32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 604 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 22 april 2022

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 24 maart 2022 overleg gevoerd met de heer Van Ooijen, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 januari 2021 inzake landelijk onderzoek naleving leeftijdsgrens bij de verkoop van alcohol en tabak in 2020 (Kamerstuk 27 565, nr. 177);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 maart 2021 inzake RIVM-rapport «Nicotineproducten zonder tabak voor recreatief gebruik» en stand van zaken omtrent de rookvrije onderwijsterreinen in 2020 (Kamerstuk 32 011, nr. 82);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 maart 2021 inzake reactie op de motie van de leden Van Esch en Ouwehand over effectief preventiebeleid om de basisgezondheid van Nederland te verbeteren (Kamerstuk 25 295, nr. 1033);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 maart 2021 inzake gezonde schoollunch en beweegaanbod (Kamerstuk 32 793, nr. 548);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 1 april 2021 inzake factsheets roken en coronacrisis en smaakjes e-sigaretten (Kamerstuk 32 011, nr. 83);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 16 april 2021 inzake werken vanuit drie randvoorwaarden voor het programma Gezonde Groene Leefomgeving (Kamerstuk 32 793, nr. 549);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 april 2021 inzake handhavings- en nalevingscijfers NVWA tabak 2020 (Kamerstuk 32 011, nr. 84);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 april 2021 inzake advies Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS): «Een eerlijke kans op gezond leven» (Kamerstuk 32 793, nr. 550);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 20 mei 2021 inzake Nederland vitaal en in beweging (Kamerstuk 32 793, nr. 552);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 mei 2021 inzake afsluiting Akkoord verbetering productsamenstelling (Kamerstuk 31 532, nr. 263);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 juni 2021 inzake juridische mogelijkheden met betrekking tot gezonde voedselomgeving (Kamerstuk 32 793, nr. 551);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 juni 2021 inzake rapportage grenseffecten accijnsverhoging tabak (Kamerstuk 32 011, nr. 86);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 juni 2021 inzake verkoopbonussen tankstations en gedoogconstructie sluiting rookruimtes (Kamerstuk 32 011, nr. 88);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 29 juni 2021 inzake «Voortgangsrapportage Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2020» (Kamerstuk 31 532, nr. 264);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 juli 2021 inzake toezegging, gedaan tijdens het algemeen overleg van 10 februari 2021 over de initiatiefnota Diertens, over alternatieven btw-verlaging groente en fruit (Kamerstuk 31 532, nr. 265);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 juli 2021 inzake reactie op verzoek commissie over werken vanuit drie randvoorwaarden voor het programma Gezonde Groene Leefomgeving (Kamerstuk 32 793, nr. 556);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 juli 2021 inzake voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2020 (Kamerstuk 32 793, nr. 557);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 juli 2021 inzake bouwstenen voor een fundament onder toekomstig preventiebeleid (Kamerstuk 32 793, nr. 558);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 juli 2021 inzake reactie op verzoek commissie inzake rapport «Nationaal Actieplan Huidkanker» van IKNL, namens Stuurgroep Huidkankerzorg Nederland (Kamerstuk 32 793, nr. 559);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 juli 2021 inzake rookvrije terrassen (Kamerstuk 32 793, nr. 563);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 juli 2021 inzake voortgang Preventie in het zorgstelsel (Kamerstuk 32 793, nr. 562);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 oktober 2021 inzake reactie op verzoek commissie over de brief van de Transitiecoalitie Voedsel met betrekking tot juridische mogelijkheden voor een gezonde voedselomgeving (Kamerstuk 32 793, nr. 570);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 november 2021 inzake voedselaanbod; Schijf van Vijf, productverbetering en reclame (Kamerstuk 32 793, nr. 575);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 november 2021 inzake informatie over ontwikkelingen op het terrein van preventie en aanpak van drugsgebruik (Kamerstuk 24 077, nr. 485);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 november 2021 inzake richtlijnen goede voeding bij diabetes type 2 (Kamerstuk 32 793, nr. 576);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 december 2021 inzake factsheet monitor GLI najaar 2021 (Kamerstuk 32 793, nr. 577);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 december 2021 inzake preventie gehoorschade (Kamerstuk 32 793, nr. 578);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 december 2021 inzake onderzoek beperken tabaksverkoop tot tabaksspeciaalzaken (Kamerstuk 32 011, nr. 92);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 december 2021 inzake opbrengsten steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl (Kamerstuk 25 295, nr. 1705);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 april 2021 inzake onderzoeken alcoholpreventie (Kamerstuk 27 565, nr. 179);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 februari 2022 inzake vijfde voortgangsrapportage actieprogramma Kansrijke Start (Kamerstuk 32 279, nr. 219);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 februari 2022 inzake antwoorden op vragen commissie over informatie over tabaks- en alcoholontmoediging en het COP9 WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (FCTC) en MOP2 Protocol tot Uitbanning van de Illegale Handel in Tabaksproducten november 2021 (Kamerstuk 32 011, nr. 93);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 november 2021 inzake informatie over tabaks- en alcoholontmoediging (Kamerstuk 32 011, nr. 91);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 november 2021 inzake COP9 WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (FCTC) en MOP2 Protocol tot Uitbanning van de Illegale Handel in Tabaksproducten november 2021 (Kamerstuk 32 011, nr. 90);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 februari 2022 inzake informatie over toezending reactie op het rapport van de Gezondheidsraad «Mentale gevolgen van de coronapandemie: een eerste inventarisatie» (Kamerstuk 25 295, nr. 1783);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 februari 2022 inzake RIVM-rapporten «Nieuwe criteria voor productverbetering» en «Zout- en kaliuminname 2020/2021» (Kamerstuk 32 793, nr. 582);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 maart 2022 inzake preventiebrief ten behoeve van leefstijldebat 24 maart 2022 (Kamerstuk 32 793, nr. 584);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 maart 2022 inzake handhavings- en nalevingscijfers NVWA tabak 2021 (Kamerstuk 32 011, nr. 94).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Smals

De griffier van de commissie, Esmeijer

Voorzitter: Den Haan

Griffier: Heller

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Bikker, Van Esch, Den Haan, Rudmer Heerema, Kuik, Van der Laan, Maeijer, Mutluer, Van der Plas en Westerveld,

en de heer Van Ooijen, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Aanvang 14.04 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag allemaal. Welkom aan de mensen die aan de andere kant van het scherm zitten en daar dit commissiedebat over leefstijlpreventie volgen. Aan de orde is dus inderdaad het commissiedebat over leefstijlpreventie. Ik heet van harte welkom de Staatssecretaris, die bij ons te gast is, en zijn ambtenaren, die hem ondersteunen. Verder heet ik aan de zijde van de Kamer van harte welkom: mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren, de heer Rudmer Heerema van de VVD, mevrouw Bikker van de ChristenUnie, mevrouw Kuik van het CDA, mevrouw Van der Laan van D66, mevrouw Westerveld van GroenLinks en mevrouw Maeijer van de Partij voor de Vrijheid. Straks schuift ook nog meneer of mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid aan. Het is een mevrouw! Zij is nieuw. Tot slot schuift mevrouw Van der Plas van de BBB nog bij ons aan.

Ik wil als eerste spreker het woord aan mevrouw Van Esch geven. Zij spreekt namens de Partij voor de Dieren. Ik stel voor dat wij elkaar drie keer mogen interrumperen en dat we straks vier vragen stellen aan de Staatssecretaris. Als het allemaal voortvarend gaat, kunnen we daar enigszins coulant mee omgaan. Ik kijk even naar de collega's of dat oké is. Ik hoor zeggen dat vier heel voorzichtig is. Ik zei daarstraks acht, maar daar schrok de Staatssecretaris heel erg van. Ik dacht daarom: we beginnen met vier. Maar als het goed gaat, dan doen we er gewoon vijf. Ik ben een hele gulle voorzitter, maar alleen als iedereen zich netjes gedraagt en het debat voortvarend verloopt. Dus ik waarschuw vast.

We hebben allemaal vier minuten spreektijd en ik geef als eerste het woord aan mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. «In een tijd van arbeidstekorten in bijna alle sectoren, kunnen we het ons simpelweg niet veroorloven dat mensen langs de kant staan vanwege vermijdbare aandoeningen.» Dat zijn niet mijn woorden, maar wel woorden van de gezondheidseconoom Jochen Mierau, die afgelopen maandag aanwezig was bij het rondetafelgesprek over preventie, ter voorbereiding op dit debat. Hij zegt ook dat ongezondheid een verdienmodel is en de samenleving de prijs betaalt, namelijk een lagere arbeidsproductiviteit, meer ziekteverzuim en vooral een minder goed leven. Afgelopen maandag stond dan ook de vraag waarom we zulke ongezonde keuzes maken voorop in dat rondetafelgesprek.

Ook hersenwetenschapper Felix Kreier was maandag aanwezig. Hij vertelde ons hoe de hamster in ons brein werkt. Ik vond dat fascinerend om te horen. Hij zei dat de hamster in ons brein ons helpt om te overleven in een wereld van schaarste, maar dat die niet gemaakt is voor een wereld vol snackbars, snoepautomaten en supermarkten. Vooral kinderen en jongeren blijken nauwelijks in staat om de hamster in hun brein te temmen. Je kunt je dan ook afvragen of het toeval is dat de Albert Heijn ons allemaal aan het hamsteren wil krijgen. Verleidingen weerstaan blijkt heel moeilijk. Bedrijven hebben er echt een verdienmodel van gemaakt. Maar we worden er niet gelukkiger of rijker van als onze gezondheid hier niet tegen beschermd wordt.

Ik had gehoopt, en ik hoop misschien nog steeds wel, dat deze Staatssecretaris dat meteen zou inzien. Ik vond het dan ook jammer om de plannen te zien die al zijn aangekondigd voor het aanmoedigen van fabrikanten om minder suiker, vet en zout in hun producten te gaan gebruiken. Het gaat me vooral om het «aanmoedigen», want in het coalitieakkoord wordt er heel duidelijk gesproken over bindende afspraken met de industrie. Ik ben dan ook benieuwd hoe die twee met elkaar te rijmen zijn. Wat mij betreft missen die bindende afspraken over de productsamenstelling in de brief die in februari naar ons gekomen is.

Dan nog iets anders, namelijk de coalitieafspraak om de verkoop van alcohol op veel meer plekken toe te staan, oftewel blurring. Dat staat in het coalitieakkoord. Denk bijvoorbeeld aan een glaasje champagne bij de aankoop van je nieuwe keuken of gezellig met de kinderen naar een proeverij in de supermarkt gaan. Het kan straks allemaal als dit plan doorgaat. Ik ben benieuwd hoe deze Staatssecretaris dat kan rijmen met de wel degelijk forse preventiedoelen met betrekking tot het verminderen van alcoholgebruik.

Hoe gaan we een einde maken aan supermarkten, fastfoodbedrijven en voedselproducenten die misbruik maken van de niet-volgroeide hersenen van kinderen en jongeren? Het is namelijk te gek voor woorden dat youtubers nog steeds worden betaald, dat het mag om in hun filmpjes in de McDonald's te gaan opnemen en dat er nog steeds tekenfilmfavorieten van kleuters op grote snoepverpakkingen te zien zijn.

In het coalitieakkoord lezen we: we beschermen kinderen extra tegen niet-passende onlinereclame en -marketing. Dat is alles wat ik tot nu toe weet. Maar in de planningsbrief van deze Staatssecretaris komt kindermarketing helemaal niet voor. Ik ben dus benieuwd wat deze Staatssecretaris hieraan gaat doen. Gaan we het hele goede voorbeeld van Spanje volgen? Daar is een geheel verbod op kindermarketing en een verbod voor influencers om ongezond eten te promoten. Ik ben benieuwd wanneer wij in Nederland zover gaan zijn.

Hoe snel kunnen we de btw op groente en fruit gaan afschaffen in Nederland? We weten dat de mogelijkheid bestaat. We kunnen bijvoorbeeld de accijns op brandstof al per 1 april omlaagbrengen. Kunnen we hier, met het oog op de op dit moment stijgende voedselprijzen, ook haast mee gaan maken?

Artsen en wetenschappers deden deze week een oproep aan winkels om per direct te stoppen met de verkoop van tabak. Waarom wachten we tot 2024 voor supermarkten en nog langer voor tankstations en gemakswinkels? Ik ben benieuwd of deze Staatssecretaris wil overwegen om dat geplande verkoopverbod naar voren te halen naar aanleiding van de oproep van deze week van die vele artsen en wetenschappers.

Ik kom nog een keer terug op dat rondetafelgesprek van afgelopen maandag. Veel van de sprekers daar, maar ook de koepel van bijvoorbeeld de GGD roepen op om een einde te maken aan de vrijblijvendheid, aan alleen maar aanmoedigingsbeleid, aan de lapmiddelen en aan het wachten tot we nog een paar ons extra wegen. Keer op keer halen we de doelen uit het Preventieakkoord gewoon niet, met alle gevolgen van dien.

De voorzitter:

Mevrouw Van Esch, wilt u afronden?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik ben bij mijn laatste zinnen, voorzitter. Ik ben ook benieuwd of deze Staatssecretaris na vandaag wel bereid is om over te stappen op de noodzakelijke wettelijke verankering van de gezondheidsdoelen, op verplichtingen voor fabrikanten die zo nodig zijn en of hij de kinder- en jongerenmarketing aan banden wil leggen. Dat moet echt nu gebeuren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Esch. Het woord is aan de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik ben nu ruim zes jaar woordvoerder Sport van de VVD. In die periode is het alleen maar duidelijker geworden hoe krachtig de preventieve werking van sport en bewegen is. Het gaat om het voorkomen van overgewicht door voldoende bewegen, het voorkomen van kanker door voldoende bewegen, het psychologische effect van bewegen en sport, en het sneller herstellen door een actieve leefstijl. De kracht van sport en bewegen is wetenschappelijk al volledig onderbouwd. Er is echt niet méér onderzoek nodig om te bewijzen dat het waanzinnig belangrijk is dat we als samenleving meer inzetten op sport en bewegen, niet alleen als doel, maar ook als middel bij bijvoorbeeld preventie.

Daar is de afgelopen jaren iets misgegaan. Ondanks dat er in het regeerakkoord van Rutte III expliciet vermeld stond dat sportbonden ook een rol zouden krijgen bij het Preventieakkoord, is dit nauwelijks aan de orde geweest. Het debat van vandaag grijp ik dan ook aan om dit te herstellen. Sport en bewegen, en een actieve leefstijl zijn immers de allerbeste vormen van preventie. Sport en bewegen moet dus een veel stevigere positie in het Preventieakkoord krijgen dan het tot nu toe had. We moeten niet alleen kijken naar wat we kunnen verminderen, verbieden, verhogen en duurder kunnen maken, maar juist ook naar wat we kunnen stimuleren en aantrekkelijker kunnen maken. Het gaat om het belonen van goed gedrag. Ik heb begrepen dat de Staatssecretaris van plan is om sport en bewegen een stevigere positie te geven naast de pijlers overgewicht, alcohol en roken. Ik wil graag van de Staatssecretaris horen wat hij daar precies mee bedoelt. Wil hij bijvoorbeeld sport en bewegen als vierde pijler introduceren? Dat zou ik heel interessant vinden.

Wat betreft de preventieve werking van sport en bewegen heb ik nog wel een suggestie voor de Staatssecretaris. Uw collega Wiersma, Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs, heeft immers aangekondigd de sportvereniging nadrukkelijk te willen betrekken bij scholen in het kader van de rijke schooldag. Nu is er reeds een bestaande fijnmazige sportinfrastructuur van 25.000 sportverenigingen in Nederland, en er is een po- en vo-structuur van 7.500 scholen. Dat lijken op het eerste gezicht twee entiteiten die makkelijk zouden moeten kunnen samenwerken. Is de Staatssecretaris van plan om samen met zijn collega te kijken hoe de sportvereniging op de allerbeste manier betrokken kan worden bij het basisonderwijs en voortgezet onderwijs? Dan bedoel ik niet in plaats van, maar als aanvulling op gym. De ambitie ligt er blijkbaar al. We moeten het alleen nog vormgeven. Hoe meer kinderen namelijk meer plezier beleven aan verschillende takken van sport, hoe meer kans dat ze juist in de kwetsbare leeftijd van 13 tot 17 jaar blijven sporten. Dat is uiteindelijk de grootste preventiewinst die we kunnen behalen.

Een andere vraag op het snijvlak van preventie en onderwijs gaat over schoolfruit. Veel kinderen zijn aangewezen op schoolfruit om een keer of een paar keer in de week een banaantje of een appeltje te kunnen eten. Nu staat het project onder druk door gestegen prijzen. Heeft de Staatssecretaris dit in beeld? Wat ligt er binnen zijn mogelijkheden om hier ondersteuning te bieden?

Voorzitter. Dan een ander onderwerp. Ik ben in mijn leven vaak in Australië geweest. Het is daar heel gewoon om naast de bakker, de slager en de groenteboer ook een huidkankerkliniek in het winkelcentrum te hebben. Voor ons is het onvoorstelbaar, maar daar is het heel normaal. In Australië heb ik geleerd hoe verwoestend de zon is voor onze huid en over de sluipmoordenaar die huidkanker is. Het kabinet heeft eerder, naar aanleiding van het Nationaal Actieplan Huidkanker, aangegeven met een voorlichtingscampagne te komen. Welke stappen zijn inmiddels gezet om tot de beoogde voorlichtingscampagne te komen? Hoeveel budget heeft u hiervoor gereserveerd?

Als we het over huidkanker hebben, dan is de stap naar buitensport snel gemaakt. Buitensport is onderdeel van een gezonde leefstijl. Dat vindt de overheid ook. Het voorkomt bijvoorbeeld overgewicht, diabetes, hart- en vaatziekten en depressies. Buiten sporten is gezond, maar juist bij buiten sporten is er sprake van een verhoogd risico op huidkanker. Dat geldt in principe ook bij kinderdagverblijven en scholen. Kan en wil de Staatssecretaris invulling geven aan het faciliteren van gezond, in dit geval zonveilig, sporten en, zo ja, op welke manier?

Op hoeveel minuten zit ik, voorzitter?

De voorzitter:

U zit op vier minuten en acht seconden. Maar mevrouw Van Esch had ook iets langer, dus ik geef u nog even tijd om af te ronden.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nee, ik geef het goede voorbeeld. Ik bewaar de rest voor mijn tweede termijn, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie een interruptie van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

De leukste interruptie zou natuurlijk zijn om te vragen of hij zijn tekst afrondt, maar dat vind ik voor mezelf niet de leukste interruptie. Ik hoorde nog niks over gezonde voeding. Dat kan natuurlijk in de vier minuten tijd die er is. Ik was wel benieuwd en werd getriggerd doordat er in het begin van de bijdrage over werd gesproken dat we over sport eigenlijk voldoende onderzoek hebben en wel weten wat we moeten doen. Bij voeding is dat eigenlijk net zo goed het geval. We hebben al heel veel onderzoeken en we weten precies wat we moeten doen. Ik ben dus benieuwd of de VVD die lijn bij sport doortrekt als het gaat om voeding.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik ben echt een groot voorstander van zorgen dat wij die gezonde generatie krijgen. Er liggen genoeg onderzoeken die aantonen hoe verwoestend roken is voor je hersenen, hoe verschrikkelijk het is om veel te veel suiker binnen te krijgen en dat we dus moeten zorgen dat we dat verminderen in ons eten en ons drinken. De stappen die daarop gezet worden, vind ik dus goed. Ik vind ze ook logisch. Ik vind ook dat we daar echt slimme keuzes in moeten maken, bijvoorbeeld als het gaat om een flat tax of om een progressieve taks voor suiker en frisdrank. Maar u zult mij volgens mij aan uw zijde vinden als we gaan proberen om stappen te maken om het voedsel en het drinken dat wij elke dag tot ons nemen, gezonder te krijgen en te maken. Als je kijkt naar een schoolfoto met kinderen uit 1970 en je vergelijkt die met een foto van nu, dan zie je de verschillen in gewicht. Dat is volgens mij een van de slechtste dingen die we hebben, want alles wat wij voor het zesde jaar met kinderen doen als het gaat om voeding, werkt hun hele leven door. Die eerste jaren zijn daarin dus zo belangrijk.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie een interruptie van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, die gaat over hetzelfde onderwerp. Ik waardeer de woorden van de heer Heerema hoor. Het is natuurlijk heel erg goed dat we inzetten op gezond voedsel, net zoals ik zijn inzet op het gebied van sport en bewegen ook deel. Maar de overheid kan natuurlijk ook een stapje verder gaan, bijvoorbeeld door te reguleren dat in armere wijken meer plekken komen waar gezond voedsel te verkrijgen is. De overheid kan bijvoorbeeld op scholen maatregelen nemen om te voorkomen dat al die ongezonde snackautomaten overal staan. Ik weet dat er plannen zijn voor een suikertaks, maar daar zouden we misschien nog een paar stappen verder in moeten gaan. Ook via beprijzingen en andere zaken kan de overheid misschien nog meer doen. Nu weet ik ook dat de VVD vaak de partij is van de eigen verantwoordelijkheid en de vrije keuze, maar is de heer Heerema ook bereid om met ons samen eens te kijken wat er nog meer kan gebeuren?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja. Dan wil ik vooral kijken naar wat de meest effectieve interventies zijn. Want de Staatssecretaris heeft in zijn leefstijlbrief van afgelopen vrijdag, geloof ik, aangegeven dat hij bijvoorbeeld wil kijken naar fastfood in de buurt van scholen. Die staat op nummer vijftien van de meest effectieve interventies die je kan doen. Blijkbaar kunnen we andere dingen slimmer en sneller doen. Ik zou dus heel graag willen kijken naar wat er verstandiger is om eerst te doen. Toen ik in de vorige periode woordvoerder onderwijs was, ging ik weleens bij scholen op bezoek. Dan had je een gezonde schoolkantine waar dan groentepizza's werden aangeboden. Die waren hartstikke slecht, maar die hadden het groene stickertje, want er zat groente op en dus was het «gezond». Als we volgens mij nou ergens effectief kunnen interveniëren, dan is het in het onderwijs. Dat kan met snackautomaten, maar ook kantines op scholen. Hoe krijgen we die gezonder, zodat kinderen – als ze het van huis niet meekrijgen – in ieder geval op school die gezonde samenleving meekrijgen? Daar zitten ze ook nog 30 uur in de week.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. Wie de Atlas van Afgehaakt Nederland bekijkt, weet één ding zeker: gezondheid is vaak een van de grote problemen voor de mensen in Nederland die nu toch al in de marge zitten. Daar hebben we het veel te weinig over. Of we het nu hebben over Moerwijk in Den Haag, over Pekela of over Vinkhuizen in de stad Groningen: als je even doorfietst naar een rijkere wijk of een rijker dorp, dan is het verschil in levensverwachting al heel snel acht jaar. Dat is onvoorstelbaar veel.

Het maakt dus uit waar je opgroeit als kind. Voor de kinderen in de wijken die ik noemde, zijn gezonde keuzes niet vanzelfsprekend. Maar juist voor hen klopt mijn hart. Juist voor hen vind ik het echt heel belangrijk dat we preventie nog meer vorm gaan geven. Daarom ben ik blij met de toon en de prioriteiten van deze Staatssecretaris in de brief die hij aan de Kamer stuurde. Daar spreekt namelijk urgentie uit en dat een gezonde leefstijl zich niet alleen beperkt tot individuele keuzes, maar een opgave is voor de hele samenleving.

Daarmee is het niet alleen een opgave van VWS, van dit ministerie, maar ook van andere ministeries. It takes a village to raise a child. Dat is met preventie net zo. Veel onderwerpen moeten nog verder uitgewerkt worden. Daar kijkt de ChristenUniefractie eerlijk gezegd met een gezonde lading ongeduld naar uit. Kom maar op met die plannen! Ja, de acties uit het Nationaal Preventieakkoord lopen door, maar we weten ook dat er meer nodig is om de doelen in 2040 te halen. Dat weet het kabinet. De urgentie is groot. Ik maak me bijvoorbeeld toch zorgen over de vergoeding van de kinder-GLI, die weer een jaar is uitgesteld. Kan dat echt niet sneller? Kinderen die nu ongezond opgroeien, kunnen toch niet nog een jaar langer wachten? Graag een reactie van de Staatssecretaris.

Voorzitter. Dan de mentale gezondheid van jongeren. Het is hoog tijd dat we werken aan een hoopvol perspectief voor onze jongeren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik heb nog een interruptie op het vorige punt. Logischerwijs breek ik daarom in, zodat mevrouw Bikker daarna door kan gaan. Ik ben namelijk benieuwd naar het volgende. Afgelopen week kwam het onderzoek van KRO-Pointer, dat de afgelopen tijd meerdere programma's heeft gemaakt over het schrikbarende aantal verkooppunten van ongezonde voeding. Dat is juist in de wijken waar mevrouw Bikker het over had, met 30% toegenomen. Ik vond het heel heftig om te lezen en te zien dat het ongezonde aanbod daar dus alleen maar verder aan het stijgen is. Ik ben benieuwd wat de ChristenUnie qua mogelijkheden ziet om daarin zo snel mogelijk in te grijpen en om gemeentes in ieder geval zo snel mogelijk die mogelijkheid te bieden. Ik ben benieuwd of de ChristenUnie denkt: dat moet gewoon niet nog tot volgend jaar duren.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank voor deze mooie vraag. Ik was vrijdag in Rotterdam-Zuid, in een wijk waar we deze gezondheidsproblemen net zo hard zien. Het was vrij treurig dat ik wel alle snackbedrijven zag waarnaar mijn kinderen vanuit de auto ook altijd gillen om de afslag te pakken, maar verder geen aanbod van andere dingen voor een betaalbare prijs. Ik deel helemaal met mevrouw Van Esch hoe slecht wij eigenlijk zorgen voor de kinderen die het het hardste nodig hebben. Daarin moet de gemeenteraad ook stappen kunnen zetten. Daar ben ik erg van. Als we iets lokaal kunnen fixen, laten we het dan ook lokaal fixen.

Het is niet dat ik tegen iedere snackbar ben, integendeel. Ik vind een frietje op z'n tijd helemaal prima, maar het moet niet structureel in je leefstijl zitten, waardoor mensen ongezond leven. Daarin hebben we in Nederland echt nog een slag te maken. We zijn daarin niet de enige in de wereld, maar het is wel zo dat we bijvoorbeeld bij obesitas, een van de ziekten die veel voorkomt, echt stappen moeten zetten. Ik vind het verstandig dat de Staatssecretaris verkent wat daarbij effectief is. We kunnen namelijk vanaf de kansel van alles vinden, maar dan blijkt het vervolgens onvoldoende effectief te zijn. Ik moedig hem daarin dus aan. Maar we moeten niet alleen maar onderzoeken en uiteindelijk niets behouden. Nee, dat doen we om het goede zo snel mogelijk tot stand te brengen.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik snap het wel, maar vorig jaar is daar nog een motie over ingediend door mevrouw Kuik en mijzelf. We zijn nu al een jaar verder. Gemeentes hebben nog steeds die mogelijkheden niet. Ze roepen al een jaar: geef ons de juridische mogelijkheden om daarmee aan de slag te gaan. Ik vind het juist nu aan deze Staatssecretaris om niet nog een keer te zeggen dat hij de onmogelijkheden en mogelijkheden gaat verkennen. De gemeentes geven al ruim anderhalf jaar aan ons door: geef ons nou die mogelijkheden om fastfoodketens te weren op nieuwe locaties waar ze zich willen vestigen. Ik ben gewoon benieuwd: vindt de ChristenUnie ook dat we nu echt niet kunnen wachten? Op het moment dat mevrouw Kuik en ik bijvoorbeeld weer dezelfde motie gaan indienen, kunnen we dan gezamenlijk dezelfde boodschap doorgeven, namelijk dat we dat nu gaan doen?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dat ongeduld van mevrouw Van Esch deel ik helemaal. Ik ben het bijvoorbeeld ook met haar eens over kinderreclames. Daar had zij een hele goede bijdrage over. We zien te vaak dat ongezonde voeding wordt aangeprezen, terwijl we weten dat kinderen daar gevoelig voor zijn. Ik deel het ongeduld. Ik moedig de Staatssecretaris aan om daar waar het kan, zo snel mogelijk concrete stappen te zetten, maar wel altijd op een manier die effectief is. Dat is de hele kleine slag om de arm die ik daarbij maak. Ik moedig aan om juist voor de Gezonde Generatie echt te zorgen dat we daadwerkelijk stappen zetten.

Ik zie de voorzitter naar me kijken alsof ze het fijn zou vinden als ik mijn inbreng zou vervolgen.

De voorzitter:

U begrijpt mij zonder woorden. Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik was gebleven bij de mentale gezondheid van jongeren. Het is echt hoog tijd dat we werken aan een hoopvol perspectief voor onze jongeren, want heel veel jongeren hebben te maken met psychische klachten en mentale druk. De belofte dat het wel goed met je komt als je maar hard werkt, is failliet. Samen met collega Westerveld van GroenLinks en onze jongerenorganisaties hebben wij daarom in een manifest negen punten benoemd waarvan wij zeggen: maak daar nou werk van om de mentale weerbaarheid van jongeren te bevorderen. Laat het taboe ervan afgaan. Zorg dat het gesprek wordt gevoerd en zorg dat jongeren zelf meepraten over wat zij nodig hebben om meer mentale sterkte en gezondheid te vinden. Daarom ben ik blij dat onze Staatssecretaris kennis heeft gemaakt met het jongerenpanel mentale gezondheid en dat dat mee gaat denken, want dat is heel hard nodig. Jongeren ervaren prestatiedruk, financiële druk en zijn eerlijk gezegd best vaak eenzaam. De coronatijd heeft geen goed gedaan.

Voorzitter. Dat heeft ook gevolgen voor het middelengebruik. Is de Staatssecretaris het met ons eens dat de mentale kwetsbaarheid van jongeren een symptoom is van hoe onze samenleving is ingericht? Op welke manier denkt hij juist op dit punt een omslag in onze samenleving te kunnen bevorderen? Minder druk, minder maakbaarheidsdenken en meer ruimte om af en toe een foutje te kunnen maken. Hoe gaat hij dat vormgeven in het Nationaal Preventieakkoord, aangezien hij zegt dat mentale gezondheid daar een onderdeel van is.

Voorzitter. Ik had het al over middelengebruik en verslaving. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris het nationaal rapporteurschap verslavingen voor zich ziet. Wil hij daar ook gokverslaving bij betrekken? Er ligt een aangenomen motie-Van der Graaf, die zegt dat de preventie van gokverslaving niet alleen bij Justitie ligt, maar dat die ook bij VWS meer vorm zou moeten krijgen. Hoe geeft de Staatssecretaris daar een vervolg aan?

Voorzitter. Ik begon met de gezondheidsverschillen. Onze wijze adviseurs, de WRR en het RIVM, hebben het er allemaal over hoeveel winst in gezonde levensjaren we kunnen boeken als de preventiemaatregelen op orde zijn. Maar als wij ons verkiezingsprogramma laten doorrekenen, dan rekent het CPB dat helemaal niet positief mee. Sterker nog, het kost alleen maar geld. Daar gaat echt iets mis. Is de Staatssecretaris bereid om te verkennen wat er nodig is om dit te verbeteren en veranderen? Ook de Sociaal-Economische Raad, de SER, droeg dit aan. Zouden preventiemaatregelen in ieder geval een plek kunnen krijgen in de Monitor Brede Welvaart? En wat zou ervoor nodig zijn om ze een positieve plek te geven in de CPB-berekeningen?

Voorzitter. Er is al het nodige gezegd over de gezondheidsverschillen en roken. Ik kan mij daarbij aansluiten. Ik zou de Staatssecretaris wel het volgende willen vragen. We hebben heel veel mailtjes gehad van kleine supermarkten die zeggen: help, wij gaan failliet als wij geen tabak mogen verkopen. Het is vreselijk dat die zaken slechts kunnen bestaan door de verkoop van tabak. Ik schrok daar eerlijk gezegd van. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om de leefbaarheid op het platteland overeind te houden. Kan hij daarover in gesprek gaan met zijn collega's, zodat we die tabaksverkooppunten zo snel mogelijk kunnen sluiten? Want dat steunt mijn fractie van harte. Wij willen juist op een andere manier invulling geven aan de leefbaarheid op het platteland.

Voorzitter. Vier minuten voor zo'n mooi thema is veel te weinig, maar ik houd het voor dit moment hierbij.

De voorzitter:

Dat klopt. Daarom zat u ook iets over die vier minuten heen, bijna een minuut. Mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank, voorzitter. Je wordt niet geboren als een rokende, bierdrinkende bankhanger met een zak chips in de hand en een joint aan de lippen. Dat is aangeleerd gedrag. De gezondheidsverschillen in onze samenleving zijn heel groot en wij vinden dat echt onacceptabel. Kwetsbare mensen leven vijftien jaar langer in minder goede gezondheid en zeven jaar korter. Kinderen die ongezond opgroeien, staan veelal op achterstand. We hebben dus wat te doen. We hebben een ambitie.

Ongezond ouder worden zorgt er ook voor dat de zorgkosten de pan uit rijzen. We repareren graag en hebben graag een snelle oplossing, en dat wordt alleen maar erger. De ambitie is een gezonde generatie in 2040, met een focus op de jeugd door sport, voeding en bewegen.

Voor het CDA is de focus vooral gericht op kinderen. Wij moeten hen beschermen tegen dat aangeleerde gedrag, want kinderen zijn geneigd om ons na te doen. Zien roken, doet roken; dat is de slogan. Het is goed om ons te realiseren dat je eigenlijk nooit alleen consumeert. Het gaat vaak om aantrekkelijk gedrag en je omgeving heeft daar invloed op. Ik vraag de Staatssecretaris om te voorkomen dat we mensen in hokjes duwen, dat we alles in een apart hokje behandelen, want een mens is meer dan dat ene hokje. Kijk naar het hele figuur. Kijk naar roken, overmatig alcoholgebruik, voedsel en drugs. Het hangt allemaal met elkaar samen. Je moet mensen niet vierendelen. Dat werkt niet. De veranderingsprocessen zijn vaak hetzelfde.

De vraag is hoe groot het consumptieprobleem precies is. Ik hoorde van verslavingsarts Van de Graaf dat een lijkschouwer elk halfuur iemand moet lijkschouwen die te vroeg is overleden door roken. Ieder halfuur. Dat heeft natuurlijk ook een sociaal ontwrichtend effect, laat staan de maatschappelijke ontwrichting die drugs heeft op onze samenleving. Laat ik daar nu maar niet over beginnen. Ongeveer 50% van de Nederlanders heeft overgewicht.

Voorzitter. Wij slaan vaak door. Mevrouw Van Esch zei het heel mooi: die hamster zit in ons brein. Ons brein is niet veranderd. Onze verre voorouders waren jagers en verzamelaars. In je hersenen zit een systeem waardoor je noodzakelijke buffers op wilt bouwen. Dat deel in onze hersenen is niet veranderd, maar de omgeving wel. In de huidige tijd is het niet moeilijk om suikerrijk of hoogcalorisch voedsel te krijgen. Eten kan op ieder moment en de fysieke inspanning die geleverd wordt, is in de afgelopen decennia stukken minder geworden. Ik vraag de Staatssecretaris om door te zetten op de doelen van het Preventieakkoord, maar ik vraag hem ook of hij de integrale gedachte deelt dat we moeten voorkomen dat we in hokjes blijven denken. Departementen moeten met elkaar aan de slag gaan.

Voor het CDA zit dat niet alleen in wet- en regelgeving, maar ook in de energie van de samenleving: de community en de lokale preventieakkoorden. Het zit ook in regelgeving en de pppb-benadering: prijs, plaats, product en de omgekeerde p, de b van bewegen.

Voorzitter. We investeren ook in extra onderzoek naar de aanpak van alzheimer, obesitas en kanker. We zijn er heel blij mee dat we investeren in die grote volksziektes. Het CDA heeft met brede steun vanuit de Kamer een nationaal actieplan tegen kanker ingediend. Kan de Staatssecretaris ingaan op hoe dat loopt? Er lagen al plannen klaar, maar we horen daar eigenlijk vrij weinig over. Ik hoor in de wandelgangen dat het niet zo lekker loopt. We steunen dit met z'n allen, dus ik krijg graag een reactie daarop.

Voorzitter. Tot slot lachgas. Ik druk hier al een flink aantal jaren op. Wanneer gaan we wetgeving krijgen om lachgas te verbieden? Ik zie dat de Kamer daarin vertraagt. Er zijn partijen die daar niks in zien en die vraag op vraag stellen. Kom maar door met die wetgeving. Laten we die gewoon behandelen, want we zien heel veel verkeersongelukken. Revalidatieartsen en neurologen schreeuwen om hulp. Ook de burgemeesters zeggen: geef ons die wetgeving. Ik krijg die wetgeving dus graag zo snel mogelijk hier.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik. Het woord is nu aan mevrouw Van der Laan van D66.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Een grote groep mensen kampt met aandoeningen als diabetes, artrose, nierfalen of hart- en vaatziekten. Dat zijn stuk voor stuk aandoeningen die ook beïnvloed worden door een ongezonde leefstijl. De aanname, de voorspelling, is dat steeds meer mensen hier last van zullen krijgen. Natuurlijk proberen we dat om te buigen, onder andere door het Nationaal Preventieakkoord, maar helaas blijkt uit recente cijfers van het CBS dat de pijlers overgewicht, roken en drankgebruik nauwelijks zijn gedaald. Dat vraagt wat mij betreft om een reflectie van het kabinet. Daarom vraag ik de Staatssecretaris hoe hij deze cijfers ziet en, belangrijker nog, hoe hij ervoor gaat zorgen dat de voorgenomen doelstellingen uit het Preventieakkoord daadwerkelijk worden gerealiseerd. Hoe is hij van plan om de Kamer te betrekken bij bijvoorbeeld het vormgeven van de pijler mentale gezondheid?

Voorzitter. De grootste boosdoener blijft roken. Roken is nog steeds de belangrijkste oorzaak van ziekte en sterfte in Nederland. Ter voorbereiding op dit debat hebben wij twee rondetafels georganiseerd. De ene ging over beweegarmoede en de andere, afgelopen week, ging over leefstijlpreventie, met name ingezoomd op een gezonde voedselomgeving. Als sportfanaat blijf ik ervoor strijden dat we meer moeten gaan bewegen. Dat is evident. Ik denk dat mijn collega's hier dat allemaal met me delen. Ik vraag dus naar de koppeling met het Nationaal Sportakkoord. Kan de Staatssecretaris daar een reflectie op geven?

Vandaag wil ik het verder over voeding hebben. Ik zal daar dus ook mee doorgaan. Ongezonde voeding veroorzaakt 8,1% van de ziektelast en 6 miljard aan zorgkosten. Onze stelling is dat een fundamentele verandering in onze voedselomgeving nodig is. Ik denk dat we een grote klapper kunnen maken in en om de supermarkt, omdat jong en oud daar komen. De afgelopen jaren hebben de afspraken over productverbetering namelijk niet echt geleid tot veel gezondere producten. Het opbouwen van smaak, met het toevoegen van suiker en zout, is veel makkelijker dan het omgekeerde proces, het afbouwen. Dat duurt al jaren. Producenten en supermarkten zijn namelijk bang dat ze klanten verliezen, want als jouw product aan smaak verliest, kan de consument zo naar de concurrent gaan. Daarom is een gelijk speelveld nodig, maar wel met een sturende rol van de overheid. Nu is er een nieuwe aanpak van het RIVM om producten te verbeteren, maar wat zijn nu de vervolgstappen volgens het kabinet? Want uiteindelijk moeten we het toch samen met de markt doen; het is een publiek-private samenwerking. Ik heb gesproken met supermarkten en producenten. Zij geven eigenlijk allemaal aan dat ze snel aan de slag willen met de Nutri-Score, maar dat ze wachten op een go van het ministerie. Volgens mij is het hoog tijd om dit proces te versnellen. Wat is nu de status van het implementatieproces van de Nutri-Score in Nederland? Want in Frankrijk werkt het. Bent u van plan om de Nutri-Score ooit verplicht te stellen?

Voorzitter. We zien heel veel marketing gericht op kinderen, maar ook veel aanbiedingen van ongezond eten. Dat maakt het natuurlijk best lastig om een gezonde keuze te maken. Daar hebben collega's ook al aandacht aan besteed. Onze kinderen krijgen veel sluikreclame binnen via de socials. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: ziet u een opening om hierover het gesprek op gang te brengen, om toch ook iets met de reclame via de socials te doen? Ik doe even aan omdenken: kunnen we marktpartijen niet meer ruimte geven om gezond eten te promoten? Want Europese regels geven nu aan dat je pas een gezondheidsclaim mag doen bij een zout- of suikerreductie van 30%. Ik ben het daar wel mee eens, maar zijn er geen manieren om hier toch wat handiger mee om te gaan? Kijk bijvoorbeeld naar Zwitserland, waar men tijdelijke claims van een jaar toestaat. Is de Staatssecretaris bereid om dit in kaart te brengen? Kunnen we deze claims bijvoorbeeld koppelen aan de nieuwe aanpak van productverbetering, zodat je, als je doelstellingen haalt, daar eerder tijdelijk – en «tijdelijk» staat dan tussen haakjes – over mag communiceren? Ik zou deze suggestie zien als een extra prikkel, want ik vind het wel goed als een leerling van een onvoldoende richting een voldoende gaat. Dat wil je natuurlijk ergens stimuleren en belonen.

Tot slot, voorzitter. Ik vind het heel belangrijk dat we gaan inzetten op de Gezonde Generatie. Wat ons betreft doen we dat met zo veel mogelijk bewezen effectieve maatregelen en schaken we op verschillende borden. Ik herhaal: een fundamentele verandering in onze voedselomgeving is nodig, maar dat moeten we wel met elkaar doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld. Nee, ik zie allemaal handen omhooggaan. Wie was het eerst? Mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ja, voorzitter, want ik hoor mevrouw Van der Laan echt spreken over voeding en de Gezonde Generatie. Nou hebben de vorige periode mevrouw Van Esch en ik een motie ingediend om in kaart te brengen hoe gemeenten een betere balans kunnen creëren in hun omgeving als het gaat om fastfoodketens, omdat het soms gewoon een overkill is waar je veel makkelijker aan een hamburger komt dan überhaupt nog aan een appel. Daar heeft D66 toen tegen gestemd, en dat verbaasde mij toen. Die werd net niet aangenomen. Kan mevrouw Van der Laan ingaan op hoe zij daar nu anders naar kijkt, en of ze dat ook als instrument zou kunnen zien in die strategie?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik heb me hier natuurlijk op voorbereid: ik heb die twee moties hier liggen. Toentertijd waren er twee moties, inderdaad uw motie en die van mevrouw Van Esch. Die hebben we niet kunnen steunen, omdat er een directe koppeling werd gemaakt, naast het in kaart brengen, met daarna gelijk een wetsvoorstel opstellen en die richting de Kamer sturen. Nou, dat oorzakelijke verband ging ons op dat moment te ver. We hebben wel de motie van mevrouw Sazias en mevrouw Van Esch gesteund om in samenspraak met gemeenten te bezien hoe wettelijk verankerd kan worden dat gemeenten meer instrumenten krijgen om te sturen op die gezonde voedselomgeving. Dus volgens mij is onze opvatting of stelling of houding daarin niet veranderd. Wij staan er zeker voor open om te kijken naar wat gemeenten nodig hebben om daar eventueel meer sturend in te kunnen optreden.

Mevrouw Kuik (CDA):

Gemeenten geven juist aan dat ze dit nodig hebben, dus dat was al vrij duidelijk. En dan was het ook nog eens een keer bijvoorbeeld een wethouder van D66, volgens mij uit Amsterdam, die dit juist aangaf. Ik wil dus voorkomen dat we onderzoek op onderzoek hebben, terwijl helder is wat er nodig is.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik vind ook niet dat je onderzoek op onderzoek moet doen, en ook niet onnodig onderzoek. Maar volgens mij heeft de Staatssecretaris een keurig vervolg gegeven aan de uitvoering van die motie om nader te bezien wat er nodig is om bijvoorbeeld fastfood te weren in de wijken waarin er te veel aanbod is. Nou, voor mij is dat een route die we kunnen volgen, dus wacht ik op de Staatssecretaris voor een gedegen voorstel daarvoor.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik probeerde nog even te kauwen op uw opmerking dat er bijvoorbeeld met het Nationaal Sportakkoord een link gelegd moet worden, en wat de relatie daartussen precies is. Het Nationaal Sportakkoord heeft – uit mijn hoofd – ongeveer 150 ondertekenaars, waarbij nog helemaal niet duidelijk is wat welke ondertekenaar precies heeft bijgedragen aan het Nationaal Sportakkoord. En waar ik nou eigenlijk zo bang voor ben, is dat het, als we dat alleen groter optuigen, steeds onduidelijker wordt wat de effectiviteit van zo'n groot opgetuigd akkoord wordt. Dus zou het niet veel verstandiger zijn om, in plaats van te kijken waar de linken tussen Preventieakkoord en Sportakkoord liggen – wat ik op lokaal niveau overigens wel snap – op nationaal niveau sport en bewegen een veel prominentere rol in het Preventieakkoord te geven, in plaats van die twee akkoorden te verknopen?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik weet ook niet of ik de twee akkoorden wil verknopen, hoor, dus ik wacht op de reactie van de Staatssecretaris. Maar ik ben het wel met de heer Heerema eens dat ik het onderwerp bewegen, dat als nieuw onderdeel al deel uitmaakt van het Nationaal Preventieakkoord, veel groter wil zien. Dat hoort ook bij preventie. En daarnaast mag ieder departement zich bemoeien met bewegingsstimulering.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Ik zag nog een hand van mevrouw Van Esch, maar haar interrupties zijn op. Maar misschien kunnen we wel met elkaar afspreken dat we, als we het rondje afhebben en er nog ruimte voor vragen is, die alsnog behandelen. Mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ja, voorzitter, dank u wel. Een mooi pleidooi van mevrouw Van der Laan voor de gezondheid van jongeren, en ook wel een pleidooi om bijvoorbeeld te luisteren naar gemeenten, voor wat zij nodig hebben. En juist op dat punt heb ik nog een vraag over lachgas. Want zo veel burgemeesters, uit allerlei plaatsen, ook D66-burgemeesters bijvoorbeeld uit de Achterhoek, hebben gezegd: alsjeblieft, kom met dat verbod op lachgas, omdat we de gevolgen zien voor onze jongeren, die daar langdurige schade van ondervinden. Dus de urgentie is hoog. Ik ben benieuwd of D66 die urgentie ook ervaart en met ons meedoet om nu tot een snel verbod te komen. Er is een Kamermeerderheid, het geld is er, dus hoe ziet mevrouw Van der Laan dat?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Wij hebben een andere woordvoerder op lachgas. Ik ga geen flauw antwoord geven, want ik wil hier wel gewoon een reactie op geven. Maar op dit moment kan ik niet toezeggen of we hierin meegaan of hierin gaan versnellen, omdat het echt wel aan de woordvoerder is om daar uiteindelijk het debat over te voeren. Dus zoals mijn collega hiernaast al zei: laat dat debat dan maar plaatsvinden. Prima, maar het is wel aan mijn collega-woordvoerder om daar een stelling over in te nemen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik vraag dit met reden, omdat de D66-fractie juist geregeld opnieuw om een schriftelijk overleg heeft gevraagd, terwijl op een gegeven moment alle feiten wel gewisseld zijn. Dus dan zou ik in ieder geval ook deze woordvoerder van de D66-fractie, die juist zo bewogen is op gezondheid – en dat delen wij – willen aanmoedigen om in ieder geval, daar waar het kan, met ons mee te duwen, om die snelheid te maken. Desnoods dat we als Kamer hierin een harde afweging maken: heeft dit een meerderheid, ja dan nee? Zodat al die burgemeesters die hierom vragen, juist met het oog op hun jongeren, weten waar ze aan toe zijn en kunnen gaan handhaven.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Van der Laan knikken, dus dat ze dit terug meeneemt naar de woordvoerder van de fractie van D66. Dank u wel. Mevrouw Van der Plas had nog een interruptie?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, dat klopt. Ik was ontzettend blij deze week dat mevrouw Van der Laan de motie van mij wilde meeondertekenen om prioriteit te stellen aan de gezonde samenleving – even kort door de bocht gezegd. En eigenlijk was ik ook benieuwd. Want ik heb eerder dit jaar of vorig jaar een motie ingediend om te kijken, of te onderzoeken – het was een vraag om onderzoek – hoe structureel voedselonderwijs en kooklessen op school zouden kunnen bijdragen aan een gezonde leefstijl. Daar heeft D66 toen tegen gestemd. Ik vroeg mij eigenlijk af hoe mevrouw Van der Laan daartegenover staat. Want in mijn beleving is het zo dat je al vanaf groep 1 begint met voedseleducatie, inclusief kooklessen, en dat je dan eigenlijk aan het begin staat en kinderen zo dus ook vroeg zo'n gezonde leefstijl leren.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ja, ik denk dat informatievoorziening ontzettend belangrijk is. Dus dat. En ja, ik betwijfel – en heb toen ook tegengestemd – of dat via het onderwijs moet, of we daadwerkelijk een inmenging moeten hebben in het curriculum, dus dat we moeten voorschrijven waar het onderwijs het dan over zou moeten hebben. Dat ging voor ons op dat moment te ver. Ik vind wel dat, als je het hebt over voedselkennis, we daar veel meer op moeten inzetten. Maar of dat via het onderwijs moet, zoals u expliciet vroeg in de motie, of dat dat eerst generiek via informatievoorziening vanuit VWS opgestart kan worden, daar ben ik nog niet over uit, maar wel dat ik het onderwijs op dat moment niet een juist vehikel vind.

De voorzitter:

Wilt u daar nog op reageren, mevrouw Van der Plas?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nee.

De voorzitter:

Goed, dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Er is iets waar we ons in dit welvarende land dat we zijn, collectief voor mogen schamen. Dat is dat je gezonde levensjaren afhangen van je postcode en van de dikte van je portemonnee. Dat is dat mensen die simpelweg minder geluk hebben in het leven of die niet hebben gestudeerd en minder geld te besteden hebben, bijna zeven jaar korter leven. Bovendien leven ze vijftien jaar minder in goede gezondheid. Voor mensen met een beperking zijn deze cijfers nog veel slechter. Als we het over leefstijlpreventie hebben, dan zouden we ons moeten richten op deze groepen, op de groepen die minder goed toegang hebben tot gezondheid. En hoe komt dat dan? Dat komt door de manier waarop wij de samenleving hebben ingericht. Dat komt door geld. Want om gezond te leven, heb je geld nodig. Gezond eten en sport zijn duur. In Nederland bepaalt veel te vaak je portemonnee dus je gezondheid.

Voorzitter. Uit onderzoek van Pointer blijkt dat we dat ook terugzien in het straatbeeld. In arme buurten heb je twee keer zoveel zaken die fastfood verkopen en lopen ook twee keer zoveel mensen met obesitas rond. Als in een straat veel slecht voedsel te koop is en als veel wordt geadverteerd voor een vette hap, dan wordt er ook meer ongezond voedsel verkocht. Het is dus niet alleen het inkomen, maar ook het aanbod dat bepaalt of mensen ongezond eten. Wij vinden dat het kabinet veel te weinig doet aan de ongelijkheid in ons land. Maar laten we wel stappen zetten – en dat doet deze Staatssecretaris ook deels – om de omgeving gezonder te maken. En er kan misschien nog wel meer gebeuren.

Ik lees in een brief van de vorige bewindspersoon, van de heer Blokhuis, dat we bijvoorbeeld ook meer kunnen doen aan het weren van ongezond voedsel op scholen. Ik vraag deze Staatssecretaris: waar wachten we dan nog op? Wanneer wordt de btw op groente en fruit teruggebracht tot 0%, want zeker nu de EU ook al heeft laten weten dat zij daar geen probleem mee heeft, zouden we dat toch eigenlijk zo snel mogelijk moeten regelen? En breng net zoals bij tabak is gebeurd, het aantal verkooppunten van junkfood ook drastisch terug door bijvoorbeeld de Omgevingswet aan te passen. Wij lazen dat de wettelijke mogelijkheden al zijn uitgewerkt. Nu is het, wat ons betreft, tijd voor actie.

Voorzitter. Ongezond voedsel kan misschien ook wel wat minder ongezond worden. Is de Staatssecretaris bereid om de hoeveelheid suiker, zout en vet in voedsel te normeren en misschien ook nog meer stappen te zetten om dat extra te belasten?

De ambtsvoorganger van de Staatssecretaris schreef ook dat de nationale overheid stevig moet inzetten op het gezonder maken van de voedselomgeving. Ik wil van deze Staatssecretaris graag weten welke voorstellen hij bereid is te omarmen. Ik zie dat zelf ook terug. Ik ben samen mijn collega Laura Bromet een voedseltour gestart. Zij doet heel erg veel op het gebied van groen. Zij houdt zich bezig met onderwerpen met betrekking tot voedselproductie. Ik zit meer aan, zoals we dat bij GroenLinks noemen, de rode kant. Dit is dus een onderwerp dat ons beiden raakt. We komen op plekken waar we van lokale leveranciers horen dat ze heel graag willen leveren, bijvoorbeeld aan scholen of aan instellingen, maar dat dat soms niet goed lukt. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris bereid is om te kijken hoe we die lokale producten veel beter onder de aandacht kunnen brengen. Ik vraag dit ook omdat lokale producten vaak gezond zijn, zeker als ze ook lokaal worden geproduceerd.

Voorzitter. Dan sport en beweging. Een gezonde omgeving is ook een omgeving die uitnodigt om te bewegen, die wandelen en fietsen stimuleert en waar een sportvereniging in de buurt is. Dat betekent dus ook dat je auto's zo veel mogelijk moet weren, dat je de aanleg van fiets- en wandelpaden moet stimuleren. Je moet stimuleren dat kinderen op de fiets naar school worden gebracht. Daarmee slaan we ook twee vliegen in één klap. Want minder auto's betekent schonere lucht en dat betekent minder longziekten. Hoe zoekt deze Staatssecretaris de verbinding met het Ministerie van IenW en met provincies en gemeenten om ook juist dat bewegen te stimuleren, om ervoor te zorgen dat meer mensen op de fiets kunnen stappen en andere belemmeringen worden weggenomen.

Voorzitter. Deze problemen zijn nog groter voor mensen met een verstandelijke of fysieke beperking. Dit is een groep die het vaak al niet breed heeft, waardoor ongezond eten meer aan de orde kan zijn. De sport- en beweegaccommodaties zijn minder goed te bereiken. Die liggen vaak verder weg, wat het ook weer duurder maakt. Over sport en bewegen hebben we het natuurlijk met de andere bewindspersoon, maar ik wil wel graag een specifieke vraag stellen aan deze Staatssecretaris. Wat zijn de eisen die worden gesteld aan gezond voedsel, ook in bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg, in verpleeghuizen en in ziekenhuizen? Wij zijn op zoek gegaan naar richtlijnen en wij hebben er eentje kunnen vinden over voeding. Die heb ik hier voor me liggen. Die is uit 2009. Eigenlijk het enige wat erin staat over vers voedsel, is dat je het na 24 uur moet weggooien. Ik wil de Staatssecretaris dus vragen of dit soort richtlijnen bestaan. Kunnen we met ziekenhuizen en andere instellingen afspraken maken over het aanbieden van gezond voedsel in de gehele zorgsector?

Voorzitter. Ik rond bijna af. Ik ben aan mijn laatste punt gekomen. Ik sluit me gemakshalve aan bij de woorden van mevrouw Bikker over mentale gezondheid. We moeten een cultuuromslag hebben. We moeten ervoor zorgen dat kinderen worden gestimuleerd om op de juiste plek terecht te komen – of dat nou sport of onderwijs is; op welke plek dan ook – ook om te voorkomen dat zij ten onder gaan aan prestatiedruk.

Voorzitter. Dan nu echt mijn laatste zinnen. Wij zeggen met z'n allen dat geld niet gelukkig maakt en dat gezondheid het allerbelangrijkst is. Maar in Nederland is alleen als je geld hebt, gezondheid niet duur. Ik ben heel benieuwd naar de plannen van de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik het woord aan mevrouw Maeijer van de Partij voor de Vrijheid.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dank u, voorzitter. Vandaag spreken we over preventie, over het voorkomen van ziek worden. Gezondheid is niet maakbaar, maar er zijn dingen waar je zelf invloed op kunt uitoefenen. Je bepaalt zelf of je rookt, drinkt en beweegt en hoeveel en wat je eet. Het is de taak van de overheid om voorlichting te geven, gevaren te benoemen en te helpen. Maar het is niet de taak van de overheid om voor te schrijven hoe mensen hun leven moeten vormgeven.

