33 576 Natuurbeleid

Nr. 352 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2023

Hierbij informeer ik uw Kamer, mede in aanloop naar het commissiedebat Natuur van 28 juni 2023, over beleidsontwikkelingen op het terrein van natuur en biodiversiteit.

Biodiversiteit is het fundament van ons bestaan. Biodiversiteit zorgt voor een gezonde en leefbare planeet, voor het welzijn en de (geestelijke) gezondheid van mensen, en voor economische welvaart. Natuur en biodiversiteit leveren drinkwater, schone lucht om in te ademen, verkoeling tijdens hete dagen, een gezonde bodem, bestuivers voor de landbouw, en een bufferfunctie tegen klimaatverandering.

Het gaat niet goed met de natuur en biodiversiteit. Wereldwijd is sprake van achteruitgang van de biodiversiteit die door menselijke activiteit wordt veroorzaakt.1 Met een sterk teruglopende biodiversiteit en verminderde kwaliteit en kwantiteit van natuur, komen de hiervoor genoemde noodzakelijke ecosysteemdiensten in gevaar. De Wereldbank schat dat de ineenstorting van een beperkt aantal ecosysteemdiensten al kan leiden tot een jaarlijks verlies van 2,7 biljoen dollar in 2030.2 Tegelijkertijd laat onderzoek ook zien dat investeren in natuur en biodiversiteit in toenemende mate economische voordelen biedt. Zo is berekend dat iedere euro die in Nederland geïnvesteerd wordt in natuurherstel een voordeel kan opleveren van bijna 20 euro.3 Natuur en biodiversiteit hebben dus naast een intrinsieke waarde ook een economische waarde.

Het besef dat de natuur- en biodiversiteitscrisis er een is die alle andere crises dreigt te overschaduwen, vindt wereldwijd gehoor. Ik ben verheugd met het in december jl. overeengekomen Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework (GBF). Zie mijn brief aan uw Kamer van 7 maart 2023 (Kamerstuk 26 407, nr. 146). Dit raamwerk is tijdens de vijftiende Conferentie van Partijen van het VN-Biodiversiteitsverdrag afgesproken en is een internationale mijlpaal voor de biodiversiteit. Ook op Europees niveau is veel aandacht voor biodiversiteit met de Europese Biodiversiteitsstrategie en de ontwerp-verordening Natuurherstel.

Om het tij te keren, is een systeemverandering nodig. Bescherming van de natuur zoals we dat deden is niet meer voldoende. Daarom zet het kabinet in op een integrale benadering, waarin een meervoud aan maatschappelijke vraagstukken (zoals biodiversiteit, klimaat, water, bodem, landbouw, gezondheid, woningbouw en mobiliteit) in samenhang wordt aangepakt. Op deze manier wordt de afwenteling tussen maatschappelijke doelen vermeden en zorgen we voor coherent beleid. Een goed voorbeeld is het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG, Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 105), waarin op gebiedsniveau wordt gewerkt aan natuur-, stikstof-, water- en klimaatdoelen. Het stikstofbeleid staat volop in de aandacht. Ik blijf echter benadrukken dat het mij te doen is om het hele natuur- en biodiversiteitsbeleid, waarbij het om meer gaat dan stikstof alleen.

Passend bij de hierboven genoemde integrale benadering, richt ik mijn natuurbeleid zowel op het beschermen en herstellen van soorten en natuurgebieden («donkergroene» natuur) als op het verder stimuleren van natuur buiten die gebieden («lichtgroene» natuur) en het meenemen van natuur in al het denken en handelen van mensen. Voorbeelden van het beschermen en herstellen van die «donkergroene natuur» zijn het Natura 2000-beleid, de Bossenstrategie en de Programmatische Aanpak Grote Wateren. De tweede lijn van mijn natuur- en biodiversiteitsbeleid is gericht op de sectoren en gebieden waar natuur verweven is met andere activiteiten en vormen van landgebruik, zoals natuurinclusieve landbouw, een groene gebouwde omgeving en vergroening van financiële stromen. Met dit beleid wordt toegewerkt naar een natuurinclusieve samenleving waarin natuur wordt meegenomen in alle sectoren van de maatschappij. Zo wordt in het hele land de basiskwaliteit natuur op orde gebracht (dat naar verwachting ook weer een positief effect zal hebben op de beschermde soorten en natuurgebieden) en kunnen we als mensen blijven genieten van een gezonde en leefbare leefomgeving.

In het navolgend deel van deze brief ga ik in op actualiteiten uit beide bovenstaande beleidslijnen, waar relevant gekoppeld aan moties van en toezeggingen aan uw Kamer. Daartoe is deze brief verdeeld in een hoofdstuk natuurbescherming en een hoofdstuk natuurinclusief. Tot slot volgt een hoofdstuk over natuurmonitoring, dat essentieel is voor inzicht in de staat van de natuur en noodzakelijk is voor (het meten van) de effectiviteit van mijn beleid.

Natuurbescherming: soorten en gebieden

Wettelijk beschermen van bestuivers

Met de motie van het lid Vestering heeft uw Kamer gevraagd om te komen met een voorstel om bestuivers wettelijk te beschermen (Kamerstuk 33 576, nr. 331). Het natuurbeleid in Nederland is in het algemeen gericht op het beschermen van de biodiversiteit.

Om zicht te houden op de bijenstand is in 2018 een update van de Rode Lijst voor bijen vastgesteld.4 Nieuw in 2023 is het samenstellen van een Rode Lijst voor zweefvliegen. Op de Rode Lijsten staan verdwenen en bedreigde soorten dieren en planten, zodat daar in het beleid door de verschillende overheden en natuurbeheerders rekening mee wordt gehouden.

In de Wet natuurbescherming is bepaald dat gedeputeerde staten van de provincies zorgdragen voor de nodige maatregelen voor onder meer het behoud of het herstel van een gunstige staat van instandhouding van de op de Rode Lijsten geplaatste soorten5.

Provincies ondersteunen lokale initiatieven zodat bestuivers als soort in een gunstige staat van instandhouding komen en/of blijven. Deze initiatieven zijn talrijk. Zo heeft provincie Limburg een subsidieregeling Actieve Soortenbescherming6 (1 miljoen euro per jaar) die een mogelijkheid biedt tot extra financiering voor de bescherming van soorten. Daarnaast wordt ondersteuning gegeven aan meerdere projecten gericht op bestuivers zoals het jaarlijkse bijensymposium en de «jagers in het groen», een motie die ondersteund is door provinciale staten7 en die bijdraagt aan het inzaaien van bloemrijke akkerranden waarvan bestuivers ook profiteren. Provincie Zuid-Holland zet in op het verbeteren van leefgebieden en ecosystemen voor wilde bestuivers, zowel via het Zuid-Hollands Programma Landelijk Gebied8 (waarmee invulling wordt gegeven aan het NPLG), als met de Groene Cirkels Bijenlandschap9, de agenda Natuurinclusief10 en het verbinden van leefgebieden van kwetsbare bijensoorten11. Ook doen veel provincies aan ecologisch bermbeheer.

Om in 2030 een gunstige staat van instandhouding te bereiken, worden via de Nationale Bijenstrategie maatschappelijke partijen gemobiliseerd om initiatieven uit te voeren die daaraan bijdragen. Over de resultaten tot nu toe wordt dit jaar gerapporteerd aan de Tweede Kamer. Ook in Europees verband wordt ambitieus ingezet op een gunstige staat van instandhouding met de Verordening natuurherstel. De Verordening voorziet in de verplichting om de daling van het aantal bestuivers om te keren en een stijgende trend van bestuiverpopulaties te bewerkstelligen totdat een bevredigend niveau is bereikt. Het kabinet heeft hier positief op gereageerd (Kamerstukken 22 112 en 33 576, nr. 3530). Tenslotte heeft de Europese Commissie begin 2023 het herziene EU-initiatief «Nieuwe deal voor bestuivers» gepresenteerd. Ook hierop heeft het kabinet positief gereageerd (Kamerstuk 22 112, nr. 3630).

Er lopen dus meerdere trajecten, om een gunstige staat van instandhouding van bestuivers te bereiken. Daarom acht ik het niet noodzakelijk om, in aanvulling op deze trajecten, de Wet natuurbescherming (na 1 januari 2024 de regels in het kader van de Omgevingswet) aan te passen om bestuivers nog verdergaand te beschermen. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.

Traditionele medicijnen en CITES

In de motie van de leden Vestering en Akerboom (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1490) wordt verzocht om het gevaar van handel en gebruik van traditionele medicijnen en voedingssupplementen, gemaakt van bedreigde diersoorten, in het belang van zowel de volksgezondheid als de biodiversiteit actief aan te kaarten en te laten opnemen bij mogelijke herzieningen van relevante CITES- en WHO-documenten, zoals bijvoorbeeld de herziening van de WHO-richtlijnen voor traditionele voedselmarkten. In onderstaande tekst geef ik mijn reactie op de motie, die ik daarmee als afgedaan beschouw.

De impact van illegale internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten (illegal wildlife trade) is groot en zet de internationale biodiversiteit ernstig onder druk. Het CITES-verdrag beschermt soorten om uitsterven in het wild door internationale handel te voorkomen. De internationale handel wordt daartoe gereguleerd met vergunningen of helemaal verboden. De beschermingsstatus van een soort geldt voor levende en dode dieren (en planten) en alle onderdelen en mogelijke producten van de betreffende beschermde soort. Traditionele medicijnen en voedingssupplementen hoeven daarmee in CITES-verband niet als «productgroep» apart opgenomen te worden. De beschermingsstatus van de dier- of plantensoort die is verwerkt in de medicijnen of voedingssupplementen (of in andere vormen) is leidend. Binnen CITES is er blijvende aandacht voor het tegengaan van internationale illegale handel en gelieerde vraagreductie. Onlangs heeft de CITES Big Cat Taks Force meeting plaatsgevonden. De Task Force heeft onder meer als doel om – naast de CITES soortspecifieke maatregelen – de samenwerking tussen vraag, aanbod en transitlanden te versterken om de illegale handel in soorten grote katachtigen – die zich ook kenmerkt door onderlinge substitutie – adequaat aan te pakken. Nederland neemt hier actief aan deel.

Wat betreft de WHO heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 5 april jl. in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van Esch over traditionele medicijnen die deels gemaakt zijn van bedreigde plant- en diersoorten12 reeds aangegeven hoe hij aan deze motie uitvoering geeft.

Natuurdoelanalyses op basis van laatste wetenschappelijke inzichten

In het debat over de regeringsverklaring van 19 januari 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 39, items 3 en 6) heb ik de Tweede Kamer toegezegd om bij de uitwerking van de stikstofplannen de laatste wetenschappelijke inzichten over de kwaliteit van de natuur in Natura 2000-gebieden te betrekken. Hier is invulling aan gegeven door middel van de natuurdoelanalyses. Deze analyses geven invulling aan de wettelijke verplichting om voor ieder stikstofgevoelig Natura 2000-gebied inzichtelijk te maken in welke mate de instandhoudingsdoelstellingen worden gerealiseerd en wat de verwachte gevolgen van al geplande en reeds in uitvoering genomen maatregelen zijn. Ze zijn daarmee een belangrijke bouwsteen voor de gebiedsprogramma’s. De natuurdoelanalyses zijn gebaseerd op de beste beschikbare informatie, inclusief de laatste wetenschappelijke inzichten. In overeenstemming met de gemaakte afspraken hadden alle voortouwnemers (provincies, Ministeries van Defensie en van Infrastructuur en Waterstaat) hun natuurdoelanalyses op 1 april 2023 af en was de informatie hieruit beschikbaar om te benutten voor de gebiedsprogramma’s. De meeste voortouwnemers hebben hun natuurdoelanalyses ook aangeleverd bij de Ecologische Autoriteit, maar voor enkele provincies geldt dat dit uiterlijk eind juni zal gebeuren vanwege de processtap langs gedeputeerde staten die zij nog willen maken. De Ecologische Autoriteit is aan de slag met de toetsing van de natuurdoelanalyses en heeft inmiddels al de eerste toetsingsadviezen uitgebracht. De voortouwnemers gaan, zodra toetsingsadviezen van de Ecologische Autoriteit beschikbaar zijn, aan de slag met het ververwerken hiervan. Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.

Voortgang aanwijzingsbesluiten Deltaregio

Na het zomerreces zullen, zoals ik in de hoofdlijnenbrief van 1 april 2022 (Kamerstukken 33 576 en 35 334, nr. 265) aangekondigd heb, de definitieve Natura 2000-aanwijzingsbesluiten voor de gebieden Krammer-Volkerak en Zoommeer gepubliceerd worden. Daarmee komt het afronden van de aanwijzingsbesluiten weer een stap dichterbij. De aanwijzingsbesluiten zijn opgesteld in samenwerking met de betrokken provincies en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Voor het Krammer-Volkerak gaat het om het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen en een aangepaste grens. Voor het Habitatrichtlijngebied betreft dit het eerste aanwijzingsbesluit, na de plaatsing op de communautaire lijst in 2004. Voor het Vogelrichtlijngebied geldt al een aanwijzingsbesluit van 1995, maar daar stonden nog geen concrete instandhoudingsdoelen in. Het ontwerp-aanwijzingsbesluit is aangepast op basis van de meest recente gegevens, waarbij tegelijk rekening is gehouden met het verslechteringsverbod (dat voor het Vogelrichtlijngebied al sinds 1995 van kracht is).

Voor het Zoommeer was er al een Vogelrichtlijnbesluit uit 2000. In het Natura 2000-aanwijzingsbesluit worden concrete instandhoudingsdoelstellingen opgenomen en wordt de grens enigszins aangepast. Ook voor dit gebied is het ontwerp-aanwijzingsbesluit aangepast op basis van de meest recente gegevens, waarbij tegelijk rekening is gehouden met het verslechteringsverbod (dat in dit geval sinds 2000 van kracht is).

Beide gebieden maken – samen met een aantal andere Natura 2000-gebieden – deel uit van de Deltaregio. Voor de populaties van enkele broedvogelsoorten in deze gebieden zijn alleen op regionaal niveau doelen gedefinieerd vanwege het sterk wisselende voorkomen per gebied, de zogenaamde Deltadoelen. Ieder gebied draagt bij aan de totale draagkracht ten behoeve van een regionale populatie. Vanwege de aanpassingen in de beide besluiten, is het nodig om ook de optelling voor de totale Delta aan te passen. Deze aangepaste Deltadoelen moeten doorwerken op alle reeds gepubliceerde aanwijzingsbesluiten in de Deltaregio. Daarom wordt gelijktijdig met de definitieve aanwijzingsbesluiten voor Krammer-Volkerak en Zoommeer ook een ontwerp-wijzigingsbesluit voor die andere gebieden gepubliceerd.

Actualisering kritische depositiewaarden stikstof

De Europese Kritische Depositie Waarden (KDW’s) worden ongeveer eens in de tien jaar geactualiseerd aan de hand van de laatste wetenschappelijke inzichten. De Europese KDW's worden weergegeven in bandbreedtes. Er wordt gewerkt met bandbreedtes vanwege onder andere de statistische onzekerheden en de verschillen in omstandigheden (zoals klimaat en bodem) tussen Europese landen. Het Europese rapport bouwt voort op het laatste rapport uit 2011.13 In 2021 is er weer een Europese revisie van de KDW-bandbreedtes geweest. Eind oktober 2022 heeft definitieve publicatie14 van het Europese rapport plaatsgevonden. Zoals toegezegd in mijn brief van 14 oktober jl. (Kamerstuk 33 576, nr. 325) heb ik de WUR de opdracht gegeven om het Europese rapport met bandbreedtes te vertalen naar unieke Nederlandse waarden. Het WUR-rapport verschijnt binnenkort. Gezien de raakvlakken met een aantal lopende beleidstrajecten hecht ik aan een zorgvuldig proces ten aanzien van de implementatie van de geactualiseerde waarden hierin. Ik doe dit in nauwe afstemming met de provincies.

Go-to-areas

Het lid Van Campen diende op 22 december 2022 een motie in (Kamerstuk 33 576, nr. 342) met het verzoek om binnen drie maanden aan de Kamer te rapporteren welke technieken onder de «go-to areas» kunnen vallen en daarbij specifiek in te zetten op biogas en netinvesteringen.

De onderhandelingen omtrent de herziening van de hernieuwbare energierichtlijn (RED3) zijn nog niet afgesloten. Zodra er overeenstemming is bereikt in de triloogfase tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie zal de richtlijn vervolgens moeten worden geïmplementeerd in nationale wet- en regelgeving. Volgens het voorstel zoals dat door de Europese Commissie is gedaan, kunnen lidstaten go-to-areas aanwijzen voor een of meer technologieën voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, met bijhorende energie-infrastructuur. Go-to areas (die nu acceleration areas worden genoemd) zijn gebieden die door een lidstaat worden aangewezen voor duurzame energieprojecten waar ingevolge RED3 de vergunningverlening versimpeld en versneld kan worden. Er is recent gestart met de voorbereidingen voor de nationale implementatie van RED3, de aanwijzing van go-to areas en keuzes voor technieken in deze gebieden. Echter, omdat de voorgenoemde onderhandelingen nog lopen, is er op dit moment nog geen definitief uitsluitsel omtrent de technieken voor de productie van hernieuwbare energie te geven. Voor netinvesteringen kunnen volgens het Commissievoorstel geen specifieke go-to-areas worden aangewezen, maar is onder andere na inzet van Nederland in de raadsonderhandelingen een aparte regeling voor versnelde vergunningverlening opgenomen in de onderhandelingstekst.

Naar verwachting zal er in de nog te benoemen «go-to-areas» vooral ingezet worden op de productie van hernieuwbare elektriciteit, biogas, waterstof en warmte. Het is niet mogelijk om CCS (CO2-afvang en opslag) te betrekken bij go-to-areas, al zet het kabinet nationaal wel in op zo snel mogelijke realisatie hiervan. Hieraan gekoppeld wordt ingezet op een verzwaring van de netwerkinfrastructuur voor deze dragers. Hiertoe lopen al diverse nationale projecten, die zich in verschillende fases bevinden. Een dergelijke inzet sluit immers aan bij de aanpak van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (hierna: MIEK). Dit programma valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Klimaat en Energie. Voor de voortgang van het MIEK verwijs ik naar de brief die uw Kamer 2 december jl. heeft ontvangen (Kamerstukken 29 826, 31 239 en 30 196, nr. 155).

Natuurinclusief

Stand van zaken Agenda Natuurinclusief

De Agenda Natuurinclusief geeft richting aan en versnelt de transitie naar een natuurinclusieve samenleving. De agenda kent negen domeinen: Bouw, Energie, Financiën, Infrastructuur, Landbouw, Onderwijs/bewustwording, Vrijetijdseconomie, Water en Gezondheid. De uitvoering van de Agenda Natuurinclusief 1.0, die 16 juni 2022 verstuurd is aan uw Kamer (Kamerstuk 33 576, nr. 272), is in volle gang.

De organisatie en het netwerk van de Agenda Natuurinclusief zijn de afgelopen maanden opgezet. Het Programmabureau Natuurinclusief ondersteunt de samenwerking tussen publieke en private partijen in de uitvoering in de Agenda en André van der Zande is in oktober 2022 aangetreden als Ambassadeur Natuurinclusief.

Dankzij de Agenda Natuurinclusief ontstaan waardevolle ideeën en initiatieven binnen de negen domeinen van de Agenda. Zo zijn er maatschappelijke initiatieven voor natuurinclusieve gezondheid zoals De Groene GGZ en Groene Ziekenhuizen. Het mes snijdt hierbij aan twee kanten: natuur wordt benut als bron voor mentale en fysieke gezondheid en vitaliteit, en er wordt geïnvesteerd in toename van biodiversiteit op zorgterreinen en in de buurt. Het domein gezondheid van de Agenda gebruikt deze initiatieven als voorbeeld en inspiratie voor ander zorgdomeinen. Samen met maatschappelijke organisaties stimuleren de domeinen bouw en landbouw van de Agenda de toepassing van biobased bouwmaterialen in combinatie met natuurinclusieve teelt. Binnen het domein energie wordt met natuurorganisaties en energieleveranciers gekeken hoe de impact vergroot kan worden van initiatieven die natuur integraal meenemen in de ontwikkeling van energieprojecten. Het gaat hierbij om initiatieven zoals convenant NIEWHOL, gedragscode «zon op land» en de SDE++. De domeinen financiële sector en bewustwording werken samen aan «vergroening van financiën en financiering van groen», bijvoorbeeld met de workshop «geld & gedrag» op het jaarlijkse Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen-NL event. Tot slot is er binnen het domein infrastructuur van de Agenda een event georganiseerd over natuurinclusieve aanbestedingen en wordt er gewerkt aan gezamenlijke raamwerken voor aanbestedingen voor ecologisch beheer.

Op 21 juni heeft de Natuurinclusieve Top plaatsgevonden. Tijdens die Top vond ook de tweede bijeenkomst van het Natuurinclusief Nationaal Overleg (NiNo) plaats, waarin domeinleiders en bestuurders (provincies, gemeenten en waterschappen), aangevuld met directeuren van maatschappelijke organisaties, wetenschap en jongeren bespreken hoe de transitie naar een natuurinclusieve samenleving kan worden versneld.

In het najaar wordt de Agenda Natuurinclusief 2.0 met investeringsagenda vastgesteld door het NiNO, en ter appreciatie aangeboden aan de overheidslagen waaronder de ministerraad, waarna deze ook aan uw Kamer wordt toegestuurd.

Basiskwaliteit Natuur

Basiskwaliteit natuur (BKN) is het wenkend perspectief voor de ruimtelijke kant van een natuurinclusieve samenleving. BKN is het (minimale) niveau van omgevingscondities dat nodig is, zodat algemene soorten zoals de egel, de korenbloem en de huismus, algemeen kunnen blijven of worden.15 En als deze omgevingscondities op orde zijn, heeft dat naar verwachting een positief effect op VHR-soorten en (hun) habitats.

Zoals eerder gerapporteerd aan uw Kamer werk ik vanuit twee sporen aan BKN (Kamerstuk 33 576, nr. 271): een kennisspoor om een ecologische methodiek te ontwikkelingen (die per landschapstype verschilt), en een experimenteel spoor om vanuit de praktijk te leren wat een effectieve gebiedssystematiek is.

Binnen het kennisspoor is opdracht gegeven aan het RIVM om met andere kennispartijen in een meerjarig traject een biodiversiteitsplanner te ontwikkelen. Hiermee kunnen publieke en private partijen hun ambities op het gebied van biodiversiteit en de daarbij horende maatregelen op een eenvoudige wijze verkennen. Verder hebben Wageningen Environmental Research en Naturalis Biodiversity Center op mijn verzoek voor veenweide en zandgronden maatregelen geïdentificeerd die bijdragen aan de basiskwaliteit natuur. Deze maatregelen zijn praktisch toepasbaar, ecologisch en kosteneffectief. Het rapport is deze maand gepubliceerd.16

Binnen het experimentele spoor werk ik in een pilot in de provincie Zuid-Holland samen met het regionale samenwerkingsverband «Groene Cirkel Kaas en Bodemdaling» aan de uitwerking van basiskwaliteit natuur in een veenweidegebied. Daarnaast breng ik samen met de gemeente Amsterdam en adviesbureau Wing in kaart hoe gemeentes beter kunnen worden ondersteund bij de implementatie van BKN.

Vanwege het belang van het onderwerp, heb ik de werkzaamheden voor basiskwaliteit natuur recent geïntensiveerd in een programmatische aanpak basiskwaliteit natuur. Deze programmatische aanpak wordt momenteel vormgegeven, in samenspraak met provincies en maatschappelijke partijen. In het eerste kwartaal van 2024 zal ik uw Kamer informeren over de inhoud en voortgang van deze aanpak.

Groen in en om de stad

De motie van het lid Weverling (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 24) verzoekt de regering te komen met een jaarlijkse monitor Groen in de Stad. Zoals is aangekondigd in de brief van 20 september 2021 (Kamerstukken 33 576 en 35 334, nr. 250), wordt het thema groen in en om de stad op een integrale manier vormgegeven en werken de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Binnenlandse Zaken (BZK), van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) en Volkshuisvesting Welzijn en Sport (VWS) samen. Die samenhangende aanpak komt ook tot uitdrukking in de brief van 23 maart jl. (Kamerstukken 32 813 en 32 847, nr. 1195), waarin de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Minister van I&W en ik de Kamer hebben geïnformeerd over de landelijke Maatlat voor een groene klimaatadaptieve en gebouwde omgeving en over het onderzoek naar een landelijke groennorm en de beoogde vervolgstappen hierop: het opstellen van een handreiking Groen in en om de stad en de verkenning van de juridische borging daarvan. Op die manier hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van Groen in en om de stad op dat moment.

Samen met mijn ambtgenoot, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), geef ik tevens uitvoering aan de motie van de leden Bromet en Van Martels (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 27), die verzoekt om samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te onderzoeken of natuurinclusief bouwen opgenomen kan worden in het Bouwbesluit (onder de Omgevingswet Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Dit punt staat ook in de Agenda natuurinclusief 1.0. In het Bbl wordt een grondslag opgenomen om in de Omgevingsregeling specifieke eisen aan verblijfsvoorzieningen voor gebouwafhankelijke beschermde soorten te kunnen stellen. Hiermee wordt een verplichting opgenomen dat bij nieuwbouw en bij ingrijpende renovatie maatregelen moeten worden getroffen zodat daken en/of gevels verblijfplaatsen kunnen bieden aan gebouwafhankelijke beschermde soorten, zoals de huismus, gierzwaluw en een aantal vleermuissoorten. Deze verplichting wordt momenteel in nauwe samenwerking met de bouwsector en natuurorganisaties uitgewerkt en naar verwachting voor het zomerreces in internetconsultatie gebracht.

In de media is onlangs aandacht geweest voor isolatiewerkzaamheden in verband met de gevolgen daarvan voor vleermuizen. Samen met mijn ambtgenoot voor VRO en betrokken stakeholders werken we aan een aanpak voor natuurinclusief isoleren, waarvoor in het kader van het Nationaal Isolatieprogramma middelen zijn vrij gemaakt. Daarover zal mijn ambtgenoot de Kamer binnenkort informeren.

Aanplanten moestuinen bij basisscholen

Schooltuinen zijn een onderdeel van het door LNV gefinancierde programma Jong Leren Eten, en worden door dat programma ook bevorderd. Scholen die hier mee aan de slag willen kunnen een beroep doen op de stimuleringsbijdrage «Lekker naar Buiten» die door mij in samenwerking met het programma Gezonde School van Ministerie van VWS wordt uitgevoerd. De afgelopen jaren zijn hier al 1250 moes- en schooltuinen gerealiseerd. Deze stimuleringsmaatregel wordt tot en met 2024 uitgevoerd. Voor basis- en voortgezet onderwijs is jaarlijks ca. 700.000,- beschikbaar en voor kinderdagverblijven ca 100.000,–. Gezien de grote belangstelling heb ik in 2020 het beschikbare budget met nog eens 600.000,– opgehoogd. Verder ondersteunt Jong Leren Eten de moestuincoaches: vanaf 2018 zijn er 389 opgeleid, waarvan 82 in 2022/2023. Daarnaast is een aantal faciliterende partijen in de Alliantie Schooltuinen ondersteund met een bedrag van 600.000,– in 2020. Voor 2021 is voor beide processen nog eens 870.000,– vrijgemaakt. Naast de Rijksinzet zijn inmiddels ook zeven provincies bezig met een stimuleringsregeling voor Groene Schoolpleinen, waar schooltuinen vaak onderdeel van uitmaken, en ook een aantal gemeenten kent een specifieke stimulering. Via regulier lokaal beleid wordt het werken in schooltuinen door natuur- en milieueducatie ondersteund, met name in de grote steden. Met de huidige stimuleringsmaatregelen kunnen veel vragen van scholen ondersteund worden.

De gewijzigde motie van de leden Van der Plas en Grinwis (Kamerstuk 35 742, nr. 20) verzoekt het kabinet om het aanplanten van moestuinen bij basisscholen op te nemen als onderdeel van het beleid rondom de groene stad, zodat ook stadskinderen elke dag met groen in aanraking komen en vers en gezond voedsel mee naar huis kunnen nemen. Dit is een motie die ik omarm en met het beleid zoals ik hiervoor heb beschreven, wordt aan deze motie voldaan.

Ecologisch bermbeheer

Naar aanleiding van de motie van de leden Bouchallikh en Geurts (Kamerstuk 35 742, nr. 8), die verzoekt om een standaard op te stellen voor ecologisch bermbeheer, heb ik de WUR de opdracht gegeven hiernaar onderzoek te doen. In het rapport «Ecologisch bermbeheer: wenselijkheid en gebruik standaardbeheerovereenkomsten» heeft de WUR geconstateerd dat er diverse standaarden voor bermbeheer beschikbaar zijn, maar dat deze niet altijd worden toegepast.17 Als vervolg op dit onderzoek zijn hierover gesprekken gestart met I&W en Rijkswaterstaat, de werkgroep infranatuur van het Deltaprogramma Biodiversiteit en het domein Infrastructuur van de Agenda natuurinclusief. Aan de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) is opdracht gegeven om een Community of Practice op te zetten om de kennis die er is beter bij de bermbeherende partijen te brengen. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.

Boomfeestdag

Tijdens de begrotingsbehandeling LNV 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 32, item 13) heb ik u toegezegd aan de stichting Nationale Boomfeestdag te vragen of zij een bijdrage wil leveren aan het planten van meer bomen in Nederland zoals beoogd in de Bossenstrategie, met een nadruk op Europese loofboomsoorten. Ook zou ik verkennen of deze stichting bereid is in één van de aankomende edities een thema in te richten rondom bomen op het boerenland. Daarmee laten we de mogelijkheden en kansen zien die landschapselementen, maar ook voedselbossen, kunnen bieden. De stichting heeft op beide onderdelen positief gereageerd.

Tijdens de aankomende editie van de Nationale Boomfeestdag in november 2023 staat het thema «opgroeien met bomen» centraal. Dit thema is voorgesteld door gemeente Amstelveen, waar de Nationale Viering van dit evenement zal plaatsvinden. Leerlingen van basisscholen in heel Nederland gaan onderzoeken waarom het belangrijk is om op te groeien in een omgeving met bomen. Gezondheid speelt daarbij een belangrijke rol. De kinderen zullen ook in kaart brengen of hun leefomgeving groen genoeg is om in op te groeien en ze gaan zelf bomen en struiken planten. De stichting wil voor de opvolgende edities in de komende jaren aandacht schenken aan het belang van bomen en struiken op boerenland en aan voedselbossen. Hiertoe gaat de stichting op zoek naar partners en locaties.

Verschraling akkers

Op 19 april 2022 heeft uw Kamer de motie van het lid Grinwis c.s. aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 77, item 15) (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 139) waarin de regering wordt verzocht om in overleg met de provincies een duurzaam alternatief voor de verschraling van akkers te vinden.

In het verlengde van deze motie is gesproken met de provincies Gelderland, Drenthe en Brabant. De provincies Drenthe en Brabant herkenden niet dat de overheid in het streven naar goede waterkwaliteit, uitbreiding van biodiversiteit en verbinden van natuurgebieden soms akkers verschraalt en omzet naar nieuwe natuur. Gelderland gaf aan dat het vanwege de natuurdoelstelling die afgesproken is met het Ministerie van LNV verschillende opties verkent om natuur te realiseren. Hierbij komt het dus ook voor dat extensief geteelde landbouw bodems omgezet worden in natuur. Echter om de afgesproken doelstelling te behalen ziet de provincie hier geen andere mogelijkheid voor op dit moment. In het verleden hebben ook gesprekken plaats gevonden tussen de provincie en het Rijk over een vergelijkbare situatie (zie in dit verband mijn brief van 7 juni 2022 over de toezegging om met de provincie Gelderland in gesprek te gaan over het initiatief GraanGeluk, Kamerstuk 33 576, nr. 271).

Ik wijs u ook graag op de Kamerbrief van 25 november jl. betreffende voortgang van het NPLG waarin aangegeven wordt dat: «Het uitgangspunt is om zo veel als mogelijk in te zetten op functiecombinatie en niet op eenzijdig gebruik. Daardoor kan een zo groot mogelijk deel van de opgave met natuurinclusieve landbouw, agrarisch natuurbeheer of landschapsgrond worden ingevuld en kan aan de natuurdoelstellingen worden voldaan met behoud van een agrarisch perspectief. De natuurkwaliteitsopgave verschilt per gebied en zal zowel kwantitatief als kwalitatief nog nader worden uitgewerkt» (Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 105). In de toekomst zou dit een mogelijk duurzaam alternatief kunnen zijn voor provincies om de natuurdoelstelling te halen met behoud van agrarisch perspectief. Hiermee beschouw ik deze motie als afgedaan.

Maatschappelijke dialoog wolf

De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) heeft het proces voor de maatschappelijke dialoog in gang gezet. De organisaties die in 2022 hebben deelgenomen aan het inventariserend onderzoek van de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging en het International Fund for Animal Welfare naar draagvlak voor een maatschappelijke dialoog over de wolf, zijn alle opnieuw benaderd om deel te nemen aan de dialoog. Buiten deze organisaties hebben diverse betrokkenen zich bij de RDA gemeld om hun bijdrage aan de dialoog te leveren. Voor de praktische uitvoering wordt ondersteuning gezocht bij een bureau dat ervaren is in het uitvoeren van maatschappelijke dialogen. Hiervoor loopt op dit moment een offertetraject. Het is de verwachting dat de maatschappelijke dialoog na de zomer start en dat de RDA eind 2023 zijn eerste bevindingen zal rapporteren op basis van de eerste uitkomsten van de dialoog. Er zal in ieder geval worden ingegaan op de door mij gestelde vragen met betrekking tot de beleefde angstgevoelens voor de wolf, de bescherming van vee tegen de wolf en de positie van de wolf in de Nederlandse natuur.

Schapen die worden doodgebeten door honden

Tijdens het vragenuur van 28 maart 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 66, item 2) heeft de Minister van LNV uw Kamer toegezegd cijfers te delen over het aantal schapen dat wordt doodgebeten door honden (Toezegging aan Tjeerd de Groot (D66) dat er cijfers worden gedeeld met de Kamer over schapen die worden doodgebeten door honden). Het aantal aanvallen van honden op schapen wordt niet structureel bijgehouden. BIJ12 houdt meldingen bij van vermoedelijke wolvenaanvallen. Er zijn daarom geen cijfers over het aantal schapen dat wordt gedood door honden. In het Interprovinciaal Wolvenplan worden wel aantallen genoemd. Jaarlijks zouden er tussen de 4.000 en 13.000 schapen worden gedood of verwond door honden en vossen. Deze getallen zijn gebaseerd op enquêtes die studenten onder schapenhouders in Drenthe en Limburg hebben gehouden. De uitkomsten zijn vertaald naar de totale schapenpopulatie in Nederland. Op de website van BIJ12 worden ze inmiddels niet meer gebruikt, omdat ze niet door BIJ12 zelf geverifieerd kunnen worden. Uit DNA-onderzoek blijkt dat er in sommige van de gemelde gevallen van een wolvenaanval sprake is van een aanval door een hond. Het betreft sinds 2019 tot en met 30 maart 2023 voorlopig 73 vastgestelde aanvallen door honden met in totaal 178 gedode schapen.

Natuurmonitoring

Verbeterprogramma VHR natuurmonitoring

Natuurmonitoring geeft een beeld van de stand van de natuur en de uitkomsten worden voor tal van toepassingen gebruikt. Zo worden de gegevens gebruikt voor beleidsevaluatie en het berekenen van langjarige trends. De monitoring wordt met name verricht door duizenden vrijwilligers die dit werk met hart en ziel en met grote deskundigheid verrichten. Daarnaast is er een centrale rol voor het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) en de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). In het NEM zijn de meetnetten georganiseerd en in het NDFF worden de monitoringsgegevens opgeslagen en ontsloten. Daarnaast werken onder andere de soortenorganisaties, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, voor de kwaliteitscontrole), Wageningen University & Research (WUR), natuurbeheerders, Rijkswaterstaat en provincies mee aan de natuurmonitoring.

De maatschappelijke vraag naar goede natuurgegevens neemt de afgelopen tijd toe vanwege de grote natuuropgaven waar we voor staan in Nederland. Tegelijkertijd kent de monitoring nog witte vlekken, bijvoorbeeld als het gaat om de biodiversiteit in agrarisch en stedelijk gebied, en is de huidige monitoring nu met name gericht op het geven van een landelijk beeld en nog minder gericht op de situatie per natuurgebied. Vanuit het Programma Natuur en het NPLG is er dan ook een behoefte om natuurmonitoring te intensiveren en verbeteren, zodat de witte vlekken beter kunnen worden ingevuld.

Samen met de Gedeputeerden van de provincies heb ik in december 2022 ingestemd met het uitwerken van een eerste voorstel voor de intensivering en verbetering van de huidige natuurmonitoring, te ontwikkelen in de periode 2023–2030. Doel van het voorstel is drieledig: inzichtelijk maken welke natuurherstel maatregelen worden uitgevoerd in, en rondom, natuurgebieden; inzichtelijk maken of gewenste condities worden bereikt die nodig zijn voor de instandhoudingsdoelen van habitattypen en soorten uit de VHR; en inzichtelijk maken of deze VHR-doelen worden bereikt op zowel landelijk als gebiedsniveau.

Momenteel wordt door alle ketenpartners (Rijk, provincies, terrein beherende organisaties en soortenorganisaties) gewerkt aan een concreet uitvoeringsprogramma «Verbeterprogramma VHR natuurmonitoring» dat na de zomer van 2023 operationeel zal zijn.

Digitaal dashboard over voortgang natuurherstel

De motie van de leden van Campen, Grinwis, Boswijk en Tjeerd de Groot (Kamerstuk 33 576, nr. 303) verzoekt de regering om een publieksvriendelijk digitaal dashboard te ontwikkelen waarmee iedereen op inzichtelijke en transparante wijze per gebied kan zien wat de staat, de opgave en de voortgang van natuurherstel is.

De gegevens die middels het Verbeterprogramma VHR natuurmonitoring worden ingewonnen over natuurherstel bieden een goede basis als databron voor de uitwerking van zo’n dashboard. Een dashboard kan een uitstekend instrument zijn om deze belangrijke informatie over de realisatie van de natuurdoelen op inzichtelijke en visuele wijze weer te geven voor het grote publiek. Momenteel wordt verkend welke bestaande dashboards als voorbeeld gebruikt zouden kunnen worden voor een natuurherstel dashboard, en of er mogelijkheden zijn om bij een al bestaand dashboard aan te sluiten en hier natuurdata aan toe te voegen. We streven ernaar om eind 2023 een eerste versie van zo'n dashboard gereed te hebben.

Toegankelijkheid van de Nationale Databank Flora en Fauna

De motie van de leden Van der Plas, Eppink en Boswijk (Kamerstuk 34 682, nr. 118) verzoekt de regering om de NDFF versneld open te stellen voor volksvertegenwoordigers en het publiek.

De natuurdata van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) zijn momenteel voor iedereen via het Natuurloket tegen betaling (abonnement) beschikbaar. Het oogmerk van rijk en provincies is om de NDFF nieuwe stijl als voorziening onder te brengen in het publieke domein en een wettelijke grondslag te geven, waarbij de databank (NDFF) gratis beschikbaar is voor een ieder op basis van een «open, tenzij» databeleid. De afzonderlijke inhoudelijke datagegevens blijven eigendom van de veelal private data toeleveranciers. De Kamer is hierover eerder geïnformeerd bij brief van 7 juni 2022 (Kamerstuk 33 576, nr. 271). Deze transitie is een majeure verandering ten opzichte van de huidige situatie en vereist onder andere forse ICT-investeringen (inclusief privacybescherming van waarnemers en afscherming van kwetsbare ecologische data) en ingrijpende governance wijzigingen. Deze transitie voer ik gezamenlijk uit met de provincies. Het tijdpad voor realisatie van de NDFF nieuwe stijl is voortvarend. Een versnelling van die transitie is niet mogelijk.

Het Rijk (via het Ministerie van LNV), provincies, waterschappen en veel gemeenten hebben onder het huidige regime via een abonnement toegang tot de NDFF. Volksvertegenwoordigers (zoals leden van de Tweede en Eerste Kamer, provinciale staten, Gemeenteraad en de Verenigde Vergadering van de Waterschappen) kunnen dus via de genoemde organisaties data verkrijgen over flora en fauna, die ze nodig hebben om hun controlerende werk te doen. Ik zal provincies, gemeenten en waterschappen nadrukkelijk op deze mogelijkheid voor volksvertegenwoordigers wijzen.

Voor specifieke doeleinden zoals onderwijs, onderzoek en journalistiek is het mogelijk om, zonder abonnement, voor een beperkt geografisch gebied eenmalig natuurgegevens te verkrijgen (dit betreft een zogenaamde «maatschappelijke verstrekking»).

Effecten natuurmaatregelen toevoegen in het Netwerk Ecologische Monitoring

In de brief van 7 juni 2022 is met betrekking tot de motie van de leden Bromet en Thijssen, om de effecten van natuurherstelmaatregelen als meetdoel toe te voegen aan het Netwerk Ecologische Monitoring (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 47), aan de Kamer gemeld dat de uitvoering van deze motie goed past in wat nu wordt genoemd het Verbeterprogramma VHR natuurmonitoring (zie hiervoor). Hierin worden natuurherstelmaatregelen, omgevingscondities en doelbereik gemonitord (Kamerstuk 33 576, nr. 271).

Door middel van de uitvoering van dit Verbeterprogramma worden verschillende meetprogramma’s en meetnetten voor de afzonderlijke soortgroepen getoetst op geschiktheid voor het monitoren van de gebiedsdoelen. Momenteel wordt als eerste stap door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verkend wat de informatiebehoeftes zijn per VHR soort, welke informatie al beschikbaar is, en wat nodig is om de huidige meetnetten van het NEM geschikt te maken om VHR- doelbereik op gebiedsniveau te kunnen monitoren. Op basis van de uitkomsten van deze uitvraag zal binnen het Verbeterprogramma gewerkt worden aan het uitbreiden van NEM- monitoring om doelbereik op gebiedsniveau te kunnen bepalen.

Aan het eind van dit jaar zal ik uw Kamer nader informeren over de stand van zaken met betrekking tot het Verbeterprogramma en de uitvoering van de motie.

Monitoring van biodiversiteit in het agrarisch gebied

De motie van de leden Tjeerd de Groot, Boswijk en Grinwis (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 35) verzoekt de regering om samen met BoerenNatuur, SoortenNL, LandschappenNL en andere belanghebbende partijen een monitoringsprotocol en een kennisprogramma te ontwikkelen, zodat boeren zelf de biodiversiteit op en rond het boerenerf kunnen monitoren.

Natuurmonitoring in het landelijk gebied is van belang voor een goed inzicht in de staat van de natuur in het landelijk gebied. Ook zijn betrouwbare monitoringsgegevens nodig om beleid te evalueren en om de effectiviteit van natuur(herstel)maatregelen te kunnen bepalen.

Daarnaast kan monitoring worden ingezet als participatief instrument dat zorgt voor bewustwording en kennisdeling over biodiversiteit. Dit vind ik belangrijk en daarom heb ik recent de subsidie aan het project Boeren Insecten Monitoring in het Agrarisch Gebied (BIMAG) met vijf jaar verlengd. In dit gezamenlijke programma van LTO-Noord, De Vlinderstichting en BoerenNatuur monitoren boeren dag- en nachtvlinders op het erf, akker en grasland. Dit project draagt bij aan de bewustwording en kennis over biodiversiteit en motiveert deelnemende boeren om iets extra’s te doen voor de lokale biodiversiteit. Ook via de Publiek-Private Samenwerking (PPS) Boeren Met Biodiversiteit werk ik aan bewustwording om draagvlak te creëren voor behoud en herstel van biodiversiteit in de akkerbouw. Deze activiteiten zijn in lijn met de onderhavige motie over monitoring op en rond het boerenerf.

In opdracht van LNV werkt Wageningen University & Research (WUR) momenteel aan een rapport dat een doorkijk zal bieden voor toekomstig LNV-beleid over monitoring in het landelijk gebied. Het rapport zal in het derde kwartaal van dit jaar worden gepubliceerd. Op basis van de uitkomsten in dit WUR-rapport zal ik in gesprek gaan met in de motie genoemde partijen om te inventariseren of en welke additionele participatieve monitoringsactiviteiten wenselijk zijn in het agrarisch gebied en hoe dit vormgegeven kan worden. Naar aanleiding van het rapport en de gesprekken zal ik uw Kamer informeren over eventuele vervolgstappen.

De Minister voor Natuur en Stikstof, C. van der Wal


X Noot
1

Global Assessment Report on Biodiversity and Ecosystem Services: https://www.ipbes.net/global-assessment.

X Noot
2

De studie kijkt naar de potentiële impact van de ineenstorting van wilde bestuiving, zeevisserij en houtvoorziening uit inheemse bossen op het wereldwijde BBP: http://hdl.handle.net/10986/35882.

X Noot
3

Impact Assessment accompanying the proposal (Part 1): https://environment.ec.europa.eu/publications/nature-restoration-law_en.

X Noot
5

artikel 1.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet natuurbescherming, wetten.nl – Regeling – Wet natuurbescherming – BWBR0037552 (overheid.nl).

X Noot
12

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 2180.

X Noot
13

Bobbink, R. en J.-P. Hettelingh (eds.), 2011. Review and revision of empirical critical loads and dose-response relationships. Proceedings of an expert workshop, Noordwijkerhout, 23–25 June 2010. Bilthoven: Coordination Centre for Effects of the International Cooperative Programme on Modelling and Mapping Critical Levels and Loads and Air Pollution Effects, Risks and Trends.

X Noot
14

Review and revision of empirical loads of nitrogen for Europe, UBA.

Naar boven