33 997 Vliegramp MH17

Nr. 17 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 2 september 2014

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 15 augustus 2014 inzake het verslag Buitengewone Raad Buitenlandse Zaken van 15 augustus 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1407), de brief van 6 augustus 2014 inzake de repatriëringsmissie MH17 (Kamerstuk 33 997, nr. 9) en over de brief van 14 augustus 2014 inzake de stand van Zaken vliegramp MH17 (Kamerstuk 33 997, nr. 10).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 29 augustus 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

MH-17 en Oekraïne/Rusland

1

  • a. Is het inderdaad zo dat, zoals de separatisten in de media stellen, alle lichamen op de crashsite inmiddels geborgen zijn?

Antwoord van het kabinet:

Het is op dit moment nog niet bekend of alle lichamen zijn geborgen. Het kabinet stelt daarom alles in het werk om zo snel mogelijk terug te keren naar het rampgebied.

  • b. In uw brief geeft u aan: «Er bestaat een kleine kans (...) dat alle slachtoffers uiteindelijk kunnen worden geïdentificeerd». In hoeverre verkleint de opschorting van de missie deze kansen?

Antwoord van het kabinet:

De missie is opgeschort vanwege de veiligheidssituatie in het rampgebied. Aanwezigheid op de rampplek kan de kans op het vinden van stoffelijke resten vergroten. De kans op het vinden van stoffelijke overschotten en de identificatie hiervan wordt met de tijd kleiner. Niettemin blijft het nuttig om verder onderzoek uit te voeren wanneer de veiligheidssituatie dit voor langere tijd mogelijk maakt.

  • c. Heeft iemand reeds de plekken waar grote wrakstukken (zoals de romp en de cockpit) zijn neergekomen grondig doorzocht op de aanwezigheid van (verkoolde) slachtoffers? Zo nee, waarom is dat niet gebeurd?

Antwoord van het kabinet:

De lokale bevolking heeft een rol gespeeld bij de berging van de slachtoffers en hun persoonlijke bezittingen. De missiepartners hebben op basis van een eerste scan de nadruk gelegd op zes plaatsen in het rampgebied: daar waar de kansen stoffelijke overschotten en persoonlijke bezittingen te vinden het grootst werden geacht, waar de veiligheidssituatie het zoeken toeliet en waar toegang kon worden verkregen. De politie wil bij een veilige situatie nog een keer terugkeren om gericht te zoeken om uit te sluiten dat stoffelijke overschotten achterblijven.

  • d. In welke mate is door de lokale bevolking reeds gebruik gemaakt van de mogelijkheden informatie over stoffelijke overschotten en persoonlijke bezittingen te geven? Kunnen deze mogelijkheden ook gebruikt worden voor het delen van informatie die relevant is voor het onderzoek naar de toedracht van de ramp? Zo nee, waarom niet?

Antwoord van het kabinet:

De bevolking is opgeroepen vondsten te melden maar zoals onlangs ook in de stand van zaken brief gemeld is, heeft de interim- missie nog geen meldingen van stoffelijke resten of persoonlijke eigendommen ontvangen. De eventuele mogelijkheden en informatie die hieruit voortkomen zijn ook beschikbaar voor het onderzoek naar de toedracht. Zie ook de stand van zaken brief van 27 augustus jl. (Kamerstuk 33 997, nr. 16).

  • e. Heeft de interactie van de interim-missie met de lokale bevolking geleid tot concrete aanwijzingen?

Antwoord van het kabinet:

Ja. Er zijn aanwijzingen verkregen over plaatsen waar vooral persoonlijke bezittingen te vinden zouden zijn. Door opschorting van de missie in verband met de veiligheidssituatie kon (nog) niet op alle plekken worden gezocht.

  • f. Wordt het werk van de interim-missie voortgezet? Zo ja, wat is de stand van zaken?

Antwoord van het kabinet:

De interim- missie continueert haar inspanningen in Oekraïne in de samenstelling zoals die in de stand van zaken brief van 14 augustus jl. is uiteengezet (Kamerstuk 33 997, nr. 10).

De bevolking in het gebied wordt nog steeds actief benaderd. Via pers en het netwerk van de ambassade zijn telefoonnummers bekend gesteld. De bevolking kan daarvan gebruik maken om melding te maken van de vondst van stoffelijke overschotten en persoonlijke bezittingen. Op 13 augustus jl. is hierover een bericht gepubliceerd door Oekraïense media en ANP.

De missie legt eveneens contacten met lokale autoriteiten in (de nabijheid van) het rampgebied, zoals gemeentehuizen, ziekenhuizen, politiebureaus en maatschappelijke instellingen die nog aanwezig zijn. Via hun netwerken kunnen zij de bevolking in het rampgebied oproepen vondsten via de telefonische meldpunten door te geven. Via de telefonische meldpunten zijn op het moment van verzending van deze antwoorden, geen meldingen binnengekomen. Daarbij speelt mee dat de veiligheidssituatie in het rampgebied onverminderd slecht is. Dit maakt dat de bevolking, voor zover nog aanwezig in het gebied, andere zorgen heeft.

  • g. Hoe snel kan de repatriëringsmissie weer worden opgestart?

Antwoord van het kabinet:

Nederland is in staat om snel de missie te hervatten zodra de veiligheidssituatie dat toelaat. Samen met de missiepartners is hiertoe een plan opgesteld.

  • h. Welke diplomatieke acties lopen op dit moment om wederom toegang tot de rampplek te verkrijgen? Heeft Oekraïne afspraken over medewerking geschaad? Wat verwacht u concreet op dit moment van Oekraïne en Rusland?

Antwoord van het kabinet:

Voor het kabinet is en blijft een adequate afwikkeling van de vliegramp – dat wil zeggen, snelle hervatting van de repatriëringsmissie, vooruitgang van het technische en strafrechtelijke onderzoek en berechting van de direct en indirect verantwoordelijken – de hoogste prioriteit. Het kabinet blijft dit streven hoog op de Europese en internationale agenda houden.

Tijdens zijn bezoek aan Kiev op 21 augustus jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken deze prioriteiten nogmaals onderstreept. Oekraïne zegde hierbij toe alle medewerking te blijven verlenen. Tijdens de gesprekken tussen de Ministers van Buitenlandse Zaken van Oekraïne, de Russische Federatie, Frankrijk en Duitsland in Berlijn op 17 augustus jl. hebben alle partijen onderschreven dat een staakt-het-vuren van het grootste belang is. Hierdoor wordt een veiligheidssituatie gecreëerd die ook adequate afzetting van de rampplek mogelijk maakt.

Het kabinet verwacht dat zowel Oekraïne en de Russische Federatie zich houden aan de bepalingen van VN Veiligheidsraad-resolutie 2166. Daarin worden alle partijen opgeroepen tot het in acht nemen van een staakt-het-vuren rondom het rampgebied. In het verlengde daarvan heeft Nederland, net als andere Westerse bondgenoten herhaaldelijk bij Rusland aangedrongen om zijn invloed aan te wenden de separatisten hiertoe te bewegen. Nederland en de EU blijven bij Rusland aandringen op de-escalatie van het conflict in Oost-Oekraïne.

  • i. Staan de belangen van Nederland (bijvoorbeeld toegang tot rampplek, medewerking aan onderzoek) nog steeds op de internationale agenda's, bijvoorbeeld op de agenda van het overleg van de Russische, Oekraïense, Duitse en Franse Ministers van Buitenlandse Zaken?

Antwoord van het kabinet:

Er is binnen de EU veel aandacht voor MH17. Verschillende EU-lidstaten zijn getroffen door deze ramp. Het kabinet verwacht dat de aandacht van de EU mede hierdoor nog langere tijd op de vliegramp gevestigd blijft.

Het kabinet verwijst voorts naar de beantwoording op vraag 1 (h) hiervoor.

2

  • a. Klopt het dat het terrein in eerste dagen is onderzocht door groot aantal bewoners van het rampgebied, door 800 mensen?

Antwoord van het kabinet:

Het is correct dat het terrein in de eerste dagen is onderzocht met een team van ca. 800 vrijwilligers uit de omgeving van het rampgebied.

