33 605 V Jaarverslag en slotwet ministerie van Buitenlandse Zaken 2012

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN (V)

Aangeboden 15 mei 2013

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2012 (in EUR mln)

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2012 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2012 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2012 (in EUR mln)

Inhoudsopgave

   

blz.

     

A.

Algemeen

5

 

Aanbieding en dechargeverlening

5

 

Leeswijzer

7

     

B.

Beleidsverslag

9

 

Beleidsprioriteiten (inclusief tabel realisatie beleidsdoorlichtingen)

9

 

Belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

20

 

Beleidsartikelen 1–8

23

 

Niet-beleidsartikelen 9–11

56

 

Bedrijfsvoeringsparagraaf

61

     

C.

Jaarrekening

67

 

Verantwoordingsstaat

67

 

Saldibalans

68

 

Baten-lastendienst CBI

80

     

Bijlagen:

 

86

 

1. Sanctiebeleid en malversaties

86

 

2. Externe inhuur

90

 

3. Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken

91

 

4. Afkortingenlijst

93

A. ALGEMEEN

Aanbieding en dechargeverlening

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) over het jaar 2012 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2012 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • de financiële informatie in het jaarverslag;

  • de betrokken saldibalans;

  • de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • de in de jaarverslagen opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2012;

  • het voorstel van de Slotwet over 2012, dat met het onderhavig jaarverslag samenhangt;

  • het rapport van de Algemene Rekenkamer over 2012 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2012 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2012, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2012 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

Leeswijzer

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag toegelicht, waarbij een beperkt aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven.

Op 20 april 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (Kamerstukken II, 31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, rol en verantwoordelijkheid van de ministers en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien.

De begroting 2012 was een overgangsjaar waarin de Rijksbegroting deels volgens de systematiek van Verantwoord Begroten is opgesteld. Op de onderdelen rol en verantwoordelijkheid, financiële instrumenten en de tabellen budgettaire gevolgen van beleid voldeed de begroting nog niet volledig aan Verantwoord Begroten en kent daardoor een afwijkende vorm. Bij de rol en verantwoordelijkheid is de beleidstheorie opgenomen, de tabel budgettaire gevolgen van beleid is op sub-artikelniveau weergegeven en niet met de financiële instrumenten. Deze overgangsregeling is zo met de Tweede Kamer overeengekomen bij de invoering van Verantwoord Begroten. Dit jaarverslag is vormgegeven conform de voorschriften van verantwoord begroten voor zover deze in de begroting 2012 al waren doorgevoerd. Op de genoemde onderdelen die afwijken van verantwoord begroten is ook het jaarverslag aangepast, immers deze behoord een spiegel te zijn van de begroting. In de begroting van 2012 is de artikelindeling op onderdelen gewijzigd. Daardoor worden in de tabellen budgettaire gevolgen van beleid geen realisatiecijfers opgenomen voor de jaren 2009 en eerder.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar deze begroting spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten waarin wordt ingegaan op de prioriteiten van het buitenlands beleid en de belangrijkste resultaten die in 2012 zijn bereikt. Ook wordt ingegaan op de verwerking van de maatregelen uit het Regeerakkoord van Rutte I en is een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen in 2012.

Vervolgens wordt artikelsgewijs op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2012 waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies wordt per artikel aangegeven welke lessen zijn getrokken uit zowel opgedane ervaring met de uitvoering van het beleid als in 2012 afgerond evaluatieonderzoek en tot welke beleidswijzigingen dit eventueel heeft geleid. Hierbij word ook ingegaan op wijzigingen die met de komst van Rutte II zijn doorgevoerd. Daarnaast wordt onder rol en verantwoordelijkheid aangegeven welke onderwerpen binnen het beleidsterrein het afgelopen jaar aan de orde zijn geweest. Bij de artikelsgewijze rapportage wordt niet ingegaan op de beleidsinstrumenten.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de opmerkelijke verschillen tussen de ontwerpbegroting en de realisatie 2012 opgenomen. In de toelichting wordt ingegaan op de verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in 2012 voor zover deze niet zijn toegelicht bij de Voor- of Najaarsnota. Waar nodig is een verwijzing naar deze nota(s) opgenomen. De toelichting bevat daarnaast geen meerjarige beschouwingen. Voor de artikelen 1 – 10 worden verschillen in de realisatie t.o.v. de vastgestelde begroting vanaf 10% op sub-artikelniveau toegelicht, met een ondergrens van EUR 2 miljoen. Daarnaast worden ook afwijkingen op de financiële instrumenten opgenomen. Voor het niet-beleidsartikel 11 worden verschillen vanaf 1% toegelicht. Bij de verplichtingen wordt een afwijking van 10% op artikelniveau toegelicht.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na het beleidsverslag volgen de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekeningen van het ministerie van Buitenlandse Zaken en van het agentschap Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden (CBI) en vier bijlagen: 1) het sanctiebeleid en malversaties, 2) de externe inhuur, 3) overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken en 4) de afkortingenlijst.

HGIS jaarverslag

Samen met het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt het HGIS-jaarverslag 2012 aangeboden aan het parlement. De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van de middelen voor buitenlands beleid.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst Rijk (ADR) jaarlijks een controleverklaring af bij het departementale jaarverslag. Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijke taak om zowel de totstandkoming van de niet-financiële informatie als het gevoerde financiële en materiële beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaring. Voor de uitkomsten van de audit wordt verwezen naar het auditrapport over 2012 van de ADR, dat behoort bij dit jaarverslag.

B. Beleidsverslag

Beleidsprioriteiten

Inleiding

In 2012 werd de buitenland-agenda in belangrijke mate beïnvloed door de financieel-economische crisis en de internationale politieke ontwikkelingen. Zo bleef de Arabische regio volop in beweging en werden de zorgen over het nucleaire programma van Iran groter. Het regeerakkoord van de regering Rutte–Asscher legde voor het buitenlands beleid de nadruk op internationale rechtsorde, mensenrechten, veiligheid, welvaart en economische diplomatie. Aan de hand hiervan is bepaald hoe en wanneer te reageren of anticiperen op ontwikkelingen in het buitenland. In de regering Rutte–Asscher is een minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking benoemd en hieraan gekoppeld werd besloten tot het overgaan van het DG Buitenlandse Economische Betrekkingen (DGBEB) van het ministerie van Economische Zaken naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hiermee maakte de regering een vuist van buitenlands en economisch beleid. De regering vergroot zo de kansen voor het midden- en kleinbedrijf in het buitenland en maakt nieuwe coalities tussen bedrijven, NGO's en particulieren mogelijk. In 2012 was er in dit kader veel aandacht voor Rusland, Turkije, China en Brazilië. Deze landen werden met grote regelmaat bezocht op politiek niveau, om de relatie met Nederland te bevorderen. Afgelopen jaar vroeg de aanpak van de voortdurende Europese schuldencrisis onverminderd aandacht. Nederland ijverde voor een betere interne markt om de concurrentiekracht van Europese economieën te versterken. Verder speelde het ministerie van Buitenlandse Zaken een prominente rol bij de onderhandelingen over de meerjarenbegroting van de Europese Unie (MFK). Nederland bevorderde ook in 2012 de internationale rechtsorde en stabiliteit. Het vredesproces in het Midden-Oosten Vredesproces bleef een belangrijk en terugkerend thema. Verder kregen ontwikkelingssamenwerking en het mensenrechtenbeleid in 2012 een compacter, duidelijker profiel. Nederland heeft voor het OS-beleid de vier speerpunten (veiligheid en rechtsorde, water, voedselzekerheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten) verder vorm gegeven. Het jaar 2012 stond in het teken van operationalisering en intensivering van de programma’s onder de speerpunten. De bezuinigingen en hervormingen verliepen in 2012 volgens planning. In 2012 zijn de bezuinigingen behaald door te centraliseren, te versoberen, door efficiënter te werken en door posten te sluiten en te verkleinen. Er waren echter ook investeringen. Zo opende Buitenlandse Zaken een aantal nieuwe posten en werd geïnvesteerd in kennis en beleidsprioriteiten.

Veiligheid

Nederland heeft zich in 2012 ingezet voor de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit. De krijgsmacht, politie, justitie en andere civiele specialisten zijn actief ingezet voor internationale crisesbeheersing. Hierbij werd gewerkt volgens de geïntegreerde benadering.

In Afghanistan heeft de Nederlandse politiemissie bijvoorbeeld een groot aantal agenten getraind. We hadden hierbij speciale aandacht voor de positie van vrouwen bij de Afghaanse politie en justitie. Door de Nederlandse missie werkt de Afghaanse politie in Kunduz nu professioneler en zijn de inspanningen van de politie steeds meer op de belangen van de bevolking gericht. Met betrekking tot de crisis in Syrië, heeft Nederland besloten om gevolg te geven aan het verzoek van NAVO-bondgenoot Turkije om, in samenwerking met Duitsland en de VS, Patriot raketsystemen bij de Turks-Syrische grens te plaatsen, ter verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied. Verder heeft Nederland aangedrongen op een strategic review van de rule of law missie EULEX in Kosovo, die in 2012 ook heeft plaatsgevonden.

Iran

In 2012 namen de zorgen over de nucleaire plannen van Iran verder toe. Gesprekken met Iran leverden weinig op. Nederland was in de EU een pleitbezorger van sancties tegen Iran. Deze sancties moeten de druk op het Iraanse regime verhogen, zodat het land resoluties van de VN-Veiligheidsraad en het International Atomic Energy Agency (IAEA) naleeft en volledige openheid geeft over zijn nucleaire programma.

Piraterij

Ook in 2012 zette Nederland breed in op piraterijbestrijding, voornamelijk in de golf van Aden bij Somalië, onder meer door inzet op zee en door ondersteuning van economische initiatieven en capaciteitsopbouw. Dat deed Nederland in EU- en NAVO-verband.

MOVP

Het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) bleef een terugkerend thema. Nederland drong er bij beide partijen op aan geen stappen te zetten die een terugkeer naar de onderhandelingstafel compliceren, zoals de uitbreiding van de Israëlische nederzettingen. Nederland heeft zich daarom ook onthouden van stemming over de resolutie voor Palestijnse statusverhoging in de AVVN. Op 12 december stuurde minister Timmermans een brief aan de Tweede Kamer over het MOVP-beleid van de regering. Nederland gaf aan te blijven inzetten op een vredesakkoord op basis van de twee-statenoplossing en bouwt voort op de bestaande goede banden met zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit. Nederland droeg in 2012 financieel bij aan de Palestijnse Gebieden en richtte zich hierbij op de twee speerpunten voedselzekerheid & private sector ontwikkeling en veiligheid & rechtsorde. De helft van het bedrag werd besteed aan humanitaire hulp ten behoeve van Palestijnse vluchtelingen. Tevens zette Nederland in 2012 belangrijke stappen ter voorbereiding van de plaatsing van containerscanners bij de grens West Bank-Jordanië en bij de grensovergang van Israël met Gaza om zodoende een duurzame bijdrage te leveren aan de verbetering van de economische positie van de Palestijnse Autoriteit.

Op het gebied van non-proliferatie en nucleaire ontwapening was Nederland actief tijdens de voorbereidende bijeenkomst van de 2015 Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV). Daarnaast begon Nederland met de voorbereidingen van de NSS-top in 2014 in Den Haag. Ook was Nederland actief op het gebied van terrorismebestrijding (o.m. Nederlandse deelname binnen het Global Counter-Terrorism Forum) en cybersecurity (inzet ten behoeve van de EU-cyber strategie).

Welvaart en economische diplomatie

De Wereldhandelsorganisatie (WTO) versterkte in 2012 zijn positie als regelgever voor de wereldhandel. In augustus 2012 trad de Russische Federatie toe en daarmee zijn alle grote economieën nu lid van de WTO. De EU startte daarnaast voorbereidingen voor een handelsovereenkomst op het gebied van diensten. Hierbij zijn naast de EU 20 landen betrokken, waaronder de VS, Japan, Chili, Pakistan en Zwitserland. De EU rondde verder in december 2012 onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord met Singapore af. Hiermee is de deur geopend voor verdere onderhandelingen met de ASEAN regio.

Andere belangrijke momenten in 2012 waren:

  • 1. De start van onderhandelingen met Georgië, Armenië, Moldavië en Vietnam.

  • 2. De ondertekening van de vrijhandelsakkoorden met Colombia, Peru en Centraal Amerika.

  • 3. De voorbereidingen voor onderhandelingen met Japan, de Verenigde Staten en Marokko.

Naast onderhandelingen in multilateraal verband, wordt ook via missies en trouble shooting vorm gegeven aan economische diplomatie. Zo worden in het meldpunt handelsbelemmeringen individuele zaken van ondernemers in het buitenland behandeld (ca. 50 per jaar). De keuze voor te bezoeken landen wordt afgewogen in het kader van de strategische reisagenda. Rusland, Turkije, China en Brazilië worden met grote regelmaat op politiek niveau bezocht. Met het oog op krimp van de economie, is het des te belangrijker om met energie en optimisme pijlen te richten op het bevorderen van internationaal ondernemen in de brede zin van het woord (niet alleen export en uitgaande investeringen, maar ook import en inkomende investeringen). De topsectoren hebben eind 2012 hun internationale agenda gedefinieerd. Dit is een belangrijk uitgangspunt voor de aandachtspunten van het bilaterale werk. Het beleid wordt dan ook goed afgestemd in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken en de topsectoren. Hun internationale agenda’s zijn belangrijke input voor het werk op de posten en de missies. Ten slotte wordt de internationalisering van het MKB gestimuleerd, onder andere door aandacht te schenken aan exportkredietverzekering.

Vrijheid en mensenrechten

In 2012 koos Nederland voor een mensenrechtenbeleid met een duidelijk profiel, met een gerichte inzet van het mensenrechtenfonds en tal van bilaterale en multilaterale initiatieven. De nadruk lag op onderwerpen waar Nederland het verschil wilde en kon maken, waaronder godsdienstvrijheid, internetvrijheid en rechten van vrouwen en LHBT (Lesbisch, Homo-, Bi-, en Transseksueel).

Zo zette Nederland zich in voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging door te pleiten voor een ambitieuze EU-opstelling, door bilaterale activiteiten te ondersteunen (uitbreiding van de pilot godsdienstvrijheid naar tien landen) en tijdens de reizen van de mensenrechtenambassadeur hier aandacht voor te vragen.

Ons land heeft daarnaast een voortrekkersrol gespeeld op het gebied van internetvrijheid. Nederland was in 2012 in tal van fora actief als voorzitter van de Freedom Online Coalitie. Deze coalitie werd afgelopen jaar uitgebreid met drie nieuwe leden. De tweede conferentie van de coalitie in Nairobi werd succesvol afgesloten.

Nederland steunde ook de gelijke rechten en kansen voor vrouwen en diende tijdens de AVVN (Algemene Vergadering van de Verenigde Naties) een resolutie in over geweld tegen vrouwen. Deze resolutie werd aangenomen. Verder vroeg Nederland in samenwerking met gelijkgezinde partners aandacht voor de rechten van LHBT, onder andere in landen als Rusland, Oekraïne en Oeganda. Ook steunde Nederland verdedigers van mensenrechten en hun organisaties en zette het zich in voor de relatie tussen mensenrechten en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Internationale rechtsorde

Om de rechtsorde in de wereld te verbeteren heeft Nederland zich sterk gemaakt voor effectievere internationale instellingen. Bijzondere aandacht ging uit naar de uitbreiding van de rechtsmacht van de internationaalrechtelijke instellingen in Den Haag. Tijdens de Vergadering van de Statenpartijen van het Internationaal Strafhof zette Nederland zich met succes in voor concrete voorstellen ter verbetering van de effectiviteit van het Hof. De positie van hoven en tribunalen is daarbij verder geconsolideerd.

Daarnaast blijft hervorming van de VN een van de grootste uitdagingen voor internationale samenwerking. Nederland wil de VN-begroting versoberen door de contributieschalen te herzien. Hoewel de overeengekomen nulgroei van de begroting een goed resultaat is, moesten wij accepteren dat de methodiek van de huidige contributieschalen nog een aantal jaren ongewijzigd blijft.

Naast de versterking van de instituties is ook de uitwerking van algemeen geaccepteerde regels van groot belang voor de internationale rechtsorde. Zo was de operationalisering van het principe van Responsibility to Protect een grote uitdaging, mede geïnspireerd door de ontwikkelingen in Libië en Syrië. Nederland spande zich als co-voorzitter van de Group of Friends on Responsibility to Protect in voor de verbetering van preventie en non-militaire interventie door de internationale gemeenschap en het zoeken van de dialoog met kritische landen. Dit onderwerp stond centraal in het jaarlijks rapport van de SGVN en het daarop volgende debat in de AVVN. Daarnaast werkte Nederland aan de uitwerking van een beleidskader voor de bescherming van de burgerbevolking bij conflicten. Tenslotte groeide de steun voor het Nederlandse initiatief voor een multilateraal verdrag over internationale rechtshulp bij internationale misdrijven.

De Arabische regio

De Arabische wereld bleef in 2012 volop in beweging. De regio vertoonde een divers beeld. In een aantal landen was sprake van voorzichtige positieve ontwikkelingen in de richting van democratisering, in andere landen wisselde vooruitgang zich af met stagnatie. De roep om democratie in Syrië en de reactie daarop van het Syrische regime mondde uit in schrikbarend geweld tussen het regime van Assad en de opstandelingen. De VN-Veiligheidsraad bleef in 2012 verdeeld over de aanpak van deze crisis. De inspanningen van de Speciaal Vertegenwoordigers van de VN en de Arabische Liga, Kofi Annan en Lakhdar Brahimi, brachten geen politieke oplossing. Nederland voerde samen met andere landen de druk op Syrië op onder meer door het instellen van EU-sancties, steun aan de oppositie en aandacht voor wederopbouwhulp op het gebied van de watersector en het opbouwen van lokaal bestuur. Daarnaast leverde Nederland een humanitaire hulpbijdrage aan Syrische vluchtelingen in de buurlanden en behoeftigen binnen Syrië.

Nederland steunde de democratische transitie in de Arabische regio, onder andere via het in 2012 ingevoerde Matra-Zuid programma. De steun concentreerde zich onder meer op ondersteuning van het ontluikende maatschappelijk middenveld, ondersteuning van politieke partijontwikkeling, bevordering van werkgelegenheid van jongeren en training van ambtenaren in Egypte, Tunesië, Marokko en Jordanië. Nadat het bewind van Khadaffi in de tweede helft van 2011 was gevallen kwam Libië hierbij. Na de democratische verkiezing in Egypte van president Morsi en de installatie van een burgerregering, heeft de EU additionele transitiesteun aangeboden. Daarnaast is Nederland binnen het Matra-Zuid programma gestart met een samenwerkingsverband tussen de Nederlandse en Egyptische overheid. Daarbij is het de inzet van de regering en de EU om de situatie in Egypte voortdurend te monitoren en de samenwerkingsmiddelen daar waar mogelijk in te zetten om de ontwikkeling van de democratie, rechtsstaat en mensenrechten te bevorderen.

Nederland heeft zich ook in 2012 ingezet voor verdere uitwerking en uitvoering van het nieuwe Europese Nabuurschapsbeleid, om zo effectieve steun van de EU voor de transitieprocessen te bewerkstelligen. Nederland wilde vooral betere markttoegang voor producten uit de Arabische regio. De Europese Commissie is inmiddels gestart met verkennende gesprekken over diepgaande vrijhandelsakkoorden met Egypte, Jordanië, Marokko en Tunesië.

Ontwikkelingssamenwerking

Nederland spitste in 2012 de ontwikkelingssamenwerking verder toe op vier speerpunten: veiligheid en rechtsorde, water, voedselzekerheid en seksuele gezondheid. In alle speerpunten was er ook een rol weggelegd voor milieu, goed bestuur, gelijke rechten en kansen voor vrouwen. Maar bovenal was er aandacht voor de combinatie tussen handel en ontwikkelingssamenwerking. Nederland streefde naar meer investeringen van bedrijven, meer aandacht voor verbetering van het investeringsklimaat en meer aandacht voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Daarnaast heeft Nederland tijdens de Rio+20 conferentie over duurzame ontwikkeling er mede voor gezorgd dat over water, voedselzekerheid, duurzame landbouw en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen goede afspraken zijn gemaakt.

Nederland heeft vorig jaar ook gewerkt aan een duidelijke inzet en visie voor de internationale discussie over de toekomst van ontwikkelingssamenwerking en de post-2015 agenda.

Veiligheid en rechtsorde

Conflicten zoals in Mali en Oost-Congo laten zien hoe belangrijk het is om het vroegtijdig uitbreken en escalatie van conflicten te voorkomen. Dit kan door onderliggende oorzaken zoals zwak bestuur en ongelijkheid aan te pakken. Het verbeteren van (lokaal) bestuur, veiligheid, de rechtsstaat en economische kansen, is essentieel.

Water

In 2012 had Nederland meer aandacht voor het waterprobleem in de wereld. We werkten wereldwijd samen met Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Het Fonds Duurzaam Water behandelde voorstellen voor Public Private Partnerships (PPP’s). Deze leiden naar verwachting tot investeringen in de watersector ter waarde van EUR 100 miljoen, waarvan de helft door private partijen is gefinancierd.

Op basis van Nederlandse financiering kregen ruim 6 miljoen mensen toegang tot sanitaire voorzieningen en ruim 2 miljoen tot veilig drinkwater. Met UNICEF is een partnerschap ondertekend voor een groot water en sanitatie programma in West en Centraal Afrika, dat ongeveer 5 miljoen mensen zal voorzien van veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen. De aanbevelingen die IOB deed in haar evaluatie van het drinkwater- en sanitatieprogramma zijn opgevolgd in de vorm van duurzaamheidsclausules in nieuw afgesloten overeenkomsten. In december werden succesvolle post-2015 consultaties voor drinkwater en sanitatie in Den Haag gehouden; de consultaties hebben in een heldere boodschap geresulteerd voor ontwikkeling na 2015.

Voedselzekerheid

In 2012 is het thema voedselzekerheid verder uitgebouwd. Zowel op posten als in Den Haag is gekozen voor versterking van voedselzekerheid door onder meer ondersteuning van mondiale initiatieven en publiek-private partnerschappen. De focus lag op een viertal terreinen:

  • 1. Toename van duurzame productie van voedselgewassen.

  • 2. Verbetering van de toegang tot voedsel van goede kwaliteit.

  • 3. Beter functionerende markten.

  • 4. Verbetering van het ondernemingsklimaat.

De eerste resultaten worden in 2013 bekend gesteld.

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

Nederland droeg in 2012 op vier manieren bij aan het halen van de Millenniumdoelen over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR):

  • 1. Meer kennis en keuzevrijheid van jongeren over hun seksualiteit.

  • 2. Verbeterde toegang tot voorbehoedmiddelen en medicijnen.

  • 3. Betere gezondheidszorg rond zwangerschap en bevalling inclusief veilige abortus.

  • 4. Meer respect voor seksuele en reproductieve rechten van groepen aan wie deze rechten worden onthouden.

Om uitvoering te geven aan de in mei 2012 gepubliceerde beleidsbrief, werd een SRGR fonds gelanceerd voor nieuwe activiteiten van (inter)nationale NGO’s. Een diverse en innovatieve portefeuille van elf activiteiten gaat bijdragen aan de vier resultaatgebieden. Daarbij is veel aandacht voor jongeren, de integratie SRGR en hiv/aids, samenwerking met de private sector en religieuze leiders en de mensenrechtenbenadering.

Partnerlanden

In de 15 partnerlanden in 2012 is begonnen met zowel de uitvoering van de programma’s als met de rapportage van de eerste resultaten op de speerpunten. Nog niet alle programma’s zijn volledig ontwikkeld. Over de resultaten is een Kamerbrief gestuurd. Hierin wordt onder andere aangegeven dat de ambassades sinds de zomer 2012 beschikken over de vereiste omvang en expertise voor het ontwikkelen en uitvoeren van het speerpuntenbeleid. En dat ook Nederlandse vakdepartementen en kennisinstellingen actief zijn betrokken bij de uitwerking van de strategische plannen. Daarnaast is een monitoringskader ontwikkeld voor het in kaart brengen van de resultaten van de speerpunten en de dwarsdoorsnijdende thema’s. Over de voortgang van de strategie van de exit-landen is eveneens een Kamerbrief gestuurd. Hierin wordt onder meer toegelicht dat de uitfasering op verantwoorde wijze gebeurd. Dit doet Nederland onder andere door voldoende middelen beschikbaar te stellen, zodat programma’s niet abrupt worden afgebroken.

Nederland in Europa

Ook het afgelopen jaar vroeg de aanpak van de voortdurende Europese schuldencrisis veel aandacht. Juist voor de open Nederlandse economie is een stabiele Europese afzetmarkt van het grootste belang. In 2012 werkten we aan het uitvoeren van het aangescherpte Stabiliteits- en Groeipact, betere controle op nationale statistieken en begrotingen en de het opsporen van macro-economische onevenwichtigheden. Het Europees Semester zorgde voor coördinatie van het economische beleid van de verschillende lidstaten. Ook heeft Nederland aandacht gevraagd voor het belang van voortgaande structurele hervormingen op nationaal niveau om de concurrentiekracht van Europese lidstaten te vergroten. Verder zijn met het Stabiliteitsverdrag de afspraken over begrotingsdiscipline verscherpt. De Europese Raad riep in juni 2012 Europees bankentoezicht in het leven om beter toezicht te houden op de Europese financiële sector. Dit bankentoezicht moet de verstrengeling tussen nationale banken en nationale overheden doorbreken. In 2012 is verder het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) in werking getreden. De regering presenteerde ten slotte eind 2012 haar visie op de toekomst van de EMU. Komend jaar wordt de regulering van de financiële sector verder uitgewerkt. Een crisisbeheersingsmechanisme is het sluitstuk van deze aanpak, om in het uiterste geval onder strenge voorwaarden bijstand te verlenen.

Interne markt

De concurrentiekracht van Europese economieën moet sterker. Daarom heeft Nederland samen met gelijkgezinde landen gewerkt aan een betere interne markt. Hierbij keek Nederland vooral naar diensten en de digitale interne markt. Een mijlpaal is het in december 2012 bereikte akkoord tussen Raad en Europees Parlement over het zogenaamde unitair octrooipakket. Hierdoor zijn de kosten voor het registreren van een octrooi in Europa aanzienlijk verminderd. Dit is essentieel voor het versterken van het innovatievermogen van bedrijven. Nederland speelde een voortrekkersrol bij de totstandkoming van dit octrooipakket.

Begroting EU

Het ministerie van Buitenlandse Zaken speelde een grote rol bij de onderhandelingen over de meerjarenbegroting (het Meerjarig Financieel Kader 2014 – 2020) van de Europese Unie. Tijdens het hele jaar zijn zware onderhandelingen gevoerd. Nederland drukte met een aantal gelijkgestemde landen een zware stempel op deze onderhandelingen. Op de Europese Raad van 22 en 23 november 2012 kwamen de landen – die bij aanvang nog ver uiteen lagen – dicht bij elkaar, maar tot een akkoord kwam het nog niet.

Staat van de Unie

De Staat van de Europese Unie 2011–2012 is samen met BZ-begrotingsstukken op 20 september 2011 aan de Staten-Generaal aangeboden. Op 9 februari 2012 vond het debat daarover plaats met de Tweede Kamer en op 3 april volgde de jaarlijkse Algemene Europese beschouwingen met de Eerste Kamer. Door nieuwe afspraken met de Eerste en Tweede Kamers over timing en opzet van de Staat, verscheen in 2012 geen nieuwe editie van de Staat.

EDEO

Hoge Vertegenwoordiger Ashton en de EDEO zijn belangrijke instrumenten om de Nederlandse en Europese belangen mondiaal te bevorderen. Door het gewicht van de EU kunnen Nederlandse belangen internationaal krachtiger worden behartigd. De Hoge vertegenwoordiger en de EDEO dragen bij aan de stabiliteit en veiligheid van de EU, inclusief Nederland, en bevorderen de internationale rechtsorde en mensenrechten. Dit zijn doelen van het Nederlandse buitenlands beleid. Het is goed dat de EDEO in 2013 een evaluatie houdt en hierbij te onderzoeken op welke punten het functioneren van de EDEO verder kan worden verbeterd en te kijken naar mogelijkheden om de synergie tussen de EDEO en het postennet van lidstaten te vergroten. Dit is zowel in het belang van lidstaten als in het belang van EDEO zelf. Ook blijft het van belang dat de lidstaten de Hoge Vertegenwoordiger voldoende ruimte en vertrouwen geven. Nederland blijft alert op de kosten en de plaatsing van Nederlanders bij EDEO. Er werken nu 82 Nederlanders bij de EDEO (3,74% van het totaal). Van de 140 EU-delegaties worden er zeven geleid door Nederlanders (5% van het totaal).

Consulaire diplomatie

Nederlanders in het buitenland hebben een eigen verantwoordelijkheid, maar als zij in nood zijn moeten ze kunnen rekenen op onze hulp. Dat was de kern van de consulaire dienstverlening in 2012. Daarnaast was er aandacht voor een meer slagvaardige reactie in het geval van een crisis in het buitenland en digitale dienstverlening aan burgers.

Migratie en terugkeer

Het ministerie helpt bij het personenverkeer tussen landen. Buitenlandse Zaken geeft visa af, houdt de vinger aan de pols in risicovolle landen en maakt afspraken over migratie met staten buiten de EU mogelijk. Het ministerie werkte intensief samen met het ministerie van Veiligheid & Justitie om migratie en terugkeer goed te laten verlopen. Soms waren harde maatregelen nodig. Zo is Ghana gekort op de ontwikkelingshulp, omdat zij structureel weigerden mee te werken aan de terugkeer van eigen onderdanen. Gesprekken met Irak verliepen juist constructief. Er werd een bedrag toegezegd voor de re-integratie van terugkerende vreemdelingen. Op dit moment is het nog te vroeg om de effectiviteit van deze maatregelen te bepalen.

Internationaal cultuurbeleid

In 2012 werd de koers voor het internationaal cultuurbeleid die in 2011 met de Kamerbrief «Meer dan Kwaliteit» was ingezet nader gepreciseerd: op 24 april 2012 stuurden de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van OCW een brief naar de Tweede Kamer waarin onder meer de economische focus voor het internationaal cultuurbeleid en het belang van culturele diplomatie uiteen werden gezet.

Nederlandse kunst en cultuur zijn een succesvol en opvallend exportproduct. De nauwe samenwerking in het kader van de strategische agenda voor economische diplomatie tussen departementen, bedrijfsleven en ambassades leverde meer verbindingen op tussen cultuur, economie, handel en toerisme. Dit bleek bijvoorbeeld tijdens de grote economische missie in 2012 naar Brazilië met prominente deelname van ontwerpers en vertegenwoordigers uit de creatieve industrie. De opening van belangrijke design tentoonstellingen tijdens de missie zorgde niet alleen voor een verbeterde marktpositie van de sector en grotere naamsbekendheid van Nederlandse ontwerpers, maar ook voor een positieve uitstraling van Nederland in het algemeen.

Het buitenlands succes van Nederlandse topinstellingen werd in 2012 aangegrepen om in het kielzog van deze instellingen minder bekende namen op de buitenlandse markt te introduceren. Zo trok de tentoonstelling van het Mauritshuis in Tokio 1,2 miljoen bezoekers die «en passant» ook een parallelle expositie van jonge Nederlandse ontwerpers konden bezoeken. Het Rijksmuseum begon in 2012 aan een wereldtour om de aandacht te vestigen op de heropening in april 2013. Samen met deze en andere instellingen zetten diplomatieke vertegenwoordigingen zich in om de Nederlandse culturele zichtbaarheid te vergroten in landen die vanuit cultureel, economisch en politiek oogpunt voor Nederland belangrijk zijn.

Nederland–Turkije 400 jaar

De viering van 400 jaar diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Turkije zorgde voor veel (nieuwe) contacten tussen overheid, bedrijfsleven en de cultureel-maatschappelijke sector. Het koninklijk huis en bewindspersonen brachten bezoeken over en weer. Deze bezoeken, vaak gecombineerd met handel en cultuur, introduceerden veel Nederlandse bedrijven op de Turkse markt. Talloze maatschappelijke en culturele instellingen organiseerden evenementen in beide landen (veelal gefinancierd uit eigen middelen). Ook gemeenten met grote gemeenschappen Nederlanders van Turkse afkomst (zoals Schiedam en Deventer) waren actief en maakten Turks-Nederlands talent zichtbaar.

Internationale organisaties in Nederland

De problemen rond de kosten van de tijdelijke huisvesting van het Internationaal Strafhof zijn in 2012 opgelost. Het terrein van de voormalige Alexanderkazerne werd bouwrijp opgeleverd voor de nieuwbouw van het Internationaal Strafhof. De voorbereiding van de nieuwbouw voor Eurojust verloopt volgens schema.

De (deel)vestiging in Den Haag van het Restmechanisme voor het Joegoslavië- en het Rwandatribunaal (ICTY en ICTR), dat de resttaken van beide tribunalen overneemt na afloop van hun respectieve mandaten, werd voorbereid. Onderhandelingen over het zetelverdrag en over de huisvesting zijn gaande. Omdat het Restmechanisme van het Rwanda Tribunaal al in juli 2012 in werking trad is een tijdelijke overeenkomst gesloten. Er werd daarnaast overeenstemming bereikt over een zetelovereenkomst met het International Institute for Democracy and Electoral Assistance (IDEA) dat sinds september 2012 een vestiging in Den Haag heeft.

Het Joint Forces Command in Brunssum blijft in Nederland gevestigd. Over het NAVO Communication and Information Agency in Den Haag neemt de NAVO in 2013 een besluit. De onderhandelingen over het oprichtingsverdrag van het European Air Transport Command (EATC), waren aan het einde van 2012 nog niet afgerond door een meningsverschil tussen de statenpartijen.

Bezuinigingen

In 2012 zijn de bezuinigingen en hervormingen volgens planning verlopen. Onder meer door centralisatie, versobering en meer efficiëntie op het kerndepartement en het openen en sluiten van posten, zijn de voor 2012 geplande bezuinigingen die voortkomen uit Rutte I en Balkenende IV behaald. Leidraad voor de invulling van deze bezuiniging is de Kamerbrief Modernisering Diplomatie. Van de tien posten zijn er in 2012 vijf gesloten: Montevideo, Quito, Yaoundé, Asmara en het Consulaat-Generaal Barcelona. In 2013 sluiten ook Guatemala, Managua, La Paz, Ouagadougou en Lusaka. Tegenover deze bezuinigingen staan investeringen. We openden twee posten in 2012: Panama en Juba. Een slanker en sterker postennet biedt niet alleen financiële voordelen, maar ook een flexibele en moderne wereldwijde inzet door het ministerie van Buitenlandse Zaken ten behoeve van de vier landen van het Koninkrijk der Nederlanden.

Het budget voor ontwikkelingssamenwerking (ODA) is vanaf 2010 structureel afgenomen van 0,8 procent van het BNP naar 0,7 procent van het BNP. Dit betekende een bezuiniging van EUR 900 miljoen. Er is onder meer bezuinigd op onderwijs, begrotingssteun en gezondheidszorg. Ook tegenover deze bezuiniging stonden investeringen: er kwam meer budget vrij voor de vier speerpunten en de ontwikkeling van de private sector.

Ook het budget van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) moest omlaag. In HGIS spelen, naast Buitenlandse Zaken, ook de ministeries van Economische Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Veiligheid en Justitie een rol. Buitenlandse Zaken bezuinigde in 2012 EUR 8 miljoen op HGIS door het zogenaamde TCX-fonds van ontwikkelingsbank FMO te korten. De bezuiniging op de zogenaamde vrijwillige bijdragen stijgt tot EUR 40 miljoen in 2015, mede door een versobering van MATRA. De andere HGIS-ministeries hebben in 2012 samen EUR 2 miljoen bezuinigd. Dit bedrag loopt op tot EUR 10 miljoen in 2015.

De bezuinigingen van de regering Rutte–Verhagen worden in 2013 meer merkbaar. Daar komen de bezuinigingen van de regering Rutte–Asscher nog bij. Deze bezuinigingen zullen in een brief aan de Tweede Kamer worden voorgelegd, en in de begroting 2014 worden verwerkt.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Artikel

Realisatie

   

Toelichting

Vindplaats

 

20101

2011

2012

   

Artikel 1 versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

         

>

   

>

Conform begroting 2012 en planning periodieke beleidsdoorlichtingen

 

Artikel 2 Grote veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuurd

         

1. De Nederlandse inzet t.b.v. een effectiever en meer politiek functioneren van de NAVO

   

Afgerond (TK 28 676, nr. 169), conform melding aan de Tweede Kamer in Jaarverslag 2011

Rapport

4. Energievoorzieningszekerheid

   

Afgerond (TK 31 271, nr. 7) conform melding aan de Tweede Kamer in Jaarverslag 2011

Rapport

Artikel 3 Europese samenwerking

         

2. OS beleid van de Unie

   

X

De afronding van dit onderzoek vergt meer tijd dan voorzien. Het onderzoek wordt naar verwachting < juni 2013 met een beleidsreactie van de minister aan de Tweede Kamer gestuurd.

3. Vijf jaar top van Warschau

 

 

Afgerond (TK 21501–20, nr. 597)

Rapport

Artikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

         

2. Begrotingssteun

   

Afgerond (TK 31 271, nr. 6)

Rapport

Artikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

         

1. Basic Education

 

 

Afgerond (TK 31 271, nr 4)

Rapport

Artikel 6 Duurzaam water- en milieubeheer

         

2. Duurzame toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen

   

Afgerond (TK 31 271, nr. 5)

Rapport

Artikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in buitenland en regulering personenverkeer

         

1./2. Beleidskader consulaire dienstverlening

 

 

Afgerond (TK 32 734, nr. 10)

Rapport

Artikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

         

>

   

>

Conform begroting 2012 en planning periodieke beleidsdoorlichtingen

 
X Noot
1

conform begrotingen en planning periodieke beleidsdoorlichtingen zijn in 2010 met name effectenonderzoeken afgerond die een input vormen voor ingeplande beleidsdoorlichtingen

Belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

Hieronder volgen de belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen per (niet-) beleidsartikel. Een gedetailleerd overzicht treft u aan in de daarop volgende financiële toelichting per beleidsartikel.

Realisatie begroting op hoofdlijnen (bedragen in miljoenen euro)
   

Realisatie 2011

Ontwerp-begroting 2012

Realisatie 2012

Verschil realisatie – OB

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

114

101

95

– 6

2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

790

785

765

– 20

3

Europese samenwerking

6.743

7.527

6.649

– 878

4

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

830

878

849

– 29

5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

1.298

1.099

1.132

33

6

Duurzaam water- en milieubeheer

427

424

362

– 62

7

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

24

25

27

2

8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

92

82

76

– 6

9

Geheim

0

0

1

1

10

Nominaal en onvoorzien

0

64

0

– 64

11

Algemeen

696

739

818

79

           

Toaal Begroting BZ

11.014

11.724

10.774

– 950

1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten

De lagere realisatie op dit onderdeel wordt in belangrijke mate veroorzaakt doordat de aanslag voor de verplichte contributie aan het Capital Masterplan van de VN niet meer in 2012 maar in 2013 verwacht wordt.

2. Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

De lagere realisatie op dit onderdeel wordt in belangrijke mate veroorzaakt door een daling op veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden en een stijging van het budget voor effectieve humanitaire hulp. De verlaging komt onder andere door vertraging in het programma Education in Emergencies en teruggave op landenprogramma’s voor wederopbouw in Zuid-Soedan, Afghanistan en Soedan. Ook is de bijdrage aan VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties verlaagd en is de sectorale begrotingssteun aan Rwanda opgeschort. De stijging voor effectieve humanitaire hulp wordt veroorzaakt door het verstrekken van noodhulp aan Zuid-Soedan, Syrië en de Palestijnse gebieden en hogere uitgaven in Mali (via UNHCR), Niger (via het World Food Programme) en Oost-Congo (via UNHCR).

3. Europese samenwerking

De lagere realisatie op het onderdeel Europese samenwerking wordt veroorzaakt doordat de op de BNI-grondslag gebaseerde afdrachten fors neerwaarts zijn bijgesteld. Dit is het gevolg van het feit dat de Nederlandse economie zich in verhouding tot het EU-gemiddelde slechter heeft ontwikkeld dan in 2011 werd voorzien.

4. Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

De per saldo daling van de realisatie wordt veroorzaakt door hogere uitgaven voor voedselzekerheid, lagere uitgaven voor de onderdelen effectief armoedebeleid en private sectorontwikkeling. De stijging van de uitgaven voor voedselzekerheid komen door versnelling van het GAFSP (Global Agriculture and Food Security Program) en het nieuwe programma MASSIF+ (Micro and Small Enterprise Fund plus). Daarnaast betreft het een verhoging in de uitgaven ten behoeve van CGIAR (Consultative Group on International Agricultural Research) en ASAP (Association of Small African Projects). De lagere realisatie op effectief armoedebeleid is het gevolg van het opschorten van de samenwerking met Suriname waardoor sector overstijgende programma’s achterbleven en het gebruikelijke parkeerkarakter van het sub-artikel. Wijzigingen in het totale ODA-budget (BNP cijfers) evenals aanpassingen in de toerekeningen worden hierop opgevangen. Op private sectorontwikkeling zijn de uitgaven achtergebleven omdat de ontwikkelfase van ORIO-projecten langzamer liep dan verwacht. Ook de aanloopfase van de Transitiefaciliteit had meer tijd nodig dan voorzien. Dit gold ook ten aanzien van innovatieve financiering. Tot slot waren er teruggaves op het ondernemingsklimaatprogramma op de posten (o.a. Rwanda, Mali, Ghana). Het programma PSI (het Private Sector Investeringsprogramma), gericht op de ondersteuning van vernieuwende investeringsprojecten in opkomende markten, kende een neerwaartse bijstelling omdat het aantal gestarte projecten lager was dan aanvankelijk begroot. Ten slotte is een aantal betalingen (waaronder FMO-MASSIF+ en PUM) doorgeschoven naar begin 2013.

5. Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

De stijging op toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling wordt in belangrijke mate veroorzaakt door hogere uitgaven voor SRGR/HIV-aids. Op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zijn de uitgaven in de meeste partnerlanden verhoogd op basis van de Meerjarige Strategische Plannen die eind 2011 zijn vastgesteld. Daarnaast zijn de uitgaven ook gestegen vanwege een gewijzigd betaalschema voor de Global Alliance for Vaccines and Immunisation (GAVI) en een hogere liquiditeitsbehoefte voor het Health Insurance Fund (HIF). Hier stond tegenover een lagere liquiditeitsbehoefte bij het KPF Aidsfonds. Ook is de contributie aan de World Health Organization (programma en verplichte bijdrage)en het Global Fund to fight Aids, Tuberculose and Malaria door een aanpassing van het betalingsritme verlaagd.

6. Beter beschermd en verbeterd milieu

De daling is het gevolg van lagere uitgaven op zowel duurzaam milieugebruik wereldwijd als ook efficiënt en duurzaam watergebruik. De daling voor milieu vloeit voort uit lagere uitgaven voor Promoting Renewable Energy Programme (PREP) en Scaling up Renewable Energy Programme (SREP). Ook bleven uitgaven in partnerlanden (o.a. Indonesië en Grote Merengebied) achter bij de geraamde planning. De daling voor duurzaam watergebruik wordt hoofdzakelijk verklaard doordat de landenprogramma’s op gebied van duurzaam waterbeheer lager uitvallen dan geraamd. Het gaat hierbij om projecten in Indonesië, Jemen, Mozambique, Bangladesh en Benin.

7. Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

De stijging van de uitgaven wordt veroorzaakt doordat op het terrein van migratie en ontwikkeling een intensivering heeft plaatsgevonden. Anderzijds zijn de uitgaven voor consulaire informatiesystemen verlaagd vanwege vertraging in de ontwikkeling van nieuwe systemen.

8. Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

In verband met de demissionaire status van de regering waren er minder communicatieactiviteiten dan in eerste instantie werd voorzien.

10. Nominaal en onvoorzien

De daling wordt veroorzaakt doordat de voorzieningen voor HGIS loon- en prijsbijstellingen zijn overgeboekt naar HGIS-artikelen binnen andere begrotingshoofdstukken.

11. Algemeen

De hogere realisatie op de uitgaven wordt in belangrijke mate veroorzaakt doordat koersverschillen zijn opgetreden. Deze ontstaan doordat alle betalingen in buitenlandse valuta om administratieve redenen het gehele jaar worden verwerkt tegen een vaste wisselkoers. De materiele uitgaven vallen iets hoger uit dan was voorzien. Dit wordt met name veroorzaakt door hogere uitgave ten behoeve van huisvesting buitenland. Ten slotte een daling op de realisaties door een afname van het personeelsbestand op zowel de posten als op het ministerie. Hierdoor nemen de loonkosten af.

Beleids- en niet-beleidsartikelen

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

A. Algemene doelstelling

Het bevorderen van een goed functionerende internationale rechtsorde, met een blijvende inzet op mensenrechten, als integraal onderdeel van het buitenlandbeleid. Nederland heeft in 2012 bijgedragen aan versterking van de internationale rechtsorde door steun te geven aan hervormingen binnen de VN en een aantal vernieuwende initiatieven binnen die organisatie op dit terrein. Daarnaast zette Nederland zich in de strijd tegen straffeloosheid krachtig in voor de versterking van de internationaalrechtelijke instellingen, bijvoorbeeld door uitbreiding van de rechtsmacht en verbetering van de effectiviteit van het Internationaal Strafhof. Effectieve bescherming van de rechten van de mens werd conform de mensenrechtennotitie bevorderd door een inzet op die onderwerpen waar Nederland verschil kon maken, waaronder godsdienstvrijheid, internetvrijheid en rechten van vrouwen en LHBT’s (Lesbisch, Homo-, Bi-, en Transseksueel).

B. Rol en verantwoordelijkheid

Regiefunctie

  • Interdepartementale regie ten behoeve van een coherente en consistente Nederlandse inzet in beheers- en bestuursraden van internationale organisaties ter bevordering van de internationale rechtsorde en mensenrechten.

Faciliterende rol

  • Effectieve inzet van fondsen en middelen ter bevordering van de internationale rechtsorde en mensenrechten, waaronder het Mensenrechtenfonds.

De bevordering van de internationale rechtsorde en mensenrechten werd in samenwerking met alle betrokken departementen vormgegeven door een coherente en consistente Nederlandse inzet in beheers- en bestuursraden van internationale organisaties en de inzet van fondsen en middelen, waaronder het Mensenrechtenfonds.

Operationalisering van het begrip Responsibility to Protect (RtoP) bleef een van de belangrijkste uitdagingen voor de internationale rechtsorde. Nederland fungeerde als covoorzitter van de Group of Friends on Responsibility to Protect. In 2012 spande Nederland zich in voor de verbetering van preventie en non-militaire interventie door de internationale gemeenschap. Nederland heeft hier veelvuldig aandacht voor gevraagd, onder meer tijdens de conferentie over genocidepreventie in Den Haag, tijdens een samen met Brazilië voorgezeten seminar over RtoP en tijdens een side-event en marge van de ministeriele week van de AVVN. Het jaarlijkse rapport van de SGVN en het daarop volgende debat in de AVVN stelden dit onderwerp centraal. Ter verbreding van het draagvlak voor RtoP is Nederland de dialoog met kritische landen aangegaan.

Op verzoek van de Kamer heeft de regering in juni 2012 een brief gestuurd met een beleidskader voor burgerbescherming. Kern is dat de verantwoordelijkheid voor de bescherming van de burgerbevolking in gewapende conflicten in de eerste plaats bij de strijdende partijen ligt. Het Nederlands beleid richt zich in dit kader op preventie, bescherming tijdens gewapende conflicten, strafrechtelijke vervolging van oorlogsmisdrijven en andere internationale misdrijven en de wederopbouw. Het afgelopen jaar heeft de VN een strategie op het gebied van burgerbescherming opgesteld en trainingsmodules uitgewerkt.

Het initiatief om te komen tot een multilateraal verdrag over internationale rechtshulp bij internationale misdrijven blijft langzaam maar gestaag voortgang vertonen. Nederland, België en Slovenië hebben in 2012 hun lobby activiteiten op dit terrein voortgezet.

Nederland steunde in 2012 diverse activiteiten van de internationale hoven en tribunalen. De financiering van het Speciaal Hof voor Sierra Leone tot het verwachte einde van de zittingen is zeker gesteld door Nederlandse overbruggingsfinanciering en door de Nederlandse inzet voor een VN-bijdrage. Tijdens de Vergadering van Statenpartijen van het Internationaal Strafhof was Nederland een stuwende kracht achter de acceptatie van voorstellen voor verbetering van de effectiviteit van het Hof. Voorts heeft Nederland bijgedragen aan de oprichting van het Syria Justice and Accountability Center om zorgvuldige documentatie van mensenrechtenschendingen in Syrië vast te laten leggen en te laten analyseren.

Nederland was actief op het gebied van VN-begrotingshervormingen tijdens de onderhandelingen in de Vijfde Commissie. Een expertgroep waar voor Nederland Frank de Grave aan deelnam, leverde daartoe bijdragen. De methodiek waarmee de contributieschalen voor de VN-begroting worden vastgesteld is eind 2012 voor drie jaar ongewijzigd voortgezet. De door Nederland gewenste herziening is nog niet gerealiseerd, mede vanwege het ontbreken van een stevige EU-positie in de onderhandelingen. Als gevolg van de daling van het aandeel van de Nederlandse economie in de wereldeconomie zal de Nederlandse bijdrage wel dalen van 1,855% naar 1,654%. Het begrotingskader 2014–2015 is vastgesteld op een niveau net onder de huidige stand van de begroting 2012–2013, waarmee een reële stijging is voorkomen.

In het rapport van de tweede Universal Periodic Review («mensenrechtenexamen») van het Koninkrijk der Nederlanden dat werd vastgesteld door de Mensenrechtenraad werd Nederland geprezen voor de oprichting van het College voor de Rechten van de Mens, de Kinderombudsman en recente ratificatie van mensenrechteninstrumenten.

Nederland heeft in 2012 zijn leidende rol wereldwijd bij het bevorderen van internetvrijheid versterkt. De Freedom Online Coalitie die werd opgericht tijdens de conferentie in Den Haag in december 2011 werd uitgebreid met drie nieuwe leden (Costa Rica, Finland en Tunesië), en een tweede Freedom Online conferentie met een Afrikaanse focus werd in Nairobi georganiseerd, waaraan Nederlandeen grote inhoudelijke bijdrage leverde. Als voorzitter heeft Nederland de Freedom Online Coalitie in diverse multilaterale organisaties bij elkaar gebracht om het onderwerp in teksten en resoluties vast te leggen. Zo kwam een sterke Mensenrechtenraadresolutie over internetvrijheid tot stand. In 2012 is het Digital Defenders Partnership onder beheer van HIVOS opgezet.

Het mensenrechtenfonds vormde een belangrijk instrument in het bilaterale mensenrechtenbeleid. Verdedigers van mensenrechten en hun organisaties werden gesteund. In het bilaterale beleid is de intensivering op het terrein van godsdienstvrijheid voortgezet, o.a. via de uitbreiding van de pilot naar Armenië, Pakistan, Soedan, Nigeria en Noord-Korea. Godsdienstvrijheid was een belangrijk thema voor de Mensenrechtenambassadeur, onder andere in het kader van zijn reizen naar Saudi-Arabië, Nigeria, Indonesië en China. Multilateraal heeft Nederland zich ingespannen voor een ambitieuze EU-opstelling in VN-kader, en voor inhoudelijk sterke EU-richtlijnen godsdienstvrijheid met voldoende consultatie van het maatschappelijk middenveld. Nederland initieerde bovendien bijeenkomsten op het terrein van godsdienstvrijheid in VN- en Raad van Europa-kader.

Afgelopen jaar zijn wederom Nederlandse inspanningen gepleegd ten behoeve van de bevordering van rechten van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT’s). Zo is diverse malen, al dan niet in EU verband en/of met gelijkgezinden, bij de autoriteiten aandacht gevraagd voor zorgelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld in landen als Rusland, Oekraïne en Uganda.

Nederland diende tijdens de zitting van de Derde Commissie van de 67ste AVVN de tweejaarlijkse resolutie over geweld tegen vrouwen in. De resolutie werd met consensus aangenomen.

In 2012 is de beleidsintensivering op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en mensenrechten voortgezet en uitgebreid naar ambassades in Nigeria, Panama/Costa Rica, Bangladesh, Kazachstan, Jordanië en Tunesië. Aandachtsgebieden zijn o.a. arbeidsomstandigheden, kinderarbeid en discriminatie. Tevens is het voorbereidingsproces om te komen tot een Nationaal Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven ter implementatie van het Ruggie Raamwerk van start gegaan.

C. Beleidsconclusies

Versterking van de internationale rechtsorde heeft in 2012 een impuls gekregen door de verdere operationalisering van het principe Responsibility to Protect. Er is daarnaast een beleidskader voor burgerbescherming ontwikkeld. De positie van hoven en tribunalen is verder geconsolideerd. Een multilateraal verdrag voor internationale rechtshulp heeft meer weerklank gevonden door Nederlandse lobby.

Hervorming van de Veiligheidsraad maakte in 2012 weinig voortgang. In de onderhandelingen over het budget zette Nederland stevig in en kon een nulgroei worden gerealiseerd. Desondanks is van een fundamentele herziening van de contributieschalen nog steeds geen sprake.

Het tweede Nederlandse mensenrechtenexamen werd op goede wijze afgerond. Op basis van de mensenrechtenstrategie werd ingezet op deelonderwerpen waar het verschil kon worden gemaakt. De leidende rol van Nederland op het gebied van internetvrijheid was daarvan een voorbeeld. Ook staat Nederland vooraan als het gaat om rechten van vrouwen en de LHBT’s. Daarnaast legde Nederland meer nadruk op godsdienstvrijheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen:

99.812

105.245

147.235

95.262

51.973

             

Uitgaven:

         
             

Programma-uitgaven totaal

100.659

114.419

95.241

100.562

– 5.321

             

1.1

Een goed functionerende internationale rechtsorde

48.741

58.817

48.389

51.729

– 3.340

             

1.2

Bescherming van de rechten van de mens

51.918

55.602

46.852

48.833

– 1.981

E. Toelichting

Verplichtingen

De stijging van de verplichtingen wordt veroorzaakt door een saldo van mutaties. Ten eerste daalt het budget omdat Nederland geen aanslag heeft ontvangen voor de geraamde verplichte contributie aan het Capital Master Plan van de VN. Ook daalt het bedrag omdat op basis van de liquiditeitsplanning voor het Rwanda Tribunaal en Joegoslavië tribunaal minder budget nodig is. Hier staat een stijging tegenover doordat eind 2011 aan het Permanente Hof van Arbitrage (PHA) een huursubsidie is toegezegd voor de periode 2012–2016. Voor deze 5-jarige periode is in 2012 de verplichting aangegaan. Daarnaast is een verplichting aangegaan om als mede-gastland een goede start van het Residual Mechanism van het Sierra Leone tribunaal mogelijk te maken. Ten slotte stijgt de realisatie omdat de verplichting is opgenomen voor een periode van vier jaar voor de uitgaven aan de Wereldomroep.

Uitgaven

Artikel 1.1

De lagere uitgaven voor een goed functionerende internationale rechtsorde zijn eerder toegelicht in de 2de Suppletoire Begroting.

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

A. Algemene doelstelling

Nederland heeft zich in 2012 onverkort ingezet voor de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Daarnaast heeft Nederland effectieve humanitaire hulp kunnen verlenen zowel aan chronische crisislanden als acute crisislanden.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Regiefunctie

Nederland – en BZ in zijn rol als coördinerend ministerie en «hoeder» van de artikel 100 procedure – heeft de krijgsmacht, politie, justitiële experts en andere civiele overheidsdeskundigen actief ingezet voor internationale crisisbestrijding, zo veel mogelijk als onderdeel van een geïntegreerde benadering.

Faciliterende

De vroegtijdige financieringen aan het VN-noodhulpfonds CERF en ICRC bleken essentieel in het leveren van snelle en flexibele humanitaire hulp. Bij acute crises in Syrië en de Sahel ontving Nederland internationaal lof voor haar tijdige en substantiële bijdragen.

De krijgsmacht, politie, justitiële experts en andere civiele deskundigen zijn actief ingezet voor internationale crisisbeheersing, zoveel mogelijk als onderdeel van een geïntegreerde benadering. In het geval van Afghanistan heeft de Nederlandse politiemissie een groot aantal agenten getraind. Met hulp van de Nederlandse missie is de Afghaanse politie in Kunduz steeds meer gericht op de belangen van de bevolking en wordt er professioneler gewerkt. Speciale aandacht is in 2012, mede in het kader van VNVR-resolutie 1325, besteed aan de empowerment van vrouwen binnen de Afghaanse politie- en justitiesector. Voorts droeg Nederland bij aan piraterijbestrijding op zee door de inzet van drie schepen in de NAVO operatie Ocean Shield en één schip in de EU operatie Atalanta. Daarnaast heeft Nederland getracht deze inspanningen te verduurzamen, door enerzijds het ondersteunen van (beperkte) economische initiatieven en het helpen opbouwen van geloofwaardige democratische instituties in Somalië en, anderzijds, het versterken van capaciteit in de regio om piraten te berechten en op humane wijze in detentie te houden.

Met betrekking tot de crisis in Syrië, heeft Nederland besloten om tegemoet te komen aan het verzoek van NAVO-bondgenoot Turkije om Patriot raketsystemen bij de Turks-Syrische grens te plaatsen, ter verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied. Verder heeft Nederland aangedrongen op een strategic review van de rule of law missie EULEX in Kosovo, die in 2012 ook heeft plaatsgevonden. De missie is op basis van deze review omgevormd en verkleind. De geïntegreerde benadering van crisisbeheersing stond het afgelopen jaar hoog in het vaandel. Nederland droeg actief bij aan beleidsvorming in EU- en NAVO-verband, o.a. door de politietrainingsmissie in Afghanistan als «best practice» voor het voetlicht te brengen en inhoudelijke inbreng te leveren voor de geplande mededeling van de EDEO en Europese Commissie. Verder heeft de regering haar visie op beleid en praktijk van het Toetsingskader uiteengezet, waarbij ook is ingegaan op de (deels nieuwe) systematiek voor monitoring en evaluatie van bijdragen aan missies.

BZ en Defensie werkten in 2012 samen aan de uitvoering van het bilaterale Security Sector Reform programma in Burundi. Dit programma verkleint de kloof en het wantrouwen tussen Burundees leger en politie enerzijds en de bevolking anderzijds. De eerste resultaten hiervan zijn zichtbaar in meer waardering voor leger en politie bij de bevolking. De activiteiten van Nederland in de Grote Merenregio zijn gericht op het wegnemen van de oorzaken van conflict, zoals illegale exploitatie van grondstoffen, geweld tegen vrouwen, en de slechte situatie van ontheemden. Ook werkte BZ verder aan het versterken van economische banden in de regio door grensoverschrijdende water- en energieprogramma’s, ook al trad hierbij door het oplaaiende conflict soms vertraging op.

In Zuid Soedan draagt Nederland bij aan de vrede en veiligheid via de VN missie UNMISS en via bijdragen aan wederopbouw o.a. via IOM en South Sudan Recovery Fund. Daarnaast helpt Nederland bij het oplossen van langdurige vluchtelingenproblematiek in Oost-Soedan via het Transition Solutions Initiative van UNHCR en UNDP/BCPR. Ook internationale NGOs werken met Nederlandse financiering aan bemiddeling en ontwikkeling in Zuid-Sudan, die langzaam toeneemt.

In Afghanistan heeft Nederland met middelen en know-how bijgedragen aan de politietrainingsmissie, en wordt in Kunduz in het verlengde daarvan met succes gewerkt aan kwaliteitsverbetering van de gehele justitieketen. (Rule of Law programma).

In de Palestijnse Gebieden beoogt Nederland de effectiviteit van justitie- en veiligheidsdiensten te verbeteren, zodat deze beter functioneren en aan de behoeften van de Palestijnse bevolking voldoen. Nederland, als medevoorzitter van de Justice Sector Working Group in de Palestijnse Gebieden, hanteert hiervoor de volgende strategie:

  • Capaciteitsopbouw in de justitie- en veiligheidssector, inclusief stimuleren van de Palestijnse Autoriteit tot meer efficiënte en effectieve samenwerking tussen beide sectoren;

  • Verbeterde toegang creëren tot rechtspraak voor burgers, jongeren en vrouwen in alle delen van de Westelijke Jordaanoever;

  • Het bij gebrek aan een goed functionerend parlement versterken van het maatschappelijk middenveld om de controlerende taak t.a.v. lokale en nationale overheden uit te voeren;

  • Het ondersteunen van initiatieven gericht op corruptiebestrijding.

  • Aandacht voor de positie van vrouwen is een dwarsdoorsnijdend thema in het Nederlandse rechtsorde-programma in de Palestijnse Gebieden.

In EU-verband hebben BZ en Defensie gezamenlijk bepleit ten aanzien van zowel Somalië als Mali voor een geïntegreerde benadering, door steeds aan te dringen op nauwe afstemming met civiele actoren en de lokale overheid in beide landen; dit lijkt kansrijk met name nu er in Somalië een regering is aangetreden die kansen biedt op structurele verbetering.

Teneinde de effectiviteit en transparantie van inzet van middelen te vergroten heeft BZ in 2012 een omvangrijke tender van wederopbouwfondsen afgerond, met als doel verbetering van menselijke veiligheid, inclusief een legitiem bestuur, en opbouwen van vredesdividend. Hiermee worden 27 nationale en internationale NGOs in staat gesteld in de periode 2012–2015 wederopbouwactiviteiten te ontplooien in prioritaire landen en regio’s.

In VN verband heeft Nederland zich ingezet voor verdere implementatie van de New Deal on Engagement in Fragile States, overeengekomen in het Busan High Level Forum in 2011 waardoor het draagvlak voor vredesopbouw- en staatsopbouwdoelen binnen WB en VN is toegenomen. Daarnaast heeft Nederland via de VN bijgedragen aan het verbeteren van lokale en internationale conflictbemiddelingscapaciteit. Met het VN Department for Peacekeeping Operations (DPKO) en het Bureau of Crisis Prevention and Recovery (BCPR) zijn afspraken gemaakt over verbetering van hun onderlinge samenwerking, om de VN effectiever te laten optreden in conflictgebieden.

Nederland heeft zich actief ingezet om een hernieuwd VN actieprogramma voor kleine wapens tot stand te brengen, en ook VN Resolutie 1325 (gender in conflictgebieden) te implementeren, onder andere door een genderexpert aan de EU delegatie in Kabul uit te lenen.

Nederland heeft ruim 40 civiele experts (van buiten BZ) uitgezonden naar diverse crisisgebieden om zo meer Nederlandse inbreng in de EU- en VN-structuren te verzekeren.

Tot slot heeft BZ is samenwerking met de betrokken instellingen een Kennisplatform Veiligheid en Rechtsorde opgericht dat beoogt de samenwerking met kennisinstituten en gespecialiseerde organisaties op dit gebied te vergroten. Daarnaast zijn de relaties met een aantal strategische partners op het gebied van Veiligheid en Rechtsorde vernieuwd. Dit leidt tot meer uitwisseling over beleidskwesties.

Tijdens de NAVO-top in Chicago zijn belangrijke afspraken gemaakt over de capaciteitenontwikkeling binnen het Bondgenootschap in deze moeilijke financiële tijden. Conform de Nederlandse inzet is het concept van Smart Defence omgezet in een concrete lijst van samenwerkingsprojecten tussen bondgenoten, zodat op korte termijn belangrijke militaire capaciteiten kunnen worden behouden en gerealiseerd. Verder is afgesproken dat de NAVO-staten meer aan gezamenlijke capaciteitsontwikkeling op de langere termijn zullen doen en gezamenlijke doelen zullen stellen voor de benodigde capaciteiten in 2020. Ook werd de Defence and Deterrence Posture Review aangenomen. Geconcludeerd is dat de huidige mix van nucleaire en conventionele militaire capaciteiten adequaat is voor de verdediging van het grondgebied van het Bondgenootschap. Tot slot herbevestigden Bondgenoten het belang van nauwere samenwerking met partnerlanden, met onder meer aandacht voor het verbeteren van de interoperabiliteit en politieke consultaties met partners, ook in een vroeg stadium van een crisis.

In 2012 namen de zorgen over het nucleaire programma van Iran verder toe. Verschillende onderhandelingsrondes tussen de E3+3 en Iran leverden vooralsnog weinig op. In september nam de IAEA-bestuursraad een resolutie aan waarin Iran wordt opgeroepen opheldering te geven over de mogelijke militaire dimensie van zijn nucleaire programma. Nederland heeft deze resolutie medeondertekend. Nederland heeft gepleit voor het maximaal opvoeren van de druk op Iran om het land te laten voldoen aan zijn internationale verplichtingen. Nederland heeft in dat verband ingezet op het opstellen van een stevig nieuw sanctiepakket in de Europese Unie dat op 15 oktober jl. is aangenomen.

Nederland organiseerde en marge van de voorbereidende bijeenkomst van de 2015 Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) enkele zogenaamde «side-events» op het gebied van non-proliferatie en nucleaire ontwapening. Zo organiseerde Nederland een bijeenkomst waarbij het belang dat Nederland hecht aan de totstandkoming van het Fissile Material Cut-off Treaty (FMCT) werd benadrukt. Daarnaast deed Nederland met partnerlanden van het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI) verschillende aanbevelingen tijdens een presentatie die bedoeld was om de bekendheid van het NPDI binnen de NPV te vergroten. Deze aanbevelingen gaven een impuls aan de internationale discussie over het versterken van het waarborgensysteem en het vergroten van transparantie over nucleaire arsenalen. Het voorstel van Nederland om de eerste NPDI ministeriële bijeenkomst in 2013 in Den Haag te houden, werd aangenomen. Nederland nam daarnaast deel aan de Nuclear Security Summit (NSS-top) in Seoel, en begon met de voorbereidingen van de NSS-top in 2014 in Den Haag.

Nederland betreurt het dat de conferentie over een massavernietigingswapens-vrije zone in het Midden-Oosten in 2012 niet is doorgegaan. Volgens de organisatoren van de conferentie was er nog onvoldoende draagvlak onder landen in de regio. Nederland heeft de Finse facilitator Laajava toegezegd het proces actief te blijven steunen en heeft in NPDI-verband landen in de regio opgeroepen constructief samen te werken om de conferentie zo spoedig mogelijk alsnog te kunnen organiseren.

In 2012 werden vergunningaanvragen voor wapenexport naar Bahrein en Jemen aangehouden vanwege de interne ontwikkelingen in deze landen. Toetsing van exportvergunningen volgens de criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportbeleid voor Egypte, Saoedi-Arabië en Tunesië werd in de loop van 2012 hervat.

In juli 2012 vond de conferentie plaats over het VN-wapenhandelsverdrag. Nederland heeft, als voorzitter van onderhandelingscomité 2, actief deelgenomen aan de onderhandelingen. De behaalde concepttekst is een goede basis voor verdere onderhandelingen in 2013.

De bestrijding van terrorisme heeft onverkort hoog op de agenda gestaan. Daarbij is uitvoering gegeven aan de Sanctieregeling Terrorisme-2007, betreffende de totstandkoming en beëindiging van bevriezingsmaatregelen terrorisme. In 2012 is de basis gelegd voor een aanpassing van het protocol dat de nationale procedures vastlegt ten aanzien van de totstandkoming en beëindiging van bevriezingsmaatregelen terrorisme. De aanpassing behelst onder meer de introductie van een vergewisplicht.

Nederland participeerde actief binnen het Global Counter-Terrorism Forum (GCTF), waarin wordt gestreefd naar coördinatie t.a.v. capaciteitsopbouw van terrorismebestrijding in derde landen en terugdringing van radicalisering. Nederland is binnen GCTF met name actief op het gebied van de bevordering van de Rule of Law en Countering Violent Extremism.

In VN-verband heeft Nederland zich ingespannen voor verdere versterking van het mandaat van de Ombudspersoon ter begeleiding van delisting-verzoeken in het kader van het Al Qaida-sanctieregime. Nederland heeft afspraken gemaakt met de Ombudspersoon over toegang tot (vertrouwelijke) informatie in het kader van haar beoordeling van een verzoek tot delisting. Om de uitvoering van de Wereldwijde VN-contraterrorismestrategie te bevorderen, heeft Nederland, in samenwerking met het Global Centre for Counter-Terrorism Cooperation en het ICCT-The Hague, ingezet op versterkte samenwerking tussen VN-organisaties en de betrokkenheid van civil society gefaciliteerd.

In EU-verband is bijgedragen aan de uitvoering van het EU-actieplan ter bestrijding van terrorisme en het EU-actieplan om radicalisering en rekrutering tegen te gaan. De EU werkte onder meer aan een Actieplan voor de Hoorn van Afrika en aan actieplannen op het gebied van Rule of Law en Countering Violent Extremism onder de EU Counter-Terrorism en veiligheidsstrategie voor Pakistan. Nederland bevorderde en steunde deze aanpak.

Voorts werden projecten gesteund in Afrika en Azië (Sahel/Magreb, Hoorn van Afrika, Pakistan, Indonesië, Jemen) gericht op het tegengaan van radicalisering en de versterking van capaciteit ter bestrijding van terrorisme. Daarbij is specifiek aandacht besteed aan de rechten van de mens en de rechtsstaat.

Op het gebied van cyber security heeft Nederland zich, als onderdeel van een kopgroep van 5 EU-landen, hard gemaakt voor een integrale EU-cyber strategie, die begin 2013 zal verschijnen.

C. Beleidsconclusies

Het UNICEF-programma Peacebuilding, Education and Advocacy in Conflict-Affected Contexts is in 2012 in 13 (post)conflict landen gestart met conflictanalyses waarbij speciale aandacht is besteed aan de inbreng van vrouwen en kinderen. UNICEF verwacht dat in het eerste kwartaal van 2013 alle conflict analyses zijn uitgevoerd. Hiermee is een basis gelegd voor conflict sensitieve onderwijsprogramma’s die bijdragen aan vredesopbouw. In het kader van VN-VR-resolutie 1325 ging het tweede Nationaal Actie Plan in uitvoering, o.a. met de uitwerking van projecten in zes pilotlanden en in de MENA-regio.

In 2012 rondde IOB het onderzoek af naar de Nederlandse inzet bij de totstandkoming van het Strategisch Concept van de NAVO in 2010. IOB concludeerde dat Nederland op diverse onderdelen van het Strategisch Concept daadwerkelijk invloed heeft kunnen uitoefenen. Tevens besteedde het ministerie in 2012 bijzondere aandacht aan het bevorderen van de maatschappelijke discussie over het Nederlands veiligheidsbeleid. Zo zijn rond de NAVO-top enkele publieke bijeenkomsten georganiseerd om aandacht te genereren en is via de sociale media het publiek actief geïnformeerd over de Nederlandse bijdragen aan de inspanningen ter bevordering van de internationale veiligheid. Dit zal het komend jaar worden voortgezet.

Nederland heeft zich in 2012 via onder meer de IAEA, het NSS, de NPV-PrepCom en het NPDI actief ingezet voor het versterken van het internationale non-proliferatie systeem, het bevorderen van de ontwapeningsagenda en het tegengaan van nucleair terrorisme. Met name via de organisatie van de NSS in 2014 en door een actieve rol binnen het NPDI kan Nederland goed bijdragen aan de realisatie van deze doelen.

Nederland heeft in 2012 een restrictief en transparant wapenexportbeleid gevoerd, waarbij onder meer is ingezet op verdere harmonisering van de toepassing van het EU Gemeenschappelijk Standpunt en een gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven. De review van dit Gemeenschappelijk Standpunt die in 2012 begon is nog gaande, maar heeft al geleid tot de herbevestiging van de gehanteerde acht toetsingscriteria, die voldoen als basis voor een gezamenlijk Europees wapenexportbeleid.

Het humanitaire hulp beleid werd uitgevoerd langs de lijnen van de op 28 maart door de Tweede Kamer geaccordeerde beleidsnota «Hulp aan Mensen in Nood». In 2012 werd de basis gelegd voor meer duidelijkheid en transparantie naar humanitaire NGO’s toe bij subsidieverlening voor door hen voorgestelde activiteiten op het terrein van chronische crisis/early recovery. Nederland streeft naar effectieve en efficiente humanitaire rampenrespons door de EU. In dat verband zette Nederland zich bij de onderhandelingen over de opzet van een Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulp in voor een bescheiden maar effectieve en kostenefficiënte structuur.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen:

761 844

596 457

983 155

868 804

114 351

             

Uitgaven:

         
             

Programma-uitgaven totaal

847 606

790 134

765 382

785 001

– 19 619

             

2.1

Goede internationale samenwerking ter bevordering

         
 

van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

12 187

12 630

15 945

17 779

– 1 834

             

2.2

Bestrijding en terugdringing van het internationaal terrorisme

         
 

en andere vormen van internationale criminaliteit

500

500

500

500

0

             

2.3

Bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens, bevordering van ontwapening, wapenbeheersing en het voeren van een restrictief en transparant wapenexportbeleid

9 575

13 855

17 628

9 613

8 015

             

2.4

Het bevorderen van energievoorzienings- en grondstoffenzekerheid

0

0

0

0

0

             

2.5

Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden

559 032

497 894

473 116

527 157

– 54 041

             

2.6

Effectieve humanitaire hulp

266 312

265 255

258 193

229 952

28 241

             

Ontvangsten

1 084

1 347

1 183

1 165

18

             

2.10

Doorberekening Defensie diversen

162

0

165

165

0

             

2.50

Restituties contributies

922

1 347

1 018

1 000

18

E. Toelichting

Verplichtingen

De verhoging van de verplichtingen op dit artikel is een saldo. Er zijn hogere verplichtingen vanwege de tenders wederopbouw (EUR 96 miljoen waarvan EUR 16 miljoen ten behoeve van Zuid-Soedan) en ontmijning (EUR 40 miljoen). Vanwege vertraging bij de start van de tender ontmijning, zijn enkele lopende tenders van het stabiliteitsfonds verlengd. Er is ook een verhoging vanwege de start van het Midden-Amerika Programma (EUR 35 miljoen). Daarnaast was er geen verplichtingenruimte nodig ten behoeve van de NIMD, aangezien deze verplichting al eind 2011 is aangegaan (EUR 32 miljoen). Tot slot vielen de verplichtingen in de landenprogramma’s wederopbouw lager uit, in het bijzonder in Afghanistan en Soedan.

Uitgaven

Artikel 2.3

Voor artikel 2.3 zijn de uitgaven gestegen met EUR 8 miljoen ten opzichte van de oorspronkelijke begroting. Voor een toelichting op de mutatie wordt verwezen naar de 2e Suppletoire Begroting.

Artikel 2.5

De uitgaven voor veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden zijn EUR 54 miljoen lager uitgevallen dan in de begroting voorzien. Een deel van de mutaties is eerder toegelicht in de 1e en de 2e Suppletoire Begroting en de Decemberbrief. Daarnaast is er een aantal verlagingen en een verhoging. De verlagingen worden veroorzaakt door lagere uitgaven aan het wederopbouwprogramma in Afghanistan (EUR 5 miljoen) en een lager Nederlands aandeel (EUR 5 miljoen) in de bijdrage aan de VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties op basis van het betaalverzoek vanuit de VN. Daarnaast kent een aantal landenprogramma’s binnen het thema goed bestuur lagere realisaties dan bij 2de suppletoire begroting was voorzien. Dit betreft voornamelijk Tanzania, waar de Tanzaniaanse overheid een groter aandeel in het Local Government Development Grant heeft genomen, hierdoor hoefden de donoren waaronder Nederland minder bij te dragen. De verhoging wordt met name veroorzaakt door een voortvarende uitvoering van het centrale wederopbouwprogramma, waarbij de bijdrage aan het ARTF tegen de verwachting in nog dit jaar werd betaald. Tot slot zijn de uitgaven voor Kunduz lager uitgevallen vanwege vertraging in de betalingen ten behoeve van EUPOL. Ook zijn er lagere uitgaven vanwege vertraging bij de Rule of Law activiteiten in Kunduz.

Artikel 2.6

De uitgaven voor effectieve humanitaire hulp zijn gestegen ten opzichte van de ontwerpbegroting. In de Decemberbrief en 2de Suppletoire Begroting is eerder al een stijging van EUR 30,5 miljoen toegelicht. Daarnaast vindt er een verlaging van EUR 2,2 miljoen plaats aangezien de reservering voor noodhulp in niet-DAC-landen amper is aangesproken.

Beleidsartikel 3 Europese Samenwerking

A. Algemene doelstelling

Nederland heeft ook in 2012 als constructief-kritische partner bijgedragen aan tal van actuele ontwikkelingen in Europa, in het bijzonder de Europese schuldencrisis, de groeiagenda en het MFK (Meerjarig Financieel Kader).

B. Rol en verantwoordelijkheid

Faciliterende en stimulerende rol

De minister is (mede) verantwoordelijk voor:

  • het bevorderen en bewaken van de coherentie en consistentie van het Nederlandse Europabeleid, inclusief de voorbereiding van Europese Raden en horizontale/institutionele dossiers;

  • de interdepartementale afstemming van de Nederlandse inzet in de verschillende vakraden;

  • de Europese meerjarige begroting, ook wel het «Meerjarig Financieel Kader» genoemd;

  • het vormgeven aan het Europese externe beleid ten opzichte van derde landen, regio’s en ontwikkelingslanden;

  • het onderhouden en intensiveren van de bilaterale relaties met andere Europese landen;

  • het bevorderen van een hechtere Europese waardengemeenschap.

Door goede en tijdige interdepartementale afstemming van de Nederlandse inzet voor de verschillende Europese bijeenkomsten, werd de coherentie en consistentie van het Nederlandse Europabeleid, inclusief de voorbereiding van Europese Raden en horizontale/institutionele dossiers, ook in 2012 gewaarborgd. Nederland heeft zich in 2012 ingezet voor o.a. het zoeken naar oplossingen voor de Europese schuldencrisis en de onderhandelingen over de Europese meerjarenbegroting (het MFK). Daarnaast heeft Nederland zich in 2012 ingezet voor het onderhouden en intensiveren van de bilaterale relaties met andere Europese landen en het bevorderen van een hechtere Europese waardengemeenschap.

C. Beleidsconclusies

BZ is verantwoordelijk voor een goed gecoördineerde Nederlandse inbreng in de Europese Unie en voor het Nederlandse EU-beleid. Het belang van een goed en helder Europabeleid werd nogmaals onderstreept tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen, waarin «Europa» voor het eerst een grote rol speelde.

Staat van de Unie

Het Nederlands Europabeleid wordt naar goed gebruik uiteen gezet in de jaarlijkse Staat van de Europese Unie. De Staat van de Unie 2011–2012 is samen met de BZ-begrotingsstukken op 20 september 2011 aan de Staten-Generaal aangeboden. Op 9 februari 2012 vond het debat daarover plaats met de Tweede Kamer, op 3 april gevolgd door de jaarlijkse Algemene Europese beschouwingen met de Eerste Kamer. Als gevolg van nieuwe afspraken met de Eerste en Tweede Kamers over timing en opzet van de Staat, is er in 2012 geen nieuwe editie van de Staat aangeboden.

Europese actualiteit

Eurocrisis

BZ heeft in 2012 een belangrijke bijdrage geleverd aan de beleidsontwikkeling, interdepartementale afstemming, positiebepaling en advisering van bewindslieden over de eurocrisis. Dit onderwerp vergde extra aandacht omdat in de frequente bijeenkomsten van de Europese Raad belangrijke stappen werden genomen in de uitwerking van een maatregelenpakket om de schuldencrisis aan te pakken. Zo werd het Stabiliteitsverdrag opgesteld en aangenomen, waarna BZ in samenwerking met het ministerie van Financiën een MvT heeft opgesteld en bijgedragen aan de behandeling in de Kamer. Ook werd besloten tot oprichting van Europees bankentoezicht en presenteerde de Commissie een visie en Van Rompuy zijn langverwachte eindrapport over de toekomst van de EMU. Mede naar aanleiding van het aantreden van de nieuwe regering heeft BZ op basis van het genoemde Van Rompuy-rapport een regeringsvisie op de toekomst van de EMU opgesteld.

MFK

BZ heeft tevens een belangrijke rol gespeeld bij de Nederlandse inzet in de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK). Nederland was de oprichter van de gelijkgezindengroep van tien nettobetalers, die pleitte voor een substantiële verlaging van de meerjarenbegroting. Op de Europese Raad van 22/23 november 2012 werd een vergeefse poging gedaan om tot een akkoord te komen over het MFK, omdat de posities van lidstaten nog te ver uiteen lagen.

Groeiagenda

BZ heeft een belangrijke rol vervuld bij de Nederlandse inzet ten aanzien van de Europese groei-agenda. Met andere voor de groei-agenda relevante departementen vond nauwe afstemming plaats van de Nederlandse prioriteiten en inzet ten aanzien van de groei-agenda in aanloop naar Europese Raden. Nederland heeft afgelopen jaar voortdurend onderstreept dat het voor het behoud van het Europees sociaal-economische model cruciaal is dat budgettaire discipline hand in hand gaat met groeibevorderende maatregelen. Nederland heeft zich hard gemaakt voor concretisering van de groei-agenda en was, samen met VK, initiatiefnemer van de gezamenlijke groeibrief aan Barroso en Van Rompuy in aanloop naar de Europese Raad van maart 2012.

Onderhouden en intensiveren bilaterale relaties met andere Europese landen

2012 was het jaar van de viering van 400 jaar betrekkingen tussen Nederland en Turkije. Het jaar kende geslaagde bezoeken, van president Gül aan Nederland, en van Hare Majesteit, de Prins van Oranje en Prinses Maxima, de Minister-President, de ministers van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en andere bewindspersonen aan Turkije. Daarnaast organiseerde BZ in 2012 de Wittenburg conferentie met Turkije in Rotterdam. Met het Verenigd Koninkrijk werden meerdere goede initiatieven (Apeldoorn-conferentie in Manchester, bezoek staatssecretaris 15 mei aan Londen, inkomend bezoek UK Foreign Secretary Hague aan Den Haag (lezing Diplomatic Excellence) ontplooid. Er waren verder succesvolle staatsbezoeken in maart aan Luxemburg en inkomende Italiaanse en Slowaakse staatsbezoeken.

Bevorderen hechtere Europese waardengemeenschap

De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Straatsburg heeft een centrale rol gespeeld bij het realiseren van de beleidsdoelstellingen, door goede betrekkingen en, indien opportuun, regelmatig overleg met het secretariaat van de Raad van Europa, permanente vertegenwoordigingen van andere lidstaten en met de Nederlandse delegatie in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Nederland heeft verder aan de ontwikkeling van de Europese rechtsorde bijgedragen door in meer dan zeventig zaken bij het Hof van Justitie van de EU schriftelijke en mondelinge inbreng te leveren. Het Expertisecentrum Europees Recht (ECER) heeft onder meer nieuwsbrieven verzonden en bijeenkomsten (mede) georganiseerd voor ambtenaren van de kerndepartementen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 3 Europese samenwerking (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen:

6.090.076

6.580.210

6.505.187

7.353.602

– 848.415

             

Uitgaven:

         
             

Programma-uitgaven totaal

6.230.748

6.743.443

6.648.435

7.526.717

– 878.282

             

3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

6.022.099

6.566.670

6.493.512

7.340.042

– 846.530

             

3.2

Een effectief, efficient en cohorent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio's, inclusief ontwikkelingslanden

195.228

163.233

140.716

173.115

– 32.399

             

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

9.669

9.680

9.989

9.700

289

             

3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 27

3.752

3.860

4.218

3.860

358

             

Ontvangsten

576.496

656.972

642.559

620.347

22.212

             

3.10

Perceptiekostenvergoedingen

576.496

656.729

642.298

620.347

21.951

             

3.40

Restitutie Raad van Europa

0

243

261

0

261

E. Toelichting

Verplichtingen

De wijziging houdt verband met de hieronder toegelichte uitgaven waarbij aangetekend dat voor het Europees Ontwikkelingsfonds geen nieuwe verplichtingen zijn aangegaan.

Uitgaven

Uitsplitsing van EU-afdrachten in 2012 (bedragen in EUR 1.000)

Uitgaven:

Begroting

Realisatie

Verschil

Vierde eigen middel EU

4.498.248

3.643.316

– 854.932

BTW-afdrachten

360.404

308.482

– 51.922

Landbouwheffingen

303.000

254.927

– 48.073

Invoerrechten

2.178.390

2.286.787

108.397

       

Totaal uitgaven

7.340.042

6.493.512

– 846.530

Artikel 3.1

De EU-afdrachten bestaan uit vier componenten: BNI-afdrachten, BTW-afdrachten, invoerrechten en landbouwheffingen. De belangrijkste oorzaak voor de lagere afdrachten betreft een lagere BNI-afdracht (Vierde eigen middel EU). Doordat de Nederlandse economie zich in verhouding tot het EU-gemiddelde slechter heeft ontwikkeld dan in 2011 werd voorzien, zijn de op de BNI-grondslag gebaseerde afdrachten fors neerwaarts bijgesteld. Tevens werd rekening gehouden met een forse aanvullende begroting, die zich niet volledig heeft geëffectueerd. Bovendien heeft de kasbetaling van de afdrachten samenhangende met deze aanvullende begroting, waarover de Tweede Kamer middels een Nota van Wijziging bij de tweede suppletoire begroting is geïnformeerd, pas in januari 2013 plaatsgevonden.

Artikel 3.2

De Europese Commissie heeft de afroep voor het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) met EUR 1 miljard verlaagd, waardoor de Nederlandse bijdrage ook neerwaarts is bijgesteld. De afroep voor het EOF is verlaagd deels waar het conditionele hulp betreft in gebieden waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden.

Beleidsartikel 4 Meer Welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

A. Algemene doelstelling

In 2012 is een flinke impuls gegeven aan de nieuwe koers van ontwikkelingssamenwerking: van armoedebestrijding naar zelfredzaamheid. Onder uitdagende economische omstandigheden zijn nieuwe internationale marktkansen voor het Nederlandse bedrijfsleven gecreëerd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De regie over beleidscoherentie voor ontwikkeling in het Nederlandse buitenlandbeleid heeft eind 2012 een impuls gekregen door het aantreden van een minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De overgang van het Directoraat-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen (DGBEB) van het ministerie van Economische Zaken naar het ministerie van Buitenlandse Zaken versterkt de regie over de inzet van posten in economische diplomatie.

Voortbouwend op de fast track initiatieven uit 2011 zijn vooral in partnerlanden Ethiopië, Kenia, Mozambique, Rwanda en Uganda nieuwe initiatieven ter bevordering van voedselzekerheid gestart.

In het mondiale onderzoek naar landbouw, voeding en beheer van natuurlijke hulpbronnen heeft Nederland zich op de kaart gezet via de Consultative Group for International Agricultural Research (CGIAR). Een intensivering van de financiële bijdrage hielp internationaal de doelen op het gebied van voedselzekerheid dichter bij te brengen. De aansluiting met Nederlandse kennis en kunde werd onder meer bewerkstelligd via plekken in de Fund Council en in de Board.

De banden met de VN instellingen zijn versterkt. Bij de FAO werd vooral ingezet op verbeterde samenwerking met de private sector en academische instellingen als onderdeel van een nieuwe strategie van de organisatie, waarbij ook het Nederlandse Topsectorenbeleid voor het voetlicht werd gebracht. Bij het World Food Programme werd de transitie van noodhulp naar duurzamere voedselvoorziening ondersteund.

Er is ingezet op het vergroten van toegang tot financiële diensten in landelijke gebieden in ontwikkelingslanden via extra steun aan het Massif/Agri programma van FMO. Via het Global Agriculture and Food Security Programme (GAFSP) van IFC krijgen bedrijven die willen investeren in de landbouwsector in ontwikkelingslanden toegang tot financiering. Ook het Nederlandse bedrijfsleven kan hiervan gebruik maken.

Op 4 oktober 2012 is een convenant met het ministerie van Financiën afgesloten met betrekking tot de ondersteuning en capaciteitsopbouw van belastingdiensten in ontwikkelingslanden. Eind juli is een eerste missie uitgevoerd naar het African Tax Administration Forum (ATAF).

Ondersteuning via algemene begrotingssteun is in 2012 beperkt tot drie landen (Mozambique, Burkina Faso en Bhutan) op grond van de uitfaseringsstrategie. Er zijn geen nieuwe verplichtingen aangegaan. De voorgenomen algemene begrotingssteun aan Mali is vanwege de politieke situatie aangehouden. Totale uitgaven voor structurele macrosteun bedroegen EUR 29 mln. IOB heeft in 2012 de beleidsdoorlichting over het instrument begrotingssteun afgerond en gepubliceerd. Deze is vergezeld door de beleidsreactie van de vorige regering aan de Tweede Kamer toegegaan. De Tweede Kamer heeft tijdens de begrotingsbehandeling 2013 van het ministerie van Buitenlandse Zaken de motie van het lid Mulder aangenomen, waarin de regering wordt verzocht geen nieuw geld uit te geven aan algemene begrotingssteun en zich internationaal in te zetten voor verdere beperking van de inzet van dit instrument.

De opstart van het nieuwe bedrijfsleven instrument Fonds Opkomende Markten (FOM/OS) verliep zeer voorspoedig. Enkele maanden na de start van het programma werd een eerste contract ondertekend. Na een kwartaal zijn al 9 potentiële opdrachten geïdentificeerd die een goed kans van slagen hebben.

De CEO van Unilever is toegetreden tot het VN High Level Panel Post–2015. Hiermee is invulling gegeven aan de wens om de private sector te betrekken bij de toekomstige agenda van internationale samenwerking. Ook is samen met de Netherlands-Africa Business Council (NABC) een conferentie georganiseerd met 500 ondernemers om hen te informeren over de kansen in Afrika en de overheidsondersteuning die zij kunnen krijgen.

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) stond in 2012 hoog op de agenda. Op basis van de moties is op 1 mei 2012 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over het respecteren van IMVO in de bedrijfsleven instrumenten gebaseerd op de hernieuwde OESO-richtlijnen. Er zijn na een aantal consultaties met stakeholders (organisaties van bedrijven, maatschappelijke organisaties en uitvoeringsorganisaties) formele IMVO kaders overeengekomen. De uitvoerders zullen de IMVO-kaders op hun website plaatsen.

Nederlandse handels- en investeringsbevordering speelde zich in 2012 onder economisch uitdagende omstandigheden af, maar er hebben 14 economische missies onder leiding van een bewindspersoon plaatsgevonden. Hieraan hebben 465 bedrijven deelgenomen. Voor ongeveer 25% van de bedrijven heeft dit al tot directe opdrachten geleid ter waarde van totaal EUR 100 miljoen.

De topsectoren hebben in 2012 invulling gegeven aan hun internationaliseringsagenda’s. Dit is door de ambassades opgepakt, waardoor de inzet van economische diplomatie nog meer gefocust is op de plannen van het bedrijfsleven.

In Europees verband heeft Nederland nieuwe slagen gemaakt met het vrijmaken van de handelsstromen. De EU heeft in december 2012, als eerste bouwsteen in de ASEAN regio, bilaterale onderhandelingen met Singapore afgerond. Andere belangrijke momenten in 2012 vormden de start van onderhandelingen met Georgië, Armenië, Moldavië en Vietnam alsook de formele ondertekening van de vrijhandelsakkoorden met Colombia/Peru en Centraal Amerika. Voorbereidingen voor toekomstige onderhandelingen met Japan, de Verenigde Staten en Marokko zijn gestart in 2012.

C. Beleidsconclusies

Qua uitvoering en resultaten hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan. Een meer gedetailleerde rapportage over behaalde resultaten is medio 2013 voorzien, op basis van het november jl. aan de Kamer gezonden monitoringskader en de nog te ontvangen jaarverslagen van de ambassades en uitvoeringsorganisaties.

Met betrekking tot de consequenties van het aantreden van een minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in de nieuwe regering is tijdens het wetgevingsoverleg van 17 december 2012 door de minister een beleidsnota toegezegd aan de Tweede Kamer over Handel en OS. Steeds meer ontwikkelingslanden zijn snelle groeiers. Dit betekent niet dat er geen OS-relevante vraagstukken meer zijn, maar wel dat in de bilaterale relatie, daar waar mogelijk en relevant, OS en economie hand in hand moeten gaan. Economische diplomatie, private sector ontwikkeling en voedselzekerheid blijven daarbij belangrijke beleidsprioriteiten.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 4 meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede (x EUR 1 000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen:

2.128.486

772.054

1.648.290

1.003.398

644.892

             

Uitgaven:

         
             

Programma-uitgaven totaal

1.046.907

829.593

848.631

878.135

– 29.504

             

4.1

Voedselzekerheid

0

0

277.589

218.907

58.682

             

4.2

Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden

627.109

451.717

266.667

314.833

– 48.166

             

4.3

Private sector ontwikkeling

413.734

372.037

298.152

337.735

– 39.583

             

4.4

Effectieve Nederlandse handels- en investeringsbevordering

6.064

5.839

6.223

6.660

– 437

             

Ontvangsten

11.208

34.523

25.869

20.136

5.733

             

4.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

11.208

34.523

25.869

20.136

5.733

E. Toelichting

Verplichtingen

De stijging van verplichtingenbudget is in de 1ste en 2de Suppletoire Begroting toegelicht. Daarnaast is een nieuwe verplichting aangegaan voor de garantstelling op een kredietfaciliteit van de NIO.

Uitgaven

Artikel 4.1

De uitgaven voor voedselzekerheid laten per saldo een stijging zien van EUR 58,7 miljoen. Het merendeel van de stijging op deze mutaties is toegelicht in de 1ste en 2de Suppletoire Begroting. Daarnaast kende het Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP) een grotere liquiditeitsbehoefte dan aanvankelijk voorzien. Hier staat tegenover dat op het thema voedselzekerheid op de centrale programma’s een lager saldo gerealiseerd is omdat de liquiditeitsbehoefte bij een aantal uitvoerders (IFDC, Agriterra en CAADP) minder was dan geraamd. Ook het Initiatief Duurzame Handel en het Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (POP) kenden lagere uitgaven vanwege het ontbreken van aantoonbare liquiditeitsbehoeften voor de tweede helft van 2012. Op publieke private partnerschappen werd iets minder gerealiseerd dan begroot.

Artikel 4.2

De uitgaven voor effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden zijn met EUR 48,2 miljoen gedaald ten opzichte van de begroting. Een deel van de mutaties zijn eerder toegelicht bij de 1ste en 2de Suppletoire Begroting. Daarnaast kende het assistent-deskundigenprogramma marginaal lagere uitgaven vanwege een lagere liquiditeitsbehoefte. Tevens waren de begrote uitgaven voor sectoroverstijgende projecten EUR 9 miljoen lager vooral vanwege de opgeschorte ontwikkelingssamenwerking met Suriname. Tot slot is de daling van de uitgaven het gevolg van het gebruikelijke parkeerkarakter van dit sub-artikel. Wijzigingen in het totale ODA-budget (BNP-cijfers) evenals aanpassingen in de toerekeningen (o.a. EKI en de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen) worden op dit artikel opgevangen.

Artikel 4.3

De uitgaven voor private sectorontwikkeling zijn afgenomen met EUR 39,6 miljoen. Een deel van de mutaties is al toegelicht in de 2de Suppletoire Begroting. Daarnaast zijn de lagere realisaties het gevolg van vertraging voor het Netherlands IFC Partnership Programma omdat ondertekening van het contract in 2012 van een te starten project niet mogelijk was. De ontwikkeling van onderdelen van het project was nog niet gereed. Deze uitgave verschuift naar 2013. Het programma FOM-OS kende een onderuitputting vanwege het achterblijven van de liquiditeitsbehoefte. De uitgaven voor publieke-private partnerschappen, o.a. gericht op de ontwikkeling van de financiële sector en bevordering van technologische innovaties bleef vanwege een vertraagde uitvoering achter. Een aantal betalingen (waaronder FMO-MASSIF+ en PUM) is doorgeschoven naar begin 2013. Uitgaven voor het CBI zijn gestegen om de bijdrage aan het ITC te kunnen financieren en om een deel van het eigen vermogen af te kunnen dragen aan de eigenaar. Dit onderdeel is verder toegelicht in de jaarverantwoording baten-lastendienst CBI.

Ontvangsten

De extra inkomsten worden verklaard door rente-inkomsten waar in de ontwerpbegroting nog geen rekening mee was gehouden. Deze rentebetaling betreft een herfinancieringslening aan de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO).

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

A. Algemene doelstelling

De kern van ontwikkeling ligt in de mogelijkheden en kansen die mensen, mannen én vrouwen, krijgen om zich te ontplooien en bij te dragen aan de sociale en economische ontwikkeling van hun land. Een sterk maatschappelijk middenveld geeft een stem aan groepen uit de samenleving en zorgt voor het nodige tegenwicht voor de overheid.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister heeft zowel een faciliterende als een stimulerende rol gehad:

  • Faciliteren: de minister heeft voldoende financiële en personele middelen beschikbaar gesteld voor het realiseren van de operationele doelstellingen en gezorgd voor effectieve en doelmatige inzet van die middelen.

  • Stimuleren: internationaal politiek draagvlak is gestimuleerd voor gelijke rechten en kansen voor vrouwen en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid, leefstijl of religie, zowel in donorlanden als in ontvangende landen.

De focus in het Nederlandse beleid met betrekking tot SRGR is verder vormgegeven in een beleidsbrief aan de Tweede Kamer. Daarbij werden vier resultaatgebieden benoemd die bijdragen aan het bereiken van MDG 5 en 6:

  • 1. meer kennis en keuzevrijheid van jongeren over hun seksualiteit;

  • 2. verbeterde toegang tot voorbehoedmiddelen en medicijnen;

  • 3. betere gezondheidszorg rond zwangerschap en bevalling incl. veilige abortus en

  • 4. meer respect voor seksuele en reproductieve rechten van groepen aan wie deze rechten worden onthouden.

Om uitvoering te geven aan de in mei 2012 gepubliceerde beleidsbrief, werd een SRGR fonds gelanceerd voor nieuwe activiteiten van (inter)nationale NGO’s. Een diverse en innovatieve portefeuille van elf activiteiten gaat bijdragen aan de vier resultaatgebieden. Daarbij is veel aandacht voor jongeren, de integratie SRGR en hiv/aids, samenwerking met de private sector en religieuze leiders en de mensenrechtenbenadering. Om de evidence-base van beleid en interventies te verstevigen zijn nieuwe partners gestimuleerd om operationeel onderzoek uit te voeren. Dit zal ingebracht worden in het kennisplatform SRGR.

De inzet op het vergroten van gendergelijkheid gebeurde in 2012 conform de kamerbrief internationaal genderbeleid. Daarin staat dat het genderbeleid uitgevoerd wordt langs twee sporen: eigenstandig genderbeleid en integratie genderaspecten in alle speerpunten van OS en buitenlandbeleid. De steun aan organisaties die zich inzetten voor vrouwenrechten vond plaats via het MDG3 fonds (dat werd afgesloten) en FLOW (dat werd gestart). Het MDG3 fonds heeft aantoonbaar bijgedragen aan betere wetgeving, versterking vrouwenorganisaties en VN-richtlijnen. Het nieuwe fonds FLOW werd in 2012 ingericht om de resultaten te bestendigen en te versterken. In 2012 is speciale aandacht uitgegaan naar het versterken van de rol en kansen van vrouwen in fragiele staten en in de transitielanden van het Midden Oosten en Noord Afrika.

De rol van Nederland ten opzichte van het maatschappelijk middenveld als belangrijke speler in het (inter)nationale krachtenveld is nader uitgewerkt. Ter opvolging van aanbevelingen gedaan in o.a. het ABD-rapport en het Actal rapport zijn de beschikkingen van MFS-II organisaties aangepast zodat de beheerslast voor de organisaties, en ook voor de overheid, afnam, terwijl het kader van het MFS-II gerespecteerd werd. Nederland heeft een zichtbare rol gespeeld bij de formulering van een progressief EU beleid voor maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden. Mede dankzij de Nederlandse inzet staat aandacht voor de toenemende beperkingen die gelden voor maatschappelijke organisaties, en de mogelijkheden voor gezamenlijke EU actie, daarin centraal.

De inzet op basis- en beroepsonderwijs in fragiele staten is voorgezet. De resterende onderwijsprogramma’s, waaronder die voor hoger onderwijs, zijn zoveel mogelijk omgevormd naar onderwijs en training die de vier speerpunten van het OS-beleid ondersteunen.

C. Beleidsconclusies

Nederland was in 2012 wederom een standvastige pleitbezorger op gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Zo werd tijdens de Commission on Population and Development, mede dankzij een actieve en zichtbare rol van Nederland, overeenstemming bereikt over een vooruitstrevende resolutie over jongeren en SRGR. Ook heeft Nederland een hoofdrol gespeeld in het gepubliceerd krijgen van de WHO richtlijn «Safe abortion: technical and policy guidelines for health systems». De lessen uit eerdere projecten voor de emancipatie van de zeer gemarginaliseerde groep sekswerkers hebben geleid tot het lanceren van het Opstapfonds dat beoogt de positie van sekswerkers te verbeteren. De staatssecretaris heeft discussie gevoerd met vele actoren in het maatschappelijk middenveld, zowel in Nederland als in het buitenland. Zijn bevindingen over welke factoren van belang zijn bij het vormgeven van de toekomstige relatie tussen overheid en maatschappelijke organisaties in ontwikkelingssamenwerking zijn vastgelegd in een brief aan de Tweede Kamer op 22 oktober 2012.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 5 toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling (x EUR 1 000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen:

2.652.374

448.071

654.984

1.121.031

– 466.047

             

Uitgaven:

         
             

Programma-uitgaven totaal

1.492.076

1.298.033

1.132.182

1.099.142

33.040

             

5.1

Goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk ten behoeve van de beleidsprioriteiten

433.049

314.148

234.985

236.656

– 1.671

             

5.2

Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden

591.055

549.001

476.685

473.788

2.897

             

5.3

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

40.151

38.951

43.508

42.000

1.508

             

5.4

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van hiv/aids

427.821

395.933

377.004

346.698

30.306

E. Toelichting

Verplichtingen

De mutatie op dit artikel betreft per saldo een verlaging van EUR 466 miljoen. Deze mutatie is voornamelijk veroorzaakt door het aangaan van verplichtingen in 2011 i.p.v. 2012 (onderwijs en GFATM), een vertraging (onderwijs), een verandering van de looptijd van de verplichting (UNFPA), de overheveling van budget naar artikel 2 (onderwijs in fragiele staten) en door een verhoging van de SRGR-tender. Al deze mutaties zijn toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begroting.

Uitgaven

Artikel 5.1

Het programma Onderzoek & Innovatie is lager uitgevallen, dit wordt veroorzaakt door een vertraging bij de uitvoering van onderzoeksprogramma's zoals CoS-SIS (via de Universiteit Wageningen), Global Forum on Agricultural Research (GFAR) en Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek (NWO/ WOTRO).

Artikel 5.2

De bijdrage aan het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) is verhoogd als gevolg van een aanpassing van het betalingsritme.

Artikel 5.3

Via bilaterale programma’s is er in 2012 EUR 7 miljoen uitgegeven aan activiteiten van overheid en maatschappelijk veld om lokaal duurzame stappen te zetten op institutioneel en sociaal cultureel vlak. Een aantal bilaterale programma’s heeft een lagere uitputting, zoals in Nicaragua (lagere liquiditeitsbehoefte), Egypte (i.v.m. de politieke situatie in het land) en Jemen (lagere liquiditeitsbehoefte). Daarnaast is de Algemene Vrijwillige Bijdrage aan UNWOMEN verhoogd met EUR 2 miljoen en is de bijdrage aan het VN Trust Fund in Support of Actions to Eliminate Violence Against Women verhoogd met EUR 1 miljoen, zoals vermeld in de Decemberbrief d.d. 20 december 2012.

Artikel 5.4

De stijging van de uitgaven ten opzichte van de begroting met EUR 30,3 miljoen is eerder toegelicht in de 1ste en 2de Suppletoire Begroting. De contributie aan World Health Organization (programma en verplichte bijdrage), het Global Fund to fight Aids, Tuberculose and Malaria is door een aanpassing van het betalingsritme met respectievelijk EUR 6 miljoen en EUR 15 miljoen verlaagd en het Health Insurance Fund is om dezelfde reden met EUR 10 miljoen verhoogd.

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu

A. Algemene doelstelling

Nederland heeft in 2012 een bijdrage geleverd aan het bevorderen van een duurzame en veilige leefomgeving door specifieke activiteiten te ondersteunen die een directe bijdrage leveren aan verantwoord water- en milieubeheer.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Regiefunctie

  • Regie voeren voor de interdepartementale coördinatie van het internationale- en Europese milieu- en klimaatbeleid tijdens de Rio+20 top in Rio de Janeiro en tijdens de COP-11 van de Convention on Biological Diversity (CBD) in Hyderabad.

Faciliterende rol

  • De minister stelt voldoende financiële en personele middelen beschikbaar voor het realiseren van de operationele doelstellingen en is aanspreekbaar op effectieve en doelmatige inzet van die middelen.

In januari werd een succesvolle bijeenkomst georganiseerd met de watersector, waar het nieuwe waterbeleid gelanceerd werd. In dit beleid is nieuwe aandacht voor de rol van Nederlandse kennis en kunde en het belang van publiek-private samenwerking. De Call for Proposals van het Fonds Duurzaam Water resulteerde in 26 voorstellen voor de laatste fase van het goedkeuringsproces; deze voorstellen zullen naar verwachting leiden tot investeringen in de watersector ter waarde van EUR 100 miljoen, waarvan 50% door de sector gefinancierd. Samenwerking in het kader van bilaterale programma’s vindt plaats via het programma Water OS, uitgevoerd in samenwerking met AgentschapNL en het Netherlands Water Partnership (NWP).

Op mondiaal niveau heeft Nederland bijgedragen aan de integratie van milieu en klimaat in programma’s die worden gefinancierd door het International Fund for Agricultural Development (IFAD). Via de EU is bijgedragen aan het succesvolle Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT) programma, gericht op wereldwijde ondersteuning van legale houtproductie en -export. De steun aan de Wereld Bank Forest Carbon Partnership Facility gericht op REDD (Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation) draagt bij aan verwezenlijken van de internationale klimaatdoelstellingen. Ter ondersteuning van duurzaamheid op nationaal niveau is een sustainability unit opgericht die Nederlandse ambassades assisteert bij de integratie van milieu en klimaat in de bilaterale programma’s. Deze onafhankelijke unit is gehuisvest bij de Commissie MER. Op regionaal niveau werd samen met Bundesministerium für wirtschaftliche Zusammenarbeit und Entwicklung een traject gestart gericht op de overdracht van technische capaciteit van Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit aan de regionale organisatie Amazon Treaty Cooperation Organization (ACTO).

Van 20–22 juni 2012 vond in Rio de Janeiro de Rio+20 conferentie plaats over duurzame ontwikkeling. Voor het eerst is het principe van de groene economie erkend als een belangrijk onderdeel van duurzame ontwikkeling. De EU wilde graag concrete doelstellingen met duidelijke deadlines; dit is helaas niet bereikt. Het bedrijfsleven is erkend als een essentiële partner in de verduurzaming. Voor het institutionele raamwerk is afgesproken dat het VN milieuprogramma (UNEP) wordt versterkt, en dat wordt uitgewerkt hoe de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling kan worden omgezet in een High Level Political Forum. De VN heeft besloten mondiaal geldende duurzame ontwikkelingsdoelen te gaan ontwikkelingen, in nauwe samenhang met het bestaande post 2015 ontwikkelingsraamwerk.

De 11e Conferentie van de Convention on Biological Diversity (CBD) in Hyderabad is succesvol afgesloten. Over de belangrijkste uitkomsten van COP10 in 2010 (Nagoya Protocol) zijn afspraken gemaakt om de uitvoering te bevorderen. Daarnaast is overeenstemming bereikt over het verhogen van de financiële steun aan ontwikkelingslanden om de 20 Aichi-doelen voor 2020 daadwerkelijk te kunnen realiseren. De inwerkingtreding van het Nagoya Protocol zal naar verwachting in 2014 kunnen plaatsvinden.

Met het Promoting Renewable Energy Programme (PREP, 2008–2014) realiseerde Nederland EUR 300 miljoen aan korte termijn klimaatfinanciering die in Kopenhagen werd toegezegd. Andere donoren hebben zich aangesloten bij door Nederland geïnitieerde activiteiten, w.o. het Energy for Development (EnDev) programma met Duitsland, SREP onder de Climate Investment Funds, de huishoudbiogas programma’s van SNV en HIVOS, en het AFREA programma van de Wereldbank, dat kleine zonne-energielampen in Afrika promoot. Via een extra bijdrage aan FMO werd financiering van private hernieuwbare energie projecten in Afrika uitgebreid. De beoogde resultaten werden gerealiseerd en de uitvoering is volgens plan verlopen. Wel is gebleken dat de beheersstructuur van snel groeiende programma’s zoals EnDev versterkt moet worden; hier wordt in 2013 aan gewerkt.

C. Beleidsconclusies

Nederland heeft zich in 2012 sterk gemaakt voor duurzaam water- en milieubeheer. De samenwerking met de brede Nederlandse watersector heeft goed vorm gekregen, zowel via de bilaterale programma’s als het centraal gefinancierde programma. Met Nederlandse ondersteuning hebben ruim 2 miljoen mensen toegang gekregen tot veilig drinkwater en ruim 6 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen. De aanbevelingen van IOB voor de uitvoering van drinkwater- en sanitatieprogramma’s werden opgevolgd in de vorm van duurzaamheidsclausules in nieuwe overeenkomsten. Het beheer van snel groeiende programma’s op het gebied van hernieuwbare energie zal in 2013 worden versterkt.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 6 Duurzaam water- en milieubeheer (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen:

183.158

170.255

528.442

584.827

– 56.385

             

Uitgaven:

         
             

Programma-uitgaven totaal

363.521

426.532

362.171

424.420

– 62.249

             

6.1

Duurzaam milieugebruik wereldwijd

231.857

259.142

222.386

244.219

– 21.833

             

6.2

Efficient en duurzaam watergebruik, veiliger delta's en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden/partnerlanden

131.664

167.390

139.785

180.201

– 40.416

E. Toelichting

Verplichtingen

Uitgaven

Artikel 6.1

De verlaging op dit sub-artikel met EUR 21,8 miljoen betreft een saldo. De beschikbare middelen voor het Promoting Renewable Energy Programme (PREP) zijn in 2012 niet uitgeput. Na een lange opstartfase komt het (door de Wereldbank beheerde) Scaling up Renewable Energy Program (SREP) voor hernieuwbare energie op stoom, maar de bijdrage aan SREP is in 2012 nog niet op het geraamde niveau. Daarnaast zijn de uitgaven op hernieuwbare energieprogramma’s op landenniveau (m.n. Indonesië en het Grote Merengebied) in 2012 lager dan geraamd, onder andere door regionale politieke ontwikkelingen en vertragingen in het opstarten van programma’s. Door de (bovengenoemde) lagere bijdrage aan SREP is er budgettaire ruimte ontstaan om de voor januari 2013 geplande bijdrage aan de Global Environment Facility (GEF) in 2012 te betalen. Hiermee is Nederland terug op het oorspronkelijke, door de Wereldbank voorgestelde, betaalschema voor GEV 5. Daarnaast droeg NL bij aan voor klimaat relevante programma’s zoals het Climate and Development Knowledge Network, het GEF/Least Developed Countries Fund en het Adaptation of Smallholder Agriculture Programme. De bijdrage in 2012 aan het Climate and Development Knowledge Network is in verband met een versnelling en uitbreiding van het programma verhoogd. Ook is de afbouw van de milieuprogramma’s in Guatemala, Mongolië, Colombia, Indonesië, Suriname en de Grote Meren regio sneller verlopen dan eerder gepland, waardoor de uitgaven in 2012 lager waren dan verwacht. Er hebben enkele technische overhevelingen plaats gevonden intern artikel 6, naar artikel 2 in lijn met het amendement Voordewind/Dikkers ten behoeve van compensatie voor UNHCR (begrotingsbehandeling), en naar artikel 4 ten behoeve van de bijdrage aan CGIAR. Daarnaast is besloten tot een herstart van het Partnership Programma met de FAO met een algemene vrijwillige bijdrage in 2012 en 2013.

Artikel 6.2

Ook de verlaging op dit sub-artikel met EUR 40,4 miljoen betreft een saldo. Op het gebied van integraal waterbeheer heeft er een aantal mutaties plaatsgevonden. Zo waren de uitgaven op de bilaterale waterbeheerprogramma’s aanzienlijk lager dan geraamd, daar de voorbereiding en tenderprocedures van enkele waterbeheerprogramma’s (o.a. Benin, Bangladesh en Mozambique) meer tijd heeft gekost dan voorzien. Dit is ook in de 2de Suppletoire Begroting gemeld. In Jemen en Mali hebben de programma’s zo goed als stilgelegen vanwege de politieke onrust. Het centraal te financieren programma Regional Program for Food and Water in the Sahel and Horn of Africa/ICRAF is in 2012 nog niet tot uitvoering gekomen. Daarnaast wordt, in tegenstelling tot de eerdere verwachting, de beoordeling van voorstellen voor privaat-publieke samenwerking op het gebied van water in het kader van de Faciliteit Duurzaam Water begin 2013 afgerond. Hierdoor heeft de eerste bevoorschotting niet in 2012 plaatsgevonden. De intensivering op het gebied van water in de vijf partnerlanden (Bangladesh, Benin, Ghana, Kenia, Mali, Zuid-Soedan) heeft in 2012 nog niet geleid tot grote stijging van de programma-uitgaven. Tevens wordt met de Wereldbank nog onderhandeld over ondersteuning van een programma voor grensoverschrijdend waterbeheer in Afrika. Vanwege de uitbreiding van het Water Partnership Program van de Wereldbank met een component voor disaster risk reduction is de bijdrage aan dit programma hoger dan eerder voorgenomen. De uitgaven voor drinkwater en sanitatieprogramma’s zijn in 2012 hoger, omdat de liquiditeitsbehoefte van enkele programma’s hoger uitviel dan eerder geraamd. Het betreft een saldo van meerdere mutaties. De drinkwater- en sanitatieprogramma’s in onder andere Pakistan en Tanzania zijn juist versneld afgebouwd. De UNICEF WASH-programma’s zijn versneld, en tevens is er, vooruitlopend op een vervolgbijdrage aan het drinkwater- en sanitatieprogramma van de Water Supply and Sanitation Collaborative Council (WSSCC), een overbruggingsbijdrage verstrekt. Het anti-corruptieprogramma van het Water Integrity Network (WIN) gaat pas in 2013 van start.

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

A. Algemene doelstelling

Het consulaire werk is een kerntaak van BZ en heeft grote maatschappelijke en politieke relevantie. Het is zichtbaar en herkenbaar. Als Nederlanders reizen, houdt onze verantwoordelijkheid niet op bij onze landsgrenzen. De eigen verantwoordelijkheid van de burger staat centraal, maar de overheid is er voor Nederlanders wereldwijd als dat echt nodig is. Zeker in extreme noodsituaties. Binnen dit kader is BZ druk bezig om de dienstverlening efficiënter, moderner, effectiever en in hoge mate kostendekkend te maken. De Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland zijn onmisbaar voor het consulaire werk. Zij brengen de consulaire diensten dicht bij Nederlanders overal in de wereld. Zij zijn op veel terreinen steunpunt voor Nederlanders in het buitenland. Naast het consulaire werk heeft BZ een taak in de vreemdelingenketen. De rol van BZ wordt bepaald door landenkennis, verantwoordelijkheid voor de bilaterale betrekkingen, diplomatieke vaardigheid (migratie- en visumdiplomatie) en het postennet. De economische dimensie van visumverlening is evident. In het kader van de strategische landenbenadering migratie en de interdepartementale samenwerking op het migratie/terugkeer dossier is er intensief samengewerkt met het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het belang van terugkeer is meermaals opgebracht in gesprekken met autoriteiten van herkomstlanden. Ook zijn er maatregelen genomen om de medewerking aan gedwongen terugkeer naar herkomstlanden te verbeteren.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Resultaatverantwoordelijk voor:

  • Visumbeleid kort verblijf van het Koninkrijk der Nederlanden

Indicator als resultaatverantwoordelijke:

Indicator als resultaatverantwoordelijke

Indicator

Realisatie 01.04.11 t/m 31.03.12

Streefwaarde 2012

Bereikt 2011

Percentage visumaanvragen kort verblijf dat binnen 15 dagen wordt afgehandeld1

82%

75%

82%

X Noot
1

De doorlooptijd is het aantal dagen dat zit tussen het indienen van een ontvankelijke visumaanvraag tot aan het moment van bekendmaken of uitreiken van de beslissing op de aanvraag.

Procesverantwoordelijk voor:

  • de bijstand aan Nederlanders in nood in het buitenland

  • gedetineerdenbegeleiding

  • uitbrengen van reisadviezen

  • crisisbeheersing

  • de afgifte van Nederlandse reisdocumenten in het buitenland en van diplomatieke en dienstpaspoorten

  • de afgifte van consulaire akten

  • de afgifte van machtigingen voorlopig verblijf (MVV’s)

  • de afname van inburgeringsexamens buitenland

Faciliterende rol bij/in:

  • het terugkeer- en herintegratiebeleid van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland.

  • de brede samenwerking met niet-EU-staten op het vlak van asiel en migratie.

Toelichting

  • Op 30 oktober 2012 is de kamer geïnformeerd over de hogere tarieven van reisdocumenten die in het buitenland worden aangevraagd en het op termijn invoeren van kostendekkende tarieven.

  • Het onderzoek naar digitale dienstverlening om aan de burger concrete activiteiten aan te bieden loopt in 2013 nog door.

  • In juni 2012 is de BZ Reisadvies app voor smartphones en tablets gelanceerd. De app is inmiddels meer dan 45.000 keer gedownload.

  • Nadruk lag op een robuustere crisisrespons in het geval van crises in het buitenland. Hiertoe zijn o.a. crisisoefeningen georganiseerd op posten (Kiev, Warschau, Londen, Bangkok, Nairobi, Harare. Daarnaast werden SCOT teams ingezet voor de Olympische Spelen te Londen en Europese (Voetbal) Kampioenschappen in Kiev.

  • Het aantal Nederlanders dat in het buitenland gedetineerd is, schommelde in het jaar 2012 rond de 2500. In juli 2012 werd de jaarlijkse Gedetineerdenrapportage aan de Tweede Kamer gezonden.

  • Financiële – en juridische hulp aan gedetineerden voor wie de doodstraf dreigt, bleef voortdurend onder de aandacht. Het aantal Nederlanders dat momenteel veroordeeld is tot de doodstraf is drie.

  • Er is een bijdrage geleverd aan de verkiezingen voor Nederlanders in het buitenland.

  • Het aantal visumaanvragen dat in 2011 en 2012 werd ingediend is ten opzichte van voorgaande jaren gestegen. De meeste verblijfsdoelen (commercieel, cultureel, familiebezoek) zijn stabiel gebleven, maar bij aanvragen in het kader van toerisme is een lichte stijging waarneembaar, voornamelijk uit Indonesië, Koeweit, Oman, Rusland en Turkije.

  • Er is een daling in de MVV-aanvragen van 5% t.o.v. 2011. Deze is voornamelijk terug te voeren naar de economische crisis (minder kennis- en arbeidsmigranten).

  • Bij de afname van inburgeringsexamens is de daling van 18% t.o.v. 2011 grotendeels terug te voeren naar het vervallen van de inburgeringsplicht voor Turkse onderdanen.

  • Er is gewerkt aan een maatwerkgerichte benadering m.b.t. de ambtsberichten door meer focus aan te brengen in de ambtsberichten en de omvang te reduceren.

C. Beleidsconclusies

Tegen een achtergrond van bezuinigingen moet de kwaliteit van de consulaire dienstverlening en de verantwoordelijkheden in de vreemdelingenketen overeind blijven. Teneinde dat te waarborgen zullen keuzes moeten worden gemaakt. BZ zal zich concentreren op de eigen toegevoegde waarde. Die ligt primair bij consulaire dienstverlening aan burgers en bedrijven alsook bij partners in de vreemdelingenketen. In dat laatste geval zal scherp worden bezien welke toegevoegde waarde BZ daarin heeft, mede in de context van het project Compacte Rijksdienst.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 7 welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen:

29.976

19.673

29.879

25.014

4.865

             

Uitgaven:

         
             

Programma-uitgaven totaal

25.845

23.856

26.917

25.014

1.903

             

7.1

Op basis van eigen verantwoordelijkheid consulaire dienstverlening bieden aan Nederlanders in het buitenland

19.522

13.938

12.432

14.809

– 2.377

             

7.2

Samen met (keten) partners het personenverkeer reguleren

6.323

9.918

14.485

10.205

4.280

             

Ontvangsten

41.789

41.003

40.015

39.450

565

             

7.10

Consulaire dienstverlening

41.789

41.003

40.015

39.450

565

E. Toelichting

Verplichtingen

De mutatie op de verplichtingen wordt veroorzaakt door een beleidsintensivering die voortvloeit uit het regeerakkoord Rutte–Verhagen op de onderwerpen terugkeer en (versterking van de) bescherming van vluchtelingen in de regio van herkomst. In dit kader zijn nieuwe meerjarige verplichtingen aangegaan en lopende verplichtingen verhoogd.

Uitgaven

Artikel 7.1

De uitgaven voor consulaire dienstverlening vallen EUR 2,4 miljoen lager uit dan was voorzien. Dit wordt in belangrijke mate veroorzaakt door vertraging bij de ontwikkeling van nieuwe systemen voor consulaire informatievoorziening.

Artikel 7.2

De stijging van de uitgaven voor regulering personenverkeer met EUR 4,3 miljoen is het gevolg van intensivering op migratie en ontwikkeling, zoals ook toegelicht in de 2de Suppletoire Begroting.

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

A. Algemene doelstelling

De inzet op de internationale belangen van Nederland en Nederlanders is de basis van de communicatieactiviteiten van het ministerie van Buitenlandse Zaken, in binnen- en buitenland. Met culturele diplomatie wordt de Nederlandse positie in het buitenland versterkt, zowel in cultureel, buitenlandpolitiek als economisch opzicht.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De uitvoering van het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) is een gedeelde verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken en OCW. Communicatie over het buitenlandbeleid is de primaire verantwoordelijkheid van Buitenlandse Zaken. Beeldvorming over Nederland raakt regerings-brede onderwerpen. Buitenlandse Zaken werkt dan ook nauw met andere departementen samen om een realistisch beeld over Nederland in het buitenland uit te dragen.

De minister is verantwoordelijk voor:

  • Het communicatie- en mediabeleid van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de coördinatie van de communicatie over de beleidsterreinen van Buitenlandse Zaken, waaronder ontwikkelingssamenwerking en Europese Zaken. De communicatie is hierbij altijd gericht op de inhoud van beleid.

  • Aansturing van de posten.

  • Verdeling van publieksdiplomatie- en cultuurmiddelen over de posten.

  • Financiering voor grootschalige manifestaties in het buitenland.

  • Buitenlandse bezoekersprogramma’s.

  • Synergie tussen cultuur en het buitenlandpolitieke en economisch beleid.

  • Ondersteuning van cultuur in ontwikkelingslanden.

  • Het bestendigen van Den Haag als goede vestigingsstad voor internationale organisaties, in goede samenwerking met andere betrokkenen, zoals de gemeente Den Haag.

De minister is samen met de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap ook verantwoordelijk voor:

  • Beleidsvorming en uitvoering ten aanzien van het Internationaal Cultuurbeleid.

  • De promotie van Nederlandse kunst in het buitenland en identificatie van internationale kansen en ontwikkelingen voor de Nederlandse culturele sector.

  • Aansturing van het Nederlands-Vlaams Huis «deBuren».

  • Afstemming met de SICA, fondsen en ondersteunende instellingen over internationale activiteiten. De algemene aansturing van fondsen en ondersteunende instellingen is de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris OCW.

  • Beleidsvorming en uitvoering op het gebied van Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed.

De viering van 400 jaar diplomatieke betrekkingen met Turkije in 2012 kende een prominente culturele pijler, gericht op het opbouwen van duurzame relaties met Turkse counterparts. Betrokkenheid en ondersteuning vanuit het bedrijfsleven was groot; de top van Nederlandse en Turkse bedrijven liet zich graag associëren met culturele presentaties als een Gouden Eeuw tentoonstelling en een optreden van het Koninklijk Concertgebouworkest in Istanbul. Om de Turkse vraag naar Nederlandse cultuur te stimuleren, was Nederland gastland op diverse boekenbeurzen in Turkije en vonden onder de naam «Dutch Delight» optredens van Nederlandse podiumkunsten plaats op alle belangrijke Turkse podia. De culturele banden met Turkije zijn onmiskenbaar versterkt.

In 2012 werd verder het cultuurprogramma voor het bilaterale jaar in 2013 met Rusland voorbereid. Rusland zoekt meer aansluiting bij de internationale cultuurwereld en creatieve industrie. Op die vraag naar meer professionalisering en internationalisering wil de Nederlandse culturele en creatieve sector inspelen. Daarom wordt in nauwe samenwerking tussen Nederlandse en Russische lokale partners ingezet op een breed en gevarieerd programma van culturele evenementen en uitwisseling van professionals, voornamelijk gericht op Moskou en Sint Petersburg.

Aandacht voor Nederlandse podiumkunsten was er onder andere in de VS met het vier maanden durend «Distinctively Dutch Festival» in Pittsburgh. Door samenwerking tussen het Consulaat Generaal in New York en het bedrijfsleven werden rond het festival ook economische activiteiten georganiseerd.

Het jaar 2012 was het laatste jaar van het vierjarenprogramma Dutch Design Fashion and Architecture (Dutch DFA). Internationalisering van het topgebied creatieve industrie blijft belangrijk, juist nu de binnenlandse vraag nog altijd afneemt. Op verzoek van het Topteam creatieve industrie gaven de ministeries van Buitenlandse Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Fonds voor de Creatieve Industrie in 2012 de opdracht te komen met een voorstel voor een nieuw programma voor de internationalisering van de ontwerpsector.

In 2012 hebben het ministerie van Buitenlandse Zaken en Departement Internationaal Vlaanderen besloten elkaars buitenlandse successen te versterken en gezamenlijk cultuur uit «de Lage Landen» te presenteren. Dit programma gaat van start met een presentatie van Nederlandse en Vlaamse literatuur in zes Britse steden.

Op het gebied van sport zet een coalitie van de Nederlandse Sportalliantie Internationaal, Koninklijke Nederlandse Voetbalbond en Right to Play in acht landen de samenwerking voort die was opgebouwd op basis van de beleidsnotitie «Kans voor open doel»

C. Beleidsconclusies

Het gedeeld cultureel erfgoed beleid (GCE) werd op basis van een positieve tussenevaluatie geactualiseerd. Grotere zichtbaarheid en verbinding met de economische belangen van Nederland zijn toegevoegd als doelstellingen, naast duurzame instandhouding van het erfgoed en versterking van internationale samenwerking op erfgoedterrein.

Daarnaast werd het gastlandbeleid structureel afgestemd via de daarvoor ingerichte interdepartementale fora. Handhaven en verbeteren van een goed vestigingsklimaat is van belang in het huidige economische klimaat. Uit contacten met de vertegenwoordigers van internationale organisaties, zowel al hier gevestigde als mogelijke nieuwe, blijkt dat de Nederlandse inspanningen worden gezien en gewaardeerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland (x 1.000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen:

105.638

74.326

53.691

46.019

7.672

             

Uitgaven:

         
             

Programma-uitgaven totaal

87.268

92.833

76.310

81.892

– 5.582

             

8.1

Grotere buitenlandse bekendheid met de nederlandse cultuur

23.944

27.187

18.574

20.418

– 1.844

             

8.2

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

14.133

14.114

18.571

17.775

796

             

8.3

Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijze, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid

49.191

51.532

39.165

43.699

– 4.534

             

Ontvangsten

922

774

774

790

– 16

             

8.30

Doorberekening Defensie diversen

922

774

774

790

– 16

E. Toelichting

Verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie is een saldo van mutaties. Hogere verplichtingen zijn gerealiseerd voor het Internationaal Strafhof waaraan een bijdrage in de huur voor de periode 2013–2015 werd toegezegd en een nieuwe verplichting voor het Nederlands-Vlaams Huis de Buren. Hier staat tegenover een daling van het budget voor Cultuur en ontwikkeling omdat de verplichting voor het Prins Clausfonds voor de periode 2012–2016 in 2011 is aangegaan en lagere verplichtingen als gevolg van de beëindiging van het Europafonds.

Uitgaven

Artikel 8.3

In verband met de demissionaire status van de regering waren er minder communicatieactiviteiten dan in eerste instantie werd voorzien.

Niet-beleidsartikel 9 Geheim

Niet-beleidsartikel 9 geheim (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen:

0

0

559

PM

559

             

Uitgaven:

27

10

480

PM

480

Verplichtingen en uitgaven

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien

Niet-beleidsartikel 10 nominaal en onvoorzien (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen

5

96

18

63.535

– 63.517

             

Uitgaven

5

96

18

63.535

– 63.517

             

10.1

Nominaal en onvoorzien

5

96

18

63.535

– 63.517

Verplichtingen en uitgaven

Het grootste deel van dit artikel bestaat uit een voorziening voor HGIS/loon-, prijs- en koersontwikkelingen en onvoorzien. Via overboekingen naar HGIS-artikelen op diverse begrotingen werden middelen uit dit artikel voor deze doelen ingezet. Daarnaast werden verhogingen en verlagingen als gevolg van bijstellingen van de inflatieraming (pBBP) op dit artikel verwerkt.

Niet-beleidsartikel 11 Algemeen

Regeerakkoord Rutte–Verhagen

Als onderdeel van de taakstelling op het Rijk van de regering Rutte–Verhagen dient Buitenlandse Zaken structureel EUR 85 miljoen te bezuinigen op apparaatsuitgaven. Als gevolg van het Begrotingsakkoord 2013 is dat een structurele bezuiniging van EUR 90,5 miljoen geworden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de bezuinigingen vormgegeven door het project hervormingen en bezuinigingen via diverse projecten, die verdeeld zijn over vier clusters: Den Haag, postennet, bedrijfsvoering en consulaire zaken, en OS-beleid. De invulling en uitvoering van deze taakstelling verloopt grotendeels conform planning, met een aantal uitzonderingen in de modernisering- en digitaliseringsagenda.

Postennet

De taakstelling wordt grotendeels verhaald op het postennet. Hiermee nemen de uitgaven voor het postennetwerk af. Doelstelling is om het postennet slanker en sterker te maken met als doel een flexibele en moderne inzet. Conform de kamerbrief Modernisering Diplomatie zijn vijf posten gesloten: Montevideo, Quito, Yaoundé, Asmara en het Consulaat-Generaal Barcelona. Dit zal worden gevolgd door de sluiting van Guatemala, Managua, La Paz, Ouagadougou en Lusaka in 2013. Daar tegenover staat de opening van twee posten Juba en Panama en binnenkort een Consulaat-Generaal in West-China. Doordat het aantal OS-partnerlanden is teruggebracht naar 15 landen neemt het aantal medewerkers op dit terrein af. Daarnaast neemt het aantal uitgezonden medewerkers af ten gevolgen van focus en flexibilisering op de posten. Op het gebied van economische diplomatie en specifieke OS-thema’s is sprake van lichte intensivering. Tot slot worden bezuinigingen ingeboekt door versobering van de arbeidsvoorwaarden en efficiencymaatregelen op de posten. Het slankere postennet wordt mede mogelijk gemaakt door de regionalisering van back office taken door regionale service organisaties (RSO’s). Twee RSO’s waren in 2012 operationeel en vier RSO’s bevonden zich in de implementatiefase. Uiteindelijk dienen acht RSO’s operationeel te zijn.

Kerndepartement

Op het kerndepartement wordt de bezuiniging ingevuld door krimp en een ander inrichting van de beleidskern, centralisatie van de bedrijfsvoering en versobering- en efficiencymaatregelen. Versobering is onder anderen ingevuld op dienstreizen en representatie.

Ten gevolgen van de taakstelling regering Rutte–Verhagen wordt er tot 2015 13 procent gekort op formatieplaatsen op het ministerie (inclusief postennet). Daarnaast zullen lokale formatieplaatsen wegvallen.

Budgettaire gevolgen

Niet-beleidsartikel 11 algemeen (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen:

769.094

695.730

817.218

730.691

86.527

             

Uitgaven:

788.802

695.617

818.372

739.203

79.169

             

11.1

Apparaatsuitgaven

788.802

695.617

818.372

739.203

79.169

             

Ontvangsten

75.007

152.939

50.400

58.626

– 8.226

             

11.10

Diversen ontvangsten

75.007

64.193

50.400

58.626

– 8.226

             

11.20

Koersverschillen

0

88.746

0

0

0

Toelichting

Verplichtingen

De verhoging van de verplichtingen hangt samen met de verhoging van de uitgaven zoals hieronder beschreven, inclusief de gevolgen van de koersontwikkeling van de euro ten opzichte van andere valuta. Een klein deel van het verplichtingenbudget voor materiele uitgaven was al in 2011 aangegaan waardoor de uiteindelijke realisatie voor de verplichtingen lager is.

Uitgaven

Om de apparaatsuitgaven toe te lichten, wordt onderscheid gemaakt tussen personele- en materiële kosten en de koersontwikkeling. De personele uitgaven laten een daling zien van EUR 23,7 miljoen. Als gevolg van een afname van het aantal uitgezonden medewerkers dalen de loonkosten van uitgezonden personeel. Dat geldt ook voor personeel dat werkzaam is op het departement. Daar tegenover staan hogere loonkosten voor lokaal personeel, mede als gevolg van de jaarlijkse loon- en prijsbijstelling. De materiële uitgaven vallen ruim EUR 2,3 miljoen hoger uit. Een deel van de stijging ontstaat als gevolg van hogere realisaties op onderdelen ten behoeve van huisvesting buitenland. Ook is in 2012 geïnvesteerd in digitalisering en zijn er extra kosten gemaakt vanwege de verhuizing van een aantal dienstonderdelen naar het hoofdpand en de overgang van het Directoraat Buitenlandse Economische Betrekkingen vanuit het ministerie van Economische Zaken naar Buitenlandse Zaken. Daarnaast zijn de uitgaven voor huur- en beveiligingskosten lager dan was voorzien. Ten slotte wordt de stijging veroorzaakt door koersverschillen. Deze ontstaan doordat alle betalingen in buitenlandse valuta om administratieve redenen het gehele jaar worden verwerkt tegen een vaste wisselkoers. Voor de USD was deze vaste koers in 2012 USD 1,43 per EUR.

Ontvangsten

De diverse ontvangsten laten per saldo een lagere realisatie zien. Er is een meevaller op de post compensabele ontvangsten. Dat komt vooral door opbrengsten uit verkochte roerende goederen door de posten en restituties door andere departementen voor lokaal personeel. De diverse ontvangsten OS zijn lager uitgevallen dan het bedrag dat voor deze post was opgenomen. Ook de niet compensabele ontvangsten vallen lager uit omdat minder onroerend goed is afgestoten dan oorspronkelijk voorzien.

Bijdrage aan Shared Service Organisatie (SSO) in miljoen EURO

SSO

Raming 2012

Realisatie 2012

P-direct

0,3

0,3

FMHaaglanden

11,0

11,9

Doc-direct

2,8

2,8

Werkmaatschappij

4,0

6,4

RGD

12,0

12,5

Totaal

30,1

34,1

Kengetallen personeel en materieel

 

begroting

realisatie

Personeel

2012

2012

Loonkosten departement

   

Gemiddelde bezetting

1.701

1.661

Gemiddelde prijs

76.000

76.914

Toegelicht begrotingsbedrag

129.288

127.792

     

Loonkosten posten

   

Gemiddelde bezetting

1.076

985

Gemiddelde prijs

95.500

93.202

Toegelicht begrotingsbedrag

102.799

91.776

     

Totaal loonkosten ambtelijk personeel

   

Gemiddelde bezetting

2.778

2.646

Gemiddelde prijs

83.557

82.975

Toegelicht begrotingsbedrag

232.087

219.568

     

Vergoedingen

   

Gemiddelde bezetting

1.076

985

Gemiddelde kosten

71.282

75.946

Toegelicht begrotingsbedrag

76.730

74.784

     

Lokaal personeel

   

Gemiddelde bezetting

2.264

2.262

Gemiddelde prijs

41.000

43.431

Toegelicht begrotingsbedrag

92.844

98.261

     

Attachés

   

Gemiddelde bezetting

365

336

     

Materieel

   

Gemiddelde bezetting

5.407

5.245

Gem. Kosten

43.373

40.910

Toegelicht

234.523

214.558

     

Totaal toegelicht begrotingsbedrag

636.184

607.171

     

Overige apparaatskosten

103.019

95.919

koersverschillen

PM

115.282

     

Totaal artikel 11 apparaatsuitgaven

739.203

818.372

Bedrijfsvoeringsparagraaf

Inleiding

Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) besteedt op een gestructureerde wijze aandacht aan de bedrijfsvoering. Op basis van de bestuurlijke informatievoorziening uit het management control systeem, waaronder de begroting- en jaarplancyclus en de managementactiepuntenlijst, wordt bewaakt of de doelstellingen op doelmatige wijze worden gerealiseerd. Waar nodig wordt bijgestuurd.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de bedrijfsvoeringvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar hebben voorgedaan en waarvan de informatieverstrekking voor het inzicht en de oordeelsvorming door de Tweede Kamer van belang is.

Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer, naar aanleiding van het rapport van bevindingen bij het jaarverslag 2011, maken integraal onderdeel uit van de bedrijfsvoeringparagraaf.

Rechtmatigheid

Op artikel 1 «Versterkte rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten» is de geconstateerde fout EUR 8,2 miljoen. Dit is lager dan de rapporteringstolerantie (EUR 9,5 miljoen). De werkelijke fout kan echter niet doelmatig met zekerheid worden vastgesteld. Wel is zeker dat de maximale fout niet groter is dan EUR 14,9 mln. Op artikel 8 «Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland» doet zich hetzelfde voor. De geconstateerde fout is EUR 5,1 miljoen, terwijl de rapporteringstolerantie EUR 7,7 miljoen bedraagt. De maximale fout is theoretisch EUR 11,8 miljoen. De geconstateerde fouten houden alle verband met de vanuit beheersmatig oogpunt relatief foutgevoelige kleine programmafondsen.

Totstandkoming van de beleidsinformatie

Als gevolg van de introductie van de nieuwe begrotingspresentatie « Verantwoord begroten» in de MvT 2012 worden alleen bij doelen waarbij de minister resultaatverantwoordelijkheid draagt indicatoren opgenomen. Dit is voor wat betreft de MvT 2012 uitsluitend het geval bij artikel 7 «Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer». Het proces van de totstandkoming van de beleidsinformatie is voor het jaarverslag 2012 herzien. Om de transparantie te bevorderen is het totstandkomingsproces vastgelegd in een procesbeschrijving, waarin onder meer de rollen en verantwoordelijkheden zijn verduidelijkt. Doordat de totstandkoming van de beleidsinformatie op onderdelen niet geheel conform de beschrijving tot stand is gekomen, voldoet het proces niet geheel aan de eisen van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2006 (RPE). De regie op het proces zal komend jaar worden versterkt.

Financieel en materieel beheer

Toezicht

Regeling Audit Committees 2012

Naar aanleiding van de kaderstelling door het Ministerie van Financiën in de Regeling Audit Committees die op 1 mei 2012 in werking is getreden, zijn met ingang van 1 november 2012 externe leden tot het Audit Committee van BZ toegetreden. BZ heeft de bepalingen over taken en samenstelling van de AC uit de Regeling Audit Committees 2012 aangegrepen om de AC-bijeenkomsten voor deelnemers zo efficiënt mogelijk te organiseren en in te vullen. Dit heeft geresulteerd in een onderscheid tussen strategische en operationele bijeenkomsten met vaste leden (in- en extern), deskundigen, agendaleden en genodigden. BZ heeft goede ervaringen met de monitoringrol van het Audit Committee en wil deze behouden met het operationele AC in beperkte samenstelling. In het strategisch AC worden grote thema’s besproken om risico’s te borgen. De opzet en werkwijze van het AC is in een Huishoudelijk Reglement bestendigd.

Toezicht op subsidieorganisaties

Medio 2012 heeft het ministerie de aanbeveling van de AR opgevolgd en een visie geformuleerd op het toezicht op subsidieontvangers. In opdracht van het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking is de ADR gestart met een beschrijvend onderzoek bij themadirecties naar de stand van zaken rond scheiding van beleid, uitvoering en toezicht. De resultaten van dit onderzoek worden voorjaar 2013 verwacht. De directie Financieel Economische Zaken is gestart met een themacontrole op de kwaliteit van het toezicht. Hiermee versterkt het ministerie het tweedelijnstoezicht.

Toezicht postennetwerk en regionalisering

Met het bundelen van de bedrijfsvoering in regionale service organisaties (RSO’s) zet het ministerie een belangrijke stap in het behoud en bevorderen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering voor alle posten, ondanks de teruglopende capaciteit. De visie op het toezicht op het postennet is geactualiseerd en het functionele toezicht is opnieuw georganiseerd. Het toezicht op de bedrijfsvoering van posten wordt belegd bij de RSO’s. Risicoanalyse- en monitoringinstrumenten zijn en worden uitgewerkt voor RSO’s om de bedrijfsvoeringprocessen te beheersen. Omdat de RSO’s in verschillende stadia van ontwikkeling zijn en niet alle posten al geregionaliseerd zijn, is nog geen sprake van een eenduidig ingericht toezicht. De centrale bedrijfsvoeringdirecties houden toezicht op de nog niet geregionaliseerde posten. Het transitieproces wordt bewaakt door het Opdrachtgeversoverleg onder leiding van de plaatsvervangend Secretaris-generaal. Deze wordt daarbij ondersteund door de projectorganisatie regionalisering en FEZ.

Voor de consulaire processen heeft het ministerie de gevolgen van regionalisering eind 2012 in kaart gebracht. De rolverdeling tussen beleidsdirectie, RSO’s en de posten wordt anders. Directie Consulaire zaken en Migratie (DCM) wordt omgevormd in een beleidsvormende, kader stellende en toetsende organisatie. Veel van de operationele en postgerichte adviserings- en monitoringtaken worden overgeheveld naar de RSO’s. Om de toezichthoudende rol van DCM te versterken, steviger op kwaliteit te sturen en beter verantwoording af te leggen is in 2012 een informatieplan vastgesteld. Dit plan voorziet in het introduceren van (samenhangende) systemen voor actuele en betrouwbare informatie.

Beleidscontrol

Quality at Entry (Q@E)

Binnen de beleidscyclus geeft de activiteitencyclus uitvoering aan het geformuleerde beleid. DGIS hecht belang aan optimalisering van de activiteitencyclus en heeft in september 2012 een plan van aanpak opgesteld om de kwaliteit van het opstarten en beoordelen van activiteiten, ook wel aangeduid als Quality at Entry (Q@E), te verbeteren. Uitgangspunt van het Q@E proces is te zorgen dat er een goede vertaling is van het beleid in activiteiten zodat de uitvoering, monitoring, de evaluatie en verslaggeving aan derden (inclusief parlement) beter en efficiënter verloopt. Tijdens het Q@E stadium wordt daarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt van interne en externe expertise op zodanige wijze dat er toetsing en validatie van het geformuleerde beleid plaatsvindt. Eind 2012 is gestart met een een-jarige pilot, met als doel voldoende kritische massa te verkrijgen om na afloop van de pilot, mede op basis van een IOB evaluatie, besluiten te kunnen nemen over een procedurele vastlegging van Q@E.

Integraal Afwegingskader

Beleidsontwikkeling is een continu cyclisch proces. Met het aantreden van het kabinet Rutte/Asscher is er een nieuw momentum voor de ontwikkeling van beleid op het terrein van Buitenlandse Zaken en Handel en Ontwikkelingssamenwerking. In 2012 heeft FEZ dit momentum aangegrepen om onderzoek te doen naar de kwaliteit en inhoud van een tiental beleidsnotities door deze langs de lat van het Integraal Afwegingskader (IAK) te leggen. De bevindingen tonen aan dat verbeteringen van toekomstige beleidsnotities vooral liggen op het terrein van informatie over instrumentkeuze en de gevolgen van beleid maar ook op het terrein van transparantie van het proces van de totstandkoming van beleid.

Beheer vastgoed

In 2012 is een business case opgesteld voor de implementatie van een geïntegreerd Real Estate Managementinformatiesysteem (REMIS) die het mogelijk maakt om proactief vastgoedbeleid vorm te geven. Daarbij draait het om het vertalen van de notitie «Moderne Diplomatie» in een integraal afwegingskader voor vastgoedkeuzes over de gehele levenscyclus. Een belangrijk element daarin, het pandpaspoort, is al gerealiseerd. Door de complexiteit heeft het opzetten van REMIS meer tijd gekost dan gepland. De verwachting is dat BZ in de loop van 2013 beschikt over een REMIS.

Aanschaf ICT

De aanschaf van ICT-diensten en -producten was in 2012 conform de Instructie Rijksdienst, dat het gebruik van open standaarden van de lijst van het College Standaardisatie voorschrijft. Bij BZ is dit opgenomen in de procedures. Bij het opstellen van een project start architectuur (PSA) wordt aangegeven of open standaarden worden gebruikt of waarom dit eventueel niet gebeurt. Daarnaast worden bij een aanbesteding de ARVODI-contracten gebruikt, waarin de vraag naar gebruik van open standaarden is opgenomen in het sjabloon.

Elektronisch bestellen en factureren

In 2012 zijn de voorbereidingen getroffen om de uitrol van het digitaal inkoopproces en het digitaal verwerken van facturen in 2013 op het departement te starten. Hierna zal de uitrol per RSO plaatsvinden.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Compacte Rijksdienst/ BZ in 2015

SSO 3W

Per 1 april 2012 is de kwartiermakers organisatie gestart met voorbereidingen voor de implementatie van de shared service organisatie 3W (WereldWijd Werken). Met de voorziene oprichting van 3W per 15 april 2013 wordt een eerste stap gezet in de richting van één rijksbrede leverancier van diensten ter ondersteuning van de internationale functie van het Rijk.

In november 2012 heeft de Stuurgroep de Producten- en Dienstencatalogus (PDC), het besturingsmodel, het bekostigingsmodel en de communicatiestrategie van 3W vastgesteld.

Het besturingsmodel van 3W is zoveel mogelijk geënt op de wijze waarop andere rijksbrede SSO’s de besturing hebben ingericht en op het rijksbrede beleid dat ontwikkeld wordt door DGOBR. In dit verband is nadrukkelijk gekeken naar de discussienota «Versterking Kwaliteit van Departementaal Opdrachtgeverschap» (rapport Haenen). Daar waar nodig worden ten aanzien van 3W eigen afwegingen gemaakt, indien die beter passen bij de uitgangspunten zoals vastgelegd in de businesscase. 3W is een organisatie in ontwikkeling. Gekozen is voor een groeimodel waarbij 3W, op basis van harmonisatie van proces en regelgeving, stapsgewijs uitgroeit naar een volwaardige uitvoeringsorganisatie

Het besturingsmodel richt zich op de situatie die zich vanaf oprichtingsdatum 3W zal voordoen. Indien de groei van 3W of rijksbrede ontwikkelingen daar aanleiding toe geven zal in de toekomst het besturingsmodel zo nodig worden aangepast.

P-Direkt

P-Direkt is de shared service organisatie die rijksbreed de salarisadministratie en -verwerking verzorgt. BZ neemt tot op heden slechts een deel van het dienstenpakket van P-Direkt af. In oktober 2012 is de business case aansluiting P-Direkt goedgekeurd. Daarmee streeft BZ naar afname van het volledige dienstenpakket met ingang van 1 januari 2014.

Regionalisering

In 2012 zijn de regionale service organisaties (RSO’s) Noord-Amerika en Caribisch gebied, Zuidelijk Afrika, China, Azië, Zuid- en Midden-Amerika en West-Europa formeel van start gegaan. In november 2012 is besloten de RSO’s van China en Azië samen te voegen. De implementatieplannen van de resterende RSO’s zijn gereed en na de besluitvormingsprocedure kunnen de RSO’s Noord Afrika, Midden-Oosten en Oost-Europa in het eerste kwartaal van 2013 eveneens van start gaan.

Op basis van de negen implementatieplannen wordt de realisatie van de financiële doelstelling van regionalisering geraamd op 11,4 mln. euro. Dit ligt 2,8 mln. euro boven de herijkte business case. De hogere raming wordt vooral veroorzaakt doordat meer uitgezonden functies komen te vervallen en door besparing op huisvesting. Slechts drie RSO’s investeren in zelfstandige huisvesting.

Postennet

Door de personele en financiële bezuinigingsplannen van het kabinet Rutte/Verhagen en de regionalisering van de consulaire en ondersteunende diensten worden veel posten kleiner. In 2012 zijn de gevolgen van de bezuinigingen van het kabinet Rutte/Asscher voor het postennet nog niet uitgewerkt. In maart 2012 heeft BZ een «Notitie kleine posten» uitgebracht waarin een groot aantal maatregelen is aangekondigd om het werk op kleine posten te ont-bureaucratiseren en te verlichten. Een kleine post is een post waar maximaal twee uitgezonden BZ-beleidsmedewerkers en maximaal twee vak-attachés werkzaam zijn, met in totaal niet meer dan 17 lokale en uitgezonden medewerkers. Op grond van de bezuinigingen van Rutte/Verhagen zal in 2015 een belangrijk deel van het postennet bestaan uit kleine posten. Op dit moment wordt bezien welke maatregelen uit de notitie ook op grotere posten kunnen worden toegepast. Tenslotte is naast deze notitie een proces in werking gezet om ook op beleidsterrein te komen tot een per kleine post op maat gesneden takenpakket.

Directie Bedrijfsvoering

Door de ontwikkelingen in het kader van de Compacte Rijksdienst zal BZ de uitvoering van ondersteunende taken overdragen naar rijksbrede Shared Service Organisaties (SSO’s), onder meer op het vlak van ICT, facilitaire diensten, (personeels)administratie en inkoop. De overdracht van taken naar uitvoeringsorganisaties heeft een grote impact op de formatie en de rol van de centrale bedrijfsvoeringdirecties binnen BZ. Thans wordt uitgewerkt welke taken in een directie bedrijfsvoering belegd moeten worden en hoe deze directie eruit zal kunnen komen te zien. Na besluitvorming en eventuele bijsturing door het SG/DG-beraad begin 2013 zal verdere uitwerking van het voorstel plaatsvinden. Uitgangspunt is dat de regie in huis – voorafgaand aan het overdragen van uitvoeringstaken – helder belegd en goed geregeld is.

ADR

Per 1 mei 2012 is de departementale auditdienst van BZ overgegaan naar de ADR. Tussen FEZ en ADR zijn aanvullende dienstverleningsafspraken overeengekomen met betrekking tot vraag gestuurde opdrachten en communicatie.

Documentatie en informatievoorziening

Archief en dossierbeheer op de posten

Op het terrein van archief- en dossierbeheer zijn in 2012 goede vorderingen gemaakt. Conform de toezegging van de minister aan de Algemene Rekenkamer is er in 2012 een managementinformatiesysteem opgezet waarmee het departement een goede, transparante en oplossingsgerichte toezichtfunctie kan uitoefenen en correctieve acties richting de posten kan uitvoeren. Door dit verbeterde toezicht is het percentage posten waar het archiefbeheer als voldoende gekwalificeerd wordt gestegen van 80% in het eerste kwartaal (nulmeting) naar 93% in het vierde kwartaal. Deze systematiek van beheersing van het archief- en dossierbeheer zal worden gehandhaafd tot het proces van digitalisering is afgerond en is ingebed in de organisatie.

Regie en toezicht op informatiebeveiliging en Wpb

In 2012 is gewerkt aan een verbeterde verankering van de regie op informatiebeveiliging door het ontwikkelen van diverse instrumenten. Dit heeft echter nog niet geleid tot een structurele verbetering. Het instrumentarium ter ondersteuning van de uitvoering van de informatiebeveiliging is complex, onvoldoende toegankelijk en versnipperd. Hierdoor is het voor betrokken functionarissen lastig om volledig te voldoen aan de voorschriften van informatiebeveiliging en Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Ook is het regieproces nog niet toegerust op het opvragen en beoordelen van verantwoording van externe dienstverleners. De ADR heeft aanbevelingen gedaan om de regie op informatiebeveiliging en Wbp te versterken. Aan de opvolging van deze aanbevelingen zal het ministerie in 2013 prioriteit geven.

Digitalisering

Doelstelling van het programma Digitalisering is dat BZ-medewerkers begin 2015 wereldwijd binnen en buiten de organisatie kunnen samenwerken, relevante informatie toegankelijk en tijdig beschikbaar is en we de informatie eenvoudig, efficiënt en veilig kunnen delen. Om deze doelstelling te realiseren zijn zes projecten benoemd:

  • Sophia: digitaal archiveren en raadplegen van documenten;

  • Foxy: digitale registratie, distributie en afhandeling van de stukkenstroom, waaronder ook burgerbrieven;

  • SWF: de inrichting van een samenwerkingsfunctionaliteit;

  • Kennispaspoort: persoonsprofielen waarin iedere BZ-medewerker zijn of haar specifieke kennis, ervaring, deskundigheid, vaardigheden en interessegebieden kan opnemen;

  • Triple A: realiseren van IT-infrastructurele veranderingen om tijd-, plaats- en apparaatonafhankelijk werken (Any time, Anywhere, Any device) mogelijk te maken in het kader van Het Nieuwe Werken (HNW)

  • Argus: digitale registratie, distributie en archivering van gerubriceerde documenten met de rubricering « Confidentieel» of « Geheim» (of gelijkwaardig) voor de informatiestromen Nationaal, EU en NAVO.

Na de uitvoering van een aantal pilots is eind 2012 besloten de implementatie van Sophia op het departement en de posten te starten. Foxy is bij alle secretariaten op het departement in gebruik genomen voor de registratie en distributie van stukken. In 2012 zijn de eerste stappen gezet voor de ontwikkeling van de samenwerkingsfunctionaliteit (SWF), zodat vanaf begin 2013 met een of meerdere pilots kan worden gestart. De functionaliteit van het Kennispaspoort is opgenomen in het SWF platform en zal medio 2013 worden geïntroduceerd. De IT-infrastructurele veranderingen voor Het Nieuwe Werken (HNW) zijn gedeeltelijk geïmplementeerd. Er wordt een plan gemaakt voor de verdere ontwikkeling, beproeving en invoering van Triple A voor de rest van de organisatie. Het Argus systeem zal in 2013 worden geïmplementeerd.

Betaalgedrag

Het betaalgedrag van BZ is traditioneel goed en krijgt veel aandacht. In 2012 is BZ erin geslaagd deze positieve lijn voort te zetten. Gemiddeld 92,6% van het aantal facturen is in 2012 binnen 30 dagen betaald (Rijksbrede norm is minimaal 90%). Ter vergelijking: in 2011 was dit percentage 91,5 en in 2010, 90,9. In 2012 zijn naast de reguliere taken, voorbereidingen getroffen om in 2013 over te gaan op elektronisch factureren.

C. JAARREKENING

Departementale verantwoordingsstaat 2012 van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V) (x EUR 1.000)
     

(1)

   

(2)

   

(3)

 

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

TOTAAL

 

11.723.621

740.514

 

10.774.139

760.800

 

– 949.482

20.286

                     
 

Beleidsartikelen

                 

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

95.262

100.562

 

147.235

95.241

 

51.973

– 5.321

 

2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

868.804

785.001

1.165

983.155

765.382

1.183

114.351

– 19.619

18

3

Europese samenwerking

7.353.602

7.526.717

620.347

6.505.187

6.648.435

642.559

– 848.415

– 878.282

22.212

4

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

1.003.398

878.135

20.136

1.648.290

848.631

25.869

644.892

– 29.504

5.733

5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

1.121.031

1.099.142

 

654.984

1.132.182

 

– 466.047

33.040

 

6

Duurzaam water- en milieubeheer

584.827

424.420

 

528.442

362.171

 

– 56.385

– 62.249

 

7

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van personenverkeer

25.014

25.014

39.450

29.879

26.917

40.015

4.865

1.903

565

8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

46.019

81.892

790

53.691

76.310

774

7.672

– 5.582

– 16

                     
 

Niet-beleidsartikelen

                 

9

Geheim

pm

pm

 

559

480

 

559

480

 

10

Nominaal en onvoorzien

63.535

63.535

 

18

18

 

– 63.517

– 63.517

 

11

Algemeen

730.691

739.203

58.626

817.218

818.372

50.400

86.527

79.169

– 8.226

Saldibalans per 31 december 2012 en toelichting

Ministerie van Buitenlandse Zaken (V)

I Saldibalans per 31 december 2012
   

x EUR 1.000

   

x EUR 1.000

1

Uitgaven ten laste van de begroting

10.774.125

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

760.800

3

Liquide middelen

34.490

6a

Rekening-courant RHB

10.049.730

8

Intra-comptabele vorderingen

15.983

9

Intra-comptabele schulden

14.068

 

Intra-comptabele activa

10.824.598

 

Intra-comptabele passiva

10.824.598

           

11

Extra-comptabele vorderingen

1.315.812

11a

T.r. extra-comptabele vorderingen

1.315.812

12a

T.r. extra comptabele schulden

330

12

Extra comptabele schulden

330

13

Voorschotten

4.547.458

13a

T.r. voorschotten

4.547.458

14a

T.r. garantieverplichtingen

2.384.979

14

Garantieverplichtingen

2.384.979

15a

T.r. openstaande verplichtingen

9.725.534

15

Openstaande verplichtingen

9.725.534

16

Deelnemingen

69.864

16a

Tegenrekening deelnemingen

69.864

 

Extra-comptabele activa

18.043.977

 

Extra-comptabele passiva

18.043.977

       
 

Totaal activa

28.868.575

 

Totaal passiva

28.868.575

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2012, die nog met het ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Onder het intracomptabele deel zijn ook de liquide middelen van het ministerie opgenomen. De uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, zijn verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste c.q. ten gunste van de begrotingen van voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen. Deze post geeft inzicht in de toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. Voor wat betreft de uitgaven in 2012 is 89% gerealiseerd in Euro, 8% in US dollar en 3% in 98 andere vreemde valuta.

De corporate rate 2012 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,70 EUR. Voor 2013 is deze 0,80 EUR.

De balansposten per 31 december worden gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. Intracomptabel betreft dit de liquide middelen, extracomptabel betreft het de vorderingen, voorschotten en openstaande verplichtingen. De herwaardering die hieruit voortvloeit wordt verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

Voor de geconditioneerde vorderingen geldt de historische waarde of de lagere (meest recent bekende) assetwaarde.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de historische waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2012

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 10.774.125 x EUR 1.000)

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven in het jaar 2012 opgenomen. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag verevend met het ministerie van Financiën.

Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2012 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 760.800 x EUR 1.000)

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2012 opgenomen. Na goedkeuring van de Slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag verekend met het ministerie van Financiën.

3 Liquide middelen (debet 34.490 x EUR 1.000)

De liquide middelen omvatten girale en chartale gelden, alsmede gelden onderweg en hebben betrekking op het departement en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Het treasury beleid is er, met betrekking tot de gelden van Hoofdstuk V van de Rijksbegroting, op gericht te komen tot een optimale beheersing van de geldomvang en een kostenminimalisatie ten aanzien van bankkosten en rentederving. Hierbij spelen aspecten als liquiditeitenbeheer, valutarisicobeheer, debiteuren- en crediteurenbeheer een grote rol.

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

3.1 Kassaldi

3.923

3.623

3.2 Banksaldi

31.411

25.687

3.3 Gelden onderweg

– 844

– 728

Totaal

34.490

28.582

3.1 Kassaldi (debet 3.923 x EUR 1.000)
Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Reguliere kassaldi

1.718

1.597

Noodreserve posten

2.205

2.026

Totaal

3.923

3.623

Uit oogpunt van een adequaat liquiditeitenbeheer wordt ernaar gestreefd de hoogte van de kassaldi zoveel mogelijk te beperken en kasbetalingen te beperken. Naast de normale kassaldi worden op 38 vertegenwoordigingen contanten in voorraad gehouden in verband met eventuele calamiteiten.

Enkele vertegenwoordigingen worden regelmatig voorzien van contanten, omdat giraal bankverkeer niet mogelijk is. Het merendeel van de kassaldi wordt in vreemde valuta aangehouden.

3.2 Banksaldi (debet 31.411 x EUR 1.000)
Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Banksaldo

31.411

25.687

Van het in het buitenland aanwezige banksaldo stond een bedrag van EUR 9,4 miljoen uit in EUR, 7,7 miljoen in USD en 14,3 miljoen in overige vreemde valuta. De stijging ten opzichte van vorig jaar is deels te wijten aan enkele grote betalingen die begin 2013 gedaan moesten worden.

3.3 Gelden onderweg (credit 844 x EUR 1.000)
Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Kruisposten

30

44

Betalingsopdrachten vertegenwoordigingen

– 874

– 772

Totaal

– 844

– 728

Betalingsopdrachten vertegenwoordigingen betreft uitgegeven cheques die per 31 december nog niet zijn afgeschreven van de bankrekeningen van de vertegenwoordigingen.

6a Rekening-courant RHB (credit 10.049.730 x EUR 1.000)

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB.

8 Intra-comptabele vorderingen (debet 15.983 x EUR 1.000)

Onder deze post zijn de vorderingen opgenomen, die zijn ontstaan als gevolg van uitgaven ten behoeve van derden.

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

8.1 Ministeries

10.127

7.343

8.2 Persoonlijke rekeningen

461

409

8.3 Externe debiteuren

2.686

2.313

8.4 Overige vorderingen

2.709

3.063

Totaal

15.983

13.128

Onderstaand overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR
 

Totaal

2012

2011

2010

2009 en ouder

– Direct opeisbaar ministeries

10.127

9.782

295

47

3

– Direct opeisbaar persoonlijke rekeningen

271

234

35

0

2

– Direct opeisbaar externe debiteuren

2.627

1.191

45

4

1.387

– Direct opeisbaar overige vorderingen

2.651

2.447

149

40

15

Totaal direct opeisbare vorderingen

15.676

13.654

524

91

1.407

Op termijn opeisbare vorderingen

59

       

Geconditioneerde vorderingen

248

       

Totaal

15.983

       

Het oude saldo op de direct opeisbare vorderingen hebben voor het overgrote deel betrekking op één debiteur welke naar verwachting in 2013 zal worden afgehandeld.

8.1 Ministeries (debet 10.127 x EUR 1.000)
Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Ingevorderd

8.767

6.177

In te vorderen

1.360

1.166

Totaal

10.127

7.343

Het ingevorderde bedrag per 31 december 2012 betreft de volgende debiteuren:

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

EZ

3.971

2.266

Defensie

2.680

2.115

V&J

966

524

I&M

464

192

BZ

312

239

Financiën

182

161

Overige

192

678

Totaal

8.767

6.175

De stijging van het ministerie van EZ en Defensie is deels te wijten aan een aantal grotere vorderingen die eind 2012 werden ingesteld. Door de vorming van de regionale service organisaties zijn de ingestelde vorderingen groter waardoor het saldo ook grotere fluctuaties laat zien.

Het in te vorderen bedrag per 31 december 2012 betreft de volgende ministeries:

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

EZ

624

571

Defensie

434

362

V&J

86

101

Financiën

82

83

I&M

44

16

Overige

90

33

Totaal

1.360

1.166

8.3 Externe debiteuren (debet 2.686 x EUR 1.000)

Deze categorie vorderingen heeft betrekking op derden zoals particulieren, bedrijven en dergelijke. Het betreft onder meer vorderingen die ontstaan zijn met betrekking tot uitgaven in het kader van dienstverlening. Deze vorderingen ontstaan zowel op het Departement als op de Vertegenwoordigingen in het buitenland.

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

In te vorderen

622

577

Ingevorderd

2.064

1.736

Totaal

2.686

2.313

8.4 Overige vorderingen (debet 2.709 x EUR 1.000)

Onder deze categorie worden vorderingen opgenomen die niet in de overige categorieën vallen. Hieronder vallen ook vorderingen ontstaan naar aanleiding van een uitgave, die ter plaatse op de Vertegenwoordiging verrekend wordt.

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Te vorderen BTW

1.992

2.064

Ter plaatse te verrekenen uitgaven buitenland

391

700

Diverse vorderingen

326

299

Totaal

2.709

3.063

9 Intra-comptabele schulden (credit 14.068 x EUR 1.000)

Hieronder vallen schulden ontstaan door ontvangsten en inhoudingen die met derden verrekend zullen worden.

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Nog af te dragen loonheffing en premies

8.587

8.573

Af te lossen ICC-lening

0

0

Ter plaatse te verrekenen

719

848

Silent partnerships

3.818

2.404

Diverse overige schulden

944

812

Totaal

14.068

12.637

Bij het Silent Partnership worden bedragen ontvangen van verschillende donoren welke vervolgens weer besteed worden aan het gezamenlijke project. Het saldo van het Silent Partnership programma wordt grotendeels veroorzaakt door het saldo in Juba (3.3 miljoen). In 2012 werden daar diverse bijdrages ontvangen maar werden er nog geen betalingen verricht waardoor het saldo relatief hoog is.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele schulden en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR
 

Totaal

2012

2011

2010

en ouder

Direct opeisbare schulden

14.068

9.404

4.656

8

11 Extra-comptabele vorderingen (debet 1.315.812 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extra-comptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

226.922

241.114

Massif fonds

290.708

284.208

IDF (voorheen MOL fonds)

237.620

218.995

NIO begrotingslening

200.000

200.000

Verrichte garantiebetalingen NIO

67.261

66.258

Diverse extra-comptabele vorderingen

293.301

188.110

Totaal

1.315.812

1.198.685

De extra-comptabele vorderingen met betrekking tot IDF (voorheen MOL fonds) en het Massif-programma staan uit bij de FMO en betreffen roulerende fondsen. De betaalde IDF fondsen staan per 31/12/2013 en de Massiffondsen per 31/12/2015 ter beschikking van de minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen.

De asset waarde van IDF tot en met 2012 bedraagt EUR 214,8 miljoen. Voor het Massif fonds is dit EUR 303,8 miljoen. De genoemde asset waardes zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans, het zijn dus nog geen definitieve cijfers. Deze zullen uit de jaarrekening 2012 van het FMO blijken.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR
 

Totaal

2012

2011

2010

2009

en ouder

Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen

226.922

     

226.922

Op termijn opeisbaar begrotingslening

200.000

   

200.000

 

Op termijn opeisbaar overige vorderingen

1.211

     

1.211

Totaal op termijn opeisbare vorderingen

428.133

0

0

200.000

228.133

Direct opeisbaar garantiebetalingen

67.261

1.003

1.782

1.656

62.820

Direct opeisbaar overige vorderingen

41.933

26.443

14.625

722

143

Totaal direct opeisbare vorderingen

109.194

27.446

16.407

2.378

62.963

Geconditioneerde vorderingen

778.485

       

Totaal

1.315.812

       

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Openingsbalans

241.114

261.390

Bij: Consolidaties

0

0

Af: Aflossingen

14.192

20.276

Af: Kwijtscheldingen

0

0

Eindbalans

226.922

241.114

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. In overeenstemming met het in de lening overeenkomsten vastgestelde aflossingsschema zal het saldo per 31 december 2012 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

2013

19.044

2014

22.986

2015

22.986

2016

22.986

2017

24.285

Na 2017

114.635

Totaal

226.922

Verrichte garantiebetalingen Ned. Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Openingsbalans

66.258

64.476

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties)

1.504

1.782

Af: Ontvangsten van de NIO (garanties)

501

0

Af: Kwijtscheldingen

 

0

Af: Consolidaties

0

0

Eindbalans

67.261

66.258

Diverse extra-comptabele vorderingen

De post diverse extra-comptabele vorderingen bestaat uit:

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

TCX Currency Exchange Fund

54.500

50.000

AEF Fund

45.901

43.069

Lening PIDG

26.000

22.800

Stichting ECDPM

18.378

18.378

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO)

22.158

18.268

EBRD lening

19

9.500

IFC GTLP Lening Handelsfinanciering

96.340

0

Ingevorderde voorschotten (inclusief restfondsen bij VN en Wereldbank)

17.550

4.283

Vorderingen RSS

1.211

2.491

(Huur) Waarborgsommen

2.933

2.917

Buiteninvordering gestelde vorderingen

1.101

318

Invorderingen mbt lokaal personeel

4.986

275

Overige

2.224

2.089

Totaal

293.301

174.388

De stijging van de invorderingen mbt lokaal personeel hebben betrekking op twee grote vorderingen (EUR 3,3 miljoen en EUR 1,2 miljoen). De vorderingen werden begin 2013 ontvangen. De stijging van de buiten Invordering gestelde vorderingen is afkomstig uit de post vorderingen RSS.

12 Extra-comptabele schulden (credit 330 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Diverse extracomptabele schulden

330

330

De extracomptabele schuld bestaat uit het te verrekenen bedrag uit de reis en vertaalenveloppe van het EU Raadsbudget.

13 Extra-comptabele voorschotten (debet 4.547.458 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen.

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Voorschotten

4.531.852

4.252.987

Voorschot loonheffing lokale krachten

8.300

7.900

Voorschot Loyalis

2.495

2.189

Aanloopvoorschotten

4.811

5.204

Totaal

4.547.458

4.268.280

Ouderdomsanalyse (x 1.000 EUR)
 

31 december 2012

31 december 2011

Verstrekt in 2002 of eerder

0

377

Verstrekt in 2003

804

2.313

Verstrekt in 2004

3.654

8.182

Verstrekt in 2005

2.724

4.269

Verstrekt in 2006

3.971

36.949

Verstrekt in 2007

56.768

131.698

Verstrekt in 2008

111.971

197.671

Verstrekt in 2009

188.373

555.946

Verstrekt in 2010

495.102

1.121.356

Verstrekt in 2011

1.245.983

2.209.519

Verstrekt in 2012

2.438.108

 

Totaal

4.547.458

4.268.280

De opbouw van stand per ultimo 2011 naar ultimo 2012 is als volgt:

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Openingsbalans

4.268.280

5.135.267

Bij: Verstrekte voorschotten

2.558.813

2.475.157

Af: Verantwoorde voorschotten

2.487.521

3.137.161

Bij: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

207.886

204.983

Eindbalans

4.547.458

4.268.280

Ten opzichte van 2011 is de voorschotstand met 7 procent gestegen. Dit wordt voor het overgrote deel veroorzaakt door de herwaardering van de voorschotten. Herwaardering vindt plaats op de open voorschotten in vreemde valuta. Van het openstaande voorschotsaldo staat 2,7 miljard uit in EUR en 1,8 miljard in vreemde valuta. Het overgrote deel van de voorschotten in vreemde valuta staat uit in USD (1,4 miljard) ofwel 31% van het totaal aan voorschotten.

14 Openstaande garantieverplichtingen (credit 2.384.979 x EUR 1.000)

Dit betreffen door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking (NIO) onder staatsgarantie verstrekte kapitaalmarktleningen aan ontwikkelingslanden. Met ingang van 2008 is de garantstelling met betrekking tot de niet volgestorte aandelen bij de regionale ontwikkelingsbanken African Development Bank (AFDB), Asian Development Bank (ASDB) en Inter-American Development Bank (IDB) in de administratie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken opgenomen. Voorheen stonden deze bij het Ministerie van Financiën. In 2002 is als gevolg van de vijfde kapitaalsuitbreiding van de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa het bedrag waarvoor Nederland garant staat toegenomen tot EUR 119,3 miljoen. De mutaties in 2012 zijn een uitvloeisel van de herwaardering van de garanties tegen de per 31 december 2012 geldende corporate rate voor zowel de USD alsook de SDR.

Opbouw garantieverplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Openingsbalans

2.150.392

2.342.584

Bij: Aangegane verplichtingen

236.091

–/– 190.410

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

1.504

1.782

Eindbalans

2.384.979

2.150.392

Specificatie:

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Asian Development Bank

1.087.512

951.183

IDB Inter American Development Bank

260.512

227.949

African Development Bank

603.825

556.067

Raad van Europa

176.743

119.338

NIO

178.403

191.094

Garantie NIO Indonesië

77.984

104.761

Garantieverplichtingen per 31 december 2012

2.384.979

2.150.392

15 Openstaande verplichtingen (credit 9.725.534 x EUR 1.000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Openingsbalans

9.131.016

10.493.957

Bij: Aangegane verplichtingen

11.368.644

9.649.821

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

10.774.126

11.012.762

Eindbalans

9.725.534

9.131.016

16 Deelnemingen (debet 69.864 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR
 

31 december 2012

31 december 2011

Asian Development bank

31.001

28.459

African Development bank

18.589

17.561

Inter-American Development Bank

11.706

10.243

Inter-American Investment Corporation

8.568

7.497

Totaal

69.864

63.760

Dit betreft het gestorte aandelenkapitaal bij de regionale ontwikkelingsbanken. Tot 2008 was dit op de balans van het Ministerie van Financiën opgenomen.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

  • Rente/Aflossing leningenportefeuille NIO: De NIO financiert haar leningenportefeuille met opgenomen obligatieleningen, onderhandse leningen en «Medium Term Notes». De Staat der Nederlanden heeft zich garant gesteld voor de betaling van rente en aflossing. De nominale waarde hiervan bedroeg per 31 december 2012 EUR 113 miljoen. (31 december 2011 EUR 113 miljoen). Daarnaast is er door gewijzigde financieringsstructuur bij de NIO is een tijdelijke garantie van EUR 30 miljoen verstrekt. Deze verplichtingen zijn niet in de saldibalans opgenomen aangezien de door de NIO verstrekte leningen en de toekomstige rentesubsidies reeds als garantieverplichting respectievelijk als acute verplichting zijn opgenomen.

  • Verdragsmiddelen Suriname: Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2012 EUR 0,7 miljoen. (EUR 0,7 miljoen per 31 december 2011).

  • Convenant Ministerie van Defensie: In 2009 is een convenant getekend met het Ministerie van Defensie inzake de inzet van KMAR bij de beveiliging van Nederlandse vertegenwoordigingen met een hoog risico op veiligheid. Het betreft de overheveling van budget voor een bedrag van EUR 45,8 miljoen over de komende 3 jaar. Deze periode wordt ieder jaar stilzwijgend verlengd, tenzij een van de partijen schriftelijk het stilzwijgen doorbreekt.

Baten-lastendienst CBI

Samenvattende verantwoordingsstaat inzake de baten-lastendienst behorende bij de Wet van ............ 2012, Stb. ...Begroting 2012 Baten-lastendienst CBI (x 1 000)
 

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisaties

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Baten-lastendienst CBI

     

Totale baten

28.331

21.544

– 6.787

Totale lasten

27.604

20.906

– 6.698

Saldo van baten en lasten

727

638

– 89

       

Totale kapitaalontvangsten

100

0

– 100

Totale kapitaaluitgaven

350

1.573

1.223

Jaarrekening baten-lastendienst per 31 december 2012

Het Centrum tot Bevordering van de Import (CBI) uit ontwikkelingslanden is sinds 1 januari 1998 een baten-lastendienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De hoofddoelstelling is het verrichten van diensten die de concurrentiepositie van exporteurs in ontwikkelingslanden op de internationale en met name de Europese markt helpt versterkten. Het agentschap CBI draagt bij aan het realiseren van de doelstelling private sectorontwikkeling.

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst.

Bedragen x € 1.000
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2012

Realisatie 2012

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2012

Realisatie

2011

Baten

       

Omzet moederdepartement

26.529

21.158

– 5.371

17.750

Omzet derden

1.800

386

– 1.414

538

Rentebaten

2

0

0

1

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

28.331

21.544

– 6.787

18.289

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

197

393

196

182

– materiële kosten

26.807

20.195

– 6.612

16.866

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

0

0

0

0

– materieel

570

317

– 253

258

Overige lasten

     

0

– dotaties voorzieningen

5

0

– 5

0

– rentelasten

25

1

– 24

0

– bijzondere lasten

0

0

0

851

Totaal lasten

27.604

20.906

– 6.698

18.157

         

Saldo van baten en lasten

727

638

– 89

132

Toelichting

In 2010 heeft het CBI haar kostprijsmodel herzien en is zij gestart met programmatisch werken met een geïntegreerde benadering van directe assistentie aan bedrijven en versterking van bedrijfsondersteunende organisaties in geselecteerde landen/sectoren. Een gevolg van de modulaire opzet is dat er werd gekeken of de lopende modules/programma’s voldeden aan het nieuwe concept. Een aantal lopende modules/programma’s zijn anders vormgegeven. Daarnaast liepen in 2012 nog meerjarige programma’s door vanuit het «oude» kostprijsmodel en zijn tegelijkertijd geïntegreerde programma’s opgestart. Als gevolg hiervan zijn er afwijkingen >10% te constateren binnen zowel de baten (omzet) als de lasten (materiele kosten).

Omzet verdeeld naar productgroepen/modules

 

p x q

2012

 

EUR

EUR

Omzet opdracht 1; ecp

 

2.639.820

Omzet module A

83.000 x 12

996.000

Omzet module B

37.000 x 4

148.000

Omzet module C

7.790 x 145

1.129.550

Omzet module E

26.600 x 179

4.761.400

Omzet module H

40.850 x 21

857.850

Omzet module J

5.400 x 484

2.613.600

Omzet module K

1.500 x 1682

2.523.000

Omzet module M

140.000 x 16

2.240.000

Omzet module N

100.000 x 3

300.000

Omzet module P

40.000 x 11

440.000

Omzet module Q

40.000 x 2

80.000

Omzet module S

63.000 x 20

1.260.000

Omzet module T

 

0

Omzet module V

354.000 x 5

1.770.000

Omzet module X

354.000 x 9

3.186.000

Omzet module Y

100.000 x 1

100.000

Af: kortingen

 

– 3.887.073

Totaal

 

21.158.147

Omzet derden

De afwijking kan worden verklaard door 2 factoren. Na opstellen van de begroting bleek dat de opgenomen opbrengst meer geënt was op de meerjarige kasstromen dan in de opbrengst.

De omzet derden vloeit voornamelijk voort uit werkzaamheden die het CBI verricht in Latijns-amerika. De werkzaamheden zijn later opgestart dan de planning voorzag. Daarnaast betreft het meerjarige werkzaamheden waardoor nog maar beperkt afrekening heeft plaatsgevonden. Als gevolg hiervan berust een groot gedeelte nog in het onderhanden werk.

Personele kosten

Met de introductie van het nieuwe kostprijs model worden de toerekenbare personele kosten direct ten laste van de producten geboekt. Het betreft hier enkel de indirecte personele kosten. Als gevolg hiervan is fluctuatie mogelijk binnen deze post.

Materiele kosten

Het CBI heeft meerjarige producten die niet altijd even goed voorspelbaar zijn qua planning. Programma’s kunnen langer doorlopen waardoor afrekening in een later jaar plaatsvind. Een gevolg hiervan is dat er minder materiele kosten vrijvallen uit het onderhanden werk.

Noot: Het CBI verleent een algemene korting van EUR 3.887.073.

Balans per 31 december 2012

(Bedragen x € 1.000)
 

Balans 2012

Balans 2011

Activa

   

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

7

32

– overige materiële vaste activa

425

644

Debiteuren

233

143

Nog te ontvangen

2.510

2.576

Liquide middelen

3.666

1.327

Totaal activa

6.841

4.722

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

2.023

1.891

– afstorting surplus EV

– 1.500

0

– onverdeeld resultaat

638

132

Voorzieningen

0

541

Saldo voorschot/onderhanden werk

4.052

230

Crediteuren

981

1.289

Nog te betalen

647

639

Totaal passiva

6.841

4.722

Toelichting

Het boekjaar 2012 wordt afgesloten met een positief saldo van EUR 638.002.

Conform regelgeving baten-lasten agentschappen heeft afstorting naar het moederdepartement plaatsgevonden van het surplus EV >5% van 1.5 mln.

Liquide middelen

Het eindsaldo rekening-courant is volledig gedekt door de posten crediteuren en overige schulden minus debiteuren. Restant post betreft de openstaande verplichtingen die nog dienden te leiden tot facturatie.

Verloop stand voorzieningen

De totale uitgaven op de voorzieningen bedroegen EUR 762.685,12 zodat een bedrag van EUR 221.185,12 als kosten zijn geboekt buiten de voorziening om. De voorziening had volledig betrekking op uitgaven van de verhuizing en exploitatie huisvesting van de vorige locatie te Rotterdam.

Ontwikkeling EV

Jaartal

Jaaromzet

Gemiddelde omzet laatste 3 jaar

Eigen vermogen

2010

29.816.758

20.754.630

1.890.796

2011

18.287.629

21.832.037

2.022.800

2012

21.543.704

23.216.030

1.160.802

Kasstroomoverzicht over 2012

Bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2012 + stand depositorekeningen

2.173

1.327

– 846

2.

Totaal operationele kasstroom

850

3.622

2.772

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 350

– 73

277

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

100

0

– 100

3.

Totaal investeringskasstroom

– 250

– 73

177

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

– 1.500

– 1.500

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

   

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

0

0

0

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

– 1.500

– 1.500

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2012 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (*noot: maximale roodstand 0,5 miljoen €)

2.773

3.376

603

Toelichting

Conform regelgeving baten-lasten agentschappen heeft afstorting naar het moederdepartement plaatsgevonden van het surplus EV >5% van 1.5 miljoen. Het verschil tussen begroting en realisatie van de operationele kasstroom is te herleiden naar de stand RHB 31-12-2012. Dit betreft de posten crediteuren en overige schulden minus debiteuren. Restant post betreft de openstaande verplichtingen die nog dienden te leiden tot facturatie. Door de fysieke verhuizing in 2012 naar Den Haag en de aldaar aanwezige IT-infrastructuur is er minder geïnvesteerd in hard- en software dan was voorzien.

Noot: in de vastgestelde begroting is abusievelijk een fout gemaakt onder 3a en 3b, dit is gecorrigeerd in het hierboven vermelde kasstroomoverzicht.

Doelmatigheidsindicatoren en kengetallen per 31 december 2012

Omschrijving Generiek Deel

2009

2010

2011

Begroting 2012

Tarieven/uur

       

MT

73

nvt

nvt

nvt

Staf

64

nvt

nvt

nvt

Ondersteuning

55

nvt

nvt

nvt

Kostprijzen per module

       

A-Strategische conferentie groot

nvt

83.000

83.000

83.000

B-Strategische conferentie klein

nvt

37.000

37.000

37.000

C-Bedrijfsaudit en actieplan

nvt

8.200

7.380

7.790

D-Bedrijfsontwikkeling

nvt

26.000

26.000

26.600

E-Export capaciteit opbouw

nvt

28.000

25.200

25.200

F-Certificaat

nvt

14.000

14.000

14.000

H-Markttoegang EU

nvt

43.000

38.700

40.850

J-Trainingen EU

nvt

5.400

5.400

5.400

K-Training doellanden

nvt

1.500

1.500

1.500

L-Online trainingen

nvt

125

125

125

M-Markt intelligentie

nvt

140.000

140.000

140.000

N-Export intelligentie

nvt

100.000

100.000

100.000

P-Tailored intelligentie

nvt

40.000

40.000

40.000

Q-Business intelligentie

nvt

40.000

40.000

40.000

R-Import intelligentie

nvt

40.000

40.000

40.000

S-Sectorale analyse

nvt

63.000

63.000

63.000

T-BSO diagnose en interventieontwerp

nvt

63.000

63.000

63.000

U-BSOD import intelligentie beperkt

nvt

169.000

169.000

169.000

V-BSOD import intelligentie regulier

nvt

354.000

354.000

354.000

W-BSOD exportontwikkeling- en promotie beperkt

nvt

169.000

169.000

169.000

X-BSOD exportontwikkeling- en promotie regulier

nvt

354.000

354.000

354.000

Y-ITC accountmanagement

nvt

100.000

100.000

100.000

         

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

16

15

12

12

Saldo van baten en lasten (%)

5.1%

5%

5%

5%

         

Impact kwaliteitsindicatoren

       

Totaal gerealiseerde export EU/EFTA

338.708

302.237

414.393

Cliënten certificeren verbeterde dienstverlening1

61%

80%

28%

Waardering van 8 of hoger (op 10-punts schaal)2

76%

91%

Hogere export c.q. effectiever dienstverlening (training EU)3

84%

95%

91%

Hogere export c.q. effectiever dienstverlening (training non-EU)3

84%

95%

87%

X Noot
1

In 2012 zijn er geen bsod-evaluaties uitgevoerd waardoor er geen impactcijfer voorhanden is.

X Noot
2

Door de ontwikkeling van een nieuw product portfolio in 2011 heeft geen evaluatie

plaatsgevonden binnen de modules marktinformatie. In 2013 wordt hier wederom mee gestart.

X Noot
3

In 2012 hebben trainingen plaatsgevonden voor 2 specifieke doelgroepen:

Lokale Externe Experts en Commercial Attachés afkomstig uit de CBI-doelgroep landen en gestationeerd in de EU. Gezien de bijzondere aard van beide doelgroepen is bij de evaluatie gekozen voor een papieren evaluatie met open vragen die meer recht deed aan de aard van de trainingen dan de reguliere evaluatiemethode met gesloten vragen. Hierdoor is het niet mogelijk om over 2012 «Impact»-resultaten te overleggen.

Het CBI is in 2009 gestart met het herzien van haar kostprijsmodel. Daadwerkelijke invoering van het herziene kostprijsmodel heeft gedurende 2010 plaatsgevonden. Door de grondige verandering van het kostprijsmodel is het niet mogelijk de historische cijfers als uitgangspunt (index) toe te passen.

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Sanctiebeleid en malversaties

In de nota «beheer en toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd (TK 25 860, nr. 1), is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversatie en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen.

Ook is toegezegd tekortkomingen zoals het niet (tijdig) ontvangen van projectrapportages ondanks herhaaldelijk rappel, het niet leveren van prestaties of het anders dan contractueel is overeengekomen besteden van beschikbaar gestelde middelen te melden wanneer er een substantieel belang gemoeid is.

Malversaties

In 2012 zijn in totaal 31 gevallen van vermoedens van malversaties gemeld. Vermoedens van malversatie worden altijd onderzocht. Eind 2012 zijn er nog 15 gevallen uit 2012 in onderzoek, 1 geval uit 2011 en 1 geval uit 2010. Hieronder worden de bewezen gevallen van malversaties genoemd (6 uit 2011 en 6 uit 2012).

General Authority rural Water Supply project (GARWSP) – Jemen

Naar aanleiding van berichtgeving in de lokale media werd een onderzoek naar de aanschaf van waterleidingen en pompen gestart. Bij een beperkte steekproef werd fraude geconstateerd bij een tender voor pijpen en bij het gebruik van constructie gerelateerde fondsen. Verder onderzoek werd bemoeilijkt door de op dat moment snel verslechterende veiligheidssituatie, het nog maar gedeeltelijk functioneren van het Ministerie van Water in Jemen en de tijdelijke sluiting van de Ambassade in Sana’a. Uiteindelijk is GARWSP geconfronteerd met alle bevindingen uit diverse rapportages van accountants en consultants en is op basis daarvan besloten een bedrag van YER 740.780.100 (EUR 2.392.720) niet goed te keuren en terug te vorderen.

SNV/Ethiopia: Support to business organisations and access to markets (BOAM) – Ethiopia

Uit het BOAM fonds worden kleinschalige organisaties gefinancierd. In een geval is de oud voorzitter verdwenen met ETB 30.170. Pogingen om deze persoon aan te klagen zijn niet succesvol geweest. In een ander geval was twijfel over de bewijsstukken voor de uitbetaling van ETB 25.724 aan trainees. Iedere uitleg hierover door betrokkene wordt geweigerd. Het totaal van ETB 55.894 (ongeveer EUR 2.500,–) op een totale committering van € 6,9 miljoen is om bovengenoemde redenen buiten onze bijdrage gebleven.

NUFFIC mbt Netherlands Fellowship Programme (NFP) en Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education (NICHE) – Diverse landen

De Netherlands Alumni Association Nepal (NAAN) was verantwoordelijk voor het treffen van voorbereidingen voor een cursus in Nepal. Een deel van de in rekening gebrachte kosten bleek gebaseerd op valse facturen. Het te veel in rekening gebrachte bedrag EUR 17.000,– is terugbetaald en de organisatie is uitgesloten van toekomstige samenwerking. Nuffic is erop gewezen dat naast compensatie van de geleden schade in geval van bewezen fraude de mogelijkheden tot aangifte bij de lokale autoriteiten moeten worden onderzocht.

Een gedeelte van de subsidie aan Women’s Research and Training Centre van de Universiteit van Aden in Yemen, bedoeld voor het afstuderen van vier PhD studenten, is niet volgens de subsidievoorwaarden aangewend. Een vordering is door NUFFIC ingesteld van EUR 18.000,–.

Zambian National Aids Network (ZNAN) – Zambia

De organisatie ZNAN financiert kleine lokale NGO’s. Uit de jaarlijkse audit van 2009 en 2010 kwam naar voren dat bij drie van de door ZNAN gefinancierde NGO’s fraude werd vermoed. Hierop is lokaal aangifte gedaan door ZNAN waarna verder politieonderzoek werd opgestart. Nederland heeft namens de JFA-partners voor het bedrag ter grootte van de vermoede fraude ad EUR 98.196,– een vordering ingediend bij ZNAN, waarvan het Nederlandse aandeel hierin EUR 54.007,– is. Inning van dit bedrag stuit op problemen gezien het faillissement van de organisatie.

Forum for African Women Educationalists of Zambia (FAWEZA) – Zambia

Naar aanleiding van anonieme beschuldigingen bij het bestuur van de organisatie en de donoren werd nader onderzoek uitgevoerd naar vermoedens van machtsmisbruik en het declaratiegedrag van de directeur. Naar aanleiding van de constateringen in het rapport werd de directeur ontslagen en werd de directeur gedwongen een onterecht verkregen beurs voor de studie van haar dochter terug te betalen. Een actieplan ter voorkoming van vergelijkbare incidenten in de toekomst werd opgesteld en is in uitvoering genomen. Een onafhankelijke review zal moeten vaststellen of het actieplan naar tevredenheid is uitgevoerd. Indien dat het geval is zal NL in 2013 voor het laatst (vanwege exit OS) middelen aan FAWEZA ter beschikking stellen. Het bedrag dat door FAWEZA wordt terug gevorderd van de directeur is ZMK 31.503.405 is EUR 4.410,–.

Global Alliance for Vaccines and Immunisation (GAVI) – Ivoorkust

Uit nader onderzoek van constateringen aangetroffen bij het interne controle proces binnen GAVI blijkt dat een bedrag van USD 469.200 is misbruikt. Dit misbruikte bedrag bestaat voor een deel uit frauduleuze uitgaven maar ook uit ongerechtvaardigde en niet gedocumenteerde uitgaven. Het betreft fondsen die in het kader van het versterken van gezondheidssystemen aan het ministerie van gezondheid in Ivoorkust zijn overgemaakt. Alle misbruikte fondsen worden terugbetaald en de schuldigen zullen worden vervolgd (Kamerstuk: Kamerbrief | 12-10-2012 | BZ).

Financieel misbruik binnen lokaal SNV-kantoor – Laos

Een lokale medewerker van SNV Laos heeft gelden verduisterd. De medewerker heeft de fraude bekend en is ontslagen. SNV heeft aangifte gedaan bij de lokale autoriteiten. De schade, EUR 318.000,–, is volledig verhaald op de betrokken medewerker. (Kamerstuk: Kamerbrief | 08-06-2012 | BZ en Kamerstuk: Kamerbrief | 21-09-2012 | BZ).

Population Services International (PSI) – Togo

Uit een interne audit bleek dat voor een bedrag van EUR 12.000,– is gefraudeerd waarvan EUR 3.000,– toe te rekenen aan Nederland. PSI is in overleg met de lokale autoriteiten over mogelijke acties tegen de betrokken medewerker. PSI heeft toegezegd het bedrag gemoeid met de fraude terug te storten.

Global partners for Education (GPE) – Lesotho

GPE heeft fraude vastgesteld bij de bouw van scholen in Lesotho. Aannemers hebben geld ontvangen voor 7 niet gerealiseerde scholen. Scholen worden alsnog zonder meerkosten gebouwd. De verantwoordelijke medewerkers worden juridisch vervolgd.

Global Fund – Bangladesh

De inspecteur Generaal van het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM) heeft geconstateerd dat een bedrag van omgerekend ongeveer EUR 1.260.000,– niet verantwoord kan worden. Een NGO blijkt valsheid in geschrifte te hebben gepleegd waarop GFATM de organisatie heeft gesommeerd het bedrag terug te storten (Kamerstuk: Kamerbrief | 12-10-2012 | BZ).

Scholenproject – Afghanistan

Binnen het Quality Primary Education Project (QPEP), dat voorziet in de bouw van scholen en muren in vooral Uruzgan, constateerde Save the Children onregelmatigheden bij een lokale onderaannemer (Kamerstuk: Kamerbrief | 05-07-2012 | BZ). Save the Children stelt een onderzoek in om de achtergrond van de onregelmatigheden te achterhalen. Na afronding van het onderzoek is onzekerheid ontstaan over een bedrag van in totaal USD 271.651. USD 239.477 hiervan is Nederlandse bijdrage. Save the Children heeft de Afghaanse autoriteiten op de hoogte gesteld van de mogelijke verduistering van geld. Bij bevestiging van de malversatie zal Save the Children opnieuw met de Afghaanse autoriteiten om de tafel gaan en maatregelen treffen richting de onderaannemer.

Human Sciences Research Council – Zuid Afrika

Tijdens de eindevaluatie van een activiteit kwam aan het licht dan een van de onderzoekers, die verbonden is aan het programma als «onderaannemer» van een organisatie in het consortium (EPC), zich schuldig heeft gemaakt aan plagiaat. Besloten is tot terugvordering van het volledige bedrag van deze deelactiviteit (ad ZAR 1.803.326 ongeveer EUR 152.000). De Human Sciences Research Council (de contractpartij) heeft toegezegd het teruggevorderde bedrag zo spoedig mogelijk te restitueren.

Opgelegde sancties

In totaal zijn 13 sancties opgelegd aan contractpartijen in 2012. Sancties worden opgelegd indien contractueel overeengekomen rapportages ondanks herhaaldelijk rappel niet zijn ontvangen, prestaties niet geleverd zijn of de beschikbare middelen anders zijn gebruikt dan contractueel is overeengekomen. Sancties kunnen permanent of tijdelijk van aard zijn. Tijdelijke sancties kunnen bestaan uit het aanhouden van betalingen of het tijdelijk uitsluiten van organisaties tot aan de verplichtingen is voldaan. Permanente sancties bestaan uit het terugvorderen van voorschotten en eventuele juridische stappen tegen een organisatie.

In overeenstemming met de afspraak met de Tweede Kamer (TK 31 444 V, nr 6 10) worden sancties toegelicht, indien er sprake is van één of meerdere van onderstaande punten:

  • 1. uitsluiting van een organisatie;

  • 2. meerdere meldingen ten aanzien van een organisatie;

  • 3. vorderingen van EUR 500.000,– of meer.

Zowel aan het Ministerie van Waterzaken (Ministerio del Aqua) als aan het Ministerie van Duurzame Ontwikkeling (Ministrio desarrollo sostenible) in Bolivia zijn op twee momenten in het jaar tijdelijke sancties opgelegd. Beide organisatie bleven in gebreke bij het tijdig indienen van voortgangsrapportages en accountantsrapportages. De eerste tijdelijke sanctie kon na het alsnog verkrijgen van de contractueel afgesproken rapportages worden opgeheven. Vervolgens was wederom een betaalstop nodig voor het verkrijgen van de accountantsrapportage over 2011. Deze sanctie is voor beide ministeries nog van kracht.

Ontheffing sanctiebeleid

Indien een contractpartij niet tijdig een gevraagde rapportage inlevert is het ministerie verplicht na het versturen van 2 rappellen een sanctie op te leggen. Het kan echter voorkomen dat de organisatie met redenen omkleed aangeeft de deadline niet te kunnen halen maar aannemelijk kan maken dat binnen afzienbare termijn dit wel te kunnen. In een dergelijk geval kan tijdelijke ontheffing verleend worden voor het opleggen van een sanctie. Hiervoor is een besluit van de ambtelijke leiding van de betreffende directoraten-generaal nodig. Nadat het rapport is ontvangen kan de activiteit regulier afgewikkeld worden. Als duidelijk is dat de contractpartij toch in gebreke blijft, wordt alsnog een sanctie opgelegd.

In 2012 is in totaal 24 keer een verzoek gedaan voor tijdelijke ontheffing van het opleggen van een sanctie. In 17 gevallen heeft de departementsleiding daarmee ingestemd. Bij 2 gevallen werd de voorgestelde ontheffingstermijn door de departementsleiding bekort. Bij 1 geval werd besloten geen ontheffing te verlenen maar een sanctie op te leggen.

4 verzoeken vervielen omdat tijdens de behandeling van het verzoek de rapportages alsnog werden ontvangen of gebaseerd waren op een verkeerde technische handeling in het systeem en dus niet gebaseerd waren op het niet nakomen van de rapportageverplichtingen van de contractpartij.

Regelmatig vergt het voldoen aan de rapportageverplichtingen met betrekking tot de verdragsmiddelen het Surinaamse Ministerie van Financiën meer tijd. Gezien de bijzondere situatie rond het stopzetten van de verdragsmiddelen wordt per geval besloten of een sanctiemaatregel kan worden toegepast of tot tijdelijke ontheffing van de sanctie kan worden overgegaan. Voor een reeds afgeronde activiteit Rehabilitatie Nieuwe Haven waarbij de verantwoordingsinformatie in de vorm van een accountantsrapportage nog ontbreekt wordt onderzocht of er op alternatieve wijze de benodigde informatie verkregen kan worden.

Het Ministerie van Onderwijs, Ethiopië, is sinds 2008 in gebreke gebleven bij het indienen van de rapportages. Ondersteuning aan het Ministerie van Onderwijs, gaat via pooled funding met andere donoren. Na enkele malen uitstel te hebben verleend is vervolgens een sanctie opgelegd (organisatie mag geen activiteiten ondernemen totdat de ontbrekende rapportages zijn ingediend alsmede een betalingsstop). Ontvangen audits zijn om meerdere redenen afgekeurd. Uiteindelijk konden de herziene versies met betrekking tot 2008 en 2009 worden goedgekeurd. DFID heeft aangeboden de gevraagde externe hulp te leveren om de laatste discrepanties boven water te halen en zichtbaar te maken. Naar verwachting zal de accountant een maand nodig hebben om zijn werk af te ronden.

Bijlage 2 - Externe inhuur

Ministerie van Buitenlandse Zaken Verslagjaar 2012 (bedragen x € 1.000)
Programma- en apparaatskosten
 

Kerndepartement

CBI

Kerndept + CBI

1. Interim-management

159

 

159

2. Organisatie- en Formatieadvies

169

7

176

3. Beleidsadvies

271

 

271

4. Communicatieadvisering

163

 

163

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

762

7

769

       

5. Juridisch Advies

843

3

846

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

626

25

651

7. Accountancy, financiën en adminstratieve organisatie

226

145

371

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

1.695

173

1.868

       

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

5.631

1.366

6.997

Ondersteuning bedrijfsvoering

5.631

1.366

6.997

       

Totaal uitgaven inhuur externen

8.088

1.546

9.634

       

Inhuur externen buiten mantelcontracten 2012

Kerndepartement

CBI

Kerndept + CBI

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

0

0

Toelichting:

n.v.t.

   
       

Toelichting

     

Uitgaven ambtelijk personeel

   

217.773

Uitgaven externe inhuur

   

9.634

Totaal van de personele uitgaven

   

227.407

       

percentage inhuur

   

4,24%

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In bovenstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2012 door het ministerie (in Nederland) buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumuurtarief van EUR 225 (exclusief BTW).

Bijlage 3 afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Afronding

Vindplaats

1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

       
         

1a. Beleidsdoorlichtingen

1. De Nederlandse inzet t.b.v. een effectiever en meer politiek functioneren van de NAVO

2.1

2012

Rapport

 

2. Energievoorzienings-zekerheid

2.4

2012

Rapport

 

3. OS beleid van de Unie

3.2

2013

 

4. Begrotingssteun

4.2

2012

Rapport

 

5. Duurzame toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen

6.2

2012

Rapport

         

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

       
 

6. Deelstudie uitvoering mensenrechtenbeleid

1.2

2012/2013

Zie Kamerstuk 31 271 nr. 8

 

7. Global logistics WFP (multi-donor)

2.6

2012

Rapport

 

8. Evaluatie van de verdragsmatige Benelux-samenwerking

3.1/3.4

2012

Rapport

 

9. Voedselzekerheid en landbouwontwikkeling

4.1

2014

 

10. ORET

4.3

2014

 

11. CBI (importbevordering uit OS-landen)

4.3

2014

 

12. Impact van basisonderwijs op arbeidsmarktkansen (Uganda)

5.1

2013

 

13. NFP (subsidie)

5.1

2012

Rapport

 

14. NPT/NICHE (subsidie)

5.1

2012

Rapport

 

15. Evaluatie SNV

5.2

2013

 

16. Evaluatie genderprogramma's: MDG3 fonds, Nationaal actieplan 1325 en bilaterale actieplannen bestrijding geweld tegen vrouwen

5.3

2013

 

17. SRGR (o.a. Nicaragua, Mali, Bangladesh)

5.4

2012

Rapport

 

18. Daey Ouwens (subsidie)

6.1

2013

 

19. energie-activiteiten in Rwanda en Indonesië

6.1

2013/2014

         

2. Overig onderzoek

       
 

20. Syntheseonderzoek voedselzekerheid

4.1

2012

Rapport

 

21. One UN (Delivering as One)

4.2

2012

Rapport

 

22. Evaluatie Rio-verdragen

6.1

2012

Rapport

 

23. Evaluatie Interdepartementaal Beleidsprogramma Biodiversiteit

6.1

2012

Rapport

 

24. Pilot Circulaire Migratie

7.2

2012

Rapport

 

25. Migratie en ontwikkeling

7.2

2012

Rapport

Algemene toelichting:

Nadere informatie, inclusief de tekst van evaluatieonderzoeken zelf, is via een zoekopdracht te vinden op de website van de Rijksoverheid, www.Rijksoverheid.nl onder Ministeries > Ministerie van Buitenlandse Zaken > Documenten en publicaties > Rapporten.

Engelstalige rapporten vindt u via een zoekopdracht onder Home > English > Ministries > Ministry of Foreign Affairs > Documents and publications > Reports.

Specifieke toelichting:

ad 3: De afronding van dit onderzoek vergt meer tijd dan voorzien. Het rapport wordt naar verwachting < juni 2013 met een beleidsreactie van de minister aan de Tweede Kamer gestuurd.

ad 9: voedselzekerheid en landbouwontwikkeling: Het beleid achter de betreffende beleidsdoelstelling is eind 2011 vastgelegd. Effectenonderzoek is op korte termijn niet haalbaar.

ad 10: De ORET evaluatie is in 2012 opgestart, waarbij veldonderzoek plaatsvindt in 2013; op grond daarvan is afronding van het evaluatierapport voorzien voor 2014.

ad 11: Het CBI als organisatie is in 2010 doorgelicht (ISB en Triodos Facet). Inmiddels deelt CBI kantoorruimte met Agentschap NL en gaan beide agentschappen in 2014 samen. Voor het programmatische deel is besloten dat in 2014 een effectenonderzoek over de periode 2005/2011 zal worden afgerond om te leren en verantwoorden.

ad 12: Resultaten zijn als gebruikt voor de beleidsdoorlichting begrotingssteun. Afronding van betreffende deelstudie volgt voorjaar 2013.

ad 15: Verplaatst van 2012 naar 2013 vanwege vertraging tenderprocedure.

ad 16: Vertraagd met een jaar doordat IOB de benodigde capaciteit niet eerder kan vrij maken en op grond van de resultaten van de voorstudie.

ad 18: Evaluatie kost meer tijd dan voorzien vanwege complexiteit programma en aantal projecten.

ad 19: De afronding van het onderzoek in Indonesië is voorzien voor 2013. Voor Rwanda is de afronding gepland voor begin 2014, aangezien de 2e ronde survey en commentaarrondes op het rapport niet eerder dan eind 2013 kunnen plaatsvinden.

Bijlage 4 - Afkoringenlijst

AABs

Algemene Ambtsberichten

ACS

Association of Caribbean States

Adept

Accession-oriented Dutch-European Proficiency Training

ADR

Auditdienst Rijk

AERC

African Economic Research Consortium

AFDB

African Development Bank

AMISOM

African Union Mission on Somalia

AIVD

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

ANDS

Afghan National Development Strategy

ASAP

Association of Small African Projects

ASDB

Asian Development Bank

ASEAN

Association of Southeast Asian Nations

ATAF

African Tax Administration Forum

ATT

Arm Trade Treaty (Internationaal wapenhandelsverdrag)

AU

Afrikaanse Unie

AVVN

Algemene Vergadering Verenigde Naties

BBP

Bruto Binnenlands Product

BNP

Bruto Nationaal Product

BNC

Beoordeling Nieuwe Commissie

BSOD

Business Support Organisation Development

BTWC

Biologisch en Toxische Wapens Verdrag (155)

CAADP

Comprehensive Africa Agriculture Development Programme

CAO

Collectieve arbeidsovereenkomst

CBD

Convention on Biological Diversity

CBI

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden

CBRN

Chemische, Biologische, Radiologische of Nucleaire middelen

CD

Capacity Development

CDM

Clean Development Mechanism

CERF

Central Emergency Response Fund

CGIAR

Consultative Group on International Agricultural Research

CICIG

Comisión Internacional Contra la Impunidad en Guatemala (Internationale commissie tegen de straffeloosheid in Guatemala)

CIO

Cultural Implementation Office

COHRED

Council on Health Research for Development

CPI

Corruptie Perceptie Index

CTBT

Comprehensive Test Ban Treaty (Alomvattend Kernstopverdrag (138))

CTITF

Counter Terrorism Implementation Task Force

CvP

Club van Parijs

CWC

Chemical Weapons Convention (Chemisch Wapenverdrag)

DAC

Development Assistance Committee

DDR

Disarmament Demobilization and Reintegration

DFA

Design, Fashion, Architecture

DfID

United Kingdom Department for International Development

DGBEB

DG Buitenlandse Economische Betrekkingen

DID

Directie Informatiediensten

DPKO

Department of Peacekeeping Operations

DRC

Democratische Republiek Congo

Dutch DFA

Dutch Design Fashion and Architecture

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECDPM

European Centre for Development Policy Management

ECER

Expertisecedntrum Europees Recht

ECOWAS

Economic Community Of West African States

ECP

Export Coaching Programme

EDEO

Europese Dienst voor Extern Optreden

EFA

Education for All

EHRM

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EITI

Extractive Industries Transparency Initiative

EKI

Exportkredietverzekering en Investeringsgaranties

EnDev

Energy for Development

ENP

Europees Nabuurschaps Programma

ENPI

European Neighbourhood and Partnership Instrument

EOF

Europees Ontwikkelings Fonds

EPA

European Partnership Agreements (Europese Partnerschapsakkoorden)

ERP

Enterprise Resource Planning

ESM

Europees Stabiliteitsmechanisme

EU

Europese Unie

EUBAM Rafah

EU Border Assistance Mission at Rafah

EUJUST LEX

EU Integrated Rule of Law Mission for Iraq

EULEX

EVDB missie in Kosovo

EUPM

European Union Police Mission

EUPOL

European Union Police Mission

EUPOL COPPS

European Union Police Coordinating Office for Palestinian Police Support (EU Police Mission for the Palestinian Territories)

EUSEC

European Union Security (in the Democratic Republic Congo)

EUVIS

European Union Visuminformatie Systeem

EVD

Economische Voorlichtingsdienst

EVDB

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

EVRM

Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens

EL&I

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

DPKO

Department of Peacekeeping Operations

FAO

Food and Agriculture Organization

FAWE

Forum for African Women Educationalists

FLEGT

Forest Law Enforcement Governance and Trade

FMCT

Verdrag betreffende een verbod op de productie van splijtstoffen voor explosiedoeleinden

FMO

Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden

FOM

Fonds Opkomende Markten

FSAP

Financial Sector Assessment Programs

FTI

Fast Track Initiative

GAFSP

Global Agriculture and food Security Program

GAVI

Global Alliance for Vaccines and Immunisation

GBVB

Gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid

GCE

Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed

GCTF

Global Counter=-Terrorism Forum

GEF

Global Environment Facility

GFATM

Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria

GMR

Global Monitoring Report (UNESCO)

GRPI

Genetic Resources Policy Initiative

GtZ

Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit

GVDB

Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid

G20

Groep bestaande uit 19 van de landen met de grootste nationale economieën en de EU

HALO

HALO Trust:NGO die zich vooral met ontmijning en ontwapening bezig houdt

HCNM

Hoge Commissaris voor de Nationale Minderheden

HCOC

Hague Code of Conduct against Ballistic Missile Proliferation (Haagse Gedragscode tegen de proliferatie van Ballistische Wapens)

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HIF

Health Insurance Fund

HiiL

Hague Institute Internationalisation of Law

HNW

Het Nieuwe Werken

HRP

Human Reproduction Programme

IAEA

International Atomic and Energy Agency

IASC

Inter-Agency Standing Committee

IBF

International Bureau Fraude Informatie

ICARDA

International Centre for Agricultural Research in Dry Areas

ICB

Internationaal Cultuurbeleid

ICC

International Criminal Court

ICTR

International Criminal Tribunal for Rwanda

ICTY

International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia

IDB

Inter-American Development Bank

IDEA

International Institute for Democracy and Electoral Assistance

IDF

Infrastructure Development Fund

IDH

Initiatief Duurzame Handel

IDLO

International Development Law Organization

IDRC

International Development Research Centre

IEF

International Energy Forum

IFAD

International Fund for Agricultural Development

IFPRI

International Food Policy Research Institute

IIEP

International Institute for Educational Planning

ILO

International Labour Organization

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IMVO

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

IPA

Europese Instrumenten voor pre-Accessie

IRC

International Water and Sanitation Centre

IRENA

International Renewable Energy Association

IS-academie

Internationale Samenwerking-Academie

ISAF

International Security Stability Force

IUCN

International Union for Conservation of Nature

KAZA

Kavango-Zambezi Transfrontier Conservation

KFOR

Kosovo Force

LHBT

Lesbisch, Homo-, Bi- en Transseksueel

LRRD

Linking Relief, Rehabilitation Development

MASSIF

Ontwikkelingsfonds voor de financiële sector

MATRA

Maatschappelijke Transformatie

MDG’s

Milleninium Development Goals (Millennium Ontwikkelingsdoelen)

MFK

Meerjarig Financieel kader 2014–2020

MFS

Medefinancieringsstelsel

MIVD

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

MKB

Midden en Klein Bedrijf

MJSP

Meerjarig Strategisch Plan

MNA

Mean Nuclear Area

MOG

Minst Ontwikkelde Gebieden

MOL

Minst Ontwikkelde Landen

MONUC

United Nations Organization in the Democratic Republic Congo

MONUSCO

United Nations Organization Stabilization Mission in the Democratic Republic Congo

MOVP

Midden-Oosten Vredes Proces

MRR

Mensenrechtenraad

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

MVV

Machtiging tot Voorlopig Verblijf

NABC

Netherlands-Africa Business Council

NAPA

Nederlandse Actieplan Parijs

NAVO

Noord-Atlantische Verdrags Organisatie

NBSO

Netherlands Business Support Offices

NCAP

Netherlands Climate Assistance Programme

NCDO

Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling

NFP

Netherlands Fellowship Programme

NIMD

Netherlands Institute for Multiparty Democracy

NIMF

Netherlands Investment Matching Fund

NIO

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

NGO

Non-Gouvernementele Organisatie

NICHE

Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education institutions

NIO

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingssamenwerking

NPDI

Non-Prolifiration and Desarmament Initiative

NPT

Netherlands Programme for institutional strengthening of education and Training capacity

NPV

Non-Proliferatie Verdrag (189)

NTM-A

NATO Training Mission Afghanistan

NVIS

Nieuw Visum Informatie Systeem

NSS

Nuclear Security Summit

NWO-WOTRO

Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek – Wetenschappelijk Onderzoek in de Tropen

ODA

Official Development Assistance (officiële ontwikkelingshulp)

ODIHR

Office for Democratic Institutions and Human Rights

OESO

Organisatie Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OHCHR

Hoge commissaris voor de Rechten van de Mens

OPCAT

Optional Protocol to the UN Convention against Torture, Inhuman and Degrading Treatment

ORET

Programma Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties

ORIO

Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling

OS

Ontwikkelingssamenwerking

OVSE

Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

PBC

Peace Building Commission

PFM

Public Finance Management

PHA

Permanente Hof van Arbitrage

POBB

Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid

POI

Programma Onderzoek en Innovatie

POP

Programma Ondersteuning Productenorganisaties

PPP’s

Public Private Partnerships

PREP

Promoting Renewable Energy Programme

PRSP

Poverty Reduction Strategy Papers

PSA

Project Start Architectuur

PSE

Producer Support Estimate

PSI

Private Sector Investment

PSO

Praktische Sectororiëntatie

PSOM

Programma Samenwerking Opkomende Markten

PUM

Programma Uitzending Managers

RBV

Rijksbegrotingsvoorschriften

REDD

Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation in developing countries

REMIS

Real Estate Managementinformatie

RHB

Rijkshoofdboekhouding (ministerie van Financiën)

RSO

Regionale service organisatie

RtoP

Responsibility to Protect

RTR

Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud

RvE

Raad van Europa

R2P

Responsibility to Protect

SACMEQ

Southern and Eastern Africa Consortium for Monitoring Educational Quality

SADAA

Strategic Alliance for the Development of Agriculture in Africa

SCSL

Special Court Sierra Leone

SGACA's

Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses

SICA

Stichting Internationale Culturele Activiteiten

SNV

Stichting Nederlandse Vrijwilligers

SREP

Scaling up Renewable Energy Programme

SRGR

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten

SSA

Sub Sahara Africa

SSO

Shared Service Organisatie

SSR

Security Sector Reform

TB

Tuberculose

TDR

Special Programme for Research and Training in Tropical Diseases

TI

Transparency International

TK

Tweede Kamer

UEMOA

Union Economique et Monétaire Ouest-africaine

UIS

Unesco Institute for Statistics

UNAIDS

Joint United Nations Programme on HIV/AIDS

UNAMA

United Nations Assistance Mission in Afghanistan

UNAMID

African Union/ United Nations Hybrid Operation in Darfur

UNCED

United Nations Conference on Environment and Development

UNCCD

United Nations Convention to Combat Desertification

UNDGO

United Nations Development Group Office

UNDP

United Nations Development Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNESCO-IHE

UNESCO- Institute for Water Education

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

UNFPA

United Nations Population Fund

UN-HABITAT

United Nations Human Settlements Programme

UNICEF

United Nations Children’s Fund

UNIFEM

United Nations Development Fund for Women

UNMIS

United Nations Mission in Sudan

UNODC

United Nations Office on Drugs and Crime

UNRWA

United Nations Relief and Works Agency

UNSGAB

United Nations Secretary General’s Advisory Board on Water and Sanitation

UNU-MERIT

Joint research and training centre of United Nations University and University of Maastricht

VCI

Directie Veiligheid, Crisisbeheersing en Integriteit

VK

Verenigd Koninkrijk

VMP

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

VN

Verenigde Naties

VNVR

Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

VR

Veiligheidsraad

Wbp

Wet bescherming persoonsgegevens

WFP

World Food Programme

WHO

World Health Organisation

WIN

Water Integrity Network

Wob

Wet openbaar bestuur

WSSCC

Water Supply and Sanitation Collaborative Council

WSSD

World Summit on Sustainable Development

WTO

World Trade Organization (Wereldhandelsorganisatie)

Naar boven