Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 augustus 2014
Tijdens de Buitengewone Raad Buitenlandse Zaken van 15 augustus 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1407) uitten de EU-ministers van Buitenlandse Zaken ernstige zorgen over de verslechterende
veiligheidssituatie in Irak. Voorts verwelkomde de Raad het besluit van individuele
lidstaten om positief gehoor te geven aan de oproep van de Koerdische Regionale Autoriteiten
(KRA) om hen met spoed van militair materieel te voorzien. Dit besluit biedt individuele
lidstaten de ruimte om samen te werken met de Peshmerga in hun strijd tegen IS(IS).
Nederland gaf tijdens deze Buitengewone Raad aan niet uit te sluiten ook op de verzoeken
van de KRA in te gaan. Met deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop
het kabinet hieraan invulling wil geven.
Het kabinet is voornemens tegemoet te komen aan het verzoek van de KRA om militaire
goederen te leveren, waarmee de Peshmerga, de strijdkrachten van de KRA, in staat
worden gesteld zich effectiever te verdedigen tegen de opmars van IS(IS).
Een gedetailleerde behoeftestelling van de KRA is niet beschikbaar, maar op basis
van contacten met de KRA en westerse partners blijkt dat behoefte bestaat aan o.a.
kogelwerende vesten en helmen, verbindingsapparatuur, tenten, mijndetectieapparatuur
en munitie voor wapens van veelal Russische makelij.
Op basis van deze behoeftes en de beschikbaarheid van militaire goederen uit de direct
inzetbare voorraden van het Ministerie van Defensie, is besloten om op korte termijn
1.000 gevechtshelmen en 1.000 kogelwerende vesten beschikbaar te stellen aan de KRA.
Deze uitrustingen zullen door het Ministerie van Defensie via luchttransport naar
Erbil, Noord-Irak worden vervoerd en worden afgeleverd bij de KRA. De totale kosten
voor de goederen en het vervoer worden geraamd op circa EUR 1,1 mln. en komen ten
laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De levering van de helmen en kogelwerende vesten is afhankelijk van enkele randvoorwaarden
en niet geheel zonder risico’s. Een belangrijke voorwaarde voor de leverantie aan
de strijdkrachten van de KRA is dat de centrale Iraakse autoriteiten in Bagdad hiermee
instemmen. VNVR-Resolutie 1546 uit 2004 voorziet immers alleen in een uitzondering
op het nog altijd geldende wapenembargo op Irak als de goederen in kwestie vereist
zijn om het gezag en de soevereiniteit van de regering veilig te stellen.
Het blijkt uit ervaring van andere westerse landen dat een dergelijke instemming van
de Iraakse autoriteiten kan worden verkregen. De Iraakse autoriteiten stellen echter
als voorwaarde dat militaire goederen via Bagdad naar Erbil worden verscheept. Ongehinderde
doorvoer van Bagdad naar Erbil is essentieel en dient te worden gegarandeerd door
de Iraakse autoriteiten voordat levering wordt aangevat. Ervaringen van andere westerse
partners zullen een belangrijke indicator zijn voor deze Iraakse bereidheid.
Uiteraard zal het Ministerie van Defensie ook de benodigde exportvergunning aanvragen
die met voorrang en spoed door het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal worden afgehandeld.
Ten slotte kan de vraag worden gesteld of de Koerden te zijner tijd deze militaire
goederen gaan inzetten voor andere doeleinden, zoals steun aan hun bondgenoten in
Turkije of tegen de Iraakse regering. Dit moet bezien worden in het licht van de onafhankelijkheidsambities
die de Koerden in Noord-Irak eerder dit jaar geuit hebben en via een referendum plannen
te formaliseren. Dit risico is acceptabel gezien het acute en ernstiger geachte gevaar
van IS(IS). Belangrijk is dat via coördinatie van de leveranties door westerse landen
wordt voorkomen dat de Koerden voorraden opbouwen die later elders kunnen worden ingezet.
Alle betrokken westerse landen hechten aan deze coördinatie en nauw overleg is gaande.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
F.C.G.M. Timmermans
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert