23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 390 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 augustus 2014

In aanvulling op mijn brief van 13 augustus 2014, Kamerstuk 23 432, nr. 388, informeer ik uw Kamer hierbij, mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie, over de wijzigingen met betrekking tot het luchttransport van humanitaire hulpgoederen naar Irak.

Zoals bekend, is het aantal Yezidi’s op het Sinjar-gebergte aanzienlijk gedaald. Ook zijn de omstandigheden van de achtergebleven Yezidi’s inmiddels verbeterd en zijn zij via land beter te bereiken. Om die reden worden thans geen droppings meer uitgevoerd. Het laten afwerpen van Nederlandse humanitaire hulpgoederen door de Australische luchtmacht is dan ook niet meer aan de orde.

In Noord-Irak bevinden zich echter nog honderdduizenden ontheemden. Daarom is op maandag 18 augustus jl. een Nederlands militair vliegtuig (Hercules) met Nederlandse hulpgoederen naar de luchthaven van Erbil gevlogen. Daar heeft Nederland de goederen overgedragen aan de United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (UN-OCHA). UN-OCHA zal voor verdere distributie onder de hulpbehoevende ontheemden zorgdragen.

Zoals bekend heeft het Kabinet eerder op 10 augustus via het Nederlandse Rode Kruis 400.000 euro beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp via het Internationale Rode Kruis in (Noord-)Irak.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven