33 000 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2012

Nr. 54 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 november 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden over het onderdeel Landbouw en Natuur.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

De griffier van de commissie,

Franke

1

Welke bezuinigingen c.q. versoberingen worden in deze begroting ten opzichte van de vorige doorgevoerd? Kan de regering hiervan een overzicht maken en dit kort toelichten?

De bezuinigingen uit het Regeerakkoord zijn reeds budgettair verwerkt in de nota van wijzigingen (TK, 2010–2011, 32 500 XIII, nr. 9 en 32 500 XIV, nr. 10). Samengevat betreft het de volgende bezuinigingen:

  • Een subsidietaakstelling oplopend tot totaal € 500 mln. vanaf 2015 structureel op ondernemingsklimaatsubsidies en internationale bedrijfslevenprogramma’s (€ 200 mln.) en themagerichte innovatiesubsidies (€ 300 mln.). Deze taakstelling kwam bovenop de subsidietaakstelling van € 50 mln. uit het Aanvullend Beleidsakkoord van het vorige kabinet. Conform het verzoek van de Kamer is in de tabel op pagina 34 van de EL&I- begroting een specificatie van deze subsidietaakstelling gegeven.

  • Een bezuiniging op het natuurbeleid van circa € 300 mln. in 2015. Een specificatie is opgenomen op pagina 3 van de nota van wijziging (TK, 2010–2011, 32 500 XIV, nr. 10). Deze bezuiniging werkt door in de budgetten van het beleidsartikel 18 (Natuur en regio).

  • Een apparaatstaakstelling van totaal € 288 mln. in 2015 en € 332 mln. in 2018. Een specificatie en toelichting is opgenomen in het artikel 40 (Apparaat) op pagina 153 en 154 van de EL&I-begroting.

Een subsidietaakstelling van € 25 mln. verdeeld over een aantal onderdelen van de voormalige LNV-begroting. Een specificatie van deze taakstelling is opgenomen op pagina 7 van de nota van wijziging (TK, 2010–2011, 32 500 XIV, nr. 10).

2

Worden in deze begroting hogere uitgaven voorgesteld ten opzichte van de vorige begroting? Kan de regering hiervan een overzicht maken en dit kort toelichten?

In het financieel kader op pagina 25 en 26 van de EL&I-begroting zijn de belangrijkste begrotingswijzigingen opgenomen vanaf de standen Voorjaarsnota 2011. Ook de hogere uitgaven ten opzichte van de vorige begroting zijn in het financieel kader terug te vinden. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE)+ regeling waarmee duurzame energieprojecten kunnen worden gestimuleerd. Vanaf 2013 is voor deze regeling vanuit het Regeerakkoord aanvullend budget beschikbaar gesteld.

  • Conform het Regeerakkoord wordt er voor de jaren 2011 tot en met 2013 budget beschikbaar gesteld voor de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Het betreft maatregelen om de stikstofbelasting terug te dringen zodat (economische) ontwikkeling in de omgeving van Natura 2000-gebieden mogelijk blijft en de natuur goed wordt beschermd.

3

Hoeveel gronden heeft de overheid momenteel in het bezit? Kan de regering een overzicht van deze gronden maken en aangeven in welk gebieden deze gronden liggen?

Het totale BBL bezit per 1 januari 2011 bedraagt 38 300 ha. Op dit moment ligt er een onderhandelingsakkoord tussen Rijk en provincies over de decentralisatie. Daarin is afgesproken dat een deel van de BBL-voorraad aan de provincies wordt overgedragen voor de realisatie van de herijkte EHS.

Het SBB-eigendom is totaal 259 000 ha. Hiervan ligt 242 000 binnen de huidige EHS en 17 000 ha daarbuiten.

Met de grondnota zal ik u nader informeren over deze gronden.

4

Onder welk artikelonderdeel valt het Faunafonds in de begroting? Welke doelstellingen zijn geformuleerd met betrekking tot het Faunafonds? Hoe hoog is het totale budget van het Faunafonds? Uit welke posten bestaat het Faunafonds? Kan de regering deze posten nader specificeren?

Het Faunafonds valt onder artikel 18.4 (Te decentraliseren). In de begroting 2012 wordt geen onderscheid meer gemaakt naar instrumentniveau voor de te decentraliseren middelen omdat er sprake is van een ontschot budget.

De kosten van het Faunafonds betreffen (1) bijdrage tegemoetkomingen, (2) bijdrage onderzoek, voorlichting en opleiding, (3) bijdrage bestuurskosten, (4) bijdrage secretariaatkosten, (5) bijdrage rasters, (6) bijdrage dassen- en hertenovereenkomsten, (7) bijdrage ganzenovereenkomsten, (8) bijdrage taxatiekosten PSAN, (9) taxatiekosten en bezwaar/beroep.

In het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is opgenomen dat de huidige taken van het Faunafonds zullen worden overgedragen aan de provincies. Voor 2012 en 2013 wordt op basis van een kostengeoriënteerde toedeling de programmamiddelen voor het Faunafonds toegekend via een decentralisatie uitkering.

De uitvoeringskosten van het Faunafonds worden (eveneens) gedecentraliseerd naar het Provinciefonds. Het rijk stelt hiervoor het budget beschikbaar dat gelijk is aan de daadwerkelijk gemiddelde kosten in de afgelopen vier jaar. Na decentralisatie maken deze kosten onderdeel uit van de decentralisatie-uitkering in het provinciefonds, vanaf 2014 worden zij ondergebracht in de algemene uitkering van het provinciefonds.

De onderstaande uitsplitsing van de kosten is gebaseerd op de begroting 2012 van het Bestuur van het Faunafonds:

  • 1. bijdrage tegemoetkomingen: € 10 183 000

  • 2. bijdrage onderzoek, voorlichting en opleiding € 500 000

  • 3. bijdrage bestuurskosten € 122 000

  • 4. bijdrage secretariaatkosten € 196 000

  • 5. bijdrage rasters € 250 000

  • 6. bijdrage dassen- en hertenovereenkomsten € 700 000

  • 7. bijdrage ganzenovereenkomsten (gedoogovereenkomsten) € 1 600 000

  • 8. bijdrage taxatiekosten PSAN € 135 000

  • 9. taxatiekosten en bezwaar/beroep. € 2 217 000

5

Hoeveel gelden kunnen er maximaal de komende vier jaar van de Europese Unie voor plattelandsbeleid verkregen worden en hoeveel gelden worden er werkelijk door Nederland verworven in die jaren? Als dit niet het maximaal haalbare is, is de regering dan bereid dit naar het maximum op te voeren, teneinde zoveel mogelijk gelden te genereren voor verduurzaming van de landbouw, in het bijzonder de veehouderij en voor het natuurbeleid?

De beschikbare middelen voor Nederland afkomstig van de EU zijn voor de jaren 2012 en 2013 respectievelijk ruim 96 en 102 miljoen euro. Deze middelen kunnen worden besteed tot respectievelijk uiterlijk eind 2014 en eind 2015. De geplande doelen waaraan deze middelen worden besteed zijn vastgelegd in het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013 (POP2).

De inspanningen zijn erop gericht om de beschikbare middelen volledig te benutten.

6

Van de € 80 miljoen die het ministerie van EL&I voorheen aan de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) besteedde om beleidsondersteunend onderzoek te doen en een kennisbasis op te bouwen, wordt € 50 miljoen afgehaald dat via de topsectoren uitgezet moet worden. Waaraan werd deze € 50 miljoen eerder besteed? Hoe wordt dit onderzoek in de toekomst gefinancierd als daarvoor geen belangstelling bestaat bij het bedrijfsleven? Welk deel van de € 80 miljoen was opdrachtonderzoek van de Rijksoverheid?

In lijn met de topsectorenaanpak wordt het onderzoek meer gericht op vragen van het bedrijfsleven. Voor 2012 gaat het om een capaciteit van € 51 mln. van DLO voor de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen. Deze € 51 mln. wordt in 2012 besteed aan onderzoek op het terrein van concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens. Voor een belangrijk deel vond de invulling al plaats in samenspraak met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

De lopende publiek-private samenwerking (pps)-programma’s kunnen door de topsectoren worden voortgezet. Ook ander lopend onderzoek kan, indien dit aansluit bij de agenda ’s Agro&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, omgezet worden in programma’s met het bedrijfsleven. Als voor bepaalde thema’s vanuit het bedrijfsleven geen belangstelling is, worden deze in principe niet voortgezet. Het gehele budget (€ 80 mln.) in 2011 betrof opdrachtenonderzoek van de rijksoverheid voor de domeinen Natuur, landschap en platteland, Agroketens en visserij, Voedsel, dier en consument, Internationaal en Kennis.

7

Klopt het dat er 75% gekort wordt op gelden voor natuur en landschap?

Nee, dit klopt niet. Er wordt uit hoofde van het regeerakkoord 60% bezuinigd op de rijksbijdrage aan natuur en landschap. De structurele bezuinigingen op de totale uitgaven van EL&I aan natuur en landschap zijn ca € 300 mln. op een oorspronkelijk budget van ca € 500 mln. Dit is budgettair verwerkt in de nota van wijziging (TK, 2010–2011, 32 500 XIV, nr. 10). Naast de rijksbijdrage is er sprake van financiering van provincies en derden, zoals ook voorheen in het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) sprake van was.

8

Waar zijn de middelen gebleven die in de oude systematiek stonden onder artikel 24?

De middelen onder artikel 24 (Landschap en Recreatie) maken onderdeel uit van artikel 18.4 (Te decentraliseren). Deze worden, onder voorbehoud van instemming van provinciale staten met het onderhandelingsakkoord, in de periode 2011–2013 middels een decentralisatie-uitkering uitgekeerd aan de provincies.

Met uitzondering van de volgende instrumenten die, voor zover na bezuinigingen resteert, onderdeel uitmaken van de stelselverantwoordelijkheid van het rijk.

De volgende instrumenten maken onderdeel uit van artikel 18.2:

  • 24.12 Nieuwe Hollandse Waterlinie (Nota Ruimte project)

  • 24.13 Recreatie Haarlemmermeer (nota Ruimte project)

  • 24.13 Participatie beheersgebieden (uitfasering t/m 2013)

  • 24.12 Landschapsplanning (uitfasering t/m 2013)

De volgende instrumenten maken onderdeel uit van artikel 18.3:

  • art 24.11 monitoring

  • art 24.11 Kaderrichtlijn Mariene Strategie / Noordzee

  • art 24.14 Staatsbosbeheer publieksvoorlichting en organisatiekosten

9

Waarom is bij de samenvoeging van de begroting van het voormalige ministerie van Economische Zaken (EZ) met de begroting van het voormalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) het aantal operationele doelstellingen bij de artikelen 16 en 18 voor landbouw en natuur sterk verminderd?

Voor de begroting 2012 is gekozen voor een indeling waarin de beleidsdoelen van het ministerie EL&I goed herkenbaar terugkomen in de beleidsartikelen. belangrijke thema’s komen daarom als beleidsartikelen terug. Dit maakt het mogelijk om de Tweede Kamer per thema – in een samenhangend geheel – te informeren over de beleidsdoelstellingen, voorgenomen acties, prestaties en de financiële middelen die daarvoor nodig zijn. Dit zowel in de begroting als in de verantwoording. Zie ook de Kamerbrief van 16 juni 2011 (TK, 2010–2011, 31 865, nr. 32).

In de begroting 2012 zijn de beleidsartikelen 31, 35 en een deel van artikel 36 uit de voormalige begroting van LNV voor 2011 samengevoegd tot het huidige artikel 16, omdat beide artikelen de agroketen als focuspunt hadden en sterk de nadruk legden op duurzaamheid. Beide artikelen waren gezien vanuit de ketenbenadering onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Mede gelet op het geringe financiële belang van artikel 35 lag samenvoeging van beide artikelen dan ook in de rede. Vanwege de samenhang in beleidsthematiek en het nadrukkelijker positioneren van de ketenbenadering in de begroting is het aantal operationele doelstellingen hierbij teruggebracht van 7 naar 5.

Ook vindt reductie van het aantal beleidsartikelen en operationele doelstellingen echter plaats vanwege de afspraken in het Regeerakkoord met betrekking tot de decentralisatie van het natuurbeleid en de beëindiging van een aantal rijkstaken zoals RodS. Taken, verantwoordelijkheden en budget worden bij de decentralisatie overgedragen van het rijk aan de provincies. De consequentie hiervan is dat het rijk niet langer verantwoordelijk is voor het realiseren van het merendeel van de 12 operationele doelstellingen die opgenomen waren in de artikelen 32, 33, 34 en 37 van de voormalige LNV-begroting 2011. Budgettair resteert er in 2016 na decentralisatie nog circa € 200 mln. op de EL&I-begroting. Gezien de verantwoordelijkheid van het Rijk, de reductie van het budget en de inhoudelijke samenhang van de doelen die resteren na decentralisatie ligt integratie van de voormalige vier beleidsartikelen (32, 33, 34, 37) tot één beleidsartikel (artikel 18) met drie operationele doelstellingen in de rede. Het te decentraliseren budget is op een separate operationele doelstelling ondergebracht. Dit sluit ook aan bij de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer in het rapport bij het jaarverslag 2010 om in het licht van de geïntegreerde EL&I-begroting 2012 één begrotingsartikel voor het ILG te realiseren.

10

Hoe verhoudt het ontbreken van de operationele doelstellingen bij artikelen 16 en 18 zich tot de uitspraken van de bewindspersonen in zowel het debat over het jaarverslag 2010, onderdeel Economie en Innovatie als in het debat over het jaarverslag 2010, onderdeel Landbouw en Natuur, dat er minder begrotingsartikelen komen maar dat daarbinnen meer operationele doelstellingen komen?

Bij het uitwerken van de begroting 2012 is per beleidsartikel bezien of en zo ja hoeveel operationele doelstellingen zouden worden opgenomen. Het aantal operationele doelstellingen is onder andere afhankelijk van de breedte van het betreffende beleidsartikel en de diversiteit van het financiële beleidsinstrumentarium binnen het beleidsartikel. De verdere overwegingen bij het aantal operationele doelstellingen bij artikel 16 en 18 is verwoord in het antwoord op vraag 9. Behalve de nieuwe begrotingsindeling waarmee keuzes zijn gemaakt over het aantal beleidsartikelen en operationele doelstellingen is in de begroting 2012 geïnvesteerd in een duidelijke weergave van de inzet van het kabinet voor 2012. In de beleidsagenda en de beleidsartikelen zijn de concrete doelen en acties van het kabinet voor 2012 benoemd. Daarnaast zijn prestatie-indicatoren opgenomen voorzien van de bijbehorende streefwaarden. Naar mijn mening biedt deze informatie in combinatie met de begrotingsindeling duidelijk inzicht in de doelstellingen van het kabinet.

11

Kan de regering een overzicht geven van de indicatoren en kengetallen die in artikel 16 en artikel 18 zijn verdwenen ten opzichte van de begroting van het voormalige ministerie van LNV van 2011? Kan de regering dit eveneens doen voor de indicatoren en kengetallen die er in de begroting van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) van 2012 bij zijn gekomen?

Ja. Zie bijgevoegde bijlage.

12

Welke voornemens heeft de regering ten aanzien van de prestatie-indicatoren bij de artikelen 16 en 18? Welke indicatoren zullen in de begroting 2013 van EL&I blijven en welke zullen verdwijnen? Kan de regering deze voornemens uitleggen en toelichten?

Bij het uitwerken van de begroting 2013 vormen de richtlijnen van de nieuwe begrotingspresentatie «Verantwoord Begroten» de leidraad. Wat hiervan de precieze consequenties zijn voor de indicatoren van de EL&I-begroting 2013 wordt de komende maanden verder uitgewerkt. Uitgangspunt is echter een transparante verantwoording over de bereikte resultaten. Daarom zullen er – ook met de nieuwe begrotingspresentatie «Verantwoord Begroten» – duidelijke indicatoren en kengetallen in de EL&I-begroting worden opgenomen.

13

Bij de begrotingsartikelen 13 en 17 zijn de operationele doelstellingen weggelaten. Is de regering voornemens alle operationele doelstellingen in de begroting van 2013 weg te laten? Zo ja, betekent dit dat voor artikelen met betrekking tot Landbouw en Natuur het aantal operationele doelstellingen zal worden gereduceerd van 30 in de begroting 2011 van LNV tot nul in de begroting 2013 van EL&I? Zo ja, op welke wijze wordt bij de artikelen voor Landbouw en Natuur inzichtelijk gemaakt wat de regering met de beschikbare middelen en instrumenten wil bereiken? Op welke wijze kan de Kamer toetsen of de regering met de beschikbare instrumenten de in de begroting 2012 gepresenteerde operationele doelen haalt?

Bij de beleidsartikelen 13 en 17 zijn geen operationele doelstellingen opgenomen omdat de algemene doelstelling van deze artikelen voldoende uitdrukking geeft aan het streven van het kabinet. Daarnaast is het ingezette beleidsinstrumentarium duidelijk te relateren aan de algemene doelstelling. Afhankelijk van de breedte van het beleidsartikel en de diversiteit van het financiële instrumentarium zijn beleidsartikelen onderverdeeld in operationele doelstellingen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij artikel 16 en 18. Aan deze operationele doelstellingen worden vervolgens het beleidsinstrumentarium, het budget en de prestatie-indicatoren gekoppeld.

Hoewel de nieuwe begrotingspresentatie «Verantwoord Begroten» niet voorschrijft om operationele doelstellingen op te nemen, zal dit in de komende EL&I-begrotingen waar nodig wel gebeuren. Hierbij zal ik tevens prestatie-indicatoren opnemen die inzicht bieden in de resultaten van het beleid. Het blijft zo voor de Kamer mogelijk de resultaten van mijn beleid ook op dat niveau te toetsen.

14

Waarom is de begroting van het voormalige ministerie van LNV teruggebracht van zeven beleidsartikelen naar drie beleidsartikelen?

Zie antwoord vraag 9.

15

Welk oordeel vormt de regering op basis van het verminderen van het aantal operationele doelstellingen ten aanzien van de informatievoorziening aan de Tweede Kamer?

Bij de begrotingsindeling is weloverwogen gekomen tot een logische indeling in beleidsartikelen en operationele doelstellingen. Daarbij is de informatievoorziening aan het parlement in de meeste beleidsartikelen op peil gebleven en niet significant gewijzigd. Dit laat onverlet dat er op het beleidsterrein van artikel 18 doelstellingen en indicatoren zijn vervallen omdat taken en verantwoordelijkheden worden overgedragen aan de provincies. Over de volle breedte van de EL&I-begroting is gestreefd naar een set van indicatoren en kengetallen die samen een compleet beeld geven van de ontwikkelingen op de verschillende beleidsterreinen. Daarnaast is in deze begroting geïnvesteerd in het opnemen van concrete doelen en acties. Naar mijn mening is hiermee de informatievoorziening in de begroting 2012 geborgd. Ook bij de komende begrotingen zal ik een dergelijke informatievoorziening nastreven.

16

Welk oordeel vormt de regering op basis van het verminderen van het aantal beleidsartikelen ten aanzien van de informatievoorziening aan de Tweede Kamer?

Zie antwoord vraag 15.

17

Welke van de in de begroting van het voormalige ministerie van LNV van 2011 gepresenteerde prestatie-indicatoren zijn verdwenen als gevolg van aangepast beleid door het nieuwe regeerakkoord?

Als gevolg van de decentralisatie van het natuurbeleid is een aantal indicatoren van de voormalige beleidsartikelen 32, 33, 34 van de LNV-begroting 2011 niet meer opgenomen. Zie voor de precieze opsomming van de indicatoren het antwoord op vraag 11.

18

Kan voor de verdwenen prestatie-indicatoren die het gevolg zijn van «Verantwoord begroten» worden aangegeven waarom een maatschappelijk effect, of een verband tussen de bijdrage van de regering aan de algemene doelstelling, niet weer te geven is?

In de beleidsartikelen die conform «Verantwoord Begroten» zijn uitgewerkt – artikel 13 en 17 – zijn geen prestatie-indicatoren geschrapt als gevolg van de nieuwe begrotingspresentatie. Wel is het in algemene zin zo dat niet voor alle beleidsartikelen een één op één relatie gelegd kan worden tussen mijn beleidsinzet en de beleidsdoelstellingen. Op een aantal beleidsterreinen is het beleid namelijk gericht op het creëren van de juiste randvoorwaarden. Behalve het ingezette beleidsinstrumentarium is er een veelheid aan (macro-economische) factoren van invloed op het bereiken van de beleidsdoelstellingen. Om toch informatie te geven over deze beleidsterreinen zijn bij deze artikelen onder de algemene doelstelling kengetallen opgenomen, die de algemene ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein weerspiegelen. Op het niveau van instrumenten zijn vaak wel prestatie-indicatoren opgenomen.

19

Klopt het dat door de methodiek «Verantwoord begroten» de focus meer komt te liggen op instrumenten en prestatie-indicatoren dan op beleidsdoelstellingen? Is dit wenselijk?

Ook bij Verantwoord Begroten blijven de beleidsdoelstellingen relevant. De focus ligt bij Verantwoord Begroten op de rol en verantwoordelijkheid van de bewindspersoon, het door hem ingezette instrumentarium en de daarmee behaalde resultaten. Indien het instrumentarium bepalend is voor het behalen van de beleidsdoelstellingen, worden deze toegelicht met effectindicatoren. Over de wenselijkheid hiervan verwijs ik graag naar het Algemeen Overleg over dit onderwerp tussen de minister van Financiën en de Tweede Kamer van 20 april jl.

20

Wat gebeurt er met de informatie die ten behoeve van de nu verdwenen indicatoren wordt verzameld? Wordt deze bijvoorbeeld gebruikt bij beleidsdoorlichtingen en overig evaluatieonderzoek?

Voor sommige van deze indicatoren wordt nog informatie verzameld in het kader van bestaande en doorlopende monitoringsrapportages zoals voor biologische landbouw, gewasbescherming. Ook de informatie over vaccinbanken en early warning bestrijdingsplichtige dierziekten blijft beschikbaar. Deze informatie kan te zijner tijd eventueel benut worden voor beleidsdoorlichtingen en overig evaluatieonderzoek. Voor kilometerreductie wordt de informatie niet meer verzameld. Als het gaat om prestatie-indicatoren die samenhangen met te decentraliseren taken worden de medeoverheden verantwoordelijk voor de prestatiemeting en het verzamelen van informatie.

21

Vallen de nationale parken nog onder de operationele doelstellingen?

Nee. De nationale parken, nationale landschappen, landelijke routenetwerken en reconstructie zandgebieden betreffen doelen waar geen sprake meer is van een rijksopgave. Dit is conform het regeerakkoord en zoals opgenomen in het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur. Conform afspraak in het onderhandelingsakkoord worden deze middelen middels een decentralisatie uitkering aan de provincies uitgekeerd ter uitfinanciering van lopende verplichtingen die zijn aangegaan onder het ILG, onder voorbehoud van instemming van alle provinciale staten. Het is een autonome bevoegdheid van de provincie of zij nog inzet pleegt op deze onderwerpen.

22

Vallen de nationale landschappen nog onder de operationele doelstellingen?

Zie antwoord vraag 21.

23

Valt kavelruil met het oog op gebiedsinrichting voor de glastuinbouw nog onder de operationele doelstellingen?

De kavelruil is nu onderdeel van de decentralisatie van het natuurbeleid naar provincies en valt onder operationele doelstelling 18.4 (Te decentraliseren). De middelen voor kavelruil zijn in het verleden niet ingezet voor gebiedsinrichting voor de glastuinbouw.

24

Vallen de landelijke routenetwerken onder de operationele doelstellingen?

Zie antwoord vraag 21.

25

Valt de reconstructie van de zandgebieden nog onder de operationele doelstellingen?

Zie antwoord vraag 21.

26

Welke subsidies met evaluatiedatum 2011 zijn sinds het debat over het jaarverslag 2010 van EL&I, onderdeel Landbouw en Natuur geëvalueerd? Hebben deze evaluaties geleid tot een aanpassing van de verstrekking of de hoogte van de subsidies? Kan de regering in het jaarverslag bij de begroting van EL&I hetzelfde subsidieoverzicht presenteren met daarin de raming en de realisatie per subsidieregeling, zodat de onderbenutting en de overbenutting per regeling zichtbaar wordt?

De evaluatie van de pilot Regeling draagvlak duurzaam voedsel is in juni naar uw Kamer gestuurd. De eerste resultaten van deze pilot zijn daarin opgenomen. In lijn met het kabinetsbesluit om het aantal subsidies te verminderen was al besloten voor deze regeling geen middelen te reserveren. Het budget voor deze regeling is opgevoerd als bezuiniging en niet aan andere doelen besteed.

Sinds het debat over het jaarverslag 2010 van EL&I, onderdeel Landbouw en Natuur in juni 2011 zijn verder geen subsidie evaluaties uitgekomen. In de maanden daarvoor is onder andere de Investeringsregeling Jonge Agrariërs geëvalueerd. De aanbevelingen uit deze evaluatie zijn benut voor de vormgeving van de regeling in 2011.

De volgende aanbevelingen hebben geleid tot aanpassing van de regeling:

  • Handhaaf het generieke karakter van de regeling.

  • Verlang meer zekerheid ten aanzien van de haalbaarheid van de projecten, er dient nu een offerte te worden meegestuurd.

  • Openstellingsperiode naar herfst/winter verplaatsen. Openstelling was dit jaar in oktober/november.

  • Geef meer duidelijkheid over de vestigingseis.

Vlak voor juni is een tussentijdse evaluatie afgerond van het Europees Visserij Fonds (EVF). De evaluatie had betrekking op alle onderdelen van het EVF. De uitkomsten van deze evaluatie waren zeer positief over de uitvoering en hebben niet geleid tot aanpassing van het EVF.

Het is geen wenselijke ontwikkeling om ook in het jaarverslag een subsidie-overzicht te publiceren. De informatie over raming en realisatie van subsidies staat met Verantwoord Begroten in de jaarverslagen. In de artikelen wordt dan inzicht gegeven in de subsidies. Een extra overzicht in de jaarverslagen voegt dan niets toe.

27

Kan de regering de raming voor de inhuur van externen voor de jaren 2012 tot en met 2016 geven? In hoeverre voldoen deze ramingen aan de norm van 10% waaraan de bewindspersonen van EL&I zich in de debatten over het jaarverslag 2010 van EL&I voor het grootste deel van hun organisatie hebben gecommitteerd? Kan de regering toezeggen een uitsplitsing van de inhuur van externen te maken vanaf de begroting voor 2013?

Het ministerie van EL&I stuurt voor de jaren 2012 tot en met 2016 op het realiseren van de rijksbreed vastgestelde inhuurnorm van 10% van de personele uitgaven. Conform de nieuwe richtlijn Verantwoord Begroten, onderdeel van de Rijksbegrotingsvoorschriften, zullen met ingang van 2013 de personele uitgaven nader gespecificeerd worden naar onder andere externe inhuur. Uiteraard zal ik in het jaarverslag verantwoording af blijven leggen over de feitelijke inhuuruitgaven, het inhuurpercentage en de vorderingen bij het reduceren hiervan.

In de brief van 22 november 2010 aan uw Kamer (Tweede Kamer, 32 504, nr. 6) is toegelicht hoe gestuurd wordt op de norm van 10% zoals die naar aanleiding van de motie Roemer is opgelegd. In deze brief is ook aangegeven dat de beperking van de inhuur tot de norm van 10% voor het grootste deel van de organisatie haalbaar is, abstraherend van inhuur uit hoofde van de flexibele schil bij Agentschap NL en Dienst Regelingen. Dit heb ik ook in het jaarverslag 2010 en de beantwoording van uw schriftelijke vragen hierover, toegelicht.

28

Waarom ontbreekt in de begroting 2012 van EL&I informatie over de voor 2011 geplande beleidsdoorlichtingen bij artikel 22 (agrarische ruimte), artikel 24 (landschap en recreatie) en artikel 27 (reconstructie)? Kan de regering aangeven wanneer de oplevering is voorzien? Waarom zijn er geen beleidsdoorlichtingen voor het jaar 2012 gepland? Kan de regering garanderen dat alle geplande beleidsdoorlichtingen nog binnen de regeerperiode afgerond worden?

Zoals in jaarverslag 2010 in de evaluatietabel weergegeven zijn de geplande beleidsdoorlichtingen bij artikel 22 (Agrarische ruimte), artikel 24 (Landschap en recreatie) en artikel 27 (Bodem, water en reconstructie in zandgebieden) ingevuld door middel van het Rapport Brede Heroverweging Leefomgeving en Natuur, TK 32 359, nr. 1. Daarmee was de 1e ronde beleidsdoorlichtingen afgerond. Deze 1e ronde betrof verder artikel 21 (Duurzaam Ondernemen) in 2010, artikel 23 (Natuur) in 2010, artikel 25 (Voedselkwaliteit en Diergezondheid) in 2009 en artikel 26 (Kennis en Innovatie) in 2007.

De volgende ronde beleidsdoorlichtingen gaat door op het niveau van de algemene doelstelling, dit ook in lijn met de nieuwe begrotingsaanpak Verantwoord Begroten, die vraagt om substantiële beleidsdoorlichtingen. Er worden 3 beleidsdoorlichtingen opgeleverd in de jaren 2013, 2014 en 2015. Dit betekent dat er op dit terrein niet elk jaar een beleidsdoorlichting plaatsvindt. Gezien de fusie van beide ministeries en de beleidsveranderingen vanwege het regeerakkoord komt het jaar 2012 te vroeg voor het opleveren van een beleidsdoorlichting. Overigens vindt de start van de volgende beleidsdoorlichting wel in 2012 plaats.

29

Zijn de resultaten van eerdere beleidsdoorlichtingen en beleidsevaluaties in de nieuwe beleidskeuzes verwerkt? Zo ja, welke? Is de regering bereid in komende begrotingen van EL&I op te nemen welke conclusies en aanbevelingen zijn getrokken uit de tot dan toe uitgevoerde beleidsdoorlichtingen en beleidsevaluaties?

Ja, het rapport brede heroverweging leefomgeving en natuur dat gezien is als een beleidsdoorlichting heeft mede ten grondslag gelegen aan de wijzigingen op natuurterrein conform het regeerakkoord. De beleidsdoorlichting Duurzaam ondernemen die in 2010 aan de Tweede Kamer is aangeboden heeft diverse waardevolle aanbevelingen opgeleverd. De afgelopen periode zijn stappen gezet die in lijn zijn met de aanbevelingen uit deze beleidsdoorlichting. Zo worden de beleidsopgaven met betrekking tot de duurzame veehouderij, de plantaardige productie en de visserij in toenemende mate integraal aangepakt, worden de indicatoren «smarter» geformuleerd, de monitoring van de beleidsopgaven geoptimaliseerd en wordt een meer expliciete programmering van beleidsevaluaties gehanteerd.

Ja, in de komende begrotingen wordt conform de nieuwe begrotingsaanpak Verantwoord Begroten onder het kopje beleidswijzigingen ingegaan op belangrijke wijzingen als gevolg van evaluatie of andere vormen van voortschrijdend inzicht.

30

Kan de regering aangeven welke vorderingen zijn gemaakt ten aanzien van het sanctiebeleid bij het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) om te voorkomen dat de Algemene Rekenkamer dit volgend jaar als onvolkomenheid zal aanmerken?

Met het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is een nieuwe situatie ontstaan. Ik ben naar aanleiding van dit akkoord bezig om een rechtmatige afrekening verder vorm te geven, dit in afwachting van een definitief akkoord.

31

Bij welke beleidsterreinen komen de netto bezuinigingen die onder de decentralisatiekorting vallen terecht?

De decentralisatiekorting van € 125 mln. in 2012 aflopend naar structureel € 85 mln. uit het regeerakkoord is verwerkt op artikel 18.4 (Te decentraliseren). Deze middelen worden ontschot ingezet ter financiering van de afspraken in het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur, onder voorbehoud van instemming van alle provinciale staten uiterlijk 24 december 2011. Omdat de middelen ontschot worden ingezet kan er geen specificatie worden gegeven van de decentralisatiekorting per beleidsterrein. De decentralisatiekorting maakt in zijn geheel onderdeel uit van de afspraken in het akkoord. Resterende middelen na bezuinigingen dienen ter financiering van verplichtingen aangegaan door provincies onder de ILG bestuursovereenkomsten voor 20 oktober 2010, het beheer en het Faunafonds in 2012 en 2013.

32

Welke juridische garanties heeft de regering dat de provincies de € 100 miljoen die het Rijk in het kader van het akkoord over natuurdecentralisatie in het provinciefonds stort, ook daadwerkelijk uitgeven aan natuurbeheer? En wat gebeurt er met de € 409 miljoen die al eerder door het Rijk in het provinciefonds was gestort ter bevordering van natuur en recreatie?

In het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is afgesproken dat op zo kort mogelijke termijn de verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid en het landelijk gebied wordt overgedragen van rijk naar provincies. Daarbij is afgesproken dat provincies de beschikbare middelen gericht zullen inzetten op het realiseren van internationale verplichtingen via afronding van de herijkte EHS en het voeren van adequaat beheer.

In de nieuwe verdeling van het Provinciefonds per 2012 is er een verdeling gemaakt over de verschillende uitgavenclusters voor beheer- en ontwikkeltaken. Voor het uitgavencluster natuur en recreatie is in de nieuwe verdeling € 409 mln. beschikbaar (TK, 2010–2011, 2000112008, 29 maart 2011). De provincies zijn echter autonoom met betrekking tot het inzetten van deze middelen voor deze specifieke taak.

Vanwege de decentralisatie van het natuurbeleid zullen in 2011, 2012 en 2013 de middelen ter afronding van het ILG via een decentralisatie-uitkering aan de provincies worden uitgekeerd. Vanaf 2014 zal er vervolgens structureel € 100 mln. aan het Provinciefonds worden toegevoegd ten behoeve van natuur.

33

Wordt agrarisch en particulier natuurbeheer binnen en buiten de (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS) op dezelfde wijze gefinancierd, gereguleerd, en beloond?

Het decentralisatieakkoord natuur, dat ik op 20 september samen met minister Donner en provincies heb gesloten, belegt in 2012 de verantwoordelijkheid voor subsidies (agrarisch)natuurbeheer bij de provincies. Hierover spreken wij in het AO van 24 november aanstaande.

34

Kan de regering aangeven welke open-einde regelingen die voorheen bestonden beëindigd worden gedurende deze kabinetsperiode?

In het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is ten aanzien van de regelingen natuur het volgende opgenomen: Rijk en provincies stemmen er mee in dat onder regie van de provincies de open-einderegelingen worden dichtgeschroeid. Het Rijk zal daartoe na overleg met de provincies bestaande belemmeringen in wet- en regelgeving wegnemen. Dit betreft ook het ganzenbeheer.

35

Krijgen de provincies de middelen, ingezet als voorfinanciering van ILG activiteiten, terug? Worden provincies die voortvarend te werk zijn gegaan hiervoor gestraft of juist beloond?

Het akkoord legt op landelijk niveau vast hoe het ILG wordt afgerekend en hoe de restant ILG middelen na bezuiniging door de provincies kunnen worden ingezet voor beheer en juridisch harde verplichtingen.

36

Het welzijn van dieren in het circus wordt niet genoemd. Wat is de inzet van de regering in 2012 op dit gebied?

Voor het welzijn van de dieren in het circus zet ik in op Europese minimumvoorwaarden. Hiervoor is herhaaldelijk gepleit bij de Europese Commissie. Eind dit jaar zal de Commissie haar Mededeling Strategie Dierenwelzijn (2011–2015) uitbrengen. Dan wordt bekend welke onderwerpen worden geagendeerd.

Tevens heeft de circussector toegezegd de eigen richtlijnen «Welzijn circusdieren, richtlijnen voor het houden en laten optreden van dieren in circussen», te willen verbeteren aan de hand van het circusrapport, «Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland, circuspraktijk in 2008», van Wageningen Universiteit en Researchcenter. In de loop van 2012 verwacht ik de verbeterde richtlijnen, die ik zal laten toetsen door deskundigen.

37

Klopt het dat de regering nog steeds geen plan ontvangen heeft van de transportsector voor verbetering van de transportcondities op veewagens voor lange afstandstransporten? Zo nee, waarom niet en valt dit plan nog te verwachten? Zo ja, wat houdt het plan van de transportsector in en wanneer krijgt de Kamer het ter bespreking aangeboden?

Ik heb een eerste conceptplan ontvangen met daarin voorstellen om de doelvoorschriften rondom de benodigde minimale vrije ruimte boven de schoft van een rund en beladingsgraden nader te specificeren. Beide voorstellen acht ik op dit moment onvoldoende en daarom ben ik hierover met de sector nog in gesprek.

38

Klopt het dat Quality system Livestock Logistics (QLL) in de eerste helft van 2011, en ook nu nog, alleen nog maar bezig is met papieren ingangscontroles van veetransporteurs bij hen op kantoor en dat er nog geen controles onderweg hebben plaatsgevonden? Zo ja hoe beoordeelt de regering dit, mede in het licht dat de Kamer een motie heeft aangenomen die vroeg om deze controle in overheidshanden te nemen, die de regering weigerde uit te voeren omdat zelfregulering naar haar oordeel prima resultaten opleverde?

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar mijn brief over QLL van 9 november 2011.

39

Deelt de regering de mening dat papieren controles geen garantie kunnen bieden voor het welzijn van dieren en dat hiervoor controles onder weg nodig zijn, zoals controles van veetransporten bij slachterijen en exportverzamelplaatsen in Nederland en controles op buitenlandse veetransporten door met behulp van GPS rij- en rusttijden, rijroutes, temperatuur aan boord en het openen van de laadklep van deze transporten?

Deze mening deel ik. De nVWA voert de in de vraag genoemde controles uit.

40

Als QLL veetransporten nog niet daadwerkelijk controleert hoe is het dan mogelijk dat varkenstransporteurs die deelnemen aan QLL vrijstelling van de zogenoemde klepkeuring krijgen en in plaats daarvan met een stalkeuring mogen volstaan? Moet QLL zich niet eerst bewijzen en moet een dergelijke vrijstelling niet gebaseerd zijn op bewezen goed gedrag c.q. risicoprofielen gebaseerd op enige jaren scherp toezicht?

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar mijn brief over QLL van 9 november 2011.

41

Hoe beoordeelt de regering de vrijstelling door QLL van controleregels, aangezien de regels er niet voor niks zijn, en in het specifieke geval van de klepkeuring het een Europees wettelijk vereiste betreft waarop de Europese verordening helemaal geen uitzonderingsmogelijkheid biedt? Deelt de regering de mening dat Nederland op deze manier de Europese wettelijke vereisten niet uitvoert? Zo ja, hoe beoordeelt de regering dat en welke consequenties verbindt de regering daaraan?

De controles van de nVWA voldoen aan de EU-wetgeving. Dieren die geëxporteerd worden, moeten beoordeeld zijn door de officiële dierenarts. Er is geen verplichting dat dit moet gebeuren bij het inladen aan de klep. Er is dus geen sprake van een uitzondering op de EU-wetgeving.

42

Laat de regering de vorderingen van de opbouw van QLL door de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) volgen en beoordelen? Wat zijn daarbij de bevindingen en kan de regering de Tweede Kamer hiervan regelmatig in kennis stellen? Zo nee, waarom niet en waar is dit vertrouwen op gebaseerd?

Ja, de nVWA volgt de vorderingen van QLL. Regelmatig vindt overleg plaats. Verder heeft de nVWA een eerste inventarisatie gedaan van de werking van QLL. In mijn brief van 9 november jl. heb ik u de bevindingen gemeld. Ik heb voorts aangekondigd om in de eerste helft van 2012 een audit uit te voeren op de werking van QLL. Ik zal u hierover informeren.

43

Kan de regering aangeven hoeveel controles sinds oktober 2008 tot oktober 2011 op veetransporten zijn uitgevoerd? Hoeveel overtredingen zijn daarbij geconstateerd? Wat was het karakter van deze overtredingen (zoals papieren niet in orde, overbelading, geen of onvoldoende water/voer aan boord, overtreding van rij- en rusttijden, etcetera)? Kan de regering aangeven hoeveel en welke bestuurlijke maatregelen, respectievelijk waarschuwingen, respectievelijk strafrechtelijke straffen er zijn opgelegd danwel hoeveel procedures er nog lopen tegen transporteurs? Kan de regering aangeven hoeveel bestuurlijke boetes er sinds de invoering van dit middel zijn opgelegd? Klopt het dat deze bestuurlijke boetes nu wel erg laat na de betreffende overtreding worden opgelegd? Wat wordt er aan gedaan om de tijd tussen overtreding en beboeting zo kort mogelijk te maken?

Zoals eerder toegezegd informeer ik u jaarlijks over de aantallen controles en overtredingen in het jaarverslag van de nVWA. Ik verwijs u daarom naar eerdere Kamerstukken (TK 26 991, nr. 279 en nr. 321).

Het instrument bestuurlijke boetes wordt door de nVWA toegepast sinds september 2010. In het begin was sprake van te lange doorlooptijden als gevolg van het inregelen van dit nieuwe instrument in de werkpraktijk van de nVWA. Inmiddels zijn deze opstartproblemen opgelost.

Tot nu toe zijn 150 bestuurlijke boetes opgelegd.

44

Kan de regering aangeven wat er de afgelopen vier jaar is uitgegeven aan specifiek beleid voor de biologische sector?

Over de periode 2008 tot en met 2010 is ruim € 46 miljoen uitgegeven aan het specifieke beleid voor de biologische sector. De uitgaven over 2011 en de uitfinanciering in 2012 moeten daar nog bij worden opgeteld.

45

Komt er nog een evaluatie van het Beleidsplan biologische landbouwketen 2008–2011? Wordt hierin ook geanalyseerd in hoeverre de verschillende biologische sectoren en actoren nu voldoende omvang en kracht hebben om zonder specifieke overheidssteun verder te gaan, danwel welke specifieke steun zij nog zouden kunnen gebruiken in de komende jaren?

In de onderhavige periode is gewerkt aan de verzelfstandiging van de biologische landbouwketen en met succes. De ketenorganisatie Bionext is gevormd, gedragen door de LTO en de VBP (biologische producenten en handel). Ik heb toegezegd in 2012 een bedrag van € 140 000 beschikbaar te stellen voor beleidsrelevante projecten om hiermee de verdere ontwikkeling van de nieuwe ketenorganisatie te ondersteunen.

Overigens wordt de derde en laatste beleidsnota biologische landbouwketen 2008–2011 op dit moment geëvalueerd. Voor het overige zie het antwoord op vraag 46.

46

Hoe garandeert de regering dat er binnen de bestaande onderzoeks- en marktstimuleringsprogramma’s ook voldoende aandacht blijft voor onderzoek en stimulering van de biologische landbouw? Is de regering bereid tot het aanvullend stimuleren van biologische landbouw door bijvoorbeeld het oormerken van minimale budgetten voor biologische landbouw, verplichte opname van het onderdeel biologisch in elk programma, kwaliteitszetels voor vertegenwoordigers van de biologische sector, etcetera? Zo nee, waarom niet?

Er zal in het onderzoek van 2012 ruimte blijven voor biologische en met gangbaar gecombineerde onderzoeksvragen. Ook lopen de biologische bedrijfsnetwerken nog door in 2012. Echter heb ik op grond van het Topsectorenbeleid per 2012 voor een andere aansturing van het onderzoek gekozen; € 51 mln. heb ik vrijgespeeld om vraaggericht te laten invullen door het bedrijfsleven van de topsectoren Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en Agro & Food. Het is aan het biologische bedrijfsleven om hierop in te spelen.

47

Welke doelen met betrekking tot het stimuleren van biologische landbouw streeft de regering na? Welke meetbare indicatoren kan de regering geven voor de impuls van het aanbod van biologische producten?

Het kabinet zet in op verduurzaming van de totale agrosector, waarvan de biologische sector onderdeel en goede voorloper is. Vanaf 2012 heeft het kabinet geen specifieke doelen voor de biologische landbouw geformuleerd, deze sector valt daarmee onder het reguliere beleid op het gebied van verduurzaming van de agrosector. Daarbij kunnen biologische ondernemers onder andere gebruik maken van het reguliere stimuleringsinstrumentarium zoals bijvoorbeeld de Regeling samenwerking bij Innovatie of de Investeringsregeling duurzame stallen. Daarnaast ondersteunt het kabinet in 2012 een aantal regionale en beleidsrelevante projecten uit de sector, zie ook het antwoord op de vragen 185, 186, 187 en 190.

48

Wat zijn de afgelopen vier jaren de bijdragen van de verschillende partijen, inclusief de overheid, aan de Stichting Weidegang geweest? Wat zijn de concrete resultaten van deze stichting in deze jaren? Wat zijn de bijdragen en plannen voor de komende jaren? Is dit alles niet te mager en te vrijblijvend?

De doelstelling van de stichting Weidegang is het stimuleren van weidegang. Het is aan ketenpartijen en maatschappelijke organisaties om invulling te geven aan de doelstellingen van de stichting.

EL&I en het bedrijfsleven ondersteunen de stichting financieel in het verspreiden van kennis om koeien, vanuit een economische basis, in de wei te houden.

Het bedrijfsleven draagt € 0,2 mln. per jaar bij, EL&I draagt over 2011–2013 een totaalbedrag van € 0,2 mln. bij, dat gelet op de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven aflopend is.

49

Ziet de regering een rol voor de overheid om FrieslandCampina aan haar voornemen te houden dat al haar leden wat aan weidegang moeten doen?

De regering ziet hierin geen rol voor zich weggelegd omdat het gaat om private afspraken tussen ketenpartijen.

50

Wat vindt de regering van de wens van de zuivelsector dat er in het nieuwe EU landbouwbeleid ruimte komt voor een weidepremie? Deelt de regering de mening dat weidegang niet blijvend (deels) afhankelijk kan zijn van EU-gelden? Wil de regering er op toezien dat er geen misleiding van publiek en consumenten rond weidegang ontstaat, bijvoorbeeld doordat wat jonge kalveren en droogstaande koeien in de wei zetten ook al als «iets aan weidegang doen» wordt verkocht? Ziet de regering mogelijkheden tot borging van weidegangclaims, bijvoorbeeld door hiervoor criteria op te laten nemen in de bestaande zuivelkwaliteitsborgingssystemen? En hoe om te gaan met weidegangclaims bij zuivel uit het buitenland? Gaat de regering dan de retail aanspreken dat zij moet kunnen aantonen dat deze claim klopt?

Weidegang is niet opgenomen in de vergroeningsopties in de GLB-wetsvoorstellen. In de kabinetsreactie hierop is aangegeven dat het kabinet streeft naar een Europees keuzemenu voor vergroening. Een overheidsbijdrage mag niet doorslaggevend zijn, de melkveehouder, de zuivelindustrie en de retail vervullen daarin de trekkersrol.

Er is pas sprake van misleiding van publiek, wanneer een melkveehouder die maar een deel van het vee weidegang geeft, alle op zijn bedrijf geproduceerde melk als weidemelk verkoopt. Het is de verantwoordelijkheid van de zuivelketen om de claim op melk die wordt verkocht als weidemelk te borgen en deze op te nemen in de bestaande kwaliteitsborgingssystemen. Dit geldt ook voor weidegangclaims bij zuivel uit het buitenland.

51

Hoe staat het met het onderzoek naar terugdringen van de incidentie van keizersneden in de dikbilhouderij? Hoeveel jaar is er nodig om de incidentie tot minder dan 10% terug te brengen en waarom duurt dit zo lang? Gaat dit niet veel te lang duren met uiteindelijk nog steeds een zeer hoge incidentie van keizersneden en is het niet beter dan nu maar te besluiten het gebruik van rundveerassen en lijnen binnen rundveerassen met een hoge incidentie van keizersneden te verbieden? Zo nee, waarom niet en op welke wijze is dit te rijmen met de uitgangspunten van de Wet Dieren waarin de intrinsieke waarde van het dier erkend wordt, en de uitgangspunten van de Nota Dierenwelzijn?

Met het in 2008 begonnen project «Natuurlijke Luxe» van de Federatie Vleesveestamboeken wordt een reductie van het aantal keizersneden bij vleesvee nagestreefd. Het project heeft betrekking op de vleesveerassen Belgisch (Wit) Blauwe en Verbeterd Roodbont. De sector werkt aan een fokprogramma en een bewustwordingsproces bij houders. Het doel is het aandeel natuurlijke geboortes in 2020 te laten stijgen naar 50%. Het project loopt goed, maar de onderzoekers geven aan dat er nog mimimaal tot 2025 nodig is om te bereiken dat 90% weer natuurlijk afkalft. Voor het doorvoeren van de noodzakelijke verbetering, namelijk het vergroten van de bekkenbreedte, zijn 5 generaties nodig met een generatie-interval van 4 jaar. De sector is goed op weg. De erkenning in de Wet dieren van de intrinsieke waarde betekent dat bij het stellen van regels krachtens de Wet dieren, zoals een verbod op het voortplanten met bepaalde rundveerassen, de gevolgen die deze regels hebben voor het dier moeten worden afgewogen tegen andere belangen. Ik zie gezien de bovengeschetste ontwikkelingen dan ook geen  grond om over te gaan tot een verbod.

52

Hoe staat het met het opzetten van onderzoek naar een zachte ligplek voor vleeskalveren naar aanleiding van de aangenomen motie hierover?

Fase 1 van dit onderzoek, dat samen met de sector en dierenbescherming is opgestart, wordt in november 2011 afgerond. Dan zijn op 10 bedrijven (zowel rosé als blank) vloeren met verschillende kenmerken getest op hokniveau. Naar verwachting wordt begin 2012 een start gemaakt de tweede fase, waarbij – zoals ook bij motie gevraagd – de meest perspectiefvolle vloeren grootschalig op afdelingsniveau in de praktijk worden beproefd. Het gaat dan om 2 vloeren voor blank vlees en 2 voor rosé.

53

Hoe staat het met het ontwikkelen van een welzijnsmonitor van kalveren? Wordt deze ook geschikt gemaakt voor toepassing in de praktijk en wanneer gaat deze daadwerkelijk in de praktijk gebruikt worden?

De welzijnsmonitor voor kalveren is ontwikkeld, in samenwerking met onderzoekers in Frankrijk en Italië. Het verder praktijkrijp maken is eind dit jaar afgerond. Naar verwachting wordt volgend jaar gestart met de uitrol van de welzijnsmonitor in de kalversector. Ik zal, onder voorwaarde van cofinanciering van de sector, in 2012 een meerjarig praktijkproject financieren waarin kalverhouders in de praktijk aan de slag gaan met de welzijnsmonitor om het welzijn op hun bedrijf te verbeteren. Ik wil dit praktijkproject organiseren met betrokken partijen uit de sector, de Dierenbescherming en onderzoeksinstellingen.

54

Is de regering bereid om onderzoek naar en inzet van innovatieve diervriendelijke middelen om schade aan gewassen door fauna te beperken financieel te ondersteunen en centraal georganiseerd te houden om te voorkomen dat datgene waarop men nu denkt kosten te besparen, uiteindelijk alleen maar meer geld zal kosten door gebrek aan innovatie op het gebied van voorkomen van landbouwschade?

Provincies zijn verantwoordelijk voor de wijze waarop schadebestrijding aan gewassen door fauna mag plaatsvinden. Met de decentralisatie van natuurbeleid naar provincies worden ook de beschikbare financiële middelen voor schadevergoeding ingeval van schade door fauna aan gewassen, gedecentraliseerd. Het is dan niet wenselijk dat de regering een centrale rol speelt voor onderzoek naar en inzet van innovatieve diervriendelijke middelen om schade te beperken.

55

Is een transitie van dierlijke eiwitten naar een substantieel deel aan plantaardige eiwitten in het menu nog steeds een prioriteit van deze regering? Zo ja, op welke wijze wordt daar invulling aan gegeven? Welk budget is daarvoor beschikbaar en waar is dit in de begroting opgenomen? Zo nee, waarom niet en welke nieuwe feiten hebben deze verandering bewerkstelligd?

De voortgang van de transitie van dierlijke eiwitten naar productie en consumptie van plantaardige eiwitten wordt in 2012 en verder voornamelijk ingevuld met de innovatiecontracten van de topsector agro&food. Het bedrijfsleven ziet de mogelijkheden en marktkansen in verduurzaming van de productie en consumptie van eiwitrijk voedsel en in het leveren van een bijdrage voor de mondiale voedselzekerheid.

Het budget van € 7 miljoen dat beschikbaar is voor het Programma Innovaties in Eiwitketens (2009–2012) is nu geheel aanbesteed. De verplichtingen in 2012 en verder zijn opgenomen in beleidsartikel 16 «Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens» en het betreft specifiek de operationele doelstelling 16.4 «Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein».

Voor de voortgang van het Programma Innovaties in Eiwitketens (PIEK) verwijs ik u naar de brief aan de TK van 21 oktober jl. betreffende de «Beantwoording schriftelijke vragen inzake de begroting 2012, deel Economie en Innovatie» (TK 33 000 XIII, nr. 3).

56

Kan de regering een zo veel mogelijk gespecificeerd overzicht geven van de subsidies op het gebied van visserij?

In bijgevoegde tabel zijn de subsidies op het gebied van visserij opgenomen. Deze subsidies staan ook vermeld in de internetbijlage 3 subsidieoverzicht onder artikel 16.

Art.

regeling

2010

2011

2012

2013

Aantal verleningen 2010

Evaluatie- moment

16

Subsidie innovatie in de visketen

1 770

2 440

1 735

755

19

2011

16

Collectieve acties in de visketen

1 242

1 548

1 375

1 410

22

2011

16

stimulering duurzame visserijgebieden

22

       

2011

16

Investering in verwerking en afzet

398

261

165

93

2

2011

16

Subsidie kwaliteit, rendement en nieuwe markten in de visserij

10

82

118

70

0

2011

16

Investering in aquacultuur

450

613

472

354

0

2011

16

Certificering in de visketen

71

115

194

231

5

2011

16

Investering in koelvriesinstallaties

   

3 800

950

0

2011

16

Compensatieregeling Aalvisserij

 

500

350

200

0

2011

16

Combinatie van Beroepsvissers, versterking beroepsbinnenvisserij

72

162

56

 

1

 

16

Initiatief Duurzame Handel, ASC-keurmerk

 

400

300

300

0

 

57

Wat zijn de extra kosten van het niet ontpolderen van de Hedwigepolder en ten koste waarvan gaan deze extra kosten?

Een overzicht van de kosten van natuurherstelmaatregelen in de Westerschelde die in plaats van het ontpolderen van de Hedwigepolder getroffen zullen worden en van de bronnen waaruit die kosten gefinancierd zullen worden, is opgenomen in mijn brief van 17 juni 2011 aan uw Kamer (Tweede Kamer 2010–2011, 30 862, nr. 48).

58

Hoeveel geld wordt er uitgetrokken voor de subsidie aan de intensieve veehouderij, zoals luchtwassers en ammoniakarme stalsystemen en waar is dit in de begroting opgenomen? Welke emissiereductie wil de regering hiermee bereiken?

In het subsidieoverzicht (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 000 XIII 2a internetbijlagen) staan de bedragen voor alle subsidieregelingen van het ministerie van EL&I voor de periode 2010 tot en met 2016. Hierin heeft artikel 16 betrekking op de concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens. In 2012 is er geen budget beschikbaar voor de «investeringsregeling luchtwassers» en € 1,825 mln. voor de «subsidie integraal duurzame stallen en houderijsystemen»..Daarnaast is er via artikel 68 van het GLB in 2012 € 15 mln. beschikbaar voor integraal duurzame stallen.

59

Zet de regering naast end-of-pipe-maatregelen zoals luchtwassers ook in op systeemverandering van de van de veehouderij, zoals een krimp van de veestapel en het gebruik van lokale duurzame eiwitten, om de uitstoot van broeikasgassen van de intensieve veehouderij te verminderen? Zo ja, welk budget is daarvoor beschikbaar en waar is dit in de begroting opgenomen?

Mijn beleid is gericht op het stellen van randvoorwaarden aan de veehouderijproductie, zodat deze op een duurzame wijze plaatsvindt en niet op het verminderen van de omvang van de veestapel. De topsector Agro-Food werkt aan een groene groei van de agrarische sector. Recent heb ik ook diverse Green Deals met de sector afgesloten om te werken een duurzame veehouderij.

In 2012 is budget voor duurzame veehouderij gereserveerd binnen het thema 16.1 Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij. Verder is er budget voor Voedselkwaliteit en transparantie in de keten binnen thema 16.2 Borgen voedselveiligheid en -kwaliteit en hebbe actuele maatschappelijke vraagstukken, zoals klimaat een belangrijke sturende rol binnen thema 16.3 Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein.

60

Op welke wijze wordt de belasting van bestrijdingsmiddelen omlaag gebracht in afwachting op nieuwe regelgeving, nu de nota en het convenant gericht op duurzame gewasbescherming afgelopen zijn? Welk budget is daarvoor beschikbaar, en hoe wordt dit verdeeld?

Dit kabinet zet de doelstelling zoals verwoord in de Nota Duurzame Gewasbescherming, waarvan de looptijd eind 2010 is beëindigd, voort. Eind van het eerste kwartaal van 2012 zal een Nationaal Actieprogramma aan de TK worden aangeboden waarin de beleidsvoornemens op het gebied van het gewasbeschermingsmiddelenbeleid voor de komende jaren (vanaf 2013) zullen worden vastgelegd.

In de EL&I begroting is een bedrag van ca. € 1,5 miljoen gereserveerd voor projecten ter stimulering en promotie van geïntegreerde gewasbescherming,wat tot doel heeft de afhankelijkheid van chemische middelen te verminderen.

61

Hoeveel geld is beschikbaar voor de bescherming en het herstel van de bijen? Welke maatregelen gaat de regering nemen om de bijen te beschermen? Waar is dit opgenomen in de begroting?

Zie de brief van mijn voorganger van 29 mei 2009 (Kamerstuk 31 700 XIV, nr. 154) en mijn eigen brief van 21 juni 2011 (Kamerstuk 32 372, nr. 53).

62

Kan de regering aangeven welke prestaties in 2012 gerealiseerd zullen worden, vertaald in de verkoop van duurzame producten en andere zichtbare effecten als gevolg van het beleid gericht op het vergroten van de kennis over de productie van voedsel bij burgers? Kan de regering aangeven welke financiële investeringen daarmee zijn gemoeid en op welke wijze deze kennisvergroting wordt ingericht? Waar is dit opgenomen in de begroting?

In de jaarlijks herhaalde Monitor Duurzaam Voedsel staat dat de omzet van producten met een duurzaamheidskeur- of kenmerk is gestegen met bijna 30% in 2010 t.o.v. 2009 in de afzetkanalen supermarkten, horeca en catering. Dit komt overeen met een bedrag van bijna € 1,4 miljard. Denk hierbij aan producten met het fairtrade-label, biologisch keurmerk, Beter Leven Kenmerk en MSC-label.

Het vergroten van de kennis over de productie van voedsel bij burgers behoort tot de taken van het Voedingscentrum (VCN). Het VCN heeft daarvoor het programma voedselkwaliteit opgesteld en ingediend bij EL&I. De kosten daarvan zijn terug te vinden bij de financiering van het VCN. Voor het onderdeel voedselkwaliteit/kennisvergroting is € 850 000 begroot. Het betreft projecten die gericht zijn op zowel voorlichting aan volwassenen over de achtergronden van voedsel als educatieve projecten voor de jeugd.

De consumentenbestedingen in supermarkten aan deze producten is in het eerste halfjaar van 2011 t.o.v. het eerste half jaar van 2010 met bijna 40% gestegen naar ruim € 500 miljoen. Catering en horeca zijn hierin nog niet meegenomen.

63

Kan de regering aangeven of er ook aandacht zal worden gegeven aan de negatieve aspecten van de productie van vlees en de veehouderij met betrekking tot dierenwelzijn, klimaat en milieuproblemen? Zo ja, waaruit blijkt dat dan en welke budgetten worden voor deze specifieke kennis vrijgemaakt? Waar is dit opgenomen in de begroting?

  • Informatie over de milieuaspecten van voedsel wordt gegeven via het Voedingscentrum en Milieu Centraal. Daarnaast wordt er geïnvesteerd in kennis voor en marktontwikkeling van producten die duurzamer worden geproduceerd.

  • Het convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten richtte zich in ketenverband op de marktontwikkeling van producten met een plus op dierenwelzijn in het segment tussen gangbaar en biologisch. Hiervoor was in de periode 2009–2011 € 1 miljoen per jaar beschikbaar. Het convenant loopt af op 31 december van dit jaar. De mogelijkheid om pilots voor diervriendelijker produceren in 2012 onder te brengen onder het Platform Verduurzaming Voedsel, tot een maximum van € 1 mln., wordt onderzocht.

  • Voor onderzoek is voor 2012 – als onderdeel van het brede kennisbudget – een vraaggestuurd onderzoeksprogramma van ongeveer € 700 000 beschikbaar voor mede door het bedrijfsleven gestelde onderzoeksvragen. In dit onderzoeksprogramma zijn ook onderzoeken opgenomen die kijken naar andere aspecten dan dierenwelzijn.

Dit onderzoeksprogramma is aangeboden aan de topsector agro&food en is onderdeel van de € 51 mln. kennisbudget die zijn vrijgemaakt voor de topsector agro&food en tuinbouw en uitgangsmaterialen.

64

Kan de regering aangeven of bij het bevorderen van het kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon ook de meest dieronvriendelijke producten worden aangepakt? Is de regering bereid om bijvoorbeeld een dierenwelzijnsbodem in de markt te leggen en deze geleidelijk verder op te trekken?

Het Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (MVDP) heeft als inzet het bevorderen en laten toenemen van het aanbod van en de vraag naar producten die met meer aandacht voor dierenwelzijn geproduceerd zijn. Die plus op dierenwelzijn wordt gerealiseerd ten opzichte van wat gangbaar is en/of vanuit wet- en regelgeving verplicht is.

Deze regering werkt liever met belonen van goede initiatieven. In de periode 2009–2011 zijn 32 positieve keteninitiatieven vanuit het convenant MVDP ondersteund. Dit heeft een beweging in de markt op gang gebracht, (bijvoorbeeld VION-AH-Dierenbescherming met het Beter Leven Kenmerk varkensvlees). Daar moeten ook de verdere ontwikkelingen vandaan komen. Een basis voor dierenwelzijn wordt gevormd door de welzijnswetgeving neergelegd in de gezondheids- en welzijnswet voor dieren (vanaf 2013 Wet Dieren). De plus op de basis is de verantwoordelijkheid van de veehouderijketen.

65

Kan de regering aangeven of bij de bewustwording van consumenten ook aandacht wordt besteed aan de negatieve milieu- en gezondheidsaspecten van het eten van vlees en dierlijke eiwitten? Zo ja, op welke wijze worden deze aspecten van vlees onder de aandacht gebracht? Welke budgetten zijn hiervoor gereserveerd en welke afrekenbare doelen zijn hierover geformuleerd?

Informatie over de milieuaspecten van voedsel, waaronder vlees en dierlijke eiwitten, wordt gegeven via het Voedingscentrum en Milieu Centraal. Bij het Voedingscentrum valt dit onder het programma voedselkwaliteit (zie vraag 62). Activiteiten van Milieu Centraal worden gefinancierd door het ministerie van I&M. Het is de verantwoordelijkheid van de consument om met behulp van deze informatie een bewuste keuze te maken. Het kabinet heeft hiervoor geen afrekenbare doelen geformuleerd.

66

Waarom is de regering van mening dat de markt zelf verantwoordelijkheid kan dragen voor verduurzaming van productie en handel? Welke onderzoeken of duidelijke praktijkvoorbeelden steunen deze aanname? Hoe verhoudt zich dat tot het steeds maar goedkoper worden van onduurzaam voedsel en de blijvende meerprijs van duurzaam voedsel, waardoor in de praktijk van verduurzaming op het gebied van voedsel nog geen sprake is?

  • De overheid zet zich in voor het handhaven van de wettelijke basis en voor het faciliteren van bedrijven die willen verduurzamen. Verduurzaming van productie en handel moet uiteindelijk worden geïmplementeerd door het bedrijfsleven zelf. Het is daarom het effectiefst als ketenpartijen (gezamenlijk) de verduurzaming vormgeven. Gelukkig zien steeds meer bedrijven de noodzaak om hun bedrijfsprocessen te verduurzamen om de aansluiting met de markt niet te verliezen. Grotere efficiency in productieprocessen is bovendien een activiteit die vaak een korte terugverdientijd heeft vanwege het lagere verbruik van water/energie etc. Daarnaast kan verduurzaming een meerprijs opleveren door onderscheidende producten op de markt te brengen (fairtrade producten, vlees met het Beter Leven kenmerk etc.). Producten met een meerprijs worden steeds meer verkocht, de consumentenbestedingen aan producten met een duurzaamheidskeur- of -kenmerk waren in 2010 bijna 30% hoger dan in 2009. Gezien de groeiende aandacht binnen het bedrijfsleven voor verduurzaming en de marktdynamiek die inmiddels is ontstaan, heeft de overheid een minder aanjagende rol dan voorheen.

  • De overheid blijft een rol houden bij het wegnemen van belemmeringen die verduurzaming in de weg staan. Verduurzaming is een van de aandachtspunten van de topsector agro&food.

67

Welke acties worden er op het moment ondernomen en gepland om de fokkerijproblemen bij landbouwhuisdieren aan te pakken? Hoe wordt hierbij ingezet op het verbeteren van de natuurlijke weerstand van dieren tegen ziektes? Hoeveel geld is er in dit kader beschikbaar, en hoe wordt dit geld besteed? Waar is dit in de begroting opgenomen?

Bedrijfsleven, overheid, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen werken samen in de Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij. Deze Initiatiefgroep is nagegaan op welke wijze de fokkerij een bijdrage kan leveren aan de verduurzaming van de veehouderij. Centraal hierbij staan de ambities in de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. Hierin staat als uitdaging benoemd dat de houderij en fokkerij van het dier een bijdrage leveren aan de weerstand van dier. De initiatiefgroep werkt momenteel aan een actieplan dat zowel gefinancierd wordt door het bedrijfsleven als door de overheid. Het idee is om deze acties mede te financieren vanuit de post «Onderzoeksprogrammering» binnen artikel 16.4 «Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein.» Of en voor hoeveel dit daadwerkelijk gefinancierd wordt staat echter nog niet vast en is afhankelijk van de nog vast te stellen innovatiecontracten in het kader van de Topsector Agro&Food.

68

Kan de regering aangeven of er geld beschikbaar is voor het «integrated pest management systeem», wat uitgaat van het voorkomen in plaats van het bestrijden van dierplagen?

Nee. Er is hier geen geld voor beschikbaar.

69

Met welke criteria wordt bepaald of visserij- en viskweekmethoden milieuvriendelijk zijn? Wordt hierbij het effect van het vistuig op het ecosysteem en de afvalstromen meegerekend?

Bij de visserij gaat het vooral om de selectiviteit van het vistuig, de mate van bodemberoering van het vistuig, en het energiegebruik van het vaartuig. Bij de viskweek gaat het om een range van factoren welke zijn samengebracht in de Maatlat Duurzame Aquacultuur, waarbij ook welzijnscriteria zijn inbegrepen.

De kweek van vis in Nederland vindt plaats in gesloten recirculatie systemen, waardoor de kweekmethode per definitie milieuvriendelijk is. In deze systemen wordt water hergebruikt door bijvoorbeeld het gebruik van biologische filters voor de afbraak van nutriënten. Hierdoor zijn er nauwelijks afvalstromen.

70

Is de regering bereid om in Europees verband de dieronvriendelijkheid van de vangst- en dodingsmethode in de zee- en kustvisserij te agenderen en te pleiten voor een transitie naar een meer diervriendelijker vangst- en dodingsmethode? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Ik ben van mening dat diervriendelijkheid in de zee- en kustvisserij belangrijk is en dat we mede daarom ook in de toekomst het spoor van onderzoek en innovatie naar betere vangstmethoden moeten blijven bewandelen.

In het Europees beleid is selectieve visserij een belangrijk item. Hier zijn nog slagen te maken als het gaat om duurzaamheid in het algemeen wat ook ten goede komt aan de diervriendelijkheid. (BBR-P: deze alinea weglaten?)

In het kader van het Visserij Innovatie Platform(VIP) check of dit nog looptloopt momenteel een project voor proeven met welzijnsvriendelijke dodingsmethoden aan boord van een vaartuig. Concrete, bruikbare resultaten zal ik delen met de Europese Commissie. Uiteindelijk zal als er voldoende kennis en technische ontwikkeling aanwezig is op de verschillende terreinen, hier in de toekomst in Europees verband beleid voor opgesteld moeten worden.

71

Wordt er vanuit de overheid geld geïnvesteerd in Visstand Beheer Commissies (VBC’s)? Zo ja, hoeveel en waar is dit in de begroting opgenomen?

In de periode september 2008–september 2011 is totaal € 1 mln. geïnvesteerd in de begeleiding van VBC’s en het opstellen van visplannen. Dit geld is hiertoe op projectbasis aan de sectororganisaties voor beroepsvisserij en sportvisserij ter beschikking gesteld. Belangrijk doel van het project was hierbij om de VBC’s zodanig toe te rusten dat deze na afloop van de projectperiode zelfstandig hun taken kunnen uitvoeren. Voor de komende periode zijn derhalve geen middelen gereserveerd om de VBC’s nog van aanvullende ondersteuning te voorzien.

72

Op welke wijze wordt de naleving van de Visserijwet gecontroleerd? Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar, is dit afdoende en waar is dit in de begroting opgenomen?

Het toezicht in de zeevisserij door de nVWA is gericht op:

  • controle op zee door de inzet van het Inspectievaartuig Barend Biesheuvel. Hierbij ligt het accent op de naleving van technische maatregelen zoals het gebruik van tuigen en netten met de juiste maaswijdte, maar ook gesloten gebieden. Daarnaast vindt controle plaats op het juist bijhouden van de visactiviteiten in het visserijlogboek en op de aan boord gehouden vis, naar kg per soort en minimummaat.

  • controle aan de wal: gedurende de aanlandingsfase, de lossing van vis, het sorteren en wegen voor het vermarkten van vis en in de fase van het transport van vis. Aansluitend daarop wordt zorg gedragen voor een adequate vangstregistratie van de vis en de validatie van deze vangstcijfers door middel van cross checks van de verschillende brondocumenten als het logboek, de definitieve vangstopgave en verkoopgegevens, aangevuld met beschikbare bevindingen vanuit ingestelde controles.

In de Kust-en Binnenvisserij is het toezicht gericht op de bestrijding van illegale visserij en visstroperij met behulp van stroperijteams, controle van de gesloten periode van de aalvisserij in het kader van het Aalherstelplan; en toezicht op gesloten gebieden voor aalvisserij in het kader van de dioxinenorm.

Hiermee was in 2010 een bedrag gemoeid van € 6,2 mln. Dit bedrag is opgenomen onder begrotingsartikel U 21.22 apparaatsuitgaven Baten-Lastendiensten.

73

Hebben de handhavingdiensten afgelopen jaar overtredingen van de Visserijwet geconstateerd? Zo ja, hoe vaak en wat voor soort overtredingen betrof dit?

In 2010 heeft de nVWA 250 overtredingen vastgesteld ten aanzien van de Visserijwet.

In de categorie zeevisserij betrof dit: 66 overtredingen logboek/vangstregistratie, 77 overtredingen technische maatregelen (vistuig, ondermaatse vis), 9 overtredingen motorvermogen, 8 overtredingen in verband met procedurele verplichtingen en 1 overtreding voor niet werkend VMS-systeem (satellietsysteem voor plaatsbepaling van de boot).

In de categorie kust- en binnenvisserij betrof dit: 11 overtredingen ten aanzien van het Aalherstelplan en 78 overtredingen in verband met stroperij.

74

Hoeveel geld is er beschikbaar voor agrarisch natuurbeheer? Waar is dit in de begroting opgenomen?

De middelen voor het (agrarisch) natuurbeheer zijn opgenomen in artikel 18.4 worden ontschot ingezet ter financiering van de afspraken in het onderhandelaarsakkoord decentralisatie natuur, onder voorbehoud van instemming van alle provinciale staten uiterlijk 24 december 2011. Vanaf 2014 voert het Rijk in beginsel het agrarisch natuurbeheer buiten de EHS uit als onderdeel van de EU-hectaretoeslag. Het agrarisch natuurbeheer binnen de EHS maakt onderdeel uit van de € 100 mln. die in het provinciefonds wordt gestort als rijksbijdrage voor het structurele beheer. In de periode 2011–2013 maken de middelen voor het (agrarisch) natuurbeheer onderdeel uit van de financiering van de verplichtingen van de provincies, waaronder de verplichting van de Subsidieregeling Natuur en Landschap.

75

Is de regering bereid om met een plan van aanpak te komen om de lokale effecten op de biodiversiteit van de buitenlandse productie van agrarische producten, alsmede producten ten behoeve van de agrarische producten hier, op te stellen gezien onze verantwoordelijkheid inzake het afremmen van biodiversiteitverlies? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

De regering is niet voornemens met een specifiek plan van aanpak te komen om lokale effecten op de biodiversiteit door buitenlandse agrarische productie tegen te gaan,  De huidige inzet op de problematiek is gericht op de verduurzaming van de keten van agrarische producten waaronder soja, cacao en hout. Biodiversiteit maakt onderdeel uit van die  verduurzaming.  Hierbij wordt bijvoorbeeld ondersteuning gegeven bij het ontwikkelen van een certificeringsysteem (hout) en de ondersteuning van programma’s die bijdragen aan verduurzaming en voedselzekerheid waarin ook rekening gehouden wordt met de effecten op directe omgeving.

76

Is de regering van plan invulling te geven aan de aanbeveling van de Balans voor de Leefomgeving om bij de verduurzaming van de landbouw en visserij zorg te dragen dat er op de productiegronden ruimte voor biodiversiteit blijft? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Het Rijk zet voor de periode vanaf 2014 in op verduurzaming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) waarmee respectievelijk agrariërs gestimuleerd worden om natuurwaarden te ontwikkelen en te beheren en vissers om op een duurzame wijze te vissen. Voor het GLB heeft de Commissie inmiddels ook voorstellen in die richting gedaan.

77

Is de regering bereid een extra inspanning te verrichten om de voortdurende achteruitgang van kwetsbare soorten en kwetsbare ecosystemen te stoppen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Het kabinet is van mening dat het rijk met de middelen om de herijkte EHS en N2000 te realiseren en goed te beheren en de overige inspanningen die in de begroting worden genoemd, onder de huidige omstandigheden een voldoende bijdrage levert om de achteruitgang van de biodiversiteit een halt toe te roepen. De zorg voor de biodiversiteit is niet alleen de verantwoordelijkheid van het rijk. Het kabinet wil dat meer partijen in de maatschappij hun verantwoordelijkheid nemen om de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. De verdere decentralisatie van het natuurbeleid naar provincies draagt daaraan bij door deze taken zo dicht mogelijk bij de burger te beleggen. De zorg voor het beheer van natuur moet meer in handen komen van bewoners en bedrijven in de streek. Maar ook bedrijven zullen in hun eigen belang inspanningen moeten gaan leveren om de biodiversiteit en daarmee hun natuurlijke hulpbronnen in stand te houden. Het kabinet steunt het streven van bedrijven om het duurzaam beheer van biodiversiteit onderdeel te laten zijn van hun bedrijfsvoering, onder meer via concrete samenwerkingsprojecten zoals de green deals en onderzoek naar concrete handelingsperspectieven in Nederland voor ecosysteemdiensten. Biodiversiteitsverlies heeft effecten op groeimogelijkheden van bedrijven. Het is terecht dat het (Nederlandse) bedrijfsleven zich hier in toenemende mate van bewust wordt. Het economische belang van biodiversiteit is verbonden met o.a. grondstoffenzekerheid van bedrijven, en daarmee met de continuïteit van hun productieproces.

78

Is de regering bereid een extra inspanning te verrichten om de bedreigde soorten die ook een lagere genetisch diversiteit hebben te beschermen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Er zijn in het biodiversiteitbeleid geen doelen gesteld ten aanzien van in het wild levende soorten op het niveau van genetische variatie.

79

Is de regering bereid een extra inspanning te verrichten om voortdurende achteruitgang van open duin en heide ecosystemen te stoppen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Nee. Op grond van het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is het aan provincies deze inspanningen te verrichten als die nodig zijn voor het halen van de internationale doelen.

80

Op welke wijze heeft de voortdurende achteruitgang van open duin en heidegebieden geleid tot het nemen van maatregelen volgens de Natura 2000-voorschriften?

Zie antwoord vraag 83.

81

Is de regering bereid een extra inspanning te verrichten om de matige en onvoldoende kwaliteit van het oppervlakte water volgens de meetlat van de Kaderrichtlijn Water (KRW) te verbeteren? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Met de uitvoering van de maatregelen in de Stroomgebiedbeheerplannen 2009–2015 wordt reeds een forse inspanning geleverd voor het verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater conform de Kaderrichtlijn Water. Ik verwacht tegen 2015 dan ook een verbetering van de waterkwaliteit. Op grond van de taakstelling uit het regeerakkoord zullen niet alle maatregelen voor 2015 worden uitgevoerd, maar de ambitie is om uiteindelijk in 2027 wel de doelen te realiseren. U wordt jaarlijks met Water in Beeld geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering.

De Europese Commissie vraagt om actualisatie van de Stroomgebiedbeheerplannen in 2015. Tegen die tijd bekijkt de regering welke maatregelen na 2015 nog moeten worden uitgevoerd.

82

Is er informatie of monitoring aangaande de aanwezige genetische diversiteit van kleine wilde populaties? Op welke wijze neemt de regering dat in het beleid aangaande biodiversiteit mee?

Er wordt vanuit het rijk geen structurele monitoring ondersteund, geïnitieerd of benut van de genetische variatie binnen soorten, anders dan in het kader van herintroducties.

83

Op welke manier is de regering van plan om de hoeveelheid Natura 2000-habitats met een gunstige staat van instandhouding van 8% structureel te verbeteren? Kan de regering een overzicht geven van de passende maatregelen die sinds 2000 zijn genomen om de verslechtering tegen te gaan?

De staat van instandhouding van Natura 2000 habitats zal worden verbeterd met de inzet van beheerplannen voor alle Natura 2000 gebieden. In de beheerplannen worden de noodzakelijke maatregelen beschreven om de instandhoudingsdoelstellingen te halen. Het gaat daarbij om beheermaatregelen, inrichtingsmaatregelen en maatregelen gericht op het verbeteren van de milieucondities.

84

Kan de regering een overzicht geven van de gerealiseerde verbeteringen in 2011 ten behoeve van migratiemogelijkheden voor vissen? Zo nee, waarom niet?

De Kamer wordt jaarlijks met Water in Beeld geïnformeerd over de uitvoering van maatregelen ter verbetering van de toestand van het water als onderdeel van de Kaderrichtlijn Water. In de stroomgebiedbeheerplannen van 2009 is aangegeven dat 628 vispassages zullen worden gerealiseerd tot en met 2015. In Water in Beeld over het jaar 2010 is aangegeven dat er toen 71% in voorbereiding was, 18% in uitvoering en 10% gereed. In het eerste kwartaal van 2012 worden deze cijfers geactualiseerd en daarna weer in Water in Beeld gepubliceerd.

85

Op welke wijze vindt er een landelijke coördinatie, afstemming of ondersteuning plaats met betrekking tot het leefgebiedenbeleid? Ziet de regering hier mogelijkheden voor verbetering?

De leefgebiedenbenadering is geen Rijksverantwoordelijkheid meer. Het is een autonome bevoegdheid van provincies of en hoe zij inzet pleegt op dit onderwerp.

86

Hoe beoordeelt de regering de conclusie van de Balans voor de Leefomgeving dat het agrarisch weidevogelbeheer niet effectief is? Is de regering van plan dit beleid aan te scherpen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Het is voorbarig om deze conclusie te trekken. Het nieuwe beleid is nog niet geëvalueerd. Ik financier een onderzoek naar de effectiviteit van het weidevogelbeleid.

87

Is de regering voornemens om de internationale aansluiting van gebieden te verbeteren zodat soorten beter kunnen migreren? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

De Nederlandse Natura 2000 gebieden maken deel uit van een samenhangend netwerk in de Europese Unie. In de Natura 2000 gebieden aan de grens vindt afstemming plaats.

88

Kan de regering aangeven of (leden van) het Koninklijk Huis landbouw- of natuursubsidies ontvangt? Zo ja, hoeveel en waar is dit in de begroting opgenomen?

De subsidie die in 2011 wordt ontvangen door het Koninklijk huis bedraagt ca. € 577 000. De begunstigden zijn de Kroondomeinen (ca. € 430 000,–) en de Koninklijke Houtvesterij Het Loo (ca. € 140 000,–). Het betreft subsidies voor (agrarisch) natuurbeheer.

89

Zijn gelden uit het budget voor duurzaam ondernemen beschikbaar voor het ontwikkelen van alternatieven die gewasschade op dier- en milieuvriendelijke wijze kunnen voorkomen?

Als gevolg van het nieuwe bestuursakkoord tussen het Rijk en de provincies omtrent de decentralisatie van het natuurbeleid maakt het onderwerp Duurzaam Ondernemen geen deel meer uit van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Hierdoor is er geen Rijksbudget meer beschikbaar voor dit onderwerp. De pilotregeling onder het ILG had overigens het doel om door gebruik van agrobiodiversiteitsmaatregelen tot verbetering van de milieukwaliteit te komen. Of het ontwikkelen van alternatieven die gewasschade op dier- en milieuvriendelijke wijze kunnen voorkomen binnen de voor deze pilots gestelde criteria zou hebben gepast, is op basis van deze omschrijving is niet te beoordelen.

90

Kan de regering aangeven hoeveel budget er is gereserveerd in het kader van beheer en schadebestrijding van soorten en waar dit in de begroting is opgenomen?

De verantwoordelijkheid en financiering van beheer en schadebestrijding is een provinciale verantwoordelijk en is daarom niet in de ELI-begroting opgenomen.

91

Kan de regering aangeven hoeveel geld er vorig jaar is uitgetrokken in het kader van beheer en schadebestrijding van soorten?

De verantwoordelijkheid en financiering van beheer en schadebestrijding is een provinciale verantwoordelijkheid en is daarom niet in de ELI-begroting opgenomen.

92

Hoe staat het met de geluidsbelasting van natuurgebieden? Is de regering bereid deze belasting terug te dringen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Geluidsbelasting valt onder de reikwijdte van de volgende wettelijke beschermingsregimes. Voor Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten natuurgebieden geldt het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet 1998. Voor de ecologische hoofdstructuur – voor zover deze niet samenvalt met voornoemde gebieden – geldt de toets van de omgevingsvergunning (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en Wet milieubeheer). Voor de bescherming van soorten, in en buiten natuurgebieden, geldt bovendien het kader van de Flora- en faunawet.

Gezien de werkzaamheid van deze beschermingsregimes, zie ik geen aanleiding nadere eisen te stellen.

93

Is de regering bereid een extra inspanning te verrichten om de voortdurende verdroging van natuurgebieden aan te pakken? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Met het decentralisatieakkoord is de verantwoordelijkheid voor natuur bij de provincies komen te liggen, ook de aanpak van verdroging van natuurgebieden. Hydrologische maatregelen voortkomend uit de Programmatische Aanpak Stikstof hebben daarbinnen een hoge prioriteit.

94

Op welke manier gaat de regering markten voor de zogenoemde ecosysteemdiensten zoals opslag van CO2, waterberging, recreatie en gezondheid die de natuur momenteel vaak nog gratis ter beschikking stelt aan de maatschappij? Welke afrekenbare doelen worden hierbij opgesteld?

De regering wil de biodiversiteit en de beschikbaarheid en kwaliteit van ecosysteemdiensten, vanwege het grote belang van dit natuurlijk kapitaal voor huidige en toekomstige generaties, verankeren in ons economische proces. Een belangrijke vraag hierbij is hoe de markt voor ecosysteemdiensten te stimuleren en prikkels optimaal te benutten. Dit wordt in 2012 onderzocht. Daarbij worden de resultaten betrokken van het nog lopende onderzoek naar de economische waarde van ecosysteemdiensten en biodiversiteit ten behoeve van besluitvorming bij overheden en bedrijven (TEEB-NL), alsmede het advies van de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen. Tevens worden best practices en inzichten van andere (Europese) landen eerder benut.

95

Op welke termijn verwacht de regering duidelijkheid van Brussel over de aanpassingen in het Europese beleid die nodig zijn voor de voorgestelde nieuwe mestaanpak, en wat is het alternatief als blijkt dat Brussel niet met de Nederlandse voorstellen akkoord gaat?

In principe zal de voorgestelde nieuwe mestaanpak, als het gaat om het stelsel van verantwoorde mestafzet en om het voerspoor, binnen vigerende Europese regelgeving vormgegeven worden. Aanpassing van het Europees beleid is op die punten dan ook niet aan de orde. Wel vergt de nieuwe mestaanpak een erkenning van kunstmestvervangers in het kader van de EU-verordening over anorganische meststoffen (Verordening 2003/2003). Een dergelijke erkenning vereist een gedegen technisch dossier en het doorlopen van een procedure van tenminste twee jaar. Daaropvolgend dient Nederland in te zetten op aanpassing van de Nitraatrichtlijn zodat dit soort producten, die gemaakt zijn uit dierlijke mest, niet langer onder de definitie van dierlijke mest vallen. Aanpassing van de Nitraatrichtlijn vergt nog meer tijd dan die benodigd is voor de erkenning.

Gezien de doorlooptijden die noodzakelijk zijn om kunstmestvervangers een formele status te geven als anorganische meststof en onder de definitie van dierlijke mest uit te krijgen, hebben ambtenaren van de Commissie aangegeven vooralsnog te denken aan het instrument van een derogatie, gekoppeld aan het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn (vanaf 2014). Op die manier zijn kunstmestvervangers als nationale voorziening in te regelen voor de duur van de door de Commissie toegekende derogatie. Een nationale voorziening zonder Europese goedkeuring is niet mogelijk.

96

Kan de regering een overzicht geven van de kosten van de inzet van ambtenaren op de volgende gebieden:

  • a) Mestbeleid, inclusief de inzet in Brussel om tot aanpassing van de Europese regels te komen

  • b) Westerschelde en de verplichte natuurcompensatie van het uitdiepen daarvan

  • c) Programmatische Aanpak Stikstof

  • d) Ammoniak- en fijnstof regelgeving en (subsidie)maatregelen

  • e) Genetisch gemodificeerde organismen (Ggo’s)?

De raming van de kosten van de inzet van ambtenaren in beleid en uitvoering is als volgt:

a)

Mestbeleid (incl. uitvoering, excl. handhaving)

€ 15 638 000

b)

Westerschelde en verplichte natuurcompensatie

€ 270 000

c)

Programmatische Aanpak Stikstof

€ 2 600 000

d)

Ammoniak- en fijnstof regelgeving en (subsidie)maatregelen

€ 47 500

e)

Genetisch gemodificeerde organismen (Ggo’s)

€ 270 000

97

Hoeveel geld is er begroot voor inbreukprocedures en boetes van de Europese Commissie wegens het niet nakomen van Europese verplichtingen en waar is dit in de begroting opgenomen?

Een formele inbreukprocedure door de Europese Commissie leidt niet noodzakelijk tot het opleggen van boetes. De Commissie kan lidstaten via een uitspraak van het Hof van Justitie dwingen tot nakoming van unitaire verplichtingen, zoals het tot stand brengen of aanpassen van wet- en regelgeving. Uitspraken van het Hof zijn bindend. Alleen in het geval dat een lidstaat nalatig is om een uitspraak van het Hof in een inbreukprocedure uit te voeren, kan een «forfaitaire som» (een boete) of een dwangsom worden opgelegd. Het beleid van de regering is erop gericht het niet zover te laten komen, dus is het niet nodig hiervoor gelden op de begroting te reserveren.

98

Kan de regering aangeven onder welke begrotingsartikelen en daarbinnen op welke onderdelen, vrije ruimte is in de begroting? Welke middelen kan de Tweede Kamer, indien gewenst, op een andere manier bestemmen dan in deze begroting wordt voorgesteld?

Alle middelen in de EL&I begroting zijn beleidsmatig belegd. In de beleidsartikelen van de EL&I begroting wordt onder het kopje «Budgetflexibiliteit» voor de geraamde uitgaven in 2012 een nadere toelichting gegeven op de samenstelling van de middelen die niet-juridisch verplicht zijn.

99

Hoeveel belastinggeld gaat er naar de Wageningen Universiteit Researchcentrum (WUR), waar is dit in de begroting opgenomen, op welke wijze en aan welke onderzoeksgebieden wordt dit besteed en kan de regering deze bedragen zoveel mogelijk specificeren?

Wageningen Universiteit en Researchcentrum (Wageningen UR) bestaat uit 3 entiteiten;

  • Wageningen Universiteit

  • De HBO instelling Van Hall-Larenstein en

  • De Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)

In artikel 17, Groen onderwijs van hoge kwaliteit, van de begroting EL&I zijn de bedragen opgenomen voor het groen onderwijs. Voor Wageningen Universiteit is in 2012 een bedrag van € 163 mln. opgenomen. Voor Van Hall-Larenstein is een bedrag opgenomen voor 2012 van circa € 30 mln. in het budget voor bekostiging HBO-groen.

In artikelonderdeel 16.4, Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein, zijn voor het onderzoek dat wordt uitgevoerd door de Dienst landbouwkundig Onderzoek voor 2012 de volgende budgetten opgenomen:

  • Kennisbasis € 43,1 mln.

  • Onderzoeksprogrammering € 60,8 mln.

  • Wettelijke onderzoekstaken € 51,9 mln.

Een nadere onderverdeling kan ik nu nog niet geven omdat de opdrachtverlening pas eind december 2011 zal plaatsvinden. De opdrachtverlening is afhankelijk van de nog op te stellen Innovatiecontracten van de topsectoren 1) Agro&food en 2) Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, die ik eind december 2011 zal ontvangen. Deze Innovatiecontracten worden opgesteld door het bedrijfsleven in samenspraak met de kennisinstellingen en vormen mede de basis voor de opdrachtverlening DLO 2012.

Voor een overzicht over het lopende onderzoek verwijs ik u naar de website http://www.kennisonline.wur.nl/.

100

Hoeveel geld wordt er uitgegeven aan de beoordeling en vergunningverlening van chemische bestrijdingsmiddelen?

De totale kosten voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen worden betaald door de aanvrager van een toelating. Het Ctgb brengt hen kostendekkende tarieven in rekening o.b.v. het profijtbeginsel.

101

Hoeveel geld is er uitgetrokken voor het stimuleren en promoten van alternatieven van chemische bestrijdingsmiddelen en waar is dit in de begroting opgenomen?

De inzet van geld voor het stimuleren en promoten van alternatieven methoden voor chemische middelen betreft € 1,5 milj. Dit is een deel van de begrotingspost 16.3 plant- en diergezondheid, onderdeel «vermindering milieubelasting gewasbeschermingsmiddelen», wat totaal voor 2012 € 2,7 milj. bedraagt. Daarnaast wordt naar dit thema ook beleidsondersteunend onderzoek gedaan. Op dit moment worden daarvoor innovatiecontracten opgesteld door bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen. De definitieve innovatiecontracten vormen het kader voor de inzet van de publieke kennismiddelen.

102

Hoeveel geld wordt er uitgetrokken voor het stimuleren en ondersteunen van GGO’s en waar is dit in de begroting opgenomen?

Ik verwijs u naar mijn brief van 9 november jl. In deze brief treft u een overzicht aan van gereserveerde middelen voor onderzoek naar traditionele (inclusief biologische) veredeling van planten, de veredeling van een genetisch gemodificeerde aardappel en plantengenomics waarvan de uitkomsten kunnen bijdragen aan alle vormen van plantenveredeling.

De overheid investeert naast vormen van biotechnologie, zoals genetische modificatie en genomics, ook in onderzoek naar nanotechnologie. Dit alles valt onder operationele doelstelling 16.2 «Borgen voedselveiligheid en -kwaliteit» onder het kopje «nieuwe technologieën».

103

Wat zijn de gevolgen van de bezuiniging op natuur voor de biodiversiteit en welke wetenschappelijke onderbouwing heeft de regering hiervoor?

Ik heb het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gevraagd om een aantal scenario’s voor de herijking van de EHS uit te werken. De scenario’s die het PBL bekeken heeft, verschillen in aanpak en kosten.

Mijn reactie op de PBL rapportage hierover heb ik gegeven in mijn brief van 16 februari jongstleden (Kamerstuk 32 670, nr. 1) aan uw kamer.

Op dit moment loopt de doorrekening door het PBL van de gevolgen van het decentralisatie akkoord.

Daaruit zijn nu geen definitieve gegevens en conclusies beschikbaar. De uitkomsten van deze doorrekening worden rond 18 november 2011 aan uw Kamer toegestuurd.

104

Kan de regering een overzicht geven van de beheerkosten van natuurgebieden die gemaakt moeten worden om verzuring en vermesting tegen te gaan?

Om de effecten van vermesting en verzuring tegen te gaan is de Programmatische Aanpak Stikstof in ontwikkeling. De beheeropgave die hieruit voortkomt bestaat uit herstel en effectgericht beheer voor de stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden. Deze kosten worden nu nader in beeld gebracht. Ik zal u hierover informeren via de gevraagde TK-brief inzake de Programmatische Aanpak Stikstof.

105

Wat is het totaalbedrag dat wordt uitgegeven aan de verbetering van dierenwelzijn en over welke posten is dat verdeeld? Welke afrekenbare prestaties worden aan de uitgaven verbonden?

In 2012 wordt in totaal meer dan € 41 mln. uitgegeven aan de verbetering van het dierenwelzijn. Dit bedrag bestaat uit middelen op de verschillende beleidsartikelen in de EL&I-begroting (€ 23,6 mln. + deel verduurzaming veehouderij, zie vraag 169), Europese middelen (€ 17,5 mln.) en fiscale middelen (zie antwoord op vraag 173).

Verbetering van het dierwelzijn van productiedieren en gezelschapsdieren is opgenomen in artikel 16. Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens.

Onder artikel 16.1 (Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij) vallen activiteiten gericht op verduurzaming van de veehouderij, met een totaal budget van € 27,2 mln. De activiteiten daarvan die dierenwelzijn als component bevatten zijn met name de Investeringsregeling Duurzame stallen en de Praktijknetwerken veehouderij. Daardoor zijn de uitgaven puur voor dierenwelzijnsverbetering niet te specificeren. Zie daarvoor antwoorden op de vragen 167, 168 en 169.

Onder artikel 16.3 (Plant- en Diergezondheid) zijn de voornaamste activiteiten ten behoeve van dierenwelzijn die in 2012 plaats zullen vinden met een budget van bijna € 2,1 mln.:

  • De Nota Dierenwelzijn en Diergezondheid die aan uw Kamer zal worden verzonden zal ingaan op een aantal speerpunten zoals transport, doden, misstanden in de fokkerij, verwaarlozing en mishandeling en het verhogen van de naleving van dierenwelzijnsregelgeving. Hiervoor wordt ca. € 700 000 gereserveerd.

  • Bijdrage Stichting Zeldzame Landbouwhuisdierrassen € 200 000

  • Bijdrage medebewindstaken fokkerij door PVE € 60 000

  • Bijdrage Meerjarenplan stoppen met castreren varkens € 200 000

  • Uitrol van RIO-trajecten in de praktijk € 500 000

  • Doorlopende projecten/acties uit Nota Dierenwelzijn € 300 000

Voor gezelschapsdieren wordt een bedrag van bijna € 2 mln. besteed. Voor de activiteiten die daar onder vallen verwijs ik naar het antwoord op vraag 209.

Voor activiteiten in het kader van diervriendelijker produceren verwijs ik naar het antwoord op vraag 63.

Artikel 16.4 gaat in op investeringen in kennisontwikkeling voor actuele maatschappelijke vraagstukken waaronder dierenwelzijn.

Voor het thema welzijn gezelschapsdieren, programma dierenwelzijn landbouwhuisdieren en additionele toezeggingen is € 3,5 mln. begroot (beleidsondersteunend en fundamenteel onderzoek).

Onder artikel 17. Groen onderwijs van hoge kwaliteit, wordt aan dierenwelzijn het volgende besteed:

Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs: € 0,3 mln.

Bekostiging HBO/MBO: € 0,1 mln., toegevoegd aan «Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs» door de onderwijsinstellingen.

Kennisverspreiding; € 1,3 mln. voor uitrol van het project Welfare Quality (Verbetering van management rond dierenwelzijn in de praktijk).

Daarnaast wordt nog € 0,6 mln. besteed aan het meerjarig onderzoek in samenwerking met NWO «Waardering van Dierenwelzijn».

Handhaving.

In 2012 gaat er naar handhaving, toezicht en uitvoering van het dierenwelzijnsbeleid door de NVWA en Dienst Regelingen ruim € 12 mln.

Daarnaast wordt voor in beslag genomen dieren een bedrag van € 1,7 mln. besteed. Voor wat betreft controles door de Landelijke Inspectiedienst en het verband met de Dierenpolitie verwijs ik naar het antwoord op vraag 117.

Fiscale regelingen.

Het kabinet stimuleert daarnaast investeringen in integraal duurzame en diervriendelijke stallen via de fiscale regelingen Milieuinvesteringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieuinvesteringen (VAMIL). De bedragen van MIA en VAMIL zijn niet gelabeld en staan op de begroting van het Ministerie van I&M.

Europese middelen.

De voorgenomen inzet voor 2012 uit artikel 68 GLB voor dierenwelzijn bedraagt € 17,5 mln, te verdelen over:

  • Investeringsregeling duurzame stallen (alle dierlijke sectoren) € 15 mln.

  • Subsidieregeling diervriendelijk produceren (leghennen, vleesrunderen, vleeskalveren, varkens en vleeskuikens; elk € 200 000) € 1,0 mln.

  • Stimulering managementmaatregelen (vleesvarkens, kalveren en vleeskuikens; elk € 500 000) € 1,5 mln.

106

Kan de regering per diergroep (landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren, vissen, dieren in het wild, dieren in de vermaakindustrie) specificeren welk deel van de het budget ter verbetering van het dierenwelzijn aan hen wordt besteed?

Zie antwoord vraag 105.

107

Kan de regering aangeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan het nationaal en internationaal optimaliseren van het welzijn en de gezondheid van dieren? Welke afrekenbare prestaties zijn daarbij geformuleerd? Welke budgetten worden hieraan besteed?

De wijze waarop ik invulling geef aan het nationaal en internationaal beleid voor het welzijn en de gezondheid van dieren is op hoofdlijnen beschreven in het regeerakkoord en in de begrotingstekst. In december doe ik u mijn nieuwe nota dierenwelzijn en diergezondheid toekomen. In deze nota ga ik uitvoerig in op hoe het welzijn en de gezondheid verder geoptimaliseerd gaan worden.

Dit kabinet zet in op een sterke, innovatieve en duurzame agro-foodsector waarbij ondernemers aandacht hebben voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dierenwelzijn en diergezondheid zijn integraal onderdeel van een dergelijke duurzame agro-foodsector. Ik steun maatschappelijk verantwoord ondernemen en faciliteren ondernemers bij diervriendelijker produceren. Daarnaast zal dit kabinet actief inzetten op hogere eisen aan dierenwelzijn in Europees verband. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief inzake de Europese dierenwelzijnstrategie waarin ik de precieze inzet heb geduid (TK 28 286, nr. 526). Ook zet ik mij in voor de totstandkoming van de nieuwe Europese Diergezondheidswetgeving (Animal Health Law). Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 209 (gezelschapsdieren).

In 2011 is een derde jaarlijkse voortgangsrapportage (TK 28 286, nr. 507) uitgebracht waarin de stand van zaken is beschreven van de uitvoering van de nota dierenwelzijn en de nationale agenda diergezondheid. Deze rapportage geeft inzicht in de ontwikkeling en het effect van het dierenwelzijns- en diergezondheidsbeleid. In de huidige begroting is één indicator als afrekenbare prestatie voor dierenwelzijn opgenomen, te weten: in 2012 moet 6% van de stallen integraal duurzaam zijn.

Voor de beschikbare budgetten voor de verbetering van dierenwelzijn in 2012 verwijs ik naar het antwoord op vragen 105 en 106.

108

Kan de regering aangeven wanneer zij zelf de regie gaat voeren over het beoogde dierenwelzijnsbeleid en het gepolder met betrokken sectoren achterwege zult laten zodat daadwerkelijk stappen gezet zullen worden die het welzijn van dieren daadwerkelijk vergroten?

Zie het antwoord op vraag 107.

109

Kan de regering aangeven hoe de doelstellingen ten aanzien van dierenwelzijn zullen leiden tot een daadwerkelijke verbetering van het welzijn van dieren in Nederland? Hoe worden deze ambities in cijfers gevat?

Zie het antwoord op vraag 107.

110

De regering streeft naar een koppeling van maatschappelijke waarden en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), hoe verhoudt zich dat tot accijnsvrije sierteelt en rode diesel? Vindt de regering dat deze subsidies op fossiele grondstoffen bijdragen tot de genoemde maatschappelijke waarden als milieu en natuur? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom worden deze subsidies dan verstrekt?

De koppeling van maatschappelijke waarden en het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid heeft geen relatie met accijnsvrije sierteelt en rode diesel. Overigens wijs ik u erop dat bij sierteelt geen sprake is van een accijnsvrijstelling en dat het bij rode diesel gaat om een verlaagd tarief. Deze lagere tarieven staan vermaatschappelijking niet in de weg.

Rode diesel heeft als achtergrond dat landbouwmachines geen of weinig gebruik maken van de openbare weg dus ook niet hoeven bij te dragen aan de kosten. Daarom is de accijns op rode diesel op een lager niveau vastgesteld. Het kabinet zal bij de onderhandelingen over het voorstel van de Europese Commissie tot herziening van de energiebelastingrichtlijn bekijken of er ruimte is voor verdere vergroening van de belasting op energieproducten en elektriciteit.

111

Op welke wijze wordt regeldruk verminderd? Welk effect wordt verwacht van het verminderen van het toezicht op economische activiteiten voor het milieu en voor dierenwelzijn? Op welke manier worden deze effecten gemonitord? Welk budget is daarvoor beschikbaar? Waar is dat in de begroting opgenomen?

Regeldruk wordt verminderd door naar meerdere aspecten van regeldruk te kijken. Het kabinet vermindert – bovenop eerdere reducties – de administratieve lasten met een kwart en introduceert daarnaast, als een van de eerste landen ter wereld, spelregels voor het beperken van nalevingskosten. Naast een algemene aanpak die verlichting voor alle ondernemers moet brengen, pakt dit kabinet de regeldruk domeinen sectorgericht aan om kleinere irritaties van ondernemers in verschillende branches op te sporen en aan te pakken. Belemmeringen komen niet alleen voort uit de wetten en regels zelf, maar ook uit de wijze waarop

deze worden uitgevoerd. Het kabinet wil bedrijven daarom ook -onder voorwaarden- meer ruimte geven bij de toepassing van regels, komen tot een efficiëntere digitale gegevensuitwisseling tussen overheid en bedrijven, goed presterende bedrijven belonen met minder inspecties en de kwaliteit van de dienstverlening van de overheid verbeteren (zie: «Voortgang Programma Regeldruk Bedrijven 2011–2015», Kamerstuk 29 515, nr. 333 van 19 september 2011).

Het verminderen van toezichtlasten zal gebeuren met voldoende waarborgen voor dierwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid. Daar waar minder risico’s zijn wordt minder gehandhaafd. En omgekeerd wordt meer gehandhaafd waar risico’s groot zijn. De verwachting is dan ook dat risico gebaseerd toezicht, bundeling van inspectiebezoeken, toenemend gebruik van kwalititeitssystemen en data van bedrijven zelf, en het aanbieden van nalevingshulp, de toezichtlast verminderen zonder dat de naleving van normen voor bijvoorbeeld het milieu en het dierenwelzijn in gevaar komt. Waar nodig worden nalevingsmetingen uitgevoerd. In de begroting zijn deze kosten niet separaat opgenomen.

112

Op welke wijze wordt het budget onder de post visserij uitgegeven? Op welke manier wordt de aangekondigde bezuiniging hierop in 2014 vormgegeven? Wat verklaart de toename van dit budget in 2013?

Het budget visserij wordt voor het grootste deel ingezet voor nationale cofinanciering van het Europese Visserijfonds, in de begroting 2012 € 6,2 mln. Het overige budget van € 1,5 mln. wordt ingezet voor de kenniskringen visserij en onderzoek in de binnenvisserij.

De nationale cofinanciering van het EVF loopt tot en met 2013. Dat verklaart de afname van het budget in 2014. Voor de nieuwe programmaperiode is er nog geen cofinanciering beschikbaar. Zie ook antwoord op vraag 177.

De toename van dit budget in 2013 is het gevolg van de kasraming bij het EVF.

De middelen voor de periode tot 2014 zijn toereikend om de gestelde EVF doelen te bereiken, mede omdat een deel van de middelen voor EVF vanuit de begrotingsreserve visserij wordt gefinancierd.

113

Welke bestaande wet- en regelgeving moet naar de mening van de regering vernieuwd worden en waarom?

Wet- en regelgeving is voortdurend in beweging. Dat betekent dat ook in 2012 gewerkt wordt aan vernieuwing van wet- en regelgeving. Voor de terreinen landbouw, natuur en visserij betreft dit onder meer de volgende wet- en regelgeving:

  • Wijziging van de Meststoffenwet (invoering nieuwe mestbeleid, voor de inhoud verwijs ik naar mijn brief van 28 september 2011, Kamerstukken II 2011/12, 33 037, nr. 1);

  • Wijziging van de Visserijwet 1963 (VBC-beleid, brief van 21 juni 2011, Kamerstukken II 2010/11, 29 664, nr. 103);

  • Voorstel voor de Wet natuur (vereenvoudiging en integratie van regelgeving op het vlak van de bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden, en decentralisatie van taken overeenkomstig het decentralisatieakkoord natuur, Kamerstukken II 2011/12, 33 000 XIII, nr. 2, p. 18)

  • Wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied (decentralisatie van het investeringsbudget landelijk gebied en afwikkeling van het lopende investeringstijdvak overeenkomstig het decentralisatieakkoord natuur, Kamerstukken II 2011/12, 33 000, nr, 2, p. 149)

  • Uitvoeringsregelgeving Wet dieren (brief van 15 juli 2011, Kamerstukken II, 2010/11, 31 389, nr. 90)

Het voornemen is om de wetsvoorstellen die hierboven genoemd zijn in 2012 bij uw Kamer in te dienen.

114

Welk budget is beschikbaar voor het verlagen van het fosfaat- en het stikstofoverschot? Welke maatregelen worden daarvoor genomen en welke concrete doelen worden nagestreefd? Waar is dit in de begroting opgenomen? Hoeveel dierrechten zouden er ongeveer in de concentratiegebieden uit de markt genomen worden voor dit budget en welke reductie in milieuverontreiniging zou dit kunnen betekenen?

De gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat hebben tot doel een efficiëntere inzet van meststoffen door ondernemers. Een efficiëntere benutting van meststoffen resulteert in een daling van de bodemoverschotten en afname van de belasting van het milieu (bodem, water en lucht) met nitraat en fosfaat. De bodemoverschotten voor stikstof en fosfaat zijn daarmee resultanten van de geldende gebruiksnormen. De concrete doelen die worden nagestreefd staan op pagina 107 van de Memorie van Toelichting bij de Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 000 XIII, nr. 2). Efficiëntere benutting van meststoffen is de verantwoordelijkheid van ondernemers. Hiervoor is geen budget beschikbaar.

115

Kan de regering aangeven op welke manier de bezuiniging op dierenwelzijn tot stand komt? Welke uitgaven zijn geschrapt en welke gevolgen heeft dit voor het dierenwelzijn?

Bij de ombuigingen is vanuit dit kabinet geen bezuiniging doorgevoerd op dierenwelzijn. Voor zover het gaat om een verlaging van de middelen t.b.v. investeringen voor Duurzame Stallen verwijs ik naar de antwoorden op vragen 168–175.

116

Hoeveel geld kost de antibioticaresistentie uit de veehouderij de samenleving?

De kosten voor de samenleving door de antibioticaresistentie uit de veehouderij zijn moeilijk in te schatten. Wel is er een inschatting gemaakt van de extra kosten die in de zorg worden gemaakt voor het screenen en het in toom houden van de veegerelateerde MRSA. Hiervoor wil ik u graag verwijzen naar de beantwoording van de vragen van het Kamerlid Thieme (PvdD) over de opnamestops in Nederlandse ziekenhuizen door besmettingen met de MRSA-bacterie, die veelal is terug te voeren naar veegerelateerd antibiotica gebruik (Aanhangsel van de Handelingen, 2011–2012, nr. 489). Hierin geven de minister van VWS en ik aan dat deze extra kosten in 2010 naar schatting € 400 000 bedroegen.

117

Hoeveel geld is er gereserveerd voor de toekomstige plannen ter bestrijding van verwaarlozing en mishandeling van gezelschapsdieren?

De uitgaven voor de bestrijding van dierenmishandeling en verwaarlozing bestaan uit meerdere componenten. De kosten voor de dierenpolitieagenten en de meldkamer «144 red een dier» vallen onder de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De bestuursrechtelijke sanctionering van mishandeling en verwaarlozing valt onder EL&I en bestaat enerzijds uit de bijdrage voor de in bewaring genomen dieren (zie vraag 210) en de handhavinginzet voor de afhandeling van meldingen verwaarlozing en mishandeling vanuit Dienst Regelingen. Voor de handhaving is nu circa € 1.2 mln. begroot. Eventuele extra kosten voor bestuursrechtelijke sanctionering ten gevolge van de invoering van de Dierenpolitie en het meldnummer 144 zullen binnen de begroting worden opgevangen. Hiervoor is in ieder geval circa € 0,3 mln. extra begroot (2fte).

Jaarlijks wordt voor de afhandeling van meldingen € 300 000 subsidie verstrekt aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID). In het kader van de oprichting van de dierenpolitie verandert de rol van deze organisatie. Zoals blijkt uit punt 5.8 van het Convenant samenwerking dierhandhaving (bijlage bij de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie Kamerstukken II, 2011–2012 29 628, nr. 275) wordt er voor eind 2011 een principebesluit genomen over de positionering van de LID en de bijbehorende financiering. In punt 5.6 van het convenant is de afspraak neergelegd over hoe om te gaan met extra benodigde capaciteit van de LID door de invoering van de dierenpolitie.

Mijn toekomstige inzet zal aandacht krijgen in de nota dierenwelzijn en diergezondheid die eind 2011 naar de Kamer zal worden gezonden.

118

Hoe is de agrarische sector vertegenwoordigd bij de geplande 17 economische handelsemissies voor 2012 en is de sector betrokken bij de selectie van bestemmingen van deze missies?

Economische missies zijn een belangrijk hulpmiddel bij de internationalisering van het Nederlandse bedrijfsleven. Vooral snelgroeiende markten als China, Rusland, India, Brazilië en Turkije worden regelmatig door een handelsmissie bezocht. Dit kan zowel een sectorbrede dan wel missie gericht op één of twee sectoren zijn. Bij de voorbereiding van een dergelijke missie worden vertegenwoordigers uit verschillende kansrijke sectoren waaronder, indien nuttig, uiteraard ook de agrarische sector betrokken zoals bijvoorbeeld bij de missie naar India afgelopen jaar. Zelfs kan het belang van de agrarische sector in een bepaald land doorslaggevend zijn bij de keuze van een bestemming.

119

Als het beheer voor de Recreatie Om de Stad (RodS) gebieden niet meer vanuit de Rijksbegroting gedekt is, hoe gaan die gebieden vanaf nu dan beheerd worden?

In het onderhandelingsakkoord is afgesproken dat aan Staatsbosbeheer planologische ruimte zal worden geboden en het Beleidskader RodS zal worden opgerekt. Staatsbosbeheer wordt hierdoor in staat gesteld door exploitatie van de gebieden voldoende financiering voor het beheer te genereren.

120

Op welke wijze profiteert de agrarische sector van de 10% vermindering regeldruk in 2012?

Naast generieke maatregelen, zoals de uniformering van het loonbegrip en maatregelen die door andere departementen worden genomen, zoals het terugbrengen van het aantal omgevings- en watervergunningen als gevolg van het invoegen van agrarische activiteiten in het Activiteitenbesluit, wordt regeldrukvermindering voor de agrarische sector ook gerealiseerd door stroomlijning van de export van mest, vereenvoudiging in de toepassingsvereisten van het vervoersbewijs dierlijke mest, aanpassing van het handelsdocument voor vervoerders van dierlijke bijproducten, en het vervallen van de meldplicht in het Traces systeem van de Europese Unie voor de import van verwerkte mest en verwerkte eiwitten van categorie 3-materiaal. Voorts zullen de toezichtlasten in de vleesketen dalen en wordt geprobeerd de EU verplichting tot het bijhouden van een bedrijfsregister nog vóór eind 2012 te laten vervallen. Dit laatste is echter vooralsnog afhankelijk van de Europese Commissie.

121

Op welke wijze gaat de regering maatschappelijk verantwoord ondernemen onder de aandacht brengen van het bedrijfsleven en welke instrumenten worden daarbij gebruikt? Wat wordt verstaan onder het normatief kader voor bedrijven die in het buitenland ondernemen?

MVO Nederland is het belangrijkste instrument van de overheid om maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) onder de aandacht te brengen van individuele ondernemers. Specifiek voor de agribusiness ondersteunt EL&I het branche programma «MVO in de agribusiness». Dit programma brengt MVO o.a. via de brancheorganisaties onder de aandacht van het Nederlandse MKB dat actief is in de topsectoren Agro & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen.

Binnen dit programma is ook specifieke aandacht voor de OESO-richtlijnen. Nederland beschouwt deze herziene richtlijnen als de internationale normatieve standaard voor bedrijven.

122

Hoeveel Natura 2000-beheerplannen worden overgedragen door het Rijk of Staatsbosbeheer aan de provincies? Zijn zij toegerust qua kennis, ambtelijke ondersteuning en bevoegdheden om deze taak op zich te nemen?

In het kader van de decentralisatie van het natuurbeleid, draagt het rijk 41 beheerplannen over aan de provincies. Dit betreft de gebieden waar het ministerie van EL&I nu nog voortouwnemer voor is en de provincies reeds betrokken zijn als mede bevoegd gezag. De resterende 24 beheerplannen waar het ministerie van I&M en Defensie voortouwnemer voor zijn, blijven ook na de decentralisatie een verantwoordelijkheid van het rijk. In de nieuwe natuurwet wordt de bevoegdheid voor de terreinen van Staatsbosbeheer overgedragen van het Ministerie van EL&I naar de provincies, als ook de verantwoordelijkheid voor het opstellen van de tweede generatie beheerplannen. Aangezien provincies nu ook voor het merendeel van de Natura 2000-gebieden voortouwnemer zijn voor de beheerplannen en daarmee voldoende ervaring hebben opgedaan, ben ik er van overtuigd dat de provincies goed in staat zijn deze taak op zich te nemen.

123

Is de startdatum van de Programmatische Aanpak stikstof (PAS) opgeschoven ten aanzien van wat genoemd werd in begrotingsstukken van voorgaande jaren?

Nee. Ik wil eind 2011 bestuurlijke overeenstemming over de PAS bereiken, zodat de PAS voor 1 april 2012 vastgesteld kan worden. Dit is de wettelijke termijn uit hoofde van de Natuurbeschermingswet.

124

Hoe denkt de regering 6% integrale duurzame stallen in 2012 te bereiken en welk stappenplan wordt daarbij afgelopen? Hoeveel procent van de stallen is nu al integraal duurzaam?

Net als in voorgaande jaren stelt het kabinet verschillende instrumenten beschikbaar voor investeringen in integraal duurzame stallen:

  • De Investeringsregeling Duurzame Stal- en Houderijsystemen (IDSH). In 2012 wordt deze regeling geopend.

  • De Maatlat Duurzame Veehouderij gekoppeld aan de MIA en Vamil regeling. Deze regeling is opgenomen in de begroting van het ministerie van I&M.

  • De SBIR Integraal duurzame stal- en houderijsystemen in het landschap 2011. Zie ook vraag 126.

In mijn brief van 26 april 2011 heb ik u de derde monitoringsrapportage duurzame stallen toegestuurd (Kamerstuk 28 286, nr. 503). Dit is het meest recente overzicht van het percentage duurzame stallen. Op 1 januari 2011 was het gemiddelde percentage duurzame stallen 3.4% waarbij dit percentage uiteen liep van 2.3% in de melkveehouderij, tot 5.1% in de varkenshouderij en 8.6% in de pluimveehouderij.

In het voorjaar 2012 zal er een nieuwe monitoringsrapportage gepubliceerd worden met peildatum 1 januari 2012.

125

Wat is de definitie van «integraal duurzaam» bij «integraal duurzame stallen»?

Voor integraal duurzame stallen wordt de volgende definitie gehanteerd:

«stallen en houderijsystemen die, op het terrein van dierenwelzijn, zijn uitgerust met maatregelen, die verder gaan dan hetgeen bij of krachtens wet is voorgeschreven en die tegelijkertijd tenminste voldoen aan maatschappelijke randvoorwaarden en wettelijke eisen ten aanzien van milieu, diergezondheid, arbeidsomstandigheden, landschappelijke inpasbaarheid en economische haalbaarheid».

126

Wat zijn de resultaten van de Small Business Innovation Research (SBIR) 2011, die in 2012 opnieuw wordt opengesteld en om hoeveel geld gaat het hier? Wat is het belang van de overheid in deze SBIR-projecten?

Een SBIR bestaat uit 2 fasen, namelijk fase 1 het haalbaarheidsonderzoek en fase 2, de research and development fase waarbij er bijvoorbeeld prototypen worden ontwikkeld. Met de SBIR Integraal duurzame stal- en houderijsystemen in het landschap is in totaal € 1.9 miljoen gemoeid. Dit budget wordt uitgegeven in de periode 2012–2015. In 2012 zal opdracht worden gegeven voor fase 1 en zal fase 1 worden uitgevoerd. Hiermee is € 450 000 gemoeid. De rest van het budget is beschikbaar voor fase 2 die zal lopen van 2013 tot 2015. Er zijn nog geen resultaten bekend voor deze SBIR doordat fase 1 pas in 2012 van start zal gaan.

Een SBIR is een research and development programma dat innovatieve oplossingen zoekt voor maatschappelijke vraagstukken. Doel is dat partijen uit het bedrijfsleven aan het einde van het SBIR programma een integraal duurzame stal ontwikkeld hebben, die verkocht kan worden op de markt. Met het uitschrijven van deze SBIR wil het kabinet het op de markt brengen van nieuwe integraal duurzame stalsystemen stimuleren.

127

Wordt in de evaluatie van de meststoffenwet de doorwerking van mestbeleid op waterkwaliteitsbeleid, zoals omschreven in de doorlichting van het waterkwaliteitsbeleid in 2011, expliciet meegenomen?

Het onderzoek dat in het kader van de Evaluatie Meststoffenwet uitgevoerd wordt, brengt in kaart wat de bijdrage van het mestbeleid in de afgelopen jaren is geweest en in de komende jaren naar verwachting zal zijn aan de reductie van nutriëntenemissies naar grond- en oppervlaktewater. Onder meer vindt er een globale bronnenanalyse op nationale schaal met aandacht voor de nawerking van fosfaat plaats om de bijdrage van nutriëntenemissies uit landbouwkundige bron aan de oppervlaktewaterkwaliteit, alsmede de bijdrage van het mestbeleid aan de reductie van die emissies, te kwantificeren. De doorwerking van het mestbeleid op (oppervlakte)waterkwaliteit heeft in de Evaluatie dus expliciet de aandacht.

128

Wanneer wordt de evaluatie van de meststoffenwet naar de Kamer gestuurd?

De synthese van de Evaluatie Meststoffenwet alsmede de onderliggende onderzoeksrapporten zullen naar verwachting in het voorjaar van 2012 naar de Kamer gestuurd worden.

129

Wat is de doelstelling voor antibiotica wanneer deze in absolute waarden wordt uitgedrukt in plaats van relatieve vermindering?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de brief van het kabinet van 17 november in reactie op de inbreng van de Kamer in het Schriftelijk Overleg over antibioticumgebruik in de veehouderij en dierziekten, waar ook gevraagd is naar absolute doelstellingen.

130

Hoe verhoudt de € 1 miljoen aan uitgaven bedoeld voor handhaving van de antibiotica regelgeving in de veehouderij zich tot de geschatte zorgkosten als gevolg van antibiotica resistentie?

Zie antwoord vraag 129.

131

Wat wordt bedoeld met «Nederland zet in op twee doelen: versterking van de concurrentiekracht en het belonen van (bovenwettelijke) maatschappelijke prestaties met betrekking tot natuur, milieu en dierenwelzijn»? Op welke manier wordt dit vormgegeven? Wat zijn bovenwettelijke prestaties op de genoemde gebieden? Is het de inzet van de regering om deze prestaties 100% met belastinggeld te belonen? Waarom wordt hiervoor gekozen en wordt niet ingezet op regelgeving om dierenwelzijn en milieu te verbeteren? Hoeveel geld is er voor deze maatregelen beschikbaar en op welke wijze wordt dit verdeeld onder deze gebieden? Wie zullen de ontvangers van dit geld zijn?

Zoals ik heb uiteengezet in de kabinetsreactie op de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) (TK 28 625, nr. 137) streeft het kabinet naar de omvorming van de directe betalingen naar doelgerichte betalingen. Betalingen die worden gericht op de versterking van de concurrentiekracht en duurzaamheid van de landbouw en de beloning van landbouwers voor het verrichten van (bovenwettelijk) maatschappelijke prestaties. Hiermee wordt beoogd in de toekomst meer steun te verlenen aan die landbouwers die actief en concreet willen investeren in een duurzame ontwikkeling van het bedrijf en daarbij bereid zijn een stap verder te zetten dan waartoe zij Europees en nationaal wettelijk verplicht zijn. Landbouwers zullen in de toekomst in een steeds opener markt moeten concurreren. Daar is een actieve inzet op innovatieve ontwikkelingen op het landbouwbedrijf en op investeringen in een duurzame bedrijfsvoering nodig. Vanuit een oogpunt van effectiviteit en doelmatigheid kiest het kabinet daarbij voor een Europees keuzemenu voor lidstaten. In een dergelijk menu dient naar de mening van het kabinet ook ruimte te zijn voor investeringen in duurzame en innovatieve productiemethoden via doelgerichte betalingen te ondersteunen. Daarbij wordt o.a. gedacht aan investeringsregelingen voor innovatieve, integraal duurzame stallen en precisielandbouw. De concrete vormgeving, hoogte en verdeling van de beloning zijn nu nog niet aan de orde omdat zij onderdeel zijn van de onderhandelingen die met de presentatie van de wetgevende voorstellen door de Europese Commissie op 12 oktober 2011 zijn gestart en de mogelijkheden die uiteindelijk zullen ontstaan.

132

De stimuleringsregeling duurzame energie (SDE+) subsidieert het verschil tussen de kostprijs van duurzame energie en fossiele energie, de zogeheten onrendabele top. Wordt deze definitie gedeeld door de tuinbouwsectoren? Zo nee, waar zit het verschil?

De SDE+ is een generieke regeling voor de productie van duurzame energie. In principe komen alle partijen die duurzame energie willen produceren in aanmerking voor SDE+, ook de tuinbouwsectoren. Er worden verschillende categorieën opengesteld in de SDE+ die aantrekkelijk zijn voor de tuinbouwsector, zoals WKK op biogas.

De onrendabele top wordt jaarlijks berekend door ECN en KEMA. Zij houden daarbij een consultatieronde. De sector krijgt dan de gelegenheid om te reageren op de voorlopige bedragen. ECN en KEMA bekijken alle reacties en verwerken deze in hun eindadvies. Ook de tuinbouwsector heeft de kans gehad te reageren.

133

Hoe wordt het begrip «kwalitatief beter» geoperationaliseerd en gemeten ten aanzien van de herijkte EHS?

Het is aan provincies om hieraan invulling gegeven. Daarnaast hebben Rijk en provincies in het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur afgesproken een eenvoudige monitoringssystematiek uit te werken, gericht op de Europese rapportageverplichting.

134

Hoe verhoudt de evaluatie van de meststoffenwet zich tot de PAS?

De Evaluatie Meststoffenwet richt zich op de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het mestbeleid. Het doel van dat beleid is het reduceren van nutriëntenemissies uit landbouwkundige bron naar grond- en oppervlaktewater. Een effectief mestbeleid draagt daarmee bij aan de realisatie van de doelstellingen van de PAS.

135

Klopt het dat er geen middelen voor voortzetting van de PAS gereserveerd zijn na 2015? Is op dat moment de stikstofproblematiek in deze gebieden naar verwachting opgelost?

Op de Rijksbegroting zijn er voor de periode 2011–2014 middelen gereserveerd voor de uitvoering van PAS. Ook na2014 zijn middelen vereist. In het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is hierin voorzien. Over de uitvoering van hydrologische maatregelen worden nog nadere afspraken gemaakt.

136

Hoeveel van de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor topsectoren zijn bestemd voor de land- en tuinbouwsector?

Op de overheidsbegroting komt ca. € 1,5 mld. beschikbaar voor de topsectoren. De topteams kunnen voor deze € 1,5 mld. voorstellen indienen om deze middelen zo effectief en doelmatig mogelijk te besteden. De timing en fasering van beschikbare middelen worden nader bezien. Naar aanleiding van de adviezen van de topteams zal het kabinet binnen de beleidsdoelen een integrale afweging maken over een nadere verdeling naar topsectoren. Daarom kan ik over de precieze verdeling van de middelen naar sectoren op dit moment nog geen uitspraak te doen.

137

Bij wie komt de regie en de eindverantwoordelijkheid voor de aanpak van verdroging te liggen na de decentralisatie van het natuurbeheer?

De regie en de eindverantwoordelijkheid komt bij de provincies.

138

In 2011 wordt € 2,1 miljoen vrijgesteld voor de uitvoering van het project Bio Based Economy (BBE). Hoe zit dat in 2012? Welke activiteiten worden ontplooid? Wanneer vindt een evaluatie plaats?

De 2,1 miljoen euro is toegekend in de voorjaarsnota 2011 ten behoeve van de Interdepartementale Programma Directie Biobased Economy voor lopende activiteiten in het kader van duurzaamheid, waaronder de maatschappelijke dialoog, kennisvalorisatie en communicatie, de Wetenschappelijk Technologische Commissie voor de Biobased Economy, inventarisatie van belemmerende wet- en regelgeving, ontwikkeling businesscases en internationale samenwerking. Voor 2012 en verder wordt een bedrag van dezelfde orde grootte aan uitvoeringsbudget voorzien. In de regel zijn voor Programmadirecties geen evaluaties beoogd.

139

Welk budget is beschikbaar ter bevordering van innovatie in relatie tot de Bio Based Economy? Waar is dit in de begroting opgenomen? Welke duurzaamheidscriteria worden er gesteld bij uitgaven ten behoeve van biobased economy?

Innovatie en onderzoek in de Biobased Economy vindt plaats in verschillende sectoren en is ondergebracht in verschillende begrotingsposten binnen EL&I. Hierin kan tevens een onderscheid worden gemaakt in een specifiek en generiek instrumentarium. Voor het specifieke instrumentarium geldt dat deze niet altijd volledig voor biobased gerichte innovatie bestemd zijn. Indicatief kan gezegd worden dat de door EL&I gefinancierde biobased onderzoeks- en innovatieactiviteiten voor de sectoren agro, chemie, energie, water en logistiek 60 miljoen euro voor 2012 bedraagt. Voor het generieke instrumentarium zoals WBSO en SDE+ zijn geen gegevens beschikbaar.

De innovatie en onderzoeksprogramma’s zijn ondergebracht bij artikel 12 innovatievermogen, artikel 13 ondernemingsklimaat, artikel 14 energie en artikel 16 concurrende agroketens.

Bij uitgaven ten behoeve van de biobased economy worden duurzaamheidscriteria gehanteerd zoals geformuleerd door de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa van mevrouw Dorette Corbey.

Deze zijn goeddeels gebaseerd op de criteria van de Commissie Cramer van destijds.

140

Wanneer verwacht de regering duidelijkheid te kunnen geven over de business case die wordt opgesteld in het kader van BBE en wat wordt daarvan verwacht?

Het is aan het bedrijfsleven in samenwerking met kennisinstellingen om te bepalen welke businesscases worden opgepakt, dit proces wordt ondersteund door het Biorenewables Business Platform, vanaf medio 2011 vallend binnen het Interdepartementaal Programma Biobased Economy, en het Transitiehuis Biobased Economy. In het voorjaar van 2012 verwacht ik hier meer over te kunnen zeggen. De businesscases zijn gericht op verwaarding van biomassa voor bijvoorbeeld bio-energie, inhoudsstoffen/chemicaliën en vermarkten van bioplastics. Partijen uit de sectoren agro, chemie, logistiek, papier en energie werken samen aan deze businesscases.

141

Waarom zijn de borgstellingsfaciliteit voor het Midden- en Kleinbedrijf en Landbouw niet geïntegreerd tot één regeling? Waarom is een onderscheid noodzakelijk? Hoe verhouden de verliespercentages van deze regelingen tot elkaar?

De garantstellingsregelingen voor land- en tuinbouw maken thans onderdeel uit van de Regeling LNV-subsidies; in deze integrale subsidieregeling zijn alle landbouw, natuur en visserij gerelateerde subsidies opgenomen. Voor de land- en tuinbouw geldt een ander EU staatssteunkader dan voor het (overige) midden- en kleinbedrijf. Dit maakt dat subsidies (in dit geval garantstellingen) aan land- en tuinbouwbedrijven aan andere voorwaarden moeten voldoen dan subsidies aan het midden- en kleinbedrijf.

De financiële gegevens van beide regelingen worden op verschillende wijze en in verschillende registers bijgehouden. Hierdoor zijn de verliespercentages van beide regelingen niet één op één met elkaar te vergelijken. Onder dit voorbehoud kan ik melden dat het verliespercentage van de Garantstelling Landbouw in de periode 1993 tot en met 2010 ongeveer 0,6% bedroeg. Voor de Borgstelling MKB kredieten geldt over dezelfde periode een verliespercentage van 2,0%. De percentages geven het nettoverlies weer van de regelingen. Dat wil zeggen, de verhouding van de uitbetaalde verliesdeclaraties minus de ontvangen provisies, ten opzichte van het uitstaand garantievermogen.

142

Op basis waarvan verwacht de regering in 2011 € 10 miljoen uit te betalen aan verliesdeclaraties van de borgstellingsfaciliteit? Wat is de verwachting voor 2012?

De verwachting dat in 2011 € 10 miljoen aan verliesdeclaraties moet worden uitbetaald is gebaseerd op het aantal ingediende verliesdeclaraties, waarvan een deel al is afgehandeld en een deel nog wordt behandeld. 2012 kan ik slechts een ruwe schatting geven. Ik verwacht, mede door de aanhoudende crisis, dat ik ook in 2012 ongeveer € 10 miljoen aan verliesdeclaraties zal uitbetalen.

143

Aan welke activiteiten worden de beschikbare middelen ten behoeve van reductie van het antibioticagebruik veehouderij besteed?

Zie antwoord vraag 129.

144

Hoeveel vroegtijdige schoolverlaters worden er geholpen van school naar werk voor de € 1 miljoen die daarvoor beschikbaar is en hoeveel jongeren vinden dan ook daadwerkelijk werk? Hoe verhoudt dit zich tot de doelstelling vermindering voortijdig schoolverlaters van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)?

De Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo is een OCW conforme regeling, waarvan de middelen ten behoeve van het groen onderwijs sinds 2011 op de begroting van EL&I staan. De regeling is uit 2009 en heeft tot doel dat deelnemers met psychosociale problemen die een voorspoedige schoolloopbaan in de weg staan tijdig en professioneel worden geholpen dan wel doorverwezen naar gespecialiseerde hulp. De middelen worden naar rato van het leerlingenaantal binnen de BVE sector toegekend. De instellingen zelf bepalen op basis van de behoefte en urgentie de feitelijke inzet van de middelen gericht op de specifieke doelgroep.

Door het wegnemen van problemen die de schoolloopbaan in de weg staan wordt mede voortijdig schoolverlaten voorkomen. De regeling past daarmee in de doelstelling van vermindering voortijdig schoolverlaten van de ministeries van OCW en EL&I. Aangezien echter deze middelen op meer problemen kunnen worden ingezet dan alleen dreigend voortijdig schoolverlaten kan niet precies worden aangegeven welk aandeel deze regeling in de vermindering van voortijdig schoolverlaten heeft.

145

Voor welke activiteiten in het kader van de handhaving van de Europese wetgeving wordt de bijdrage aan de nVWA met € 5 miljoen verhoogd in 2012?

Voor handhaving van Europese regelgeving is de bijdrage van EL&I in 2012 met € 5 mln. verhoogd. Deze middelen worden ingezet voor de toezichtscapaciteit op onder meer het toezicht bij diertransporten, Identificatie & Registratie en (natuur)subsidies.

146

Op basis van welk beleid worden de vrijkomende middelen op de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) expliciet ingezet voor EHS-projecten (Hart voor Dieren en Renkumse Beekdal) en het opruimen van verspreid liggend glas?

Dit is op basis van het beleidsprogramma «Mooi Nederland» van het kabinet Balkenende IV. Deze middelen worden ingezet om resterende verplichtingen van dit programma, dat inmiddels is beëindigd, uit te financieren.

147

Op basis van welk beleid vindt intensivering van verdrogingsbestrijding plaats?

De eerder ingezette intensivering van verdrogingsbestrijding betreft de reguliere bijdrage van het ministerie van I&M in het kader van de bijdrage aan de afgesproken prestaties in de ILG bestuursovereenkomsten. Per 2012 maken deze middelen onderdeel uit van de te decentraliseren middelen (art 18.4) zoals afgesproken in het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur. Onderdeel van het akkoord betreft de financiering van de harde juridische verplichtingen zoals deze door de provincies zijn aangegaan onder de ILG bestuursovereenkomsten, waaronder verdrogingsbestrijding.

148

Waar bestond de restproblematiek Rijksbegroting uit waarvoor het ministerie van EL&I ook is aangeslagen?

Voor de periode 2012–2015 is een aanvullende taakstelling nodig om het kader rijksbegroting, en daarmee het totaalkader, te sluiten. De «restproblematiek» hangt onder andere samen met de ontwikkeling in het accres. De taakstelling ten behoeve van deze restproblematiek is proportioneel verdeeld over de begrotingen die vallen onder het kader Rijksbegroting. De EL&I-bijdrage is weergegeven in de tabel (financieel kader) op pagina 26 van de EL&I-begroting.

149

Welke toezichtstaken ten aanzien van de natuurwetgeving verschuiven met de decentralisatie naar de provincies? Hoeveel ambtelijke ondersteuning hebben zij voor het uitvoeren van deze bevoegdheden?

In het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur staat dat de volgende taken met betrekking tot toezicht zullen worden gedecentraliseerd:

(voor de volledigheid zijn in deze opsomming taken op het gebied van vergunningverlening en ontheffingen ook meegenomen):

  • de beoordeling van de toelaatbaarheid van activiteiten die schadelijk zijn voor de instandhouding van dier- of plantensoorten. Hierbij gaat het om de uitvoering van verschillende regimes: 1) een stelsel van verboden ter bescherming van vogels (Vogelrichtlijn) en andere dieren en planten (Habitatrichtlijn, verdragen Bonn en Bern), met de mogelijkheid tot verlening van ontheffing of vrijstelling, 2) een verbod op het doden van gewervelde dieren, met de mogelijkheid tot verlening van ontheffing en vrijstelling. Dit in aanvulling op de huidige provinciale bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding – m.n. ruimtelijke ingrepen. Voor een aantal gevallen blijft het Rijk evenwel het bevoegd gezag; het gaat hier om gevallen, opgenomen in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998, en om activiteiten inzake handel van exemplaren van bedreigde soorten en producten daarvan);

  • de volgende onderdelen van het jachtregime: het toestaan van drijfjacht (toezicht, bestuurlijke handhaving) en het verlenen van ontheffingen van het verbod op bijvoederen van Edelherten, damherten, reeën en bejaagde dieren;

  • het verlenen van ontheffing van het verbod op het uitzetten van dieren of eieren in de vrije natuur, met uitzondering van invasieve exoten;

  • de behandeling van meldingen van voorgenomen houtkap, het stellen van regels terzake, het verbieden van houtkap, het verlenen van ontheffingen van de meldings- en herbeplantingsplicht (besluiten, toezicht, bestuurlijke handhaving).

De decentralisatie van deze taken zal worden geïmplementeerd in de Nieuwe Natuurwet. Het is aan de provincies om prioriteiten te stellen binnen de verantwoordelijkheden die zij hebben. Ik kan u daarom niet melden hoeveel ambtelijke ondersteuning zij beschikbaar hebben voor deze taken.

150

Welke activiteiten worden ontplooid om de knelpunten op het gebied van mestregelgeving ten behoeve van ontwikkeling van groen gas en energie uit mestvergisting op te lossen?

Voor de behandeling van de knelpunten «beschikbaarheid van biomassa voor covergisting» en «kunstmestvervangers» verwijs ik naar mijn brieven van 3 november 2011 (Aanhangsel der Handelingen II, 2011–2012, 543, antwoord 5) en van 28 september 2011 (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 037, nr. 1).

151

Op welke typen projecten hernieuwbare warmte productie wordt gedoeld?

Vanaf 2012 kunnen verschillende typen hernieuwbare warmteproductie een aanvraag indienen in de SDE+. Voor alleen warmteproductie gaat het om: ketels op vaste en vloeibare biomassa, geothermie en zonthermische systemen. Daarnaast wordt voor biomassa-installaties met een WKK naast elektriciteit ook de warmte gesubsidieerd. Ten slotte komen installaties die al een MEP-subsidiebeschikking hebben voor elektriciteitsproductie met een WKK ook in aanmerking voor een beschikking om hun warmteproductie te benutten.

152

Staat bij de uitvoering van de activiteiten onder artikel 15 (Een sterke internationale concurrentiepositie) de motie 21 501-32, nr. 460 centraal? Zo nee, waarom niet?

Genoemde motie staat niet centraal bij de uitvoering van alle artikel 15-activiteiten. Onder de uitvoering van artikel 15 valt het wegnemen van handelsbarrières, het versterken van de internationale rechtsorde en het aanpakken van hiaten in de internationale regels. De regering is daarom nog steeds groot supporter van de WTO als hoeder van het wereldhandelssysteem en het succesvol afronden van de Doha-ronde. Helaas moeten we constateren dat de onderhandelingen over de Doha-ronde stagneren en dat bilaterale vrijhandelsakkoorden meer mogelijkheden bieden om tot goede afspraken te komen. Hierbij worden ook onderwerpen worden meegenomen die multilateraal nog niet aan bod komen, zoals duurzame ontwikkeling. Nederland steunt de Europese Commissie dan ook in haar ambitie om een dergelijk hoofdstuk in elk vrijhandelsakkoord op te nemen. Verder pleit Nederland altijd voor evenwichtig akkoorden die rekening houden met de verschillen tussen de beide partijen. Dat geldt dus ook voor de onderhandelingen met Mercosur. De regering verwacht positieve effecten van dit akkoord voor de Nederlandse economie als geheel, wel dient het eindakkoord oog te hebben voor de defensieve en offensieve belangen van de Nederlandse landbouwsector

153

Op welke wijze draagt de regering bij aan de oplossing voor mondiale maatschappelijke uitdagingen?

Nederland is een actief lid van relevante multilaterale organisaties als FAO, UNDP, Wereldbank en OESO. In die kaders zijn wij bijvoorbeeld drijvende kracht achter mondiale voedselzekerheidsinitiatieven, het opstellen en verspreiden van nieuwe mvo-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en ontwikkelen van instrumenten om ontbossing tegen te gaan. In samenwerking met FAO en de Wereldbank hebben we het concept van climate-smart agriculture geïntroduceerd dat de thema’s landbouw voedselzekerheid en klimaat met elkaar verbindt en internationaal wordt uitgerold.. Ook in verduurzaming van handelsketens speelt Nederland een grote rol. Het door de overheid opgerichte en gefaciliteerde Initiatief Duurzame Handel is een voorbeeld van effectieve Nederlandse inzet, waar overheid en bedrijfsleven samen daadwerkelijk verschil maken. Ten slotte zijn voedselzekerheid en water twee speerpunten van ons vernieuwde OS-beleid.

154

Hoe staat de daling van het budget op artikel 15.1 in verhouding tot het voornemen om de positie van Nederland bij de top 5 grootste exporteurs te behouden?

De daling van het budget op artikel 15.1 heeft geen relatie met de te bereiken doelstelling. Het betreft een afname van een incidentele post en niet van structureel budget. De daling van het budget op artikel 15.1 is vrijwel volledig toe te schrijven aan de afname van het budget op de post «Overig». Vanuit dit onderdeel van het budget worden incidentele projecten zoals de Nederlandse deelname aan Wereldtentoonstellingen gefinancierd. Om deze deelnames te kunnen financieren worden vanuit de begrotingen van andere departementen de desbetreffende bijdrages toegevoegd aan dit budget. In 2010 heeft Nederland deelgenomen aan de Wereldtentoonstelling in Shanghai met een budget van € 20 mln., het resterende gedeelte van het budget staat in de reeks in de begroting opgenomen onder 2010 en 2011. Het budget voor de deelname aan de Wereldtentoonstelling 2012 te Yeosu is € 2,5 mln.

155

Kan de regering aangeven wat wordt verstaan onder adequaat beheer zoals bedoeld in de operationele doelstelling? Wordt dit met het oog op de afspraken met de provincies op een soberdere manier ingevuld binnen de EHS dan buiten de EHS? Welke gevolgen heeft dat voor de kwalitatieve beleidsdoelen?

Adequaat beheer is het zodanig beheren van de natuur dat zoveel mogelijk aan de beoogde natuurdoelen wordt voldaan. In het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is afgesproken dat provincies verantwoordelijk zijn voor een adequaat beheer van de herijkte EHS en dat zij hierbij een scherpe prioriteitsstelling hanteren gericht op Natura 2000, Kaderrichtlijn Water (KRW) en de soortenbescherming vanwege internationale verplichtingen. Deze prioriteitstelling is nodig om de internationale biodiversiteitsdoelen binnen bereik te brengen. De versobering van het beheer onder regie van provincies, waarover in het onderhandelingsakkoord afspraken zijn gemaakt, zal binnen deze prioritering moeten plaatsvinden. Daarnaast is in het akkoord afgesproken dat vanaf 2014 in beginsel het Rijk het agrarisch natuurbeheer buiten de EHS uitvoert als onderdeel van de EU-hectaretoeslagen.

156

Welke instrumenten heeft de regering ter beschikking om te streven naar internationaal toonaangevende concurrerende, sociaal verantwoorde, veilige en dier- en milieuvriendelijke agro-, visserij- en voedselketens?

In artikel 16 van de Rijksbegroting van EL&I wordt dit beleid uitgewerkt.

In dit artikel zijn 5 operationele doelen geformuleerd. Voor het bereiken van deze operationele doelen worden per doel diverse instrumenten ingezet die in totaal vorm en inhoud gegen aan het beleid voor concurrerende, sociaal verantwoorde, veilige dier- en milieuvriendelijke agro-, visserij- en voedselketens.

Voor een volledig overzicht van de instrumenten verwijs ik naar artikel 16 van de EL&I-begroting 2012. onder artikel 16 vallen.

157

Op welke manier geeft de regering vorm aan het zorg dragen voor hoogwaardig groen onderzoek? Wat is hierbij de definitie van groen onderzoek? Hoeveel geld is hiervoor beschikbaar? Wie zijn hiervan de ontvangers? Welke operationele doelen zijn hieraan gekoppeld?

Het ministerie draagt via strategische agendavorming en funderend onderzoek voor instandhouden kennisbasis bij aan een goed functionerend, internationaal hoogwaardig kennissysteem voor het agro&foodcomplex en de groene ruimte. In 2012 is € 184 mln. beschikbaar voor groen onderzoek. Groen onderzoek wordt gedefinieerd als onderzoek voor het groene domein (het beleidsterrein van voormalig LNV). Het budget wordt voor een belangrijk deel besteed bij DLO, onderdeel van Wageningen UR. Een deel wordt via open aanbesteding uitgezet bij tal van andere kennisinstellingen, waaronder universiteiten.

Het operationele doel binnen de begroting voor het groen onderzoek is 16.4 (Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein).

158

Hoe is een maatschappelijke waardering van de agrarische sector van 8 tot stand gekomen? Hoe scoort de veehouderij hier binnen? Hoe is dit te rijmen met de al vele jaren voortslepende discussies over de negatieve aspecten van de intensieve veehouderij?

Op basis van de antwoorden en reacties op een aantal vragen en stellingen wordt een waarderingscijfer opgesteld. Dit cijfer geeft het gemiddelde waarderingscijfer aan op basis van het onderzoek. Het waarderingscijfer 8 betreft de streefwaarde voor 2012 en is gebaseerd op de uitkomsten van eerdere waarderingscijfers.

159

Het resterende budget dat niet juridisch verplicht is bedraagt € 48 miljoen en is bestemd voor projecten. Deze projecten betreffen veelal incidentele opdrachtverleningen. Wat voor soort opdrachtverleningen en projecten zijn dit? Kan de regering een overzicht en specificatie van de opdrachtverleningen en projecten maken en hierin de bijdrage van het ministerie van EL&I betrekken?

De nog niet juridisch verplichte posten betreffen met name de Fijnstofregelingen (€ 11,4 mln.), Vamil (€ 6 mln.), Bilateraal economische samenwerking (€ 3,4 mln.), Storting in de interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit (€ 2 mln.), Precisielandbouw (€ 1,4 mln.), Europees Visserij Fonds (€ 1,9 mln.), Risicomanagement voedselproductie (€ 2,5 mln.), Voedselkwaliteit en transparantie in de keten (€ 5,2 mln.) en Diergezondheid (€ 1,5 mln.).

Deze posten zijn (gedeeltelijk) nog niet juridisch verplicht maar hebben wel een duidelijke bestemming.

160

Wat is het laatste moment waarop de Kamer uitspraken kan doen over de bestemming van uitgaven onder artikel 68 voor de jaren 2012 en 2013?

De bestemming van uitgaven moest uiterlijk 1 augustus 2011 worden gemeld aan de Europese Commissie. Wijziging van de bestemming is na deze datum niet mogelijk. Zo kunnen bijvoorbeeld geen nieuwe maatregelen worden geïntroduceerd.

Wel is er enige flexibiliteit mogelijk tussen al gemelde maatregelen die binnen eenzelfde subonderdeel van artikel 68 vallen. Zo is er bijvoorbeeld bij onderuitputting wel flexibiliteit van de steunplafonds mogelijk tussen de onderdelen die vallen onder artikel 68.1.a (dierenwelzijn en precisielandbouw). Er is geen flexibiliteit mogelijk tussen maatregelen die onder verschillende onderdelen van artikel 68 vallen, bijvoorbeeld onder artikel 68.1.a enerzijds (dierenwelzijn en precisielandbouw) en artikel 68.1.d anderzijds (risicobeheer).

161

Zijn er precedenten voor het later herbestemmen door lidstaten van de uitgaven onder artikel 68 van het GLB?

Deze zijn mij niet bekend. Los van de mogelijkheden zoals beschreven onder vraag 160 is een herbestemming na de meldingsdatum ook niet mogelijk volgens de vigerende regelgeving.

162

Mocht bij de verdere verbetertrajecten van de nVWA blijken dat hier structureel meer budget voor nodig is, is de regering dan bereid verhoging van het budget te bezien? Zo nee, waarom niet? Kan de regering garanderen dat de bezuinigingen op de nVWA niet ten koste gaan van de zogenoemde vliegende teams voor toezicht en controle op veetransporten en slachterijen?

Wat betreft de verbetering heeft dhr. Vanthemsche geconcludeerd dat de kwaliteit van het toezicht en handhaving in de veesector significant hoger is dan in 2008 ten tijde van het eerste onderzoek. Er blijven weliswaar een aantal belangrijke aandachtspunten, maar deze kunnen met een meer gecoördineerde en geïntegreerde aanpak van toezicht worden aangepakt binnen het huidige budgettaire kader. Dit budgettaire kader daalt tot 2015 als gevolg van de apparaattaakstelling uit het regeerakkoord. In lijn met het baten-lasten model kan jaarlijks in overleg tussen nVWA en opdrachtgevers op basis van de risico’s worden bepaald welke handhavingsinzet noodzakelijk is. De inzet van vliegende brigades voor toezicht op veetransporten en slachthuizen blijft in 2012 in stand en zal in afweging en samenhang met andere methodes worden gebruikt om de naleving van regels op dit terrein te bevorderen.

163

Op welke manier wordt de bezuiniging op het borgen van voedselveiligheid en -kwaliteit gerealiseerd? Wat zijn de gevolgen hiervan voor producent en consument?

In 2012 wordt er nog niet op het budget voor het verduurzamen van voedsel gekort. Vanaf 2013 zal het budget minder worden, vanwege het beëindigen van het Platform Verduurzaming Voedsel. Het Platform zal in 2012 nog pilots en onderzoeken van bedrijven ondersteunen.

Het budget voor informatievoorziening aan de consument via het Voedingscentrum zal jaarlijks in beperkte mate terug worden geschroefd. De tv-campagnes over duurzaam voedsel zijn beëindigd.

164

Vanaf 2014 staat er geen geld meer begroot voor bijdragen aan derogatie. Waar is dit op gebaseerd, mede omdat het nieuwe mestbeleid zonder derogatie al helemaal niet haalbaar is?

De huidige derogatie is gekoppeld aan het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn en heeft daarmee een looptijd van 2010 tot en met 2013. Op basis van een nieuw vijfde actieprogramma moet Nederland voor de periode 2014–2017 een hernieuwd derogatieverzoek indienen. Sinds 2010 wordt de derogatiemonitoring, die door de Europese Commissie als voorwaarde is verbonden aan de derogatie, gefinancierd uit bijdragen van derogatiebedrijven. Deze verplichting is opgenomen in de Meststoffenwet en nadrukkelijk gekoppeld aan de derogatie. Voor de looptijd van de huidige derogatie zijn de wettelijk verplichte bijdragen geboekt als ontvangsten. Voor de periode vanaf 2014 bestaat hiervoor geen basis aangezien er nog geen sprake is van een door de Commissie goedgekeurde derogatie voor die periode.

165

Hoe wordt er invulling gegeven aan de grote bezuiniging op het borgen van voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid? Welke consequenties heeft dit? Welke onderbouwing heeft de regering hierbij?

Het gaat niet om een bezuiniging. Hoofdreden is de verwachting dat de uitgaven voor apurement vanaf 2012 afnemen. Daarnaast is er een verwachte afbouw van de EU-marktmaatregelen vanaf 2013. Een verdere specificatie is opgenomen in de tabel op pagina 122 van de EL&I-begroting.

166

Waarom heeft de regering gekozen voor sterke afbouw van het budget voor de post «duurzame veehouderij» binnen begrotingsartikel 16.1?

Ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 173 t/m 175. Daarnaast investeert het kabinet via artikel 68 van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in integraal duurzame stallen. Recent is het beschikbare budget uit artikel 68 van het GLB opgehoogd. Dit wordt volledig met Europese middelen gefinancierd. (zie bijlage 4.2, de Europese geldstromen)

In 2009 en 2010 heeft het toenmalige kabinet – in het kader van het aanvullend beleidsakkoord – 20 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor onder andere investeringen in duurzame stallen. Voor duurzame veehouderij lag het zwaartepunt hiervan in 2010. Dit aanvullend beleidsakkoord is inmiddels beëindigd en deze middelen zijn daarmee niet meer beschikbaar.

167

Kan de regering een nadere specificatie geven van het budget «Duurzame veehouderij» in de komende vier jaar?

De volgende tabel bevat de bedragen, die worden uitgegeven aan verduurzaming van de veehouderij.

De beschreven doelstellingen en acties uit de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) worden gedragen door partijen uit bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheid. Het ministerie van EL&I is een van de partijen. Het bedrijfsleven is primair verantwoordelijk voor de verduurzaming van de veehouderij. Met de introductie van de Top sector Agro&Food wordt deze inzet bestendigd.

Bedragen x € 1000

2012

2013

2014

2015

Fijnstofregelingen

18 600

     

Investeringsregeling Duurzame stallen

1 825

1 825

1 825

1 825

Pilotprojecten uitvoeringsagenda duurzame veehouderij

1 722

1 239

976

1 399

Fijnstofmaatregelen onderzoek

1 000

     

Uitfasering convenant Biologisch

250

     

Beeindigings- en saneringsregeling

847

737

641

641

Verminderen methaanemissie

782

715

430

 

Praktijknetwerken veehouderij

532

732

1 164

1 014

Pilotprojecten herstructurering melkveehouderij

420

440

500

500

Beroepsopleiding/voorlichting biologisch

150

     

Demonstratieprojecten intensieve veehouderij

218

364

520

620

Projecten biologische sector

260

260

260

260

Stimuleringsregeling Voortzetting Biologische Productie (SVBP)

200

100

100

100

Projecten mediacampagne

200

     

Projecten ondersteuning regionale initiatieven

150

100

   

Demonstratieprojecten biologische landbouw

64

     

Demonstratieprojecten melkveehouderij

32

     

Projecten aanpak aanbodkrapte

25

     

Duurzame veehouderij

27 277

6 512

6 416

6 409

168

Hoe vallen de kansen op verduurzaming te rijmen met het uiteindelijk drastisch verlagen van het budget voor duurzame veehouderij van € 11 miljoen in 2010, naar € 37,6 miljoen in 2011, € 27,2 miljoen in 2012 naar € 6,4 miljoen in 2014? Moet er niet veel meer jaren fors geïnvesteerd worden in verduurzaming van de veehouderij? Is de regering bereid dit van jaar tot jaar te bezien en zo nodig het budget voor 2014 en latere jaren naar boven bij te stellen?

Zie antwoord op vraag 166 en vraag 167

169

Op welke wijze wordt het budget voor duurzame veehouderij besteed? Hoeveel geld is daaruit beschikbaar voor dierenwelzijn en waaraan zal dat uitgegeven worden? Kan de regering concreet aangeven waaraan het budget in 2012 wordt besteed?

Zie antwoord op vraag 166 en vraag 167.

170

Hoe wordt de aangekondigde bezuiniging voor het mestbeleid, vooral na 2014, bereikt? Waarom is het budget tussen 2010 en 2011 zo hard gestegen? Waaraan wordt het geld onder deze post besteed? Kan dat zo veel als mogelijk gespecificeerd worden?

De stijging van het budget tussen 2010 en 2011 wordt veroorzaakt door de bijdrage van derogatiebedrijven aan de kosten van de derogatiemonitoring. Deze kosten worden sinds de start van het vierde actieprogramma in 2010 gedragen door bedrijven die gebruik maken van een derogatie. In de begroting van 2010 waren deze inkomsten nog niet opgenomen aangezien de voor het doorberekenen benodigde wijziging van wet- en regelgeving op dat moment nog niet bekrachtigd was. De daling van het budget na 2014 vindt eveneens zijn oorzaak in de bijdrage van bedrijven aan de derogatiemonitoring. Aangezien de huidige derogatie gekoppeld is aan het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn is zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenkant in de begroting deze post tot en met 2013 opgenomen (zie ook antwoord op vraag 164).

Het geld onder de post mestbeleid wordt voor het overgrote deel gebruikt voor monitoring van de milieukwaliteit. Jaarlijks wordt circa € 5 mln. ingezet voor monitoring op derogatiebedrijven door het Landbouw Economisch Instituut (LEI) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Circa € 0,5 mln. wordt ingezet voor monitoring van de milieukwaliteit binnen het basismeetnet van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). De rest van het budget onder deze post wordt ingezet voor ondermeer de Evaluatie van de Meststoffenwet 2012, onderzoek aan de pilots mineralenconcentraat, langjarige veldproeven naar de effecten van evenwichtsbemesting met fosfaat en een aantal kleinere beleidsondersteunende onderzoeken.

171

Welke uitgaven vallen onder de post «Agrarische innovatie en overig»? Waar wordt dit geld aan uitgegeven? Wat verklaart de piek in uitgaven onder deze post in 2011 en wat wordt er de jaren hierna dan niet meer uitgegeven?

Onder de post «Agrarische innovatie en overig» vallen de volgende uitgaven:

  • Innovatieve projecten gericht op verdergaande verduurzaming van land- en tuinbouw in het kader van de nieuwe uitdagingen van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid en innovatieve projecten van het bedrijfsleven die aansluiten bij innovatieagenda’s.

  • Kennisontwikkeling, kennistoetsing in de praktijk en kennisverspreiding inzake functionele agrobiodiversiteit over zowel bovengrondse als ondergrondse aspecten.

  • VAMIL (regeling willekeurige afschrijving milieu-investeringen).

De piek in 2011 ten opzichte van 2012 wordt met name verklaard door de VAMIL (verschil € 6 mln.), de afbouw in de multifunctionele landbouw (verschil € 2,3 mln.), de afbouw in de innovatieregelingen melkveehouderij en open teelten (verschil € 1,8 mln.) en de Groene grondstoffen die in de begroting 2012 naar beleidsartikel 13 is overgeheveld (verschil € 3,3 mln.).

172

Welke operationele doelen zijn gekoppeld aan de verschillende posten onder artikel 16.1? Kunnen de antwoorden hierbij zo concreet mogelijk geformuleerd worden?

Artikel 16.1 «Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij» is een operationele doelstelling onder beleidsartikel 16 «Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens». Onder deze operationele doelstelling hangen 7 instrumenten (Agrarisch ondernemerschap en ondernemersklimaat, Duurzame veehouderij, Mestbeleid, Visserij, Plantaardige productie, Agrarische innovatie en overig).

173

Hoeveel geld is er uitgetrokken voor maatregelen in de veehouderij om zo snel mogelijk over te stappen naar huisvestingsvormen waarbij het dier centraal staat, dieren zonder ingrepen gehouden kunnen worden en antibioticagebruik tot het minimum beperkt is en waar is dit in de begroting opgenomen?

Evenals in voorgaande jaren stelt het kabinet verschillende instrumenten beschikbaar voor investeringen in integraal duurzame stallen:

  • 1. De Investeringsregeling Duurzame Stal- en Houderijsystemen (IDSH). In 2012 wordt deze regeling geopend.

  • 2. De Maatlat Duurzame Veehouderij gekoppeld aan de Vamil en MIA regeling. De Vamil en MIA regeling is opgenomen in de begroting van het ministerie van I&M.

  • 3. De SBIR Integraal duurzame stal- en houderijsystemen in het landschap 2011. Zie ook vraag 126.

In 2012 is in de Rijksbegroting € 1,825 miljoen opgenomen voor de Investeringsregeling Integraal Duurzame Stallen (IDSH). Dit geld is bestemd voor de afhandeling van de openstellingen in 2009 t/m 2011.

Daarnaast investeert het kabinet via artikel 68 van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in integraal duurzame stallen. Recent is het beschikbare budget uit artikel 68 van het GLB opgehoogd van € 9.5 miljoen in 2011 naar € 15 miljoen in 2012 en € 14 miljoen in 2013. Aangezien dit volledig met Europees geld gefinancierd wordt zijn de bedragen terug te vinden in bijlage 4.2 van de begroting, Europese geldstromen.

Zie ook de antwoorden op vragen 167 t/m 169.

174

Kan de regering toelichten hoe het afbouwen van overheidsinvesteringen voor de ontwikkeling van een duurzame en biologische veehouderij zich verhoudt tot de ambities om de sector over te laten schakelen naar huisvestingssystemen waarbij het dier centraal staat?

Zie antwoord vraag 173.

175

Waarom zijn er ten opzichte van 2011 vanaf 2013 aanzienlijk minder middelen gereserveerd om te komen tot een duurzame veehouderij, terwijl tot 2023 acties zijn beschreven? Zijn de gereserveerde middelen meerjarig toereikend genoeg om de doelstellingen en acties te halen?

Zie antwoord vraag 173.

176

Vanaf 2012 en verder zijn aanzienlijk minder middelen beschikbaar voor agrarisch ondernemerschap en ondernemersklimaat, mestbeleid en visserij. Zijn de gereserveerde middelen toereikend genoeg om de doelstellingen en acties te halen op de genoemde beleidsgebieden?

Voor het instrument agrarisch ondernemerschap en ondernemersklimaat zijn vanaf 2012 minder middelen beschikbaar. Oorzaak hiervan is dat voor 2011 inmiddels het oorspronkelijke budget bij ontwerpbegroting 2011 van € 13,1 mln. inmiddels opgehoogd is door toevoeging van ruim € 10 mln. aan verliesdeclaraties vanuit de garantstelling Landbouw. Hierdoor is een groot verschil waarneembaar tussen de beschikbare budgetten in 2011 en 2012. De voor de komende jaren (2012 en 2013) gereserveerde gelden lijken toereikend te zijn voor het bereiken van de gestelde doelen.

Voor visserij is met name vanaf 2014 sprake van minder middelen. Dit hangt samen met de programmaperiode 2007–2013 van het Europees Visserij Fonds (EVF). Zie antwoord op vraag 177.

De middelen voor de periode tot 2014 zijn toereikend om de gestelde EVF doelen te bereiken, mede omdat een deel van de verplichtingen voor EVF vanuit de begrotingsreserve visserij wordt gedekt.

Voor wat betreft het mestbeleid verwijs ik naar het antwoord op vraag 170. Overigens wijs ik erop dat de doelstellingen van het mestbeleid vooral bereikt moeten worden door een efficiënte inzet van meststoffen in de praktijk, dus door de ondernemers zelf.

177

Hoe verhoudt de afbouw van het budget voor de visserijsector zich tot de beleidsdoelstelling van de regering voor een concurrerende en duurzame visserijketen?

De beleidsdoelstelling is verankerd in het lopende operationele programma EVF 2007–2013. De nationale cofinanciering van het EVF loopt dan ook tot en met 2013. Dat verklaart de afbouw van het budget vanaf 2014. Over de verdeling tussen de lidstaten, de maatregelen, de details van de komende programmaperiode 2014–2020 komt de Commissie dit najaar met voorstellen.

178

Heeft het nieuwe mestbeleid en de kabinetsvisie op de intensieve veehouderij consequenties voor de beschikbare budgetten binnen en de invulling van begrotingsartikel 16.1? Zo ja, welke?

Nee.

179

Op welke wijze wordt de streefwaarde van % integraal duurzame nieuw gebouwde stallen met een streefwaarde van 100% in 2015 met een dalend budget bereikt?

De streefwaarde 100% integraal duurzame nieuw gebouwde stallen vanaf 2015 is gesteld door de partijen uit de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV). Naast de overheid hebben hierbij de mede ondertekenaars uit bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties een verantwoordelijkheid. Zij zullen – naast de instrumenten die de overheid inzet – ook hun bijdrage moeten leveren om deze doelstellingen te behalen bijvoorbeeld door te helpen belemmeringen weg te nemen voor de ondernemers.

180

Het aandeel duurzame energie glastuinbouw valt tegen, maar de energie-efficiency index gaat omhoog. Hoe is dat te verklaren?

De energie-efficiencyindex is verbeterd door energiebesparing door toepassing van efficiëntere en nieuwe teeltmethoden, technieken en kassystemen in combinatie met productiestijging.

181

Waarom wordt het percentage duurzame stallen als streefwaarde vervangen door het percentage duurzame nieuwbouw van stallen? Welke stalsystemen worden geschaard onder de doelstelling van «integraal duurzaam»? Welk percentage stallen wordt er gemiddeld per jaar nieuw gebouwd? Hoe verhoudt zich het cijfer van het percentage duurzame stallen tot het percentage duurzame nieuwbouw? Kan de regering een staatje geven waaruit blijkt hoe deze cijfers zich tot 2015 tot elkaar verhouden? Hoeveel is het percentage vertaald in duurzame stallen naar beneden geschroefd door de doelstelling te wijzigen in duurzame nieuwbouw? Kan inzichtelijk worden gemaakt welke bedragen aan welke soort stalsystemen zijn besteed? Wordt onder de doelstelling 100% duurzame nieuwbouw van stallen, ook verbouw, ombouw, renovatie en of uitbreiding verstaan?

Voor de definitie van een integraal duurzame stal zij verwezen naar het antwoord op vraag 125. Onder de huidige definitie van «integraal duurzame stal» worden de volgende typen integraal duurzame stallen onderscheiden.

  • Stallen op biologische veebedrijven

  • Stallen die voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij

  • Stallen die voldoen aan de Investeringsregeling Integraal Duurzame Stallen

  • Stallen die voldoen aan het Milieukeur certificaat

Het grootste deel van de veehouders investeert eens in de 15 à 30 jaar, afhankelijk van de levensduur van de stal. Grofweg kan gesteld worden dat dit 3 tot 6% is van de stallen die jaarlijks gebouwd wordt. Ondernemers die investeren in een nieuwe stal zijn ondernemers die zich klaarmaken voor de toekomst. Door te kiezen voor een ambitie voor 100% integraal duurzame nieuw gebouwde stallen vanaf 2015 kan ik deze ondernemers gericht ondersteunen. Deze ambitie en verantwoordelijkheid delen het bedrijfsleven en de maatschappelijke organisaties met mij, zie ook vraag 179.

Voor de bedragen die het kabinet besteedt aan duurzame stallen zij verwezen naar de antwoorden op vragen 173 t/m 175.

182

Hoeveel geld is beschikbaar voor de uitvoering van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij en welke voortgang wil de regering geboekt hebben aan het eind van 2012 bij het bereiken van het einddoel? Welke indicatoren zijn hiervoor opgenomen?

Het samenwerkingsverband van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij richt zich niet zozeer op financieren van projecten maar op het scheppen van de juiste kaders en randvoorwaarden voor ondernemers en ketenpartijen om te verduurzamen. Centraal in deze benadering staat de agenda met de bijbehorende ambities. Deze dient om te inspireren en richting te geven aan het onderzoek, het groene onderwijs en de inzet van subsidiemiddelen voor duurzame veehouderij. Ook het bedrijfsleven zet hier zelf middelen en acties op in. Het totaal van deze inzet laat zich lastig kwantificeren. Temeer omdat veel van de activiteiten nu een plaats krijgen binnen de Topsector Agro&Food. Nieuwe initiatieven werden en worden gefinancierd uit de post «Pilotprojecten Intensieve Veehouderij.» Hiervoor is in 2012 een bedrag van € 676 duizend beschikbaar. Voor de geplande voortgang verwijs ik nu naar de tweede voortgangsrapportage van het samenwerkingsverband die op 20 september aan uw Kamer verzonden is (Kamerstuk 28 973, nr. 80). Hierin staan de einddoelen en tussenstappen uitgewerkt in ambities en termijnen. Overigens zijn dit geen ambities van de regering maar van het gehele samenwerkingsverband.

183

Welke acties worden er in 2012 ondernomen om het behoud en ontwikkeling van het platteland te ondersteunen?

Insteek van het kabinet is dat de primaire verantwoordelijkheid voor specifiek plattelandsontwikkelingsbeleid en leefbaarheid in de regio's ligt.

Ondersteuning van de partijen die zich in de regio's inzetten voor het platteland gebeurt via het nationale Netwerk Platteland dat in elk geval tot en met 2013 (gedurende de huidige POP periode) door het Ministerie van EL&I samen met de provincies wordt gefaciliteerd.

Vanzelfsprekend blijft het kabinet verantwoordelijk voor het creëren van randvoorwaarden voor duurzame economische ontwikkeling in heel Nederland en voor actieve inzet in Europa met het oog op een hernieuwd GLB gericht op een duurzame, sterke en innovatieve agrosector in een vitaal platteland.

184

Vormt de investeringsregeling jonge agrarische ondernemers geen oneerlijke concurrentie ten opzichte van bestaande agrarische bedrijven?

De investeringsregeling jonge agrarische ondernemers staat open voor alle agrarische ondernemers die jonger dan 40 jaar zijn. De regeling is in het leven geroepen om de overname van agrarische bedrijven door jonge agrarische ondernemers te vergemakkelijken. Doordat agrarische bedrijven steeds kapitaalintensiever worden, zitten de jonge agrarische ondernemers na de overname in een lastige financiële situatie. Om hen na de bedrijfsovername toch te stimuleren te investeren in hun bedrijf is er de investeringsregeling jonge agrarische ondernemers. Jonge agrarische ondernemers kunnen op grond van deze regeling een eenmalige subsidie van maximaal 25 000 euro voor investeringen aanvragen.

185

Welke projecten in de biologische sector worden in 2012 vanuit het ministerie van EL&I gefinancierd? Is hier sprake van een bijdrage of een volledige financiering? Kan de regering dit per project specificeren en hierbij de bijdrage van EL&I expliciteren?

Vanaf 2012 heeft het kabinet geen specifiek beleid voor de biologische landbouw geformuleerd, deze sector valt daarmee onder het reguliere beleid op het gebied van verduurzaming van de agrosector. Zie ook het antwoord op de vragen 45 en 47.

De specifieke middelen die beschikbaar zijn voor zowel de uitfinanciering van het convenant Marktontwikkeling Biologische Landbouw als diverse projecten biologisch, staan genoemd in de tabel onder vraag 167. Van 2012 tot en met 2014 co-financiert EL&I nog een aantal regionale projecten (maximaal 50% totale overheidsbijdrage). Dit betreft doorloop van acht projecten in 2012, waarvan enkele zeer recent gestart zijn. Het totale subsidiebedrag van EL&I voor deze projecten is € 249 900, waarvan € 150 000 in 2012. In totaal is er € 264 000 beschikbaar voor de uitfasering van de regelingen certificeringskosten en de demoregeling.

Van 2012 tot en met 2015 is er € 260 000 beschikbaar voor beleidsrelevante projecten uit de sector, waarvan in 2012 € 140 000 voor Bionext. Daarnaast kunnen voorstellen van biologische ondernemers ook meelopen met andere regelingen, zoals de Regeling samenwerking bij innovatie of de Investeringsregeling duurzame stallen.

186

In 2012 is sprake van een uitfinanciering Convenant Biologische Landbouw 2008–2011. Hoe is de uitfinanciering opgebouwd? Zijn er meerjarige verplichtingen door EL&I aangegaan in het kader van het convenant? Zo ja, kan de regering dan een overzicht geven van de verplichtingen en de meerjarige budgettaire gevolgen?

Zie antwoord vraag 185.

187

Welke middelen zijn er beschikbaar voor subsidies aan de biologische landbouw? Hoe hebben de subsidiebedragen voor biologische landbouw zich de afgelopen jaren ontwikkeld en waarom?

Zie antwoord vraag 185.

188

In hoeverre wordt aan de steun voor jonge agrariërs voorwaarden verbonden om hun bedrijf duurzamer, waaronder diervriendelijker te maken? Wat zijn de minimumvoorwaarden om in aanmerking te komen voor steun?

Jonge agrariërs kunnen in het kader van de investeringsregeling jonge agrarische ondernemers subsidie aanvragen voor investeringen in gebouwen, machines, grondverwerving en overige landbouwinvesteringen. Een investering komt alleen in aanmerking voor subsidie als deze voldoet aan de gestelde doelstellingen. Deze doelstellingen richten zich onder andere op het bereiken van een hoger niveau van diergezondheid, dierenwelzijn en duurzaam gebruik van energiebronnen. Ongeveer een kwart van de aangevraagde subsidies wordt benut voor investeringen in deze doelen. Bij deze investeringsregeling worden geen specifieke minimumvoorwaarden op het gebied van duurzaamheid gehanteerd.

189

Hoeveel geld wordt er in 2012 uitgegeven aan fijnstofmaatregelen en naar hoeveel bedrijven gaat dit geld naar verwachting? Is dit nodig om de Europese normen te halen? Welke andere mogelijkheden zijn er om deze normen te halen?

In 2012 is er € 18,6 mln. beschikbaar voor de subsidieregeling fijnstofmaatregelen. Hiervan kunnen ongeveer 110 bedrijven worden gesubsidieerd uitgaande van een gemiddelde van € 0,17 mln. per bedrijf. Beoogd wordt deze regeling in de loop van 2012 open te stellen; daaraan voorafgaand zal de regeling in het kader van de staatssteuntoets aan de Europese Commissie ter goedkeuring worden voorgelegd.

Het beschikbare bedrag zal worden gebruikt voor het behalen van bovenwettelijke normen via het uitbetalen van toegewezen subsidie en voor het verlagen van de achtergrondconcentratie van fijn stof via een openstelling in 2012.

Daarnaast is voorzien in het aanvullen van het bestaande Besluit huisvesting veehouderij met emissienormen voor fijn stof (conform Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 000 XII, artikel 54.26).

190

Waarom wordt er onder concrete acties ter verduurzaming van de veehouderij de bijdrage aan diverse projecten biologische sector en uitfinanciering Convenant Biologische landbouw 2008–2011 opgenomen? Betekent dit dat de regering bereid is om bij te blijven dragen aan de biologische landbouw, ook na afloop van dit convenant? Zo ja, hoeveel en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Zie antwoord vraag 185.

191

De gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat worden geleidelijk verlaagd. Wat zijn de huidige gebruiksnormen en met hoeveel werkzame stikstof en fosfaat worden deze normen verlaagd? Vanaf wanneer gelden de aangepaste normen voor stikstof en fosfaat?

In de looptijd van het vierde actieprogramma (2010 t/m 2013) is voorzien in een geleidelijke verlaging van de fosfaatgebruiksnormen voor gronden met hoge en neutrale fosfaattoestand.

De omvang van de verlaging en de data waarop deze ingaan zijn weergegeven in tabel 11 van het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn, zoals aan uw Kamer aangeboden per brief van 29 maart 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 28 385, nr. 132).

Het vierde actieprogramma voorziet niet in een verlaging van de stikstofgebruiksnormen voor teelten op klei- en veengronden. Voor enkele belangrijke gewassen op kleigrond, zoals wintertarwe en zaaiuien zijn ze daarentegen juist verhoogd, evenals voor fritesaardappelen en suikerbieten indien ondernemers bovengemiddelde opbrengsten kunnen aantonen. Voor de teelt van vruchtbomen op klei- en zandgrond is de norm eveneens verhoogd.

Een beperkte verlaging van de stikstofgebruiksnormen is slechts voorzien in 2012 voor uitspoelingsgevoelige teelten op zand- en lössgronden. De verlaging bedraagt gemiddeld circa 5 procent. Bijlage 1 in het vierde actieprogramma geeft een overzicht per gewas. In mijn brief van 28 september (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 037, nr. 1) heb ik aangegeven voor de periode na 2013 uit te gaan van stabiele gebruiksnormen.

192

Wat is de rol van de overheid in het verlagen van de productiekosten van de vloot in de visserijsector?

Als uitgangspunt geldt dat niet de overheid maar de ondernemer in de visserijsector zelf verantwoordelijk is voor de productiekosten van zijn onderneming. Wel ondersteunt de overheid via de maatregelen uit het Europees Visserij Fonds innovaties en investeringen die erop gericht zijn productiekosten te verlagen. Voor de visserij gaat het dan met name om brandstofbesparende technieken aan boord van vaartuigen en de introductie van brandstofbesparende vistechnieken zoals die de pulsvisserij of de sumwing.

193

Hoeveel geld wordt er uitgegeven aan de duurzame ontwikkeling van de visserij in de binnenwateren en het bevorderen van aquacultuur en welke operationele doelstellingen zijn hieraan verbonden? Aan welke criteria moeten ondernemers voldoen om in aanmerking te komen voor financiële steun?

In vervolg op het Actieplan aquacultuur is voor 2012 een bedrag van € 1,8 mln. gereserveerd voor investeringen in de aquacultuursector. Een beoordelingscommissie beoordeelt de projecten op basis van de volgende criteria:

  • Economisch of technisch perspectief in toepassing op praktijkschaal;

  • Uitvoering in ketenverband;

  • Toepasbaarheid andere aquacultuurbedrijven;

  • Verhoging productkwaliteit en kwantiteit en

  • Bijdrage verbetering dierenwelzijn.

Daarnaast heb ik voor 2012 een bedrag van € 1,5 mln. beschikbaar voor onder meer het project Kenniskringen in de visserij (onder meer de kenniskring IJsselmeer en binnenvisserij) en onderzoeken (zoals het onderzoek naar het optimaliseren van viskweek in gesloten recirculatiesystemen). Ook ondersteun ik verduurzaming door middel van certificering via een eenmalige steun aan activiteiten die het ASC uitvoert (totaal € 0,6 mln. periode 2012–2013).

194

Wat wordt bedoeld met duurzame investeringen aan boord van vissersvaartuigen? Hoeveel geld wordt hieraan uitgegeven? Op welke manier draagt de afzetbevordering van vis bij aan een duurzame visserij en hoe is dit te rijmen met de duidelijke ecologische noodzaak om de visconsumptie te beperken?

Duurzame investeringen aan boord betreffen technieken of materialen die bijdragen aan een selectievere, brandstofbesparende (CO2-reductie) en minder bodemberoerende visserij.

Met maatregelen uit het Europees Visserij Fonds worden deze technieken financieel ondersteund. In de maand november van 2011 heb ik een investeringsregeling opengesteld waarmee een bedrag van € 2 mln. is gemoeid. Voor 2012 is op dit moment geen nieuwe openstelling van een investeringregeling voorzien.

Ook biedt de recent door mij openstelde garantstellingregeling aan ondernemers die investeren in meer duurzame vistechnieken, een extra zekerheid in de financiering. Tot op heden hebben er onder deze regeling nog uitgaven plaatsgevonden.

Beperking van de visconsumptie is geen doel op zich. Wel acht ik het van belang dat het aandeel duurzaam gevangen of gekweekte vis in de totale visconsumptie groeit. Hieraan draagt de overheid bij via afzetbevorderende maatregelen uit het Europees Visserij Fonds. Maatregelen waarvoor het EVF voorschrijft dat het slechts duurzame gevangen en gekweekte vis mag betreffen.

195

Hoe groot is de eerste bijdrage in de interne begrotingsreserve voor het verbod op de pelsdierhouderij en hoe verhoudt deze storting zich tot de eisen uit de Comptabiliteitswet 2001 rondom de interne begrotingsreserves?

De eerste bijdrage in de interne begrotingsreserve voor het verbod op de pelsdierhouderij bedraagt conform het aangenomen amendement van Van Gerven/Dijsselbloem (TK, 32 609 XIII, nr. 4) € 2 mln. Vooruitlopend op de behandeling van het verbod is op verzoek van uw Kamer deze eenmalige storting in 2011 gedaan in overleg met de minister van Financiën.

196

Welke resultaten heeft het beleid duurzaam voedsel opgeleverd?

Uit de jaarlijks herhaalde Monitor Duurzaam Voedsel kan ik opmaken dat de omzet van producten met een duurzaamheidskeur- of kenmerk is gestegen met bijna 30% in 2010 t.o.v. 2009 in de afzetkanalen supermarkten, horeca en catering. Dit komt overeen met een bedrag van bijna € 1,4 miljard. Denk hierbij aan producten met het fairtrade-label, biologisch keurmerk, Beter Leven Kenmerk en MSC-label.

De consumentenbestedingen in supermarkten aan deze producten zijn in het eerste halfjaar van 2011 t.o.v. het eerste half jaar van 2010 nog verder gestegen met bijna 40% naar ruim € 500 miljoen. Catering en horeca zijn hierin niet meegenomen.

Daarnaast zijn in het jaar 2011 tot september 15 innovatiepilots door het Platform Verduurzaming Voedsel goedgekeurd. Over heel 2010 waren dat er 19.

Onder het Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke producten zijn over de periode 2009–2011 32 projecten goedgekeurd.

Het aantal scholen dat deelneemt aan de schoolfruitregeling, is jaarlijks toegenomen. In voorgaande twee schooljaren (2009/2010–2010/2011) hebben ruim 2 200 basisscholen meegedaan. Voor het lopende schooljaar hebben zich ruim 2 100 scholen aangemeld.

In september 2011 hadden 2 300 basisscholen hun medewerking verleend aan Smaaklessen.

Op het gebied van het tegengaan van voedselverspilling zijn diverse activiteiten ontplooid: er is i.s.m. het bedrijfsleven een No waste Network opgericht, een award uitgereikt en er is een SBIR rond voedselverspilling gestart. Deze activiteiten zijn er op gericht om in samenwerking met de keten voedselverspilling met 20% te reduceren.

197

Welke vervolgacties zullen door de overheid in het kader van de evaluatie van de Europese regels voor voedselveiligheid worden genomen?

In 2012 zal in overleg met VWS en de Nederlandse stakeholders een Nederlandse positie worden bepaald ten aanzien van diverse door de Europese commissie uit te brengen voorstellen met betrekking tot de herziening van de Europese hygiëneregelgeving voor met name vleesproductieketen. Voor Nederland is van belang dat daarbij een stap wordt gezet in de modernisering van de vleeskeuring, dat wil zeggen meer controle op de hedendaags belangrijke risico’s en een efficiënter toezicht met minder toezichtlasten in het slachthuis. Hiervoor worden op dit moment diverse projecten uitgevoerd bij de nVWA, waaronder een Nederlands pilot project voor vernieuwd toezicht bij pluimveeslachterijen. De resultaten van de diverse initiatieven zullen worden meegenomen bij de bepaling van het Nederlandse standpunt en de discussie in Europa.

198

Wat moet onder informatievoorziening aan consumenten door het Voedingscentrum in Nederland worden verstaan?

Het Voedingscentrum verstrekt als kennisinstituut objectieve en eenduidige informatie over de samenstelling en achtergronden van voedsel. Consumenten kunnen bij het VCN terecht voor individuele vragen over voedsel (via website of telefoon). Daarnaast verstrekt het VCN op actieve wijze informatie aan consumenten via educatie, brochures, uiteenlopende media en eigen instrumenten. Zo zijn er programma’s voor onderwerpen als: voedselkwaliteit, voedselverspilling, voedselveiligheid, jeugd & voedsel en food professionals. Het VCN heeft tevens een centrale rol bij de communicatie richting consumenten in geval van voedselincidenten.

199

Kan de regering een overzicht geven van de samenwerkingsverbanden met ketenpartners om duurzame voedselinnovaties op de markt te brengen en hierin opnemen wie de deelnemers zijn, wat de overheid heeft bijgedragen, hoeveel het bedrijfsleven heeft geïnvesteerd en welke duurzame voedselinnovaties hieruit zijn voortgekomen? Wat verstaat de regering onder het verregaand terugtrekken van de overheid? Wat deed de overheid in het verleden dat in de toekomst niet meer wordt gedaan?

Voor marktontwikkeling van duurzame voedselproducten zijn op dit moment actief het Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (MVDP) (tot eind 2011) en het Platform Verduurzaming Voedsel. Het convenant marktontwikkeling biologische producten is dit jaar al afgelopen.

Aan het Convenant MVDP nemen deel: EL&I, LTO Nederland, Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders, Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, Vereniging Nederlandse Cateringorganisaties, Centrale Organisatie voor de Vleessector, Vereniging Nederlandse Pluimveeverwerkende industrie, Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren, Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie en de Dierenbescherming.

Aan het Platform Verduurzaming Voedsel nemen deel: EL&I, ZLTO (namens LTO-Nederland), Federatie Nederlandse LevensmiddelenIndustrie, Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, Vereniging Nederlandse Cateraars en Koninklijke Horeca Nederland.

Voor wat betreft pilotprojecten (in ketenverband of branchebreed) zijn er bij het Platform Verduurzaming Voedsel in 2010 19 innovatiepilots gehonoreerd waarbij de overheid € 1,8 miljoen heeft bijgedragen en het bedrijfsleven ca € 2 miljoen. In 2011 is het toegekende bedrag tot en met september € 950 000, waarbij de bijdrage vanuit het bedrijfsleven minimaal het dubbele is. Bij het convenant MVDP zijn de afgelopen twee-en-een-half jaar 32 pilots gehonoreerd waar ca. € 2,1 miljoen overheidsgeld aan bijgedragen is en als minimale inschatting € 3,7 miljoen aan eigen investering door het bedrijfsleven. In een aantal gevallen zijn nog aanvullende investeringen gedaan na afloop van de projectperiode. De feitelijke omvang van de eigen investeringen ligt dus hoger.

Daarnaast wordt bij Convenant MVDP en Platform Verduurzaming Voedsel de secretaris, voorzitter, secretariaat en communicatiemedewerker en ketenmanager door de overheid betaald. Voor het Convenant betrof dit ongeveer 18% van het totaal beschikbare budget en voor het Platform 21%. De monitor duurzaam voedsel kost jaarlijks bijna € 300 000.

Het huidig convenant MVDP loopt af op 31 december 2011. Er is een evaluatie uitgevoerd waarvan het resultaat op korte termijn beschikbaar komt. Er zijn geen initiatieven om het Convenant in de huidige vorm voort te zetten. Voor het Platform Verduurzaming Voedsel geldt een nog lopende bestuurlijke afspraak tot eind 2012. Daarna stopt ook deze vorm van samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven. Wel blijkt uit de agenda van de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen dat het bedrijfsleven de overheid graag betrokken houdt bij het thema duurzaamheid in de agro-foodketen. De vormgeving hiervan is nog onderwerp van gesprek met de leden van de genoemde samenwerkingsverbanden en de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij.

200

Uit welke samenwerkingsverbanden zal het Platform Verduurzaming Voedsel bestaan? Welke rol neemt de overheid concreet in deze samenwerkingsverbanden? Wordt het Consumentenplatform en het Platform Verduurzaming Voedsel gefinancierd door het ministerie van EL&I? Zo ja, hoe ziet de financieringsstroom er uit?

  • Er is op dit moment geen sprake van het aanvullen van de partijen in het Platform Verduurzaming Voedsel met de partijen uit andere samenwerkingsverbanden. Voor de financiering van het Platform Verduurzaming Voedsel door EL&I, zie vraag 199. EL&I is een van de partijen in het Platform.

  • Het Consumentenplatform wordt geheel gefinancierd door EL&I; de uitgaven bestaan alleen uit de kosten voor het organiseren van de bijeenkomsten en de vergoedingen voor de deelnemers. Het Consumentenplatform is overigens van een heel andere orde dan het Platform Verduurzaming Voedsel. Het Consumentenplatform heeft tot doel om EL&I op een transparante wijze te informeren en te adviseren over maatschappelijke ontwikkelingen en trends op het terrein van agro en food en groene ruimte. Dit platform bestaat uit 20 externe, maatschappelijk betrokken geïnformeerde burgers, die hieraan op persoonlijke titel deelnemen. Het werkveld kan in beginsel het hele terrein van EL&I bestrijken.

201

Hoe wordt het level playing field op het gebied van verduurzaming van het voedselsysteem vormgegeven door de overheid?

De regering heeft een «level playing field» bij de verduurzaming van voedselsystemen bevorderd door ook op internationaal niveau aandacht te vragen voor de noodzaak van verduurzaming van voedselketens. Inmiddels heeft de Europese Commissie het voornemen om in 2013 een Mededeling over Duurzaam Voedsel uit te brengen. Verder streeft de regering naar een hoger Europees niveau van dierenwelzijn wat meer in lijn is met de Nederlandse aanpak.

Verder is er een bilaterale overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk gesloten om tot kennisuitwisseling en harmonisatie te komen.

Verder is in een recente bijeenkomst van een informeel Europees netwerk met de Europese Commissie uitgesproken dat éénduidige indicatoren en methoden voor agro en food gewenst zijn. Hierdoor kan ook een duidelijker «level playing field» ontstaan in Europa. Overigens zien vele partners in het bedrijfsleven in verduurzaming vooral marktkansen en minder «een last» waarvoor een level playing field aanwezig moet zijn.

202

Hoeveel onderzoeken en studies worden in opdracht van het ministerie van EL&I gestart in 2012 naar nanotechnologie in relatie tot voedselproductie? Kan de regering een overzicht van deze onderzoeken plus de financiële bijdrage van het ministerie van EL&I hieraan geven?

In de meerjarige strategische onderzoeksprogramma’s van Wageningen UR (WUR) worden in opdracht van EL&I de volgende onderzoeken bij het RIKILT in 2012 uitgevoerd: risico's nanotechnologie ad € 185 000, NanoNext NL database ad € 60 000 en Nanolyse ad € 70 000. Omdat bij deze onderzoeksprogramma’s sprake is van internationale samenwerking en contrafinanciering uit de EU, wordt de feitelijke financiële omvang van de projecten veelal met een factor 2 vergroot.

Verder wordt in 2012 de volgende onderzoeksprojecten uitgevoerd: scheiding en detectie van nanodeeltjes (RIKILT), in vivo en in vitro studie naar effecten van nanodeeltjes (RIKILT) en risicocommunicatie acceptatie nanodeeltjes (WUR Food & Biobased Research). Voor deze projecten is totaal ca. € 555 000 nodig. Hiervoor is momenteel zeker € 350 000 beschikbaar. De resterende benodigde € 205 000 zijn onderdeel van het WUR-budget, dat ter beschikking gesteld is aan de topsector Agro&Food. Deze topsector is gevraagd deze projecten op te nemen in haar Innovatiecontracten en hier, bij voorkeur, extra middelen uit het bedrijfsleven aan toe te voegen. Dit beoordelingsproces loopt momenteel.

203

Wat zijn de nieuwe technologieën waarvan de toepassing een belangrijke voedingsbodem vormt voor veilig en goed voedsel? In hoeverre neemt de regering in de toetsing van deze nieuwe technologieën het aspect proefdieren mee? Is de regering op de hoogte van het rapport «Het proefdier voorbij» waarin een paradigmashift rond gezondheidsbescherming wordt voorgesteld? Is de regering bereid actief het gesprek met de opstellers van dit rapport aan te gaan om na te gaan hoe deze benadering mogelijk kan worden geïmplementeerd in het huidige beleid? Welke inspanning doet de regering om te komen tot een systeem van risicobeoordeling waarbij het gebruik van dierexperimenteel onderzoek niet langer noodzakelijk is?

Er is een breed palet aan nieuwe technologieën die impact kunnen hebben op de wijze waarop ons voedsel geproduceerd wordt. Hierbij kan gedacht worden aan verpakkingstechnologieën, conserveringstechnologieën, detectietechnologieën, ICT, veredelingstechnieken etc. Dit strekt zich uit van fundamenteel onderzoek, tot toegepast onderzoek en valorisatietrajecten die leiden tot nieuwe producten die op de markt komen.

Het kabinet vraagt in de Bedrijfslevenbrief om aandacht voor maatschappelijke factoren. In de huidige onderhandelingen met de partners over de innovatiecontracten worden verschillende maatschappelijke elementen ingebracht. Deze procedure zal aan het eind van dit jaar moeten zijn afgerond.

Voor de vragen over het rapport«het proefdier voorbij» verwijs ik naar de eerdere beantwoording van de schriftelijke vragen van 21 oktober j.l. (TK 33 000 XIII, nr. 3).

De regering zal daarom naast de uitvoering van het Actieplan Dierproeven en Alternatieven 2011–2021 (zie boven), een discussie voeren over het gebruik van proefdieren bij risicobeoordeling in het kader van het beleid inzake proefdieren en alternatieven voor proefdieren. Het Regulier Overleg Dierproeven en Alternatieven ( RODA) (wetenschap, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheid) heeft hierin een belangrijke rol.

204

Hoeveel subsidie wordt er gegeven voor de ontwikkeling van genetisch gemodificeerde aardappelen? Hoeveel jaar loopt deze subsidie en om welke bedragen gaat dit in welk jaar? Is de betreffende subsidie al toegekend? Wat zijn de doelstellingen en wat de criteria van de subsidiepot? Worden ook andere zaken dan genetische modificatie gesubsidieerd onder nieuwe technologieën?

Zie antwoord vraag 102.

205

Hoeveel geld is uitgetrokken voor uitbreiding van de capaciteit van de nVWA om de volledige transparantie van het antibioticagebruik in de veehouderij te kunnen realiseren?

Er is geen geld uitgetrokken voor intensivering bij de nVWA met dat doel. Het is aan de veehouderijsectoren en dierenartsen om met de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) te zorgen voor transparantie. De intensivering bij de nVWA is gericht op handhaving en toezicht. Voor die intensivering is € 1 mln. beschikbaar.

206

Hoe wordt de sector betrokken bij het op te stellen Nationaal Actieplan Duurzame Gewasbeschermingsmiddelen?

Het Platform Duurzame Gewasbescherming, met daarin betrokken maatschappelijke organisaties rond dit beleid, wordt nadrukkelijk bij de opstelling van het Nationaal Actieprogramma (NAP) betrokken.

Daarnaast wordt de sector betrokken door deelname aan werkgroepen die de overheid adviseren over de inhoud van het NAP.

207

Waarom moet «eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven» vast onderdeel worden in internationale regelgeving en verdragen? Hoe moet dit volgens de regering worden verwerkt in wet- en regelgeving?

In de Memorie van Toelichting is inzake de borging van Plantgezondheid aangegeven dat één van de acties in 2012 zal zijn: «Internationaal bevorderen dat de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven vast onderdeel wordt in internationale regelgeving en verdragen». De huidige kaders leggen een sterk accent op de verantwoordelijkheid van overheden voor het voorkomen en bestrijden van fytosanitaire risico's. Ik ben van mening dat hierbij ook de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers een plaats moet krijgen zodat een betere balans ontstaat met de rol van de overheid. Ik verwacht dat als ondernemers zich meer bewust zijn van fytosanitaire risico's en ze hierdoor meer preventieve maatregelen nemen als geheel een effectiever en efficiënter stelsel zal ontstaan om de plantgezondheid te borgen. Effectiever omdat meer gebruik kan worden gemaakt van de kennis en ervaringen van ondernemers zelf, efficiënter omdat minder overheidsingrijpen nodig zal zijn en dit, indien toch nodig, beter kan aansluiten bij de bestaande productie en logistiek van plantaardig materiaal. Het bedrijfsleven deelt deze visie.

De ruimte voor het geven van eigen verantwoordelijkheid aan ondernemers wordt in belangrijke mate bepaald door de Europese en internationale juridische kaders. De Europese kaders voor de borging van plantgezondheid en de handel in planten en plantaardige materialen zijn neergelegd in Richtlijn 2000/29 van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (Fytorichtlijn). Deze richtlijn wordt thans herzien. De eerste voorstellen voor nieuwe Europese voorschriften worden na de zomer van 2012 verwacht.

208

Waarom worden de Nota Dierenwelzijn en Agenda Diergezondheid samengevoegd tot de Nota Dierbeleid en wanneer wordt deze aan de Kamer toegestuurd?

Dierenwelzijn en diergezondheid zijn nauw met elkaar verweven. Verschillende acties uit beide nota’s zijn aan elkaar verwant of hebben invloed op elkaar. Door dierenwelzijn en diergezondheid in één Nota Dierenwelzijn en Diergezondheid samen te voegen komt deze samenhang beter tot zijn recht. Deze nota zal eind 2011 aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

209

Kan de regering een gedetailleerde opsomming geven van de maatregelen die de regering gaat nemen om het dierenwelzijn van gezelschapsdieren te verbeteren?

  • Er is regelgeving in voorbereiding voor een verplichte identificatie en registratie van honden. De verplichte identificatie zal het toezicht op de hondenhandel vergemakkelijken. Tevens verkort een I&R plicht naar verwacht de gemiddelde verblijfsduur in asielen van «verloren» honden (zie ook het antwoord op vraag 213);

  • Met het in voorbereiding zijnde besluit gezelschapsdieren worden welzijnsregels voor de bedrijfsmatige handel en fokkerij in gezelschapsdieren uitgebreid van alleen honden en katten naar een veel grotere groep gezelschapsdieren;

  • Met het «Besluit Houders van dieren» waaraan nu wordt gewerkt, ter uitvoering van de Wet dieren zullen enkele algemene welzijnseisen worden gesteld aan het houden van dieren. Deze eisen gelden ook voor houders van gezelschapsdieren. Tevens wordt het verbod op dierenmishandeling nader verduidelijkt in deze AMvB waardoor handhaving van het verbod op dierenmishandeling eenvoudiger wordt;

  • Met de inzet van de dierenpolitie komt een grotere handhavingcapaciteit beschikbaar voor de aanpak van mishandeling en verwaarlozing van onder andere gezelschapsdieren;

  • Met «144 red een dier» verbetert de signalering van mishandeling en verwaarlozing van dieren, waaronder gezelschapsdieren;

  • Er wordt gewerkt aan de opstelling van een positieflijst met zoogdieren waarmee dieren die niet goed zijn te houden in beginsel niet meer mogen worden gehouden door particulieren;

  • EL&I ondersteunt voorlichting aan houders en potentiële kopers van gezelschapsdieren via het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG);

  • Er is een onderzoeksprogramma welzijn gezelschapsdieren. Dit programma is gestart in 2009 en wordt in 2012 voortgezet

In de brief aan de Tweede Kamer van 27 september 2011 (TK 28 286, nr. 525) is de visie op fokkerij met betrekking tot dierenwelzijn en diergezondheid uitgebreid toegelicht.

210

Hoeveel geld is er beschikbaar voor de uitbreiding van de opvangcapaciteit van in beslag genomen dieren en waar is dit in de begroting opgenomen?

In de begroting is voor de opvang van strafrechtelijk in beslag genomen en bestuursrechtelijk in bewaring genomen dieren op twee plekken een bedrag opgenomen. Op pagina 105 van de begroting is onder «bijdrage baten-lastendiensten» een bedrag opgenomen voor uitvoeringskosten van Dienst Regelingen van € 0,9 miljoen. Deze kosten betreffen apparaatskosten van DR voor uitvoering van deze taak. Dit maakt onderdeel uit van de € 84 miljoen die voor DR is opgenomen voor 2012. Op pagina 114 is in tabel 16.3, onder «verbeteren dierenwelzijn van productiedieren en gezelschapsdieren' een bedrag opgenomen voor deze kosten van € 1,7 miljoen. Deze kosten betreffen o.a. de betaling van de opslaghouders. Het is lastig in te schatten of en in hoeverre er sprake zal zijn van een uitbreiding van in beslag en in bewaring genomen dieren met de komst van de dierenpolitie en meldnummer 144. Eventuele hogere kosten zullen in 2012 binnen de EL&I-begroting worden opgevangen.

211

Kan de regering een gedetailleerde opsomming geven hoe en waar de inspecteurs van de nVWA zullen worden ingezet ter verhoging van de naleving van de dierenwelzijnsregelgeving?

Het toezicht van de nVWA op de naleving van de dierenwelzijnregelgeving is als volgt onder te verdelen:

  • toezicht op de landbouwbedrijven ten aanzien van de welzijnsbesluiten kalveren, vleeskuikens, leghennen en varkens, het Ingrepenbesluit en het Besluit Welzijn Productiedieren

  • toezicht op de naleving van het Honden- en kattenbesluit (per 2012: AmvB Gezelschapsdieren)

  • handhaving bij dierverwaarlozing en dierenmishandeling landbouwhuisdieren

  • toezicht met mobiele teams van dierenartsen en controleurs van de nVWA van dieren op slachterijen en boerderijen (voormalige combi-teams VWA/AID)

  • toezicht op het transport van dieren bij export (exportcertificering bij boerderijen en exportverzamelplaatsen)

  • toezicht op het transport van dieren naar slachthuizen (AM-keuring op slachthuizen)

  • toezicht op het doden van slachtdieren in slachthuizen

  • toezicht op de naleving van de wetgeving voor het inzetten van proefdieren bij dierproeven.

212

Welke competenties en vaardigheden moeten de inspecteurs van de nVWA hebben om deze dierenwelzijnsregels te kunnen gaan controleren?

Een nVWA-inspecteur moet beschikken over kennis van de regelgeving en kennis van de sector. Hij moet onafhankelijk zijn in zijn oordeel, integer in zijn handelen en flexibel in zijn werkinstelling. Hij moet begrip hebben voor de situatie van de ondernemer, maar tegelijkertijd vasthoudend in zijn oordeel ten behoeve van de volksgezondheid, voedselveiligheid, diergezondheid en dierenwelzijn.

213

Kan de regering uiteenzetten wat het plan van aanpak is ter bestrijding van de malafide en illegale hondenhandel na de invoering van de verplichte Identificatie en Registratie (I&R) voor honden?

Voor een effectieve handhaving van de illegale en malafide hondenhandel is het nodig te beschikken over een sluitend en betrouwbaar traceringssysteem, waarmee nagegaan kan worden wat de herkomst is van een hond. Het I&R systeem voor honden kan hierin voorzien. Wanneer niet wordt voldaan aan deze I&R verplichting zal dit strafbaar zijn. Daarnaast komt er door I&R meer zicht voor potentiële kopers op de herkomst van de honden en is daarmee de afzet door de malafide en illegale handel in Nederland minder interessant.

De aanpak van illegale en malafide hondenhandel heeft internationale dimensies en daarom staat samenwerking en internationale focus voorop. Aanpak van illegale en malafide hondenhandel zal daarom ook in internationale gremia geagendeerd worden om te bevorderen dat internationaal een level playing field ontstaat, waardoor de mogelijkheden voor illegale handel in honden zullen afnemen.

Handhaving en opsporing vergen een doelgerichte benadering. Samenwerking met andere handhavende instanties, nationaal maar ook internationaal, is daarbij van belang.

214

Hoeveel geld is er gereserveerd voor de controle en handhaving van de verplichte I&R voor honden in 2012 en waar is dit in de begroting opgenomen?

Identificatie & Registratie (I&R) hond is een extra instrument voor de handhaving dat kan worden ingezet bij onder andere de controle op de handel in honden (bijvoorbeeld het honden- en kattenbesluit, veterinaire handelsregels) en bij het achterhalen van de eigenaar indien een hond wordt aangetroffen.

Er zullen geen specifieke controles alleen gericht op het nakomen van de I&R-plicht worden gehouden door de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit.

In de begroting is geen apart budget voor controle en handhaving van de I&R Hond.

215

Kan de regering een gedetailleerde opsomming geven van de maatregelen die de regering gaat nemen om het dierenwelzijn van productie dieren te verbeteren?

Hiervoor verwijs ik u naar de Voortgangsrapportage 2010 Nota Dierenwelzijn & Nationale Agenda Diergezondheid (TK 28 286, nr. 507) die in mei van dit jaar aan de Tweede Kamer is gestuurd, en de Nota Dierenwelzijn en Diergezondheid, die ik eind van dit jaar aan de Tweede Kamer zal doen toekomen.

216

Welke initiatieven lopen er om ook voor andere diergroepen dan varkens, pluimvee en rundvee Welfare Quality (WFQ) welzijnsmonitors te ontwikkelen? Waarvoor wil de regering WFQ gaan gebruiken: preventieve toetsing van nieuwe stal- en verzorgingssystemen, het laten onderbouwen van dierenwelzijnsclaims om onterechte claims tegen te gaan, gebruik bij modernisering van wetgeving, opname in programma’s voor kwaliteitsborging, of nog anderszins, en op welke termijn zal dit plaatsvinden? Wat gaat de regering concreet doen om de huidige protocollen van WFQ voor de praktijk hanteerbaar te maken en het gebruik in de praktijk te stimuleren? Welke initiatieven lopen er op Europees niveau en in andere EU-lidstaten voor verdere uitbouw van WFQ en in hoeverre wordt hiermee samengewerkt dan wel vindt afstemming van activiteiten plaats?

Het kunnen meten van dierenwelzijn op het bedrijf is waardevol en belangrijk. Ik beschouw welzijnsmonitors zoals Welfare Quality als een managementinstrument voor de veehouder om inzicht te krijgen in het niveau van dierenwelzijn op zijn bedrijf. Hierdoor kan hij gericht het welzijn verbeteren. Welfare Quality is ook bruikbaar voor de verwerkende industrie, catering en retail om claims op dierenwelzijn te ontwikkelen en te onderbouwen. Het kan daarbij gaan om etikettering van diervriendelijke producten maar ook om een «Business to Business» aanpak. Het is de verantwoordelijkheid van de marktpartijen om hun claims op dierenwelzijn te onderbouwen.

Ik heb in mijn brief van 3 oktober jl. aan de Europese Commissie over de EU strategie voor dierenwelzijn aangegeven de voorkeur te geven aan doelvoorschriften op basis van diergerichte indicatoren, bij voorkeur gebaseerd op het WFQ systeem.

Welfare Quality is niet ontworpen voor de preventieve toetsing van nieuwe stal- en verzorgingssystemen.

Om de huidige protocollen van WFQ praktijkrijp te maken en de toepassing te stimuleren heb ik dit jaar onderzoek gefinancierd naar de mogelijkheden om de huidige meetprotocollen te vereenvoudigen. Voor de meeste sectoren zullen de resultaten daarvan eind 2011 en begin 2012 beschikbaar worden. Verder zal ik, onder voorwaarden van cofinanciering van de sector, in 2012 meerjarige praktijkprojecten financieren waarin veehouders uit de verschillende sectoren aan de slag gaan om het welzijn op hun bedrijf te meten en te verbeteren. Ik wil deze praktijkprojecten organiseren met betrokken partijen uit de sector, de Dierenbescherming en onderzoeksinstellingen.

Naast de protocollen die zijn ontwikkeld voor varkens, pluimvee en (volwassen) rundvee, is in de afgelopen jaren ook voor vleeskalveren (zie antwoord op vraag 53) en voor paarden een Welfare Quality (WFQ) welzijnsmonitor ontwikkeld. Ook wordt er gewerkt aan een welzijnsmonitor voor konijnen. Begin 2011 is een door de Europese Commissie gefinancierd project gestart waarin specifiek gewerkt wordt aan welzijnsprotocollen voor andere diersoorten. Dit project («Animal Welfare Indicators» of AWIN) richt zich op schapen, geiten, kalkoenen, paarden en ezels. Het project duurt vier jaar. In internationaal verband wordt er daarnaast gewerkt aan een welzijnsmonitor voor pelsdieren, gebaseerd op het systeem van Welfare Quality.

Begin 2011 liepen in 10 verschillende EU landen en een tweetal Latijns Amerikaanse landen initiatieven op het gebied van Welfare Quality. Veel van deze projecten zijn internationale samenwerkingsverbanden, zoals de ontwikkeling van de welzijnsmonitor in de kalversector: hier aan nemen onderzoekers en stakeholders uit Nederland, Frankrijk en Italië deel. De diverse onderzoekers hebben geregeld contact met hun collega’s in andere landen, en hebben zich verenigd in het Welfare Quality Network. Het Nederlandse onderzoek (WUR) is vertegenwoordigd in de stuurgroep van dit WQN naast onderzoekers uit Frankrijk, Zweden en het VK. Er is regelmatig contact tussen de stuurgroep en het ministerie van EL&I. Het netwerk houdt zich bezig met onderhouden en updaten van het Welfare Quality systeem en zorgt voor uitwisseling van kennis en ervaringen tussen verschillende stakeholders en landen.

217

Hoe leidt een calamiteitenreserve bij destructiebedrijf Rendac direct tot voldoende beschikbaarheid van verwerkingscapaciteit bij een uitbraak van besmettelijke dierziekten?

De calamiteitenreserve houdt in dat extra verwerkingscapaciteit wordt aangehouden waardoor Rendac in staat is extra aanvoer van kadavers op te vangen. Deze extra capaciteit kan direct worden ingezet bij een eventuele uitbraak van besmettelijke dierziekten.

218

Hoeveel geld is beschikbaar voor onderzoek naar management aanpassingen, die antibioticagebruik en het aantal preventieve vaccinaties kunnen terugdringen?

Het budget voor onderzoek naar bedrijfsgebonden diergezondheid ten behoeve van het verminderen van het antibioticumgebruik is overgedragen aan de topsectoren. EL&I had voor de aanpak van bedrijfsgebonden diergezondheid ongeveer € 300 000 gereserveerd voor 2012 en het programma omvatte aspecten als «het gezond houden van dieren op risicovolle transitiemomenten», het «monitoren en ondersteunen van het diergezondheidsmanagement door de veehouder». Het is nu aan de topsectoren om een goed programma op te stellen.

EL&I investeert in 2012 ongeveer € 190 000 in het innovatieprogramma antibioticumvrije ketens, waarin onder andere protocollen worden opgesteld voor het werken met «best practices» op het gebied van diergezondheidsmanagement.

Tot slot financiert EL&I in 2012 twee pilotstudies (totaal voor € 45 000) naar de invloed van drinkwaterkwaliteit op diergezondheid en het effect van een ondernemersspecifieke aanpak van antibioticumreductie. Na afronding van deze pilotstudies is het aan de topsectoren om te besluiten of zij doorgaan met deze onderzoeksrichtingen.

219

Hoeveel geeft het ministerie van EL&I op jaarbasis aan onderzoek ten behoeve van kennisontwikkeling uit? Wat voor soort onderzoeken worden hiermee gefinancierd? Hoe worden uitkomsten gebruikt beleidsontwikkeling? Hoe participeren en profiteren private partijen hiervan?

Het budget binnen begrotingsonderdeel Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein wordt gebruikt voor onderzoek. Voor 2012 is een bedrag opgenomen van € 184 mln. Het betreft hier onderzoek op het terrein van concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens en natuur en regio. Het gebruik van de uitkomsten varieert: voor beleidsontwikkeling, opbouw van de kennisbasis, voldoen aan (inter-)nationale afspraken en onderzoek voor de topsectoren. Door middel van zogenaamde Innovatiecontracten in het kader van het topsectorenbeleid van het Kabinet maakt het bedrijfsleven samen met de kennisinstellingen afspraken over de onderwerpen van onderzoek en de financiering hiervan.

220

Kan de regering concreet aangeven waar het budget voor «kennisbasis» binnen artikel 16.4 aan wordt besteed?

Het Kennisbasis onderzoek is bedoeld voor het ontwikkelen van funderende kennis.

Kennis en expertise die nodig zijn voor de maatschappelijke vraagstukken die zich in de nabije toekomst op het beleidsterrein van het voormalige LNV voordoen. Het gaat daarbij om modellen en mechanismen, scenario’s, systeemontwerpen en -innovaties theorievorming, methodiekontwikkeling, risicoanalyses etc. Daarnaast is een doel het bevorderen, en het behoud, van unieke maatschappelijk relevante basiskennis bij Wageningen UR (DLO) en een internationaal vooraanstaande positie van Wageningen UR op haar expertisegebieden.

221

Kan de regering concreet aangegeven waar het budget voor «wettelijke onderzoekstaken» aan wordt besteed?

Wettelijke onderzoekstaken vloeien voort uit (inter-)nationale wetten, verordeningen en verdragen. Ze betreffen de voedselveiligheid (ten behoeve van monitoring, handhaving, opsporing dierziekten (ten behoeve van monitoring en handhaving dierziektevrijstatus i.v.m. export), behoud van genetische bronnen van landbouwrassen, visserijonderzoek ten behoeve van de toekenning van vangstquota, economische en milieu-informatie ten behoeve van landbouwsubsidies of derogatie van generieke Europese regelgeving en natuurinformatie ten behoeve van (inter-)nationaal natuurbeleid.

222

Waarom is op de posten «kennisbasis» en «wettelijke onderzoekstaken» binnen begrotingsartikel 16.4 geen bezuiniging ingeboekt?

De kennisbasis infrastructuur is essentieel voor de toekomstige welvaart van Nederland en ondersteunend aan mijn topsectorenbeleid. Het is daarom een bewuste keuze om dit budget zoveel mogelijk te stabiliseren. De keuze voor het ontzien van bezuinigingen op het budget voor wettelijke onderzoekstaken heeft te maken met het nakomen van (nationale en internationale) onderzoeksverplichtingen die in wetten, regelingen en verdragen zijn opgenomen.

223

Hoe gaan de constructies voor de Publiek Private Samenwerking (PPS) er uitzien? Wat is de rol van EL&I en het Landbouw-Economisch Instituut (LEI-DLO) hierin? Welke middelen zijn er gemoeid met deze PPS-constructies?

In het kader van het topsectorenbeleid zal een aanzienlijk deel van het onderzoek bij DLO in 2012 middels vraagsturing door de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen worden ingevuld. EL&I en DLO nemen als partijen van de gouden driehoek deel aan beide topsectoren. DLO zal op basis van zijn expertise onderzoekscapaciteit inbrengen in verschillende pps-verbanden. EL&I richt zich zowel binnen als buiten de topsectoren op de beleidsdoelen en de maatschappelijke belangen. Aangezien de plannen nu worden uitgewerkt, kan op dit moment nog niet worden aangegeven hoe de PPS-constructies er concreet uit gaan zien. Omdat maatwerk relevant is, wordt een diversiteit aan PPS-constructies niet uitgesloten.

224

Wat is de reden achter de dalende lijn voor de onderzoeksprogrammering en het vernieuwen van de onderzoeksinfrastructuur in de begrotingsreeks (van € 60,8 miljoen in 2012 naar € 53,3 miljoen in 2015 en van € 8,4 miljoen naar € 1,9 miljoen)? Is filosofie daarachter dat men meer naar toepassingsgericht onderzoek voor de agenda’s van de topsectoren gaat en/of over gaat naar PPS of bedrijfsleven?

De daling van het budget voor onderzoeksprogrammering is een gevolg van de algehele rijksbrede bezuiniging op subsidies die ook is verwerkt in dit begrotingsonderdeel.

De post vernieuwen van de onderzoeksinfrastructuur omvat budget dat gereserveerd is voor een aantal speerpuntprogramma’s die destijds uit de FES-middelen tijdelijk werden gefinancierd. Bij beëindiging van deze programma’s vervalt derhalve het budget.

225

Hoe ziet de rol van de overheid eruit bij het doel «vernieuwen onderzoeksinfrastructuur» en hoe verhoudt dit zicht tot het doel «ontwikkeling kennisbeleid»?

De post «vernieuwen onderzoeksinfrastructuur» omvat in het recente verleden geïnitieerde speerpuntprogramma’s gefinancierd met FES-middelen. Het betreft hier publiek private samenwerkingsprogramma’s. De rol van overheid beperkt zich hier tot initiëren en volgen van nieuwe multidisciplinaire inhoudelijke ontwikkelingen in combinatie met nieuwe organisatieverbanden.

De post «ontwikkelen kennisbeleid» is doorlopend en gericht op innovaties van kennisinstrumenten en het groene kennisbeleid zelf (bijvoorbeeld om te experimenteren met nieuwe methoden als SBIR). Het gaat daarbij om eigen initiatieven vanuit de overheid.

226

Welke rol speelt het Innovatienetwerk in het ontwikkelen van een nieuwe aanpak agro-innovatie en het uitvoeren van programma's en projecten die voortkomen uit de agenda's van de topsectoren Agro & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen?

Over de rol en aanpak van het InnovatieNetwerk bij de uitvoering van de programma’s en projecten uit de agenda’s van de topsectoren ben ik nog in overleg met het InnovatieNetwerk. Besluitvorming hierover zal pas plaatsvinden nadat ik de Innovatiecontracten vanuit genoemde topsectoren heb ontvangen.

De nu lopende projecten van InnovatieNetwerk zijn gericht op een belangrijk doorsnijdend thema, in zowel Tuinbouw en Uitgangsmaterialen als Agro&Food, namelijk duurzaamheid. Het InnovatieNetwerk richt zich niet op stapsgewijze vernieuwingen maar op het initiëren van doorbraakinnovaties, zoals antibioticavrije productie in de varkenshouderij. De genoemde thema’s sluiten aan bij de agenda van de topsectoren, de aanpak vormt een toevoeging aan wat in het gangbare kennis- & innovatietraject gebeurt. Het InnovatieNetwerk doet dit in alliantie met verschillende sectoren, m.n. de akkerbouw (Kiemkracht), de glastuinbouw (SIGN) en de melkveehouderij (Courage).

227

Is het waar dat het InnovatieNetwerk nog steeds tracht Agroproductieparken, in het bijzonder zogenaamde varkensflats, te realiseren, terwijl samenlevingsbreed, inclusief binnen het betrokken landbouwbedrijfsleven, afwijzend gereageerd is op varkensflats en dergelijke? Hoe kan het dat het InnovatieNetwerk hier toch mee door blijft gaan? Hoeveel is hier door het InnovatieNetwerk en door anderen in de afgelopen tien jaar aan overheidsgeld uitgegeven? Deelt de regering de mening dat vee houden op het platteland en niet op bedrijventerreinen thuis hoort? Wil de regering het InnovatieNetwerk opdragen te stoppen met promoten van het houden van vee in industriële settings op bedrijventerreinen? Zo nee, waarom niet?

Het InnovatieNetwerk werkt op dit moment niet aan het realiseren van zgn. agroproductieparken .

De rol van het Innovatienetwerk is om partijen tot innovaties te inspireren en deze innovaties vervolgens op gang te helpen. In de afgelopen jaren heeft InnovatieNetwerk vooral gekeken naar de mogelijkheden om de voortgaande schaalvergroting in de land- en tuinbouw te accommoderen in speciaal hiervoor ingerichte agroproductieparken. Eén van de voorbeeldontwerpen was het concept Deltapark, een clustering van varkenshouderij en glastuinbouw in een havengebied. Dit ontwerp is bekend geworden als «de varkensflat». Doelstelling van dit ontwerp was het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied en het sluiten van kringlopen (mineralen, energie, water). Ook zijn er voorbeeldontwerpen opgesteld van agroproductieparken zonder veehouderij. De potenties van een duurzaam varkenscluster zijn door het InnovatieNetwerk in kaart gebracht in een rapport dat in februari 2011 is verschenen. Met dit rapport heeft InnvovatieNetwerk dit traject afgesloten. In de volle breedte van de agroproductieparken, dus veel breder dan het Deltapark, is vanaf 2006 tot begin 2011 door het InnovatieNetwerk € 427 469,– besteed.

Voor het overige verwijs ik naar de visie veehouderij, die ik u in november zal toesturen naar aanleiding van de maatschappelijke dialoog over dit thema.

228

Kan er inzicht gegeven worden in het totale bedrag aan subsidies dat vanuit Nederland dan wel vanuit Europa naar viskweek gaat?

Binnen het Europees Visserij Fonds wordt onder As 2 Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet van visserij-en aquacultuurproducten ook projecten voor viskweek gesubsidieerd. Voor de totale programmaperiode van EVF 2007–2013 is er onder As 2 in totaal € 10,4 mln. nationale cofinanciering en € 7,3 mln. EU-cofinanciering beschikbaar.

229

Hoe is de daling van de bijdrage aan productschappen te verklaren?

De daling van de bijdrage aan de productschappen is het gevolg van de verwachte afname van de medebewindstaken door de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Hierbij is de verwachting dat de marktordeningsmaatregelen verder worden afgebouwd.

230

In de internetbijlage bij de Miljoenennota 2012 wordt op pag. 99 gemeld dat er reeds € 80 miljoen is terugbetaald aan de Europese Commissie wegens «apurement». Welke bedragen verwachten de regering aanvullend op deze € 80 miljoen aan «apurement» te besteden? Komen de in de begroting 2012 van EL&I (pag. 122) geraamde bedragen van € 102,2 miljoen en € 60 miljoen volledig tot besteding? Houdt de interne begrotingsreserve van € 60 miljoen in dat deze over de jaargrens meegenomen kan worden naar latere jaren, indien deze in 2011 niet tot besteding komt? Zo ja, waarom zijn er in de begroting 2012 van EL&I (pag. 122) daarnaast nog andere meerjarige reeksen geraamd voor «apurement»?

De Europese Commissie heeft Nederland voor € 80 mln. aan correcties opgelegd op de declaraties van Nederland bij de Europese Commissie. In aansluiting hierop is bij Voorjaarsnota het artikel met € 60 mln. verhoogd ten behoeve van een storting in de interne begrotingsreserve apurement ter dekking van mogelijke vervolgcorrecties.

In deze fase gaat het om voorgenomen correctievoorstellen van de Europese Commissie die nog niet in een definitief besluit zijn omgezet. Over deze correctievoorstellen is Nederland in onderhandeling met de Europese Commissie. De verwachting is dat de Europese Commissie in 2012 een definitief besluit neemt over de voorgenomen correcties.

Het geraamde bedrag van € 102,2 mln. op de begroting 2011 komt voor € 52 mln. tot besteding. Het restant van € 50,2 mln. komt in de begrotingsreserve tezamen met de eerdergenoemde € 60 mln. De reserve wordt over de jaargrens meegenomen om mogelijk toekomstige correcties van de Europese Commissie te kunnen betalen.

De meerjarige reeks in de begroting voor apurement is het gevolg van de afspraak in de Ministerraad van het vorige kabinet dat correcties inzake apurement procedures in principe niet meer uit de generale middelen worden gefinancierd, maar uit de eigen EL&I-begroting. Ter compensatie is daarom destijds bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2010 besloten de apurementreeks meerjarig te verhogen.

231

Waarop zijn de meerjarige ramingen voor apurement gebaseerd? Worden er reeds boetes verwacht in 2016 voor het bedrag van exact € 7,2 miljoen? Op welke wijze en met welke frequentie is de regering voornemens de Kamer te informeren over de correctiebesluiten, opgelegd door de Europese Commissie en de bedragen die daarbij horen?

Onder apurement vallen financiële correcties door de Europese Commissie op de uitkering van Europese subsidies. Het gaat hier dus niet om «forfaitaire sommen» (boetes) of dwangsommen in het kader van inbreukprocedures. Zie hiervoor het antwoord op vraag 97.

De meerjarige reeks in de begroting voor apurement is het gevolg van de afspraak in de Ministerraad van het vorige kabinet dat correcties inzake apurement procedures in principe niet meer uit de generale middelen worden gefinancierd, maar uit de eigen EL&I-begroting. Ter compensatie is daarom destijds bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2010 besloten de apurement reeks meerjarig te verhogen met een reeks van € 25 mln. in 2010 tot aflopend € 5 mln. in 2014 en volgende jaren.

Daarnaast was er al structureel € 2,2 mln. jaarlijks begroot voor apurement. Dit leidt dus tot een bedrag van € 7,2 mln. in 2016.

De Tweede Kamer wordt via het reguliere begrotings- en verantwoordingscyclus over opgelegde correctiebesluiten geïnformeerd. Opgelegde correctiebesluiten en ontvangen correctievoorstellen maken voorts onderdeel uit van de toelichting bij de jaarlijkse Nationale Verklaring van de minister van Financiën over het beheer van EU-middelen aan de Tweede Kamer.

232

Welke verwachte en feitelijke uitgaven behelst de post «Apurement», waarvoor in 2011 € 102 miljoen en € 60 miljoen voor de aanleg van reserve staan genoteerd? Waar is het grote verschil in hoogte van het bedrag van 2011 met voorgaande en toekomstige jaren uit te verklaren? Hoe wordt een bedrag van € 162 miljoen op de begroting voor «foutjes» in tijden van ernstige bezuinigingen gerechtvaardigd? Worden er reeds boetes verwacht in 2016 voor het bedrag van exact € 7,2 miljoen?

Voor het laatste deel van de vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 230 en 231.

Door de Commissie is een aantal forfaitaire correcties opgelegd voor regelingen met een grote omzet zoals de Bedrijfstoeslagregeling (BTR), GMO Groente en fruit en de aardappelzetmeelregeling. Dit heeft geresulteerd in hoge correcties voor deze regelingen. Indien er sprake is van aanvullende correcties in latere jaren op dezelfde regeling legt de Commissie forfaitair een hogere correctie op. Dit geldt voor de BTR. Hoewel de nodige verbeteringen zijn gerealiseerd, wordt rekening gehouden met vervolgcorrecties over latere jaren. Dit geldt overigens voor de aardappelzetmeelregeling.

233

Worden boetes vanuit Brussel voor falend natuurbeleid vanuit het apurement betaald? Zo ja, welk gedeelte van het apurement is hiervoor in de toekomst gereserveerd en welke boetes worden verwacht? Zo nee, uit welke post dan wel?

Nee, er is geen sprake van falend natuurbeleid, dus ik verwacht ook geen «boetes» vanuit de Europese Commissie. Ik wijs er nogmaals op dat het bij het apurement niet gaat om boetes (zie hiervoor het antwoord op vraag 97) maar om financiële correcties en die hebben alleen betrekking op de door de Europese Commissie aangemerkte interpretatie verschillen in de toepassing en uitvoering van EU-regelgeving door Nederland in het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid.

234

Komen de in de begroting 2012 van EL&I voor 2011 geraamde bedragen van € 102,2 en € 60 miljoen volledig tot besteding?

Zie het antwoord op vraag 230.

235

Houdt de interne begrotingsreserve van € 60 miljoen in dat deze over de jaargrens meegenomen kan worden naar latere jaren, indien deze in 2011 niet tot besteding komt? Zo ja, waarom zijn er in de begroting 2012 van EL&I daarnaast nog andere meerjarige reeksen geraamd voor «apurement»?

Zie het antwoord op vraag 231.

236

Omvat het apurement ook subsidies aan het bedrijfsleven die achteraf terugbetaald moesten worden? Zo ja, welke en waarom moesten deze terugbetaald worden?

Nee, apurement betreft door de Commissie aan de lidstaten opgelegde correcties op de ingediende declaraties wegens gebreken in de nationale implementatie en uitvoering van EU regelgeving. Voorzover subsidies ten onrechte zijn uitgekeerd op grond van onjuiste of misleidende aanvragen, moeten deze, ook op grond van de EU-regels, teruggevorderd worden bij de begunstigde.

237

Waarop zijn de meerjarige ramingen voor apurement (die zeer exact zijn) gebaseerd?

Zie het antwoord op vraag 231.

238

Op welke wijze en met welke frequentie is de regering voornemens de Kamer te informeren over de correctiebesluiten, opgelegd door de Europese Commissie en de bedragen die daarbij horen?

De regering informeert de Kamer via het jaarverslag en via de jaarlijkse Nationale Verklaring over de door de Europese Commissie opgelegde correctiebesluiten.

239

Geeft Nederland meer uit aan apurement dan landen als Denemarken, Duitsland of België?

Dat verschilt van jaar tot jaar. Om een eerlijke vergelijking te kunnen maken, moeten de opgelegde financiële correcties daarom over een langere periode worden bezien. Gedurende de jaren 2009–2011 heeft Nederland in totaal voor een bedrag van € 71,4 mln. aan de Europese Commissie moeten terugbetalen. In diezelfde periode zijn Denemarken, Duitsland en België respectievelijk voor in totaal € 133,9 mln., € 20,2 mln. en € 9,3 mln. gecorrigeerd.

240

Hoe zit het met de apurement-uitgaven? Klopt het dat apurement ook op de begroting van het ministerie van Financiën is opgenomen? Hoe verhouden deze boetes zich tot elkaar? Gaat de regering dit terugvorderen?

In 2010 is de afspraak voor generale compensatie van EU-correcties komen te vervallen. Voorheen werden deze financiële correcties slechts voor een klein deel betaald uit de EL&I (LNV) begroting, het merendeel werd door het Ministerie van Financiën uit de Algemene middelen gefinancierd. Om het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie in de gelegenheid te stellen toekomstige financiële correcties vanuit de EU op te kunnen vangen is in 2010 een interne begrotingsreserve aangelegd en een bedrag vrijgemaakt op de aanvullende post. Het betreft correcties op Nederlandse declaraties bij Europese fondsen voor die gevallen, waarbij de uitvoering naar de mening van de Commissie niet conform Europese regelgeving heeft plaatsgevonden en waarbij Nederland geen verdere mogelijkheden meer heeft om het correctiebesluit ongedaan te maken.

Financiën (Douane) voert controles uit in het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het betreft controles bij export naar derde landen. In het verleden heeft het ministerie van Financiën door de Europese Commissie correcties opgelegd gekregen voor niet juiste uitvoering van deze EU-controles. Deze zijn door het ministerie van Financiën betaald. Deze zullen ook in de toekomst door het Ministerie van Financiën worden betaald.

241

Welke oorzaken liggen er aan ten grondslag dat Nederland de afgelopen periode is geconfronteerd met besluiten van de Europese Commissie over ingediende declaraties bij Europese fondsen waarbij aanzienlijke bedragen moeten worden terugbetaald? Welke maatregelen heeft de regering genomen om de risico's op toekomstige financiële correcties zoveel mogelijk te verkleinen? Op basis van welke berekeningen en scenario's zijn de bedragen in het financieel overzicht bij apurement en interne begrotingsreserve tot stand gekomen?

Implementatie en uitvoering van EU-regelgeving wordt veelal bemoeilijkt door verschillende interpretaties van definities van begrippen in EU-subsidieregelgeving en betrokkenheid van meerdere partijen bij de uitvoering. Dat kan soms leiden tot voorgestelde financiële correcties. In het merendeel van de gevallen gaat Nederland hiertegen in beroep bij het Gerecht in Luxemburg.

Ik heb daarom de volgende maatregelen genomen:

  • Actief participeren in overleg met de Europese Commissie bij de totstandkoming van vereenvoudigde EU-subsidieregelgeving;

  • Het doen van voorstellen inzake geharmoniseerde en éénduidige definities van begrippen in EU-subsidieregelgeving;

  • Het tijdig voorleggen van interpretatievragen aan de Commissie;

Implementatie en uitvoering van EU-regelgeving wordt veelal bemoeilijkt door het ontbreken van éénduidige definities van begrippen in EU-subsidieregelgeving en betrokkenheid van meerdere partijen bij de uitvoering. Dat kan soms leiden tot voorgestelde financiële correcties.

Nederland maakt hierbij zoveel mogelijk gebruik van bestaande verweerinstrumenten zoals een gang naar het Bemiddelingsorgaan of het Gerecht in Luxemburg. In de gevallen van de opgelegde financiële correcties inzake de aardappelzetmeelregeling en het GMO groenten en fruit is Nederland in beroep gegaan tegen het besluit van de Commissie bij het Gerecht in Luxemburg.

Om de financiële correcties door de Europese Commissie voor de toekomst te minimaliseren heb ik de volgende maatregelen genomen:

  • Meewerken met de Europese Commissie bij de totstandkoming van vereenvoudigde EU-subsidieregelgeving;

  • Het doen van voorstellen inzake geharmoniseerde en éénduidige definities van begrippen in EU-subsidieregelgeving;

  • Het tijdig voorleggen van interpretatievragen aan de Commissie;

Verbetering van de interne organisatie ter zake van het beheer van EU-middelen.

242

Waarom ontbreken bij begrotingsartikel 17 (groen onderwijs van hoge kwaliteit) de streefwaarden voor het jaar 2012? Waarom wordt slechts een streefwaarde voor het einde van de kabinetsperiode weergegeven?

Voor alle Indicatoren begrotingsartikel 17 is (naast een streefwaarde voor het eind van de kabinetsperiode) een streefwaarde aangegeven voor het jaar 2012. Deze waarde is aangegeven als «Raming 2012».

243

Waarom is bij artikel 17 het aantal indicatoren verminderd van 15 naar 9? Waarom zijn voor de verdwenen indicatoren geen kengetallen in de plaats gekomen? Op welke wijze kan de Kamer de uitvoering van dit artikel controleren?

Slechts twee indicatoren, opgenomen in de begroting 2011, die betrekking hebben op artikel 17, komen in de begroting 2012 niet meer terug.

Het betreft de indicatoren «Aantal groene maatschappelijke stageplaatsen» en «Aantal leerlingen VMBO-groen dat de maatschappelijke stage heeft gevolgd». «Aantal groene maatschapelijke stageplaatsen» is niet meer opgenomen omdat de doelstelling van het voorgaand kabinet Balkenende inmiddels is bereikt. Ook de doelstelling «Alle leerlingen VMBO-groen volgen de maatschappelijke stage» is inmiddels bereikt.

Voor de overige indicatoren begroting 2011 met betrekking tot artikel 17 zijn vergelijkbare indicatoren opgenomen in de begroting 2012.

Uw Kamer kan de uitvoering van artikel 17 ook controleren door middel van de in de jaren 2012–2013 uit te voeren beleidsdoorlichting van dit artikel.

Zes indicatoren met betrekking tot onderzoek die in de begroting 2011 onder artikel 36 waren opgenomen, zijn in de begroting 2012 opgenomen onder de operationele doelstelling 16.4.

244

Bij het begrotingsartikel dat «verantwoord begroten»-proof is (artikel 17) zijn de operationele doelstellingen weggelaten. Is de regering voornemens alle operationele doelstellingen weg te laten in 2013?

Zie antwoord vraag 13.

245

Waarom is bij het artikel 17 het aantal prestatie-indicatoren sterk verminderd?

Zie antwoord vraag 243.

246

Welke voornemens heeft de regering ten aanzien van de prestatie-indicatoren bij de overige begrotingsartikelen «Landbouw en Natuur» (artikel 16 en 18)? Welke indicatoren zullen in de begroting 2013 van EL&I blijven, welke zullen verdwijnen? Kan de regering de voornemens uitleggen en toelichten?

Zie antwoord vraag 12.

247

Waarom ontbreken bij het verantwoord begroten aangepaste begrotingsartikel 17 de streefwaarden voor het jaar 2012? Waarom wordt slechts een streefwaarde voor het einde van de kabinetsperiode weergegeven?

Voor alle Indicatoren begrotingsartikel 17 is (naast een streefwaarde voor het eind van de kabinetsperiode) een streefwaarde aangegeven voor het jaar 2012. Deze waarde is aangegeven als «Raming 2012».

248

Kan de regering aangeven wat de ambitie is bij het aanspreken van het bedrijfsleven op mogelijkheden voor beroepspraktijkvorming en maatschappelijke stageplaatsen? Kan dit meetbaar gemaakt worden? Zo nee, waarom niet?

In de agro- en foodsector is nu reeds sprake van knelpunten op de arbeidsmarkt. In de nabije toekomst zijn grote tekorten voorzien. Het is dus van belang jongeren te interesseren voor de beroepsmogelijkheden in de sector. Het bedrijfsleven is hier aan zet. Dit zal haar uitwerking krijgen in de zgn. Human Capital Agenda’s welke eind december dit jaar tezamen met de Innovatiecontracten verschijnen in het kader van het topsectorenbeleid.

Voor de kwaliteit en beroepsgerichtheid van groene opleidingen is het van groot belang dat er vanuit het bedrijfsleven voldoende plaatsen voor beroepspraktijkvorming beschikbaar zijn. Via instrumenten als beroepsoriëntatie (o.a. snuffelstage) en maatschappelijke stages krijgen leerlingen in het niet groene onderwijs een goed beeld van de sector.

In de sector is er groeiende interesse in het betrekken van de jeugd vanuit maatschappelijk betrokken ondernemen. Op kleine schaal worden reeds maatschappelijke stageconcepten toegepast in de sector.

249

Welk bedrag is gemoeid met het beleidsonderdeel «aantal studenten uit ontwikkelingslanden opgeleid door het groene onderwijs» en hoe staat dit in relatie tot het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid?

Het gaat hier om studenten uit niet-EER landen die in het hoger onderwijs bekostigd worden uit de opslag op de lump sum uit de rijksbijdrage. Universiteiten en hogescholen ontvangen een historisch bepaald bedrag om beursen te verstrekken aan niet EER-studenten. Daarnaast kunnen instellingen ook collegegeld vragen aan deze studenten. Het aandeel van studenten uit ontwikkelingslanden hierbinnen is niet te bepalen.

De scholing van studenten uit ontwikkelingslanden en de overdracht van kennis over voedsel, water en landbouw, terreinen waarop Nederland excelleert, sluit aan bij het actuele ontwikkelingsbeleid.

250

Klopt het dat de regering met de provincies heeft afgesproken om een uitvoeringstoets conform artikel 2 van de Financiële verhoudingswet uit te voeren ten aanzien van het onder artikel 18 te decentraliseren natuurbeleid? Worden bij deze uitvoeringstoets ook ecologische criteria gehanteerd? Zo nee, waarom niet?

De in het onderhandelingsakkoord genoemde taken en activiteiten behoeven geen uitvoeringstoets. In het akkoord is afgesproken dat bij toekomstige maatregelen die door provincies moeten worden uitgevoerd op basis van de evaluatie in 2016, een uitvoeringstoets plaatsvindt. Ecologische criteria maken geen onderdeel uit van deze uitvoeringstoets.

251

Hoe wordt de latere termijn van afronding voor de EHS uit het akkoord met de provincies (2021) vertaald naar het tempo van realisatie van de EHS en het tempo van bezuinigingen?

In het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur hebben Rijk en provincies afgesproken dat de herijkte EHS wordt afgerond in 2021. Hoe de provincies hun inzet verdelen in de periode tot 2021 is aan hen In welk tempo de herijkte EHS wordt gerealiseerd en welke middelen hiervoor in welke jaren worden ingezet, is aan provincies.

252

Welke planologische status en bescherming krijgen gebieden binnen de herijkte EHS die tussen 2018 en 2021 worden aangekocht en ingericht tussen nu en 2018?

Vanuit het rijksbeleid is op alle gebieden die binnen de begrenzing van de (herijkte) EHS vallen het «nee, tenzij» beschermingsregime van toepassing: nieuwe projecten, plannen of handelingen die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS, zijn niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Voor gebieden met een agrarische bestemming geldt daarbij dat alleen rekening hoeft te worden gehouden met effecten op de actuele kenmerken en waarden en niet met effecten op de potentiële waarden. Dat betekent dat de planologische bescherming over het algemeen geen beperkingen voor voortzetting of uitbreiding van de agrarische bedrijfsvoering zal opleveren.

253

Klopt het dat de werking en het benodigde aantal EHS hectares in 2016 worden geëvalueerd?

Nee. In het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is afgesproken dat om te komen tot een besluit over de wijze waarop na 2021 de doelen worden gerealiseerd, in 2016 wordt nagegaan welke andere maatregelen, naast de herijkte EHS, ingezet kunnen worden om de internationale doelen te halen.

254

Kan de regering alle berekeningen die opgesteld zijn in het kader van de werkzaamheden van de voorzitter van de interbestuurlijke ambtelijke regiegroep ten behoeve van de onderhandelingen over de het te decentraliseren natuurbeleid openbaar maken?

In het onderhandelingsakkoord zijn afspraken gemaakt op hoofdlijnen. Deze staan op zich. Berekeningen opgesteld door de verschillende werkgroepen onder leiding van de interbestuurlijke ambtelijke regiegroep hebben in het voortraject als achtergrondinformatie voor de onderhandelaars gediend

255

Kan de regering aangeven of en zo ja welke afspraken er in het kader van het akkoord met het Interprovinciaal Overleg (IPO) gemaakt zijn ten aanzien van de onderlinge verdeling tussen de provincies van de te realiseren, in te richten of te schrappen EHS hectares?

De herijkte EHS wordt uiterlijk in 2012 door provincies planologisch vastgelegd. Het is daarmee aan provincies om tot een onderlinge verdeling te komen

256

Kan de regering aangeven hoe de nog te kopen en in te richten natuur in het kader van de herijkte EHS zich verhoudt tot de aanpak van beleidsdoelstellingen zoals de verdroging en de KRW doelen? Zijn of worden er afspraken gemaakt over de wijze waarop de provincies aan deze nationale beleidsdoelen bijdragen?

De herijkte EHS wordt zodanig vorm gegeven dat de beleidsdoelstellingen zoals tegengaan van verdroging, KRW-doelen en Natura 2000 daarbinnen met prioriteit worden gerealiseerd. Vanzelfsprekend zijn de nog te kopen en in te richten natuur binnen de herijkte EHS daar dus mede op gericht.

257

Hoeveel middelen zijn er in 2011 en daarna structureel onder de te decentraliseren middelen voor natuur beschikbaar voor de wateropgave van de Natura 2000 gebieden, de niet Natura 2000-gebieden (in de rest van de EHS) en de prioritaire anti-verdrogingsgebieden?

Het bedrag dat in 2011 beschikbaar was, was onderdeel van het ILG-budget. De provincies waren vrij om dit budget in de looptijd van de ILG bestuursovereenkomsten te besteden. Er was dus geen sprake van een jaarlijks budget. Met het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur worden middelen van het rijk toegekend aan het Provinciefonds. Over de hydrologische maatregelen maken betrokken partijen nadere afspraken.

258

Kan de regering bevestigen dat volgens eerdere berekeningen van de herijkingswerkgroep beheer (IPO-Rijk) er € 250–€ 300 miljoen per jaar nodig is voor een adequaat beheer van de te decentraliseren natuur? Kan de regering de onderliggende berekeningen openbaar maken?

Nee. Het betreft hier ambtelijke voorbereidingen, die als achtergrondinformatie hebben gediend bij het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur.

259

Kan de regering aangeven welke activiteiten er gefinancierd kunnen of zullen worden met de naar aanleiding van het akkoord met de provincies na 2014 beschikbaar komende aanvullende € 100 miljoen voor gedecentraliseerd natuurbeleid.

Nee. De provincies zijn vanaf 2014 financieel verantwoordelijk voor het beheer van de EHS en voor de uitvoering van de wettelijke taken zoals deze in de bijlage van het onderhandelingsakkoord is opgenomen. Als onderdeel van de beschikbare provinciale middelen wordt de door het Rijk aan het provinciefonds toe te voegen budget van € 100 mln. per jaar ingezet.

260

Kan de regering aangeven hoeveel middelen er na afrekening van het ILG overblijven voor natuurbeheer en hoe deze verdeeld worden?

Nee, dat kan niet voor dat de afrekening is vastgesteld. De afrekening kan pas worden opgesteld nadat provinciale staten hebben ingestemd met het onderhandelingsakkoord. De afrekening zal in overleg met de provincies binnen de afgesproken kaders van het akkoord worden voorbereid.

261

Hoeveel overheidsbudget is nodig voor natuurbeheer binnen de EHS verdeeld over agrarisch natuurbeheer, particulier natuurbeheer, terrein beherende organisaties, ganzenbeheer en Faunafonds?

In het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is opgenomen dat provincies vanaf 2014 verantwoordelijk zijn voor de financiering van het beheer. Het is dan aan hen dit budget te verdelen over de verschillende onderdelen.

Ook het benodigde budget voor de eerdere jaren is afhankelijk van provinciale besluitvorming. In 2012 en 2013 worden de ILG-middelen die resteren ingezet voor het beheer 2011–2013 en ter financiering van harde juridische verplichtingen die zijn aangegaan voor 20 oktober 2010. Dit is conform afspraken in het onderhandelingsakkoord.

262

Welke middelen heeft het Rijk om provinciaal beleid bij te sturen als de internationale doelen in het provinciale natuurbeleid onvoldoende prioriteit krijgen?

De instrumenten voor het interbestuurlijk toezicht van de Provinciewet en het bij de Eerste Kamer aanhangige voorstel voor de Wet Naleving Europese regelgeving publiekrechtelijke entiteiten bieden het Rijk de mogelijkheid om een provincie aan te spreken als internationale verplichtingen in het gedrang komen. Overeenkomstig de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met de andere overheden ontwikkelde interventieladder zal het Rijk voorafgaand aan de inzet van deze instrumenten eerst het overleg met de betrokken provincie aangaan.

263

Hoe is de decentralisatiekorting ten aanzien van alle onder artikel 18 vallende uitgaven verdeeld?

Zie vraag 31. De decentralisatiekorting van € 125 mln. in 2012 aflopend naar structureel € 85 mln. uit het regeerakkoord is verwerkt op artikel 18.4 Deze middelen worden ontschot ingezet ter financiering van de afspraken in het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur, onder voorbehoud van instemming van alle provinciale staten uiterlijk 24 december 2011. Omdat de middelen ontschot worden ingezet kan er geen specificatie worden gegeven van de decentralisatiekorting per beleidsterrein. De decentralisatiekorting maakt in zijn geheel onderdeel uit van de afspraken in het akkoord.

264

Kunnen de kaders die het Rijk stelt voor natuurkwaliteit van gebieden op grond van internationale verplichtingen concreet uiteengezet worden?

De kaders voor natuurkwaliteit van gebieden vanuit het Rijk zijn gericht op het bereiken van een goede staat van instandhouding van de in het kader van Natura 2000 aangewezen gebieden. Dit wordt uitgewerkt in de beheerplannen voor de betreffende gebieden. Voor de overige natuurgebieden worden de kaders vanuit het Rijk bepaald door de bijdragen die deze gebieden leveren aan de landelijke doelen ten aanzien van de te beschermen habitattypen en soorten in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijnen.

265

Wat zijn de criteria om soorten wel of niet op de rode lijst voor bedreigde dier- en plantensoorten te plaatsen? Wat is de rol van internationale biodiversiteitverplichtingen in het opstellen van de rode lijst?

De criteria worden onder meer genoemd in paragraaf 2 van de toelichting van het besluit vaststelling van Rode lijsten flora en fauna (Staatscourant 2004, nr. 218) en uitgebreider toegelicht in recente zogeheten basisrapporten voor rode lijsten van bijvoorbeeld zoogdieren en dagvlinders. Internationale verplichtingen als overweging voor het officieel publiceren van rode lijsten staan vermeld in de considerans van bijvoorbeeld het besluit vaststelling geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna (Staatscourant 2009, nr. 13201).

266

Zijn bepaalde minimale resultaten van het gedecentraliseerde natuurbeleid onmisbaar voor het realiseren van de internationale natuurverplichtingen? Zou de regering kunnen aangeven welke dit dan zijn?

In het onderhandelingsakkoord is vastgelegd dat prioriteit ligt bij inrichting en beheer in de beheerplannen Natura2000, Kaderrichtlijn Water en soortenbescherming. Dit is gedaan vanwege de internationale natuurverplichtingen. Daarnaast is overeen gekomen dat binnen de verwervingsopgave de verwervingsopgave PAS prioritair is. Binnen deze kaders is het aan provincies om te bepalen welke resultaten onmisbaar zijn om de internationale verplichtingen te realiseren.

267

Kan de regering aangeven wat voor prestaties en inspanningen er formeel juridisch vastgelegd zijn of worden in het kader van het decentralisatieakkoord natuur?

Ter uitvoering van het decentralisatieakkoord zullen de taken, genoemd in bijlage 1 van het akkoord, in medebewind bij de provincies worden neergelegd. Daarin zal het wetsvoorstel voor de Wet natuur voorzien, dat naar verwachting in het voorjaar van 2012 bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Op grond van het decentralisatieakkoord zijn de provincies verantwoordelijk voor de planologische begrenzing en bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur, waarvoor de Wet ruimtelijke ordening de instrumenten biedt. De afspraken over de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur uiterlijk in 2021 (de gronden zijn dan ingericht en in beheer) en over de prioriteitstelling bij de inzet van de gedecentraliseerde middelen en dergelijke zijn in het decentralisatieakkoord zelf juridisch verankerd. Er zal – anders dan nu het geval is – in de toekomst niet langer via de instrumenten gekoppeld aan een specifieke uitkering door het Rijk op doelen en prestaties worden gestuurd: het investeringsbudget landelijk gebied en de daaraan verbonden bestuursovereenkomsten komen te vervallen. Naar verwachting zal in het voorjaar van 2012 een wetsvoorstel strekkende tot het vervallen van de regeling van het investeringsbudget landelijk gebied – zoals die thans is opgenomen in de Wet inrichting landelijk gebied – bij de Tweede Kamer worden ingediend.

268

Klopt het dat de leefgebiedenbenadering vervalt als Rijkstaak? Zo ja, op welke wijze wordt het behalen van de nationale en internationale natuurdoelen dan afhankelijk van de provinciale keuze om leefgebieden voor specifieke soorten te beschermen?

De uitvoering van de leefgebiedenbenadering was al overgedragen aan de provincies (zie het antwoord op vraag 85). Het «onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur» van 20 september 2011 gaat er vanuit dat de leefgebiedenbenadering nu in het geheel vervalt als Rijkstaak. Het behalen van nationale en internationale natuurdoelen ten aanzien van de instandhouding van soorten kan afhangen van provinciale keuzen voor toepassing van de leefgebiedenbenadering, voor zover de instandhouding van die soorten direct zou worden bepaald door het wel of niet toepassen van de leefgebiedenbenadering.

269

Welk aandeel van de jachttaken komt bij de provincies na de decentralisatie te liggen? Draagt het Rijk ook eventuele inkomsten uit de jacht over?

De verantwoordelijkheden en regelgeving ten aanzien van de jacht zijn vastgelegd in de Flora en Faunawet. Een verdergaande decentralisatie van jachttaken dient gestalte te krijgen in de nieuwe wet Natuur. Het voorstel voor een nieuwe Wet natuur is thans onderwerp van maatschappelijke consultatie. In het voorjaar van 2012 zal het wetsvoorstel natuur naar verwachting bij het parlement worden ingediend.

270

Kan de regering een gedetailleerde opsomming geven wat zij gaat doen om wilde dieren in Nederland voldoende ruimte te bieden, zodat afschot van wilde dieren tot een minimum beperkt kan worden? Hoeveel geld is er beschikbaar voor omheining van natuurgebieden, wildroosters en dergelijke om wilde dieren zoveel mogelijk binnen de grenzen van hun beschermd gebied te kunnen houden en waar in de begroting is dit opgenomen?

De regering kan geen gedetailleerde opsomming geven over de maatregelen en de beschikbare middelen voor het bieden van ruimte aan en het zoveel mogelijk binnen de grenzen houden van wilde dieren in een beschermd natuurgebied. Dit valt beiden onder de verantwoordelijkheid van de provincies. Het is derhalve ook niet in de rijksbegroting opgenomen.

271

Waaruit bestaan de bestuurlijk gebonden afspraken en de juridische verplichtingen ten aanzien van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen?

In het Regeerakkoord is opgenomen dat het kabinet het regionaal economisch beleid en daarmee de subsidierelatie met de Regionale OntwikkelingsMaatschappijen (ROMs) zal beëindigen. Uit hoofde van behoorlijk bestuur is dat niet van het ene op het andere jaar te effectueren. Daarom is met de ROMs een afbouwscenario afgesproken waarbij de subsidie in een periode van vier jaar in gelijke stappen wordt afgebouwd. In 2012 wordt de eerste reductie van 25% gerealiseerd. Voor 2012 is een budget van € 5,55 miljoen beschikbaar. Hiervan wordt 74% als voorschot beschikbaar gesteld (aangeduid als bestuurlijk gebonden). Daarnaast wordt in 2012 de laatste tranche van de beschikking 2011 uitbetaald (juridisch verplicht). 

272

Welke van de beschikbare middelen in operationele doelstelling 18.2. zijn bestuurlijk gebonden en/of juridisch verplicht? Kan de regering een uitsplitsing geven van de middelen die juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden zijn? Waarom is het restant van de middelen die noodzakelijk zijn voor de uitfasering van bestaand, aflopend beleid niet juridisch verplicht en/of bestuurlijk gebonden?

Van operationele doelstelling 18.2 zijn in 2012 de volgende instrumenten juridisch verplicht:

Nationaal ruimtelijke opgaven € 131 mln.

  • Project Mainport Rotterdam

  • FES-projecten Westerschelde, Veenweidegebieden, Nieuwe Hollandse Waterlinie, Recreatie Haarlemmermeer, Waterkwaliteit en Synergiegelden Water.

Overig € 3,9 mln.

  • Afbouw Kenniscentrum Recreatie

  • Veelzijdig platteland

Uitfinanciering regelingen Natuur € 0,5 mln.

  • Versterking natuur- en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren (VNBL)

  • Leren voor Duurzaamheid

Van operationele doelstelling 18.2 zijn in 2012 de volgende instrumenten bestuurlijk gebonden:

Nationaal ruimtelijke opgaven € 4,9 mln.

  • NURG en Maaswerken

  • Waddenzee

  • Deltaprogramma

Nieuwe natuurwetgeving € 2,3 mln.

  • Milieu Effectrapportage (MER)

Programmatische aanpak stikstof (PAS) € 39,5 mln.

Een deel van de flexibele ruimte op art. 18.2 is bij het opmaken van de definitieve begroting 2012 ingezet voor het budgettair tekort in 2012 op de reeds aangegane verplichting voor het project Westerschelde (FES) en is hiermee niet langer vrij inzetbaar, maar valt onder de categorie juridisch verplicht.

Zoals in de begroting reeds is vermeld zijn de overige flexibele middelen noodzakelijk voor het aangekondigde programma Natuurlijk! Ondernemen als onderdeel van de blijvende stelselverantwoordelijkheid. Over de aanpak van dit programma en de inzet van beschikbare middelen ten behoeve van de blijvende stelselverantwoordelijkheid zal de Tweede Kamer na 13 december 2011 separaat per brief worden geïnformeerd.

273

Wat wordt verstaan onder blijvende stelselverantwoordelijkheid? Welke middelen worden ingezet ten behoeve van de blijvende stelselverantwoordelijkheid? Waar staan de budgetten verantwoord? Waarom wordt een programma ontwikkeld dat gericht is op het stimuleren van investeringen in natuur en biodiversiteit die tegelijkertijd bijdragen aan het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie van Nederland?

Met stelselverantwoordelijkheid wordt bedoeld dat het rijk verantwoordelijk blijft voor de internationale inzet in verplichtingen en het wettelijk kader op het vlak van biodiversiteit en natuur.

de operationele doelen 18.2 en 18.3 hebben betrekking op middelen die worden ingezet ten behoeve van de blijvende systeemverantwoordelijkheid. De koppeling van investeringen kan leiden tot meer economische draagkracht onder de instandhouding en het beheer van natuur en biodiversiteit.

274

Gaat het beheer van Staatsbosbeheer over naar de provincies? Hoe is dit juridisch en financieel geregeld?

Ja. In het onderhandelingsakkoord rijk–provincies is afgesproken dat de financiële verantwoordelijkheid van het beheer van de EHS naar de provincies gaat. Dit is inclusief het beheer door Staatsbosbeheer. Het budget «beheer binnen de EHS door Staatsbosbeheer» wordt toegevoegd aan het provinciefonds. Hier zijn geen wijzigingen in de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer voor nodig.

275

Wat is de definitie van «cultuurgrond» in het kader van de bijbehorende vrijstelling?

Onder cultuurgrond wordt verstaan grond die bestemd is voor veeteelt, akker-, weide-, tuin-, en bosbouw. Rietvelden, die duurzaam en bedrijfsmatig als zodanig worden geëxploiteerd kunnen ook als cultuurgrond worden aangemerkt. Ook de ondergrond van glasopstanden wordt eronder begrepen. De ondergrond van andere opstallen dan genoemde glasopstanden valt niet onder de vrijstelling, evenmin als de opstallen zelf.

276

Welke van de beschikbare middelen in operationele doelstelling 18.3 zijn bestuurlijk gebonden en/of juridisch verplicht? Graag een nadere uitsplitsing van de middelen die juridisch verplicht én bestuurlijk gebonden zijn.

Van operationele doelstelling 18.3 zijn in 2012 de volgende instrumenten juridisch verplicht:

Nationale Biodiversiteit

 

Burgereducatie

€ 1,8 mln.

Beheer Kroondomeinen

€ 0,4 mln.

Wet- en regelgeving

 

Natura2000

€ 9,2 mln.

In beslag genomen goederen (IBG)

€ 0,8 mln.

Monitoring

 

Netwerk Ecologische Monitoring (NEM)

€ 2,3 mln.

WOT-IN

€ 0,4 mln.

Gegevensautoriteit Natuur

€ 1,8 mln.

Uitfinanciering regelingen Natuur

€ 5,3 mln.

Budget o.a. bestemd voor de uitfinanciering van de regelingen overlevingsplan bos en natuur (OBN), Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden (SBL), Regeling Draagvlak Natuur (RDN), Groene Partners en tijdelijke regeling particulier natuurbeheer (TRPN).

 

Overig

€ 1,9 mln.

Budget o.a. bestemd voor verplaatsing van de Amerikaanse ambassade, Floriade en UILLN-beschikking SAN

 

Van operationele doelstelling 18.3 zijn in 2012 de volgende instrumenten bestuurlijk gebonden:

 

Nationale Biodiversiteit

 

SBB, beheer buiten EHS

€ 11,5 mln.

SBB, publieksvoorlichting en organisatiekosten€ 24,8 mln.

 

Caribisch Nederland

€ 0,6 mln.

Invasieve soorten

€ 1,0 mln.

Mariene Biodiversiteit

 

Kaderrichtlijn Mariene strategie/Noordzee

€ 2,0 mln.

Internationale Biodiversiteit

 

Programma Biodiversiteit + Cites

€ 1,4 mln.

277

Hoe verbindt de regering agenda's van de regio's met die op nationaal en Europees niveau? Welke ruimtelijke knelpunten zijn er op het vlak van vestigingsklimaat en hoe worden deze aangepakt door Rijk en regio?

Alle topsectoren kennen een ruimtelijke concentratie in clusters. Decentrale overheden kunnen goed beoordelen wat clusters nodig hebben voor een concurrerend bedrijfsleven. Rijk en regio vergroten het effect van de topsectorenaanpak door hun krachten te laten aanvullen. Decentrale overheden zijn daarom betrokken bij deze topsectorenaanpak om het bedrijfsleven maximaal te faciliteren. Dit is dus gunstig voor Nederland en voor de regio’s. De bijdrage van de regio’s aan de (nationale) topsectorenagenda staat beschreven in de kabinetsreactie van deze zomer.

Op Europees niveau is voor de aansluiting tussen Rijk en regio voor de clusters met name het cohesiebeleid van belang, maar ook het Europees Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische ontwikkeling met het deelprogramma Kennisregio’s. Het cohesiebeleid in de huidige periode sluit in het algemeen aan op de topsectorenaanpak en dit is ook de invalshoek van Nederland op de Commissievoorstellen voor het cohesiebeleid na 2014. Ook de grensoverschrijdende programma’s moeten gaan bijdragen aan grensoverschrijdende clustersamenwerking.

Niet alleen voor de afzonderlijke topsectoren is winst te boeken door de samenwerking tussen rijk en regio te optimaliseren. Die winst is ook te behalen op meer overkoepelende thema’s. De overheid als launching customer en een integrale reisagenda van rijk en regio zijn hiervan enkele voorbeelden.

Met de provincies en relevante steden worden afspraken gemaakt om beleid van Rijk en regio elkaar te doen versterken, af te stemmen en versnippering tegen te gaan. Hiervoor is in januari bestuurlijk overleg per landsdeel gepland, waarbij landsdelige actieagenda’s zullen worden vastgesteld. Tevens zullen daarbij afspraken worden gemaakt over het vervolg. De landsdelige actieagenda’s worden opgesteld door rijk, provincies en betrokken steden in overleg met de topsectoren.

Naast deze overleggen over landsdelige actieagenda’s heeft het Rijk en de regio twee keer per jaar overleg in het kader van het MIRT. Hier worden meerjarige infrastructurele en ruimtelijke opgaven besproken.

278

Zijn de (voorlopige) resultaten van de landsdelige structuurfondsprogramma's en de grensoverschrijdende programma's al bekend? Zo ja, graag een uitsplitsing van de resultaten per programma.

De uitvoering van de landsdelige structuurfondsprogramma’s en de grensoverschrijdende programma’s (EFRO Doelstelling 2 en 3) is nog volop gaande, de meeste projecten zijn daarmee nog volop bezig. Voor de landsdelige programma’s (doelstelling 2) is recentelijk een midterm evaluatie uitgevoerd waarin o.a. is onderzocht in hoeverre de programma’s inhoudelijk en financieel op koers liggen. Conclusie van de midterm evaluatie is dat de EFRO middelen goed worden benut om bestaand nationaal en regionaal beleid te versterken. Conform de ambitie wordt ruim 60% van de middelen besteed aan innovatieve projecten. Alle regio’s zijn in staat gebleken om veelbelovende projecten te verwerven, ondanks het feit dat men hier aanvankelijk gematigd optimistisch over was vanwege de economische recessie. Ook is het positief dat ten opzichte van de vorige programmaperiode er over het algemeen grotere projecten gesubsidieerd worden met een gemiddelde EFRO bijdrage tussen de € 0,6 mln. en € 1,6mln.. Het betreft vooral samenwerkingsprojecten gericht op innovatie maar ook fysieke projecten zoals de herstructurering van bedrijventerreinen en stedelijke vernieuwing.

Ook voor de grensoverschrijdende programma’s (doelstelling 3) geldt dat de focus van de projecten is gericht op innovatie en versterking van de regionale concurrentiekracht. Zo wordt bijvoorbeeld binnen het programma Euregio Maas-Rijn 65% van de EFRO middelen besteed aan innovatieve projecten. Ook de tendens dat gemiddeld genomen wat grotere projecten gehonoreerd worden, is zichtbaar in de grensoverschrijdende programma's.

279

Hoe wil de regering concreet inzetten op minder regels en minder lasten en «natuurondernemerschap» stimuleren?

Door Green Deals te sluiten met voorlopende bedrijven die investeren in behoud en ontwikkeling van natuur en biodiversiteit wil de regering deze bedrijven, die daarmee bijdragen aan «groen en groei», ondersteunen. De casuïstiek moet uitwijzen of naast het generieke bedrijfslevenbeleid aanvullende faciliteiten nodig zijn om «natuurondernemerschap» te ondersteunen.

280

Is de streefwaarde van 100 voor de soortenindicator een reële streefwaarde met voortschrijdend inzicht?

De streefwaarde 100 is een op basis van voortschrijdend inzicht zo realistisch mogelijke vertaling van de formele beleidsambitie. De formele ambitie stelt immers dat in 2020 voor alle in 1982 in Nederland van nature voorkomende soorten de condities voor instandhouding duurzaam aanwezig dienen te zijn, hetgeen ook aansluit bij de vigerende EU-ambitie om het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosysteemdiensten in de EU uiterlijk in 2020 tot staan te brengen en, voor zover dit haalbaar is, ongedaan te maken. De indicator gaat er vanuit dat de geselecteerde soorten in verloop van tijd niet in een nog sterkere mate mogen zijn bedreigd dan ze nu al zijn.

281

Kan de regering concrete voorbeelden geven hoe het innovaties door Nederlandse bedrijven wil uitlokken om de impact van Nederlandse bedrijven op internationale biodiversiteit verder terug te dringen?

De overheid stimuleert op verschillende wijzen het bedrijfsleven tot innovatief handelen op het gebied van internationale biodiversiteit.

Allereerst zet de regering zich met het topsectorenbeleid in op het stimuleren van duurzame innovaties. Belangrijk hierbij is de publiek-private samenwerking. De overheid financiert in dit verband het Initiatief Duurzame handel (IDH), gericht op het verduurzamen van een groot aantal ketens, zoals soja, palmolie, cacao, hout, koffie, thee, aquacultuur. Hierin zijn afspraken over biodiversiteit opgenomen. Recent zijn daarbij gekomen de zgn. green deals, zoals degene die gericht is op een zgn. Community of Practice «Bedrijven en biodiversiteit».

Certificering is een belangrijk instrument om handelsketens te verduurzamen, inclusief het behoud van biodiversiteit wereldwijd. Er lopen tal van initiatieven op dit terrein (denk aan bijv. FLEGT, PEFC- en FSC-keurmerken voor hout en MSC voor vis). De overheid financiert kennisontwikkeling en communicatie over zowel proces als inhoud (zie publicaties Ulucus en WUR-DLO over biodiversiteit en handelsketens uit 2010). In de zgn. round tables, overlegfora tussen producenten, afnemers en overheden ter bevordering van duurzaam grondstoffen gebruik en handel, is het behoud van biodiversiteit geagendeerd. Af te sluiten convenanten of overeenkomsten tussen de verschillende partijen ter bevordering van een duurzame productie komen zo ook ten goede aan het behoud van internationale biodiversiteit.

De overheid bevordert tevens de ontwikkeling en toepassing van innovatieve kennis op het snijvlak van biodiversiteit en bedrijven. Zo worden samen met bedrijven zgn. business cases onderzocht voor biodiversiteit bevorderend ondernemen. Er worden tevens kansrijke pilots uitgewerkt waarin ecosysteemdiensten door het bedrijfsleven worden gecofinancierd. Ook communicatie en educatie over biodiversiteit worden door de overheid gefinancierd met als doel het bedrijfsleven door het «biodiversiteit inclusief» denken en handelen een voorsprong te geven op hun concurrenten.

Tot slot stimuleert de overheid het in stand houden van de genetische biodiversiteit bij de vermeerdering van plantmateriaal en zaai- en pootgoed. Door autochtoon plantmateriaal en zaaigoed te vermeerderen wordt voorkomen dat enkele soorten dominant worden over grote delen van de wereld en de plaatselijke biodiversiteit aantasten. De overheidsbijdrage aan inhoud en communicatie over de gecertificeerde rassenlijst stimuleert het bedrijfsleven tot duurzaam gebruik van genetische bronnen.

282

Hoe wil de regering in het kader van de PAS achteruitgang van de biodiversiteit in Natura 2000 bewerkstelligen en er tegelijkertijd zorg voor dragen dat de economische ontwikkeling in gebieden doorgang kan blijven vinden? Is al bekend welke gebieden nog ontwikkelingsruimte krijgen via de PAS? Graag een overzicht van deze gebieden.

In de PAS worden afspraken gemaakt over daling van de stikstofdepositie en de uitvoering van de maatregelen uit de herstelstrategieën voor 133 stikstofgevoelige Natura2000-gebieden. Deze combinatie moet minimaal leiden tot het stoppen van verdere achteruitgang en in voorkomende gevallen tot het inzetten van herstel. Binnen dit kader komt ontwikkelruimte beschikbaar. Inzet is voor alle gebieden ontwikkelruimte beschikbaar te laten komen met de PAS. Ik zal u hierover informeren via de gevraagde TK-brief inzake de Programmatische Aanpak Stikstof.

283

De regering is voornemens om de projecten Mooi en Vitaal Delfland, Nieuwe Hollandse Waterlinie, Veenweidegebieden en Haarlemmermeer gefaseerd te decentraliseren. Hoe ziet de fasering er per project uit?

De projecten Mooi en Vitaal Delfland en de Nieuwe Hollandse Waterlinie staan klaar voor decentralisatie en zullen zo snel als technisch mogelijk gedecentraliseerd worden; het Nota Ruimte-project Westelijke Veenweiden wordt geactualiseerd en herijkt en zal naar verwachting in 2012 gedecentraliseerd worden. Het project Westflank Haarlemmermeer verkeert in een fase van heroriëntatie; decentralisatie is vooralsnog niet aan de orde.

284

Hoeveel projecten en gelden worden uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) gedecentraliseerd naar de provincies? Wie heeft de eindverantwoordelijkheid? Om welke projecten en hoe veel geld gaat het?

Een deel van de ILG middelen uit het FES fonds zijn toegevoegd aan de EL&I begroting. Uiterlijk 2014 zijn de volgende voormalige FES-projecten en de bijbehorende middelen gedecentraliseerd, waarmee:

De eindverantwoordelijkheid gaat over naar de provincies

FES projecten (bedragen * mln.)

2011

2012

2013

2014

Greenports West Nederland en Venlo

15,1

     

Mooi en Vitaal Delfland

3,3

3,3

3,3

7,3

Nieuwe Hollandse Waterlinie

9,6

12,6

7

1,4

Westelijke veenweiden (v.a. 2012)

 

27,6

30,9

31,2

285

Wanneer wordt in 2012 het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet Natuur ingediend in de Tweede Kamer?

De verwachting is dat het wetvoorstel in het voorjaar bij de Tweede Kamer wordt ingediend.

286

Hoeveel hectare EHS moeten er nog worden verworven om te kunnen voldoen aan de internationale verplichtingen op gebied van water?

De totale verwervingsopgave om te kunnen voldoen aan de internationale verplichtingen is 17 000 hectare. Deze opgave is inclusief water en als zodanig opgenomen in het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur.

287

Wat was de deadline voor het aanmelden van de aanwijzigingsbesluiten Natura 2000 gebieden?

De aanmelding van een groot deel van de Natura 2000 gebieden is geschied in 2004. De deadline voor het definitief aanwijzen van gebieden is zes jaar na de aanmelding. December 2010 was daarmee de deadline voor een groot deel van de gebieden

288

Is het gereserveerde budget voor de PAS voldoende, gelet op de stand van zaken van de opzet en afronding van de PAS?

Zie antwoord op vraag 135.

289

Met welk standaard kostenmodel worden de kosten van de administratieve lasten van regelgeving voor natuur, specifiek de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet, berekend?

Ook voor de natuurregelgeving wordt het Standaard Kosten Model (SKM) gehanteerd waarmee de administratieve lasten sinds 2002 rijksbreed worden becijferd. Deze methode is vastgelegd in het document «Meten is weten II; Handleiding voor het definiëren en meten van administratieve lasten voor het bedrijfsleven». Deze methode wordt tevens gehanteerd ten behoeve van de Actaltoets, de Bedrtijfseffectentoets (BET) en in de verplichte regeldrukparagraaf in de toelichting bij nieuwe of wijzigende wet- en regelgeving (zie: «Aanwijzingen voor de regelgeving», artikelen 212 en 256).

290

Wanneer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak en de inzet van beschikbare middelen ten aanzien van het Programma «Natuurlijk! Ondernemen»?

Uw Kamer wordt spoedig over de aanpak en inzet van de middelen geïnformeerd. Op 13 december zal ik het advies van de Taskforce Biodiversiteit in ontvangst nemen en onderteken ik een aantal green deals op het gebied van ondernemen en biodiversiteit. Ik wil dan ook mijn verdere plannen op het gebied van Natuurlijk!Ondernemen bekend gaan maken.

291

Kan een uiteenzetting worden gegeven van de middelen die worden ingezet voor onderzoek naar de wetenschappelijke onderbouwing van natuur- en biodiversiteit?

Globaal zijn er middelen voor een aantal kennissporen te onderscheiden voor het beleidsveld natuur en biodiversiteit. Dit zijn

  • 1. Middelen voor internationaal verplichte rapportages.

  • 2. Middelen voor onderbouwing beleid en vragen ten aanzien van specifieke problematiek zoals de Programmatische Aanpak Stikstof.

  • 3. Funderend lange termijn onderzoek door DLO;

  • 4. Middelen voor monitoring. Het voornaamste deel wordt uitgevoerd door de Particuliere gegevensinwinnende organisaties (PGO’s).

  • 5. Middelen voor het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit, specifiek voor beheer en natuurherstel (tot 2014).

  • 6. Ook de capaciteit die het PBL ter beschikking bij DLO heeft horen tot de kennismiddelen.

  • 7. Veel onderzoeksvragen hebben betrekking op het grensvlak van natuur en landbouw, natuur en visserij, natuur en economie. Er worden geen middelen ingezet voor fundamenteel ecologisch onderzoek.

292

Uit welke middelen wordt de Rijksadviseur gefinancierd?

In de begroting 2012 valt de Rijksadviseur voor het Landschap onder artikel 18: Natuur en Regio, doelstelling 18.2: wederzijds versterken van ecologie en economie – Overig.

293

Wanneer worden het natuurbeleidsplan en de bescherming van de Sababank geïmplementeerd?

In oktober is gestart met de ontwikkeling van het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland 2012–2017. Het voornemen is om het plan gereed te hebben in april 2012 waarna met de implementatie gestart kan worden.

In december 2010 heeft de Staatssecretaris de Sababank aangewezen als natuurpark op grond van de Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES. Tegelijk met de aanwijzing is een ankerverbod ingesteld voor de bescherming van de Sababank. Daarnaast is dit jaar gestart met de uitvoering en implementatie van het beheerplan mariene biodiversiteit en visserij voor de exclusieve economische zone (EEZ) in Caribisch Nederland. Het beheer en de bescherming van de Sababank maakt hier een onderdeel van uit.

294

Kan de regering een verklaring geven voor het bijzondere kasritme van de middelen van doelstelling 18.3. «Behouden van de internationale/nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur» in het financieel overzicht met een daling in 2013 en een toename in 2015?

Het bijzondere kasritme van de middelen van doelstelling 18.3 wordt veroorzaakt door een wijziging in het kasritme die heeft plaatsgevonden op het budget voor Natura 2000 (zie antwoord op vraag 9 bij de internetbijlage). De meerjarenraming voor Natura 2000 wordt middels een kasverschuiving in lijn gebracht met de voorziene uitgaven voor de Europees verplichte implementatie van Natura 2000. Om de planning voor 2011 en verder waar te kunnen maken is er in de jaren 2011 en 2012 meer budget nodig en in de jaren 2013 en 2014 minder. De middelen voor 2015 zijn geraamd op het huidige niveau.

295

Waarom zijn voor Staatsbosbeheer buiten EHS vanaf 2014 geen middelen meer gereserveerd voor beheer? Worden deze middelen overgedragen naar de provincies? Waar bestaan uitgaven bij Staatsbosbeheer/Publieksvoorlichting en organisatiekosten precies uit?

In het regeerakkoord is afgesproken dat gronden van Staatsbosbeheer buiten de Ecologische Hoofdstructuur in beginsel worden verkocht. Om die reden heeft Staatsbosbeheer geen middelen meer nodig voor het beheer van die gebieden. Het is aan de provincies of zij het beheer van die gebieden in de toekomst nog wil financieren.

Bij publieksvoorlichting gaat het om gastheerschap, natuurinfocentra, publiekscommunicatie, aanwezigheid van voorlichters in het veld, excursies en educatie. De organisatiekosten bestaan vooral uit de kosten die Staatsbosbeheer maakt op het gebied van algemene sturing, innovatie, beleidsondersteuning- en advisering, waterschapslasten, schouwkosten, OZB en tenslotte indirecte kosten zoals bosontsluitingswegen, infrastructuur, bedrijfsgebouwen, enzovoorts.

296

In het Financieel overzicht is de meerjarenreeks Regelingen Natuur opgenomen. Uit welke regelingen bestaat deze reeks?

In de meerjarenreeks Regelingen Natuur zijn uitfaseringen opgenomen van reeds eerder beëindigde regelingen. Het gaat om de regeling historische buitenplaatsen, de regeling effectgerichte maatregelen, de regeling draagvlak natuur, de regeling besluit ontwikkeling landschappen, regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden en de tijdelijke regeling particulier natuurbeheer.

297

Waarom is er een structurele reeks van 0,0 opgenomen van de BTW-compensatie in het financieel overzicht?

In artikel 18.4 (Te decentraliseren) zijn de middelen opgenomen die onderdeel uitmaken van het financieel kader voor decentralisatie. Deze bestaat uit resterende middelen Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en de Ecologische Hoofd Structuur. Onder de oorspronkelijke ILG-afspraken was er sprake van uitfinanciering van BTW compensatie voor in totaal € 84 mln. voor de periode 2007 tot en met 2013. Deze middelen zijn opgenomen in artikel 18.4. Deze middelen zijn derhalve niet structureel toegevoegd.

298

Heeft de regering een voorziening opgenomen in de begroting als de verkoop van grond van Staatsbosbeheer buiten de EHS niet wordt gehaald voor 2014? Zo ja, hoeveel middelen zijn er gereserveerd en waar is deze post opgenomen in de begroting?

Nee, hiervoor is geen voorziening opgenomen. Zoals ik heb aangegeven (TK 2010–2011, 29 659, nr. 69) wordt de taakstelling gehaald.

299

Welke beheersplannen zijn een Rijksaangelegenheid en hoe ver zijn deze? Kan de regering een stand van zaken per beheerplan geven?

Het rijk is voortouwnemer voor 65 beheerplannen inclusief de 4 mariene gebieden. Naast dit voortouwnemerschap is het rijk mede bevoegd gezag bij het merendeel van de Natura 2000-gebieden: het gaat afgerond om 80 beheerplannen waar de provincies het voortouw voor hebben. Van de rijksvoortouwbeheerplannen is er 1 beheerplan definitief vastgesteld voor de Voordelta en 1 in ontwerp voor Deelen. Verder zijn er 58 rijksvoortouwbeheerplannen in ontwikkeling en is voor 5 gebieden het beheerplanproces formeel nog niet niet opgestart. Hier vallen ook de mariene gebieden onder, waar parallel aan de aanwijzing wel volop gewerkt wordt aan het vormgeven van de benodigde visserijmaatregelen.

Van de 101 provinciale voortouwbeheerplannen – waarvan het rijk voor 80 beheerplannen mede bevoegd gezag is – is er 1 definitief beheerplan voor Oudeland van Strijen. Twee beheerplannen zijn in ontwerp vastgesteld, namelijk voor Groote Wielen en Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein. Naar verwachting volgen er voor het einde van dit jaar nog 3 beheerplannen in ontwerp. 88 provinciale beheerplannen zijn in ontwikkeling. Voor 8 beheerplannen is het proces nog niet opgestart.

300

Waarom stijgen de subsidies voor beheer Kroondomeinen van € 0,4 miljoen in 2011 naar € 0,6 miljoen in 2012? Wat valt hieronder? In welke mate wordt de jacht hiermee gesubsidieerd, welke vormen van jacht betreft dit (plezierjacht, beheersjacht) en wie zijn de uitvoerders?

Binnen de subsidie Kroondomein wordt aan de Kroondrager conform de Wet op het Kroondomein subsidie gegeven voor beheer en instandhouding van het Kroondomein. Bij het verstrekken van deze subsidie wordt nauw aangesloten bij vigerende subsidies voor (agrarisch) natuurbeheer. De stijging van het budget is primair te verklaren doordat provincies de overstap van het Programma beheer naar het Subsidiestelsel natuur- en landschapsbeheer hebben doorgevoerd. Jacht en wildbeheer worden niet gesubsidieerd.

301

Zijn er al resultaten bekend van de evaluatie Biodiversiteit 2008–2011? Zo ja, wanneer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over een eventuele voortzetting van dit programma en de inzet van beschikbare middelen? Op basis van welke criteria wordt besloten of dit programma wordt voortgezet?

De resultaten van de evaluatie van het Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008–2011 komen begin 2012 beschikbaar. Mede op basis van deze evaluatie zal ik u in het voorjaar 2012 nader informeren over de wijze waarop opvolging aan het programma wordt gegeven.

302

Welke middelen zijn na de decentralisatie van het natuurakkoord beschikbaar vanuit het Rijk en voor welke doeleinden?

De te decentraliseren middelen als gevolg van het natuurakkoord staan opgenomen onder operationeel doel 18.4. Er is na de decentralisatie nog steeds sprake van een blijvende verantwoordelijkheid van het Rijk voor internationale verplichtingen op het vlak van biodiversiteit en natuur. De operationele doelen 18.2 en 18.3 hebben betrekking op middelen die worden ingezet ten behoeve van deze blijvende systeemverantwoordelijkheid.

303

In de begroting zijn nauwelijks operationele doelen neergezet, kan de regering aangeven wat de operationele doelen zijn die worden beoogd met de begroting voor aankomend jaar, op het gebied van:

  • a) Behoud aan biodiversiteit;

  • b) Afname van bedreigde soorten;

  • c) Verduurzaming van productie van voedsel;

  • d) Verduurzaming van consumptie van voedsel;

  • e) Afname van gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen;

  • f) Sluiten van kringlopen;

  • g) Bevordering van agrobiodiversiteit;

  • h) Verduurzaming houtketen?

In de begroting staan op het gebied van natuur en biodiversiteit twee operationele doelen die invulling geven aan a) behoud van biodiversiteit, b) afname van bedreigde soorten en h) verduurzaming van de houtketen. Het betreft operationeel doel 18.2 «Wederzijds versterken van ecologie en economie» en operationeel doel 18.3 «Behouden van de inter-/nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur». Onder deze doelen staan de maatregelen beschreven die bijdragen aan het realiseren van die operationele doelen.

Met operationeel doel 16.1 «Versterking concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij», 16.2 «Borgen voedselveiligheid en -kwaliteit» en 16.3 «Plant- en Diergezondheid» wordt invulling gegeven aan c) Verduurzaming van productie van voedsel, d) Verduurzaming van consumptie van voedsel, e) Afname van gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en g) Bevordering van agrobiodiversiteit.

Het sluiten van kringlopen is een algemeen uitgangspunt voor duurzame ontwikkeling en behoud van biodiversiteit. Hier zijn in de begroting van EL&I geen operationele doelen aan verbonden.

304

Op welke manier worden de 20 aanbevelingen van de COP10 van het Biodiversiteitsverdrag geïmplementeerd en welke planning hanteert de regering hiervoor?

Het kader voor de Nederlandse bijdrage aan het bereiken van de doelen van het Strategisch Plan van het Biodiversiteitsverdrag wordt gevormd door het vigerende Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008–2011. Het kabinet wil bereiken dat de maatschappelijke en economische waarde van het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit meer wordt meegewogen bij het (economisch) handelen. Daarom legt het kabinet extra accenten op het verduurzamen van handelsketens, het inzichtelijk maken van de waarden van ecosysteemdiensten, de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid en de voorzieningszekerheid van grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen.

In de EU biodiversiteitsstrategie wordt de Europese bijdrage aan de implementatie van het Strategisch Plan vormgegeven. Naar verwachting zal de Milieuraad van 19 december aanstaande conclusies aannemen over die strategie. De Nederlandse inzet hiervoor is eerder aan uw Kamer gestuurd (Vergaderjaar 2010–2011, 26 407, nr. 58).

305

Welk budget is er beschikbaar voor de terreinbeherende organisaties in het kader van Natura 2000 en EHS? Aan welke voorwaarden is dit verbonden en waar is dit in de begroting opgenomen?

Het budget dat beschikbaar is voor de terreinbeherend organisaties in het kader van Natura 2000 en EHS is afhankelijk van provinciale besluitvorming. In 2012 en 2013 worden ILG middelen die resteren in 2011 tot 2013, ten dele ingezet voor dit doel.

306

Hoeveel geld is er beschikbaar voor de uitvoering van Natura 2000? Waar in de begroting zijn deze budgetten opgenomen?

In 2012 zijn voor de uitvoering van Natura 2000 binnen de begroting van het Ministerie van EL&I € 9,2 mln. aan programmagelden begroot (op artikel 18.3) en € 39,5 mln. begroot voor de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), op artikel 18.2.

Dit laatste bedrag vloeit voort uit de 120 mln. uit het regeerakkoord die voor de realisatie van de PAS zijn opgenomen. Deze middelen zijn bedoeld voor een versnelling van de aanpak van de stikstofproblematiek en achterstallig onderhoud op dit vlak.

De beheersmaatregelen voor Natura 2000 worden in 2012, conform het decentralisatieakkoord, evenals de overige beheersmaatregelen natuurbeleid door het rijk gefinancierd uit de restant-middelen uit het ILG.

307

Kan er uiteenzetting worden gegeven van de succesvolle aanvragen van LIFE+ aanvragen in Nederland? In hoeverre maakt Nederland gebruik van de mogelijkheid tot het aanvragen van LIFE+ subsidie in verhouding tot andere lidstaten?

Voor een overzicht van toegekende Nederlandse LIFE+ aanvragen zie:

http://ec.europa.eu/environment/life/countries/thenetherlands.html. Elke lidstaat heeft een nationale enveloppe die indicatief is maar niet automatisch aan de lidstaat wordt toegekend. Voor Nederland is deze indicatieve allocatie circa 8 miljoen euro per jaar. De feitelijk toegekende subsidies fluctueren van jaar tot jaar maar Nederland weet haar enveloppe gemiddeld over de jaren genomen maximaal te benutten. Er zijn daarbij geen significante verschillen aan te geven tussen het succes van de lidstaten onderling.

308

Hoe ziet in het kader van decentralisatie van natuur de samenwerking tussen Staatsbosbeheer en de provincies eruit? Worden provincies opdrachtgever van Staatsbosbeheer op het gebied van beheer van Staatsbosbeheergebieden? Welke rol neemt het ministerie van EL&I in dit geheel, aangezien het ministerie van EL&I eigenaar is van Staatsbosbeheer?

Er wordt sprake van een subsidierelatie met de provincies in plaats van een opdrachtrelatie. Staatsbosbeheer komt in dezelfde positie t.o.v. de provincies als andere, particuliere terreinbeherende organisaties.

Het Ministerie van EL&I blijft verantwoordelijk voor de organisatie Staatsbosbeheer. Vanuit die rol financiert het Ministerie de organisatiekosten en zaken die van rijksbelang zijn, zoals voorlichting en educatiekosten. Voor het beheer zal Staatsbosbeheer, net als de andere terreinbeheerders, subsidie moeten aanvragen bij de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) bij de provincies.

309

Welke eigendomsgronden beheert Staatsbosbeheer in de EHS, buiten de EHS en Natura 2000? Kan de regering een nader overzicht gespecificeerd naar eigendomsgronden in de EHS, buiten de EHS en Natura 2000 geven? Hoe ziet het budget voor de eigenaarslasten van Staatsbosbeheer er precies uit? Kan de regering een kostenoverzicht van de eigenaarslasten van Staatsbosbeheer geven?

In de EHS:

204 000 ha

 

Waarvan N2000:

132 000 ha

 

Buiten de EHS:

17 000 ha

 

De eigenaarslasten bestaan vooral uit de kosten die Staatsbosbeheer maakt op het gebied van algemene sturing, innovatie, beleidsondersteuning- en advisering, waterschapslasten, schouwkosten, OZB en ten slotte indirecte kosten zoals bosontsluitingswegen, infrastructuur, bedrijfsgebouwen, enzovoorts.

In mln. Euro

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

eigenaarslasten SBB

24,6

24,7

24,8

24,6

24,6

24,6

24,6

310

Op welke manier wordt de Kaderrichtlijn Mariene Strategie geïmplementeerd en welke planning hanteert de regering hiervoor?

De staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu is eerstverantwoordelijk voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. De staatssecretaris voor EL&I is medeondertekenaar in verband met de verantwoordelijk voor mariene biodiversiteit en visserij. De kaderrichtlijn wordt nationaal geïmplementeerd conform de procedure van het Waterbesluit. In het voorjaar van 2012 neemt het kabinet een ontwerpbesluit over de goede milieutoestand van het Nederlandse deel van de Noordzee in 2020, met bijbehorende milieudoelen en indicatoren. Na een ter inzagelegging van 6 weken, neemt het kabinet in de zomer van 2012 een definitief besluit. Uiterlijk in 2014 volgt een monitoringsprogramma en uiterlijk in 2015 een programma van maatregelen voor die onderdelen van de strategie waar een aanvullende beleidsopgave ligt bovenop vigerend beleid.

311

Wat is de stand van zaken in het ecologisch onderzoek naar de neveneffecten van windenergie op zee, wat wordt hier in 2012 mee gedaan en wanneer ontvangt de Kamer de resultaten ervan?

Momenteel vindt een vertaalslag plaats van de resultaten van de shortlist onderzoeken ecologische monitoring wind op zee naar het beleid. De consequenties van de nieuwe inzichten die de shortlistonderzoeken opleveren, hebben met name betrekking op toekomstige vergunningverlening wind op zee. De Tweede kamer zal begin 2012 door de staatssecretaris van I en M worden geïnformeerd over de resultaten van de shortlistonderzoeken en van de doorwerking hiervan naar het beleid.

312

Kan de regering aangeven hoeveel geld er beschikbaar is voor de handhaving van de regelgeving omtrent de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Flora and Fauna (CITES)? Welke kennis is vereist van de ambtenaren die zich bezig houden met de handhaving van CITES regelgeving?

Voor de handhaving van de regelgeving omtrent CITES is in 2012 € 2,39 mln. beschikbaar. Voor het tweede deel van de vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de dezelfde vraag die is gesteld over de EL&I-begroting 2011 (vraag 71, Kamerstuk 32 500 XIV, nr. 9).

313

Wanneer verwacht de minister dat de Europese regelgeving over invasieve exoten gereed is?

De Europese Commissie streeft er naar om in het derde kwartaal van 2012 een eerste concept regelgeving te publiceren. Met deze publicatie start de codesicieprocedure. Naar verwachting zal in 2013 formele goedkeuring door de Europese Unie plaatsvinden en inwerkingtreding vermoedelijk in 2014.

314

Hoe gaat de regering bewerkstelligen dat de illegale handel in exotische dieren effectiever zal worden bestreden, aangezien er in de begroting geen enkele activiteit staat waaruit deze verhoogde effectiviteit concreet blijkt?

De handel in exotische diersoorten zal in 2012 effectiever worden, door een slimmere inzet van de beschikbare mensen en middelen. Dat vindt plaats door uitvoering van drie extra activiteiten in 2012:

  • een ICT-voorziening die in 2012 in werking treedt en die de vijf partijen in de Cites-handhaving (Douane, Politie, Openbaar Ministerie, de nVWA en Dienst Regelingen) in staat stelt de handhavingsgegevens vaker en gemakkelijker uit te wisselen;

  • een evaluatie en herijking van de interventiestrategie Cites door de auditdiensten van de vijf betrokken handhavingspartijen;

  • een consultatie van externe partijen zoals handelaren, dierentuinen en eigenaren van opvanglocaties over mogelijkheden om de illegale handel effectiever te bestrijden.

  • De combinatie van verbeterde informatieuitwisseling, evaluatie en de consultatie moeten leiden tot een aangescherpte en effectievere handhaving.

315

Op welke wijze wordt de naleving van de Natuurbeschermingswet gecontroleerd? Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar, is dit afdoende en waar is dit in de begroting opgenomen?

De naleving van de Natuurbeschermingswet wordt in hoofdzaak gecontroleerd door de provincies. De nVWA controleert Nb-wet vergunningen op grote projecten. In de ELI-begroting, blz. 134, is voor 2012 € 7 miljoen opgenomen voor de werkzaamheden die de nVWa verricht, deze controles maken hier onderdeel van uit. De controles door de nVWa op de Natuurbeschermingswet maakt daar onderdeel van uit. Ik heb geen inzicht in de overtredingen die door provinciale handhavers vastgesteld zijn. De nVWA heeft afgelopen jaren nauwelijks overtredingen met betrekking tot de Natuurbeschermingswet geconstateerd. In 2010 zijn enkele overtredingen vastgesteld met het illegaal uitzaaien van schelpdieren. In 2011 zijn geen overtredingen vastgesteld.

316

Hebben de handhavingdiensten afgelopen jaar overtredingen van de Natuurbeschermingswet geconstateerd? Zo ja, hoe vaak en wat voor soort overtredingen betrof dit?

Zie antwoord vraag 315.

317

Op welke wijze wordt de naleving van de Boswet gecontroleerd? Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar, is dit afdoende en waar is dit in de begroting opgenomen?

Zie antwoord vraag 317.

318

Hebben de handhavingdiensten afgelopen jaar overtredingen van de Boswet geconstateerd? Zo ja, hoe vaak en wat voor soort overtredingen betrof dit?

In het convenant nalevingsstrategie natuurwetgeving wordt de naleving van de Boswet als hoog beoordeeld. De afgelopen jaren zijn geen extra risico’s op overtredingen vastgesteld. Daarom is er geen geoormerkt budget in de begroting opgenomen.

De naleving van de Boswet op andere terreinen dan die van de rijksoverheid is een verantwoordelijkheid van de provincies. Ik heb geen inzage in het aantal overtredingen dat door provinciale handhavers is geconstateerd. Bij de nVWA worden jaarlijks slechts enkele meldingen gedaan over mogelijke overtredingen op rijksgronden. Die meldingen hebben de afgelopen jaren niet geleid tot strafrechtelijk of bestuursrechtelijk optreden door de nVWA.

319

Hoeveel geld is er voor 2011 aangemerkt voor de uitvoering van de verbetering van de samenwerking tussen betrokken diensten bij de handhaving van de regelgeving omtrent de handel in flora en fauna en natuurwetgeving?

Zie antwoord vraag 318.

320

Is er geld beschikbaar voor het natuurbeheer op de BES-eilanden? Zo ja, hoeveel, waar is dit in de begroting opgenomen en is dit geld gelabeld? Zo nee, op welke wijze wordt dan verwacht dat er een effectieve natuurbescherming kan plaatsvinden?

Er is geld beschikbaar voor natuurbeleid voor Caribisch Nederland. Dit is opgenomen in de begroting binnen beleidsartikel 18 Natuur en regio (18.3 Behouden van de internationale en nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur) en bedraagt € 0.6 mln. per jaar (gelabeld). Daarnaast is er jaarlijks circa € 0,5 mln. beschikbaar voor beleidsonderbouwend onderzoek op het terrein van biodiversiteit op de eilanden.

321

Is de regering voornemens om de regeling voor de Nationale Nederlandse Parken aan te passen opdat natuurtypes die voorkomen op de BES-eilanden ook onder deze regeling kunnen vallen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

De regering is niet voornemens de betreffende regeling aan te passen. Deze regeling ziet op de situatie van de natuurparken in het Europese deel van Nederland. Of het predikaat Nationaal Park aan natuurparken op de BES moet worden toegekend is onderwerp van bespreking in het kader van het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland 2012–2017.

322

Is de regering van plan de problemen als erosie, exoten en een te hoge begrazingsintensiteit op de BES-eilanden op te lossen door kennisuitwisseling of beleid? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

In samenwerking met de eilanden en natuurorganisaties is in 2010 gestart met een kennisprogramma op het terrein van biodiversiteit. De onderwerpen erosie, exoten en begrazingsintensiteit maken hier een onderdeel van uit. De uitkomsten van het onderzoek zullen naar verwachting mede handvatten geven voor een verantwoord beleid. De uitvoering van dit beleid is de verantwoordelijkheid van de Openbare lichamen.

323

Op welke wijze gaan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet op de BES-eilanden worden geïmplementeerd?

De Natuurbeschermingswet en de Flora- en fauna wet zijn niet van toepassing op Caribisch Nederland. Het natuurbeheer, waaronder de uitvoering van de internationale verplichtingen voor natuurbescherming, vindt plaats binnen de kaders van de Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES.

324

Op welke wijze wordt de visserij gereguleerd op de BES-eilanden?

De visserij van de BES eilanden wordt op dit moment gereguleerd op grond van de Visserijwet BES (Stb. 2010, 566), het Visserijbesluit BES (Stb. 2010, 572) en geldt daarnaast voor de territoriale wateren van Saba, de Visserijverordening Saba 1996. (AB 1996 nr. 1)

De regelgeving voorziet onder andere in een vergunningstelsel, beheermaatregelen en de instelling van een visserijcommissie.

In 2010 is een beheerplan gemaakt voor een integraal beleid en beheer ten aanzien van visserij en mariene biodiversiteit voor de Exclusieve Economische Zone en de territoriale wateren. Voor de implementatie is in oktober 2010 een commissie ingesteld waarin naast Nederland, de eilanden vertegenwoordigd worden.

325

Hoe worden de lopende verplichtingen betaald aangezien er geen middelen zijn gereserveerd voor de jaren 2014–2016? Hoe ziet de voorgenomen wetswijziging eruit die er toe moet leiden dat er geen middelen nodig zijn voor bevoorschotting? Om hoeveel middelen gaat het? Hoe zullen deze middelen worden ingezet indien zij beschikbaar komen?

Onder voorbehoud van instemming van alle provinciale staten zijn met het akkoord alle bestuursovereenkomsten Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) vervallen en zijn er afspraken gemaakt over de rijksbijdrage binnen het financieel kader van het regeerakkoord. In het akkoord zijn afspraken gemaakt over de financiering van verplichtingen en de rijksbijdrage aan het structurele beheer. Van een verlenging van de wettelijke betalingstermijn is daarmee geen sprake meer. Het ILG wordt per 1 januari 2011 afgerekend. De resterende middelen worden, na bezuinigingen, ingezet ter dekking van de afspraken in het akkoord.

Het wetsvoorstel strekkende tot wijziging van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG), houdende de weerslag van de afspraken uit het onderhandelingsakkoord ten aanzien van het ILG, ligt momenteel voor ter consultatie bij het IPO. Het voorstel zal naar verwachting in het voorjaar van 2012 bij uw Kamer worden ingediend.

In de toelichting onder artikel 18.4 wordt verwezen naar de situatie waarin er geen sprake is van een akkoord tussen rijk en provincies over decentralisatie van het natuurbeleid. Op dat moment wordt de wettelijke betalingstermijn van het ILG met drie jaar verlengd. Dit om de bevoorschotting niet boven het beschikbare bedrag op de begroting uit te laten komen. Vervolgens zullen de ingeboekte bezuinigingen door middel van een wetswijziging (€ 600 mln. tot en met 2013) moeten worden gerealiseerd.

326

Hoe vindt de budgettaire decentralisatie van het Faunafonds plaats? Is er sprake van een overgangsregeling?

In het onderhandelingsakkoord is besloten dat de daadwerkelijk gemiddelde uitvoeringskosten van de afgelopen vier jaar via de decentralisatie-uitkering in het provinciefonds beschikbaar te stellen. Tevens is in het onderhandelingsakkoord opgenomen dat de middelen voor de schadetegemoetkomingen, in de periode 2012–2013, kostengeoriënteerd als decentralisatie-uitkering aan het provinciefonds toe te kennen. In overleg met de provincies wordt in 2012 een transitieplan opgesteld om de decentralisatie gestalte geven.

327

Kan de regering de raming voor de inhuur van externen voor de jaren 2012 t/m 2016 geven?

  • 1. Het beleid van het ministerie van EL&I is gericht op realisatie van de norm van maximaal 10% externe inhuur.

  • 2. Bij het inboeken van de krimptaakstelling van dit nieuwe Kabinet 2012–2018 zijn er binnen EL&I een aantal voorstellen gedaan, zoals:

    • a) het aantal externen te beperken, door in geval van «inhuur van specifieke kennis», gebruik te maken van aanwezige kennis binnen de Rijksoverheid;

    • b) voorstellen te onderzoeken door interne «werkprocessen te vereenvoudigen» en «meervoudig van gegevens gebruik te maken»;

    • c) gerichte voorstellen te doen voor geautomatiseerde afhandeling van werkprocessen.

    Op basis van deze maatregelen moet het ook mogelijk zijn om structureel tot lagere inhuur te komen en verlaging van de inzet van ambtelijk personeel.

328

In hoeverre voldoen deze ramingen aan de Roemernorm van 10% waaraan de bewindspersonen van EL&I zich in de debatten over het jaarverslag 2010 van ELI voor het grootste deel van hun organisatie hebben gecommitteerd?

Zie antwoord vraag 327.

329

Welke verantwoordelijkheidsverdeling is er ten aanzien van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) tussen het Rijk en de provincies, naar aanleiding van de gemaakte afspraken in het akkoord met de provincies en welke financiële gevolgen heeft dit?

DLG blijft een rijksdienst en werkt voor alle overheden. Ik voorzie in 2015 in totaal een omvang van 750 fte, waarvan circa 400 fte voor de provincies werkt. EL&I stelt in de periode tot en met 2014 capaciteit van DLG ter beschikking aan de provincies t.b.v. de uitvoering van het akkoord , dat wil zeggen de ontwikkeling en realisatie van de herijkte EHS. Per 1 januari 2015 nemen de provincies de zeggenschap over de uitvoeringscapaciteit voor natuurtaken (dan 400 fte) over en worden de bijbehorende middelen (€ 41 mln.) aan het Provinciefonds toegevoegd. In de reactie op vraag 330 is aangegeven welke financiële gevolgen dit met zich meebrengt.

330

Wat is precies de efficiencytaakstelling voor DLG die het Rijk dient te effectueren?

De apparaattaakstelling voor DLG bedraagt in totaal € 43,2 mln. en dient in 2015 gerealiseerd te zijn. De oorspronkelijke bijdrage aan DLG in 2015 neemt hiermee af van € 93,4 mln. naar € 50,2 mln.

331

Welke natuurtaken kan DLG na 2014 nog uitvoeren?

De provincies bepalen na 1 januari 2015 op welke wijze en in welke mate DLG wordt ingezet voor realisatie van de herijkte EHS. Daarnaast kunnen andere overheden natuurtaken opdragen aan DLG

332

Kan de regering de raming voor de inhuur van externen voor de jaren 2012 t/m 2016 geven?

Zie antwoord vraag 327.

333

In hoeverre voldoen deze ramingen aan de norm van 10% waaraan de bewindspersonen van EL&I zich in de debatten over het jaarverslag 2010 voor het grootste deel van hun organisatie hebben gecommitteerd?

Zie antwoord vraag 327.

334

Kan de regering toezeggen een uitsplitsing voor inhuur externen te maken vanaf de begroting 2013?

Zie antwoord vraag 17.

335

Bij artikel 40, tabel 2 (totaaloverzicht apparaatsuitgaven) ontbreken de totale meerjarige apparaatsuitgaven bij verschillende zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s), terwijl de apparaatstaakstelling wel meerjarig bekend is. Op basis van welke grondslag heeft de regering de apparaatstaakstelling berekend, als de gegevens over de grondslag (de totale apparaatsuitgaven van deze organisaties) ontbreken?

De nieuwe richtlijn Verantwoord Begroten, onderdeel van de Rijksbegrotingsvoorschriften 2012 van het Ministerie van Financiën, schrijft voor dat de begrote apparaatskosten en -uitgaven 2012 in de betreffende tabel 2 worden vermeld.

Als grondslag voor de berekening van de apparaattaakstelling voor de ZBO’s en RWT’s is de gerealiseerde bijdrage 2008 in de apparaatskosten vanuit voorheen LNV en Voorheen EZ gehanteerd.

336

Kan de regering aangeven welke vorderingen gemaakt zijn ten aanzien van het sanctiebeleid bij het Investeringsbudget Landelijk Gebied om te voorkomen dat de Algemene Rekenkamer dit volgend jaar als onvolkomenheid zal aanmerken?

Met het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is een nieuwe situatie ontstaan. Ik ben naar aanleiding van dit akkoord bezig om een rechtmatige afrekening verder vorm te geven, dit in afwachting van een definitief akkoord.

Het decentralisatieakkoord natuur, dat ik op 20 september samen met minister Donner en provincies heb gesloten, belegt in 2012 de verantwoordelijkheid voor subsidies (agrarisch)natuurbeheer bij de provincies.

337

Hoeveel ha agrarisch natuurbeheer buiten de herijkte EHS wil de regering realiseren? Hoeveel jaarlijkse subsidie is daarvoor nodig? Welk deel daarvan komt uit het GLB?

Zie antwoord vraag 336.

338

Kan de regering een meerjarig cijfermatig overzicht geven van de taakstellingen uit het regeerakkoord die bij Staatsbosbeheer neerslaan? Op basis van welke gegevens wordt de taakstelling berekend, als de regering geen meerjarige ramingen in de begroting weergeeft voor de apparaatskosten bij Staatsbosbeheer?

In de EL&I begroting zijn onderstaande taakstellingen met betrekking tot Staatsbosbeheer verwerkt.

In mln. euro

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Beheer buiten EHS

0

0

0

–10

–10

–10

–10

–10

Verkoop gronden SBB buiten EHS

0

0

10

10

20

30

20

10

Apparaattaakstelling

0

–1,5

–3,5

–6,9

–8,1

–8,5

–8,9

–9,3

In het Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is afgesproken dat de middelen voor beheer EHS in 2012 en 2013 kostengeoriënteerd worden toegedeeld aan de provincies. Vanaf 2014 maakt het onderdeel beheer EHS door SBB deel uit van de jaarlijkse toevoeging van € 100 mln. aan het provinciefonds.

339

Waarom ontbreken bij artikel 40 in de tabel de gerealiseerde apparaatskosten bij Staatsbosbeheer en waarom ontbreken eveneens de ramingen voor de apparaatskosten bij Staatsbosbeheer? Kan de regering deze alsnog verstrekken? Hoe verhouden de apparaatskosten zich in de periode 2008 t/m 2015 tot de totale uitgaven en ontvangsten van Staatsbosbeheer?

Voor de ontbrekende cijfers zie het antwoord op vraag 335/342.

Overigens valt de bijdrage aan Staatsbosbeheer (SBB) onder de programma-uitgaven van de rijksbegroting en niet onder de apparaatsuitgaven. In de beantwoording hier spreek ik dan ook over de personele en materiële lasten, zoals die zijn opgenomen in de begroting en verantwoording van SBB. Deze lasten betreffen zowel beheer als overhead.

De gerealiseerde resp. geprognosticeerde personele en materiële lasten 2010 en 2011 bedragen € 67,3 mln. en € 69,4 mln..

Met ingang van 2012 wordt een groot deel van het budget gedecentraliseerd naar de provincies. Het deel dat nog via de rijksbegroting gefinancierd wordt betreft de organisatiekosten en publieksvoorlichting.

In mln. Euro

2012

2013

2014

2015

EL&I bijdrage aan SBB

24,8

24,6

24,6

24,6

De totale personele en materiële lasten SBB tot en met 2011 bedragen gemiddeld 45% van de totale lasten. De verwachting is dat in de periode na 2012 in deze verhouding geen grote wijzigingen zullen optreden, wel zal naar verwachting in 2015 het personeelsbestand met 1/5 deel zijn afgebouwd.

340

Kan de regering de geldstromen van het ministerie van EL&I aan Staatsbosbeheer inzichtelijk maken voor de jaren 2008 t/m 2011 en voor de jaren in het regeerakkoord? Hoe groot is de bijdrage van EL&I en welke andere inkomsten kent Staatsbosbeheer? Welke bijstellingen in de bijdrage van EL&I aan Staatsbosbeheer hebben gedurende de uitvoeringsjaren 2008 t/m 2011 plaatsgevonden? Wat waren de redenen daarvoor?

In onderstaande tabel wordt de geldstroom van EL&I aan SBB inzichtelijk gemaakt.

In mln. Euro

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

EL&I bijdrage aan SBB

88,5

90,3

93,2

87,6

36,3

36,0

24,6

24,6

Staatsbosbeheer kent naast bovengenoemde bijdrage van EL&I verder inkomsten uit recreatie, ingebruikgeving, houtverkoop, overige producten en projectsubsidies. Met ingang van 2012 zal als gevolg van de decentralisatie van natuur naar de provincies een groot deel van de inkomsten van de provincies komen.

De bijdrage aan Staatsbosbeheer is in de jaren 2008 tot en met 2011 aangepast voor loon- en prijsstijgingen. In 2010 heeft verder een bijstelling plaatsgevonden voor schouwkosten (€ 1,1 mln.) en schadeherstel door natuurbranden (€ 2,3 mln.).

341

Kan de regering over de jaren 2009-2010-2011-2012 laten zien hoeveel de bijdrage aan Staatsbosbeheer bedraagt in de vorm van beheerskosten, apparaatskosten en personeelskosten?

Ik kan de bijdrage van EL&I aan Staatsbosbeheer uitsplitsen conform de indeling van de rijksbegroting. Deze uitsplitsing is als volgt:

 

2009

2010

2011

2012

Beheer binnen EHS

52,9

56,5

51,0

 

Beheer buiten EHS

13,0

12,1

11,9

11,5

Publieksvoorziening en organisatiekosten

24,4

24,6

24,7

24,8

Totaal

90,3

93,2

87,6

36,3

De nieuwe richtlijn Verantwoord Begroten, onderdeel van de Rijksbegrotingsvoorschriften 2012 van het Ministerie van Financiën, schrijft voor dat de begrote apparaatskosten / -uitgaven 2012 in de betreffende tabel 2 worden vermeld.

Als grondslag voor de berekening van de apparaattaakstelling voor de ZBO’s en RWT’s is de gerealiseerde bijdrage 2008 in de apparaatskosten vanuit voorheen LNV en Voorheen EZ gehanteerd.

342

Waarom zijn de ramingen van de ZBO’s en RWT’s in artikel 40, tabel 2 niet meerjarig inzichtelijk gemaakt? Kan de regering de bijdrage van het ministerie van EL&I aan deze organisaties alsnog verstrekken?

Zie antwoord vraag 335.

343

Kan de regering toelichten welke vorderingen hij heeft gemaakt ten aanzien van het sanctiebeleid bij het Investeringsbudget Landelijk Gebied om te voorkomen dat de Algemene Rekenkamer dit volgend jaar als onvolkomenheid zal aanmerken?

Zie het antwoord op vraag 30.

344

Kan er inzicht gegeven worden in de beloningen en salarissen van het college van bestuur en de directie van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)?

De voorzitter en leden van het College worden bezoldigd op basis van schaal 18 van het B.B.R.A.

345

Voor de Dienst Regelingen en de nVWA heeft het rijk middelen gereserveerd tot 2015. Hoe hoog worden de additionele lasten voor de provincies?

Tot 2013 liggen de uitvoeringskosten van het Subsidiestelsel natuur en landschap (SNL) rond de € 30 mln. per jaar. Met het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is mijn inzet om de uitvoeringskosten SNL terug te brengen tot de rijksbijdrage van € 20 mln. De adviseurs P. Blauw en M. Korff constateren in hun advies «DR tot uw dienst» dat natuursubsidies (SNL) die door Dienst Regelingen wordt uitgevoerd nog altijd complex en arbeidsintensief zijn. De adviseurs doen een aantal, in mijn ogen steekhoudende, suggesties om de complexiteit te verminderen en daarmee de uitvoeringslast te verlagen. In het licht van het bovengenoemde akkoord is het echter aan provincies om de adviezen te vertalen naar concrete maatregelen. Ik zal het advies van dhr Blauw en Korff aan de provincies toesturen en een gesprek hierover organiseren. De additionele lasten zijn afhankelijk van de concrete maatregelen die genomen worden.

346

Wat waren de gemiddelde kosten over de afgelopen 4 jaar voor het Faunafonds? Heeft de regering aanwijzingen over hoe deze kosten zullen veranderen naar aanleiding van de veranderingen in de natuurwetgeving?

De gemiddelde kosten over de afgelopen vier jaar voor het Faunafonds ten behoeve van tegemoetkomingen, rasters, gedoogovereenkomsten en onderzoek bedraagt circa € 13,1 miljoen. De regering heeft het voornemen de taken van het Faunafonds te decentraliseren, de provincies beschikken dan over de knoppen en beleidskeuzen om de kosten te reguleren.

347

Welke geschatte uitgaven komen na 2012 als gevolg van de decentralisatie van de taken van het Faunafonds bij de provincies te liggen? Zijn de uitgaven gelijk verdeeld over de provincies, of bijvoorbeeld hoger in gebieden met veel zwijnen of ganzen? Zijn er ook specifieke middelen gedecentraliseerd om deze kosten te dekken?

De uitgaven, fluctueren per jaar afhankelijk van de gewasprijzen en toegebracht schade. In 2010 heeft het Faunafonds voor circa € 14,0 miljoen aan uitgaven gerealiseerd. De stand bij najaarsnota 2011 bedraagt circa € 19,0 miljoen. Op basis van een kostengeoriënteerde toedeling worden de middelen in 2012 en 2013 aan de provincies via een decentralisatie-uitkering toegekend.

348

Het bijdrage-artikel van de Dienst Regelingen wordt in 2008, 2009 en 2010 verschillende malen opwaarts bijgesteld. Kan de regering per jaar aangeven welk deel van de opwaartse bijstelling wordt veroorzaakt door extra taken van de baten-lastendienst, welk deel wordt veroorzaakt door bijdragen van andere departementen, en wat de overige oorzaken zijn (vergelijking stand ontwerpbegroting en stand jaarverslag)? Kan de regering een toelichting geven op de hierboven genoemde mutaties? Kan de regering verklaren waarom bij de Dienst Regelingen in de periode 2008–2010 de stijging van de materiële kosten veel groter is dan de stijging van de totaal geraamde lasten (stand ontwerpbegroting ten opzichte van stand jaarverslag)?

349

In 2009 heeft het toenmalige ministerie van LNV samen met provincies gewerkt aan een vereenvoudiging van de regelgeving voor het programma Beheer, waardoor de administratieve lasten en uitvoeringskosten bij de Dienst Regeling op termijn zouden dalen (zie tweede suppletoire begrotingswet 2009 van LNV). Kan de regering aangeven welk financieel effect deze operatie heeft gehad op de apparaatskosten van de Dienst Regelingen?

Een belangrijke doelstelling bij de invoering van het Subsidiestelsel natuur en landschap (SNL) was dat dit stelsel behoort te leiden tot een verhoging van de ecologische effectiviteit, en een vermindering van administratieve en uitvoeringslasten. In 2009 is op basis van de «Adviezen uitvoering (agrarisch) natuurbeheer», zoals opgesteld door de heer Brabers e.a. november 2008, een pakket investeringsmaatregelen afgesproken, waarmee vanaf 2013 de uitvoeringskosten SNL taakstellend worden teruggebracht tot een niveau van € 20 mln. per jaar. Tot 2013 liggen de uitvoeringskosten rond de € 30 mln. per jaar. Dit wordt, naast het feit dat het investeringsprogramma nog niet is afgerond, veroorzaakt door de tijdelijke samenloop van de stelsels Programmabeheer(PB) en SNL.

Met het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur is mijn inzet om de uitvoeringskosten SNL versneld terug te brengen tot het niveau van € 20 mln. In het licht van het bovengenoemde akkoord is het echter aan provincies om de adviezen te vertalen naar concrete maatregelen.

350

Hoe ziet de feitelijke bijdrage van het ministerie van EL&I voor 2012 aan Dienst Regelingen eruit?

In de afgelopen jaren is de bijdrage aan Dienst Regelingen hoger geweest dan in de ontwerpbegroting was opgenomen. Op dit moment vindt overleg plaats tussen EL&I en DR over de opdracht voor 2012. Op basis van de vaststelling van deze opdracht en het advies van de adviseurs P. Blauw en M. Korff zal ik bij voorjaarsnota bezien welke meerjarige bijstelling van de bijdrage aan Dienst Regelingen nodig is.

351

De bijdragen van het ministerie van EL&I (voorheen het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij/LNV) aan de Dienst Regelingen, de Dienst Landelijk Gebied en de (voorgangers van de) nVWA worden in de periode 2008–2010 constant opwaarts bijgesteld. De opwaartse bijstelling is vooral significant bij de Dienst Regelingen en de (voorgangers van de) nVWA. Kan de regering dit verklaren?

De bijstelling wordt in het geval van de nVWA grotendeels veroorzaakt door bijdragen in de fusiekosten van AID, PD en VWA en compensatie voor het vertraagd beschikbaar komen van met de fusie beoogde besparingen. Daarnaast bestaat de bijstelling uit een bijdrage voor gederfde inkomsten ten gevolge van niet-kosten dekkende tarieven en uit additionele opdrachten (zoals bv. ten behoeve van Q koorts).

Wat betreft de toelichting op de bijstelling Dienst Regelingen verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 348.

352

In 2012 wordt € 12 miljoen geïnvesteerd in ICT-systemen. In 2010 is € 17,5 miljoen geïnvesteerd in ICT-systemen. Wat voor type ICT-systemen zijn dit? Waarom is er een dergelijke grote investering nodig aangezien in 2010 al dermate grote uitgaven hebben plaatsgevonden?

De ICT-systemen betreffen met name uitvoeringssystemen om aanvragen te behandelen en af te handelen (o.a. bedrijfstoeslag, mest en Programmabeheer/SNL), systemen voor e-dienstverlening, registers om informatie te verzamelen en te verwerken, en financiële systemen om te betalen en zowel nationaal als ook Europees te verantwoorden.

Jaarlijks zijn investeringen nodig om deze bestaande systemen up to date te houden en te laten voldoen aan nieuwe eisen die gesteld worden. Daarnaast doen zich jaarlijks ontwikkelingen voor die aanvullende investeringen vergen, zoals nieuw beleid, rijksbrede ontwikkelingen en/of nieuwe functionaliteiten die gevraagd worden. In dat kader zijn in 2010 aanvullende investeringen gedaan op het perceelsregister, omvorming programmabeheer naar SNL, Identificatie en Registratie (I&R) van Schapen en Geiten en de vernieuwing van het financieel systeem voor administratie en verantwoording (departementsbreed). Voor 2012 zijn aanvullende investeringen begroot voor rijksbrede ontwikkelingen zoals Rijksincasso en Kamer van Koophandel nummers, uitvoering van de SNL en realisatie van het regelingsplatform. Dit platform is nodig om Dienst Regelingen technisch voor te bereiden op belangrijke ontwikkeling op het gebied van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2013 en het mestbeleid na 2013.

353

Kunnen natuurgebieden, beheerd door particulieren en terreinbeheerders, buiten de herijkte EHS ook onder het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL) vallen? Om hoeveel hectare gaat dat?

Het is aan provincies om te bepalen aan welke vereisten een aanvrager voor subsidie ihkv het SNL moet voldoen.

354

Welk jaarbudget is afgesproken voor SNL tot 2014 en daarna?

Het decentralisatieakkoord natuur, dat ik op 20 september samen met minister Donner en provincies heb gesloten, belegt in 2012 de verantwoordelijkheid voor subsidies (agrarisch)natuurbeheer bij de provincies. Hierover spreken wij in het AO van 24 november aanstaande.

355

Zal vanuit Dienst Regelingen agrarisch natuurbeheer buiten de EHS worden betaald, als vanaf 2013 vanuit het GLB hiervoor middelen beschikbaar komen?

Indien na 2014 het agrarisch natuurbeheer buiten de EHS in aanmerking komt voor Europese cofinanciering, zal deze moeten worden uitbetaald door een Europees betaalorgaan. Het ligt in de lijn de verwachtingen dat dit DR zal zijn. [MK: zie 337. DIT GAAT NLP NOG NA]

356

Waarom verwacht DLG vanaf 2013 meer uren te maken voor overige departementen en derden dan in 2012?

Geheel in overeenstemming met het streven van het kabinet naar een kleinere en slagvaardige overheid zal DLG zich in de komende jaren ontwikkelen tot een expertisedienst die voor alle overheden werkt. Naast de realisatie van de herijkte EHS en in aansluiting op het huidige werkpakket richt de dienst zich op uitvoering van overheidsopgaven op het gebied van versterking en vernieuwing van de landbouwstructuur, natuur (o.m. natuurcompensatie en realisatie van doelstellingen rond Natura 2000), inpassing van infrastructuur (wegen, leidingennetten), waterveiligheid en waterberging, duurzame energie (o.m. aanwending van biomassa) en internationale expertise-inzet op het gebied van water, biodiversiteit en integrale gebiedsontwikkeling. Daarbij streeft DLG naar een intensievere samenwerking met andere diensten, waaronder Rijkswaterstaat. Sommige taakonderdelen van Rijkswaterstaat, zoals bijv. de verplichte natuurcompensatie en ruimtelijke inpassing van infrastructuuren delen van de wateropgave, sluiten goed aan bij de specifieke expertise van DLG. Ik heb DLG ruimte gegeven om per 2015 uitgaande van de efficiencytaakstelling maximaal eenderde van de organisatie in te zetten voor opdrachten buiten de directe opdrachten van mijn ministerie en de EHS-opgave van de provincies. 

357

Hoe groot blijft de handhavingscapaciteit voor het waarborgen van respectievelijk dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid bij de nVWA?

De totale inzet (excl. overhead) van de nVWA op de domeinen Dierenwelzijn, Levende Dieren & Diergezondheid en Vleesketen & Voedselsveiligheid is respectievelijk 90, 190 en 270 fte.

358

Hoe valt de bezuiniging op de nVWA van € 118 miljoen naar € 71 miljoen in 2015 te rijmen met de noodzakelijke verbeteringen die nodig zijn bij de nVWA volgens Vanthemsche II? Moet niet eerst het kwaliteitsniveau op orde worden gebracht, om vervolgens te kijken welke jaarlijkse bijdrage daar bij hoort?

Wat betreft de verbetering heeft dhr. Vanthemsche geconcludeerd dat de kwaliteit van het toezicht en handhaving significant hoger is dan in 2008 ten tijde van het eerste onderzoek. Er blijven weliswaar een aantal belangrijke aandachtspunten maar deze kunnen met een meer gecoördineerde en geïntegreerde aanpak van toezicht worden aangepakt binnen het huidige budgettaire kader. Dit budgettaire kader daalt tot 2015 als gevolg van de apparaatstaakstelling uit het regeerakkoord. In lijn met het baten-lasten model kan jaarlijks in overleg tussen nVWA en opdrachtgevers op basis van de risico’s worden bepaald welke handhavinginzet noodzakelijk is.

359

Is de regering bereid een onafhankelijke audit op de kwaliteit van de nVWA regelmatig, bijvoorbeeld eens in de drie jaar, te laten plaatsvinden en dan niet alleen voor het toezicht op slachtplaatsen en exportverzamelplaatsen, maar ook voor het toezicht op veehouderijen en veetransporten? Zo nee, waarom niet?

Ja. Zoals toegezegd in het AO nVWA van 16 november 2011 zal ik op genoemde punten eens per drie jaar een externe evaluatie laten plaatsvinden.

360

Wordt het rapport van Vanthemsche met de EU en haar lidstaten gedeeld en is de regering bereid in te zetten op permanent toezicht bij kleine en middelgrote slachterijen in heel Europa?

De rapportage van Vanthemsche is openbaar en daarmee beschikbaar voor alle lidstaten. Ten aanzien van de vraag over permanent toezicht bij kleine en middelgrote slachterijen heb ik eerder aangegeven dat niet doelmatig te vinden, maar heb gekozen voor een wijziging van de toezichtsystematiek in de slachthuizen, waarbij niet de omvang van het slachthuis, maar de risico's leidend zijn voor het toezichtpakket vanuit de nVWA. Deze nieuwe systematiek is in ontwikkeling. Ik heb geen reden om in De Europese Commissie in te zetten op permanent toezicht in geheel Europa bij alle kleine en middelgrote slachterijen.

361

Als vleeskeuring en toezicht op de slachterijen aan het bedrijfsleven worden overgelaten, hoe gaat de regering dan op de kwaliteit hiervan toezien? Hoe zorgt de regering dat de nVWA hiervoor de nodige kennis en vaardigheden op peil houdt? Als het in een slachterij niet in orde blijkt te zijn hoe schaalt de regering dan, op kosten van die slachterij, het toezicht van de nVWA op?

De vleeskeuring en het toezicht worden niet overgedragen aan slachthuizen. Die verantwoordelijkheid blijft vanuit EU-wetgeving bij de overheid, in casu de nVWA, liggen. Wél zal de nVWA naar een meer risicogebaseerde toezichtsystematiek overgaan, waarbij de nVWA bedrijven met een goede nalevinghistorie minder intensief zal controleren.

362

Kan de regering verklaren waarom bij sommige begrotingen van baten en lasten in de begrotingen van LNV en EL&I de onderliggende posten niet optellen tot de in de begroting gepresenteerde totale baten en/of totale lasten? Het gaat hierbij om baten-lastendiensten in de LNV begroting 2008, pag. 131 (jaar 2007), de LNV-begroting 2009, pag. 195 (jaar 2013), LNV-begroting 2010, pag. 205 (jaar 2009), LNV-begroting 2010, pag. 209 (jaar 2010), en EL&I-begroting 2012, pag. 183 (jaren 2011 en 2014). Is het juist dat de gepresenteerde begrotingen van baten en lasten en bovenstaande gevallen niet in balans zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de regering eraan doen om de begrotingen van baten en lasten te verbeteren?

In de beleidsartikelen van de begroting van EL&I zijn de bijdragen van EL&I aan de baten-lastendiensten opgenomen. Deze bedragen zijn leidend. Bij de genoemde begrotingen van baten-lastendiensten tellen de baten en/of lasten van de onderliggende posten abusievelijk niet op tot de in deze begroting gepresenteerde totale baten en/of lasten. De gepresenteerde begrotingen zijn echter feitelijk wel in balans. In de komende begrotingen zal hier scherper op toegezien worden.

363

Hoe gaat de forse inzet op innovatie van Europese regelgeving en toezicht leiden tot een besparing?

Uitgangspunt voor de vernieuwing van het toezicht is dat de handhavingstrategie er in toenemende mate van uitgaat dat bedrijven meer verantwoordelijkheid nemen in het naleven van wet en regelgeving. Bij deugdelijke (certificering) en beter «risicogericht» handhaven kan met minder inspectieonderzoeken per bedrijf worden volstaan.

Tegelijkertijd wordt in de nationale wetgeving onderzocht of aanpassing daarvan mogelijk is om de handhavingsinzet te kunnen verminderen. Ook analyseren de nVWA en EL&I momenteel de geldende EU verplichtingen. Op basis hiervan wordt bezien welke aanpassing op de inzet van de nVWA mogelijk is.

364

Wat zijn de reorganisatiekosten voor de nVWA tot nu toe en welke kosten worden nog verwacht?

In 2009 en 2010 bedroeg de bijdrage van EL&I aan de fusiekosten in totaal 13,5 mln. In 2011 bedragen de fusiekosten naar verwachting circa € 9,– mln. Daarnaast zijn er kosten voor leegstand en af te stoten panden. Hiervoor is op de balans van de nVWA een voorziening getroffen. Na de fusie per 1 januari 2012 worden naast deze leegstandkosten nog kosten verwacht voor boventallig personeel. Hierover zal ik u bij najaarsnota informeren.

365

Wat is het percentage inhuur externen bij de nVWA?

Het percentage inhuur externen daalt behoorlijk bij de nVWA. In 2010 was de omvang van de externe inhuur 6 % (excl. practitioners). In 2011 is de verwachting dat de uitgaven 5 % zullen bedragen. In de begroting 2012 is rekening gehouden met 1% inhuur externen. Daarenboven bedroeg de externe inzet voor de fusie van de drie diensten in 2010 2 % van de jaaromzet en in 2011 naar verwachting 1 % van de jaaromzet. In 2012 worden er voor de fusie geen kosten voor de inhuur externen vanwege de fusie verwacht.

366

Waar zijn de fte's bij de nVWA bezuinigd, bij welke diensten en op welke niveau (uitvoerders, managers etcetera) slaan de bezuinigingen neer?

De fusie leidt tot een efficiëntere organisatie door het realiseren van efficiency in de ondersteunende processen (bedrijfsvoering, huisvesting, ICT), staf en management. Her primair proces van handhaving, inspectie en toezicht wordt hierbij zoveel mogelijk ontzien.

367

Hoeveel geld is er beschikbaar voor integraal duurzame stallen? Worden de voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie aangescherpt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke wijze? Hoeveel middelen worden hiervoor extra beschikbaar gesteld?

Zie ook de antwoorden onder vraag 173 t/m 175.

Aanvragen die worden gedaan onder de Investeringsregeling Duurzame Stal- en Houderijsystemen (IDSH) worden getoetst en gerangschikt door een commissie van deskundigen. De aanvragen die het hoogst gerangschikt zijn krijgen subsidie tot het plafond bereikt is. Uitgangspunt is daarbij dat de investering bovenwettelijk of boven de gangbare praktijk ligt. Als een bepaalde investering na een paar jaar gangbaar is geworden, telt deze niet meer mee voor de subsidieregeling.

De Maatlat Duurzame Veehouderij gekoppeld aan de Vamil en MIA regeling wordt jaarlijks herzien. Zo nodig wordt daarbij het ambitieniveau bijgesteld.

368

Op welke wijze kunnen stallen waarbij de dieren nooit buiten komen, waar zij ingrepen moeten ondergaan en waarbij de dieren gevoerd worden met geïmporteerd veevoer «integraal duurzaam» genoemd worden?

Zie de antwoorden op de vragen 125 en 181.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU),Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD), Verhoeven, K. (D66) en Werf, M.C.I. van der (CDA).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Holtackers, M.P.M. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Schouten, C.J. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), El Fassed, A. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD), Veldhoven, S. van (D66) en Ormel, H.J. (CDA).

Naar boven