32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 300 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 april 2024

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 14 maart 2024 over de voorhang ontwerpregeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024 (Kamerstuk 32 827, nr. 296).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 maart 2024 aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 8 april 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

3

II

Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

3

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 2024.

De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of voor de afgelopen drie jaar in een overzicht kan worden aangegeven welk percentage van alle regionale publieke media-instellingen/RPO een verklaring met beperking, verklaring van oordeelonthouding of afkeurende verklaring heeft ontvangen. Tevens willen deze leden weten welke instellingen deze verklaringen hebben gekregen, wat de exacte scores waren inzake fouten (afwijkingen) in verantwoording en onzekerheden in de controle en wat door betreffende instellingen is ondernomen om zaken te verbeteren, teneinde betere scores te willen realiseren.

De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoe wordt gewaarborgd dat de verruiming van de tolerantiegrens voor rechtmatigheid niet resulteert in een «hellend vlak» dat mogelijk opnieuw leidt tot de situatie dat instellingen meer ruimte nodig hebben voor financieel beheer.

De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of een inschatting kan worden gegeven van de lastenverlichting die betreffende instellingen kunnen behalen door het verruimen van de tolerantiegrenzen.

Tot slot willen de leden van de PVV-fractie van de Staatssecretaris weten op welke wijze is nagedacht over welk signaal de voorgestelde verruiming, met betrekking tot fouten (afwijkingen) in verantwoording en onzekerheden in de controle, de Nederlandse bevolking geeft.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De GroenLinks-PvdA-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 2024. Deze leden hebben nog enkele vragen. Eén van de doelstellingen van de regeling is dat het rekening houdt met het specifieke karakter van regionale publieke media-instellingen. Hoe komt dat tot uiting in de regeling? Waarin verschilt deze regeling ten opzichte van de regeling van nationale omroepen? Eén van de wijzigingen in de regeling is dat de tolerantiegrenzen voor rechtmatigheid worden verruimd van 1–3% naar 2–4%. Deze verruiming leidt tot minder administratieve lasten, wat door deze leden wordt toegejuicht. Kan nog verder worden toegelicht hoe deze verruiming precies leidt tot minder administratieve lasten? Wat zijn de eerdere ervaringen binnen het Rijk met deze verruiming?

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Deze leden hebben daarover enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie merken op dat in oktober 2023 de motie van het lid Van Strien c.s.1 is aangenomen. De regering wordt in deze motie verzocht om in kaart te brengen wat de effecten van de aangekondigde investeringen op het totale medialandschap zijn. Ook wordt de regering verzocht om in kaart te brengen wat er nodig is om het totale medialandschap te versterken en te professionaliseren op een wijze dat alle aanbieders van lokaal en regionaal nieuws hiervan kunnen profiteren. Deze leden vragen hoe op dit moment uitvoering wordt gegeven aan de motie en wat de huidige stand van zaken is hieromtrent. Wordt de Kamer, conform de aangenomen motie, geïnformeerd voordat over wordt gegaan tot verdeling van de gelden?

II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Ik dank de leden van de fracties van de PVV, GroenLinks-PvdA en VVD voor de vragen over de brief d.d. 14 maart 2024 inzake de voorhang van de Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 32 827, nr. 296; hierna: Regeling).

Antwoorden op de inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of voor de afgelopen drie jaar in een overzicht kan worden aangegeven welk percentage van alle regionale publieke media-instellingen/RPO een verklaring met beperking, verklaring van oordeelonthouding of afkeurende verklaring heeft ontvangen. Tevens willen deze leden weten welke instellingen deze verklaringen hebben gekregen, wat de exacte scores waren inzake fouten (afwijkingen) in verantwoording en onzekerheden in de controle en wat door betreffende instellingen is ondernomen om zaken te verbeteren, teneinde betere scores te willen realiseren.

In de jaren 2020, 2021 en 2022 zijn er aan geen van de regionale publieke media-instellingen of de Regionale Publieke Omroep (RPO) oordeelsonthoudingen, verklaringen met beperking of afkeurende verklaringen verstrekt door de controlerend accountant. De verklaringen voor boekjaar 2023 zijn nog niet verstrekt en zullen pas beschikbaar zijn nadat de jaarrekeningen van de instellingen op uiterlijk 1 mei 2024 zijn aangeleverd.

De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoe wordt gewaarborgd dat de verruiming van de tolerantiegrens voor rechtmatigheid niet resulteert in een «hellend vlak» dat mogelijk opnieuw leidt tot de situatie dat instellingen meer ruimte nodig hebben voor financieel beheer.

Allereerst merk ik op dat ik het belang van gedegen accountantscontroles onderschrijf.

De tolerantiegrens voor rechtmatigheid wordt met slechts één procent verruimd. Dat gebeurt in het kader van de uniformiteit. De tolerantiegrenzen worden in lijn gebracht met, onder andere, de tolerantiegrenzen die ook voor landelijke publieke media-instellingen en door andere ministeries, zoals het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), worden gehanteerd. Het gaat hier dus om eisen die door de ministeries zelf worden gesteld aan de financiële verantwoording door de instellingen die aan hen verantwoording afleggen. De aanleiding van deze verruiming is dus zeker niet dat de regionale publieke omroepen of de RPO meer ruimte nodig zouden hebben voor hun financiële beheer. Zoals eerder is geantwoord op een vraag van uw fractie heeft geen enkele regionale publieke omroep de afgelopen drie jaren een oordeelsonthouding, verklaring met beperking of afkeurende verklaring ontvangen van de controlerend accountant. Er is dan ook geen aanleiding te verwachten dat deze verruiming ertoe zou leiden dat instellingen meer ruimte nodig hebben voor financieel beheer.

De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of een inschatting kan worden gegeven van de lastenverlichting die betreffende instellingen kunnen behalen door het verruimen van de tolerantiegrenzen.

De vermindering van de regeldruk die samenhangt met de verruiming van de tolerantiegrens is moeilijk te kwantificeren omdat dit afhankelijk is van het specifieke geval. De verwachting is dat de verruiming leidt tot vermindering van de werkzaamheden voor de accountant. Deze verruiming zorgt er dus voor dat de accountantskosten lager worden en het tijdsbeslag van de instellingen zelf in verband met de accountantscontrole kleiner wordt. Dit alles leidt tot een vermindering van de regeldruk voor de betrokken instellingen.

Tot slot willen de leden van de PVV-fractie van de Staatssecretaris weten op welke wijze is nagedacht over welk signaal de voorgestelde verruiming, met betrekking tot fouten (afwijkingen) in verantwoording en onzekerheden in de controle, de Nederlandse bevolking geeft.

Ik hecht groot belang aan gedegen accountantscontroles. Het geheel aan controles zorgt voor een dekkend stelsel om fouten en onzekerheden te signaleren, wat van belang is in het licht van de doelmatige besteding van middelen. De transparantie richting de samenleving en de kwaliteitsstandaard voor de accountantscontroles blijven met de verruiming echter intact. De tolerantiegrens voor rechtmatigheid wordt met slechts één procent verruimd. Dat gebeurt in het kader van de uniformiteit. De tolerantiegrenzen worden in lijn gebracht met, onder andere, de tolerantiegrenzen die ook voor landelijke publieke media-instellingen en door andere ministeries, zoals het Ministerie van EZK en het Ministerie van LNV, worden gehanteerd. Het gaat hier dus om eisen die door de ministeries zelf worden gesteld aan de financiële verantwoording door de instellingen die aan hen verantwoording afleggen. Omdat de voorgestelde verruiming zeer beperkt van aard is, wordt geborgd dat nog altijd voldoende zekerheid over de getrouwheid van de verantwoording bestaat.

Antwoorden op de inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De GroenLinks-PvdA-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 2024. Deze leden hebben nog enkele vragen. Eén van de doelstellingen van de regeling is dat het rekening houdt met het specifieke karakter van regionale publieke media-instellingen. Hoe komt dat tot uiting in de regeling? Waarin verschilt deze regeling ten opzichte van de regeling van nationale omroepen?

Het regionale stelsel verschilt wettelijk gezien op een aantal punten van het landelijke stelstel. Zo is het regime rond reclame-inkomsten voor de landelijke publieke media-instellingen anders dan voor de regionale publieke media-instellingen. Regionale publieke media-instellingen zijn zelf belast met het genereren van reclame-inkomsten en zijn hier ook zelfstandig verantwoordelijk voor. In verband hiermee is ook de regelgeving over de omgang met reserves anders. Dit alles werkt door in de verantwoordingsvoorschriften van de onderhavige Regeling. De landelijke publieke media-instellingen hebben daarnaast te maken met omroepverenigingen die verenigingsactiviteiten ontplooien en aan ledenwerving doen, waarvoor specifieke verantwoordingsregels gelden die niet aan de orde zijn bij regionale publieke media-instellingen. Op landelijk niveau is er bovendien de samenwerkingsomroep, die ervoor verantwoordelijk is dat de omroepverenigingen die hij vertegenwoordigt, financiële verantwoording afleggen. Deze constructie bestaat niet op regionaal niveau en is dus niet opgenomen in onderhavige Regeling.

Eén van de wijzigingen in de regeling is dat de tolerantiegrenzen voor rechtmatigheid worden verruimd van 1–3% naar 2–4%. Deze verruiming leidt tot minder administratieve lasten, wat door deze leden wordt toegejuicht. Kan nog verder worden toegelicht hoe deze verruiming precies leidt tot minder administratieve lasten? Wat zijn de eerdere ervaringen binnen het Rijk met deze verruiming?

De vermindering van de regeldruk die samenhangt met de verruiming van de tolerantiegrens is moeilijk te kwantificeren omdat dit afhankelijk is van het specifieke geval. De verwachting is dat de verruiming leidt tot vermindering van de werkzaamheden voor de accountant. Deze verruiming zorgt er dus voor dat de accountantskosten lager worden en het tijdsbeslag van de instellingen zelf in verband met de accountantscontrole kleiner wordt. Dat alles leidt tot een vermindering van de regeldruk voor de betrokken instellingen.

Deze verruiming is als sinds de BIS-periode 2021–2024 van toepassing op de financiële verantwoording van gesubsidieerde BIS- en erfgoedinstellingen. Uit deze eerdere ervaring blijkt dat de betrokken instellingen de verruiming als positief hebben ervaren.

Antwoorden op de inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie merken op dat in oktober 2023 de motie van het lid Van Strien c.s.2 is aangenomen. De regering wordt in deze motie verzocht om in kaart te brengen wat de effecten van de aangekondigde investeringen op het totale medialandschap zijn. Ook wordt de regering verzocht om in kaart te brengen wat er nodig is om het totale medialandschap te versterken en te professionaliseren op een wijze dat alle aanbieders van lokaal en regionaal nieuws hiervan kunnen profiteren. Deze leden vragen hoe op dit moment uitvoering wordt gegeven aan de motie en wat de huidige stand van zaken is hieromtrent. Wordt de Kamer, conform de aangenomen motie, geïnformeerd voordat over wordt gegaan tot verdeling van de gelden?

Ik ben op dit moment in gesprek met relevante partijen over de positie van commerciële lokale media en hoe de samenwerking tussen commerciële en lokale publieke media versterkt kan worden. Ook ben ik in gesprek met regionale publieke media-instellingen. Uw Kamer zal voor de zomer per brief geïnformeerd worden over de uitkomsten van deze gesprekken.


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24, 32 827, nr. 288.

X Noot
2

Kamerstukken II 2023/24, 32 827, nr. 288.

Naar boven