Wet van 19 mei 2011 tot wijziging van de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de behandeling van vreemdelingenzaken en enkele wetstechnische aanpassingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om met het oog op een effectieve vreemdelingenrechtspraak na de inwerkingtreding van de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie de bestaande wijze van behandeling van vreemdelingenzaken te kunnen voorzetten en in die wet en de Wet op de rechterlijke organisatie enkele wetstechnische aanpassingen aan te brengen, onder andere in verband met gemeentelijke herindelingen en het overgangsrecht;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet op de rechterlijke indeling, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de modernisering van de rechterlijke organisatie en in verband met de regeling van het klachtrecht inzake gedragingen van rechterlijke ambtenaren (Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie) (32 021) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel I, onder 1, wordt in artikel 41, tweede lid, na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Voor beroepen, ingesteld tegen besluiten genomen op grond van de Vreemdelingenwet 2000, kunnen voor de rechtbank te ’s-Gravenhage ook buiten het arrondissement nevenlocaties worden aangewezen.

B

In artikel II, onderdeel D, subonderdeel 3, vervallen in onderdeel 3 «Abcoude,», «Breukelen,», «Loenen,» en «Maarssen,» en wordt na «Soest,» ingevoegd: Stichtse Vecht,.

C

Artikel XXII wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «kantonzaken» vervangen door: zaken.

2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Op de behandeling van en de bevoegdheid van een raad van discipline als bedoeld in artikel 46a van de Advocatenwet ten aanzien van zaken die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II onderscheidenlijk onderdelen van dat artikel bij die raad aanhangig waren alsmede op de bevoegdheid van leden-advocaten, plaatsvervangende leden-advocaten, de griffier en plaatsvervangende griffiers van een raad ten aanzien van die zaken, blijft het recht zoals het gold vóór dat tijdstip van toepassing.

  • 6. In afwijking van artikel 63, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet geldt dat zij die op de dag vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II lid of plaatsvervanger waren in de ledenraad van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders en ingevolge artikel II niet langer afkomstig zijn uit het ressort waaruit zij zijn gekozen, als lid of plaatsvervanger kunnen aanblijven totdat de termijn waarvoor zij waren gekozen of herkozen is verstreken doch niet langer dan een jaar na genoemd tijdstip.

ARTIKEL II

De Wet op de rechterlijke organisatie wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1, onder f, wordt «Minister van Justitie» vervangen door: Minister van Veiligheid en Justitie.

B

In de artikelen 33, eerste lid, 35a, eerste lid, 101, eerste volzin, 103, eerste lid, eerste volzin, en 104a, eerste lid, wordt «Ministerie van Justitie» vervangen door: Ministerie van Veiligheid en Justitie.

C

In de artikelen 48a, eerste lid, eerste volzin, 69a, eerste lid, eerste volzin, 118, 119, eerste lid, eerste volzin, 122, eerste lid, 127, 128, eerste lid, 131, vierde lid, tweede volzin, en vijfde lid, 132, tweede lid, en 142 wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister.

D

In artikel 48a, vijfde lid, eerste volzin, wordt «tweede bijlage» vervangen door: bijlage.

E

In artikel 55, eerste lid, eerste volzin, wordt «Wet militaire strafrechtspraak» vervangen door: Wet militair strafrecht.

F

In artikel 69, eerste lid, wordt «artikel 132 van de Pachtwet» vervangen door: artikel 1019o, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

G

In artikel 101, eerste volzin, wordt «Raad van State» vervangen door: Afdeling advisering van de Raad van State.

ARTIKEL IIA

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (29 937) tot wet is of wordt verheven, wordt in artikel III van die wet na «tijdstip» ingevoegd: , dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 19 mei 2011

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Uitgegeven de eenendertigste mei 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 562

Naar boven