31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 450 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2019

Op 26 februari 2019 ontvingen wij de Schoolkostenmonitor 2018/2019 van Oberon Onderzoek en Advies/SEO Economisch Onderzoek1. De Schoolkostenmonitor wordt iedere drie jaar uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De vorige editie van het onderzoek had betrekking op het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Het nieuwe onderzoek omvat daarnaast ook het primair onderwijs.

Wij laten de Schoolkostenmonitor uitvoeren om zicht te houden op de kosten die ouders, dan wel studenten in het primair en voortgezet onderwijs en het mbo maken. Wij vinden het van groot belang dat de schoolkosten beperkt blijven, zodat het onderwijs toegankelijk blijft voor iedereen, ongeacht de financiële positie van de ouders of student. De keuze van een school of opleiding dient af te hangen van de interesses en talenten van leerlingen en studenten en niet van de kosten die ermee gemoeid zijn.

In aanvulling op de Schoolkostenmonitor 2018/2019 is door SEO Economisch Onderzoek het onderzoek Kosten voor tweetalig onderwijs in het vo verricht. Via deze brief bieden wij u beide onderzoeken aan. We gaan daarbij eerst in op de algemene bevindingen van conclusies van de onderzoeken, en geven daarna onze reactie daarop.

Algemene bevindingen en conclusies

De financiële positie van ouders mag geen invloed hebben op het onderwijs dat hun kinderen kunnen volgen. Het mag niet zo zijn dat ouders zich verplicht voelen om de vrijwillige ouderbijdrage te betalen. Leerlingen en studenten moeten daarnaast altijd mee kunnen doen met de activiteiten en programma’s die een school aanbiedt.

In het onderzoek voor de Schoolkostenmonitor zijn zowel de scholen als de ouders/studenten bevraagd over de schoolkosten. Dit zijn alle kosten die ouders maken voor hun kinderen op school, inclusief de vrijwillige ouderbijdrage. Uit de rapportage blijkt dat ouders vaak (aanzienlijk) hogere kosten rapporteren voor onderwijsbenodigdheden dan scholen. Op basis van het onderzoek kan niet worden vastgesteld waardoor het verschil wordt veroorzaakt.

Hieronder lichten we de bevindingen en conclusies per sector verder toe.

Primair onderwijs

Totale schoolkosten

Ouders van leerlingen in het primair onderwijs zeggen voor het schooljaar 2018/2019 gemiddeld € 122 aan schoolkosten te hebben uitgegeven. Circa twee derde van de ouders zegt minder dan € 100 te hebben besteed. Scholen rapporteren gemiddeld € 73 aan schoolkosten. Ouders en scholen geven vergelijkbare bedragen op voor de vrijwillige ouderbijdrage en excursies en reisjes. Verschillen zijn vooral te vinden bij de kosten van leermiddelen en materialen en ICT-middelen.

Vrijwillige ouderbijdrage

De meest voorkomende kostenpost in het primair onderwijs is de vrijwillige ouderbijdrage; 90 procent van de ouders geeft aan een verzoek van de school tot het betalen hiervan te ontvangen. Ouders zeggen gemiddeld € 57 per jaar te betalen. Dit bedrag is vergelijkbaar met de opgave die scholen doen.

Of de vrijwillige bijdrage toe- of afneemt is niet vast te stellen op basis van de enquête die voor de schoolkostenmonitor is afgenomen, omdat het primair onderwijs voor het eerst in de schoolkostenmonitor is meegenomen. Om toch iets te kunnen zeggen over de ontwikkeling is ook de informatie uit 113 schoolgidsen onderzocht. De resultaten van dit onderzoek kunnen naast de resultaten van eerdere, vergelijkbare onderzoeken van de Inspectie van het Onderwijs worden gelegd. Dan blijkt dat het aantal scholen dat een lage bijdrage vraagt (maximaal € 11), is toegenomen tot één op de vijf. Daar staat tegenover dat 2 procent van de scholen hoge bijdragen vraagt, van meer dan € 227. Het gemiddelde bedrag blijkt nauwelijks veranderd ten opzichte van 2014.

De kosten van uitstapjes of excursies vallen soms onder de vrijwillige ouderbijdrage, maar iets meer dan de helft van de ouders betaalt hiervoor ook een aparte bijdrage. Gemiddeld over alle ouders gaat het om € 20. De ouders die aangeven kosten te maken geven bedragen op uiteenlopend van € 10 tot € 16 in groep 1 tot en met 6 en van € 23 tot € 53 in groep 7 en 8.

Extra ondersteuning/schaduwonderwijs

Voor extra ondersteuning, bijvoorbeeld bij hoogbegaafdheid of dyslexie, betaalt 3 procent van de ouders. De bedragen variëren van € 5 tot € 5.000, wat een gemiddelde oplevert van € 15 volgens de ouders. Slechts 3 procent van de ouders geeft geld uit aan bijles- of toetstraining. Zij geven bedragen op die uiteenlopen van € 5 tot € 2.550

ICT-middelen

De aanschaf van ICT-middelen door ouders komt in het primair onderwijs weinig voor. Slechts 6 procent van de ouders geeft aan hiervoor kosten te maken. Bijzonder is dat 95 procent van de ouders aangeeft dat ICT-middelen niet verplicht worden gesteld door de school, terwijl 20 procent van de scholen aangeeft wél aan ouders te vragen zelf ICT-middelen aan te schaffen als een tablet, koptelefoon of muis.

Betalingsgedrag en informatievoorziening

Uit de Schoolkostenmonitor blijkt dat circa twee derde van de ouders zich verplicht voelt om de vrijwillige ouderbijdrage te betalen. Daarnaast geeft bijna 40 procent van de ouders aan niet geïnformeerd te zijn over het vrijwillige karakter. Van de ouders geeft 12 procent aan dat leerlingen worden uitgesloten van activiteiten omdat de vrijwillige ouderbijdrage niet is betaald. Daarnaast geeft 3 procent van de ouders aan dat de hoogte van de kosten van invloed is geweest op de schoolkeuze. Dit zijn zorgelijke signalen. In het vervolg van deze brief reageren wij hierop.

Voortgezet onderwijs

Totale schoolkosten

Uit de Schoolkostenmonitor blijkt dat de totale schoolkosten opgegeven door ouders in de afgelopen drie jaar voor alle onderwijsniveaus in het voortgezet onderwijs licht zijn gestegen. In voorgaande onderzoeken was hier nog sprake van een licht dalende trend. Daarnaast blijkt, in lijn met voorgaande onderzoeken, dat ouders met kinderen op het havo of het vwo gemiddeld meer kosten maken dan ouders met kinderen op het vmbo. Volgens de opgave van de ouders bedragen de gemiddelde totale schoolkosten die zij maken voor vmbo € 456, voor havo € 550 en voor vwo € 578.

Vrijwillige ouderbijdrage

Net als in het primair onderwijs, is de vrijwillige ouderbijdrage de meest voorkomende kostenpost voor ouders van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Bijna 90 procent van de ouders heeft hiervoor kosten gemaakt. De vrijwillige ouderbijdrage is, volgens ouders, voor alle drie de onderwijsniveaus significant gestegen ten opzichte van de vorige meting. Voor vmbo is de gemiddelde vrijwillige ouderbijdrage € 82, voor havo € 96 en voor vwo € 112. Hogere ouderbijdragen komen ook voor, maar het aandeel scholen met een vrijwillige ouderbijdrage van meer dan € 200 is beperkt. Dit varieert van 5 procent in het vmbo, tot 11 procent in het vwo.

De gemiddelde ouderbijdrage per ouder is gestegen omdat het aandeel ouders dat een ouderbijdrage betaalt is toegenomen, daarmee stijgen dus de gemiddelde kosten per ouder. Voor alle onderwijsniveaus was dit in de vorige meting circa 70 procent, in de huidige meting is dat circa 90 procent.

Hoewel de kosten voor reizen en excursies onderdeel kunnen zijn van de vrijwillige ouderbijdrage, brengen veel scholen hier apart kosten voor in rekening. De kosten voor extra schoolactiviteiten zijn volgens ouders significant gestegen voor alle onderwijsniveaus. Dit wordt verklaard door een stijging in het aandeel ouders dat kosten maakt voor extra schoolactiviteiten (circa 75 procent in de huidige meting ten opzichte van circa 60 procent in de vorige meting). Ouders in het vmbo geven aan hier gemiddeld € 176 aan te besteden, ouders in het havo € 191 en ouders in het vwo € 216.

ICT-middelen

Een andere post waar veel ouders kosten voor maken zijn ICT-benodigdheden, waaronder laptops en tablets. Het aandeel ouders dat in het schooljaar 2018–2019 aangeeft kosten te hebben gemaakt voor ICT ligt rond 60 procent, waarbij er kleine verschillen zijn tussen de onderwijsniveaus. Op het havo en het vwo is dit 65 procent, op het vmbo is dit 58 procent. De gemiddelde kosten voor ICT volgens ouders, vallen voor het havo (€ 162) iets hoger uit dan voor het vwo (€ 155) en nog iets hoger dan voor het vmbo (€ 134). In vergelijking met de vorige meting zijn de kosten voor ICT volgens ouders in het voortgezet onderwijs gestegen. Dit heeft enerzijds te maken met het feit dat er hogere bedragen voor ICT zijn opgegeven door ouders en anderzijds dat meer ouders kosten maken voor ICT als onderdeel van de digitalisering van het onderwijs; van 40 procent in de vorige meting naar 60 procent in de huidige meting.

Extra onderwijsprogramma’s

Een deel van de ouders van leerlingen in het voortgezet onderwijs maakt kosten voor extra onderwijsprogramma’s. Voorbeelden hiervan zijn tweetalig onderwijs, Topsport Talentscholen en Technasium. Parallel aan de schoolkostenmonitor is een onderzoek uitgevoerd naar de hoogte van schoolkosten voor tweetalig onderwijs in het voortgezet onderwijs2. De gemiddelde kosten voor tweetalig onderwijs zijn volgens scholen € 238 in het vmbo, € 368 in het havo en € 388 in het vwo. Scholen geven aan deze bijdragen vooral te gebruiken voor het bekostigen van studiereizen, professionalisering van docenten en lesmateriaal.

Betalingsgedrag en informatievoorziening

Ongeveer negen op de tien ouders geven aan geïnformeerd te zijn over de hoogte van de vrijwillige ouderbijdrage, acht op de tien zijn geïnformeerd over de besteding van de vrijwillige ouderbijdrage. Hierin is nauwelijks verschil te zien tussen verschillende onderwijsniveaus binnen het voortgezet onderwijs. De meerderheid van de ouders ervaart de vrijwillige ouderbijdrage niet als vrijwillig terwijl scholen wel verplicht zijn hierover te informeren.

Ook ten aanzien van ICT-benodigdheden ervaren ouders druk om kosten te maken. Zo vraagt 72 procent van de scholen ouders om zelf ICT-middelen, meestal een laptop of tablet, aan te schaffen. Daarnaast geeft ongeveer de helft van de ouders aan dat de aanschaf van bepaalde ICT-benodigdheden verplicht wordt gesteld door de school.

De kosten van excursies en schoolreizen kunnen voor ouders ook flink oplopen. Ruim drie kwart (78 procent) biedt een kosteloos alternatief als leerlingen niet kunnen of willen deelnemen aan reizen en excursies. Op de meeste scholen is dit alternatief een aangepast programma of een aangepaste activiteit op school. Gemiddeld gaat 7 procent van de leerlingen niet mee op excursies of reizen vanwege de kosten hiervan. Dit vinden we onacceptabel.

De consequenties voor het niet betalen van de ouderbijdrage voor tweetalig onderwijs verschillen tussen scholen. Een derde van alle scholen die tweetalig onderwijs aanbiedt, geeft aan dat de leerling wordt uitgesloten van deelname wanneer ouders de bijdrage niet betalen. De meerderheid van de scholen (70 procent) die tweetalig onderwijs aanbiedt, geeft aan een voorziening te hebben voor ouders die de kosten hiervoor niet kunnen betalen. Echter geeft 73 procent van de ouders aan niet te weten dat de school een dergelijke voorziening heeft. Daarnaast ervaart 77 procent van de ouders de bijdrage voor tweetalig onderwijs als verplicht.

Middelbaar beroepsonderwijs

Totale schoolkosten

Ouders/studenten in het mbo geven aan voor het schooljaar 2018/2019 tussen € 490 en € 901 uit te geven aan schoolkosten. Scholen schatten de kosten veel lager in, tussen € 325 en € 421. Ten opzichte van de meting in 2015–2016 wordt alleen voor bol-opleidingen op niveau 1 en 2 een daling gevonden, maar deze is niet statistisch significant. Voor bol-opleidingen niveau 3 en 4 en bbl-opleidingen op alle niveaus blijkt uit de opgaven van ouders dat er een stijging is ten opzichte van de meting in 2015/2016. De kosten voor de bbl-opleidingen blijven wel onder het niveau dat ze in 2009–2010 hadden. Het volgen van een bol-opleiding gaat gepaard met meer bijkomende kosten dan het volgen van een bbl-opleiding, omdat bbl-studenten vaak gebruik kunnen maken van de voorzieningen van hun werkgever.

ICT-benodigdheden

Na uitsplitsing van de totale kosten in de vrijwillige ouder/studentbijdrage, studieboeken, bijdragen aan gereedschappen en materialen, bijdragen voor ICT-benodigdheden en bijdragen voor extra activiteiten en reisjes, blijken de genoemde stijgingen vooral toe te schrijven aan hogere kosten van ICT-benodigdheden. De ouders geven ook hier aanzienlijk hogere bedragen op dan de instellingen. De bedragen variëren van gemiddeld € 295 bij de technische bbl-opleidingen tot € 599 euro in de technische bol-opleidingen. In de technische bol-opleidingen geeft bovendien bijna de helft van de studenten aan meer dan € 500 uit te geven aan ICT. De kosten die instellingen rapporteren komen maximaal op € 51 uit, voor bol niveau 3 en 4.

Gereedschappen, materialen en boeken

Tegenover de stijging van de kosten van ICT-benodigdheden staat volgens de opgaven van de ouders een daling van de gemiddelde kosten voor gereedschappen en materialen, alhoewel de dalingen niet altijd significant zijn. In de bol-opleidingen Economie en Zorg en Welzijn is dat wel het geval, en zijn er dalingen van respectievelijk € 154 naar € 79 en € 197 naar € 95. In de technische bbl-opleidingen is een significante stijging gemeten van € 82 naar € 91. Als we naar de spreiding van de kosten kijken, dan blijken de kosten voor gereedschappen voor een ruime meerderheid van de studenten redelijk beperkt te blijven: minder dan € 50. De hoogste kosten worden gemaakt in de sector Techniek, waar bijna 30 procent van de studenten meer dan € 100 betaalt. De gemiddelde kosten voor boeken zijn niet noemenswaardig gedaald of gestegen

Vrijwillige ouder/studentbijdrage

Vrijwillige ouder/studentbijdragen zijn in het mbo minder gebruikelijk dan in het po en vo. In het mbo vraagt 22 procent van de instellingen een vrijwillige bijdrage, tegenover 96 procent in het vo. Bij de bol-opleidingen wordt gemiddeld iets meer dan € 30 betaald, in de bbl minder dan € 10. Ruim 70 procent van alle mbo-studenten betaalt geen vrijwillige bijdrage. De vrijwillige bijdragen zijn qua hoogte niet beduidend veranderd ten opzichte van eerdere metingen.

Extra activiteiten

De bijdragen voor extra activiteiten als reisjes en excursies zijn gestegen in de bol en gelijk gebleven in de bbl. Gemiddeld 11 procent van de studenten neemt niet deel aan extra activiteiten vanwege de kosten.

Betalingsgedrag en informatievoorziening

Hoewel 97 procent van de instellingen aangeeft de ouders te informeren over de hoogte van de schoolkosten, zegt ongeveer een kwart van de ouders hierover niet geïnformeerd te zijn. 60 procent van de ouders/studenten van bol-opleidingen geeft aan de kosten van opleidingen hoog te vinden. Bij ouders/studenten van bbl-opleidingen ligt dit op 35 procent.

Ondanks de kostenstijging die ouders rapporteren (met uitzondering van bol 1 en 2), is het percentage ouders/studenten dat aangeeft dat de schoolkosten van invloed zijn geweest op de opleidingskeuze, gedaald: bij de meting in 2015/2016 ging het om een kwart van het aantal respondenten, nu om een achtste. Dit neemt niet weg dat rond de 60 procent van de ouders/studenten een bol-opleiding duur vindt. Dit is duidelijk meer dan in het vo (40 procent).

Reactie op de bevindingen in de Schoolkostenmonitor

Het is niet acceptabel dat een ruime meerderheid van de ouders zich verplicht voelt om de vrijwillige bijdrage te betalen. De vrijwillige ouderbijdrage moet altijd expliciet vrijwillig zijn. Uit de praktijk blijkt dat ouders dit lang niet altijd zo ervaren. Ouders moeten hierover geïnformeerd worden. Daarnaast moet er een cultuur zijn binnen scholen die het ook toelaat dat ouders daadwerkelijk niet betalen.

Wij accepteren niet dat leerlingen worden uitgesloten van activiteiten, excursies, reizen of extra programma’s die een school aanbiedt. Uit de schoolkostenmonitor blijkt dat er nog steeds scholen zijn die leerlingen uitsluiten van activiteiten, excursies of reizen. Het past niet bij onze samenleving dat kinderen niet mogen meedoen met de rest van de groep omdat hun ouders niet willen of kunnen betalen.

Het bemoedigt ons dat zowel de PO-Raad als de VO-raad hebben aangegeven actie te zullen ondernemen. Ze hebben daarvoor twee uitgangspunten geformuleerd. Beide sectorraden gaan in hun gedragscode voor goed onderwijsbestuur opnemen dat schoolbesturen, conform de wettelijke verplichting, duidelijk naar ouders communiceren over de expliciet vrijwillige aard van de vrijwillige ouderbijdrage. De Inspectie van het Onderwijs ziet hier bij hun toezicht ook op toe. Daarnaast nemen ze in de gedragscode op dat het niet betalen van de vrijwillige ouderbijdrage geen reden mag zijn voor uitsluiting van activiteiten die door onder verantwoordelijkheid van een school worden georganiseerd. Wij kijken uit naar de uitwerking van de gedragscode en welke handvatten dit biedt voor ouders.

De VO-raad maakt daarbij nog wel twee uitzonderingen die ze in bijgevoegde brief3 hebben toegelicht: ten aanzien van extra onderwijsprogramma’s en ten aanzien van laptops en tablets. We vinden dit niet ver genoeg gaan. Veel scholen in het voortgezet onderwijs vragen een verplichte bijdrage voor extra onderwijsprogramma’s, zoals tweetalig onderwijs of Technasium. Uit het onderzoek naar de kosten van tweetalig onderwijs in het voortgezet onderwijs blijkt dat een derde van deze scholen leerlingen uitsluit als ouders de gevraagde bijdrage niet betalen. Dit leidt tot tweedeling in het onderwijs en dat vinden we onacceptabel. Daarom gaan we regelen dat leerlingen nooit mogen worden uitgesloten van onderwijs vanwege het niet betalen van een bijdrage. Scholen mogen dus nog steeds een vrijwillige bijdrage vragen om extra activiteiten en programma’s te organiseren, maar het niet betalen van deze bijdrage mag nooit leiden tot uitsluiting. Verrijkende programma’s en maatwerk mogen niet alleen beschikbaar zijn voor degenen die daar extra voor kunnen betalen.

Een andere belangrijke kostenpost voor ouders in het voortgezet onderwijs is de aanschaf van een laptop of tablet voor hun kind. Hoewel volledig digitaal werken geen doel op zich is, moet ieder kind de kansen die digitale leermiddelen bieden kunnen benutten. Werken op papier is daarbij geen volwaardig alternatief van een digitale leeromgeving. Op het moment dat het bezit van een laptop of tablet voor het leerproces noodzakelijk is geworden, dienen scholen hierin zelf te voorzien als ouders deze zelf niet kunnen aanschaffen. Ook in het mbo zien we dat de kosten van ICT-middelen toenemen.

