Wet van 19 november 2014 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het toepassingsbereik van de geschiktheids- en betrouwbaarheidtoetsing voor personen werkzaam op de financiële markten te verruimen, de kring van personen die een eed of belofte dienen af te leggen uit te breiden, de Nederlandsche Bank de bevoegdheid te geven bij overheidsinstellingen en private partijen gegevens op te vragen voor macroprudentiële doeleinden, alsmede enige andere wijzigingen en verbeteringen in de wetgeving op het terrein van de financiële markten aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1:1 wordt in de alfabetische rangschikking een definitie ingevoegd, luidende:

geregistreerde gedekte obligatie:

obligatie, behorend tot een categorie die:

  • a. is opgenomen in een lijst waarvan de gegevens door de Europese Commissie op grond van artikel 52, vierde lid, van de richtlijn beleggingsinstellingen ter beschikking zijn gesteld aan het publiek, of

  • b. is geregistreerd overeenkomstig artikel 3:33a, eerste lid, en is opgenomen in een openbaar register als bedoeld in artikel 1:107, eerste lid;.

B

Artikel 1:13b, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het ingevolge deze wet bepaalde ten aanzien van beheerders van beleggingsinstellingen is niet van toepassing op een vergunninghoudende beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een andere lidstaat, die in Nederland rechten van deelneming aanbiedt in een door hem beheerde beleggingsinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is of in een door hem beheerde feeder-beleggingsinstelling met zetel in een lidstaat met een niet-Europese master-beleggingsinstelling of met een Europese master-beleggingsinstelling die niet wordt beheerd door een vergunninghoudende Europese beheerder, indien:

    • a. rechten van deelneming uitsluitend worden aangeboden aan gekwalificeerde beleggers;

    • b. de staat waar de beleggingsinstelling is gevestigd niet op de lijst van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task Force of diens opvolger staat;

    • c. de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de beheerder van de beleggingsinstelling is gevestigd en de toezichthoudende instantie van de staat waar de beleggingsinstelling is gevestigd een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte informatie-uitwisseling waarborgt en die de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de beheerder van een beleggingsinstelling is gevestigd in staat stelt haar toezichthoudende taken uit te voeren; en

    • d. de vergunninghoudende beheerder voorafgaand aan de aanbieding zoals bedoeld in de aanhef van dit lid aan de Autoriteit Financiële Markten meldt dat hij voornemens is die aanbieding te doen, onder gelijktijdige verstrekking van een verklaring van de toezichthouder van zijn lidstaat van herkomst dat hij ten aanzien van die beleggingsinstelling een vergunning voor het aanbieden van rechten van deelneming in of voor het beheren van beleggingsinstellingen onder de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen heeft.

C

Na afdeling 1.1.4 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 1.1.5 Civiele dagvaardings- en verzoekschriftprocedures

Artikel 1:23a

In burgerlijke zaken betreffende het verlenen van beleggingsdiensten, het verrichten van beleggingsactiviteiten of het aanbieden van effecten aan het publiek in de zin van artikel 5:1, is de rechtbank Amsterdam in eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd.

D

In artikel 1:61, vierde lid, wordt «van een icbe van een icbe» vervangen door: van een icbe.

E

In artikel 1:97, eerste lid, onderdeel c, wordt in de opsomming van artikelen «4:11, eerste lid» vervangen door: 4:11, eerste en tweede lid.

F

Artikel 1:107 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na subonderdeel 4°, onder verlettering van de subonderdelen 5° tot en met 14° tot 6° tot en met 15°, een subonderdeel ingevoegd, luidende:

  • 5°. die een melding hebben gedaan als bedoeld in artikel 2:66a, derde lid, onderdeel a;.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt in subonderdeel 9° (nieuw) na «waaraan een vergunning is verleend» ingevoegd: of die een melding hebben gedaan als bedoeld in artikel 2:66a, derde lid, onderdeel a,.

3. Aan het derde lid worden, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel l door een puntkomma, na onderdeel l twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • m. uitgevende banken als bedoeld in artikel 3:33a, eerste lid;

  • n. categorieën geregistreerde gedekte obligaties ten aanzien waarvan de Nederlandsche Bank heeft besloten om deze op grond van artikel 3:33a, eerste lid, te registreren, waarbij wordt vermeld of de categorie geregistreerde gedekte obligaties voldoet aan artikel 129 van de verordening kapitaalvereisten en waarbij voor iedere uitgifte van obligaties de uitgiftedatum, looptijd en de nominale waarde van die obligaties worden weergegeven.

G

Artikel 2:11, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. personen op wie het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen ingevolge artikel 3:2 niet van toepassing is;

    • b. personen op wie artikel 3:5, eerste lid, niet van toepassing is ingevolge het tweede lid van dat artikel.

H

Artikel 2:16, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing op degene op wie het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen ingevolge artikel 3:2 niet van toepassing is.

I

Artikel 2:66 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

2. In het derde lid (nieuw), wordt «is voldaan aan artikel 2:70» vervangen door: aan artikel 2:70, eerste en, indien van toepassing, tweede lid, is voldaan.

J

Artikel 2:66 wordt gewijzigd als volgt:

1. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Artikel 2:65 is niet van toepassing op buitenlandse beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een staat die geen lidstaat is indien deze beheerders een andere lidstaat als referentielidstaat hebben en aan artikel 2:70a, eerste lid, en indien van toepassing, artikel 2:70a, derde lid, is voldaan.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Artikel 2:65 is niet van toepassing op een buitenlandse beheerder van een beleggingsinstelling welke beheerder zetel heeft in een andere lidstaat, indien aan artikel 2:70a, tweede lid, en indien van toepassing, artikel 2:70a, derde lid, is voldaan.

K

Artikel 2:67 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt «Nederlandse». Voorts vervalt, onder verlettering van de onderdelen h tot en met n tot g tot en met m, onderdeel g van het eerste lid.

2. Na het vierde lid worden drie leden ingevoegd, luidende:

  • 5. De beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in Nederland toont in aanvulling op het eerste lid aan dat zal worden voldaan aan artikel 4:37c, tweede lid, met betrekking tot het hoofdkantoor van de beheerder.

  • 6. Onverminderd het eerste lid verleent de Autoriteit Financiële Markten aan een buitenlandse beheerder van een beleggingsinstelling alleen een vergunning indien:

    • a. de staat waar de beheerder zijn zetel heeft, niet op de lijst staat van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task Force of diens opvolger;

    • b. de beheerder een wettelijk vertegenwoordiger zal hebben in Nederland; en

    • c. de Autoriteit Financiële Markten, de toezichthoudende instantie van de staat waar de beheerder zijn zetel heeft en, indien van toepassing, de toezichthoudende instantie van de lidstaat van herkomst van de beleggingsinstelling een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte informatie-uitwisseling waarborgt en die de Autoriteit Financiële Markten in staat stelt haar toezichthoudende taken op grond van deze wet uit te voeren.

  • 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot samenwerkingsovereenkomsten als bedoeld in het zesde lid.

L

Artikel 2:68 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel g, onder verlettering van de onderdelen h tot en met n tot g tot en met m.

2. Na het vierde lid worden drie leden ingevoegd, luidende:

  • 5. De beleggingsmaatschappij met zetel in Nederland toont in aanvulling op het eerste lid aan dat zal worden voldaan aan artikel 4:37c, tweede lid, met betrekking tot het hoofdkantoor van de beheerder.

  • 6. In aanvulling op het eerste lid verleent de Autoriteit Financiële Markten aan een beleggingsmaatschappij met zetel in een niet-aangewezen staat alleen een vergunning indien:

    • a. de staat waar de beleggingsmaatschappij zijn zetel heeft, niet op de lijst staat van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task Force of diens opvolger;

    • b. de beleggingsmaatschappij een wettelijk vertegenwoordiger zal hebben in Nederland; en

    • c. de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie van de staat waar de beleggingsmaatschappij zijn zetel heeft een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte informatie-uitwisseling waarborgt en die de Autoriteit Financiële Markten in staat stelt haar toezichthoudende taken op grond van deze wet uit te voeren.

  • 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot samenwerkingsovereenkomsten als bedoeld in het zesde lid.

M

De artikelen 2:69 en 2:69a vervallen.

N

Artikel 2:69c wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel i, onder verlettering van de onderdelen j tot en met r tot i tot en met q. Voorts komt onderdeel i (nieuw), te luiden:

  • i. artikel 4:44, eerste lid, met betrekking tot het houden van de juridische eigendom van de activa van een fonds voor collectieve belegging in effecten door een entiteit die uitsluitend ten behoeve van het desbetreffende fonds houdt;.

2. In het tweede lid vervalt onderdeel i, onder verlettering van de onderdelen j tot en met q tot i tot en met p.

3. In het derde lid vervalt onderdeel d, onder verlettering van de onderdelen e tot en met i tot d tot en met h.

4. Het zesde lid vervalt.

O

Artikel 2:70 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Een buitenlandse beheerder van een beleggingsinstelling kan overgaan tot:

    • a. het beheren van een Nederlandse beleggingsinstelling waarvan rechten van deelneming zijn of worden aangeboden aan niet-professionele beleggers in Nederland; of

    • b. het in Nederland aanbieden van rechten van deelneming aan niet-professionele beleggers, in een door hem beheerde beleggingsinstelling met zetel in een lidstaat;

    onmiddellijk na ontvangst van de mededeling van de toezichthoudende instantie van de lidstaat van zijn herkomst dat zij de informatie, verstrekt op grond van de artikelen 32 en 33 van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen, aan de Autoriteit Financiële Markten heeft verzonden.

  • 3. De beheerder van een beleggingsinstelling meldt zijn voornemen om een activiteit als bedoeld in het tweede lid te verrichten aan de Autoriteit Financiële Markten.

P

Artikel 2:70a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «artikelen 32 en 33» vervangen door: artikelen 39 en 40.

2. In het tweede lid wordt na «geen lidstaat is» ingevoegd: of in een door hem beheerde feeder-beleggingsinstelling met zetel in een lidstaat met een niet-Europese master-beleggingsinstelling of met een Europese master-beleggingsinstelling die niet wordt beheerd door een vergunninghoudende Europese beheerder. Voorts wordt «de artikelen 32 en 33» vervangen door: artikel 35.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Een beheerder als bedoeld in het eerste of tweede lid kan overgaan tot het in Nederland aanbieden van rechten van deelneming aan niet-professionele beleggers indien hij voldoet aan de voorwaarden in het eerste en tweede lid en de beheerder een melding heeft gedaan aan de Autoriteit Financiële Markten dat hij voornemens is aan niet-professionele beleggers aan te bieden.

Q

In artikel 2:82, eerste lid, onderdeel c, wordt «voorzover is het» vervangen door: voorzover het.

R

[vervallen]

S

Artikel 3:2 komt te luiden:

Artikel 3:2

  • 1. Hetgeen in dit deel is bepaald met betrekking tot het uitoefenen van het bedrijf van bank is niet van toepassing op het van het publiek ter beschikking verkrijgen van terugbetaalbare gelden als gevolg van het aanbieden van effecten in overeenstemming met hetgeen ingevolge hoofdstuk 5.1 is bepaald, door een onderneming die zorg draagt voor:

    • a. een onvoorwaardelijke garantie voor alle verplichtingen ontstaan door het ter beschikking verkrijgen van die gelden, afgegeven door haar moedermaatschappij die een geconsolideerd vermogen heeft dat gedurende de gehele looptijd van de garantie positief is;

    • b. een onvoorwaardelijke garantie voor alle verplichtingen ontstaan door het ter beschikking verkrijgen van die gelden, afgegeven door:

      • 1°. een bank die een door de Nederlandsche Bank of een toezichthoudende instantie in een andere lidstaat verleende vergunning heeft; of

      • 2°. een bank met zetel in een door Onze Minister aan te wijzen staat die geen lidstaat is waar toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van bank wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die dit deel beoogt te beschermen;

    • c. een overeenkomst, aangegaan door de onderneming die de gelden ter beschikking verkrijgt met haar moedermaatschappij, welke moedermaatschappij een geconsolideerd eigen vermogen heeft dat gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst positief is, op grond van welke overeenkomst de onvoorwaardelijke verplichting bestaat voor de moedermaatschappij om de onderneming die de gelden ter beschikking verkrijgt steeds van voldoende fondsen te voorzien om aan haar verplichtingen te voldoen.

  • 2. Indien sprake is van een onvoorwaardelijke garantie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, of van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is voor het niet van toepassing zijn van hetgeen in dit deel is bepaald met betrekking tot het uitoefenen van het bedrijf van bank vereist dat de moedermaatschappij ervoor zorg draagt dat de onderneming die de gelden ter beschikking verkrijgt, haar verplichtingen die voortvloeien uit het ter beschikking verkrijgen van die gelden, op elk moment kan nakomen. Aan de voorwaarde dat de moedermaatschappij een onvoorwaardelijke garantie heeft afgegeven, is in ieder geval voldaan indien een bankgarantie is gesteld.

  • 3. Het eerste lid is slechts van toepassing indien de onderneming die de gelden ter beschikking verkrijgt, een bedrag, overeenkomend met 95 procent of meer van de ter beschikking verkregen gelden uitzet binnen het concern waartoe zij behoort. Onder een concern wordt verstaan de gezamenlijkheid van een rechtspersoon en haar dochtermaatschappijen.

  • 4. Voorts is het eerste lid slechts van toepassing indien het concern, bedoeld in het derde lid, niet als hoofdactiviteit heeft het uitoefenen van het bedrijf van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen buiten het concern. Indien het concern wel als hoofdactiviteit heeft het uitoefenen van het bedrijf van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen buiten het concern is het eerste lid toch van toepassing indien de moedermaatschappij dan wel degene of degenen bij wie de gelden zijn uitgezet en op zijn of hun beurt gelden uitzet buiten het concern, een bank is of zijn die een vergunning heeft of hebben voor het uitoefenen van het bedrijf van bank, welke vergunning is verleend door de Nederlandsche Bank, een toezichthoudende instantie in een andere lidstaat of een toezichthoudende instantie in een door Onze Minister aangewezen staat die geen lidstaat is. De Minister kan een staat aanwijzen indien daar toezicht wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen.

  • 5. De onderneming waarop hetgeen is bepaald in dit deel niet van toepassing is ingevolge het eerste lid tot en met vierde lid, is doorlopend in staat aan te tonen dat wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.

  • 6. Indien een onderneming, bedoeld in het vijfde lid vaststelt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, of voorziet of redelijkerwijze kan voorzien dat niet zal worden voldaan aan die voorwaarden, doet zij hiervan onverwijld mededeling aan de Nederlandsche Bank.

  • 7. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag, geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van dit artikel, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijze niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.

  • 8. Indien de Nederlandsche Bank vaststelt dat niet wordt voldaan aan het vierde lid, of dat de onderneming, bedoeld in het vijfde lid, niet voldoet aan dat lid, wordt hetgeen in dit deel is bepaald met betrekking tot het uitoefenen van het bedrijf van bank van toepassing met ingang van de dag, volgende op die vaststelling of met ingang van de dag, volgende op de dag waarop de Nederlandsche Bank de aanvraag, bedoeld in het zevende lid, onherroepelijk heeft afgewezen, indien die afwijzing op een later tijdstip onherroepelijk wordt dan de vaststelling dat de onderneming niet voldoet aan het vierde lid.

T

Artikel 3:8 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De in dit lid bedoelde geschiktheidseis is van overeenkomstige toepassing op personen werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bank of verzekeraar met zetel in Nederland, die een leidinggevende functie vervullen direct onder het echelon van de beleidsbepalers en verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden.

2. In het tweede lid wordt na «personen als bedoeld in het eerste lid» ingevoegd: in het kader van de geschiktheid.

U

Aan artikel 3:9, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De in dit lid bedoelde betrouwbaarheidseis is van overeenkomstige toepassing op personen werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bank of verzekeraar met zetel in Nederland, die een leidinggevende functie vervullen direct onder het echelon van de beleidsbepalers en verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden.

Ua

In artikel 3:12a wordt na «De artikelen 3:9» ingevoegd:, met uitzondering van het eerste lid, derde volzin,.

Ub

In artikel 3:13 wordt na «herverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat» ingevoegd:, met dien verstande dat artikel 3:8, derde volzin, en artikel 3:9, derde volzin, uitsluitend van toepassing zijn op in Nederland gelegen bijkantoren van herverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat.

Uc

In artikel 3:14a wordt na «De artikelen 3:9» ingevoegd: , met uitzondering van het eerste lid, derde volzin,.

V

Artikel 3:17 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. met betrekking tot afwikkelondernemingen, banken, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen, het waarborgen van de goede werking van het betalingsverkeer.

1a. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2a. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden normen gesteld voor afwikkelondernemingen, banken, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen ter waarborging van de goede werking van het betalingsverkeer. Deze normen zien ten minste op de veilige afwikkeling van betalingstransacties en het functioneren van de daarvoor benodigde infrastructuur bij deze ondernemingen.

2. In het derde lid wordt «bewaarders met zetel in Nederland van een icbe en Nederlandse beheerders van een beleggingsinstelling» vervangen door: bewaarders met zetel in Nederland van een icbe, Nederlandse beheerders van een beleggingsinstelling en pensioenbewaarders die zijn verbonden aan een premiepensioeninstelling met zetel in Nederland.

W

Na artikel 3:17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:17b

  • 1. Een afwikkelonderneming, betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, entiteit voor risico-acceptatie, premiepensioeninstelling of verzekeraar met zetel in Nederland beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat natuurlijke personen die in Nederland werkzaam zijn onder haar verantwoordelijkheid en wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden of die zich rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten, een eed of belofte afleggen.

  • 2. Een bank met zetel in Nederland beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat natuurlijke personen die in Nederland onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn een eed of belofte afleggen indien zij:

    • a. een arbeidsovereenkomst met de bank hebben; of

    • b. werkzaamheden uitvoeren die deel uitmaken van of voortvloeien uit het uitoefenen van het bankbedrijf, dan wel deel uitmaken van de wezenlijke bedrijfsprocessen ter ondersteuning daarvan.

  • 3. Een financiële onderneming als bedoeld in het eerste of tweede lid draagt er zorg voor dat de in dat lid bedoelde eed of belofte wordt nageleefd.

  • 4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op natuurlijke personen als bedoeld in artikel 3:8 die reeds in het kader van de geschiktheid een eed of belofte afleggen.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de eed of belofte, bedoeld in het eerste of tweede lid.

Wa

Na artikel 3:17b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:17c

  • 1. Een bank met zetel in Nederland draagt er zorg voor dat de naleving van de bij of krachtens de artikelen 3:10 en 3:17 gestelde regels en de daaruit voor natuurlijke personen voortvloeiende integriteits- en zorgvuldigheidsnormen binnen de bank is gewaarborgd in een tuchtrechtelijke regeling waaraan de in de artikelen 3:8 en 3:17b, tweede lid, bedoelde natuurlijke personen werkzaam bij of onder verantwoordelijkheid van de bank zijn onderworpen en waarvan de toepassing en uitvoering zijn opgedragen aan een onafhankelijke en deskundige externe instantie.

  • 2. De tuchtrechtelijke regeling, bedoeld in het eerste lid, voldoet voorts aan de volgende eisen:

    • a. de omvang van de groep van natuurlijke personen waarop de regeling van toepassing is, is van voldoende betekenis; en

    • b. de regeling voorziet in adequate waarborgen voor een behoorlijke procesgang.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de aan een tuchtrechtelijke regeling als bedoeld in het eerste lid te stellen eisen.

X

Artikel 3:23 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «3:17» ingevoegd: , 3:17b.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De artikelen 3:17b en 3:17c zijn van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van banken met zetel in een staat die geen lidstaat is.

Y

In artikel 3:24.0a wordt «De artikelen 3:15, 3:16 en, voor zover dat artikel betrekking heeft op adequate financiële waarborgen en procedures voor de beheersing van risico’s van afwikkeling, 3:17» vervangen door: De artikelen 3:15, 3:16, 3:17, voor zover artikel 3:17 betrekking heeft op adequate financiële waarborgen en procedures voor de beheersing van risico’s van afwikkeling, en 3:17b.

Z

In artikel 3:24b wordt «3:16 en 3:17» vervangen door: 3:16, 3:17 en 3:17b.

AA

Artikel 3:26 komt te luiden:

Artikel 3:26

De artikelen 3:17, 3:17b en 3:18 zijn van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat en natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit in Nederland gelegen bijkantoren.

BB

Na artikel 3:27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:27a

Artikel 3:17b is van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van clearinginstellingen met zetel in een niet-aangewezen staat.

CC

Het opschrift van paragraaf 3.3.4.1 wordt vervangen door:

§ 3.3.4.0. Kennisgevingsverplichtingen

DD

Na het opschrift van paragraaf 3.3.4.0 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:28a

  • 1. Een centrale tegenpartij als bedoeld in verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees parlement en de Raad van 4 juli 2012 inzake otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201) geeft de Nederlandsche Bank schriftelijk kennis van het voornemen tot een substantiële wijziging van de wijze waarop zij uitvoering geeft aan de artikelen 26 tot en met 35 en 40 tot en met 54 van die verordening.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, onder vermelding van de te volgen procedures, bepaald van welke wijzigingen kennis wordt gegeven, welke gegevens daarbij worden verstrekt en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer worden gelegd.

EE

Na artikel 3:29 wordt een paragraafopschrift ingevoegd, luidende:

§ 3.3.4.1. Financiële ondernemingen met zetel in Nederland

FF

Na artikel 3:33 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3:33a

  • 1. De Nederlandsche Bank besluit op verzoek van een bank met zetel in Nederland om door die bank uitgegeven of uit te geven categorieën van obligaties alsmede de uitgevende bank in een openbaar register als bedoeld in artikel 1:107, eerste lid, op te nemen, indien de bank aantoont:

    • a. dat de obligatie wordt gedekt door activa die, indien de uitgevende bank in gebreke blijft, bij voorrang aangewend worden voor de aflossing van de hoofdsom en de betaling van rente op de obligatie; en

    • b. dat wordt voldaan aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels om te waarborgen dat de betaling op geregistreerde gedekte obligaties op adequate, transparante en verantwoorde wijze is veiliggesteld.

  • 2. Een uitgevende bank als bedoeld in het eerste lid draagt er zorg voor dat de geregistreerde gedekte obligaties die zij heeft uitgegeven, blijven voldoen aan het eerste lid, onderdelen a en b.

  • 3. De Nederlandsche Bank vermeldt in het register, bedoeld in artikel 1:107, eerste lid en derde lid, onderdeel n, of een categorie geregistreerde gedekte obligaties voldoet aan artikel 129 van de verordening kapitaalvereisten. Indien de uitgevende bank onvoldoende informatie aanlevert om dit te kunnen vaststellen, worden de obligaties vermoed niet te voldoen aan artikel 129 van de verordening kapitaalvereisten.

  • 4. De Nederlandsche Bank kan besluiten de registratie van de uitgevende bank, bedoeld in het eerste lid, door te halen indien de uitgevende bank niet langer voldoet aan de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, of artikel 3:33b, eerste of tweede lid.

  • 5. De Nederlandsche Bank kan registratie van een uitgevende bank of een categorie obligaties als bedoeld in het eerste lid weigeren, indien zij ten aanzien van die bank of door die bank uitgegeven geregistreerde gedekte obligaties een besluit heeft genomen als bedoeld in het vierde lid en de uitgevende bank het verzoek doet binnen vijf jaren nadat de Nederlandsche Bank voornoemd besluit heeft genomen.

  • 6. Een uitgevende bank als bedoeld in het eerste lid gaat niet over tot uitgifte van obligaties behorende tot een reeds bestaande categorie geregistreerde gedekte obligaties indien de Nederlandsche Bank de registratie van de uitgevende bank heeft doorgehaald op grond van het vierde lid.

  • 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en derde lid.

Artikel 3:33b

  • 1. Een bank verstrekt over de geregistreerde gedekte obligaties die zij voornemens is uit te geven of die door haar zijn uitgegeven, tijdig informatie aan de Nederlandsche Bank aan de hand waarvan deze kan vaststellen of de uitgevende bank voldoet aan het bij of krachtens artikel 3:33a, eerste, tweede en zevende lid, bepaalde.

  • 2. Een bank die geregistreerde gedekte obligaties heeft uitgegeven, verstrekt aan de houders van die obligaties informatie over de activa die dienen ter dekking daarvan.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.

FFa

In de artikelen 3:37, vierde lid, en 3:47, achtste lid, wordt «De artikelen 3:8 en 3:9» telkens vervangen door: De artikelen 3:8, met uitzondering van het eerste lid, derde volzin, en 3:9, met uitzondering van het eerste lid, derde volzin,.

GG

Na Afdeling 3.3.6A wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 3.3.6B. Reclameverbod systeemrelevantiestatus

Artikel 3:62c
  • 1. Het is een bank met zetel in Nederland of een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verleent als bedoeld in onderdeel e van de definitie van een beleggingsdienst in artikel 1:1, of beleggingsactiviteiten verricht als bedoeld in onderdeel a van de definitie van verrichten van een beleggingsactiviteit in artikel 1:1, niet toegestaan informatie over het risico, bedoeld in artikel 3:62a, tweede lid, onderdeel b, ten behoeve van reclamedoeleinden te gebruiken.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een bank met zetel buiten Nederland die haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van dienstverrichting naar Nederland en een beleggingsonderneming buiten Nederland die de in het eerste lid bedoelde beleggingsdienst verleent of de in het eerste lid bedoelde beleggingsactiviteiten verricht vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van dienstverrichting naar Nederland.

GGa

In artikel 3:95, eerste lid, onderdeel a, wordt na «afwikkelonderneming» ingevoegd: die een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning als bedoeld in artikel 2:3.0b, eerste lid, heeft.

HH

Artikel 3:97 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «het solvabiliteitskapitaalvereiste of zou kunnen worden voorzien dat hij in de twaalf volgende maanden niet meer aan dat vereiste kan voldoen» vervangen door: het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge of zou kunnen worden voorzien dat hij in de twaalf volgende maanden niet meer aan dat minimumbedrag kan voldoen.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

HHa

In artikel 3:103, tweede lid, derde volzin, wordt «artikel 3:95, eerste lid, onderdeel a tot en met c of e» vervangen door: artikel 3:95, eerste lid, onderdeel a tot en met d of f.

II

Artikel 3:111 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt na «3:17» ingevoegd: , 3:17b, 3:17c.

2. In het tweede lid wordt «4:88» vervangen door: 4:91a.

3. In het derde lid, onderdeel a, wordt na «3:17» ingevoegd: , 3:17b, 3:17c.

JJ

Artikel 3:118 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De Nederlandsche Bank stemt slechts in met een overdracht als bedoeld in artikel 3:112, eerste lid, of artikel 3:114, eerste lid, aan:

    • a. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland, indien deze levensverzekeraar of schadeverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die levensverzekeraar of schadeverzekeraar, de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die levensverzekeraar of schadeverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen en er bij haar geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht;

    • b. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een andere lidstaat, indien de toezichthoudende instantie van die lidstaat op verzoek van de Nederlandsche Bank heeft verklaard dat deze levensverzekeraar of schadeverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, en er bij de Nederlandsche Bank geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht; of

    • c. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, indien het betrokken bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen overdracht, beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die levensverzekeraar of schadeverzekeraar, de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die levensverzekeraar of schadeverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen en er bij haar geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De Nederlandsche Bank stemt slechts in met een overdracht als bedoeld in artikel 3:113, eerste of tweede lid, aan:

    • a. een levensverzekeraar met zetel in Nederland, met zetel in een andere lidstaat of met zetel in een staat die geen lidstaat is, indien deze levensverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, er bij de Nederlandsche Bank geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht en, voor zover het betreft een levensverzekeraar met zetel in een lidstaat, de Nederlandsche Bank of een toezichthoudende instantie van een lidstaat geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 onderscheidenlijk een herstelplan dat overeenkomt met het herstelplan, bedoeld in artikel 3:132, heeft verlangd van die levensverzekeraar en bovendien voor zover het betreft een levensverzekeraar met zetel in Nederland de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die levensverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen;

    • b. een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in Nederland, indien deze natura-uitvaartverzekeraar, mede gelet op de voorgenomen overdracht, beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die natura-uitvaartverzekeraar, de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die natura-uitvaartverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen en er bij haar geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht; en

    • c. een natura-uitvaartverzekeraar met zetel buiten Nederland in het kader van diens bedrijfsuitoefening vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor indien het betrokken bijkantoor, mede gelet op de voorgenomen overdracht, beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die natura-uitvaartverzekeraar, de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die natura-uitvaartverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen en er bij haar geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht.

KK

Artikel 3:118a, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «beschikt over een minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die herverzekeraar» vervangen door: beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die herverzekeraar en de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die herverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen.

2. In onderdeel c wordt «beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die herverzekeraar» vervangen door: beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die herverzekeraar en de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die herverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen.

LL

Artikel 3:128, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van de verzekeraar» vervangen door: beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van de verzekeraar, de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die verzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen en er bij haar geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht.

2. In onderdeel b wordt «beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge» vervangen door: beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge en er bij de Nederlandsche Bank geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht.

3. In onderdeel c wordt «beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die levensverzekeraar of schadeverzekeraar» vervangen door: beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 heeft verlangd van die levensverzekeraar of schadeverzekeraar en er bij de Nederlandsche Bank geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht.

MM

Artikel 3:131, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge en de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 of 3:134 heeft verlangd van de natura-uitvaartverzekeraar» vervangen door: beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge, de Nederlandsche Bank geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 of 3:134 heeft verlangd van de natura-uitvaartverzekeraar, er bij de Nederlandsche Bank geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht en voor zover het betreft een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in Nederland de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die natura-uitvaartverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen.

2. In onderdeel b wordt «beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge en, voorzover het betreft een levensverzekeraar met zetel in een lidstaat, de Nederlandsche Bank of een toezichthoudende instantie van een lidstaat geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 onderscheidenlijk een herstelplan dat overeenkomt met het herstelplan, bedoeld in artikel 3:132, heeft verlangd van die levensverzekeraar» vervangen door: beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge en, voor zover het betreft een levensverzekeraar met zetel in een lidstaat, de Nederlandsche Bank of een toezichthoudende instantie van een lidstaat geen herstelplan ingevolge artikel 3:132 onderscheidenlijk een herstelplan dat overeenkomt met het herstelplan, bedoeld in artikel 3:132, heeft verlangd van die levensverzekeraar, er bij de Nederlandsche Bank geen bedenkingen bestaan tegen de overdracht en bovendien voor zover het betreft een levensverzekeraar met zetel in Nederland, de Nederlandsche Bank niet verwacht dat die levensverzekeraar binnen de twaalf volgende maanden niet meer beschikt over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dan wel voornemens is binnen genoemde termijn een herstelplan op te leggen.

NN

Artikel 3:159i wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het overdrachtsplan heeft geen betrekking op bankspaardeposito’s eigen woning waarmee eigenwoningschulden aan een ander dan de probleeminstelling zijn verbonden, tenzij in het overdrachtsplan anders is bepaald.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt na «bankspaardeposito’s eigen woning» ingevoegd: , niet zijnde bankspaardeposito’s eigen woning, bedoeld in het derde lid.

OO

Artikel 3:159o wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Onverminderd artikel 3:267f worden door de goedkeuring van het overdrachtsplan niet aangetast de bevoegdheden die voortvloeien uit een verrekenbeding in een overeenkomst met betrekking tot financiële instrumenten, noch worden daardoor aangetast nevenrechten, gevestigde rechten tot zekerheid op aan de probleeminstelling of een derde toebehorende activa, andere rechten tot zekerheid en voorrechten op die activa die in verband met een overeenkomst of een daarmee verbonden overeenkomst konden worden uitgeoefend voorafgaand aan de goedkeuring van het overdrachtsplan.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder verrekenbeding verstaan: een beding op grond waarvan bij het voldoen aan tussen partijen overeengekomen voorwaarden:

    • a. de verplichtingen van partijen onmiddellijk opeisbaar worden, alsmede omgezet in een verplichting tot het betalen van een bedrag dat hun geschatte actuele waarde vertegenwoordigt, dan wel de verplichtingen vervallen en worden vervangen door een verplichting tot het betalen van het voornoemde bedrag; of

    • b. de verplichtingen van partijen worden verrekend en alleen het saldo is verschuldigd.

PP

Artikel 3:263 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, eerste en tweede volzin, vervalt telkens: op verzoek.

2. In het vierde lid wordt «tweede lid» vervangen door: eerste en tweede lid.

QQ

Artikel 3:265d wordt gewijzigd als volgt:

1. Na «van rechtswege met elkaar verrekend» wordt ingevoegd: , voor zoveel mogelijk eerst met de eigenwoningschuld aan de bank.

2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing ingeval de deposito’s worden overgedragen aan degene aan wie de depositohouder de eigenwoning-schuld heeft.

  • 3. De verrekening, bedoeld in het eerste lid, kan niet ertoe leiden dat degene die een eigenwoningschuld heeft, een additioneel bedrag verschuldigd wordt.

QQa

Artikel 3:267 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid vervalt: op verzoek.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het derde en het vierde lid.

RR

In artikel 3:267e, eerste lid, onderdeel q, wordt «onderdelen a tot en met o» vervangen door: onderdelen a tot en met p.

RRa

In artikel 3:275, eerste lid, vervalt: als bedoeld in artikel 3:279.

RRb

In artikel 3:278d, tweede lid, wordt «de artikelen 3:18a en artikel 3:111a» vervangen door: de artikelen 3:18a en 3:111a.

SS

Aan artikel 4:1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het ingevolge dit deel bepaalde, met uitzondering van artikel 4:37p, is niet van toepassing op beheerders als bedoeld in artikel 2:70, tweede lid.

TT

In artikel 4:1, zesde lid, wordt na «2:70, tweede lid» toegevoegd: , of artikel 2:70a, derde lid.

UU

Artikel 4:9 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid komen de eerste en tweede volzin te luiden: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de vakbekwaamheid van werknemers en andere natuurlijke personen als bedoeld in het tweede lid en de in dat verband vereiste diploma's of certificaten, alsmede regels met betrekking tot de afgifte van die diploma's of certificaten en de daaraan ten grondslag liggende examens. Bij de maatregel kan worden bepaald dat Onze Minister, met inachtneming van bij die maatregel te stellen regels, exameninstituten kan erkennen die bevoegd zijn tot het afnemen van examens.

2. In het zevende lid wordt na «personen als bedoeld in het eerste lid» ingevoegd: in het kader van de geschiktheid.

VV

Artikel 4:12 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «4:14» ingevoegd: , 4:15a.

2. In het tweede lid wordt na «4:15» ingevoegd: , 4:15a.

3. In het vierde lid wordt «Artikel 4:13 en het ingevolge artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, bepaalde» vervangen door: Artikel 4:13, het ingevolge artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, bepaalde en artikel 4:15a.

4. In het vijfde lid wordt «Artikel 4:13 is» vervangen door: De artikelen 4:13 en 4:15a zijn.

5. In het zesde lid wordt na «4:14» ingevoegd: , 4:15a.

6. In het zevende lid wordt «Artikel 4:13» vervangen door: De artikelen 4:13 en 4:15a.

7. Het negende en tiende lid worden vernummerd tot achtste en negende lid.

8. In het achtste lid (nieuw) en negende lid (nieuw) wordt na «4:13» telkens ingevoegd: , 4:15a.

WW

Na artikel 4.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:15a

  • 1. Een beheerder van een beleggingsinstelling, beleggingsmaatschappij, beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten, beleggingsonderneming, bewaarder van een icbe, financiëledienstverlener of pensioenbewaarder beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat natuurlijke personen die in Nederland werkzaam zijn onder haar verantwoordelijkheid en wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden of die zich rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten, een eed of belofte afleggen.

  • 2. Een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid draagt er zorg voor dat de in dat lid bedoelde eed of belofte wordt nageleefd.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op natuurlijke personen als bedoeld in artikel 4:9 die reeds in het kader van de geschiktheid een eed of belofte afleggen.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de eed of belofte, bedoeld in het eerste lid.

XX

In artikel 4:37b wordt «4:37p» vervangen door: 4:37z.

YY

In het opschrift van afdeling 4.2.4a wordt «Instemmingvereiste» vervangen door: Kennisgevingsverplichtingen

ZZ

Artikel 4:27a komt te luiden:

Artikel 4:27a

  • 1. Een centrale tegenpartij als bedoeld in verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees parlement en de Raad van 4 juli 2012 inzake otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201) geeft de Autoriteit Financiële Markten schriftelijk kennis van het voornemen tot een substantiële wijziging van de wijze waarop zij uitvoering geeft aan de artikelen 36 tot en met 39 van die verordening.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt, onder vermelding van de te volgen procedures, bepaald van welke wijzigingen kennis wordt gegeven, welke gegevens daarbij worden verstrekt en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer worden gelegd.

AAA

In artikel 4:37c wordt, onder vernummering van het zesde tot en met het elfde lid tot het zevende tot en met het twaalfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het vijfde lid mag de beheerder met zetel in Nederland rechten van deelneming in een feeder-beleggingsinstelling met zetel in een lidstaat met een niet-Europese master-beleggingsinstelling of met een Europese master-beleggingsinstelling die niet wordt beheerd door een vergunninghoudende Europese beheerder aanbieden in Nederland, indien:

    • a. rechten van deelneming uitsluitend worden aangeboden aan gekwalificeerde beleggers;

    • b. de staat waar de beleggingsinstelling is gevestigd niet op de lijst van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task Force of diens opvolger staat; en

    • c. de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie van de staat waar de beleggingsinstelling, is gevestigd een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte informatie-uitwisseling waarborgt en die de Autoriteit Financiële Markten in staat stelt haar toezichthoudende taken uit te voeren.

BBB

In artikel 4:37e, eerste lid, wordt «belangen van een door hem beheerde beleggingsinstellingen» vervangen door: belangen van door hem beheerde beleggingsinstellingen.

BBBa

In artikel 4:37h, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt «kapitaalveresten» vervangen door: kapitaalvereisten.

CCC

Artikel 4:37i wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «beleggingsinstellinggevestigd» vervangen door: beleggingsinstelling gevestigd.

2. De tweede volzin van het derde lid vervalt.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het bepaalde in het tweede en derde lid.

DDD

Na artikel 4:37p wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:37pa

  • 1. Een beleggingsmaatschappij die wordt beheerd door een beheerder van een beleggingsinstelling waarvan de vergunning is ingetrokken of een beleggingsmaatschappij waarvan de vergunning is ingetrokken, kan op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten door de rechtbank worden ontbonden.

  • 2. Het vermogen van een beleggingsfonds dat wordt beheerd door een beheerder van een beleggingsinstelling waarvan de vergunning is ingetrokken, kan op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten door een of meer door de rechtbank aan te wijzen vereffenaars binnen een door de rechtbank te bepalen termijn worden vereffend.

  • 3. Een beleggingsmaatschappij of het vermogen van een beleggingsfonds kan tevens op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten door de rechtbank worden ontbonden onderscheidenlijk door een of meer door de rechtbank aan te wijzen vereffenaars binnen een door de rechtbank te bepalen termijn worden vereffend, indien:

    • a. de vergunning van de beheerder van de beleggingsinstelling zodanig is gewijzigd dat die vergunning niet langer strekt tot het beheer van het beleggingsfonds of de beleggingsmaatschappij;

    • b. de beleggingsinstelling of haar beheerder:

      • 1°. binnen een termijn van twaalf maanden na de oprichting geen activiteiten heeft verricht;

      • 2°. uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat de beleggingsinstelling geen activiteiten zal verrichten;

      • 3°. haar onderscheidenlijk zijn activiteiten gedurende een termijn van meer dan zes maanden heeft gestaakt;

      • 4°. kennelijk heeft opgehouden beleggingsinstelling te zijn;

      • 5°. niet voldoet aan deze wet; of

      • 6°. niet of niet genoegzaam uitvoering heeft gegeven aan een aanwijzing als bedoeld in artikel 1:75.

  • 4. De ontbinding, bedoeld in het eerste of derde lid, en de vereffening, bedoeld in het tweede of derde lid, vindt niet eerder plaats dan nadat het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning onherroepelijk is geworden.

  • 5. Dit artikel is uitsluitend van toepassing in het geval de rechten van deelneming in de beleggingsinstelling of de beleggingsmaatschappij worden aangeboden aan niet-professionele beleggers in Nederland.

EEE

In artikel 4:45, vierde lid, wordt «de de» vervangen door: de.

FFF

In de artikelen 4:59, tweede lid, en 4:59b, eerste lid, wordt «instellingen voor collectieve belegging in effecten» telkens vervangen door: icbe’s.

GGG

In de artikelen 4:62c, eerste lid, en 4:62d, tweede lid, onderdeel b, wordt «richtlijn icbe’s» telkens vervangen door: richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten.

GGGa

Artikel 4:67, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een rechtsbijstandverzekeraar draagt er zorg voor dat in de overeenkomst inzake de rechtsbijstanddekking uitdrukkelijk wordt bepaald dat het de verzekerde vrij staat een advocaat of een andere rechtens bevoegde deskundige te kiezen:

    • a. om zijn belangen in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen; of

    • b. indien zich een belangenconflict voordoet.

HHH

Artikel 4:104 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na «verzorgt» ingevoegd: bij schadeverzekeringen.

2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op betalingsbeschermers of individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Onder betalingsbeschermer wordt verstaan: een verzekering ter dekking van het risico dat de verzekeringnemer betalingsverplichtingen uit hoofde van een overeenkomst inzake krediet niet kan nakomen.

III

In artikel 5:25p wordt, onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De artikelen 362, zevende lid, 391, eerste lid, 394, eerste en vierde lid, 403, eerste lid, onderdelen d en e, en 408, eerste lid, onderdeel d, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn met betrekking tot de in die artikelen geregelde taalkeuze niet van toepassing op gereglementeerde informatie, gesteld in een taal als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid.

IIIa

Artikel 5:54 vervalt.

IIIb

In artikel 5:55 wordt na «5:58, eerste lid,» ingevoegd: 5:58a, eerste, tweede en derde lid,.

IIIc

Na artikel 5:58 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5:58a

  • 1. Het is verboden om in of vanuit Nederland onjuiste of misleidende informatie te verstrekken of te verspreiden ten behoeve van de vaststelling van een benchmark, terwijl de verstrekker of verspreider van die informatie weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die informatie onjuist of misleidend is, dan wel andere gedragingen te verrichten met het oogmerk de vaststelling van een benchmark te manipuleren.

  • 2. Het is voorts verboden om in of vanuit een andere staat onjuiste of misleidende informatie te verstrekken of te verspreiden ten behoeve van de vaststelling van een benchmark ten aanzien van een financieel instrument als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, onder 1°, terwijl de verstrekker of verspreider van die informatie weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die informatie onjuist of misleidend is, dan wel andere gedragingen te verrichten met het oogmerk de vaststelling van een zodanige benchmark te manipuleren.

  • 3. Het is verboden om te trachten onjuiste of misleidende informatie te verstrekken als bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede om te trachten andere gedragingen te verrichten als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. In dit artikel wordt verstaan onder benchmark: een prijs, index of getal:

    • a. die of dat wordt gepubliceerd of beschikbaar is voor het publiek;

    • b. die of dat regelmatig, geheel of gedeeltelijk, wordt vastgesteld aan de hand van de waarde van een of meer onderliggende activa of prijzen door toepassing van een formule, waardering of andere berekeningswijze; en

    • c. op basis waarvan het uit hoofde van een financieel instrument te betalen bedrag of de waarde van een financieel instrument wordt vastgesteld, indien:

      • 1°. een transactie in dat financiële instrument is verricht of bewerkstelligd in of vanuit Nederland; of

      • 2°. een transactie in dat financiële instrument is verricht of bewerkstelligd in of vanuit een andere lidstaat.

JJJ

In artikel 6.2 wordt, onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. Onverminderd artikel 3:267f worden door een onteigening krachtens het eerste lid de bevoegdheden die voortvloeien uit een verrekenbeding in een overeenkomst met betrekking tot financiële instrumenten niet aangetast. Artikel 3:159o, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

KKK

De bijlage bij artikel 1:79 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende artikelen ingevoegd:

3:2, vijfde en zesde lid

3:17b, eerste tot en met derde en vijfde lid

3:17c, eerste en derde lid

3:33a, tweede lid

3:33b

3:97

1a. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen wordt «3:263, eerste tot en met derde lid» vervangen door «3:263» en wordt «3:267, derde en vierde lid» vervangen door: 3:267, derde tot en met vijfde lid.

2. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële markten wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel ingevoegd:

4:15a, eerste, tweede en vierde lid

3. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële markten wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel ingevoegd:

5:58a, eerste tot en met derde lid

LLL

De bijlage bij artikel 1:80 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende artikelen ingevoegd:

3:2, vijfde en zesde lid

3:17b, eerste tot en met derde en vijfde lid

3:17c, eerste en derde lid

3:33a, tweede lid

3:33b

3:97

1a. In de opsomming van artikelen in het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen wordt «3:263, eerste tot en met derde lid» vervangen door «3:263» en wordt «3:267, derde en vierde lid» vervangen door: 3:267, derde tot en met vijfde lid.

2. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële markten wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel ingevoegd:

4:15a, eerste, tweede en vierde lid

3. In de opsomming van artikelen in het Deel Gedragstoezicht financiële markten wordt in de numerieke volgorde het volgende artikel ingevoegd:

5:58a, eerste tot en met derde lid

ARTIKEL II

In de Bankwet 1998 wordt na hoofdstuk IIA een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIB. VERWERVING, GEBRUIK EN VERSTREKKING VAN GEGEVENS

Artikel 9d
  • 1. De Bank is bevoegd ten behoeve van de in artikel 4, eerste lid, onderdelen c en d, bedoelde taken of ter voldoening aan informatieverzoeken van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen internationale organisaties gebruik te maken van gegevens, niet zijnde persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens, uit registraties die:

    • a. in verband met de uitvoering van een wettelijke taak worden bijgehouden bij instellingen en diensten van het Rijk of bij zelfstandige bestuursorganen op het niveau van de centrale overheid;

    • b. worden bijgehouden door bij algemene maatregel van bestuur aangewezen rechtspersonen die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefenen of geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, worden bekostigd uit middelen van de Staat of uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen.

  • 2. Voor zover de in het eerste lid bedoelde verwerving niet de benodigde gegevens oplevert, is de Bank bevoegd om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens, niet zijnde persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens, op te vragen bij in die maatregel aangewezen categorieën van ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen.

  • 3. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde instellingen, diensten en zelfstandige bestuursorganen, de in onderdeel b van dat lid bedoelde rechtspersonen en de in het tweede lid bedoelde ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen verstrekken de in die leden bedoelde gegevens op verzoek van de Bank binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn. Daarbij kan geen beroep worden gedaan op geheimhoudingsverplichtingen, tenzij deze verplichtingen gebaseerd zijn op internationale regelgeving.

  • 4. De in het derde lid bedoelde verstrekking van gegevens geschiedt kosteloos, tenzij bij algemene maatregel van bestuur anders wordt bepaald. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de soort kosten en de hoogte van de kosten die bij de Bank in rekening mogen worden gebracht.

Artikel 9e
  • 1. De door de Bank op grond van artikel 9d ontvangen gegevens worden, behoudens het tweede lid, uitsluitend gebruikt voor statistische doeleinden en economische analyses.

  • 2. Het organisatieonderdeel van de Bank dat is belast met de in artikel 4, eerste lid, onderdeel c of d, bedoelde taak kan de in het eerste lid bedoelde gegevens verstrekken aan organisatieonderdelen van de Bank die belast zijn met een andere taak, voor zover die gegevens, al dan niet rechtstreeks, afkomstig zijn van financiële instellingen waarop de Bank toezicht uitoefent op de voet van de daarvoor geldende wettelijke regelingen.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden slechts zodanig openbaar gemaakt dat daaraan geen herkenbare gegevens over een afzonderlijke onderneming, vrije beroepsbeoefenaar, instelling of rechtspersoon kunnen worden ontleend.

Artikel 9f

In afwijking van artikel 9e verstrekt de Bank gegevens aan de in artikel 9d, eerste lid, bedoelde internationale organisaties ter voldoening aan hun informatieverzoeken, met inachtneming van het geheimhoudingsregime dat ingevolge bindende EU-rechtshandelingen op de desbetreffende gegevens van toepassing is.

Artikel 9g
  • 1. De Bank is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van artikel 9d, derde lid, indien de in het eerste lid, onderdeel b, van dat artikel bedoelde rechtspersonen en de in het tweede lid van dat artikel bedoelde ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen de in die artikelleden bedoelde gegevens niet, niet tijdig of niet volledig verstrekken.

  • 2. De Bank is tevens bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete ter zake van overtreding van artikel 9d, derde lid. Artikel 9c, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 10.000 bedraagt.

ARTIKEL III

De Wet toezicht accountantsorganisaties wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 24b komt te luiden:

Artikel 24b

  • 1. Een accountantsorganisatie die wettelijke controles verricht bij een organisatie van openbaar belang, verricht naast controlediensten geen andere werkzaamheden voor die organisatie en aan die organisatie gelieerde entiteiten.

  • 2. Een accountantsorganisatie die onderdeel uitmaakt van een netwerk, verricht geen wettelijke controles bij een organisatie van openbaar belang indien:

    • a. een ander onderdeel van het netwerk dat in Nederland is gevestigd andere werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid verricht voor die organisatie van openbaar belang of een aan die organisatie gelieerde entiteit; of

    • b. een ander onderdeel van het netwerk dat niet in Nederland is gevestigd andere werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid verricht voor die organisatie van openbaar belang of een aan die organisatie gelieerde entiteit die in Nederland is gevestigd.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder gelieerde entiteit verstaan:

    • a. de rechtspersoon of vennootschap die, alleen of samen met een andere groepsmaatschappij, aan het hoofd staat van de groep of het groepsdeel waar de organisatie van openbaar belang deel van uitmaakt alsmede een rechtspersoon of vennootschap die overheersende zeggenschap kan uitoefenen op of centrale leiding heeft over een organisatie van openbaar belang; en

    • b. iedere dochtermaatschappij van een organisatie van openbaar belang, andere groepsmaatschappij die onder de organisatie van openbaar belang valt, of andere rechtspersoon of vennootschap waarop een organisatie van openbaar belang overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover zij de centrale leiding heeft.

  • 4. De Staat der Nederlanden is geen gelieerde entiteit als bedoeld in het derde lid.

B

In artikel 63a vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid, het tweede lid.

C

In hoofdstuk 5b wordt voor artikel 63c een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 63b

  • 1. De Autoriteit Financiële Markten kan, in afwijking van artikel 63a, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan De Nederlandsche Bank N.V., tenzij:

    • a. het doel waarvoor de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

    • b. het beoogde gebruik van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op financiële markten of op personen die op die markten werkzaam zijn;

    • c. de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

    • d. de geheimhouding van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    • e. de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of

    • f. onvoldoende is gewaarborgd dat de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

  • 2. Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen van een toezichthoudende instantie, verstrekt de Autoriteit Financiële Markten deze niet aan De Nederlandsche Bank N.V., tenzij de toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op het uitwisselen van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen tussen de met verschillende taken belaste onderdelen van de Autoriteit Financiële Markten.

D

In artikel 63e, eerste lid, wordt «a tot en met c» vervangen door: a en b.

E

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

2. De verwijzing naar artikel 35, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, komt te luiden:

  • artikel 35, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, voor zover het de controle betreft van de financiële verantwoordingen van het Centraal bureau voor de statistiek, het college voor de post- en telecommunicatiemarkt, het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het Commissariaat voor de Media, de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, de Dienst Wegverkeer, de Kamer van Koophandel, het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, de Nederlandse Zorgautoriteit, de NVNL, de organisatie ZorgOnderzoek Nederland, de Waarderingskamer en het Zorginstituut Nederland;

3. In alfabetische volgorde op naam van de desbetreffende wet wordt de volgende verwijzing ingevoegd:

  • artikel 23, derde lid, tweede volzin, van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012; .

4. De puntkomma na «Woningwet» wordt vervangen door een punt.

ARTIKEL IV

De Wet tuchtrechtspraak accountants wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2, eerste lid, onderdeel d, wordt «het register» vervangen door: de registers.

B

Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25a

  • 1. De secretaris van de accountantskamer doet periodiek opgave van ingediende klachten, met een beschrijving van de aard en inhoud van de klacht, aan:

    • a. de Autoriteit Financiële Markten, voor zover het betreft klachten waarbij een vermoeden bestaat van een handelen of nalaten als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties; en

    • b. de beroepsorganisatie, voor zover het betreft klachten waarbij een vermoeden bestaat van een handelen of nalaten als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep.

  • 2. Desgevraagd, of op last van de voorzitter van de accountantskamer, zendt de secretaris van de accountantskamer aan de in het eerste lid bedoelde instanties een afschrift van het klaagschrift en de reactie van betrokkene, de daarbij gevoegde stukken en eventuele aanvullingen daarop.

  • 3. Op verzoek van de klager worden de processtukken, bedoeld in het tweede lid, in geanonimiseerde vorm aan de Autoriteit Financiële Markten of de beroepsorganisatie gezonden, zodat daaruit de persoonsgegevens van de klager en derden niet kunnen worden afgeleid. Alsdan wordt met betrekking tot die klacht de opgave, bedoeld in het eerste lid, eveneens in geanonimiseerde vorm gedaan.

  • 4. De voorzitter van de accountantskamer kan op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten of de beroepsorganisatie de behandeling van een klacht voor ten hoogste zes maanden opschorten indien deze instanties hebben aangegeven een onderzoek te verrichten of voornemens te zijn een onderzoek te verrichten naar het handelen of nalaten waarop de klacht betrekking heeft en dat onderzoek kan leiden tot het indienen van een klacht door deze instanties.

  • 5. De voorzitter van de accountantskamer kan op verzoek van de instantie die overeenkomstig het derde lid heeft aangegeven een onderzoek te verrichten of voornemens te zijn een onderzoek te verrichten, de in het derde lid genoemde termijn met ten hoogste drie maanden verlengen, indien de voorbereiding van een klacht meer tijd vergt.

  • 6. Van de opschorting van de behandeling of de verlenging van de in het derde lid genoemde termijn wordt mededeling gedaan aan de klager en betrokkene.

C

Artikel 26, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden:

De voorzitter van de accountantskamer kan deze termijn verlengen indien het hem blijkt dat daar aanleiding toe is.

D

Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 29a

  • 1. De voorzitter van de accountantskamer kan, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan, ambtshalve of op verzoek van klager of betrokkene bepalen dat tijdens de klachtprocedure ingediende stukken of gegeven inlichtingen dan wel onderdelen daarvan uitsluitend ter kennisneming van de partijen staan en niet door hen aan anderen mogen worden verstrekt of anderszins openbaar worden gemaakt.

  • 2. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van stukken of inlichtingen die partijen op grond van een wettelijk voorschrift verplicht zijn aan anderen te verstrekken of openbaar te maken, en stukken of inlichtingen die reeds openbaar zijn dan wel in de uitspraak van de accountantskamer of in hoger beroep van het College openbaar worden gemaakt.

  • 3. De voorzitter van de accountantskamer kan, ambtshalve of op verzoek van klager of betrokkene een partij veroordelen tot betaling van een geldsom, dwangsom genaamd, voor het geval dat niet aan het eerste lid wordt voldaan, onverminderd het recht op schadevergoeding indien daartoe aanleiding is. De artikelen 611b tot en met 611i van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

E

In de artikelen 45, onderdelen c en d, en 46, eerste lid, wordt «Accountantskamer» telkens vervangen door: accountantskamer.

ARTIKEL V

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt gewijzigd als volgt:

1. In subonderdeel 9 wordt «1° tot en met 8°, 20° of 22» vervangen door: 1° tot en met 8°, 20°, 22° of 25°.

2. In subonderdeel 14° wordt na «onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen» ingevoegd: , of inzake koop en verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen.

3. Er wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 26°. pandhuis als bedoeld in artikel 131, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

B

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het zevende lid vervalt de zinsnede «trustkantoren als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 10°, voor zover zij diensten verlenen als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht trustkantoren en op».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 13. In geval van een trustkantoor als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 10°, dat diensten verleent als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht trustkantoren:

    • a. wordt onder cliëntenonderzoek in de zin van het eerste lid verstaan de maatregelen die zijn voorgeschreven krachtens artikel 10, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren en die worden uitgevoerd voorafgaand aan of bij de uitvoering van een dienst of het aangaan van een zakelijke relatie;

    • b. zijn het tweede tot en met het zesde lid en achtste lid niet van toepassing.

C

In artikel 5, tweede lid, wordt «artikel 3, eerste tot en met vierde lid» vervangen door: artikel 3, eerste tot en met vierde lid en dertiende lid, onderdeel a.

D

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vierde lid wordt «de cliënt of de uiteindelijk belanghebbende» vervangen door: de cliënt, de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b, of de uiteindelijk belanghebbende.

2. In het vijfde lid wordt «de cliënt of een uiteindelijk belanghebbende» vervangen door: de cliënt, de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b, of de uiteindelijk belanghebbende.

Da

Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «cliënten die woonachtig of gevestigd zijn of hun zetel hebben in bij die regeling aangewezen staten met strategische tekortkomingen in de preventie van witwassen en financieren van terrorisme» ingevoegd: , hun uiteindelijk belanghebbenden of de natuurlijke personen, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b,.

2. In het tweede lid, wordt «en hun uiteindelijk belanghebbenden» vervangen door: , hun uiteindelijk belanghebbenden of de natuurlijke personen, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b,.

E

In artikel 10, eerste lid wordt de zinsnede «het in het tweede lid, onderdelen a, b, en c, van dat artikel bepaalde» vervangen door: het in het tweede lid, onderdelen a, b, c, e, f en g, het derde lid, onderdelen a, b, c en e, of het vierde lid, onderdelen a, b, c, d, f en g, van dat artikel bepaalde.

F

In artikel 11, eerste tot en met derde lid, wordt «de cliënt» telkens vervangen door: de cliënt, de insteller van een trust, de trustee van een trust, de vennoot van een personenvennootschap of de persoon bevoegd inzake het beheer van de personenvennootschap.

G

In artikel 12, tweede lid, wordt de zinsnede «De Financiële inlichtingen eenheid ongebruikelijke transacties», vervangen door: De Financiële inlichtingen eenheid.

H

Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na «de identiteit van de cliënt» ingevoegd: , de identiteit van de uiteindelijk belanghebbenden, de identiteit van de natuurlijke personen, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b, .

2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden: de aard en het nummer van het identiteitsbewijs van de cliënt en, voorzover mogelijk, van de overige in onderdeel a bedoelde personen.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De meldingsplicht, bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing indien:

    • a. een cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet leidt tot het in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, bedoelde resultaat of tot de uitvoering van de in artikel 3, dertiende lid, onderdeel a, bedoelde maatregelen, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme;

    • b. een zakelijke relatie wordt beëindigd ingevolge artikel 5, tweede lid, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Bij een melding ingevolge het vierde lid verstrekt een instelling naast de gegevens, bedoeld in het tweede lid, een beschrijving van de redenen waarom het vierde lid van toepassing is.

Ha

In artikel 23, vijfde lid, onderdeel 3 wordt «artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1 tot en met 3, 5 tot en met 9, 11° tot en met 13°» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 3°, 5° tot en met 9°, 11° tot en met 13° en 23°.

I

In artikel 24, zevende lid, wordt de zinsnede «een groep banken die op 15 december 1977 blijvend was aangesloten» vervangen door: een groep banken die blijvend is aangesloten.

Ia

Artikel 26, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. De zinsnede «3, eerste tot en met vijfde, zevende en achtste lid» wordt vervangen door: 3, eerste tot en met vijfde, achtste en tiende lid.

2. De zinsnede «8, eerste tot en met vijfde lid» wordt vervangen door: 8, eerste tot en met vijfde en zevende lid.

3. De zinsnede «16, eerste tot en met vierde lid» wordt vervangen door: 16, eerste tot en met vijfde lid.

4. De zinsnede «32, » vervalt.

Ib

Artikel 27, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. De zinsnede «3, eerste tot en met vijfde, zevende en achtste lid» wordt vervangen door: 3, eerste tot en met vijfde, achtste en tiende lid.

2. De zinsnede «8, eerste tot en met vijfde lid» wordt vervangen door: 8, eerste tot en met vijfde en zevende lid.

3. De zinsnede «16, eerste tot en met vierde lid» wordt vervangen door: 16, eerste tot en met vijfde lid.

4. De zinsnede «32, » vervalt.

Ic

In artikel 28, derde lid, wordt de zinsnede «De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid» vervangen door: De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid.

Id

Artikel 32 wordt gewijzigd als volgt:

1. De zinsnede «3, eerste tot en met vijfde, zevende en achtste lid» wordt vervangen door: 3, eerste tot en met vijfde, achtste en tiende lid.

2. De zinsnede «8, eerste tot en met vijfde lid» wordt vervangen door: 8, eerste tot en met vijfde en zevende lid.

3. De zinsnede «16, eerste tot en met vierde lid» wordt vervangen door: 16, eerste tot en met vijfde lid.

J

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

  • 1. Een instelling die op grond van deze wet een persoon heeft geïdentificeerd en zijn identiteit heeft geverifieerd, of bij wie de cliënt is geïntroduceerd conform de procedure van artikel 5, legt op opvraagbare wijze de volgende gegevens vast:

    • a. van natuurlijke personen:

      • 1°. de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum, het adres en de woonplaats dan wel plaats van vestiging van de cliënt alsmede van degene die namens die natuurlijke persoon optreedt of een afschrift van het document dat een persoonidentificerend nummer bevat en aan de hand waarvan de identificatie heeft plaatsgevonden;

      • 2°. de aard, het nummer en de datum en plaats van uitgifte van het document met behulp waarvan de identiteit is geverifieerd;

      • 3°. de aard van de dienstverlening;

    • b. van naar Nederlands recht opgerichte rechtspersonen:

      • 1°. de rechtsvorm, de statutaire naam, de handelsnaam, het adres met huisnummer, de postcode, de plaats van vestiging, het land van statutaire zetel en, indien de rechtspersoon bij de Kamer van Koophandel is geregistreerd, het registratienummer bij de Kamer van Koophandel en de wijze waarop de identiteit is geverifieerd;

      • 2°. van degenen die voor de rechtspersoon bij de instelling optreden: de geslachtsnaam, de voornamen en de geboortedatum;

      • 3°. de aard van de dienstverlening;

    • c. van buitenlandse rechtspersonen:

      • 1°. de gegevens in de documenten aan de hand waarvan de identiteit is geverifieerd;

      • 2°. van degenen die voor de rechtspersoon bij de instelling optreden: de geslachtsnaam, de voornamen en de geboortedatum;

      • 3°. de aard van de dienstverlening;

      • 4°. het adres met huisnummer, de postcode, de plaats van vestiging en het land van statutaire zetel;

    • d. indien van toepassing, de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende en de wijze waarop deze identiteit is geverifieerd.

  • 2. Indien een cliënt handelt als trustee legt een instelling, voor zover van toepassing, tevens op opvraagbare wijze de volgende gegevens vast van de instellers, de trustees en de uiteindelijk belanghebbenden:

    • 1°. ingeval van natuurlijke personen: de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°;

    • 2°. ingeval van naar Nederlands recht opgerichte rechtspersonen: de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2°;

    • 3°. ingeval van buitenlandse rechtspersonen: de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°.

  • 3. Indien een cliënt handelt als vennoot van een personenvennootschap legt een instelling, voor zover van toepassing, tevens op opvraagbare wijze de volgende gegevens vast van de vennoten, de personen bevoegd inzake het beheer van de personenvennootschap en de personen, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b:

    • 1°. ingeval van natuurlijke personen: de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°;

    • 2°. ingeval van naar Nederlands recht opgerichte rechtspersonen: de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2°;

    • 3°. ingeval van buitenlandse rechtspersonen: de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 1° en 2°.

  • 4. Een instelling bewaart de in het eerste tot en met derde lid bedoelde gegevens op toegankelijke wijze gedurende vijf jaar na het tijdstip van het beëindigen van de zakelijke relatie of tot vijf jaar na het uitvoeren van de desbetreffende transactie.

ARTIKEL VI

De Muntwet 2002 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2 wordt na «bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel» ingevoegd: , beleggingsmunten.

B

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

  • 1. Beleggingsmunten zijn:

    • a. een gouden munt van tweehonderdvijftig-euro met een goudgehalte van 999,9 duizendste, een gewicht van 31,103 gram met een afwijking van ten hoogste 0,093 gram en een middellijn van 37,0 millimeter met een afwijking van ten hoogste 0,10 millimeter;

    • b. een gouden munt van honderd-euro met een goudgehalte van 999,9 duizendste, een gewicht van 15,552 gram met een afwijking van ten hoogste 0,078 gram en een middellijn van 28,0 millimeter met een afwijking van ten hoogste 0,10 millimeter;

    • c. een gouden munt van vijftig-euro met een goudgehalte van 999,9 duizendste, een gewicht van 7,776 gram met een afwijking van ten hoogste 0,062 gram en een middellijn van 22,0 millimeter met een afwijking van ten hoogste 0,10 millimeter;

    • d. een gouden munt van vijfentwintig-euro met een goudgehalte van 999,9 duizendste, een gewicht van 3,110 gram met een afwijking van ten hoogste 0,037 gram en een middellijn van 16,0 millimeter met een afwijking van ten hoogste 0,10 millimeter;

    • e. een zilveren munt van tweeëneenhalve-euro met een zilvergehalte van 999 duizendste, een gewicht van 31,103 gram met een afwijking van ten hoogste 0,25 gram en een middellijn van 37,0 millimeter met een afwijking van ten hoogste 0,10 millimeter.

  • 2. De beeldenaar van de beleggingsmunten is op de voorzijde de beeltenis en de naam van de Koning (Koningin) met de woorden «Koning (Koningin) der Nederlanden» en op de keerzijde het Gekroond rijkswapen met daaronder de tekst «Nederland», de waardeaanduiding, het gehalte edelmetaal, het jaartal van uitgifte, het teken van de Koninklijke Nederlandse Munt en het teken van de Muntmeester.

  • 3. De beleggingsmunten hebben een geribbelde rand.

C

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid en derde lid wordt «983 duizendsten» vervangen door «983 duizendste», wordt «vier duizendsten» vervangen door «vier duizendste» en vervalt de zinsnede «met een afwijking van ten hoogste twee duizendsten».

2. In het vijfde lid wordt «873 duizendsten» vervangen door «873 duizendste», wordt «vijf duizendsten» vervangen door «vijf duizendste» en vervalt de zinsnede «met een afwijking van ten hoogste drie duizendsten».

D

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

  • 1. De algemeen directeur van de Koninklijke Nederlandse Munt voert de titel Muntmeester.

  • 2. De bij de Koninklijke Nederlandse Munt in opdracht van de Staat der Nederlanden vervaardigde munten worden voorzien van het teken van de Koninklijke Nederlandse Munt en het teken van de Muntmeester.

  • 3. Het teken van de Koninklijke Nederlandse Munt en het teken van de Muntmeester worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

E

In artikel 8, tweede lid, wordt «bedoeld in de artikelen 4 en 5» vervangen door: bedoeld in de artikelen 4, 4a en 5.

ARTIKEL VII

De Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In overeenstemming met Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking kan Onze Minister verzekeringen afsluiten en garanties afgeven ter dekking van risico’s verbonden aan het handels- en dienstenverkeer van ondernemers met landen buiten Nederland.

2. In het tweede en vierde lid wordt «Onze Minister van Economische Zaken» telkens vervangen door: Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In overeenstemming met Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking kan Onze Minister verzekeringen en garanties zowel geheel als gedeeltelijk in herverzekering nemen voor zover deze verzekeringen en garanties zijn afgesloten ter dekking van risico’s verbonden aan het handels- en dienstenverkeer van ondernemers met landen buiten Nederland, mits die verzekeringen en garanties zijn afgesloten door:

    • a. de Multilateral Investment Guarantee Agency van de Wereldbank;

    • b. een buitenlandse staat of een instantie, door of vanwege een buitenlandse staat belast met het afsluiten van verzekeringen of het afgeven van garanties ter dekking van risico’s die verbonden zijn aan het handels- en dienstenverkeer met andere landen dan die buitenlandse staat.

B

Artikel 6 vervalt.

ARTIKEL VIII

De Wet financiële markten BES wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1:14, eerste en tweede lid, wordt «artikel 3:9, eerste lid» telkens vervangen door: artikel 3:9, tweede lid.

B

In artikel 1:27, eerste lid, onderdeel a, wordt «2:3, eerste lid, aanhef en onderdeel a,» vervangen door: 2:3, eerste lid,.

C

In artikel 3:8, tweede lid, onderdeel e, vervalt «ernstig».

ARTIKEL VIIIA

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2.2, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de cliënt en diens risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;

B

In artikel 2.5, eerste lid, wordt «de bron van het vermogen» vervangen door: de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden.

ARTIKEL IX

De Wet toezicht trustkantoren wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel c wordt onder 1° en 3° na «rechtspersoon» telkens ingevoegd «of vennootschap» en wordt onder 4° en 5° na «rechtspersoon of trust» telkens ingevoegd: , vennootschap.

2. In onderdeel d, onder 2°, aanhef, wordt «het adres of het postadres, bedoeld in» vervangen door: een postadres of een bezoekadres als bedoeld in.

B

Artikel 5, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Een wijziging als bedoeld in het eerste lid wordt niet doorgevoerd, anders dan na toestemming van de toezichthouder.

C

Artikel 6, onderdeel g, vervalt.

ARTIKEL X

De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 van bijlage 2 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet bekostiging financieel toezicht te luiden:

Wet bekostiging financieel toezicht:

  • a. een besluit omtrent de goedkeuring als bedoeld in de artikelen 3 en 6

  • b. een besluit als bedoeld in artikel 13, derde lid

B

In de artikelen 7 en 11 van bijlage 2 wordt in de alfabetische rangschikking telkens een zinsnede ingevoegd, luidende:

Sanctiewet 1977

ARTIKEL XI

De Faillissementswet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 212a, onderdeel b, onder 2°, wordt na «het recht van een lidstaat van de Europese Unie» ingevoegd: of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

B

Aan artikel 212hc wordt een zin toegevoegd, luidende: Artikel 3:159o, tweede en derde lid, van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XII

Artikel I, onderdelen AN en AO, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II vervalt.

ARTIKEL XIII

In de Sanctiewet 1977 wordt na artikel 10b een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10ba

Indien een instelling als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a tot en met j, niet voldoet aan haar verplichtingen ingevolge artikel 10b, kan Onze Minister van Financiën door middel van het geven van een aanwijzing die instelling verplichten binnen een door hem gestelde redelijke termijn ten aanzien van in de aanwijzingsbeschikking aan te geven punten een bepaalde gedragslijn te volgen.

ARTIKEL XIV

Artikel 1 van de Wet op de economische delicten wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel 1° wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 5:56, 5:57, 5:58 en 5:58a;.

2. In onderdeel 2° wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht:

a. in de rangschikking ingevoegd «5:2, 5:25i, tweede en vijfde lid,»;

b. «5:38, eerste en tweede lid,» vervangen door «5:38, eerste, tweede en derde lid,» en «5:39, eerste lid,» door: 5:39, eerste en tweede lid,.

3. In onderdeel 3° vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht «5:56, 5:57, 5:58,».

ARTIKEL XV

Aan artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 6°. een beleggingsaanbeveling als bedoeld in artikel 5:53, vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht;.

ARTIKEL XVI

Artikel I van de Wet van 12 juni 2013 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek, de Wet op de economische delicten en enige fiscale wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen een tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174) (Stb. 2013, 228) wordt als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel AO wordt «Artikel 2:69 komt te luiden:» vervangen door: Na artikel 2:68 wordt een artikel ingevoegd, luidende: .

B

In onderdeel AP wordt «Artikel 2:69a komt te luiden:» vervangen door: Voor paragraaf 2.2.7.1.a wordt een artikel ingevoegd, luidende: .

ARTIKEL XVIA

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 101, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden:

Indien van de vennootschap effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht, bedraagt de termijn vier maanden, tenzij artikel 5:25g, tweede of derde lid, van die wet van toepassing is.

B

Artikel 210, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden:

Indien van de vennootschap effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht, bedraagt de termijn vier maanden, tenzij artikel 5:25g, tweede of derde lid, van die wet van toepassing is.

ARTIKEL XVII

Artikel 1:23a van de Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op burgerlijke zaken die aanhangig zijn op de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C van deze wet.

ARTIKEL XVIIA

  • 1. De artikelen 3:17b, eerste en tweede lid, en 4:15a, eerste en tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht gelden ten aanzien van natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel W, reeds werkzaam zijn bij of onder verantwoordelijkheid van een financiële onderneming, met ingang van de eerste dag van de twaalfde kalendermaand na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel W, voor zover die personen gedurende dat jaar werkzaam blijven bij of onder verantwoordelijkheid van dezelfde financiële onderneming.

  • 2. Artikel 3:17c, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht geldt ten aanzien van natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Wa, reeds werkzaam zijn bij of onder verantwoordelijkheid van een financiële onderneming, met ingang van de eerste dag van de twaalfde kalendermaand na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Wa, voor zover die personen gedurende dat jaar werkzaam blijven bij of onder verantwoordelijkheid van dezelfde financiële onderneming.

ARTIKEL XVIII

  • 1. Degene met zetel in Nederland op wie onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht niet van toepassing was op grond van artikel 3:2 van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat artikel luidde tot aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, behoeft geen vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht en op hem is het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht niet van toepassing.

  • 2. Degene, bedoeld in het eerste lid, toont binnen zes maanden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, aan dat wordt voldaan aan artikel 3:2 van de Wet op het financieel toezicht.

  • 3. Indien degene, bedoeld in het eerste lid, niet voldoet aan het tweede lid, is het hem met ingang van de dag, volgende op een periode van zes maanden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank op grond van artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht verleende vergunning het bedrijf van bank uit te oefenen en is op hem met ingang van dezelfde dag het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht van toepassing.

ARTIKEL XIX

Op overeenkomsten betreffende van het publiek ter beschikking verkrijgen van terugbetaalbare gelden als gevolg van het aanbieden van effecten in overeenstemming met het ingevolge hoofdstuk 5.1 van de Wet op het financieel toezicht bepaalde onderscheidenlijk op overeenkomsten betreffende het uitzetten van deze gelden die zijn aangegaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, blijft artikel 3:2 van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat artikel onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip luidde, van toepassing.

ARTIKEL XX

  • 1. De registratie van categorieën obligaties en uitgevende banken, die voor 1 januari 2015 op grond van artikel 124b, eerste lid, van het Besluit prudentiële regels Wft heeft plaatsgevonden, wordt voor de toepassing van de Wet op het financieel toezicht gelijkgesteld aan de registratie, bedoeld in artikel 1:107, derde lid, onderdelen m en n van die wet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op categorieën obligaties waarvan de registratie reeds voor 1 januari 2015 is doorgehaald.

ARTIKEL XXI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XXII

Deze wet wordt aangehaald als: Wijzigingswet financiële markten 2015.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 19 november 2014

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Uitgegeven de vijfde december 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 918

Naar boven