35 063 Voorstel van wet van de leden Kwint en Westerveld tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten

Nr. 15 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 februari 2021

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 24 november 2020 over de reactie op verzoek commissie over de brief van het Profielenberaad over de voorhangprocedure in verband met de uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen (Kamerstuk 35 063, nr. 14).

De vragen en opmerkingen zijn op 15 december 2020 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 11 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Arends

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

4

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks- en SP-fractie

5

 

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

5

       

II

Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek commissie over de brief van het Profielenberaad over de voorhangprocedure in verband met de uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het Profielenberaad voornemens is om binnen de regeling over de vrijwillige ouderbijdrage een onderscheid te maken tussen ouders die niet willen betalen en ouders die niet kunnen betalen. De Minister constateert echter dat binnen de initiatiefwet hiervoor geen wettelijke grondslag is. Welke consequenties heeft dit voor de regeling van het Profielenberaad? De leden vragen tegen welke problemen de aangesloten profielorganisaties aan gaan lopen, nu ze geen onderscheid meer mogen maken tussen ouders die niet willen betalen en ouders die niet kunnen betalen. Heeft de Minister een beeld van hoe vaak het voorkomt dat ouders niet willen betalen, maar dat wel kunnen, zo vragen de leden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat door het amendement van het lid Van Meenen1 een bepaling is toegevoegd aan het initiatiefwetsvoorstel waardoor het mogelijk is voor langdurige extra-curriculaire activiteiten een vrijwillige ouderbijdrage te vragen. Kunnen deze scholen wel een onderscheid maken tussen ouders die niet kunnen en ouders die niet willen betalen? Zo nee, zijn deze scholen daarvan allemaal op de hoogte? Daarnaast lezen de leden dat tussen een verband van scholen een code opgesteld kan worden voor een regeling voor leerlingen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen. Bestaat dit verband van scholen er al? Zo nee, hoe gaat de Minister dan voorkomen dat profielscholen door eventuele verminderde ouderbijdrage hun onderwijsprogramma niet meer zouden kunnen financieren, zo vragen de leden. Legt de Minister de verantwoordelijkheid hiervan volledig bij een verband van scholen? Of heeft hij nog een andere optie, wanneer profielscholen financieel in de problemen geraken door verminderde ouderbijdragen, zo vragen de leden.

Op welke manier houdt de Minister bij in hoeverre het onderwijsveld verschraalt doordat bijvoorbeeld profielscholen verdwijnen?

De leden van de VVD-fractie merken bovendien op dat de gemeente Amsterdam voornemens is om subsidies stop te zetten bij scholen die een te hoog vrijwillige ouderbijdrage vragen. Over welke subsidies gaat dit precies? Heeft dit ook betrekking op gelden die vanuit de rijksoverheid ter beschikking zijn gesteld, zoals financiering voor de aanpak van het lerarentekort in de G5-steden? Of betreft dit enkel gemeentelijke gelden? Indien het bijvoorbeeld ook gelden betreft die ter beschikking zijn gesteld door het Ministerie van OCW, op welke manier is er overleg geweest tussen de gemeente Amsterdam en het ministerie over dit voornemen? Bent u bereid het bedrag dat Amsterdam aan subsidies stop zet, in mindering te brengen op de subsidies die Amsterdam van het Rijk ontvangt? Zo nee, waarom niet?

Daarnaast vragen de leden in hoeverre dergelijke maatregelen van decentrale overheden nodig zijn, aangezien de ouderbijdragen door de inwerkingtreding van de initiatiefwet per definitie vrijwillig zijn? Of is de Minister van mening dat de huidige wet niet afdoende is en dat er dus aanvullende regelgeving vanuit de decentrale overheid nodig is om hetzelfde doel te bereiken? Indien dat zo is, waarom kiest de Minister er niet voor om dit via de ministeriële regeling vast te leggen, zo vragen de leden.

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie aandacht vragen voor de vrijwillige ouderbijdragen die, helaas, voor sommige scholen nodig zijn omdat hiervan de beveiliging van de school wordt geregeld. Hoeveel scholen vragen momenteel ouderbijdrage om hiervan de beveiliging van scholen te regelen? Om hoeveel geld gaat dit? Op welke manieren krijgen scholen financiële ondersteuning vanuit het Rijk of de gemeente, als blijkt dat dit nodig is voor adequate beveiliging? Valt de financiering buiten de «vrijwillige ouderbijdrage»? En wat gebeurt er als scholen, doordat er minder inkomsten zijn door de vrijwillige ouderbijdrage, de beveiliging niet meer kunnen betalen, zo vragen deze leden. Want, zo stellen de leden van de VVD-fractie, er mag geen twijfel over zijn dat elk kind altijd veilig naar school moet kunnen.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op de brief van het Profielenberaad over de uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen. Deze leden hebben nog enige vragen.

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de strekking van het aangenomen initiatiefwetsvoorstel over de vrijwillige ouderbijdrage van de leden Kwint en Westerveld2 waarmee wettelijk is geregeld dat voortaan kinderen niet meer kunnen worden uitgesloten van activiteiten die door de school worden georganiseerd als hun ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet hebben betaald. Tegelijkertijd hebben deze leden ook oog gehad voor de zorgen van de zogeheten profielscholen die naast het wettelijk verplichte onderwijs ook een extra educatief programma aanbieden waarvoor de reguliere bekostiging niet voldoende is en daarom voor dit deel een ouderbijdrage vragen en door het initiatiefwetsvoorstel mogelijk in de problemen kunnen komen als te veel ouders de ouderbijdrage niet meer kunnen of willen betalen. Het amendement van het lid Van Meenen3 dat het mogelijk maakt voor profielscholen om zich aan te sluiten bij een overkoepelend verband om een regeling te treffen indien te veel ouders vanwege het vrijwillige karakter van de ouderbijdragen deze ook niet meer betalen voor de langdurige extra-curriculaire activiteiten die profielscholen geven en deze scholen daardoor in problemen kunnen komen hebben voornoemde leden dan ook van harte ondersteund.

De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister dat hij van mening is dat het amendement niet een onderscheid inhoudt tussen ouders die niet kunnen betalen en ouders die niet willen betalen. Deze leden lezen het amendement anders. Immers het was altijd al zo dat er ouders waren die deze ouderbijdragen niet konden betalen en dat werd dan in veel gevallen met school geregeld en dat was ook goed omdat ook kinderen van ouders die het niet kunnen betalen naar een profielschool moeten kunnen gaan als zij dit willen en kunnen. De verandering zit hem er nu juist in dat het oorspronkelijke initiatiefwetsvoorstel ertoe leidt dat profielscholen geen kinderen meer mogen weigeren wiens ouders weigeren de ouderbijdrage te betalen, ondanks dat ze deze wel kunnen betalen en dat dit amendement een voorziening wil treffen voor juist deze categorie van ouders die weigeren te betalen omdat als te veel ouders weigeren deze bijdrage te bepalen vanwege het vrijwillige karakter ervan profielscholen in de problemen kunnen komen omdat zij hun langdurige extra educatieve programma niet uit de reguliere bekostiging kunnen betalen. Is de Minister dat met deze leden eens? Zo nee waarom niet?

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dan ook om nader toe te lichten waarom de intentie van bovengenoemd amendement: een verschil maken tussen ouders die niet kunnen of niet willen betalen, niet tot uiting komt in de uitwerking van de wet? Gaarne ontvangen zij een nadere toelichting.

De leden van de CDA-fractie vragen verder of in de brochure, waar de Minister in zijn brief naar verwijst, duidelijk wordt gemaakt onder welke voorwaarden profielscholen een uitzondering krijgen waarmee zij onderscheid kunnen maken tussen ouders die niet kunnen en niet willen betalen. Kan de Minister die voorwaarden voor de uitzondering voor het maken van dat onderscheid alsnog meenemen in de brochure?

In de brief van de Minister lezen voornoemde leden dat de Minister aangeeft dat er in het amendement staat dat er nadere voorwaarden bij ministeriële regeling kunnen worden gesteld aan de code die door scholen kunnen worden opgesteld voor leerlingen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen, maar dat de Minister daar nu de noodzaak niet voor ziet. Kan de Minister aangeven wanneer hij de noodzaak daartoe wel ziet, is dat bij de evaluatie van de wet over drie jaren of ook eerder als bijvoorbeeld tussentijds uit de driejaarlijkse schoolkostenmonitor blijkt er dat problemen ontstaan op dit punt voor profielscholen of als blijkt dat de code niet toereikend is? Gaarne ontvangen zij een nadere toelichting.

Deze leden vragen of de Minister meer informatie kan geven over de code zoals hij het noemt of het verband van scholen zoals het in het amendement wordt genoemd. Zijn inmiddels alle profielscholen bij deze code aangesloten en is er een bindende regeling met sancties afgesloten zoals in het amendement staat vermeld? Gaarne ontvangen zij een nadere toelichting.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van de Minister op de brief van het Profielenberaad en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de D66-fractie lezen in de reactie van de Minister dat binnen een verband van scholen een code kan worden opgesteld voor een regeling voor leerlingen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen, zodat elke leerling het programma kan volgen en de programma’s kunnen worden doorgezet. Deze leden hebben met het amendement inderdaad beoogd om de extra onderwijsactiviteiten te behouden en een heldere eenduidige gemeenschappelijke code van profielscholen om de toegankelijkheid voor leerlingen van minder draagkrachtige ouders te waarborgen. Deze leden vragen de Minister of scholen een heldere definitie hanteren van de groep leerlingen c.q. ouders/verzorgers die in aanmerking komen voor kwijtschelding dan wel een tegemoetkoming om hen in staat te stellen deel te nemen aan dergelijke extra onderwijsactiviteiten. Voorts vragen deze leden de Minister de code van het landelijk netwerk van TTO4-scholen te beoordelen of deze past binnen de voorwaarde van de wet. Zo niet, vragen deze leden op welke wijze de TTO-scholen wel zouden kunnen voldoen.

Inbreng van de leden van de GroenLinks- en SP-fractie

De leden van de GroenLinks- en SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op de brief van het Profielenberaad over de voorhangprocedure in verband met de uitwerking van de nieuwe richtlijnen Ouderbijdragen. Zij vinden het een goede zaak dat de Minister geen nadere voorschriften gaat stellen aan de code die binnen een verband van scholen opgesteld kan worden voor een regeling voor kinderen waarvan de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen. Voor de wet bestaat geen onderscheid tussen het niet kunnen en niet willen betalen van de vrijwillige ouderbijdrage. Door hier binnen de code wel onderscheid in te gaan maken, zou een stap achteruit zijn aldus de leden van de SP- en GroenLinks-fractie. Wat zou volgens de Minister het gevolg zijn van het in kaart brengen van het onderscheid tussen willen en kunnen, ook volgens de AVG5-richtlijnen? Kan het bevoegd gezag dit bepalen en bij wie ligt dan de bewijslast? Op basis waarvan zou dan bepaald moeten worden of er sprake is van niet willen betalen? Voorts zijn de leden van deze fracties van mening dat ongeacht de reden waarom ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen, het kind daar nooit de dupe van mag worden. Elk kind moet mee kunnen doen.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

Het is de leden van de PvdA-fractie een doorn in het oog dat in Nederland één op de negen kinderen opgroeit in armoede. Dat zijn duizenden klassen vol. Vaak hebben ze geen schoolreisje, geen sport, geen muziekles, geen bijlesklas of kunnen ze hun verjaardag niet vieren. Sommige kinderen gaan zonder ontbijt naar school. Deze leden vinden dat onverteerbaar. Daarom willen zij meer actie tegen armoede onder kinderen en bijvoorbeeld een maximum stellen aan de – te vaak alleen in naam vrijwillige – ouderbijdrage, gemeenten en scholen meer geld geven voor armoedebestrijding onder kinderen en samen met gemeenten, scholen, consultatiebureaus en maatschappelijke partijen lokale initiatieven steunen zoals Stichting Leergeld, het Jeugdsport- en cultuurfonds, Stichting Jarige Job en tal van andere lokale initiatieven om de strijd met kinderarmoede aan te binden. Hoe denkt de Minister hierover?

De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het pleidooi van het Profielenberaad voor een onderscheid dat profielorganisaties zouden mogen maken tussen ouders die niet willen en ouders die niet kunnen betalen. Deze leden zijn tegenstander van uitsluiting voor kinderen waarvan de ouders niet «willen» betalen, want voor je het weet, moeten ouders met hun loonstrook naar school om onderwijs te volgen dat in dit land gewoon publiek bekostigd is. Laat de profielscholen met de Minister in overleg gaan over extra financiering indien ze kunnen aantonen dat hun extra onderwijsactiviteiten echt een meerwaarde betekenen voor de kwaliteit van onderwijs. Als dat zo is, zouden deze dan niet gewoon toegankelijk moeten zijn voor alle kinderen? Zij vragen of de Minister kan reageren op deze overwegingen.

Het baart de leden van de PvdA-fractie zorgen dat er tekenen zijn van scholen die wel degelijk kinderen met ouders die niet willen betalen, bij activiteiten wensen te kunnen buitensluiten. Ouders & Onderwijs dringt erop aan dat de Minister vooral scherp blijft op dit soort situaties en hij snel moet ingrijpen als scholen niettemin dit onderscheid maken. Wil de Minister in zijn brochure de scholen erop wijzen dat het maken van zo’n onderscheid beslist niet de bedoeling is? Bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel inzake een verbod op buitensluiting van leerlingen met ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan van activiteiten, heeft de Kamer immers meermaals vastgesteld dat het belangrijk is dat er geen onderscheid komt tussen ouders die het niet kunnen betalen en ouders die het niet willen betalen. Het is voor deze leden duidelijk dat het niet makkelijk is voor ouders wier middelen niet altijd toereikend zijn, om dat kenbaar te maken. Bovendien: wie bepaalt wat niet kunnen betalen is? Die discussie is ook al bij het Kamerdebat uitgebreid gevoerd. Gelukkig benoemt ook de Minister nu dat voor het maken van een onderscheid geen grond is en wijst hij erop dat hij kan ingrijpen wanneer codes worden opgesteld die strijdig zijn met de intenties van de wet. Hij vertrouwt er echter vooralsnog op dat scholen zullen handelen in lijn met de intenties van de wet. Waarop baseert de Minister zijn vertrouwen? Kan hij zich voorstellen dat het Profielenberaad nog volhardt in zijn onderscheid tussen ouders die het niet kunnen betalen en ouders die het niet willen betalen? Het is immers evident dat dit niet de bedoeling is en tevens het bevorderen van kansengelijkheid in de weg staat.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Vragen van de leden van de VVD-fractie

1

De leden van de VVD-fractie lezen dat het Profielenberaad voornemens is om binnen de regeling over de vrijwillige ouderbijdrage een onderscheid te maken tussen ouders die niet willen betalen en ouders die niet kunnen betalen. De Minister constateert echter dat binnen de initiatiefwet hiervoor geen wettelijke grondslag is. Welke consequenties heeft dit voor de regeling van het Profielenberaad?

Per 1 augustus 2021 treedt de initiatiefwet van de leden Kwint en Westerveld over de vrijwillige ouderbijdrage in werking. Die wet biedt inderdaad geen wettelijke grondslag voor een regeling van het Profielenberaad waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen ouders die de vrijwillige ouderbijdrage niet willen en niet kunnen betalen. Sterker nog, de wet gaat er juist van uit dat er geen onderscheid tussen leerlingen mag worden gemaakt al naar gelang de betaling van de vrijwillige ouderbijdrage door ouders. Scholen die een dergelijke regeling zouden gaan hanteren, handelen in strijd met de wet. Ik ga er vanuit dat het Profielenberaad voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet zorgt voor een regeling die strookt met de bepalingen van de wet, zodat zij profielscholen op een goede manier voorbereiden. De scholen zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor naleving van de wet. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) houdt hier toezicht op en kan een herstelopdracht geven.

2

De leden vragen tegen welke problemen de aangesloten profielorganisaties aan gaan lopen, nu ze geen onderscheid meer mogen maken tussen ouders die niet willen betalen en ouders die niet kunnen betalen.

Per 1 augustus 2021 mogen leerlingen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen, niet meer worden uitgesloten van extra activiteiten die door het bevoegd gezag van een school worden georganiseerd. Ook moeten scholen hier expliciet over communiceren. Om een inschatting te krijgen van mogelijke gevolgen van deze nieuwe wet, heb ik in 2019 een beknopte uitvraag laten doen. Uit deze uitvraag blijkt dat verreweg de meeste ouders de vrijwillige ouderbijdrage betalen, ook als hun kinderen niet uitgesloten kunnen worden wanneer zij dit niet zouden doen. Deze bevinding stemt mij positief. Dat zou betekenen dat het merendeel van de ouders de vrijwillige ouderbijdrage blijft betalen en de financiële consequenties mogelijk beperkt zijn. Scholen, waaronder profielscholen, hebben de verantwoordelijkheid hun plannen af te stemmen op hun verwachtingen over de opbrengsten uit de vrijwillige ouderbijdrage.

3

Heeft de Minister een beeld van hoe vaak het voorkomt dat ouders niet willen betalen, maar dat wel kunnen, zo vragen de leden.

Nee, dit beeld heb ik niet. Op dit moment geldt de situatie dat scholen kinderen van ouders die de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen een kosteloos alternatief mogen aanbieden en daarmee leerlingen mogen uitsluiten van activiteiten. Uit de Schoolkostenmonitor 2018/2019 (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 450) bleek dat kortingen of vrijstellingen van de vrijwillige ouderbijdrage op dit moment weinig voorkomen.

4

De leden van de VVD-fractie lezen dat door het amendement van het lid Van Meenen6 een bepaling is toegevoegd aan het initiatiefwetsvoorstel waardoor het mogelijk is voor langdurige extra-curriculaire activiteiten een vrijwillige ouderbijdrage te vragen. Kunnen deze scholen wel een onderscheid maken tussen ouders die niet kunnen en ouders die niet willen betalen?

De bepaling die met het amendement van het lid Van Meenen is toegevoegd aan het wetsvoorstel biedt geen grondslag om een onderscheid te maken tussen ouders die de vrijwillige bijdrage niet kunnen of ouders die niet willen betalen.

5

Zo nee, zijn deze scholen daarvan allemaal op de hoogte?

Eind 2020 is het koninklijk besluit gepubliceerd waardoor de initiatiefwet per 1 augustus 2021 in werking treedt. De sectorraden zijn hiervan op de hoogte gebracht. Begin 2021 zal ik ook de scholen actief informeren over deze nieuwe wet, in samenwerking met de sectorraden, zodat de scholen zich tijdig kunnen voorbereiden.

6

Daarnaast lezen de leden dat tussen een verband van scholen een code opgesteld kan worden voor een regeling voor leerlingen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen. Bestaat dit verband van scholen er al?

Met een verband van scholen wordt bedoeld een verband van scholen die dezelfde activiteiten aanbieden. In de praktijk zijn dat profielscholen. Profielscholen zijn doorgaans aangesloten bij een verband van gelijksoortige scholen. Zo zijn scholen die tweetalig onderwijs aanbieden aangesloten bij de Nederlandse organisatie voor internationalisering in het onderwijs (Nuffic) en de Topsport talent scholen bij de Stichting Landelijke Organisatie Onderwijs Topsport (LOOT). Het oprichten of aansluiten bij een verband is vrijblijvend.

7

Zo nee, hoe gaat de Minister dan voorkomen dat profielscholen door eventuele verminderde ouderbijdrage hun onderwijsprogramma niet meer zouden kunnen financieren, zo vragen de leden.

Binnen een verband van scholen, zoals benoemd bij de beantwoording van vraag 4a, kan een code worden opgesteld om een regeling te treffen voor leerlingen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen. Scholen kunnen bijvoorbeeld gezamenlijk een budget opzij leggen voor één of meerdere scholen die minder financiering uit de vrijwillige ouderbijdrage binnen krijgen dan de andere scholen. Daarmee is de verwachting dat een groot deel van de extra’s op scholen doorgang kan vinden. De kern is echter dat het onderwijs voor leerlingen gratis en toegankelijk moet zijn en dat uitsluiting van kinderen wordt voorkomen. Als dat betekent dat extra aanbod deels wegvalt, is dit de consequentie van dit wetsvoorstel. Het is immers de opdracht van scholen om binnen hun publiek bekostigde budget een gevarieerd programma aan te bieden dat voor iedereen toegankelijk is.

8

Legt de Minister de verantwoordelijkheid hiervan volledig bij een verband van scholen? Of heeft hij nog een andere optie, wanneer profielscholen financieel in de problemen geraken door verminderde ouderbijdragen, zo vragen de leden.

Het is aan scholen om binnen hun publiek bekostigde budget een gevarieerd programma aan te bieden dat voor iedereen toegankelijk is. Ze hebben de vrijheid om zich met die middelen te profileren met bijvoorbeeld tweetalig onderwijs of als technasium. Dit geldt ook wanneer zij ervoor kiezen bijvoorbeeld extra activiteiten of programma’s aan te bieden waarvoor een vrijwillige ouderbijdrage gevraagd wordt. Scholen mogen aanvullend een vrijwillige bijdrage van ouders vragen, maar moeten daar wel informatie over opnemen in de schoolgids en het vrijwillige karakter ervan benadrukken. Mocht het zo zijn dat hierdoor toch extra onderwijsprogramma’s wegvallen dan noopt dit in eerste instantie voor een beperkter, maar voor iedere leerling toegankelijk onderwijsaanbod. Van scholen wordt verwacht dat ze bij de planvorming en inrichting van hun activiteiten en programma’s rekening houden met de haalbaarheid wanneer er grote afhankelijkheid is van een vrijwillige ouderbijdrage.

9

Op welke manier houdt de Minister bij in hoeverre het onderwijsveld verschraalt doordat bijvoorbeeld profielscholen verdwijnen?

Ik zal de ontwikkelingen rond de vrijwillige ouderbijdrage volgen. Middels de driejaarlijkse Schoolkostenmonitor monitoren we hoe scholen omgaan met de vrijwillige ouderbijdrage, hoe de hoogte van de schoolkosten voor ouders zich ontwikkelt en wat het gedrag van ouders is. Een volgende schoolkostenmonitor is najaar 2021 gepland. Ook zal de initiatiefwet binnen drie jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd. Daarbij zullen eventuele gevolgen voor het onderwijsaanbod worden meegenomen.

10

De leden van de VVD-fractie merken bovendien op dat de gemeente Amsterdam voornemens is om subsidies stop te zetten bij scholen die een te hoge vrijwillige ouderbijdrage vragen. Over welke subsidies gaat dit precies? Heeft dit ook betrekking op gelden die vanuit de rijksoverheid ter beschikking zijn gesteld, zoals financiering voor de aanpak van het lerarentekort in de G5-steden? Of betreft dit enkel gemeentelijke gelden?

Het betreft enkel gemeentelijke gelden voor het primair onderwijs, het heeft geen betrekking op middelen van de rijksoverheid. De subsidies vallen onder de verordening voorzieningen onderwijs, zoals geld voor een conciërge of een extra teambeurs. Dit is aanvullend beleid van de gemeente Amsterdam, waarbij de gemeente zelf voorwaarden kan stellen. Die voorwaarden zijn ruim van tevoren bekend gemaakt aan de scholen. Eén van die voorwaarden betreft een ouderbijdrage die niet hoger is dan € 225,–. Om dit in de context te plaatsen: gemiddeld vragen basisscholen in Nederland € 57,– als vrijwillige ouderbijdrage. Bij het stopzetten van de subsidies is een uitzondering gemaakt voor de subsidie nieuwkomers onderwijs en de tegemoetkoming schoolgebouwen. Ook lopen andere voorzieningen door, zoals de bijdrage voor schoolzwemmen, cultuur en schooltuinen.

11

Indien het bijvoorbeeld ook gelden betreft die ter beschikking zijn gesteld door het Ministerie van OCW, op welke manier is er overleg geweest tussen de gemeente Amsterdam en het ministerie over dit voornemen?

Het betreft aanvullend beleid van de gemeente Amsterdam, waarbij de gemeente zelf voorwaarden kan stellen. Er is dus geen afstemming met het Ministerie van OCW vereist.

12

Bent u bereid het bedrag dat Amsterdam aan subsidies stop zet, in mindering te brengen op de subsidies die Amsterdam van het Rijk ontvangt? Zo nee, waarom niet?

Dit is niet aan de orde. Het betreft gemeentelijk beleid.

13

Daarnaast vragen de leden in hoeverre dergelijke maatregelen van decentrale overheden nodig zijn, aangezien de ouderbijdragen door de inwerkingtreding van de initiatiefwet per definitie vrijwillig zijn? Of is de Minister van mening dat de huidige wet niet afdoende is en dat er dus aanvullende regelgeving vanuit de decentrale overheid nodig is om hetzelfde doel te bereiken? Indien dat zo is, waarom kiest de Minister er niet voor om dit via de ministeriële regeling vast te leggen, zo vragen de leden.

Deze keuze van de gemeente Amsterdam betreft lokaal beleid, waarin de gemeente eigen afwegingen mag maken. Voor het landelijk beleid hanteren wij geen maximum bedrag, omdat ik dat niet wenselijk vind. Het risico is dat scholen een maximumbedrag als norm voor de vrijwillige ouderbijdrage gaan zien. Wel hecht ik er belang aan dat de vrijwillige ouderbijdrage niet leidt tot uitsluiting.

14

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie aandacht vragen voor de vrijwillige ouderbijdragen die, helaas, voor sommige scholen nodig zijn omdat hiervan de beveiliging van de school wordt geregeld. Hoeveel scholen vragen momenteel ouderbijdrage om hiervan de beveiliging van scholen te regelen? Om hoeveel geld gaat dit?

Er is binnen de Schoolkostenmonitor geen overzicht of registratie van de inzet van de vrijwillige ouderbijdrage voor beveiliging door scholen.

15

Op welke manieren krijgen scholen financiële ondersteuning vanuit het Rijk of de gemeente, als blijkt dat dit nodig is voor adequate beveiliging? Valt de financiering buiten de «vrijwillige ouderbijdrage»? En wat gebeurt er als scholen, doordat er minder inkomsten zijn door de vrijwillige ouderbijdrage, de beveiliging niet meer kunnen betalen, zo vragen deze leden. Want, zo stellen de leden van de VVD-fractie, er mag geen twijfel over zijn dat elk kind altijd veilig naar school moet kunnen.

De beveiliging van scholen is geen onderdeel van de onderwijsbekostiging van scholen. Rijk en gemeente voorzien in een adequate beveiliging bij dreigingsgevaar. Voor de besteding van de vrijwillige ouderbijdrage aan beveiliging dienen scholen instemming te hebben van de oudergeleding van de medezeggenschapsraad.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

16

Het was altijd al zo dat er ouders waren die deze ouderbijdragen niet konden betalen en dat werd dan in veel gevallen met school geregeld en dat was ook goed omdat ook kinderen van ouders die het niet kunnen betalen naar een profielschool moeten kunnen gaan als zij dit willen en kunnen. De verandering zit hem er nu juist in dat het oorspronkelijke initiatiefwetsvoorstel ertoe leidt dat profielscholen geen kinderen meer mogen weigeren wiens ouders weigeren de ouderbijdrage te betalen, ondanks dat ze deze wel kunnen betalen en dat dit amendement een voorziening wil treffen voor juist deze categorie van ouders die weigeren te betalen omdat als te veel ouders weigeren deze bijdrage te bepalen vanwege het vrijwillige karakter ervan profielscholen in de problemen kunnen komen omdat zij hun langdurige extra educatieve programma niet uit de reguliere bekostiging kunnen betalen. Is de Minister dat met deze leden eens? Zo nee waarom niet?

Het is waar dat er altijd al ouders waren die deze ouderbijdragen niet konden betalen. Alleen op dit moment mogen scholen in dat geval nog een kosteloos alternatief bieden, zoals het reguliere onderwijs bij tweetalige scholen. Dit staat op gespannen voet met het beginsel van kansengelijkheid, omdat dit bijvoorbeeld tweetalig onderwijs minder toegankelijk maakt voor kinderen van ouders met lagere inkomens. Dit kan ook gaan om ouders die het strikt genomen wel zouden kunnen betalen, maar waarvoor die uitgave een te grote drempel is. Uit de Schoolkostenmonitor 2018/2019 kwam naar voren dat kortingen of vrijstellingen op de vrijwillige ouderbijdrage binnen het voortgezet onderwijs weinig voor komen. De leden van het CDA lijken er vanuit te gaan dat met het amendement van het lid Van Meenen de verandering er nu in zit dat het onderscheid kan worden gemaakt tussen ouders die niet willen en niet kunnen betalen. Dit is niet juist. De verandering van de initiatiefwet is dat scholen geen kosteloos alternatief meer mogen aanbieden aan kinderen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen. Deze leerlingen moeten kunnen deelnemen aan alle extra activiteiten of programma’s die de school aanbiedt. De vrijwillige ouderbijdrage wordt dus écht vrijwillig. De bepaling voor de profielscholen maakt hierop geen uitzondering. Dit uitgangspunt geldt ook voor langdurige extra-curriculaire activiteiten, zoals bij profielscholen.

17

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om nader toe te lichten waarom de intentie van bovengenoemd amendement: een verschil maken tussen ouders die niet kunnen of niet willen betalen, niet tot uiting komt in de uitwerking van de wet? Gaarne ontvangen zij een nadere toelichting.

Mijns inziens draait de kern van het amendement van Van Meenen om de zorg dat profielscholen hun onderwijsprogramma niet meer zouden kunnen aanbieden. Daartoe is een bepaling in het wetsvoorstel opgenomen waarin is vastgelegd dat de vrijwillige ouderbijdrage ook gevraagd mag worden voor langdurige extra-curriculaire activiteiten en dat een code door een verband van scholen kan worden opgesteld om te voorkomen dat profielscholen door verminderde ouderbijdragen hun onderwijsprogramma niet meer zouden kunnen financieren. Daarbij is, zoals eerder gezegd, geen wettelijke bepaling opgenomen voor het onderscheid tussen ouders die niet willen en die niet kunnen betalen. De eerste reden hiervoor is dat zo’n bepaling haaks staat op het basisprincipe dat het funderend onderwijs gratis en voor ieder kind toegankelijk moet zijn. Ten tweede is het uitgangspunt van deze initiatiefwet dat leerlingen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen, niet mogen worden uitgesloten van extra-activiteiten of programma’s van de school. Als wel een dergelijk onderscheid zou worden gemaakt, zou dit alsnog uitsluiting van leerlingen betekenen. De vrijwillige ouderbijdrage is dus écht vrijwillig is. Bovendien vind ik het onwenselijk dat ouders gedwongen worden inzage te geven in hun financiële situatie aan scholen en scholen een oordeel moeten vormen over de financiële draagkracht van ouders. Tot slot biedt de wet geen grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens.

18

De leden van de CDA-fractie vragen verder of in de brochure, waar de Minister in zijn brief naar verwijst, duidelijk wordt gemaakt onder welke voorwaarden profielscholen een uitzondering krijgen waarmee zij onderscheid kunnen maken tussen ouders die niet kunnen en niet willen betalen.

Er is geen wettelijke grondslag om een onderscheid te maken tussen ouders die niet willen en niet kunnen betalen. In de brochure staat vermeld dat ouders die de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen daarvoor geen reden hoeven te geven of de school inzicht moeten geven in hun financiën. Ook staat vermeld dat scholen binnen een verband van scholen een regeling kunnen treffen hoe ze willen omgaan met eventuele tekorten indien niet alle ouders de vrijwillige bijdrage betalen. Belangrijk is dat door die code het doel van de wet wordt gerealiseerd, namelijk dat alle leerlingen kunnen deelnemen aan activiteiten en programma’s van de school, ongeacht of sprake is van een financiële bijdrage van de ouders.

19

Kan de Minister die voorwaarden voor de uitzondering voor het maken van dat onderscheid alsnog meenemen in de brochure?

Omdat er geen wettelijke grondslag is voor het onderscheid tussen ouders die de vrijwillige ouderbijdrage niet willen en niet kunnen betalen, zijn voorwaarden voor het maken van dat onderscheid niet aan de orde.