Hoewel het om een klein percentage gaat in het geval van het primair en voortgezet onderwijs en het percentage studenten dat zijn opleidingskeuze mede heeft laten bepalen door de schoolkosten is gehalveerd, vinden wij het verder zorgelijk dat sommige ouders aangeven dat de hoogte van de kosten van invloed is geweest op de school- of opleidingskeuze voor hun kind. Wij staan voor de toegankelijkheid van de school. Het funderend onderwijs moet gratis zijn voor elk kind en de bijdragen die een school vraagt mogen geen belemmering vormen bij de schoolkeuze.

Wij vragen scholen dan ook om hier alert op te zijn en hun beleid ten aanzien van de vrijwillige ouderbijdrage en overige schoolkosten, uiteraard via de medezeggenschapsraad of studentenraad, geregeld onder de loep te nemen en in het licht van vrijheid van onderwijs en kansengelijkheid te bezien.

Voor het mbo hebben wij in juli 2018 in samenwerking met de MBO Raad en JOB het Servicedocument schoolkosten vastgesteld. Hierin is verduidelijkt in welke uitrusting de school zelf moet voorzien en welke onderwijsbenodigdheden van de student gevraagd mogen worden. Mbo-instellingen moeten het onderwijs bekostigen uit de rijksbijdrage en het cursus- en lesgeld. Daarnaast mag de school in beperkte mate van studenten vragen te beschikken over zelf aan te schaffen onderwijsbenodigdheden. De oproep aan mbo-instellingen is en blijft om redelijkheid en billijkheid te betrachten bij het vragen van onderwijsbenodigdheden aan studenten. De school moet zelf voorzien in de basisuitrusting die nodig is om een opleiding te kunnen volgen en examen te kunnen doen. De kosten van onderwijsbenodigdheden mogen geen reden zijn om van een opleiding af te zien.

Het servicedocument is nog niet lang genoeg van kracht om al een duidelijk effect te hebben op de hoogte van de schoolkosten. Dit schooljaar moeten alle instellingen het servicedocument volledig implementeren en verscherpt de Inspectie van het Onderwijs het toezicht op dit onderwerp. Het servicedocument zal in de zomer van 2020 worden geëvalueerd. Een van de doelen van het servicedocument is de schoolkosten omlaag te brengen, opdat deze geen factor vormen bij de keuze van een opleiding.

Dat het aantal studenten in het mbo voor wie de hoogte van de schoolkosten van invloed is geweest op opleidingskeuze is gedaald is positief. Dit is mede toe te schrijven aan twee maatregelen die sinds de meting in 2015/2016 zijn doorgevoerd en die de kosten van een mbo-opleiding voor 16- en 17-jarige studenten hebben beperkt. Allereerst hebben 16- en 17-jarige mbo-studenten per 1 januari 2017 recht gekregen op een studentenreisproduct. Daarnaast is de Tijdelijke regeling voorziening leermiddelen voor 16- en 17-jarige studenten uit minimagezinnen in 2017 geïntroduceerd. Deze regeling maakt het mogelijk studenten die de schoolkosten niet kunnen betalen, tegemoet te komen. Het kabinet heeft zich voorgenomen deze regeling vanaf augustus 2020 te laten opgaan in een structurele voorziening, het mbo-studentenfonds.

Wij hebben er vertrouwen in dat, nu alle mbo-instellingen het Servicedocument schoolkosten hebben geïmplementeerd of dat binnenkort zullen doen en de Inspectie van het Onderwijs haar toezicht verscherpt, ouders en studenten minder vaak geconfronteerd zullen worden met verplichte hoge schoolkosten.

Wij vinden het van belang dat elke jongere de opleiding kan volgen die bij hem of haar past. Bovendien zijn we blij met de afspraken die de PO-Raad heeft gemaakt met zijn achterban. Deze zullen de tweedeling in de klas en uitsluiting van kinderen sterk doen afnemen. Wij hopen dat ook het voortgezet onderwijs dankzij ons voornemen om geen verplichte ouderbijdrage meer toe te staan, toegankelijk blijft voor alle kinderen, ongeacht de financiële situatie van hun ouders. Een inclusieve samenleving begint bij inclusief onderwijs; daar zetten wij ons dan ook vandaag, morgen en in de verdere toekomst voor in.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven