overgenomen. Het E.E.G.-teken in de vorm van een gespiegelde epsilon is het bewijs van conformiteit van de tapmaatfles met de gestelde eisen. De richtlijn meetmiddelen en metrologische meetmethoden en de richtlijn inzake tapmaatflessen geven voorschriften omtrent het aanbrengen van het teken.
In dit artikel is vastgelegd dat de conformiteit van een nationaal autonoom geregeld meetinstrument blijkt uit de Nederlandse metrologische markering, welke bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Artikel 21 komt overeen met artikel 18 van het MIB II.
Artikel 22 regelt de markering van geregelde meetinstrumenten die nadat zij in gebruik zijn genomen bij een (herhaalde) keuring weer zijn goedgekeurd. Het model van de markering alsmede regels omtrent plaats en wijze van aanbrengen van de markering worden bij ministeriële regeling gegeven. Degenen die bevoegd zijn tot het uitvoeren van de keuring ingevolge artikel 14, tweede lid, zijn ook bevoegd tot het aanbrengen van het merkteken. De inhoud van dit artikel was voorheen vastgelegd in de artikelen 20 van het MIB I en 19 van het MIB II.
In de artikelen uit de richtlijnen met betrekking tot verplichtingen van marktdeelnemers worden enkele bevoegdheden aan de bevoegde nationale autoriteit toegekend. Artikel 23 van dit besluit wijst de Minister van Economische Zaken aan als de bevoegde autoriteit in de zin van de richtlijn meetinstrumenten en de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen.
In deze artikelen zijn de verplichtingen van fabrikanten, importeurs en distributeurs, die voortvloeien uit de richtlijn meetinstrumenten en de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen, opgenomen. Gekozen is voor een (dynamische) verwijzing naar de relevante bepalingen in deze richtlijnen. Deze bepalingen zijn zeer gedetailleerd, helder en laten geen beleidsruimte en kunnen dus letterlijk, zonder nadere uitwerking, worden geïncorporeerd in de nationale rechtsorde. Tegen deze wijze van implementeren bestaat geen bezwaar omdat het betrokken bedrijfsleven sterk internationaal georiënteerd is en gewend is te werken met de bepalingen uit de richtlijnen. Tot slot is bij de implementatie van deze bepalingen aansluiting gezocht bij de methode die gebruikt is bij de implementatie van de EMC-richtlijn en de richtlijn radioapparatuur (Kamerstukken II 2014/2015, 34 260). Deze richtlijnen kennen nagenoeg dezelfde bepalingen met betrekking tot de verplichtingen van marktdeelnemers. Ook hier is gekozen voor een dynamische verwijzing naar de relevante bepalingen uit de richtlijnen.
De verplichtingen zijn uitgebreider toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel 25 verplicht de fabrikant van een nationaal autonoom geregeld meetinstrument de werkzaamheden uit te voeren en de verplichtingen na te komen die in de conformiteitsbeoordelingsprocedure en de bijlage bij dit besluit aan hem zijn opgedragen. De conformiteitsbeoordelingsprocedures van de richtlijn meetinstrumenten omvatten namelijk allerlei werkzaamheden die de fabrikant moet verrichten en allerlei door hem na te komen verplichtingen. Het gaat hier bijvoorbeeld om de verplichting voor de fabrikant om zorg te dragen voor de voorgeschreven technische documentatie en aan welke eisen deze technische informatie moet voldoen.
In de richtlijn inzake tapmaatflessen is op sommige plaatsen een taak of verplichting voor de fabrikant opgenomen. Zo bepaalt bijlage I, onderdeel 5, van de richtlijn dat de fabrikant een eigen identificatieteken ter goedkeuring aan de bevoegde dienst (de aangewezen instantie) moet voorleggen. Verder is in onderdeel 6 van die bijlage bepaald dat bij de fabrikant steekproeven worden verricht. Het zal duidelijk zijn dat degene die de steekproeven verricht daartoe dan ook in de gelegenheid moet worden gesteld. Artikel 26 strekt ertoe de fabrikant op te dragen deze taken uit te voeren en de verplichtingen na te komen.
In dit artikel worden artikel 9 van de richtlijn meetinstrumenten en artikel 7 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen geïmplementeerd. Deze bepaling geeft fabrikanten de mogelijkheid om schriftelijk een gemachtigde aan te wijzen die namens hem optreedt ten aanzien van bepaalde verplichtingen en werkzaamheden. Het eerste lid wijst daarnaast een aantal verplichtingen aan waarvoor de gemachtigde niet kan optreden, terwijl het tweede lid aangeeft welke taken een aanwijzing voor een gemachtigde in ieder geval moet omvatten.
Omdat de gebruikte termen in de bepaling uit de richtlijnen niet zonder meer helder waren, is er voor gekozen de bepaling uit te schrijven in de nationale regelgeving.
In dit artikel wordt omschreven wanneer een importeur of distributeur als fabrikant dient te worden aangemerkt. Indien hier sprake van is, moet de importeur of de distributeur de verplichtingen van een fabrikant nakomen. Deze verplichtingen gaan verder dan die van een importeur of distributeur.
In artikel 31 wordt een deel van de artikelen 13 van de richtlijn meetinstrumenten en 11 van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen geïmplementeerd. In deze artikelen is voor marktdeelnemers de verplichting opgenomen om bepaalde informatie aan de Minister van Economische Zaken te verstrekken, gedurende tien jaar nadat het meetinstrument aan hen is geleverd en gedurende tien jaar nadat zij het meetinstrument hebben geleverd. De algemene verplichting voor marktdeelnemers om de toezichthouders te voorzien van informatie is reeds vastgelegd in de artikelen 5:17, 5:18 en 5:19 van de Awb. Derhalve behoeft dit gedeelte van de bepaling geen implementatie. Wel moet een verplichting worden opgenomen voor marktdeelnemers om de bedoelde informatie gedurende tien jaar te kunnen verstrekken. Daartoe strekt dit artikel.
Conform aanwijzing 336 van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt in artikel 32 voor de dynamische verwijzingen naar bepalingen van de EU-richtlijnen aangegeven vanaf welk tijdstip wijzigingen van de desbetreffende bepalingen doorwerken in het Nederlands recht. Hierbij wordt benadrukt dat niet alle wijzigingen van de genoemde richtlijnen automatisch doorwerken, het betreft uitsluitend die delen van de richtlijn waarnaar in dit besluit expliciet naar wordt verwezen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de verwijzing naar de essentiële eisen voor de meetinstrumenten, de conformiteitsmodules of de verplichtingen van de marktdeelnemers. Wijzigingen van de Europese richtlijnen waarnaar dynamisch wordt verwezen, gaan gelden van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven. Vanaf dat moment geldt de wijziging waarnaar dynamisch wordt verwezen dus ook in de Nederlandse rechtsorde, tenzij bij ministerieel besluit anders is bepaald.
Met dit artikel worden de overgangsbepalingen uit de richtlijn meetinstrumenten en de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen geïmplementeerd. Deze nieuwe richtlijnen zijn met ingang van 20 april 2016 van toepassing. Meetinstrumenten die in de handel worden gebracht, op de markt worden aangeboden of in gebruik worden genomen dienen vanaf dat moment aan de bepalingen uit de nieuwe richtlijn meetinstrumenten en de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen te voldoen, zoals geïmplementeerd in dit besluit. Het overgangsrecht maakt het mogelijk om meetinstrumenten die voldoen aan de relevante eisen uit het MIB I, waarin de oude richtlijn meetinstrumenten en de oude richtlijn niet-automatische weegwerktuigen waren geïmplementeerd, alsnog op de markt mogen worden aangeboden of in gebruik mogen worden genomen indien de meetinstrumenten vóór 20 april 2016 in de handel zijn gebracht. Het doel van dit overgangsregime is om marktdeelnemers in de gelegenheid te stellen om meetinstrumenten die zich in de distributieketen bevinden, te kunnen leveren.
Door het tweede lid van dit artikel worden certificaten die zijn afgegeven op grond van het MIB I voor een meetinstrument als bedoeld in artikel 5 of artikel 7, eerste lid, of een niet-automatisch weegwerktuig gelijk gesteld aan certificaten afgegeven op grond van dit besluit. Hierdoor behouden de certificaten hun geldigheid.
Zoals in het algemene deel van deze nota van toelichting al is aangegeven is aan de geldigheid van de verklaring van toelichting voor de nationaal autonoom geregelde meetinstrumenten een termijn van 10 jaar gebonden. Dit artikel regelt de overgangstermijn voor certificaten die voor 20 april 2016 zijn afgegeven.
In de artikelen 10 en 11 van het Meeteenhedenbesluit 2006 zijn de meetstandaarden van de benaming EEG-natuurgewicht (richtlijn 71/347/EEG) en van de eenheid alcoholgehalte (richtlijn 76/766/EEG) opgenomen. Nu deze richtlijnen worden ingetrokken, vervallen met onderdeel A deze artikelen.
Omdat implementatie van richtlijn 2011/17/EU eerder dient plaats te vinden dan implementatie van de richtlijn meetinstrumenten en de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen treedt dit besluit gefaseerd in werking. Implementatie van richtlijn 2011/17/EU dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden. Daarom treden de artikelen uit dit besluit ter implementatie van deze richtlijn in werking op de dag na uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit is gepubliceerd. De bepalingen in het MIB II ter implementatie van de bij richtlijn 2011/17/EU ingetrokken richtlijnen zullen daarom ook op dat tijdstip al dienen te vervallen, voordat het gehele besluit ingetrokken wordt. De artikelen met betrekking tot de nationaal autonoom geregelde meetinstrumenten treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, gelijktijdig met de ministeriële regeling waarin de eisen met betrekking tot de in artikel 8 geformuleerde nationaal geregelde meetinstrumenten geregeld zijn. Tot die tijd blijven de bij en krachtens het Meetinstrumentenbesluit II gestelde regels met betrekking tot de nationaal autonoom geregelde meetinstrumenten van toepassing.
De rest van het besluit treedt, overeenkomstig de artikelen 51, eerste lid, van de richtlijn meetinstrumenten en 44, eerste lid, van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen, op 20 april 2016 in werking. Met de inwerkingtredingsdata wordt afgeweken van het beleid inzake de vaste verandermomenten. Deze afwijking is gerechtvaardigd daar het implementatie van bindende EU-rechtshandelingen betreft.
Artikel oude besluiten |
Artikel Besluit meetinstrumenten en verplichtingen marktdeelnemers |
---|---|
Meetinstrumentenbesluit I |
|
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2 |
Artikel 2 |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 4 |
Artikel 5 |
Artikel 5 |
Artikel 6 |
Artikel 6, eerste lid |
Artikel 7, eerste lid |
Artikel 6, tweede lid |
Artikel 7, derde lid |
Artikel 7 |
Artikel 9, eerste lid |
Artikel 8 |
Artikel 9, tweede lid |
Artikel 9 |
Artikel 11 |
Artikel 10 |
Artikel 12, eerste lid |
Artikel 11, eerste en tweede lid |
Artikel 10 |
Artikel 11, derde lid |
Artikel 12, tweede lid |
Artikel 12, eerste lid |
Artikel 12, derde lid |
Artikel 12, tweede lid |
Artikel 12, vierde lid |
Artikel 13, eerste lid |
Artikel 24 |
Artikel 13, tweede lid |
Artikel 27, eerste lid |
Artikel 13, derde lid |
– |
Artikel 14 |
Artikel 14, eerste en derde lid |
Artikel 15, eerste lid |
Artikel 16, eerste lid |
Artikel 15, tweede lid |
Artikel 16, derde lid |
Artikel 15, derde lid |
Artikel 16, vierde lid |
Artikel 15, vierde lid |
Artikel 14, tweede lid |
Artikel 16, eerste lid |
Artikel 18, eerste lid |
Artikel 16, tweede lid |
Artikel 18, tweede lid |
Artikel 17, eerste lid |
Artikel 18, eerste lid |
Artikel 17, tweede lid |
Artikel 18, tweede lid |
Artikel 17, derde lid |
Artikel 18, derde lid |
Artikel 18 |
Artikel 19 |
Artikel 19 |
artikel 24, eerste lid |
Artikel 20 |
Artikel 22 |
Artikel 21 |
– |
Artikel 21a |
Artikel 32 |
Artikel 22 |
– |
Artikel 23 |
– |
Artikel 24 |
– |
Meetinstrumentenbesluit II |
|
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2 |
– |
Artikel 3 |
Artikel 4 |
Artikel 4 |
– |
Artikel 5 |
Artikel 8 |
Artikel 6, eerste lid, onder e |
Artikel 7, tweede lid |
Artikel 6, tweede lid |
Artikel 7, derde lid |
Artikel 7 |
– |
Artikel 8 |
Artikel 11 |
Artikel 9, eerste lid |
Artikel 15 |
Artikel 9, tweede lid |
– |
Artikel 10 |
Artikel 13, eerste lid |
Artikel 11 |
Artikel 14, eerste en derde lid |
Artikel 12 |
Artikelen 25 en 26 |
Artikel 13 |
Artikel 16, tweede lid |
Artikel 14 |
– |
Artikel 15 |
Artikel 17 |
Artikel 16 |
Artikel 14, tweede lid |
Artikel 17 |
Artikel 20 |
Artikel 18 |
Artikel 21 |
Artikel 19 |
Artikel 22 |
Artikel 20 |
– |
Artikel 21 |
– |
Artikel 22 |
– |
Artikel 22a |
Artikel 32 |
Artikel 23 |
– |
Artikel 24 |
– |
Artikel 25 |
– |
Artikel 26 |
– |
Artikel 27 |
– |
Artikel 28 |
– |
Artikel 29 |
– |
Artikel 30 |
– |
Bijlage |
Bijlage |
Richtlijn 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrument (PbEU 2014, L 96) |
Nationaal recht |
---|---|
Artikel 1 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 2 |
Artikel 5 en 7, eerste lid |
Artikel 3 |
Artikel 2 |
Artikel 4 |
Artikel 1 Metrologiewet |
Artikel 5 |
Artikel 39 Metrologiewet |
Artikel 6 |
artikel 5 en 7, eerste lid, artikel 5 en 23 Metrologiewet |
Artikel 7 |
Op grond van artikelen 5, 6, 7, tweede lid en 23 Metrologiewet, dit besluit en artikel 2 Regeling vrijstellingen Metrologiewet |
Artikel 8 |
Artikel 24, eerste lid |
Artikel 9 |
Artikel 27 |
Artikel 10 |
Artikel 28, eerste lid |
Artikel 11 |
Artikel 29, eerste lid |
Artikel 12 |
Artikel 30 |
Artikel 13 |
Artikel 31 van dit besluit en 5.1.6, 5.17. 5.20 Awb |
Artikel 14 |
Artikel 9, eerste lid, 10 en 12, tweede lid |
Artikel 15 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 16 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 17 |
Artikel 12, eerste en vierde lid |
Artikel 18 |
Artikel 24, eerste lid |
Artikel 19 |
Artikel 24, eerste lid |
Artikel 20 |
Artikel 18, eerste lid |
Artikel 21 |
Artikel 18, eerste en tweede lid |
Artikel 22 |
Artikel 18, tweede lid, en artikel 8 Metrologiewet |
Artikel 23 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 24 |
Reeds staande praktijk onder Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet dat de Minister van Economische Zaken de aanmeldende autoriteit is |
Artikel 25 |
Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 26 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 27 |
Artikel 12 van de Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 28 |
Artikel 12 van de Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 29 |
Artikel 10 Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 30 |
Artikel 21a Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 31 |
Artikel 12 Metrologiewet |
Artikel 32 |
Artikelen 10 en 12 Metrologiewet en het Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 33 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 34 |
Artikel 12 Metrologiewet |
Artikel 35 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 36 |
Artikel 10 Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 37 |
Artikel 6.4 e.v. Awb |
Artikel 38 |
Artikel 16 Metrologiewet |
Artikel 39 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 40 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 41 |
Behoeft geen implementatie |
Artikel 42 |
Artikelen 23 e.v. en 27 e.v. Metrologiewet en hoofdstuk 5 Awb |
Artikel 43 |
Artikelen 34 en 35 Wet economische delicten |
Artikel 44 |
Artikelen 22, 23 en 24 Wet economische delicten |
Artikel 45 |
Artikelen 22, 23 en 24 Wet economische delicten |
Artikel 46 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 47 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 48 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 49 |
Artikelen 34, 35 en 36 Metrologiewet |
Artikel 50 |
Artikel 33 |
Artikel 51 |
Artikel III wet van 8 juli 2015 tot wijziging van de Metrologiewet |
Artikel 52 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 53 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Bijlagen |
Artikelen 5 en 7, eerste lid |
Richtlijn 2014/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen (PbEU L 96) |
Nationaal recht |
---|---|
Artikel 1 |
Artikel 3 |
Artikel 2 |
Artikel 1 Metrologiewet |
Artikel 3 |
Op grond van artikelen 5, 6 en 23 Metrologiewet en dit besluit |
Artikel 4 |
Artikel 6 van dit besluit, artikelen 5, 23 en 24 Metrologiewet |
Artikel 5 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 6 |
Artikel 24, tweede lid |
Artikel 7 |
Artikel 27 |
Artikel 8 |
Artikel 28, tweede lid |
Artikel 9 |
Artikel 29, tweede lid |
Artikel 10 |
Artikel 30 |
Artikel 11 |
Artikel 31 van dit besluit en artikelen 5.16, 5.17 en 5.20 Awb |
Artikel 12 |
Artikel 9, tweede lid |
Artikel 13 |
Artikel 12, derde en vierde lid |
Artikel 14 |
Artikel 24, tweede lid |
Artikel 15 |
Artikel 18, eerste lid |
Artikel 16 |
Artikel 18, eerste en tweede lid |
Artikel 17 |
Artikel 18, tweede lid |
Artikel 18 |
Artikel 18, derde lid |
Artikel 19 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 20 |
Reeds staande praktijk onder Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet dat de Minister van Economische Zaken de aanmeldende autoriteit is |
Artikel 21 |
Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 22 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 23 |
Artikel 12 Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 24 |
Artikel 12 Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 25 |
Artikel 10 Metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 26 |
Artikel 12 Metrologiewet |
Artikel 27 |
Artikelen 10 en 12 Metrologiewet en het Besluit aangewezen instanties |
Artikel 28 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 29 |
Artikel 12 metrologiewet |
Artikel 30 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 31 |
Artikel 10 metrologiewet en Besluit aangewezen instanties en interne instanties Metrologiewet |
Artikel 32 |
Artikel 6.4. e.v. Awb |
Artikel 33 |
Artikel 16 Metrologiewet |
Artikel 34 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 35 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 36 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 37 |
Artikel 23 e.v. en artikel 27 e.v. en hoofdstuk 5 Awb |
Artikel 38 |
Artikelen 34 en 35 Wet economische delicten |
Artikel 39 |
Artikelen 22, 23 en 24 Wet economische delicten |
Artikel 40 |
Artikelen 22, 23 en 24 Wet economische delicten |
Artikel 41 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 42 |
Artikelen 34, 35 en 36 Metrologiewet |
Artikel 43 |
Artikel 33 |
Artikel 44 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 45 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 46 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Bijlagen |
Artikel 6 |
Richtlijn 75/107/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1974 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der Lid-Staten inzake flessen gebruikt als tapmaat (PbEG L 42) |
Nationaal recht |
---|---|
Artikel 1 |
Artikel 1 |
Artikel 2 |
Artikelen 7, tweede en derde lid, en 15 |
Artikel 3 |
Artikel 7, tweede en derde lid jo. artikel 24 Metrologiewet |
Artikel 4 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Artikel 5 |
Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Bijlage I |
Artikelen 7, tweede lid, 15, 17, 20 en 26 |
Bijlage II |
Artikelen 15 en 17 |
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2016-140.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.