20

In de brief van de Minister lezen voornoemde leden dat de Minister aangeeft dat er in het amendement staat dat er nadere voorwaarden bij ministeriële regeling kunnen worden gesteld aan de code die door scholen kunnen worden opgesteld voor leerlingen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen, maar dat de Minister daar nu de noodzaak niet voor ziet. Kan de Minister aangeven wanneer hij de noodzaak daartoe wel ziet, is dat bij de evaluatie van de wet over drie jaren of ook eerder als bijvoorbeeld tussentijds uit de driejaarlijkse schoolkostenmonitor blijkt er dat problemen ontstaan op dit punt voor profielscholen of als blijkt dat de code niet toereikend is? Gaarne ontvangen zij een nadere toelichting.

Ik heb in de brief in reactie op het Profielenberaad opgemerkt er op te vertrouwen dat scholen na inwerkingtreding van de wet vrijwillige ouderbijdrage per 1 augustus 2021 zullen handelen volgens de wet. Ik zal de ontwikkelingen volgen, waaronder signalen van de Inspectie. Een vraagstuk als het maken van een onderscheid tussen ouders die niet willen en die niet kunnen betalen kan op basis van de huidige wet worden beantwoord. Dat mag volgens de wet niet. De Inspectie kan hier op handhaven en een herstelopdracht geven. Als er fundamentele vraagstukken ontstaan rond de vrijwillige ouderbijdrage, die niet kunnen worden beantwoord op basis van de huidige wettekst, dan kan dat aanleiding zijn om de ministeriële regeling uit te werken. Bijvoorbeeld omdat dit nodig is voor handhaving door de Inspectie.

21

Deze leden vragen of de Minister meer informatie kan geven over de code zoals hij het noemt of het verband van scholen zoals het in het amendement wordt genoemd.

Het begrip «een verband van scholen» betreft scholen die dezelfde activiteiten aanbieden en is niet nader gespecificeerd. (Profiel)scholen kunnen zelf regelen hoe ze willen omgaan met een mogelijk tekort aan inkomsten als ouders de vrijwillige ouderbijdrage voor extra activiteiten niet betalen. Dit kan binnen de school worden geregeld of binnen een verband van scholen die dezelfde extra activiteiten aanbieden. Scholen hebben ook vrijheid in de vormgeving van hun code. Uitgangspunt is dat het wetsvoorstel, namelijk dat alle leerlingen kunnen deelnemen aan langdurige extra-curriculaire activiteiten, wordt gerealiseerd.

22

Zijn inmiddels alle profielscholen bij deze code aangesloten?

Er is niet sprake van één code. Scholen kunnen zelf de keuze maken of zij zich willen aansluiten bij een verband van scholen en of er binnen dat verband een code wordt opgesteld. Er kan dus sprake zijn van meerdere codes. Ik denk dat profielscholen zich nog moeten voorbereiden op de initiatiefwet die per 1 augustus 2021 in werking treedt. Het is mij niet bekend of bij alle verbanden van profielscholen al een code is opgesteld voor de aan het verband gelieerde profielscholen.

23

Is er een bindende regeling met sancties afgesloten zoals in het amendement staat vermeld? Gaarne ontvangen zij een nadere toelichting.

Zoals ook in het antwoord op vraag 21 geformuleerd, hebben scholen vrijheid in de vormgeving van de code, als het doel van het wetsvoorstel, namelijk dat alle leerlingen kunnen deelnemen aan langdurige extra-curriculaire activiteiten, maar wordt gerealiseerd.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

24

Deze leden vragen de Minister of scholen een heldere definitie hanteren van de groep leerlingen c.q. ouders/verzorgers die in aanmerking komen voor kwijtschelding dan wel een tegemoetkoming om hen in staat te stellen deel te nemen aan dergelijke extra onderwijsactiviteiten.

Zoals ook in het antwoord op vraag 3 vermeld, blijkt uit de Schoolkostenmonitor 2018/2019 dat in de praktijk kortingen of vrijstellingen bij de vrijwillige ouderbijdrage nauwelijks voorkomen. In de wet die per 1 augustus 2021 ingaat, is het niet meer aan de orde welke ouders in aanmerking komen voor kwijtschelding dan wel een tegemoetkoming. Ouders hoeven zich niet te verantwoorden voor het niet betalen van hun bijdrage en hoeven geen inzicht te geven in hun financiën.

25

Voorts vragen deze leden de Minister de code van het landelijk netwerk van TTO7-scholen te beoordelen of deze past binnen de voorwaarde van de wet.

De code van het landelijk netwerk van TTO-scholen regelt een onderscheid tussen ouders die niet willen en die niet kunnen betalen. Dit past niet binnen de voorwaarden van de wet.

26

Zo niet, vragen deze leden op welke wijze de TTO-scholen wel zouden kunnen voldoen.

De regeling voldoet als gegarandeerd is dat leerlingen van wie de ouders de vrijwillige bijdrage niet betalen aan alle activiteiten en programma’s van de school mee kunnen doen. Hierbij mag er geen onderscheid worden gemaakt tussen ouders die de bijdrage niet willen of niet kunnen betalen.

Inbreng van de leden van de GroenLinks- en SP-fractie

27

Wat zou volgens de Minister het gevolg zijn van het in kaart brengen van het onderscheid tussen willen en kunnen, ook volgens de AVG8-richtlijnen?

De wet biedt geen grondslag om persoonsgegevens te verwerken. Zelfs als die grondslag er zou zijn, vind ik het in kaart brengen van het onderscheid tussen willen en kunnen betalen niet proportioneel, onwenselijk en moeilijk uitvoerbaar. Scholen moeten zich dan gaan verdiepen in de financiële situatie van ouders, waarbij ouders inzicht moeten geven in hun gehele financiële situatie, zoals het salaris, vaste lasten en mogelijke schulden. Dit is een grote inbreuk op privacy van ouders en een aanzienlijke toename van de administratieve lasten voor scholen. Scholen moeten een optelsom maken van inkomsten en uitgaven van ouders en daar een oordeel over vellen. Ik wens dat scholen niet toe.

28

Kan het bevoegd gezag dit bepalen en bij wie ligt dan de bewijslast? Op basis waarvan zou dan bepaald moeten worden of er sprake is van niet willen betalen?

Er is op basis van de initiatiefwet geen wettelijke grondslag voor het bevoegd gezag om te bepalen of ouders de vrijwillige ouderbijdrage kunnen en daarmee moeten betalen. Ouders mogen weigeren de vrijwillige ouderbijdrage te voldoen, en hoeven hiervoor geen verantwoording af te leggen.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

29

Deze leden willen meer actie tegen armoede onder kinderen en bijvoorbeeld een maximum stellen aan de – te vaak alleen in naam vrijwillige – ouderbijdrage. Hoe denkt de Minister daarover?

Ik ben geen voorstander van een maximumbedrag voor de vrijwillige ouderbijdrage, omdat dit tot een norm kan leiden. In het onderzoek van Regioplan in 2018 naar scenario’s rond de vrijwillige ouderbijdrage spraken meerdere stakeholders hier hun zorg over uit. Het kan een voor een opwaartse druk op de hoogte van de vrijwillige ouderbijdrage zorgen doordat het maximumbedrag dan als richtlijn voor de hoogte van de ouderbijdrage wordt beschouwd. Ik wil scholen vrij laten in de bepaling van de hoogte van de vrijwillige ouderbijdrage, zolang deze expliciet vrijwillig is. Met dit wetsvoorstel wordt de vrijwillige ouderbijdrage echt vrijwillig.

30

Deze leden willen dat gemeenten en scholen meer geld geven voor armoedebestrijding onder kinderen en samen met gemeenten, scholen, consultatiebureaus en maatschappelijke partijen lokale initiatieven steunen zoals Stichting Leergeld, het Jeugdsport- en cultuurfonds, Stichting Jarige Job en tal van andere lokale initiatieven om de strijd met kinderarmoede aan te binden. Hoe denkt de Minister hierover?

Scholen kunnen een belangrijke rol vervullen bij het signaleren van armoede onder kinderen en gezinnen. Daarom is in opdracht van de Gelijke Kansen Alliantie (Ministerie van OCW) en het Ministerie van SZW en in samenwerking met scholen een handreiking geschreven met praktische handvatten om de gevolgen van armoede op de ontwikkeling van kinderen aan te pakken. Dit biedt de scholen in het primair en voortgezet onderwijs ondersteuning in het omgaan met de dagelijkse situatie van armoede. Voor de implementatie van de handreiking heeft het Jeugdeducatiefonds opdracht gekregen om de handreiking op 15 scholen uit te voeren. Deze scholen implementeren met ondersteuning van het Jeugdeducatiefonds de handreiking op hun school. De inzichten en ervaringen die het project met de 15 scholen opdoen, worden lokaal en landelijk gedeeld.

31

Als de extra onderwijsactiviteiten echt een meerwaarde betekenen voor de kwaliteit van onderwijs, dan zouden deze toegankelijk moeten zijn voor alle kinderen. Kan de Minister hierop reageren?

Ja, daar ben ik het mee eens. Scholen ontvangen bekostiging van het Rijk om goed onderwijs te bieden aan al hun leerlingen. Dat is hun opdracht. Met de initiatiefwet hebben scholen de verantwoordelijkheid om alle extra onderwijsactiviteiten die zij organiseren toegankelijk te maken voor alle kinderen, ook de kinderen van wie de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen.

32

Wil de Minister in zijn brochure de scholen erop wijzen dat het maken van een onderscheid tussen ouders die niet willen en niet kunnen betalen beslist niet de bedoeling is?

In de brochure staat vermeld dat ouders de vrijwillige ouderbijdrage mogen weigeren te betalen en daarbij geen reden hoeven te geven of inzicht in hun financiële situatie.

33

De Minister benoemt dat hij er vooralsnog op vertrouwt dat scholen zullen handelen in lijn met de intenties van de wet. Waarop baseert de Minister zijn vertrouwen? Kan hij zich voorstellen dat het Profielenberaad nog volhardt in zijn onderscheid tussen ouders die het niet kunnen betalen en ouders die het niet willen betalen?

Dat is gebaseerd op mijn vertrouwen dat scholen in de lijn van de wet handelen en niet willen dat kinderen de dupe worden. Nu, onder meer met deze beantwoording op de Kamervragen, duidelijk wordt dat het Profielenberaad dit onderscheid niet mag maken, vertrouw ik er op dat scholen geen onderscheid zullen maken tussen niet willen en niet kunnen betalen. Als het vertrouwen onterecht blijkt, kan er door de Inspectie worden gehandhaafd.


X Noot
1

Kamerstuk 35 063, nr. 9.

X Noot
2

Kamerstuk 35 063.

X Noot
3

Kamerstuk 35 063, nr. 9.

X Noot
4

TTO: TweeTalig Onderwijs.

X Noot
5

AVG: Algemene verordening gegevensbescherming.

X Noot
6

Kamerstuk 35 063, nr. 9.

X Noot
7

TTO: TweeTalig Onderwijs.

X Noot
8

AVG: Algemene verordening gegevensbescherming.

Naar boven