  • b. Is het eveneens waar dat de leider van deze lokale zoekactie pas op 5 augustus door de Nederlandse autoriteiten is gesproken en dat toen de debriefing heeft plaatsgevonden? Zo ja, op wiens gezag en onder wiens verantwoordelijkheid heeft deze eerste zoekactie plaatsgevonden? Vanwaar deze lange periode tot de debriefing?

Antwoord van het kabinet:

De eerste zoekactie heeft plaatsgevonden op gezag van de State Emergency Service, de nationale rampendienst van Oekraïne. Op 4 augustus jl. werd duidelijk dat het districtshoofd rampenbestrijding (State Emergency Service) van het district Grabova leiding aan de lokale zoekactie had gegeven.

De volgende dag, op 5 augustus, hebben de Nederlandse autoriteiten ter plaatse met dit districtshoofd gesproken. Dit gesprek vond plaats in Rospyne; een plek waar de missiepartners vanwege de veiligheidsomstandigheden niet eerder dan 5 augustus waren geweest.

  • c. Is op 5 augustus 2014 nog informatie naar voren gekomen die in een eerder stadium relevant was geweest?

Antwoord van het kabinet:

Ja, in zoverre dat het districtshoofd inzicht heeft gegeven in de wijze waarop de zoekactie heeft plaatsgevonden. Er is volgens hem gezocht naar stoffelijke resten en – in mindere mate – naar persoonlijke bezittingen. Alle gevonden stoffelijke resten zijn in de trein gelegd die vervolgens is overgedragen.

  • d. Heeft de wijze waarop deze eerste zoekactie heeft plaatsgevonden nog gevolgen voor het strafrechtelijk onderzoek, het bewijsmateriaal of de bruikbaarheid bij latere juridische procedures?

Antwoord van het kabinet:

Vooropgesteld staat dat de lokale zoekactie een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het repatriëren van de lichamen en de bezittingen. Er moet, gelet op de lokale omstandigheden, echter vanuit worden gegaan dat deze zoekactie niet heeft plaatsgevonden volgens de standaarden die gebruikelijk zijn in Nederland. Op lichamen en bezittingen vindt forensisch onderzoek in Nederland plaats. Dit onderzoek is nog in volle gang.

  • e. Werpt de kennis van een systematische zoekactie van 800 mensen in de dagen na de vliegramp in uw ogen een ander licht op de afwezigheid van Nederlandse en internationale onderzoekers op de grond op dat moment, zeker omdat nu blijkt dat de zoekactie werd geleid door het districtshoofd rampenbestrijding van Grabova.

Antwoord van het kabinet:

Het is de inschatting van de bij het onderzoek betrokken partijen dat het zoeken weliswaar niet conform de Nederlandse normen heeft plaatsgevonden, maar dat gelet op de omstandigheden het hoogst haalbare is gedaan. Het feit dat de onderzoekers van de repatriëringsmissie weinig stoffelijke overschotten hebben gevonden, lijkt erop te wijzen dat de Oekraïense inspanningen direct na de ramp doelmatiger waren dan aanvankelijk werd gedacht. Men heeft zoveel mogelijk lichamen geborgen en deze later overgedragen aan het identificatieteam.

  • f. Klopt het dat de pro-Russische separatisten hierbij geen directe rol speelden? Zo nee, welke rol speelden de opstandelingen met betrekking tot de zoekacties van de 800 lokale mensen? Hoe stelden zij zich op?

Antwoord van het kabinet:

De lokale bevolking heeft bijgedragen aan het zoeken op de rampplek. De repatriëringsmissie onderhandelde via de OVSE met de pro-Russische separatisten over de plaatsen waar kon worden gezocht. De separatisten bepaalden op welke plaatsen mocht worden gezocht.

  • g. Op welk moment wist u dat 800 mensen systematisch het gebied doorzocht hadden?

Antwoord van het kabinet:

Op 20 juli heeft de Oekraïense regering bekend gemaakt dat er een zoekactie in het gebied werd uitgevoerd met 800 vrijwilligers. De systematiek van deze zoekactie is pas duidelijk geworden bij de eerste gesprekken, op 5 en 6 augustus jl., tussen het districtshoofd van de State Emergency Service en de konvooi-commandant van de Nederlandse politie ter plaatse.

  • h. Waarom heeft u deze zoekactie, waar u op 4 augustus 2014 van op de hoogte was, alleen maar aan de Kamer gemeld met de volgende zin op 6 augustus 2014: «In de eerste dagen na de ramp is met behulp van achthonderd lokale vrijwilligers intensief gezocht»?

Antwoord van het kabinet:

Gedetailleerde informatie over de uitvoering van de de zoekactie werd op 5 en 6 augustus jl. door het districtshoofd gedeeld met de konvooi -commandant van de Nederlandse politie ter plaatse. Er is in de brief van 6 augustus jl. (Kamerstuk 33 997, nr. 9) bericht over de zoekactie met de tot dan toe bekende informatie.

  • i. Deelt u de mening dat het opvallend is dat de Kamer pas op 11 augustus 2014, van de Korpschef Nationale Politie, meer te horen kreeg over aard en omvang van een lokale zoekactie die door 800 mensen werd uitgevoerd direct na het neerstorten van het vliegtuig?

  • j. Waarom heeft u tien dagen gewacht specifiekere informatie over de zoekactie te melden aan de Kamer?

Antwoord van het kabinet op de vragen 2 (i) en (j):

Op 11 augustus jl. vond een technische briefing plaats. Dit was de eerste gelegenheid na de Kamerbrief van 6 augustus jl. waarbij nadere details aan uw Kamer konden worden gegeven over de zoekactie.

  • k. Wanneer heeft u de nabestaanden op de hoogte gebracht van deze lokale zoekactie?

Antwoord van het kabinet:

Het bekend worden van de details van de zoekactie door de bevolking en het informeren van de nabestaanden daarover viel samen met de brief van 6 augustus jl. over het besluit tot opschorting van de missie.

  • l. Op welk moment ontving Nederland de kaarten van het gebied dat systematisch door 800 Oekraïners doorzocht is? Kunt u die kaarten delen met de Kamer?

  • m. Had de repatriëringsmissie de beschikking over de kaarten waar gezocht was door Oekraïners, toen zij planden waar zij zouden zoeken? Op welke dag had de repatriëringsmissie de relevante kaarten?

Antwoord van het kabinet (l) en (m):

De missiepartners hebben de kaarten nog niet ontvangen. Het verzoek is uitgezet bij de Oekraïense regering en door tussenkomst van de OVSE bij de State Emergency Service. De Nederlandse Head of Mission is thans in Oekraïne, onder meer om te bevorderen dat wij in bezit komen van de kaarten.

  • n. Kunt u de kaarten, die uitgereikt zijn tijdens de technische briefing in de Kamer d.d. 11 augustus 2014, met de satellietbeelden en de doorzochte gebieden, voegen bij de beantwoording van deze vragen?

Antwoord van het kabinet:

Ja. Zie bijlage1.

  • o. Om welke redenen mocht de Nederlandse missie de rode gebieden op die kaarten niet doorzoeken? Wie heeft hen dat verboden of het werken onmogelijk gemaakt?

Antwoord van het kabinet:

De pro-Russische separatisten hebben de repatriëringsmissie de toegang tot die gebieden ontzegd, naar hun zeggen vanwege de veiligheid van de missie.

  • p. In hoeverre is er – voordat de trein met slachtoffers in Charkov aankwam – contact geweest met de bestuurders van de trein en met degenen die over de trein gingen over de zoekactie die nodig was om de mensen in de trein te krijgen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft de trein met slachtoffers en gevonden bezittingen overgedragen gekregen van de Maleisische missiepartners. Er is niet gesproken met de bestuurders van of andere betrokkenen bij deze trein.

3

  • a. Wat is de precieze stand van zaken met betrekking tot de wrakstukken?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar de beantwoording op vraag 3(e).

  • b. Waar bevinden die zich nu?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar de beantwoording op vraag 3(e).

  • c. Welk percentage van de wrakstukken is geborgen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar de beantwoording op vraag 3(e).

  • d. Hebben de 800 lokale mensen ook wrakstukken geborgen? Zo ja, waar zijn die nu?

Antwoord van het kabinet:

De lokale bevolking heeft een rol gespeeld bij de berging van de slachtoffers en hun persoonlijke bezittingen. Voor zover bekend heeft de lokale bevolking geen rol gespeeld bij de berging van wrakstukken.

  • e. Zijn er wrakstukken geborgen met schade die van buiten is aangebracht? Waar bevinden zich op dit moment de wrakstukken met de inslagen (van raketten of kogels) die op foto's duidelijk zichtbaar waren? Zijn deze wrakstukken veilig gesteld voor het onderzoek en de vervolging? Zo ja, zijn er al voorlopige conclusies getrokken over de oorzaak van die schade?

Antwoord van het kabinet:

Alles wat bijdraagt aan de waarheidsvinding, kan in het onderzoek worden meegenomen. Dit geldt ook voor wrakstukken. In het belang van beide onderzoeken kunnen op dit moment geen inhoudelijke mededelingen over (de staat van) wrakstukken worden gedaan.

4

  • a. Hoe is de nazorg geregeld voor alle medewerkers van de repatriëringsmissie?

Antwoord van het kabinet:

Er is voorzien in opvang voor alle medewerkers van de repatriëringmissie, onder andere via het team collegiale opvang en bedrijfsmaatschappelijk werk. Hiervoor is een zorgplan opgesteld. Daarin bestaat aandacht voor psychosociale ondersteuning voor personen die in opdracht van de politie betrokken zijn bij repatriëring en identificatie van de slachtoffers. Het gaat daarbij vooral om traumaopvang en begeleiding. Er wordt hierbij nauw samengewerkt met het Ministerie van Defensie. Voor familie is een telefoonnummer opgezet samen met de Landmacht, het zorgplan PTSS en het 24/7 loket (onderdelen van het programma versterking weerbaarheid) zijn opgesteld met kennis en ervaring van Defensie en er wordt gebruik gemaakt van de geneeskundige post van Defensie in Oekraïne. Ook is er een terugkomdag voor politie en Defensie, met een politie-specifiek nazorgprogramma.

  • b. Kunt u een overzicht geven van al het materieel dat sinds de ramp met de Nederlandse militaire vliegtuigen naar Oekraïne is gevlogen? Betrof dit alleen goederen die nodig waren voor onderzoek en repatriëring?

Antwoord van het kabinet:

Het materieel dat door Defensie voor deze MH 17 operatie is gebruikt, was materieel ter ondersteuning van de repatriëring, de zoekactie en de logistieke ondersteuning van de beveiliging en van de gehele operatie. In totaal gaat het over 34 (20 voet) containerladingen en circa 65 voertuigen.

  • c. In hoeverre is dit materieel inmiddels weer terug in Nederland?

Antwoord van het kabinet:

Al het materieel is terug, met uitzondering van 3 containerladingen en 15 voertuigen ten behoeve van de interim- missie.

5

  • a. Wat zijn de gevolgen voor het onderzoek naar de ramp, nu de repatriëringsmissie niet voorgezet kan worden, terwijl eerder het belang benadrukt is van onmiddellijke en onvoorwaardelijke toegang tot het rampgebied?

Antwoord van het kabinet:

Voor wat betreft het onderzoek naar de oorzaak van de crash geeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan dat het de voorkeur heeft om ook onderzoek te doen op de rampplek zelf, maar dat het niet onmogelijk is om op basis van andere bronnen goed onderzoek te doen en tot een definitief rapport te komen.

  • b. Hoe is het gesteld met de toegang van het OM / Joint Investigation Team tot alle relevante locaties in Oekraïne?

Antwoord van het kabinet:

De deelnemende landen geven in het belang van het strafrechtelijk onderzoek zoals gebruikelijk geen inhoudelijke informatie over het onderzoek. Het kabinet kan geen inhoudelijke mededelingen doen over toegang tot relevante locaties.

  • c. Wat betekent de fysieke ontoegankelijkheid van het rampgebied in concrete zin voor het strafrechtelijk onderzoek?

Antwoord van het kabinet:

Dit betekent dat er via andere wegen getracht wordt om de feitelijke toedracht en mogelijk verantwoordelijken voor de crash te achterhalen. Dat houdt onder meer in via digitaal onderzoek, getuigenverklaringen of forensisch onderzoek.

  • d. Is alle relevante informatie voor het strafrechtelijk onderzoek en het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) beschikbaar gesteld? Zo nee, wat is niet beschikbaar gesteld en waarom?

Antwoord van het kabinet:

In het belang van het strafrechtelijk onderzoek kan het kabinet geen inhoudelijke mededelingen doen over informatie die al dan niet beschikbaar is gesteld.

De Onderzoeksraad voor Veiligheid doet in zijn eindrapportage verslag van zijn onderzoeken. De Onderzoeksraad heeft aangegeven op dit moment geen inzicht te kunnen geven in de status en inhoud van het onderzoeksmateriaal en de onderzoeksinformatie.

  • e. Over welke informatiebronnen beschikken de officieren van justitie en rechercheurs?

Antwoord van het kabinet:

Hierover kunnen in het belang van het strafrechtelijk onderzoek geen nadere mededelingen worden gedaan.

  • f. Welke landen zijn door het onderzoeksteam om informatie en assistentie gevraagd, waaronder het toevoegen van experts aan het team? Wat zijn de voorwaarden waaronder buitenlandse experts aan het onderzoeksteam deelnemen?

Antwoord van het kabinet:

Met de andere getroffen landen wordt ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek nauw samengewerkt. In dat kader is door de landen tevens afgesproken om in de informatievoorziening over die samenwerking terughoudend te zijn. Het kabinet kan daarom geen mededelingen doen over de rolverdeling van landen en de wijze waarop het opsporingsonderzoek in internationaal opzicht is ingericht.

Het onderzoek naar de oorzaak van de crash wordt conform het Burgerluchtvaartverdrag (1944), en de daarbij behorende Annex 13 uitgevoerd. Aan het internationaal onderzoeksteam nemen de volgende landen deel: Oekraïne, Maleisië, Rusland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten. Daarnaast hebben de organisaties ICAO en het Europese Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) bijgedragen aan het onderzoek.

  • g. Hoe beoordeelt u de medewerking van verschillende staten aan het onderzoek door de OvV en het strafrechtelijk onderzoek? Verschaffen landen als Rusland en Oekraïne op adequate wijze de informatie waar men om verzoekt?

Antwoord van het kabinet:

In het belang van het strafrechtelijk onderzoek en daaraan verbonden veiligheidsaspecten kan het kabinet geen mededelingen doen over de informatie die al dan niet beschikbaar is gesteld door verschillende staten.

Het internationaal onderzoeksteam dat onder leiding staat van de Onderzoeksraad ondervindt geen noemenswaardige problemen bij het verkrijgen van informatie.

Rusland en Oekraïne participeren in het onderzoek.

  • h. Wordt er in het onderzoek ook samengewerkt met de militaire autoriteiten van de verschillende betrokken landen, zoals de NAVO-lidstaten?

Antwoord van het kabinet:

Er wordt samengewerkt met de getroffen landen evenals Oekraïne.

  • i. Krijgt het onderzoeksteam toegang tot de elektronische waarnemingsdata van de NAVO, zoals verzameld door de AWACS-vliegtuigen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar het antwoord op vraag 5d.

  • j. Krijgt het onderzoeksteam ook toegang tot de oorspronkelijke data van de Oekraïense regering, inclusief die afkomstig van de sociale media?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar het antwoord op vraag 5d.

  • k. Kunt u een overzicht geven (inclusief de documenten zelf) van alle verdragen, «Memoranda of Understanding», uitvoeringsovereenkomsten en andere schriftelijke overeenkomsten, die Nederland in het kader van het onderzoek naar de MH-17 gesloten heeft met andere landen of andere internationale organisaties?

Antwoord van het kabinet:

In verband met de MH 17 ramp is allereerst op 28 juli 2014 in Kiev, het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake de internationale missie tot bescherming van het onderzoek gesloten (Kamerstuk 33 997, nr. 4). Dit verdrag, met een looptijd van maximaal één jaar, is gepubliceerd in Trb. 2104, 135.

Kort daarop is op 1 augustus 2014 in Den Haag het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake de aanwezigheid van Australisch overheidspersoneel in Nederland ten behoeve van de reactie op het neerhalen van vlucht MH17 van Malaysia Airlines tot stand gekomen (Kamerstuk 33 997, nr. 8). Ook dit verdrag heeft een maximale looptijd van één jaar en is gepubliceerd in Trb. 2014, 142.

Daarnaast zijn twee Memoranda of Understanding (MoU’s) gesloten. Dit betreft een MoU tussen Nederland en Oekraïne «concerning investigations regarding the incident of downing the civilian aircraft, Malaysia airlines flight MH 17 on July 17, 2014», en een MoU in de vorm van een briefwisseling tussen Nederland en Australie houdende «Arrangements concerning the Australian contribution to the International Mission for Protection of Investigaion in Ukraine».

In verband met de overname van het onderzoek door Nederland zijn verder door de Onderzoeksraad voor Veiligheid afspraken gemaakt met de Oekraïense onderzoeksraad NBAAI. Deze documenten zijn vertrouwelijk en kunnen niet zonder instemming met de wederpartij worden gepubliceerd. Van enkele partners is reeds bekend dat zij zeer hechten aan deze vertrouwelijkheid.

Voor het overige wordt in de samenwerking tussen de betrokken Staten uiteraard gebruik gemaakt van reeds bestaande verdragen en bestaande samenwerkingsrelaties. In dat verband is in het bijzonder van belang Annex 13 bij het Burgerluchtvaartverdrag (Verdrag van Chicago 1944, Stb. 1947, H 65) waarin regels voor het onderzoek naar luchtvaartincidenten zijn uitgewerkt. Annex 13 geeft aan welke eisen en specificaties onderzoek naar voorvallen moeten voldoen, welke landen betrokken moeten worden en hoe er gerapporteerd dient te worden.

  • l. Klopt het er een schriftelijke overeenkomst is tussen Oekraïne, België, Nederland en/of Australië over het openbaar maken van het onderzoek naar de toedracht? Klopt het dat elk land de openbaarmaking daarvan kan blokkeren door een non-disclosure-overeenkomst?

Antwoord van het kabinet:

Neen. Op 24 juli jl. hebben Nederland en Oekraïne het hierboven genoemde MoU gesloten waarin Oekraïne de verantwoordelijkheid voor het onderzoek naar de ramp aan Nederland delegeert. In het MoU heeft Nederland zich verbonden de uitvoering van het onderzoek in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk 5 van Annex 13 bij het Burgerluchtvaartverdrag (1944) Daarin is vastgelegd dat de onderzoekende staat het eindrapport van het onderzoek dient te sturen aan de «state of registry», «state of operator», «state of design», «state of manufacture», «state having interest because of fatalities», «state providing information, significant facilities or experts» en ICAO. Nederland heeft zich daaraan te houden en in het MoU is daarom vastgelegd dat het rapport en de bevindingen zullen worden toegezonden aan de betrokken landen.

Er is geen sprake van een non-disclosure overeenkomst. Dit zou ook strijdig zou zijn met de voorschriften over de rapportage zoals neergelegd in Deel 4 «Reporting» van de «Manual of Aircraft Accident and Incident Investigation» van ICAO (ICAO DOC 9756 part IV). De onderzoekende staat (in dit geval Nederland) dient de staten die betrokken zijn geweest bij het onderzoek en via hen ook de operator van het toestel en de producent van het toestel, het ontwerp van het eindrapport toe te zenden en hen uit te nodigen voor commentaar.

Indien binnen 60 dagen na toezending van het ontwerprapport commentaar wordt ontvangen, zal de onderzoekende staat het ontwerp eindrapport daarop aanpassen óf de commentaren toevoegen aan het eindrapport.

  • m. Hoe verhouden het strafrechtelijke onderzoek en de inlichtingenpositie van de veiligheidsdiensten zich voor het kabinet in diplomatieke zin tot elkaar?

Antwoord van het kabinet:

De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen ambtsberichten sturen aan het OM als dit in het belang van het strafrechtelijk onderzoek is.

  • n. Is het mogelijk – dan wel wenselijk – dat de Kamer (vertrouwelijk) op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen in het strafrechtelijk onderzoek?

Antwoord van het kabinet:

Zoals bij elk lopend strafrechtelijk onderzoek geldt ook in deze zaak dat opsporing- en vervolgingsbelangen zich verzetten tegen het naar buiten brengen van informatie over het onderzoek. Bovendien is het niet gebruikelijk om mededelingen te doen over lopend strafrechtelijk onderzoek, ook niet vertrouwelijk. Uitzondering vormen de inlichtingen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in overleggen met de Commissie Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Vanwege de complexiteit en de omvang van het strafrechtelijk onderzoek is het van het grootste belang dat het OM zich maximaal daaraan kan wijden. Het kabinet heeft het volste vertrouwen dat geen mogelijkheid onbenut wordt gelaten om het onderzoek tot een goed einde te brengen.

  • o. Wat wordt bedoeld met «een leidende rol» van Nederland? Is die rol niet eenduidig?

Antwoord van het kabinet:

Onder de getroffen landen bestond overeenstemming dat het Nederlandse Openbaar Ministerie in de onderlinge samenwerking ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek het voortouw zou hebben.

De Onderzoeksraad voor de Veiligheid heeft de leiding over het internationaal onderzoek naar de oorzaak van de crash. Deze taak wordt uitgevoerd conform het Burgerluchtvaartverdrag (1944), het recente verdrag tussen het Koninkrijk en Oekraine, en de afspraken tussen de Onderzoeksraad voor de Veiligheid en de Oekraïense onderzoeksraad (zie onder k)).

6

  • a. Wanneer komt de eerste tussenrapportage van de OvV naar de toedracht van de vliegramp? Mag de OvV zelf bepalen wanneer zij de tussenrapportage met voorlopige bevindingen publiceert of moet zij die rapportage eerst nog aan iemand voorleggen? Zo ja, aan wie en mag die schrappen of aanwijzingen tot wijzigingen geven?

Antwoord van het kabinet:

De Raad verwacht begin september een rapport met voorlopige bevindingen te publiceren. Het staat de partij die de leiding heeft over het onderzoek (i.c de Onderzoeksraad voor de Veiligheid) vrij om andere landen inzage te verlenen in het concept preliminary report. De Onderzoeksraad beslist uiteindelijk zelf welke informatie al dan niet in het preliminary report wordt opgenomen

  • b. Heeft de OvV op enig moment de rampplek mogen bezoeken?

Antwoord van het kabinet:

De Onderzoeksraad voor Veiligheid is nog niet op de rampplek geweest omdat de veiligheid van de onderzoekers hier niet gewaarborgd kon worden. Bovendien had het bergen van slachtoffers en het zoeken naar persoonlijke eigendommen de absolute prioriteit.

  • c. Is er een overeenkomst over hoe de externe deelnemers aan het OvV-onderzoek meedoen? Kunt u die doen toekomen aan de Kamer?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar het antwoord op de vraag 5k.

  • d. Hebben de VS en Rusland de radargegevens en de satelietgegevens op de dag van de aanslag al helemaal gedeeld met de OvV en/of openbaar gemaakt?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar het antwoord op vraag 5d.

7

  • a. Hoeveel gevechten hebben er sinds het neerstorten van het vliegtuig plaatsgevonden in gebied waar wrakstukken liggen? Welke gevolgen hebben deze gevechten voor de situatie op de rampplek?

Antwoord van het kabinet:

Het gebied rond de rampplek is zowel voor de Oekraïense strijdkrachten als voor de separatistische groeperingen van militair strategisch belang. Sinds het neerstorten van het vliegtuig hebben de Oekraïense strijdkrachten verscheidene pogingen ondernomen om dit gebied met militaire acties te veroveren op de separatisten. Tot op heden zijn dergelijke acties mislukt, doordat de daar aanwezige separatistische strijders over zware wapens beschikken en vastberaden zijn de controle over het terrein te behouden.

Als gevolg hiervan wordt nog geregeld hevig gevochten in de omgeving van de rampplek en is de veiligheidssituatie ter plaatse zeer fluïde.

  • b. In hoeverre is het voor het onderzoek naar de toedracht en het strafrechtelijk onderzoek noodzakelijk om de wrakstukken van het vliegtuig te bergen en naar Nederland over te brengen?

Antwoord van het kabinet:

Zoals gebruikelijk worden alle bronnen benut die in een strafrechtelijk onderzoek tot waarheidsvinding kunnen bijdragen. In het belang van het strafrechtelijk onderzoek kunnen, zoals eerder aangegeven, geen inhoudelijke mededelingen worden gedaan over wrakstukken.

  • c. Hoe komt het dat de informatie van de zwarte dozen nog niet openbaar is terwijl dit bij andere rampen soms veel sneller is gebeurd?

Antwoord van het kabinet:

De Onderzoeksraad voor Veiligheid acht het van belang om onderzoeksinformatie afkomstig uit diverse bronnen in onderlinge samenhang te beoordelen en te publiceren. Dit is conform het Burgerluchtvaartverdrag (1944), en de daarbij behorende Annex 13.

  • d. Is het juist dat gesprekken tussen de piloten in het vliegtuig en de verkeerstoren in beslag zijn genomen door de Oekraïense autoriteiten of zijn deze beschikbaar gesteld aan het onderzoeksteam?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar het antwoord op vraag 5d.

  • e. Is het juist dat de MH17-vlucht een andere dan gebruikelijke route volgde? Waarom was dit?

Antwoord van het kabinet:

Het is onjuist dat vlucht MH17 op 17 juli 2014 een andere route vloog dan gebruikelijk. Op zowel 15, 16 als 17 jul jl. diende Malaysia Airlines hetzelfde vliegplan in bij Eurocontrol. Zo volgde vlucht MH17 op 17 juli jl. de vliegroute conform het door Eurocontrol goedgekeurde vliegplan.

Enige wijziging van de gevlogen route ten opzichte van het vluchtplan, is de vlieghoogte boven het Oosten van de Oekraïne (in de Dnepropetrovsk Flight Information Region).Vlucht MH17 zou daar volgens het vluchtplan op 11km hoogte vliegen (flight level 350), maar kreeg van de Oekraïense luchtverkeersleiding een vlieghoogte van 10km toegewezen (flight level 330). Deze wijziging in vlieghoogte had een operationele achtergrond: zo was voldoende afstand geborgd tussen vlucht MH17 en een ander toestel dat al op 11km hoogte vloog.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet maakt een eigen afweging over de vliegramp. Daarnaast vindt er een onderzoek naar de toedracht en een strafrechtelijk onderzoek plaats. Het is niet zinvol om op dit moment – en zeker niet voor de afronding van het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid – in te gaan op specifieke analyses, zoals die van de Oekraïense veiligheidsdienst.

8

  • a. In hoeverre zijn Oekraïne en de rebellen de verplichtingen nagekomen voortvloeiend uit VN Veiligheidsraadresolutie 2166 en de relevante overeenkomsten ten aanzien van de vliegramp, zoals onmiddellijke en ongehinderde toegang tot het rampgebied, nu de repatriëringsmissie vooralsnog niet voortgezet kan worden? Is de resolutie geschonden?

Antwoord van het kabinet:

Op dit moment is VN Veiligheidsraadresolutie 2166 nog niet volledig geïmplementeerd. Het kabinet betreurt dit en blijft alle betrokkenen aansporen om te zorgen voor ongehinderde en veilige toegang tot het gebied rond de rampplek.

  • b. Nederland heeft de VN-Veiligheidsraad (VNVR) schriftelijk geïnformeerd over Nederlandse en internationale inspanningen in het kader van de implementatie van VN-Veiligheidsraadresolutie 2166. De VNVR heeft volgens de regering niet officieel gereageerd op de brief. Welke diplomatieke en politieke conclusie moet worden verbonden aan het niet officieel reageren van de VNVR op de brief?

Antwoord van het kabinet:

De brief van 1 augustus 2014 aan de voorzitter van de VN-Veiligheidsraad heeft een informatief karakter. Het geeft een feitelijk overzicht van de manier waarop Nederland uitvoering geeft aan resolutie 2166 nadat het formeel de verantwoordelijkheid voor het onderzoek naar de oorzaak van de crash heeft overgenomen van de Oekraïne. De VN-Veiligheidsraad heeft deze brief ter kennisgeving aangenomen. Hieraan zijn geen diplomatieke of politieke conclusies te verbinden. Het kabinet zal de VN-Veiligheidsraad binnenkort wederom informeren met een overzicht van de laatste stand van zaken.

  • c. Aan wie is de oproep van de Raad dat «de verantwoordelijken voor het neerschieten van MH-17 hiervoor aansprakelijk zullen worden gehouden en dat het recht zijn beloop dient te krijgen.» gericht? Wat is de betekenis van deze oproep en welk effect wordt met deze oproep beoogd?

Antwoord van het kabinet:

In resolutie S/RES/2166 (2014) onderstreept de VN-Veiligheidsraad de noodzaak de verdachten van het neerhalen van MH 17 te vervolgen en benadrukt dat daartoe de samenwerking van alle staten noodzakelijk is. Hoe de vervolging ter hand wordt genomen en door wie, wordt niet aangegeven, het is aan de betrokken staten de vervolging vorm te geven. Straffeloosheid is in de ogen van de Veiligheidsraad geen optie, dit is een belangrijke boodschap voor nabestaanden en een steun in de rug van de betrokken staten en het kabinet.

  • d. Het opsporen, vervolgen en berechten van de daders van «Lockerbie» kostte 11 jaar. Op welke wijze wordt de inlichtingen- en justitiële capaciteit ingericht opdat gedurende een vergelijkbaar lange periode met volle inzet wordt gewerkt aan het achterhalen van de daders?

Antwoord van het kabinet:

Na de ramp met vlucht MH17 van Malaysia Airlines heeft het OM een uitgebreid strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Het is het grootste strafrechtelijk onderzoek in de Nederlandse geschiedenis. Bij het onderzoek zijn inmiddels een tiental officieren van justitie betrokken en het onderzoek wordt uitgevoerd door ongeveer 200 rechercheurs vanuit verschillende disciplines. Door het OM zal de komende periode gekeken worden hoe de lange termijn inzet wordt vormgegeven. Op dit moment wordt bezien welke capaciteit nodig is voor het opsporen, vervolgen en berechten van de daders.

  • e. Zal het kabinet direct na het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en het strafrechtelijk onderzoek politieke conclusies trekken met betrekking tot de verdachten?

Antwoord van het kabinet:

Nu de uitkomsten van beide onderzoeken nog niet bekend zijn, acht het kabinet het weinig zinvol thans vooruit te lopen op eventuele politieke conclusies. Afhankelijk van de conclusies van beide onderzoeken zal het kabinet zich beraden op de vervolgstappen. Uw Kamer wordt uiteraard zo spoedig mogelijk hierover geïnformeerd.

9

  • a. In uw brief stelt u: «Uitgangspunt is dat de zorg nu en op de langere termijn (mogelijk tot jaren na de ramp) zo goed mogelijk aansluit bij de specifieke wensen van de nabestaanden». Welke instantie coördineert nu deze zorg en is het de bedoeling dat deze instantie de zorg ook de komende jaren zal blijven coördineren?

Antwoord van het kabinet:

De Minister van Veiligheid en Justitie is vanuit zijn coördinerende rol bij de crisisbeheersing verantwoordelijk voor het proces Vervolgfase, ongeacht de tijdsduur en zal hierbij nauw samenwerken met de Ministers, onder wie de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Buitenlandse Zaken. Daarnaast zijn nu direct betrokken de Nationale Politie (de familierechercheurs en het LTFO), Slachtofferhulp Nederland, Stichting Impact, de Onderzoeksraad voor Veiligheid en het Openbaar Ministerie.

  • b. Malaysia Airlines heeft direct na de ramp toegezegd dat zij van elk slachtoffer de reiskosten van maximaal vier nabestaanden zal vergoeden om aanwezigheid bij herdenking en uitvaart mogelijk te maken. Ondanks eerdere toezeggingen van Malaysia Airlines blijkt nu dat het geld hiervoor op is en dat Malaysia Airlines niets zal vergoeden. Kunt u nagaan of dit klopt?

Antwoord van het kabinet:

Malaysia Airlines biedt maximaal vier vliegtickets aan directe nabestaanden van individueel reizende passagiers of groepen passagiers (zoals gezinnen), die naar Nederland willen reizen vanwege de in Nederland plaatshebbende identificatie en/of om de lichamen van de overledenen te vergezellen op de terugreis. Dit aanbod staat nog steeds.

  • c. Malaysia Airlines geeft de nabestaanden/erfgenamen een vergoeding. Hoe wordt deze vergoeding gekwalificeerd voor de inkomstenbelasting? Hoe wordt deze vergoeding gekwalificeerd in de Successiewet? Met andere woorden: moeten zij hier inkomstenbelasting en/of erfbelasting over betalen?

Antwoord van het kabinet:

Op grond van internationale regelgeving (waaronder de Europese verordeningen (EG 2027/97 en EG 889/2002) en het Verdrag van Montreal) hebben de nabestaanden van slachtoffers van vlucht MH17 aanspraak op schadevergoeding. In dat kader ontvangen de nabestaanden één of meer voorschotuitkeringen. Over deze voorschotuitkeringen door Malaysia Airlines wordt geen inkomstenbelasting en/of erfbelasting geheven. Bij eventuele vervolguitkeringen beoordeelt de Belastingdienst per geval of en in hoeverre die uitkeringen gevolgen hebben voor de belastingheffing. Hetzelfde geldt voor andere uitkeringen, zoals een uitkering uit een levens- of ongevallenverzekering die een slachtoffer had afgesloten. Een ontvangen voorschotuitkering behoort tot de rendementsgrondslag van box 3 bij de nabestaanden voor zover die uitkering op de peildatum nog aanwezig is.

  • d. Als een auto wordt geërfd dan moet deze binnen vijf weken na het overlijden op naam van een nieuwe eigenaar worden gezet. De ramp met de MH-17 is nu ruim vier weken geleden. Hoe gaat de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RdW) hier mee om?

Antwoord van het kabinet:

In het algemeen geldt dat iemand die als erfgenaam eigenaar is geworden van een voertuig, binnen vijf weken nadat hij eigenaar is geworden, het voertuig op zijn naam moet zetten. Het moment waarop een erfgenaam eigenaar wordt, is in de regel na de afwikkeling van de gehele nalatenschap (boedel). De termijn van vijf weken gaat aldus lopen nadat is bepaald wie het voertuig van een overleden persoon heeft geërfd. Na de vliegramp heeft de RdW afspraken gemaakt met Slachtofferhulp Nederland over de communicatie aan de nabestaanden over de voertuigen die op naam staan van slachtoffers, zodat de afwikkeling van verplichtingen ten aanzien van deze voertuigen zo weinig mogelijk zorgen oplevert voor de nabestaanden.

  • e. De nabestaanden zijn vaak niet op de hoogte van de financiële situatie van de overleden slachtoffers. Bijvoorbeeld: een heel gezin is omgekomen; de erfgenamen zijn vaak de broers en zussen van de ouders van het omgekomen gezin. In de relatie broer/zussen zijn financiën vaak niet bekend. Kan een notaris namens erfgenamen, die voor de keuze staan aanvaarden dan wel beneficiair aanvaarden, een bevoegdheid tot inzage krijgen in de relevante bestanden van het Bureau Kredietregistratie (BKR)? Beneficiair aanvaarden om «het zekere voor het onzekere te nemen» kan, maar kost 120 euro.

Antwoord van het kabinet:

Een eventuele bevoegdheid tot inzage voor de notaris in de bestanden van het BKR, in het bijzonder het Centraal Krediet Informatiesysteem, biedt geen oplossing voor het ontbreken van voldoende inzicht in de nalatenschap. Zelfs na inzage in deze bestanden zal namelijk nog niet met volle zekerheid kunnen worden vastgesteld dat er geen redenen zijn om een erfenis alsnog te verwerpen. Zo worden hypothecaire leningen, huurschulden, belastingschulden of schulden bij het energiebedrijf niet in het Centraal Krediet Informatiesysteem opgenomen. Ook kunnen er andere omstandigheden spelen (bijvoorbeeld rond een eigen onderneming van een overledene) die niet te overzien of te voorzien zijn.

In algemene zin geldt, dus niet alleen in het kader van de ramp met de MH17, dat het in erfenissen waarbij de erfgenamen onvoldoende inzicht hebben in de boedel, het verstandig is om beneficiair te aanvaarden.

Daarnaast is het in het geval dat de notaris het BKR moet inzien, aannemelijk dat naast eventuele kosten die de notaris moet voldoen aan het BKR, ook de werkzaamheden van de notaris met betrekking tot het inzien in rekening zullen worden gebracht.

Het beneficiair aanvaarden van een erfenis op zich kost inderdaad 120 euro aan griffierechten. Dit griffierecht kan door alle erfgenamen worden gedeeld door gezamenlijk in een akte de verklaring van beneficiaire aanvaarding af te leggen.

Een erfgenaam die onvoldoende financiële draagkracht heeft als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, kan in aanmerking komen voor vrijstelling van de heffing van griffierecht (artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Regeling griffierechten in burgerlijke zaken).

  • f. De Nederlandse Vereniging van Banken heeft een digitaal loket geopend voor slapende tegoeden. Hiermee kunnen erfgenamen onderzoeken of er tegoeden zijn bij alle aangesloten banken. Erfgenamen die niet de partner van de overledene zijn, hebben hiervoor een verklaring van erfrecht nodig, tenzij er in het testament een executeur is aangewezen. Als er een verklaring van erfrecht is, dan is er door de erfgenamen al een keuze gemaakt en kan het loket dus niet worden gebruikt om onderzoek te doen naar hoe de erfenis er financieel ervoor staat. Hoe kunnen erfgenamen toch onderzoeken of er tegoeden zijn?

Antwoord van het kabinet:

Om informatie van het digitaal loket te krijgen, moet een erfgenaam aantonen dat hij daadwerkelijk een erfgenaam van de overledene is. Dit kan hij doen door middel van een verklaring van erfrecht. Voor de executeur is dit een verklaring van executele.

Bij het aanvragen van een verklaring van erfrecht hoeft een erfgenaam overigens nog geen keuze te maken voor zuivere of beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap. Een notaris kan in de verklaring opnemen dat er nog geen keuze is gemaakt. Een erfgenaam die niet weet waar de overledene een bankrekening aanhoudt, zal hoogstwaarschijnlijk ook niet weten waaruit de nalatenschap bestaat. Deze erfgenaam doet er dan goed aan om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden om te voorkomen dat hij met privévermogen moet instaan voor eventuele schulden van de overledene.

Het digitaal loket geeft overigens geen inzicht in hoe de erfenis er financieel voor staat. Dit zal de erfgenaam altijd zelf moeten onderzoeken door onder andere de administratie van de overledene te raadplegen. Het loket is uitsluitend bedoeld voor erfgenamen die niet weten bij welke bank of banken de overledene tegoeden aanhield, omdat dit bijvoorbeeld niet uit de administratie van de overledene blijkt.

10

Welke concrete stappen eist de Nederlandse regering / de EU op dit moment van Rusland in het kader van de door de EU opgelegde sancties?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet volgt met zorg het recente optreden van Rusland. De EU heeft voortdurend bij Rusland aangedrongen op beëindiging van de steun aan de separatisten in Oost-Oekraïne en beëindiging van de annexatie van de Krim. Na de crash van MH17 was de hoop dat Rusland deze boodschap ter harte zou nemen. Het land blijft echter actief de separatisten steunen, onder meer door bevoorrading met zware wapens en andere militaire middelen. Ook de presentie van een aanzienlijk aantal Russische troepen aan de grens draagt bij aan spanning in de regio. In dat licht kon een reactie van de EU niet uitblijven en heeft de Raad besloten om sectorale sancties af te kondigen. Deze sancties beogen gedragsverandering teweeg te brengen. Zodra Rusland zich ten volle inspant voor een de-escalatie van het conflict en een einde maakt aan de illegale annexatie van de Krim, kan er gesproken worden over terugschaling van de sancties.

11

Wat is bekend over de Russische troepenontwikkeling rondom het grensgebied?

Antwoord van het kabinet:

Rusland heeft nog altijd een substantieel aantal bataljonstaakgroepen geconcentreerd in diverse gebieden nabij de grens met Oekraïene. De afgelopen weken is deze aanwezigheid globaal gelijk gebleven. Het zwaartepunt bevindt zich tegenover Loegansk-Donetsk. Hiermee heeft Rusland voldoende gevechtskracht aanwezig voor een beperkte militaire operatie in Oost-Oekraïne. Berichten van de afgelopen twee weken over Russische troepen afbouw kunnen niet worden bevestigd. Waargenomen bewegingen houden waarschijnlijk verband met de reguliere aflossing van eenheden in het gebied. Momenteel is de Russische Federatie zijn militaire capaciteit aan de Russisch-Oekraïense grens zelfs aan het versterken.

12

Wat wordt bedoeld met «spanningen in het gebied» en «instabiele omgeving»? Gaat het om de gevechten gevoerd tussen het Oekraïens regeringsleger en de rebellen? Zo ja, waarom worden die niet genoemd?

Antwoord van het kabinet:

De repatriëringsmissie moest het werk doen terwijl er in Oost-Oekraïne gevechten plaatsvonden. Frontlijnen waren min of meer dagelijks aan verschuivingen onderhevig hetgeen de omgeving waarin gewerkt moest worden vanzelfsprekend instabiel maakte en de spanning rond de rampplaats steeds verder deed toenemen.

13

Kunt u bevestigen dat onlangs op het Oekraïense Hromadske TV openlijk werd opgeroepen tot het uitroeien van een deel van de bevolking van Oost-Oekraïne (zie: http://slavyangrad.org/2014/08/01/ukrainian-journalist-openly-calls-for-genocide-on-hromadske-tv-financed-by-us-and-netherlands/)? Wordt dit internetplatform nog steeds mede door Nederland gefinancierd?

Antwoord van het kabinet:

Enkele Russische zenders hebben gemanipuleerde beelden van een gesprek tussen Nastya Stanko (een journalist van Hromadsky TV) en journalist Bogdan Boetkjevitsj uitgezonden. Het is – na bestudering van het gehele interview – inmiddels duidelijk dat het een verzameling van gespreksfragmenten betreft. De heer Boetkjevitsj doelt niet op het uitroeien van een deel van de Oost-Oekraïense bevolking.

De Nederlandse ambassade in Kiev steunt via het Matra fonds de onafhankelijke online TV-zender Hromadsky TV (vertaald: Publieke TV). Hromadsky TV heeft sindsdien een groot kijkersaantal verworven vanwege onafhankelijke nieuwsvoorziening (onder meer over de Maidan beweging), diversiteit van berichten en transparantie.

14

In welke mate worden rechts-extremisten ingezet door Oekraïne voor de strijd in het oosten van het land? Worden of zijn rechts-extremistische milities geïncorporeerd in het leger? Vechten er ook (rechts-extremistische) huurlingen voor Oekraïne in het oosten? Zitten of zaten hier ook Nederlanders bij?

Antwoord van het Kabinet

Een aantal Euromaidan-demonstranten is geïncorporeerd in verschillende (para-) militaire eenheden en organisaties. Onder deze Euromaidan-demonstranten bevinden zich ook (ultra-)nationalisten en rechts-extremisten. Dit zijn deels personen die afkomstig zijn van of zich verbonden voelen met de politieke partij Pravy Sektor. Het is bekend dat de recent opgerichte Nationale Garde bataljons (onder bevel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken) voor een deel bestaan uit Euromaidan-demonstranten. Een deel van deze bataljons wordt ingezet in Oost-Oekraïne.

Rechts-extremistische milities zijn waarschijnlijk niet geïncorporeerd in de reguliere strijdkrachten. Er is wel een aantal territoriale bataljons actief in Oost-Oekraïne (Donbass-, Azov- en Ukraina-bataljon) die direct verbonden worden met rechts-extremistisch of ultranationalistisch gedachtegoed. Territoriale bataljons zijn formeel een onderdeel van de Oekraïense krijgsmacht maar moeten worden beschouwd als milities (uitgerust door en in principe onder bevel van de Oekraïense krijgsmacht, maar betaald door lokale oligarchen).

Het is onbekend of (rechts-extremistische) huurlingen meevechten in Oost-Oekraïne en het is ook onbekend of hier Nederlanders bij zitten of zaten.

15

In uw brief stelt u: «Unilaterale militaire actie door Rusland (...) zal worden gezien als een schending van het internationaal recht». Is hier – met terugwerkende kracht – sprake van?

Antwoord van het kabinet:

Neen. Naar het oordeel van het kabinet is er op dit moment geen sprake van feiten op grond waarvan dit oordeel geveld zou kunnen worden.

16

  • a. In uw brief stelt u: «De EU moet een grotere verantwoordelijkheid nemen voor haar eigen achtertuin»? Kunt u deze zin toelichten? Aangaande welke beleidsterreinen is dit onvoldoende gebeurd? Hoe moet de «grotere verantwoordelijkheid» volgens Nederland worden ingevuld en welke voorstellen zullen hiertoe worden gedaan?

  • b. In hoeverre wordt met de stelling dat de EU een grotere verantwoordelijkheid moet nemen voor haar eigen achtertuin bedoeld dat de lidstaten van de Europese Unie meer dan nu het geval is, bereid moeten zijn militair in die eigen achtertuin te grijpen?

Antwoord van het kabinet:

De ring van instabiliteit die de Europese Unie omgeeft, heeft directe gevolgen voor onze veiligheid en economie. Wij kunnen niet van de Verenigde Staten verwachten in ieder denkbaar geval klaar te staan om onze belangen te verdedigen of ons daar in bij te staan. Om een antwoord te bieden op de – soms snelle en onvoorspelbare – ontwikkelingen in onze directe buurregio moeten wij, samen met Europese partners, voortdurend het beschikbare instrumentarium tegen het licht houden zonder op voorhand instrumenten uit te sluiten. Dit is een doorlopend proces, waarbij effectiviteit van het externe optreden van Nederland en de Europese Unie voor het kabinet centraal staat.

Irak

17

Kunt u aangeven of de aanvankelijke inschatting van de dreiging tegen de Yezidi’s, die opgesloten leken op het gebergte in Irak, juist was of dat deze dreiging in de praktijk minder acuut was?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar de brief die uw Kamer op 19 augustus jl. is toegestuurd, met Kamerstuk 23 432, nr. 390.

18

In uw brief stelt u: «Sommige van deze (...) gepleegde daden moeten voortvarend worden onderzocht (...)». Zijn er al concrete ideeën over hoe dit kan aangepakt kan worden?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar antwoord 99 van de brief inzake het Schriftelijk Overleg informele Raad Buitenlandse Zaken die uw Kamer op 26 augustus 2014 is toegestuurd met Kamerstuk 21 501-02, nr. 1410.

19

«Nederland gaf aan niet uit te sluiten ook op de verzoeken van de Koerdische autoriteiten in te gaan (...)», zo geeft u aan in uw brief. Welk concreet verzoek is er van de Koerdische autoriteiten gekomen? Welke andere landen hebben dezelfde welwillendheid getoond?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar de brief die uw Kamer op 21 augustus 2014 is toegestuurd, met Kamerstuk 27 925, nr. 495. Verder hebben de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en Italië aangegeven militaire ondersteuning te (willen) bieden.

Midden-Oosten Vredesproces en Gaza

20

Wat zijn de belangrijkste redenen dat het tot op heden (21 augustus 2014) niet mogelijk is gebleken tot een duurzaam staakt-het-vuren te komen aangaande de situatie in Gaza? Is Israël bereid de blokkade volledig op te heffen? Worden er door Israël voorwaarden aan opheffing gesteld?

Antwoord van het kabinet:

Op 26 augustus jl. werd een staakt-het-vuren voor onbepaalde tijd van kracht. Volgens de informatie die op het moment van schrijven beschikbaar is, bestaat het staakt-het-vuren uit twee fasen. Per direct worden vijandelijkheden beëindigd. Daarnaast worden grenzen geopend voor humanitaire hulp en bouwmaterialen. Voorts is de visserijzone uitgebreid naar 6 mijl. Binnen een maand worden verdere indirecte onderhandelingen in Cairo gestart over uitstaande kwesties als vrijlating gevangenen, haven en vliegveld, demilitarisering van Gaza, verdere opening van grenzen, overdracht van lichamen van Israëlische soldaten, uitbetaling van salarissen aan ambtenaren aangenomen door het Hamas-bestuur. Of Israël bereid is de grenzen volledig te openen, zal uit deze onderhandelingen moeten blijken. Dat zal mede afhangen van de veiligheidsgaranties die Israël zullen worden geboden.

21

Vindt u het Israëlische offensief proportioneel

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar antwoord 70 van de brief die uw Kamer op 26 augustus 2014 inzake het Schriftelijk Overleg informele Raad Buitenlandse Zaken is toegestuurd met Kamerstuk 21501–02, nr. 1410 .

22

Welke Nederlandse beleidsstandpunten ten aanzien van de Palestijnen en Israël gaat u wijzigen, gezien uw volgende constatering: «De situatie in de Gaza-strook is reeds enkele jaren onhoudbaar en terugkeer naar de status quo van voor het laatste conflict is geen optie»?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwelkomt het staakt-het-vuren dat op 26 augustus jl. van kracht werd (zie antwoord op vraag 20). Het roept partijen op zich aan het staakt-het-vuren te houden en op basis hiervan werk te maken van de vervolgonderhandelingen over een duurzaam staakt-het-vuren.

Het kabinet is van mening dat een duurzame oplossing moet worden gevonden, die de humanitaire- en sociaaleconomische situatie in Gaza structureel verbetert, recht doet aan Israëlische veiligheidseisen en de kansen op het bereiken van een twee statenoplossing dichterbij brengt. Het kabinet vindt een terugkeer naar de situatie voor het laatste conflict onwenselijk en dringt aan op een akkoord over een duurzaam staakt-het-vuren op basis waarvan een duurzame bijdrage van de EU aan de wederopbouw van Gaza mogelijk is. Tevens is het van groot belang dat de Palestijnse Autoriteit kan terugkeren naar Gaza en dat Gaza en de Westoever weer politiek en economisch met elkaar verbonden worden. Deze lijn wordt bevestigd door de EU-Raadsconclusies van juli en augustus jl.

23

Bent u bereid harde voorwaarden te koppelen aan de Nederlandse en EU-relatie met de Palestijnen wanneer zij onvoldoende doen om «terugkeer naar de status quo voor het laatste conflict» te doorbreken?

Antwoord van het kabinet:

Op 26 augustus jl. werd een staakt-het-vuren van kracht (zie antwoord op vraag 20). Het kabinet en de EU dringen bij partijen aan op een akkoord over een duurzaam staakt-het-vuren op basis waarvan een duurzame bijdrage van de EU aan de wederopbouw van Gaza mogelijk is. Het kabinet wacht de uitkomsten van de vervolgonderhandelingen daarover af.

24

Bent u bereid harde voorwaarden te koppelen aan de Nederlandse en EU-relatie met Israël wanneer Israël onvoldoende doet om «terugkeer naar de status quo voor het laatste conflict» te doorbreken?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst naar het antwoord op vraag 23.

Libië

25

In hoeverre is EUBAM Libië in staat zijn werk uit te voeren en Libië te ondersteunen met de uitdagingen op het gebied van grensbewaking?

Antwoord van het kabinet:

Als gevolg van de toegenomen onveiligheid in Libië hebben zowel EUBAM Libië, als de EU Delegatie in Tripoli eind juli het land verlaten. Hiermee zijn de werkzaamheden van EUBAM in Libië tot nader order gestaakt. EUBAM werkt op andere locaties verder aan het ontwikkelingen van mogelijke activiteiten binnen het mandaat.

26

Welke maatregelen zal de EU kunnen nemen om de dreiging die het toenemende geweld in Libië vormt voor de regionale veiligheid en voor de EU te verminderen? Waar liggen de prioriteiten?

Antwoord van het kabinet:

De prioriteiten liggen momenteel bij het bereiken van een staakt-het-vuren tussen de verschillende partijen in Libië gevolgd door vredesonderhandelingen. De EU roept de partijen op tot dialoog en steunt de inspanningen van de VN. De EU speciale gezant voor Libië, Dhr. Bernadino León, die op 1 september a.s. aantreedt als de nieuwe Speciale Vertegenwoordiger van de VN Secretaris Generaal en hoofd van UNSMIL, zal hieraan een bijdrage kunnen leveren.

Pas na een bestand zal het mogelijk zijn voor de EU om een duurzame bijdrage te leveren aan de wederopbouw van Libië. Een van de prioriteiten voor de EU ligt in de versterking van de grensbewaking, een belangrijke voorwaarde voor regionale veiligheid, waartoe EUBAM een mandaat heeft.

27

Is er zicht op het effect van de hulpprogramma's van de EU in Libië? Hoe wordt dit effect gemeten en wat is het effect van deze programma's?

Antwoord van het kabinet:

ECHO (European Commission Humanitarian Aid Office) heeft op 22 augustus jl. een bedrag van 215.000 euro beschikbaar gesteld aan de Internationale Federatie van het Rode Kruis (IFRC). Deze fondsen zullen worden aangewend voor voedsel voor 15.000 ontheemden en kwetsbare gastgezinnen, basis huishoudelijke artikelen zoals dekens, matrassen en keukenuitrusting voor 1.000 gezinnen, alsmede psychosociale steun voor 4.000 gezinnen in Libië. Het is nog te vroeg om iets te zeggen over het resultaat en het effect van dit humanitaire hulpprogramma.

Voor de lange termijn steunt de EU Libië onder andere via het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB). In de Raadsconclusies van 15 augustus jl. werd benadrukt dat de EU de Libische transitie ondersteunt via verschillende programma’s, onder meer op het gebied van veiligheid, economisch herstel, gezondheidszorg en bescherming van kwetsbare groepen. De Commissie en EDEO rapporteren jaarlijks over de voortgang van de activiteiten. Deze gaan ook toe aan uw Kamer.

28

Wat zijn de (mogelijke) regionale gevolgen van het toenemende geweld in Libië voor de regionale veiligheid? Welke acties, van welke actoren, zijn nodig om de gevolgen van dit geweld te beperken?

Antwoord van het kabinet:

Het toenemende geweld in Libië heeft navenante gevolgen voor de regionale veiligheid. Vanwege het gebrek aan een effectieve grensbewaking kunnen de omvangrijke wapenarsenalen die zich in het land bevinden nu ook voor andere conflicten in de regio worden gebruikt. Strijders van en naar Libië kunnen zich hierdoor vrijelijk bewegen. Sinds de val van Kaddafi heeft de EU geïnvesteerd in de wederopbouw van Libië en het opbouwen van staatsstructuren, zoals grensbewaking door EUBAM. Gezien de huidige omstandigheden is een duurzaam bestand nodig voordat de programma’s weer hernomen kunnen worden.

29

Is het voldoende mogelijk de burgerbevolking in Libië te bereiken via de EU- hulpprogramma's? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, welke maatregelen worden genomen om er voor te zorgen dat hulp de burgerbevolking beter bereikt?

Antwoord van het kabinet:

Zolang de veiligheid onvoldoende is gegarandeerd, hebben de hulpprogramma’s niet het beoogde effect en kan de burgerbevolking onvoldoende worden bereikt. Het kabinet verwijst ook naar het antwoord op vraag 27.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven