Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatsblad 2013, 373 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatsblad 2013, 373 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 21 mei 2013, nr. IenM/BSK-2013/80231, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 3.1, eerste lid, 3.10, tweede lid, en 7.23, vijfde lid, van de Waterwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 juni 2013, nr. W14.13.0148/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 17 september 2013, nr. IenM/BSK-2013/210259, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Waterbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1.2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
B
In artikel 3.4, zesde lid, wordt na «Gedeputeerde staten» ingevoegd: , het dagelijks bestuur van de waterschappen.
C
Na artikel 7.2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
D
Bijlage II. Oppervlaktewaterlichamen in rijksbeheer (bijlage bij de artikelen 1.1 en 3.1 van het Waterbesluit) wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel 2, subonderdelen 2.6 en 2.8, vervalt de zinsnede:
– de gekanaliseerde Hollandsche IJssel;
b. in onderdeel 2, subonderdeel 2.10, vervalt: , Oude Maasje en Zuiderkanaal, Markkanaal.
E
Bijlage III. Waterkeringen in beheer bij het Rijk (Bijlage bij artikel 3.2 van het Waterbesluit) wordt als volgt gewijzigd:
In onderdeel 1 vervalt: – Westelijke kanaaldijk Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch Drongelen;
F
Na Bijlage IV wordt een bijlage toegevoegd, luidende:
Beheerder |
Naam project |
Nummer project |
Aard van maatregel |
Te versterken vakken |
Te versterken |
|
---|---|---|---|---|---|---|
faalmechanisme |
dijkpaalnummering conform opgave beheerder |
in km |
||||
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier |
Wieringermeerdijk en omgelegde Stonteldijk |
W1-006 |
STBK |
0.00–8.55, 9.80–17.00, 19.35–20.50 |
16,9 |
|
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier |
Markermeerdijk Enkhuizen-Hoorn |
W2-003 |
HT, STBI, STMI |
0.40/0.60–0.64/0.67, 1.90–3.25, 5.0–5.08, 6.7–9.4, 9.9–12.55, 13.50–14.20, 14.80–16.73, 17.80–18.60, 19.00–22.00 |
13,7 |
|
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier |
Markermeerdijk Hoorn – Edam – Amsterdam |
W2-004/ W2-005 |
HT, STBI, STBK, STBU, STMI |
0.45–1.05, 1.30–7.75, 0,00–0.50, 1.15–11.20, 0.00–2.9, 0.00–1.10, 2.55–3.95, 5.40–15.75, 0.00–1.60, 0.00–1.10, 2.55–3.95, 5.4–7.00, 14.90–15.75 |
30,8 |
|
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier |
Waddenzeedijk Texel |
W2-036 |
STBK, HT, STBI, STMI, STPH |
2.6–7.6, 8.7–13.4, 14.8–7.1, 17.2–20.6, 23.7–23.9, 25.6–26.6 |
17,0 |
|
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier |
Koegraszeedijk |
W2-080 |
STPH |
3.35–3.45. 3.6–3.85 |
0,4 |
|
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier |
Hoogwaterkering Den Oever |
W2-085 |
HT |
25.60–26.50 |
0,9 |
|
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier |
Zwakke schakels Noord-Holland |
WZ-001 / WZ-002 |
HT, DA, STBI, STBK |
1.20–2.0, 11.23–12.73, 17.29–28.32 |
13,3 |
|
Waterschap Hollandse Delta |
Dijkversterking Oostmolendijk bij Ridderkerk |
W2-028 |
HT, STBU, STBI, STMI, STBK, STVL, STPH |
49.35–51.13 |
1,8 |
|
Waterschap Hollandse Delta |
Dijkversterking Hellevoetsluis |
WN-001 |
STBI |
0.25–0.95, 3.60–3.98 |
1,1 |
|
Waterschap Hollandse Delta |
Dijkversterking Spui Oost |
WN-003a |
STPI, NWO, STBU, STPH, STMI |
54.90–60.30, 60.65–61.28, 63.20–63.50, 65.30–67.30 |
8,3 |
|
Waterschap Hollandse Delta |
Zettingsvloeiing Spui |
WN-003b |
STVL |
16.35–16.50, 16.75–16.85, 59.50–60.10, 60.65–60.80, 19.00–19.20, 19.40–19.60, 62.78–62.88, 20.50–21.35, 22.30–23.10, 65.53–67.30, 25.00–25.70, 6.30–0.52, 0.52–0.70 |
6,5 |
|
Waterschap Hollandse Delta |
Dijkversterking Spui-west |
WN-004 |
STBI, STPH, STVL, HT, STBK, STBU, NWO |
14.82–15.05, 15.60–15.80, 19.20–19.50, 20.15–20.30, 21.40–22.82, 24.10–24.27, 24.65–24.85, 24.97–25.71, 26.00–26.15, 26.35–27.55 |
4,8 |
|
Waterschap Hollandse Delta |
Dijkversterking Eiland van Dordrecht Oost |
WN-005 |
HT, STBI, STMI, STBK, STPH, NWO |
5.00–8.60, 16.30–18.70 |
6,0 |
|
Waterschap Hollandse Delta |
Dijkversterking Eiland van Dordrecht West |
WN-007 |
STBI, STBK, NWO |
22.80–23.40, 24.60–24.95, 24.95–26.10, 26.10–27.40, 27.40–28.90 |
4,9 |
|
Waterschap Hollandse Delta |
Dijkversterking Hoeksche Waard Zuid |
WN-008 |
STBI, STPH, STMI, NWO, STBU |
27.5–30.9, 31.9–32.4, 32.5–36.64, 41.28–42.6, 43.0–43.65, 44.7–45.88 |
11,3 |
|
Waterschap Hollandse Delta |
Dijkversterking Hoeksche Waard Noord |
WN-009 |
HT, STBI, STPH, STMI, NWO |
1.88–4.0, 13.53–17.0 |
4,2 |
|
Waterschap Rivierenland |
Merwededijk te Werkendam |
W2-042 |
STBI |
241–246 |
0,5 |
|
Waterschap Rivierenland |
Lekdijk – KIS |
W2-055 |
STBI |
158.10–176.00, 179.60–203.15, 209.08–213.00, 218.02–227.00, 240.120–246.10 |
11,0 |
|
Waterschap Scheldestromen |
West Zeeuws-Vlaanderen |
WZ-009 |
HT, STBK, ST, ZOB aansluit-constructies (instabiliteit) |
67.75–70.13, 70.80–76.60, 78.70–79.95, 82.32–83.20 |
10,6 |
|
Waterschap Scheldestromen |
Noorderstrand Schouwen |
W2-082 |
DA |
0.90–2.10 |
1,2 |
|
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard |
Bergambacht-Ammerstol-Schoonhoven (BAS) |
W1-009 |
HT, NWO, STBU, STBK, STBI |
G+90–0.00, 0.00–4.9, 5.24–6.0 |
5,7 |
|
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard |
Dijkversterking Krimpen |
W2-002 |
STBI, STPH, HT |
1.78–1.79, 1.82–1.86, 1.87–1.88, 1.96–1.97, 2.09–2.13, 2.22–2.24 |
1,4 |
|
Wetterskip Fryslân |
IJsselmeer, kleibekleding en pipingmaatregelen |
W2-014 |
STBK, STPH |
49.70–50.70, 53.00–54.70 |
2,7 |
|
Wetterskip Fryslân |
Waddenzeedijk, Friese kust |
W2-030 |
STBK |
19.60–26.20, 38.3–40.6, 41.7–42.90, 47.45–50.00, 57.50–58.00 |
13,2 |
|
Wetterskip Fryslân |
Ameland, Waddenzeekering |
W2-049 |
Alle faalmechanismen |
0–16.50 |
16,5 |
|
Hoogheemraadschap van Rijnland |
Kustversterking Katwijk |
W2-067 |
HT, STCG, ST |
Zandige kering voor de boulevard |
2,4 |
|
Waterschap Vallei & Eem |
Eemdijken en Zuidelijke Randmeren |
W2-063 |
HT, STBI, STPH |
5.5–6.2, 7.7–8.0, 8.87–11.97, 12.40–12.65, 13.10–21.1, 21.7–32.95 |
22,0 |
|
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht |
Ipenslotersluis en Diemerdammersluis |
WN-006 |
STCG |
nvt |
Nvt |
|
Waterschap Aa en Maas |
Keent en Keent – Grave |
WN-012 |
STPH |
28.65–28.95, 29.05–29.55, 30.05–30.55, 30.85–30.95, 31.05–31.45, 31.65–31.75, 31.85–33,75, 28.65–28.95, 29.05–29.55, 30.05–30.55, 30.85–30.95, 31.05–31.45, 31.65–31.75, 31.85–33,75, 34.05–34.25, 34.65–34.85, 0–0.45, 0.55–0.75, 1.15–1.25, 1.35–1.45, 1.55-2.05, 3.25-4.25 |
6,5 |
|
Waterschap Aa en Maas |
Kunstwerken Boxmeer – Grave |
WN-015 |
STPH, STCO |
nvt |
nvt |
|
Waterschap Aa en Maas |
Boxmeer |
WN-024 |
STPH |
0.48–0.77 |
0,3 |
|
Waterschap Scheldestromen |
Vlissingen |
WN-011 |
HT, GP |
31.10–32.30, 32.3–32.5, 32.5–33.65 |
2,5 |
|
Hoogheemraadschap van Rijnland |
Kustversterking Noordwijk |
WZ-003 |
STBK, DA |
80.75–82.0 |
1,3 |
|
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard |
Nederlekdijk |
W1-008 |
HT, STBI, STMI |
9.55–13.78, 14.24–15.40 |
5,4 |
|
Waterschap Hollandse Delta |
Zettingsvloeiing Dordtsche Kil |
WN-025 |
STVL |
22.30–22.80, 23.10–23.30, 24.80–27.40, 27.55–28.50, 18.90–19.10, 19.70–20.60, 21.80–23.35, 23.65–24.40 |
7,8 |
|
Hoogheemraadschap van Delfland |
Scheveningen |
WZ-004 |
DA |
99,10–101,60 |
2,5 |
|
Hoogheemraadschap van Delfland |
Delflandse kust |
WZ-005 |
DA |
102.00–114.00 |
12,0 |
Legenda
Beheerder: het voor het project verantwoordelijke waterschap |
|
Naam project: naam waaronder het project bekend is |
|
Faalmechanisme: de reden waarom de kering niet aan de norm voldoet en versterkt dient te worden |
|
Te versterken vakken: de locatieaanduiding van de te versterken kering op basis van de dijkpaalnummering |
|
Te versterken (in km): de totale lengte van de te versterken vakken in kilometers |
|
Betekenis afkortingen: |
|
DA = Duinafslag GP = Grensprofiel HT = Hoogte NWO = Niet-waterkerend object STBI = Macrostabiliteit binnenwaarts STBK = Steenbekleding STBU = Macrostabiliteit buitenwaarts STCG = Stabiliteit constructie en grondlichaam |
STCO = Sterkte van (waterkerende) constructieonderdelen STMI = Microstabiliteit STPH = Piping en heave STVL = Stabiliteit voorland GEKL = Erosie door golfklap voor gras GEOP = Erosie door golfoploop voor gras GAF = Afschuiving voor gras |
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 20 september 2013
Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Uitgegeven de zestiende oktober 2013
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Het onderhavige besluit is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de wet van 15 mei 2013 tot wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming)1. Deze wet brengt onder andere wijzigingen aan in de bekostiging van maatregelen die zijn opgenomen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (hierna: HWBP) en dienen ter versterking van de primaire waterkeringen die in beheer zijn bij waterschappen. In de wet is geregeld dat met ingang van 2014 het Rijk de helft van de kosten van deze maatregelen draagt en dat de andere helft voor rekening van de gezamenlijke waterschappen komt. Elk waterschap betaalt daartoe jaarlijks een bijdrage aan het deltafonds. Een waterschap dat een versterkingsmaatregel moet treffen, ontvangt een subsidie uit dit fonds. Om de doelmatigheid te bevorderen wordt deze subsidie in de eerder genoemde wet beperkt tot 90 procent van de geraamde kosten van een sober en doelmatig ontwerp. Voor maatregelen van de waterschappen die deel uitmaken van het tweede HWBP (hierna: HWBP-2) wordt een uitzondering gemaakt: voor deze maatregelen blijft recht bestaan op 100% van de kosten van uitvoering. Dit houdt in dat op deze maatregelen de subsidieregels, die golden onmiddellijk voor de inwerkingtreding van de wet, van toepassing blijven. De wet bepaalt dat de desbetreffende maatregelen worden aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Dit besluit geeft hieraan uitvoering.
Met de genoemde wetswijziging wordt tevens beoogd het proces van periodieke toetsing en rapportage te verbeteren en zo de doelmatigheid van de hoogwaterbescherming te vergroten. Daartoe is in de Waterwet onder andere bepaald dat de beheerders over de resultaten van de periodieke toetsing van de primaire waterkeringen niet meer aan gedeputeerde staten, maar rechtstreeks aan de minister van Infrastructuur en Milieu rapporteren2. Tevens is in de Waterwet het toezicht op de primaire waterkeringen aan deze minister opgedragen3. Om dit toezicht goed te kunnen uitoefenen dient hij, zo nodig, rechtstreeks informatie bij de waterschappen te kunnen opvragen. In de memorie van toelichting bij de Wet tot wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming) is aangekondigd dat daartoe in het Waterbesluit een informatieverplichting voor de waterschappen zal worden opgenomen4. Het onderhavige besluit voorziet hierin.
Voorts zijn de bijlagen II en III aangepast in verband met de overdracht van enkele oppervlaktewaterlichamen en een waterkering van het Rijk naar waterschappen.
De beheerders dienen periodiek de waterstaatkundige toestand van de primaire waterkeringen, die bij hen in beheer zijn, te toetsen. De periodieke toetsing heeft tot doel om aan de hand van het wettelijke toetsinstrumentarium te beoordelen of het ontwerp van de kering voldoet aan de veiligheidsnorm. Artikel 2.12, eerste lid, van de Waterwet schrijft voor dat de beheerder over de resultaten van de periodieke toetsing eenmaal in de twaalf jaar rapporteert aan de minister van Infrastructuur en Milieu. De verslagen dienen een beoordeling van de veiligheid en een omschrijving van de eventueel noodzakelijk geachte voorzieningen te bevatten (artikel 2.12, vierde en vijfde lid, van de Waterwet).
Behalve voor periodieke toetsing en eventuele versterkingsmaatregelen moet de beheerder zorgen voor het noodzakelijke beheer en onderhoud om de primaire kering aan de veiligheidseisen te laten voldoen. Om die reden worden de keringen door de beheerder regelmatig geïnspecteerd om te beoordelen of de fysieke toestand van de kering nog in overeenstemming is met de ontwerpuitgangspunten. In het geval de fysieke toestand van de kering door bijvoorbeeld technische veroudering of (storm)schade niet meer voldoet aan de minimale ontwerpuitgangspunten, moet de beheerder de nodige onderhouds- en herstelmaatregelen treffen.
Anders dan met betrekking tot de periodieke toetsing van de primaire waterkeringen bevat de Waterwet in relatie tot de algemene zorgplicht geen verplichting van de beheerder om de toezichthouder actief te informeren.
De minister van Infrastructuur en Milieu ziet in zijn rol van toezichthouder toe op zowel de naleving van de wettelijke voorschriften bij de periodieke toetsing van de primaire waterkeringen door de beheerders als op de juiste invulling van hun algemene zorgplicht voor de primaire keringen. Om te kunnen beoordelen of de beheerder voldoet aan deze verplichtingen, dient de minister over de daarvoor benodigde informatie te beschikken.
Verzoeken van de minister om informatie zullen primair betrekking hebben op de wijze waarop de waterschappen invulling geven aan hun algemene zorgplicht. Daarnaast zal de minister, indien nodig, aan hen vragen informatie te verstrekken voor bijvoorbeeld de beantwoording van vragen van de Eerste en Tweede Kamer.
Het kan daarbij gaan om feitelijke informatie over de fysieke toestand van primaire keringen en de mate waarin zij overeenkomen met de voorschriften die in acht moeten worden genomen om aan de wettelijke veiligheidsnorm te voldoen, maar ook om informatie over de invulling van de taak van het waterschap om tijdig het noodzakelijke beheer en onderhoud uit te voeren. De minister kan zijn bevoegdheid tevens gebruiken om te informeren naar de manier waarop het waterschap de fysieke toestand van de keringen monitort.
In de praktijk wordt het toezicht van de minister uitgeoefend door de Inspectie Leefomgeving en Transport. Het zal in de regel derhalve de Inspectie Leefomgeving en Transport zijn die in het kader van haar toezichtprogramma beheerders zal vragen om de benodigde informatie te verstrekken.
De minister van Infrastructuur en Milieu is op grond van artikel 58 van de Waterschapswet bevoegd het bestuur van een waterschap informatie te vragen over het door hem uitgeoefende waterbeheer. Het artikel bepaalt dat het waterschapsbestuur «over al hetgeen het waterschap betreft» ministers, provinciale staten en gedeputeerde staten desgewenst van «bericht en raad» dient (lid 1). Een verzoek om «bericht en raad» afkomstig van een minister vindt plaats door tussenkomst van gedeputeerde staten, tenzij het louter gaat om het verschaffen van feitelijke informatie (lid 2). Ook het verschaffen van «bericht en raad» door het waterschapsbestuur aan de minister loopt via gedeputeerde staten. Uit de wetsgeschiedenis van het artikel blijkt dat deze getrapte informatievoorziening samenhangt met de positie van gedeputeerde staten als toezichthouder op de taakuitoefening door het waterschap en het waterbeheer in de provincie5.
De Waterwet draagt sinds de eerder genoemde wetswijziging het toezicht op de primaire waterkeringen op aan de minister van Infrastructuur en Milieu. Dit toezicht maakt derhalve geen onderdeel meer uit van het toezicht van gedeputeerde staten op het waterbeheer door het waterschap. In deze situatie ligt het niet voor de hand om de informatievoorziening met betrekking tot de primaire waterkeringen via gedeputeerde staten te laten lopen. De informatie die de minister nodig heeft om het toezicht uit te kunnen uitoefenen, zal niet alleen van feitelijke aard zijn. Dit brengt met zich mee dat ook niet altijd gebruik zal kunnen worden gemaakt van de uitzondering die artikel 58 van de Waterschapswet maakt voor feitelijke informatie – die wél rechtstreeks bij de waterschappen kan worden opgevraagd.
Geconcludeerd kan worden dat door de wijziging in het toezicht op de primaire waterkeringen artikel 58 van de Waterschapswet niet meer in alle gevallen voldoet als wettelijke grondslag voor verzoeken om informatie door de minister.
In artikel 3.10 van de Waterwet is bepaald dat indien internationale verplichtingen of bovenregionale belangen dat noodzakelijk maken, in het Waterbesluit regels kunnen worden gesteld omtrent het verstrekken van informatie over het waterbeheer aan de minister van Infrastructuur en Milieu. Deze regels kunnen ook gericht zijn tot de besturen van waterschappen.
Op basis van artikel 3.10 van de Waterwet is in artikel 3.4, zesde lid, van het Waterbesluit een verplichting opgenomen om op verzoek informatie te verstrekken aan de minster van Infrastructuur en Milieu in zijn rol van toezichthouder op het waterbeheer. Deze verplichting was tot nu toe niet gericht tot de waterschapsbesturen. Blijkens de toelichting bij de bepaling werden de waterschapsbesturen niet vermeld, omdat artikel 58 van de Waterschapswet al een grondslag biedt voor gegevensverstrekking door waterschappen aan de minister. Artikel 3.4, zesde lid, van het Waterbesluit richtte zich om die reden alleen tot provincie- en gemeentebesturen.
Aangezien artikel 58 van de Waterschapswet voor de minister in zijn rol van toezichthouder op de primaire waterkeringen niet in alle gevallen de bevoegdheid biedt om rechtstreeks informatie te vragen aan de waterschappen, dient een aanvullende wettelijke basis te worden gecreëerd. Het ligt in de rede om hiervoor aan te sluiten bij de bestaande informatieverplichting voor besturen van provincies en gemeenten in artikel 3.4, zesde lid, van het Waterbesluit. Om die reden is in artikel I, onderdeel B, van het onderhavige besluit bepaald dat deze verplichting eveneens geldt voor de dagelijkse besturen van de waterschappen.
De maatregelen die waterschappen moeten treffen om de door hen beheerde primaire waterkeringen weer aan het wettelijke toetsingskader te laten voldoen, indien dit is gewijzigd, komen op grond van artikel 7.23 van de Waterwet in aanmerking voor subsidie van het Rijk. Voor nieuwe HWBP-projecten bedraagt deze subsidie 90 procent van de geraamde kosten van een sober en doelmatig ontwerp (artikel 7.23, tweede lid). Om te bewerkstelligen dat voor waterschapsprojecten die deel uitmaken van het HWBP-2 de tot nog toe bestaande subsidieregels blijven gelden, is in artikel 7.23, vijfde lid, van de Waterwet bepaald dat voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen projecten aanspraak blijft bestaan op subsidiëring van de volledige uitvoeringskosten. Aan deze bepaling is uitvoering gegeven in artikel I, onderdeel F, van dit besluit. De lijst van HWBP-2-projecten wordt als Bijlage V opgenomen in het Waterbesluit.
Het HWBP-2 is in maart 2011 door de Tweede Kamer aangewezen als groot project in de zin van de Regeling grote projecten6. Inmiddels zijn een Basisrapportage en drie Voortgangsrapportages aan de Kamer uitgebracht7. De maatregelen die worden beschreven in de lijst in artikel I, onderdeel F, van dit besluit, zijn dezelfde als zijn opgenomen in de genoemde rapportages aan de Tweede Kamer. Er zijn echter twee verschillen. Het eerste verschil is dat de rapportages aan de Kamer betrekking hebben op alle maatregelen die onderdeel uitmaken van het HWBP-2, dus ook op maatregelen betreffende primaire waterkeringen die in beheer zijn bij het Rijk en door het Rijk zelf worden uitgevoerd. De lijst in dit besluit bevat uitsluitend waterschapsprojecten, omdat projecten van het Rijk uiteraard niet voor subsidie in aanmerking komen. Een tweede verschil is dat de meest recente voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer de stand van zaken op 31 december 2012 weergeeft, terwijl de lijst in dit besluit is bijgewerkt tot en met 1 september 2013. Projecten die in de tussenliggende periode zijn afgerond en tevens in financiële zin zijn afgewikkeld, zijn niet meer opgenomen. De lijst bevat derhalve alleen de maatregelen uit het HWBP-2 die op 1 september 2013 nog niet volledig waren gerealiseerd of waarvoor de subsidie op die datum nog niet onherroepelijk vaststond.
Artikel 7.23, vijfde lid, van de Waterwet bepaalt dat in het Waterbesluit de aard, omvang en locaties van de maatregelen waarvoor het bestaande subsidieregime blijft gelden en de bij de maatregelen betrokken beheerders worden vermeld. In de tabel in artikel I, onderdeel F, is hieraan uitvoering gegeven. De eerste drie kolommen van de tabel bevatten informatie die ook is opgenomen in de voortgangsrapportages aan de Kamer. Per project worden achtereenvolgens vermeld: het waterschap dat als beheerder verantwoordelijk is voor de realisatie van de maatregel en aanvrager is van de subsidie (kolom 1), de naam waaronder het project bekend staat (kolom 2) en het nummer dat door het programmabureau aan het project is toegekend (kolom 3). De vierde kolom bevat een aanduiding van de aard van de maatregel die genomen moet worden om de kering weer aan de norm te laten voldoen. Aangegeven is vanwege welk zogenoemd faalmechanisme de kering niet aan de wettelijke norm voldoet. De te nemen maatregel zal in elk geval voor dit gebrek een oplossing moeten bieden. Bij de versterking van de kering zullen bij de keuze van de maatregel ook mogelijk in de toekomst optredende faalmechanismen in ogenschouw worden genomen teneinde te komen tot een robuuste maatregel conform de uitgangspunten van de subsidieregeling die van toepassing is op HWBP-2-maatregelen. De gebruikte afkortingen worden verklaard in de legenda onder de tabel. De vijfde kolom bevat een aanduiding van de locatie van het te versterken dijkvak op basis van de nummers van de dijkpalen, zoals die door de beheerder zijn opgegeven. In de zesde kolom is de totale lengte van het te versterken vak in kilometers gespecificeerd (afgerond op hectometers). De gegevens in de kolommen 4 tot en met 6 brengen tezamen de omvang van de te nemen maatregel tot uitdrukking.
Met het faalmechanisme wordt aangeduid om welke reden de kering niet aan de norm voldoet en versterkt dient te worden. De sterkte van de waterkerende functie van een waterkering wordt bepaald door de hoogte en stabiliteit van de waterkering. Een faalmechanisme is bijvoorbeeld een te lage (kruin)hoogte. De kruinhoogte moet voldoende zijn om te voorkomen dat overmatige golfoverslag plaatsvindt, waardoor kruin en binnentalud als gevolg van erosie of verweking kunnen worden aangetast, wat weer kan leiden tot doorbraak. De stabiliteit van een kering kan ook verminderen door bijvoorbeeld aantasting van de bekleding waarmee de zandige kern van een dijk wordt bedekt, het uitspoelen van gronddeeltjes uit de kering op het binnentalud of het afdrukken van deze toplaag (micro-instabiliteit) of door zogenoemde piping. Dit is een verschijnsel waarbij er als gevolg van erosie door grondwaterstroming kanalen ontstaan in een grondlichaam, zoals een waterkering.
De keringen worden periodiek getoetst aan de hand van onder andere het Voorschrift Toetsen op Veiligheid Primaire Waterkeringen (VTV). De faalmechanismen die worden genoemd in de legenda bij de tabel in artikel I, onderdeel F, van dit besluit worden in het VTV beschreven en toegelicht8.
Bijlage II van het Waterbesluit heeft betrekking op opppervlaktewaterlichamen in rijksbeheer. Hierin zijn per provincie alle in rijksbeheer zijnde oppervlaktewaterlichamen benoemd. In de paragrafen 2.6 (Andere wateren dan hoofdwateren in de provincie Utrecht) en 2.8 (Andere wateren dan hoofdwateren in de provincie Zuid-Holland) staat de gekanaliseerde Hollandsche IJssel genoemd als water in rijksbeheer. Deze wordt thans geschrapt omdat het beheer hiervan bij overdrachtsovereenkomst van 11 december 2012 tussen Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) is overgedragen aan laatstgenoemde. In paragraaf 2.10 (Andere wateren dan hoofdwateren in de provincie Noord-Brabant) worden het Oude Maasje en Zuiderkanaal en Markkanaal geschrapt omdat het beheer nog in 2013 bij overdrachtsovereenkomst wordt overgedragen van Rijkswaterstaat aan het Waterschap Brabantse Delta. Als gevolg van die overdrachtsovereenkomst wordt in bijlage III de Westelijke kanaaldijk Afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch Drongelen geschrapt. De overdrachten hebben betrekking op al het beheer zoals gedefinieerd in de Waterwet en het nautisch en vaarwegbeheer zoals gedefinieerd in de Scheepvaartverkeerswet.
Tijdens de voorbereiding van dit besluit zijn de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geconsulteerd.
De Unie van Waterschappen heeft naar aanleiding van het conceptbesluit aangegeven dat de lijst met te subsidiëren projecten binnen HWBP-2 die in aanmerking komen voor subsidie voor 100% van de kosten, niet compleet lijkt. Naar aanleiding van deze reactie is in de toelichting duidelijker tot uitdrukking gebracht dat de lijst de HWBP-2 projecten bevat die nog niet zijn gerealiseerd of waarvoor de subsidie nog niet definitief is vastgesteld.
De Unie van Waterschappen heeft tevens verzocht om verduidelijking van de kolom «faalmechanisme» in de lijst met de te subsidiëren HWBP-2 projecten. Aan deze vraag is tegemoet gekomen door de relatie tussen de faalmechanismen en de te nemen maatregelen nader toe te lichten.
Het IPO heeft laten weten zich te kunnen vinden in de mogelijkheid dat de minister als toezichthouder zonder tussenkomst van gedeputeerde staten gegevens over de primaire keringen opvraagt bij de besturen van waterschappen. Het IPO zou wel de verplichting van de waterschappen om informatie te verstrekken in het Waterbesluit nader afgebakend willen zien. De informatieverplichting hangt direct samen met de taak van de minister van toezichthouder op de primaire waterkeringen en strekt niet verder dan nodig is om deze taak te kunnen uitvoeren. Omdat dit toezicht op wetsniveau is geregeld en ten opzichte van dat van de provincie is afgebakend is het niet nodig om de daarmee samenhangende informatieverplichting in het Waterbesluit verder in te kaderen.
De VNG heeft laten weten geen inhoudelijke opmerkingen te hebben met betrekking tot het ontwerpbesluit.
In het onderhavige besluit wordt de informatieplicht van de waterschapsbesturen nader geregeld. In het algemeen is de verwachting dat de bestuurlijke lasten voor de waterschappen hierdoor ongeveer gelijk zullen blijven. Zij verstrekten reeds informatie over de primaire waterkeringen als daar in het kader van het toezicht door de provincie of de minister om werd gevraagd. Omdat het toezicht door de eerder genoemde wijziging van de Waterwet is overgegaan van de provincie naar de minister, zullen zij de gevraagde informatie voortaan rechtstreeks aan de minister leveren.
De bestuurlijke lasten voor het Rijk zullen naar verwachting licht toenemen.
De bestuurlijke lasten voor de provincies zullen afnemen.
In artikel I, onderdeel A, is na artikel 1.2 een artikel toegevoegd aan het Waterbesluit. In dit artikel 1.3 is artikel 7.23, vijfde lid, van de Waterwet als delegatiegrondslag toegevoegd aan het Waterbesluit. Laatstgenoemde bepaling vormt de wettelijke basis voor het opnemen in het Waterbesluit van de lijst van maatregelen waarvoor recht blijft bestaan op subsidiëring van 100% van de uitvoeringskosten. Artikel 1.3 maakt onderdeel uit van een nieuwe paragraaf, getiteld § 3. Overig.
Zoals is uiteengezet in het algemene deel van deze toelichting, is het wenselijk dat de minister als toezichthouder aan de dagelijkse besturen van de waterschappen, indien nodig, informatie over de primaire waterkeringen kan vragen. Hiertoe is artikel 3.4, zesde lid, van het Waterbesluit gewijzigd. Deze bepaling hield reeds een verplichting in voor gedeputeerde staten en burgemeester en wethouders om de minister van Infrastructuur en Milieu als toezichthouder op het waterbeheer desgevraagd informatie te verstrekken. Door de wijziging van artikel 3.4, zesde lid, in onderdeel B geldt de verplichting tevens voor het dagelijks bestuur van het waterschap.
In onderdeel C is aan hoofdstuk 7 (Financiële bepalingen) van het Waterbesluit een nieuw artikel 7.3 toegevoegd. Dit artikel vormt de grondslag voor de nieuwe bijlage V, die in onderdeel D is toegevoegd aan het Waterbesluit. Ter onderscheiding van de artikelen 7.1 en 7.2, die deel uitmaken van paragraaf 1 (Grondwaterheffing), is artikel 7.3 ondergebracht in een nieuwe paragraaf 2, getiteld «Subsidiëring maatregelen primaire waterkeringen».
Zie hiervoor § 4 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
In verband met de overdrachtsovereenkomst van Rijkswaterstaat met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden respectievelijk het Waterschap Brabantse Delta, worden ook de bijbehorende kaarten van de Waterregeling aangepast.
In onderdeel F is aan het Waterbesluit een nieuwe bijlage toegevoegd. Deze Bijlage V bevat de lijst van maatregelen waarvoor aanspraak blijft bestaan op subsidiëring van 100% van de uitvoeringskosten. De inhoud van de tabel is toegelicht in paragraaf 3 (Subsidiëring HWBP-2-projecten) van het algemene deel van deze nota van toelichting.
De inwerkingtreding van het onderhavige besluit vindt plaats op 1 januari 2014, gelijktijdig met de wet van 15 mei 2013 tot wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming) en met een aanpassing van de bijbehorende kaarten van de Waterregeling.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Bijlagen bij resp. Kamerstukken II 2011/12, 27 625, nr. 237 (26 september 2011), Kamerstukken II 2011/12, 32 698, nr. 3 (29 maart 2012) en Kamerstukken II 2012/13, 32 698, nr. 9 (28 maart 2013).
Het Voorschrift Toetsen op Veiligheid Primaire Waterkeringen is als bijlage opgenomen in de Regeling veiligheid primaire waterkeringen.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2013-373.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.