Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de verbetering van de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs wenselijk is onder meer de opzet en inhoud van het voortgezet speciaal onderwijs aan te passen;

dat het daarvoor noodzakelijk is wijzigingen aan te brengen in de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen en de Leerplichtwet 1969;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, sub 1°, wordt «vakken als bedoeld in de artikelen 13, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, en 14, eerste tot en met derde en vijfde lid» vervangen door: vakken ingevolge de artikelen 13, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, 14a, tweede lid, 14c en 14f.

2. Na het zesde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 7. Dit artikel is niet van toepassing op het geven van onderwijs als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel b.

  • 8. Op het geven van onderwijs in een assistentopleiding die wordt verzorgd op basis van artikel 14a, tweede lid, is het eerste lid, onderdeel b, sub 1° en sub 3°, niet van toepassing. In plaats daarvan is artikel 33, eerste lid, onderdeel b, sub 1° en sub 3°, van de Wet op het voortgezet onderwijs daarop van overeenkomstige toepassing. Op het geven van onderwijs als bedoeld in de eerste volzin zijn eveneens de voorschriften gegeven bij of krachtens artikel 33, veertiende lid, artikel 33b, artikel 38 en de artikelen 118j tot en met 118s, van de Wet op het voortgezet onderwijs van overeenkomstige toepassing.

B

Artikel 11, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De scholen voorzien in een voortgangsregistratie omtrent de ontwikkeling van de leerlingen.

C

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12. Onderwijstijd s.o.

  • 1. Het speciaal onderwijs wordt zodanig ingericht dat:

    • a. de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende schooljaren het speciaal onderwijs kunnen doorlopen, en

    • b. de leerlingen in 8 schooljaren ten minste 7 520 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat de leerlingen in de eerste 4 schooljaren ten minste 3 520 uren onderwijs en in de laatste 4 schooljaren ten minste 3 760 uren onderwijs ontvangen. Het onderwijs aan leerlingen jonger dan 4 jaar omvat ten minste 880 uren per schooljaar. Aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren wordt ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs.

  • 2. De inspecteur kan op verzoek van het bevoegd gezag ermee instemmen dat wordt afgeweken van het eerste lid, onderdeel b, met uitzondering van de laatste volzin.

D

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel h door een puntkomma, na onderdeel h een onderdeel i ingevoegd, luidend:

  • i. Engelse taal.

2. In het tweede lid vervalt: Engelse taal en.

3. In het achtste lid wordt «het handelingsplan» vervangen door: het ontwikkelingsperspectief.

E

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14. Onderwijsaanbod v.s.o.

  • 1. Het voortgezet speciaal onderwijs wordt onderscheiden in:

    • a. het uitstroomprofiel vervolgonderwijs;

    • b. het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel;

    • c. het uitstroomprofiel dagbesteding.

  • 2. Op een school wordt voortgezet speciaal onderwijs verzorgd in ten minste één van de uitstroomprofielen.

F

Na artikel 14 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 14a. Uitstroomprofiel vervolgonderwijs

  • 1. Het onderwijs in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs omvat op een school:

    • a. het onderwijs in één of meer van de schoolsoorten, bedoeld in artikel 5, onderdelen a tot en met c, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • b. het onderwijs volgens de voorschriften die voortvloeien uit het toepassing geven aan artikel 59a van de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 2. Op het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn de voorschriften, gegeven bij of krachtens de artikelen 6f, 10, 10b, 10b1 tot en met 10b8, 10b9, eerste en tweede lid, 10d, 11a tot en met 11f, 12 tot en met 15, 22, 24 en 28b van de Wet op het voortgezet onderwijs van overeenkomstige toepassing en bij dat onderwijs worden de eindexamenprogramma’s vastgesteld op grond van artikel 29, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs in acht genomen, met dien verstande dat:

    • a. bij algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk bij ministeriële regeling regels kunnen worden vastgesteld in afwijking van de regels die bij algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij ministeriële regeling zijn vastgesteld op grond van genoemde bepalingen van de Wet op het voortgezet onderwijs, met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur tevens kerndoelen kunnen worden vastgesteld in aanvulling op de kerndoelen die zijn vastgesteld op grond van artikel 11b van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarbij tevens kan worden bepaald dat het onderwijs na de eerste twee leerjaren wordt verzorgd mede op basis van de kerndoelen die zijn vastgesteld op grond van dit onderdeel;

    • b. voor zover het betreft het voorbereidend beroepsonderwijs, het onderwijs wordt gegeven in de basisberoepsgerichte leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg dan wel in beide leerwegen;

    • c. voor zover het betreft het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, het onderwijs wordt gegeven in een of meer sectoren als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, en

    • d. voor zover het betreft het hoger algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, de school een of meer profielen als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs verzorgt.

Artikel 14b. Vavo-examen onderwijs als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel a

  • 1. Het bevoegd gezag kan leerlingen voor wie, in het kader van het onderwijs, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel a, een deel van het schoolplan op grond van artikel 24 wordt uitgevoerd aan een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, in verbinding met een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder a, van die wet, in de gelegenheid stellen deel te nemen aan een examen van een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs van het betreffende regionaal opleidingencentrum.

  • 2. Toepassing van het eerste lid berust op een overeenkomst, gesloten tussen het bevoegd gezag van de school en het bevoegd gezag van een een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs. De overeenkomst omvat in elk geval welke begeleiding door de school aan de leerlingen wordt verzorgd ten behoeve van de deelname aan de examens.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt nader geregeld voor welke leerlingen en onder welke voorwaarden het eerste lid toepassing kan vinden.

Artikel 14c. Arbeidsmarktgericht uitstroomprofiel

  • 1. Het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel bereidt leerlingen voor op functies op de arbeidsmarkt op een niveau dat ligt onder het niveau van de assistentopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden kerndoelen vastgesteld, waarbij aandacht wordt besteed aan aspecten van:

    • a. algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming,

    • b. leergebieden, en

    • c. voorbereiding op arbeid.

  • 3. De leergebieden, bedoeld in het tweede lid, onder b, zijn:

    • a. Nederlandse taal en communicatie,

    • b. Engelse taal,

    • c. rekenen en wiskunde,

    • d. mens, natuur en techniek,

    • e. mens en maatschappij,

    • f. culturele oriëntatie en creatieve expressie, en

    • g. bewegen en sport.

  • 4. De voorbereiding op arbeid, bedoeld in het tweede lid, onder c, bestaat uit:

    • a. oriëntatie op werkvelden en beroepen;

    • b. ontwikkelen van loopbaanvaardigheden;

    • c. ontwikkelen van arbeidsmarktvaardigheden;

    • d. ontwikkelen van beroepsvaardigheden.

  • 5. Op scholen in de provincie Fryslân kan het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel mede onderwijs in de Friese taal omvatten. Voor dat onderwijs worden bij algemene maatregel van bestuur kerndoelen vastgesteld.

  • 6. De kerndoelen, bedoeld in het tweede en vijfde lid, kunnen voor de onderwijssoorten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, verschillen.

  • 7. Het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel wordt zo ingericht dat een samenhangend op de kerndoelen gebaseerd onderwijsprogramma wordt aangeboden. Dit programma voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. het bevoegd gezag werkt de kerndoelen uit voor de verschillende groepen leerlingen, en

    • b. het programma omvat per leerjaar ten minste 1 000 uren.

  • 8. Het bevoegd gezag kan na overleg met de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling, een leerling ontheffing verlenen voor onderdelen van het onderwijsprogramma, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a. Het bevoegd gezag bepaalt bij de ontheffing welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt voor de onderdelen waarvoor ontheffing is verleend.

  • 9. Het bevoegd gezag kan voor leerlingen die daarvoor in aanmerking komen, bij de inrichting van het onderwijs afwijken van een of meer programmaonderdelen of van het zevende lid, onderdeel a. De laatste volzin van het achtste lid is van overeenkomstige toepassing. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald hoe wordt vastgesteld welke leerlingen in aanmerking komen voor deze afwijkingen.

  • 10. Het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel is er op gericht dat leerlingen zo veel mogelijk het referentieniveau Nederlandse taal en het referentieniveau rekenen bereiken die voor het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel zijn vastgesteld op grond van artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel e, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.

Artikel 14d. Getuigschrift arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel

Leerlingen die het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel verlaten en voor wie de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969, is geëindigd ontvangen een getuigschrift. Onze minister stelt het model van het getuigschrift vast.

Artikel 14e. Overgangsdocument arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel

Voor iedere leerling die de school verlaat en voor wie het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel het laatst gevolgde onderwijs is, stelt het bevoegd gezag, na overleg met de directeur, het onderwijzend personeel en de commissie voor de begeleiding, bedoeld in artikel 40b, dan wel de commissie, bedoeld in artikel 41, tweede lid, ten behoeve van het uitoefenen van een functie op de arbeidsmarkt een overgangsdocument op. De commissie kan daartoe de leerling aan een onderzoek onderwerpen. Het overgangsdocument wordt verstrekt aan de ouders van een minderjarige of handelingsonbekwame leerling en aan de leerling die meerderjarig en handelingsbekwaam is. Desgewenst wordt een afschrift verstrekt aan de leerling die de leeftijd van 16 jaar en nog niet die van 18 jaar heeft bereikt. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften omtrent het overgangsdocument worden gegeven.

Artikel 14f. Uitstroomprofiel dagbesteding

  • 1. Het onderwijs in het uitstroomprofiel dagbesteding bereidt leerlingen, van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het volgen van het onderwijs, bedoeld in artikel 14a en artikel 14c, niet leidt tot het behalen van een diploma of een getuigschrift als bedoeld in artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs respectievelijk tot het duurzaam bekleden van een functie op de arbeidsmarkt, voor op het zo zelfstandig mogelijk functioneren in vormen van dagbesteding.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden kerndoelen vastgesteld, waarbij aandacht wordt besteed aan aspecten van:

    • a. algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming,

    • b. leergebieden, en

    • c. voorbereiding op dagbesteding.

  • 3. De leergebieden, bedoeld in het tweede lid, zijn:

    • a. Nederlandse taal en communicatie,

    • b. rekenen en wiskunde,

    • c. mens, natuur en techniek,

    • d. mens en maatschappij,

    • e. culturele oriëntatie en creatieve expressie, en

    • f. bewegen en sport.

  • 4. Op scholen in de provincie Fryslân kan het onderwijs in het uitstroomprofiel dagbesteding mede onderwijs in de Friese taal omvatten. Voor dat onderwijs worden bij algemene maatregel van bestuur kerndoelen vastgesteld.

  • 5. De kerndoelen, bedoeld in het tweede en vierde lid, kunnen voor de onderwijssoorten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, verschillen.

  • 6. Het onderwijs in het uitstroomprofiel dagbesteding wordt zo ingericht dat een samenhangend op de kerndoelen gebaseerd onderwijsprogramma wordt aangeboden. Dit programma voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. het bevoegd gezag werkt de kerndoelen uit voor de verschillende groepen leerlingen, en

    • b. het programma omvat per leerjaar ten minste 1 000 uren.

  • 7. Het bevoegd gezag kan na overleg met de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling, een leerling ontheffing verlenen voor onderdelen van het onderwijsprogramma, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a. Het bevoegd gezag bepaalt bij de ontheffing welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt voor de onderdelen waarvoor ontheffing is verleend.

  • 8. Het bevoegd gezag kan voor leerlingen die daarvoor in aanmerking komen, bij de inrichting van het onderwijs afwijken van een of meer programmaonderdelen of van het zesde lid, onderdeel a. De laatste volzin van het zevende lid is van overeenkomstige toepassing. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald hoe wordt vastgesteld welke leerlingen in aanmerking komen voor deze afwijkingen.

Artikel 14g. Getuigschrift uitstroomprofiel dagbesteding

Leerlingen die het onderwijs in het uitstroomprofiel dagbesteding verlaten en voor wie de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969, is geëindigd ontvangen een getuigschrift. Onze minister stelt het model van het getuigschrift vast.

Artikel 14h. Overgangsdocument uitstroomprofiel dagbesteding

Voor iedere leerling die de school verlaat en voor wie het onderwijs in het uitstroomprofiel dagbesteding het laatst gevolgde onderwijs is, stelt het bevoegd gezag, na overleg met de directeur, het onderwijzend personeel en de commissie voor de begeleiding, bedoeld in artikel 40b, dan wel de commissie, bedoeld in artikel 41, tweede lid, ten behoeve van het functioneren in een vorm van dagbesteding een overgangsdocument op. De commissie kan daartoe de leerling aan een onderzoek onderwerpen. Het overgangsdocument wordt verstrekt aan de ouders van een minderjarige of handelingsonbekwame leerling en aan de leerling die meerderjarig en handelingsbekwaam is. Desgewenst wordt een afschrift verstrekt aan de leerling die de leeftijd van 16 jaar en nog niet die van 18 jaar heeft bereikt. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften omtrent het overgangsdocument worden gegeven.

G

In artikel 15 vervalt «en 14,» en vervalt: , onderscheidenlijk het voortgezet speciaal onderwijs.

H

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 16. Afwijking artikel 13.

2. De zinsneden «de voorschriften van of krachtens» en «, en artikel 14, eerste tot en met vierde lid» vervallen.

I

Artikel 17, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, omvat voor leerlingen vanaf 14 jaar een of meer stages op ten hoogste vier dagen per week. Het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen a en c, kan voor leerlingen vanaf 14 jaar een of meer stages omvatten op ten hoogste vier dagen per week. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de stage.

J

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, onderdeel c, wordt toegevoegd: alsmede, indien het uitstroomprofiel vervolgonderwijs wordt verzorgd, de invulling van de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f van de Wet op het voortgezet onderwijs,.

2. Na het eerste lid worden, onder vernummering van het tweede en derde lid tot het zesde en zevende lid, vier leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, vermeldt de schoolgids onverminderd het eerste lid welk uitstroomprofiel of welke uitstroomprofielen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, worden verzorgd, en, indien het uitstroomprofiel vervolgonderwijs wordt verzorgd, welk onderwijs als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, en welke schoolsoort als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 3. Indien voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, wordt verzorgd bevat de schoolgids onverminderd de vorige leden met betrekking tot dat onderwijs:

    • a. in ieder geval met betrekking tot het schooljaar voorafgaande aan het schooljaar waarin de schoolgids wordt vastgesteld en onderscheiden naar schoolsoort als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, b en c, van de Wet op het voortgezet onderwijs, voor elk leerjaar:

      • 1°. het aantal leerlingen dat doorstroomt naar een hoger leerjaar, naar voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, naar een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of naar hoger onderwijs als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,

      • 2°. het aantal leerlingen dat de school zonder diploma verlaat en het aantal leerlingen dat voor het eindexamen slaagt,

    • b. informatie over de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende programmaonderdelen en de inzet van het personeel daarbij.

  • 4. Indien voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel a, wordt verzorgd is het vorige lid van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Indien voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, wordt verzorgd bevat de schoolgids onverminderd de vorige leden, met betrekking tot het schooljaar voorafgaande aan het schooljaar waarin de schoolgids wordt vastgesteld, voor elk leerjaar:

    • a. het aantal leerlingen dat de school verlaat en voor wie het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel het laatst gevolgde onderwijs is,

    • b. het aantal leerlingen, bedoeld in onderdeel a, dat doorstroomt naar voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en naar een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en

    • c. het aantal leerlingen, bedoeld in onderdeel a, dat op 1 augustus van het schooljaar waarin de schoolgids wordt vastgesteld, een functie op de arbeidsmarkt bekleedt.

K

In artikel 24, eerste lid, wordt na «voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd «als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b en c, en artikel 14a, eerste lid, onderdeel a,» en wordt na «uitgevoerd door» ingevoegd: een andere school,.

L

In artikel 26, eerste lid, wordt «een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs» vervangen door: een andere school, een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een instelling voor educatie en beroepsonderwijs.

M

In artikel 32, vijfde lid, wordt «derde of vierde lid» vervangen door «derde, vierde of achtste lid», en wordt na «het geven van onderwijs» ingevoegd: , of bevoegd te zijn als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

N

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid, komen het derde en vierde lid te luiden:

  • 3. Tot het eerste leerjaar van het voortgezet speciaal onderwijs kan als leerling slechts worden toegelaten degene die:

    • a. afkomstig is van het speciaal onderwijs en bij wie naar het oordeel van de directeur van de school de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd, of

    • b. afkomstig is van het speciaal onderwijs en aan het einde van het schooljaar de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt, of

    • c. afkomstig is van een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs en bij wie naar het oordeel van de directeur van de desbetreffende school de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd.

  • 4. Leerlingen bij wie naar het oordeel van de directeur van de school de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd, verlaten aan het einde van het schooljaar het speciaal onderwijs, mits hierover met de ouders overeenstemming bestaat. In elk geval verlaten de leerlingen het speciaal onderwijs aan het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 14 jaar hebben bereikt. De leerlingen verlaten het voortgezet speciaal onderwijs uiterlijk aan het einde van het schooljaar waarin de leeftijd van 20 jaar is bereikt.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het bepaalde in het derde lid» vervangen door «het vierde lid, derde volzin» en worden na de laatste volzin de volgende volzinnen toegevoegd: De inspecteur beslist binnen zes weken op een verzoek tot ontheffing. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

O

In het artikel 40, zesde lid, laatste volzin, wordt na «de vorige volzin» ingevoegd: indien het een leerling betreft die speciaal onderwijs volgt,.

P

Artikel 40b, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De commissie voor de begeleiding heeft tot taak:

    • a. te adviseren over het vaststellen en bijstellen van het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in artikel 41a, eerste en vierde lid,

    • b. het ten minste één keer per jaar evalueren van het ontwikkelingsperspectief en hiervan verslag te doen aan het bevoegd gezag, en

    • c. te adviseren over terugplaatsing of overplaatsing van de leerling naar het basisonderwijs of het voortgezet onderwijs.

Q

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «en die» ingevoegd: gezien hun handicap.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na «het kind» ingevoegd «gezien zijn handicap».

3. In het tweede lid komt sub b te luiden:

  • b. te adviseren over het vaststellen en bijstellen van het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in artikel 41a, eerste en vierde lid,

4. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het einde van sub c door «, en» na sub c een sub d ingevoegd, luidende:

  • d. het ten minste één keer per jaar evalueren van het ontwikkelingsperspectief en hiervan verslag te doen aan het bevoegd gezag.

R

Artikel 41a komt te luiden:

Artikel 41a. Ontwikkelingsperspectief

  • 1. Voor een leerling voor wie speciaal onderwijs dan wel voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, stelt het betreffende bevoegd gezag een ontwikkelingsperspectief vast na advies van de commissie voor de begeleiding dan wel de commissie van onderzoek en nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling.

  • 2. Het ontwikkelingsperspectief wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na de inschrijving van de leerling vastgesteld.

  • 3. Het ontwikkelingsperspectief wordt ten minste één keer per schooljaar met de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling, geëvalueerd.

  • 4. Na advies van de commissie voor de begeleiding dan wel de commissie van onderzoek en nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling, kan het bevoegd gezag het ontwikkelingsperspectief bijstellen.

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften over de inhoud van het ontwikkelingsperspectief vastgesteld.

S

In artikel 43 wordt na de tweede volzin de volgende volzin ingevoegd: Onderdeel van het onderwijskundig rapport is het meest recente ontwikkelingsperspectief.

T

Na artikel 43 wordt een artikel 44 ingevoegd, luidend:

Artikel 44. Nazorg

Het bevoegd gezag van de school waar de leerling voortgezet speciaal onderwijs heeft gevolgd, adviseert tot twee jaar nadat de leerling die school heeft verlaten, de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, de leerling, op hun onderscheidenlijk op diens verzoek over het volgen van aansluitend vervolgonderwijs, het uitoefenen van een functie op de arbeidsmarkt of het functioneren in een vorm van dagbesteding.

Ta

Voor artikel 46 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 45. Tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief

  • 1. Er is tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip een landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief waarbij elke school is aangesloten.

  • 2. De commissie neemt kennis van geschillen tussen ouders en bevoegd gezag van een school die ontstaan bij de toepassing van artikel 41a, eerste en vierde lid.

  • 3. De commissie brengt op verzoek van de ouders binnen 10 weken een oordeel uit aan het bevoegd gezag.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden voorschriften gegeven met betrekking tot de commissie, waaronder in elk geval het aantal leden, de wijze van benoeming en ontslag en de deskundigheid van de leden van de commissie.

U

In artikel 46, tweede lid, wordt «vrijstellen van bepaalde onderwijsactiviteiten» vervangen door: vrijstellen van bepaalde onderwijsactiviteiten in het speciaal onderwijs.

V

In artikel 53 wordt «artikel 11, vierde lid» vervangen door: artikel 12, eerste lid.

W

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «Onverminderd de artikelen 13 tot en met 16» wordt vervangen door: Onverminderd de artikelen 13, 14a, 14c, 14f, 15 en 16.

2. De zinsnede «artikel 11, vierde lid» wordt vervangen door: artikel 12, eerste lid.

X

Aan artikel 70, eerste lid, tweede volzin, wordt na «ontvangen» toegevoegd:, tenzij het betreft de uitvoering van een deel van het schoolplan op grond van artikel 24.

X1

In artikel 75, tweede lid, onderdeel h, vervalt: , niet zijnde het onderwijs bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder n.

Y

Artikel 76a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: binnen het regionaal expertisecentrum.

2. Het tweede lid vervalt.

3. In het derde lid wordt «in het eerste en het tweede lid» vervangen door: in het eerste lid.

4. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het regionaal expertisecentrum neemt een verzoek slechts in het plan op, indien het daarover overeenstemming heeft bereikt:

    • a. voor zover het een nevenvestiging betreft: met de bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan het regionaal expertisecentrum, alle aangrenzende regionale expertisecentra van hetzelfde cluster en de gemeente waar die nevenvestiging zal worden gevestigd, en

    • b. voor zover het betreft het toelaten van leerlingen, die door een commissie voor de indicatiestelling toelaatbaar zijn verklaard tot een andere onderwijssoort dan de onderwijssoort die door de school wordt verzorgd: met de bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan het regionaal expertisecentrum, alle aangrenzende regionale expertisecentra van hetzelfde cluster, en, voor zover het betreft toelating van leerlingen die toelaatbaar zijn verklaard tot een onderwijssoort van een ander cluster, met de bevoegde gezagsorganen van de regionale expertisecentra van het andere cluster waarvan de gebieden grenzen aan, of geheel of gedeeltelijk samenvallen met, het gebied van het regionaal expertisecentrum.

Z

In artikel 143 wordt na het vierde lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het bevoegd gezag kan met het bevoegd gezag van een school of instelling die op grond van artikel 24 een deel van het schoolplan uitvoert, overeenkomen om vanwege die uitvoering een deel van de bekostiging over te dragen aan dat andere bevoegd gezag. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien op grond van artikel 24 een deel van het schoolplan wordt uitgevoerd door een andere school of instelling van het bevoegd gezag.

AA

In artikel 162a, tweede lid, wordt na «in het bezit is van» ingevoegd: een getuigschrift van het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel als bedoeld in artikel 14d, een getuigschrift van het uitstroomprofiel dagbesteding als bedoeld in artikel 14g,.

BB

Artikel 162f wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid vervalt aan het einde van onderdeel a «of» en wordt onderdeel b verletterd tot onderdeel c.

2. In het derde lid wordt na onderdeel a een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidend:

  • b. een diploma van een middenkaderopleiding of van een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d respectievelijk e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of van een vakopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder c, van die wet, aangewezen op grond van artikel 7.24, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, voorzover betrokkene voornemens is onderwijs te geven in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen beroepsgerichte vakken van het onderwijs, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel a, dan wel van een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties voor overeenkomstig onderwijs, of

3. In het derde lid wordt in onderdeel c (nieuw) «als bedoeld onder a» vervangen door: of diploma als bedoeld onder a respectievelijk b.

4. Na het zesde lid wordt een zevende lid ingevoegd, luidend:

  • 7. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en niet door of namens een van beide Kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.

CC

In artikel 164a, tweede lid, vervalt na onderdeel i het woord «en», en worden na onderdeel j, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel j door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • k. indien van toepassing de leerweg, sector, afdeling of profiel van het onderwijs, bedoeld in artikel 14a;

  • l. het behaalde diploma ingevolge artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, of artikel 14b; en

  • m. de vakken waarin examen is afgelegd, de cijfers van het schoolexamen en het centraal examen, de eindcijfers, de uitslag van het eindexamen of deeleindexamen ingevolge artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, of artikel 14b, en de datum waarop deze uitslag is bepaald.

DD

Na artikel 173 wordt ingevoegd:

TITEL VIA. OVERGANGS- EN INVOERINGSBEPALINGEN

Artikel 173a. Wet van 11 oktober 2012 (Stb. 545)
  • 1. Per school waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd informeert het bevoegd gezag uiterlijk op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E van de wet van 11 oktober 2012 (Stb. 545), de ouders schriftelijk welk uitstroomprofiel als bedoeld in artikel 14 zoals luidend door artikel I, onderdeel E, van die wet en indien aan de orde, welk onderwijs als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, zoals luidend door artikel I, onderdeel F, van die wet en welke schoolsoort als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs met ingang van genoemd tijdstip wordt verzorgd.

  • 2. Voor de leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen vóór het tijdstip van inwerkingtreding voor het voortgezet speciaal onderwijs van artikel I, onderdeel R, van de wet van 11 oktober 2012 (Stb. 545) stelt het bevoegd gezag vóór dat tijdstip een ontwikkelingsperspectief vast overeenkomstig artikel 41a, eerste lid, zoals luidend door artikel I, onderdeel R, van die wet. De eerste volzin is niet van toepassing op leerlingen die naar verwachting vóór 1 oktober volgend op het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, de school verlaten.

  • 3. Voor de leerlingen die speciaal onderwijs volgen vóór het tijdstip van inwerkingtreding voor het speciaal onderwijs van artikel I, onderdeel R, van de wet van 11 oktober 2012 (Stb. 545) stelt het bevoegd gezag vóór dat tijdstip een ontwikkelingsperspectief vast overeenkomstig artikel 41a, eerste lid, zoals luidend door artikel I, onderdeel R, van die wet.

  • 4. Artikel 44, zoals luidend door artikel I, onderdeel T, van de wet van 11 oktober 2012 (Stb. 545) is niet van toepassing ten aanzien van leerlingen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikelonderdeel de school hebben verlaten.

  • 5. Leerlingen die speciaal onderwijs volgen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, eerste lid, van de wet van 11 oktober 2012 (Stb. 545) de leeftijd van veertien jaar hebben bereikt, verlaten vóór dat tijdstip van inwerkingtreding het speciaal onderwijs.

  • 6. Artikel 39, vijfde lid, de laatste twee volzinnen, zoals luidend door artikel I, onderdeel N, tweede lid, van de wet van 11 oktober 2012 (Stb. 545) zijn niet van toepassing ten aanzien van verzoeken om ontheffing die voor inwerkingtreding van dat artikelonderdeel zijn gedaan.

  • 7. Tot aan het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging van artikel I, onderdeel E, van de wet van 11 oktober 2012 (Stb. 545) gelden voor het voortgezet speciaal onderwijs artikel 11, vierde lid, 40b, 41, 41a, 43, 53 en 59, zoals die artikelen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B, P, Q, R, S, V en W, tweede lid, van die wet.

  • 8. Het zevende lid is niet van toepassing ten aanzien van wijzigingen van in het zevende lid genoemde artikelen aangebracht door een andere wet dan de wet van 11 oktober 2012 (Stb. 545).

ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In Titel II wordt na afdeling II een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING IIA. TOEPASSING BEPALINGEN AFDELING II OP SCHOLEN ALS BEDOELD IN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA

Artikel 59a. Aanwijzing scholen voortgezet speciaal onderwijs
  • 1. De artikelen 56 tot en met 59, met uitzondering van artikel 57, onderdeel c, en artikel 58, zevende en achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd. Ten aanzien van scholen waar toepassing is gegegeven aan de eerste volzin, zijn de voorschriften gegeven bij of krachtens de artikelen 6f en 28b van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Ten aanzien van scholen waar toepassing is gegeven aan het eerste lid, zijn de artikelen 10b1 tot en met 10b8 en 10b9, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg van het voorbereidend beroepsonderwijs.

  • 3. Onze Minister kan, onverminderd artikel 59, de aanwijzing ingevolge het eerste lid intrekken indien niet langer wordt voldaan aan het eerste lid, tweede volzin, of het tweede lid.

  • 4. Ten aanzien van een op grond van het eerste lid aangewezen school kunnen bij algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk bij ministeriële regeling regels worden vastgesteld in afwijking van bij algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij ministeriële regeling vastgestelde regels die gelden ingevolge het eerste en tweede lid, met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur tevens kerndoelen kunnen worden vastgesteld in aanvulling op de kerndoelen die zijn vastgesteld op grond van artikel 11b van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarbij tevens kan worden bepaald dat het onderwijs na de eerste twee leerjaren wordt verzorgd mede op basis van de kerndoelen die zijn vastgesteld op grond van dit lid.

  • 5. Indien de aanvraag ingevolge het eerste lid, betrekking heeft op het voorbereidend beroepsonderwijs, geeft het bevoegd gezag aan in welke sectoren, bedoeld in artikel 10b, derde lid, het onderwijs wordt verzorgd.

A1

In artikel 60, derde lid, wordt na «een school» ingevoegd: of een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra.

B

In artikel 118g, tweede lid, wordt na «artikel 10f» ingevoegd: , een getuigschrift van het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of het uitstroomprofiel dagbesteding als bedoeld in artikel 14d respectievelijk artikel 14g van de Wet op de expertisecentra.

ARTIKEL III. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1.3 wordt «8.4.2» telkens vervangen door: 8.4.2, 8.5.1, 8.5.2.

B

Na artikel 2.6aa wordt een titel 6b ingevoegd, luidende:

TITEL 6B. EXAMINERING VSO-LEERLINGEN

Artikel 2.6b Examinering VSO-leerlingen

Het bevoegd gezag kan in afwijking van artikel 8.1.1, in gevallen als geregeld in en met inachtneming van artikel 14b van de Wet op de expertisecentra, ook tot examenvoorzieningen van de instelling toelaten zij die niet als examendeelnemer aan de instelling worden ingeschreven maar zijn ingeschreven als leerling aan een school waar voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra wordt verzorgd.

C

In artikel 8.3.1, tweede lid, wordt na «artikel 7.2.2, eerste lid onderdeel a,» ingevoegd: een getuigschrift van het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of het uitstroomprofiel dagbesteding als bedoeld in artikel 14d respectievelijk artikel 14g van de Wet op de expertisecentra.

D

Na artikel 8.4.2 wordt ingevoegd:

TITEL 5. SAMENWERKING IN VERBAND MET LEER-WERKTRAJECTEN VSO EN DE ASSISTENTOPLEIDING IN HET VSO

Artikel 8.5.1. Samenwerkingsovereenkomst leer-werktrajecten vso
  • 1. Leer-werktrajecten, ingevolge artikel 14a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, dan wel ingevolge artikel 59a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, worden verzorgd op grondslag van een samenwerkingsovereenkomst tussen het bevoegd gezag van een school waar voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra wordt verzorgd en het bevoegd gezag van een instelling.

  • 2. Een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid, voldoet aan artikel 10b7 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 8.5.2. Samenwerkingsovereenkomst assistentopleiding in het vso
  • 1. De assistentopleiding, ingevolge artikel 14a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, dan wel ingevolge artikel 59a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, wordt verzorgd op grondslag van een samenwerkingsovereenkomst tussen het bevoegd gezag van een instelling en het bevoegd gezag van een school waar voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra wordt verzorgd.

  • 2. Een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid, voldoet aan artikel 10b9, eerste en tweede lid, van de Wet op de voortgezet onderwijs.

ARTIKEL IV. WIJZIGING LEERPLICHTWET 1969

In artikel 4a, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969 wordt de zinsnede «jongeren die een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs hebben bezocht als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder j en n, van de Wet op de expertisecentra» vervangen door: jongeren die voortgezet speciaal onderwijs in het uitstroomprofiel, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b dan wel onderdeel c, van de Wet op de expertisecentra hebben gevolgd.

ARTIKEL V. WIJZIGING WET REFERENTIENIVEAUS NEDERLANDSE TAAL EN REKENEN

Aan artikel 2, tweede lid, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «, en», een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de expertisecentra.

ARTIKEL VI. WIJZIGING WET VAN 28 NOVEMBER 2002 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA, DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS EN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS IN VERBAND MET DE INVOERING VAN EEN LEERLINGGEBONDEN FINANCIERING EN DE VORMING VAN REGIONALE EXPERTISECENTRA (REGELING LEERLINGGEBONDEN FINANCIERING) (STB. 2002, 631)

Artikel I, onderdeel H, van de Wet van 28 november 2002 tot wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (regeling leerlinggebonden financiering) (Stb. 2002, 631) vervalt.

ARTIKEL VII. OVERGANGSRECHT MAATSCHAPPELIJKE STAGE UITSTROOMPROFIEL VERVOLGONDERWIJS

  • 1. Artikel 6f van de Wet op het voortgezet onderwijs is niet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, artikel 14a, zijn ingestroomd in het voortgezet speciaal onderwijs.

  • 2. Artikel 6f van de Wet op het voortgezet onderwijs is niet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van leerlingen die ingevolge artikel I, onderdeel DD, artikel 173a, vijfde lid, het speciaal onderwijs hebben verlaten en aansluitend zijn ingestroomd in het voortgezet speciaal onderwijs.

ARTIKEL VIII. WIJZIGING IN VERBAND MET HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN ONDER MEER DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS IN VERBAND MET ONDERWIJSKWALITEIT, ONDERWIJSTIJD EN VAKANTIES

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 12 februari 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (Kamerstukken 2010/11, 32 640, nr. 2) tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum inwerking treedt als, artikel I, onderdeel E, van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 14a, tweede lid, aanhef, na «6f,» ingevoegd: 6g,.

B

Artikel I, onderdeel F, artikel 14c, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel wordt zo ingericht dat een samenhangend op de kerndoelen gebaseerd onderwijsprogramma wordt aangeboden waarbij het bevoegd gezag de kerndoelen uitwerkt voor de verschillende groepen leerlingen.

2. In het achtste en negende lid vervalt telkens: , onderdeel a.

C

Artikel I, onderdeel F, artikel 14f, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Het onderwijs in het uitstroomprofiel dagbesteding wordt zo ingericht dat een samenhangend op de kerndoelen gebaseerd onderwijsprogramma wordt aangeboden waarbij het bevoegd gezag de kerndoelen uitwerkt voor de verschillende groepen leerlingen.

2. In het zevende en achtste lid vervalt telkens: , onderdeel a.

D

In artikel I, onderdeel J, komt het eerste lid te luiden:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c.

    • 1°. de wijze waarop, indien speciaal onderwijs wordt verzorgd, de verplichte onderwijstijd voor dat onderwijs wordt benut,

    • 2°. de wijze waarop, indien voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, met betrekking tot dat onderwijs, een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 25, eerste lid, of artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het beleid is ten aanzien van lesuitval,

    • 3°. indien het uitstroomprofiel vervolgonderwijs wordt verzorgd, de invulling van de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f van de Wet op het voortgezet onderwijs,.

E

Na artikel I, onderdeel K, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

K1

Na artikel 24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25. Onderwijstijd uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en dagbesteding

  • 1. Een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma als bedoeld in de artikelen 14c, zevende lid, en 14f, zesde lid, omvat voor iedere leerling in elk leerjaar ten minste 1 000 uren.

  • 2. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot de toepassing van het eerste lid.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de gegevens omtrent de invulling van die uren en de in die onderwijsprogramma’s verzorgde activiteiten.

  • 4. Ten behoeve van het verrichten van andere taken dan het verzorgen van onderwijs stelt het bevoegd gezag jaarlijks de data vast van ten hoogste negen werkdagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd, waarvan ten hoogste zes werkdagen onmiddellijk aansluitend en ten hoogste vijf werkdagen niet onmiddellijk aansluitend voor of na de voor de uitstroomprofielen, bedoeld in de artikelen 14c en 14f, ingevolge artikel 26, derde lid, geldende zomervakantie.

F

Artikel I, onderdeel L, komt te luiden:

L

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van artikel 26 wordt «zomervakantie» vervangen door: vakantie.

2. In het eerste lid wordt «een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs» vervangen door: een andere school, een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een instelling voor educatie en beroepsonderwijs.

3. In het tweede lid wordt na «Bij ministeriële regeling kunnen» ingevoegd: ten aanzien van het speciaal onderwijs.

4. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Ten aanzien van de uitstroomprofielen, bedoeld in de artikelen 14c en 14f, zijn de voorschriften gegeven bij of krachtens artikel 22 van de Wet op het voortgezet onderwijs van overeenkomstige toepassing, voor zover het betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid van laatstgenoemd artikel. Bij algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld in afwijking van de regels die bij algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij ministeriële regeling zijn vastgesteld op grond van die bepaling van de Wet op het voortgezet onderwijs.

G

Na artikel V wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VA. WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN

De Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8, tweede lid, onderdeel i, wordt na « onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6g van de Wet op het voortgezet onderwijs» ingevoegd: en artikel 25 van de Wet op de expertisecentra.

B

In artikel 10, onderdeel i, wordt «en artikel 6g, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: , artikel 6g, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 25, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra.

C

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst van artikel 13 wordt de lidaanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) komt onderdeel h te luiden:

  • h. vaststelling van de onderwijstijd voor zover het geen voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra betreft.

3. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het bevoegd gezag van een school als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, met uitzondering van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, behoeft, ten aanzien van voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, voorafgaand aan instemming met betrekking tot de vaststelling van de gehele schoolgids als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, afzonderlijk instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen voor het in die schoolgids opgenomen onderdeel met betrekking tot de jaarlijkse vaststelling van de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van een onderwijsprogramma alsmede voor het onderdeel met betrekking tot het beleid ten aanzien van lesuitval als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de Wet op de expertisecentra.

D

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt en vervalt onderdeel c.

2. In het vierde lid wordt na «een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs» ingevoegd «en van een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra» en wordt na «artikel 24a, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Wet op het voortgezet onderwijs» ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 22, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de Wet op de expertisecentra.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 12 februari 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (Kamerstukken 2010/11, 32 640, nr. 2) tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel E, van deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 14a, tweede lid, aanhef, wordt na «6f,» ingevoegd: 6g,.

B

Artikel 14c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel wordt zo ingericht dat een samenhangend op de kerndoelen gebaseerd onderwijsprogramma wordt aangeboden waarbij het bevoegd gezag de kerndoelen uitwerkt voor de verschillende groepen leerlingen.

2. In het achtste en negende lid vervalt telkens: , onderdeel a.

C

Artikel 14f wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Het onderwijs in het uitstroomprofiel dagbesteding wordt zo ingericht dat een samenhangend op de kerndoelen gebaseerd onderwijsprogramma wordt aangeboden waarbij het bevoegd gezag de kerndoelen uitwerkt voor de verschillende groepen leerlingen.

2. In het zevende en achtste lid vervalt telkens: , onderdeel a.

D

Artikel 22, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c.

    • 1°. de wijze waarop, indien speciaal onderwijs wordt verzorgd, de verplichte onderwijstijd voor dat onderwijs wordt benut,

    • 2°. de wijze waarop, indien voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd, met betrekking tot dat onderwijs, een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 25, eerste lid, of artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het beleid is ten aanzien van lesuitval,

    • 3°. indien het uitstroomprofiel vervolgonderwijs wordt verzorgd, de invulling van de maatschappelijke stage, bedoeld in artikel 6f van de Wet op het voortgezet onderwijs,.

E

Na artikel 24 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25. Onderwijstijd uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en dagbesteding
  • 1. Een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma als bedoeld in de artikelen 14c, zevende lid, en 14f, zesde lid, omvat voor iedere leerling in elk leerjaar ten minste 1 000 uren.

  • 2. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot de toepassing van het eerste lid.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de gegevens omtrent de invulling van die uren en de in die onderwijsprogramma’s verzorgde activiteiten.

  • 4. Ten behoeve van het verrichten van andere taken dan het verzorgen van onderwijs stelt het bevoegd gezag jaarlijks de data vast van ten hoogste negen werkdagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd, waarvan ten hoogste zes werkdagen onmiddellijk aansluitend en ten hoogste vijf werkdagen niet onmiddellijk aansluitend voor of na de voor de uitstroomprofielen, bedoeld in de artikelen 14c en 14f, ingevolge artikel 26, derde lid, geldende zomervakantie.

F

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van artikel 26 wordt «zomervakantie» vervangen door: vakantie.

2. In het tweede lid wordt de eerste volzin vervangen door: Bij ministeriële regeling kunnen ten aanzien van het speciaal onderwijs voorschriften worden vastgesteld omtrent vakanties. Daarbij kunnen begin en eind van vakanties worden vastgesteld die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn.

3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Ten aanzien van de uitstroomprofielen, bedoeld in de artikelen 14c en 14f, zijn de voorschriften gegeven bij of krachtens artikel 22 van de Wet op het voortgezet onderwijs van overeenkomstige toepassing, voor zover het betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid van laatstgenoemd artikel. Bij algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld in afwijking van de regels die bij algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij ministeriële regeling zijn vastgesteld op grond van die bepaling van de Wet op het voortgezet onderwijs.

B

Artikel IV, onderdeel A, tweede lid, komt te luiden:

2. Na onderdeel h wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

  • i. jaarlijks na afloop van het schooljaar doch uiterlijk 1 oktober daaropvolgend gegevens over het aantal daadwerkelijk verzorgde uren van een op de school verzorgd onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6g van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 25 van de Wet op de expertisecentra.

C

Artikel IV, onderdeel B, tweede lid, komt te luiden:

2. Na onderdeel h wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

  • i. vaststelling of wijziging van de data, bedoeld in artikel 17 van het Inrichtingsbesluit WVO, artikel 6g, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 25, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra.

D

Na artikel IV, onderdeel C, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

C1

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst van artikel 13 wordt de lidaanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) komt onderdeel h te luiden:

  • h. vaststelling van de onderwijstijd voor zover het geen voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra betreft.

3. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het bevoegd gezag van een school als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, met uitzondering van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, behoeft, ten aanzien van voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, voorafgaand aan instemming met betrekking tot de vaststelling van de gehele schoolgids als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, afzonderlijk instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen voor het in die schoolgids opgenomen onderdeel met betrekking tot de jaarlijkse vaststelling van de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van een onderwijsprogramma alsmede voor het onderdeel met betrekking tot het beleid ten aanzien van lesuitval als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de Wet op de expertisecentra.

E

Artikel IV, onderdeel D, komt te luiden:

D

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt en vervalt onderdeel c.

2. Toegevoegd wordt een lid, luidend:

  • 4. Het bevoegd gezag van een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs en van een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra behoeft voorafgaand aan instemming met betrekking tot de vaststelling van de gehele schoolgids als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, afzonderlijk instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen voor het in die schoolgids opgenomen onderdeel met betrekking tot de jaarlijkse vaststelling van de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van een onderwijsprogramma alsmede voor het onderdeel met betrekking tot het beleid ten aanzien van lesuitval als bedoeld in artikel 24a, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Wet op het voortgezet onderwijs onderscheidenlijk artikel 22, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de Wet op de expertisecentra.

ARTIKEL VIIIA. VAVO-EXAMEN LEERLINGEN (V)SO

  • 1. Tot aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, artikel 14b, kan het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra leerlingen van 16 jaar en ouder voor wie, in het kader van het onderwijs een deel van het schoolplan op grond van artikel 24 van de Wet op de expertisecentra wordt uitgevoerd aan een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, in verbinding met een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, in de gelegenheid stellen deel te nemen aan een examen van een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs van het betreffende regionaal opleidingencentrum. Wat betreft leerlingen van 18 jaar en ouder, kan de eerste volzin enkel worden toegepast voor leerlingen die ononderbroken in het speciaal of voortgezet speciaal onderwijs ingeschreven zijn geweest.

  • 2. Het bevoegd gezag van een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs kan in afwijking van artikel 8.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, in gevallen als geregeld in en met inachtneming van het eerste en derde lid, ook tot examenvoorzieningen van de instelling toelaten zij die niet als examendeelnemer aan de instelling worden ingeschreven maar zijn ingeschreven als leerling aan een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra.

  • 3. Toepassing van het eerste lid berust op een overeenkomst, gesloten tussen het bevoegd gezag van de school, bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, en het bevoegd gezag van een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs. De overeenkomst omvat in elk geval welke begeleiding door de school aan de leerlingen wordt verzorgd ten behoeve van de deelname aan de examens.

ARTIKEL VIIIB. INVOERINGSRECHT ARTIKEL 59A WVO

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel A, een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra waar voortgezet speciaal onderwijs wordt verzorgd aanwijzen overeenkomstig artikel II, onderdeel A. Die aanwijzing heeft geen betrekking op de periode voorafgaande aan dat tijdstip, en geldt met ingang van dat tijdstip als aanwijzing op grond van artikel 59a van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL VIIIC. WIJZIGING IN VERBAND MET DE WET VAN 29 SEPTEMBER 2011 TOT WIJZIGING VAN ONDER MEER DE WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT IN VERBAND MET DE INSTELLING VAN HET DIPLOMAREGISTER HOGER ONDERWIJS, BEROEPSONDERWIJS, VOORTGEZET (ALGEMEEN VOLWASSENEN)ONDERWIJS, NT2 EN INBURGERING (STB. 2011, 497)

1. Indien de wet van 29 september 2011 tot wijziging van onder meer de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de instelling van het diplomaregister hoger onderwijs, beroepsonderwijs, voortgezet (algemeen volwassenen)onderwijs, NT2 en inburgering (Stb. 2011, 497) eerder in werking is getreden of treedt dan artikel II, onderdeel A, van deze wet, wordt de Wet op het onderwijstoezicht als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24n wordt na onderdeel k, onder vervanging van de punt aan het einde van dat onderdeel door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • l. diploma’s en cijferlijsten van onderwijs als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, en artikel 14b van de Wet op de expertisecentra die zijn afgegeven door scholen voor voortgezet speciaal onderwijs.

B

In artikel 24o wordt na onderdeel g, onder vervanging van de punt aan het einde van dat onderdeel door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • h. in geval van een diploma of cijferlijst van onderwijs als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, en artikel 14b van de Wet op de expertisecentra, afgegeven door een school voor voortgezet speciaal onderwijs: de gegevens, bedoeld in artikel 164a, tweede lid, onder c, k, l en m, van die wet.

C

Artikel 24q wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt «f tot en met k» vervangen door: f tot en met l.

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt «g en h» vervangen door: g, h en l.

3. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt «g en h» vervangen door «g, h en l» en wordt «f of g» vervangen door: f, g of l.

4. In het vijfde lid, onderdeel d, wordt «g en h» vervangen door: g, h en l.

2. Indien de wet van 29 september 2011 tot wijziging van onder meer de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de instelling van het diplomaregister hoger onderwijs, beroepsonderwijs, voortgezet (algemeen volwassenen)onderwijs, NT2 en inburgering (Stb. 2011, 497) later in werking treedt dan artikel II, onderdeel A, van deze wet, wordt artikel I, onderdeel C, van eerstgenoemde wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24n wordt na onderdeel k, onder vervanging van de punt aan het einde van dat onderdeel door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • l. diploma’s en cijferlijsten van onderwijs als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, en artikel 14b van de Wet op de expertisecentra die zijn afgegeven door scholen voor voortgezet speciaal onderwijs.

B

In artikel 24o wordt na onderdeel g, onder vervanging van de punt aan het einde van dat onderdeel door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • h. in geval van een diploma of cijferlijst van onderwijs als bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, en artikel 14b van de Wet op de expertisecentra, afgegeven door een school voor voortgezet speciaal onderwijs: de gegevens, bedoeld in artikel 164a, tweede lid, onder c, k, l en m, van die wet.

C

Artikel 24q wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt «f tot en met k» vervangen door: f tot en met l.

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt «g en h» vervangen door: g, h en l.

3. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt «g en h» vervangen door «g, h en l» en wordt «f of g» vervangen door: f, g of l.

4. In het vijfde lid, onderdeel d, wordt «g en h» vervangen door: g, h en l.

ARTIKEL VIIID. WIJZIGING IN VERBAND MET HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP DE EXPERTISECENTRA, DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS, DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS EN DE WET VERZELFSTANDIGING INFORMATISERINGSBANK IN VERBAND MET HET GEBRUIK VAN HET PERSOONSGEBONDEN NUMMER BIJ ONDER MEER DE UITWISSELING VAN LEER- EN BEGELEIDINGSGEGEVENS VAN LEERLINGEN

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 oktober 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank in verband met het gebruik van het persoonsgebonden nummer bij onder meer de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens van leerlingen (Kamerstukken 2009/10, 32 176, nr. 2) tot wet is of wordt verheven, en artikel II, onderdeel A, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel S, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel S, van deze wet «In artikel 43» vervangen door: In artikel 43, eerste lid.

ARTIKEL VIIIE. WIJZIGING IN VERBAND MET HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN ENKELE ONDERWIJSWETTEN IN VERBAND MET EEN HERZIENING VAN DE ORGANISATIE EN FINANCIERING VAN DE ONDERSTEUNING VAN LEERLINGEN IN HET BASISONDERWIJS, SPECIAAL EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS, VOORTGEZET ONDERWIJS EN BEROEPSONDERWIJS

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Kamerstukken 2011/12, 33 106, nr. 2) tot wet is of wordt verheven, en artikel II, onderdeel VA, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel Ta, van deze wet, vervalt artikel I, onderdeel Ta, van deze wet.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Kamerstukken 2011/12, 33 106, nr. 2) tot wet is of wordt verheven, en artikel II, onderdeel VA, van die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, artikel I, onderdeel Ta, van deze wet, wordt in artikel II van die wet na onderdeel VA een onderdeel ingevoegd, luidende:

Vb

Artikel 45 vervalt.

ARTIKEL VIIIF. WIJZIGING VAN DE WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Kamerstukken 2011/12, 33 106, nr. 2) tot wet is of wordt verheven, en artikel V, onderdeel J, van die wet in werking is getreden, wordt in artikel 29a van de Wet medezeggenschap op scholen «en 28» vervangen door «28 en 29» en wordt na «op de ondersteuningsplanraad» ingevoegd: , met dien verstande dat artikel 29 van toepassing is indien ten minste tweederde van het aantal scholen in het samenwerkingsverband gebruik maakt van de in dat artikel genoemde mogelijkheid.

ARTIKEL IX. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan alsmede voor het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 11 oktober 2012

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de dertiende november 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 812

Naar boven