Voorzitter. Uit cijfers blijkt dat overgewicht, roken en alcoholgebruik nauwelijks zijn gedaald sinds 2018. Ook zien we dat 2,5 miljoen mensen tijdens de coronacrisis deels zijn gestopt met sporten. De gezondheidsverschillen tussen verschillende lagen van de bevolking zijn al jarenlang groot. Dat is al door meer collega's gezegd. Zo zei hoogleraar Seidell in 2015 al: «Arme mensen leven korter en langer in ongezondheid. Mensen met meer inkomen leven gemiddeld soms zeven jaar langer en vijftien jaar minder in ongezondheid.» Hoe zijn die verhoudingen nu? Heeft de Staatssecretaris ook actuelere cijfers?

Voorzitter. Steeds meer mensen komen op financiële achterstand. Zij zijn bezig met overleven, en niet met preventie. Dit zijn mensen die misschien wel twee banen nodig hebben om rond te komen en dagelijks moeten omgaan met stress en vermoeidheid. Het zijn mensen die zorg mijden vanwege de kosten. Ze zijn bezig met de vraag hoe ze aan het einde van de maand de energierekening en de huur kunnen betalen. Ze zijn niet bezig met de vraag of er genoeg groente op het bord ligt of meegaat in de broodtrommel. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat ook deze mensen, als zij dat willen, gezonde keuzes kunnen maken?

Ik lees net op de site van De Telegraaf dat Staatssecretaris Van Rij zegt dat de ICT bij de Belastingdienst over drie jaar op orde is voor grote wijzigingen. Betekent dit dan ook dat de aangekondigde verlaging van de btw op groente en fruit ook nog drie jaar op zich laat wachten? Het pleiten voor sport en beweging en het eten van meer groente en fruit is natuurlijk makkelijk als je je een abonnement op de fitness en een volle boodschappenmand van de groenteafdeling kunt veroorloven.

Voorzitter. Uit onderzoek in opdracht van JOC blijkt dat Nederlanders het belangrijk vinden dat kinderen en jongeren geholpen worden met gezond leven. Want jong geleerd is oud gedaan. In Nederland is er onder andere een verbod op het kopen van alcohol en tabak onder de 18 jaar. Maar toch kunnen, zo lees ik, vier op de tien jongeren nog steeds sigaretten kopen. Ditzelfde geldt voor de onlineverkoop van alcohol. Deze neemt al jaren toe, terwijl de leeftijdsverificatie te wensen overlaat. De leeftijdsgrens bij alcoholverkoop in de horeca wordt door 38% van de zaken nageleefd. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de huidige leeftijdsgrens de norm is en nageleefd wordt in plaats van maatregel op maatregel te stapelen?

Leefstijl is ook onlosmakelijk verbonden met de verantwoordelijkheid van de ouders. Erkent de Staatssecretaris dat? Als het kabinet hen in staat stelt om gezonde keuzes te maken, kunnen zij hun kinderen stimuleren om dat ook te doen. Dat kan het kabinet doen door ervoor te zorgen dat de financiële ruimte er is en door te zorgen voor kennis over de gevaren van een ongezonde leefstijl.

Voorzitter. In de supermarkt kan de gezonde keuze bijvoorbeeld gestimuleerd worden met de Nutri-Score. Hoe staat het daarmee? Is deze nu aangepast op onze Schijf van Vijf? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen ideeën als het stimuleren van supermarkten om promoties meer te richten op de Schijf van Vijf? Welke mogelijkheden ziet hij nog meer om afspraken te maken met producenten over het terugdringen van suiker, vet en zout in hun producten?

Voorzitter. Voorlichting is belangrijk. Wat is de Staatssecretaris van plan om op dit punt te gaan doen? Staan er al campagnes in de steigers? Herkent hij het beeld zoals geschetst door oncologisch chirurgen dat de voorlichting over ziekmakende factoren in leefstijl veel breder kan en moet? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat een campagne ook echt de doelgroep bereikt?

Voorzitter. 75% van de kinderen tussen 4 en 18 jaar is minder gaan bewegen tijdens de coronacrisis. En onder de 4- tot 12-jarigen is er opnieuw een stijging van het aantal kinderen dat met overgewicht kampt. Welke rol ziet de Staatssecretaris hier voor het stimuleren en bereikbaar maken van sport en bijvoorbeeld ook voor misschien wat simpelere dingen als het aantrekkelijk maken om lekker buiten te spelen?

Voorzitter. Tot slot. Gezondheid is niet maakbaar en Den Haag bepaalt niet wat er op tafel staat. De overheid moet ook geen leefstijl aanpraten, maar voorlichten, gevaren benoemen en ondersteunen. Want uiteindelijk kiezen mensen zelf. Als zij achter hun keuzes staan, kunnen ze het veel beter volhouden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Maeijer. Er zijn interrupties van de heer Heerema en daarna mevrouw Bikker.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik hoor mevrouw Maeijer van de PVV goede en mooie dingen zeggen over sport en bewegen. Ik hoor haar vooral de vraag stellen aan de Staatssecretaris wat hij van plan is hieraan te gaan doen. Ik was even benieuwd in hoeverre mevrouw Maeijer vindt dat er ook door ons oplossingen aangedragen kunnen worden. Denk aan sportverenigingen of de aanleg van meer wandelpaden. Welke oplossingen zouden er volgens de PVV aangedragen moeten worden als de Staatssecretaris er misschien niet helemaal uit komt?

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik ben allereerst natuurlijk heel benieuwd naar de antwoorden van de Staatssecretaris. Ik deel de zorgen die de heer Heerema uitsprak over het stoppen met bewegen en het algehele stoppen met sporten ten tijde van een coronacrisis. Ik vind het belangrijk om te zeggen – daar begon ik mijn bijdrage ook mee – dat het veelal een bepaalde groep is die stopt met sporten of die helemaal niet sport. Daar gaan we toch best vaak aan voorbij. Dat zijn toch de mensen uit een lagere sociaaleconomische klasse die niet de mogelijkheid hebben om te gaan sporten. Mijn eerste vraag aan de Staatssecretaris was dan ook: hoe krijgen we die mensen, die ouders en daarmee hun kinderen, in de positie om dat wel te gaan doen? Hoe zorgen we dat zij zich niet alleen zorgen maken over de vraag hoe ze aan het eind van de maand genoeg geld over hebben om de huur te betalen, maar dat zij er ook voor kunnen zorgen dat hun kind naar voetbal kan en wat dan ook? Ik zou dus in eerste instantie de Staatssecretaris willen vragen om voor meer koopkracht te zorgen. Ik weet dat dat niet helemaal uw pakkie-an is, maar de btw-verlaging op groente en fruit is wel uw pakkie-an. Ik lees net op de site van De Telegraaf – als ik het goed interpreteer, want je moet niet alles geloven wat in de media staat – dat die misschien nog wel even op zich kan laten wachten. Daar maak ik me dan wel zorgen over.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat zijn dan keuzes die mensen kunnen maken. Wat vooral mijn pakkie-an is, is dat wij bijvoorbeeld door het inzetten van sportverenigingen bij scholen alle kinderen van Nederland kunnen bereiken, want elk kind zit op een school, afgezien van een paar duizend thuiszitters. Ik hoop dat we die snel naar het onderwijs toe kunnen krijgen. Is dat dan een maatregel waarvan de PVV zegt: dat vinden we interessant om over na te denken en om over mee te denken? Want als we die 25.000 verenigingen kunnen koppelen aan het onderwijs, dan hebben we niet alleen ongelofelijk veel jongeren die bijvoorbeeld helpen bij het begeleiden van kinderen op de basisschool, maar die komen ook in aanraking met allerlei verschillende takken van sport. Daardoor kunnen ze vinden wat ze leuk vinden, in plaats van dat ze maar een of twee takken proberen en dan zeggen: sporten is eigenlijk niks voor mij. Er is altijd wel iets wat een kind leuk vindt.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dat klinkt op zich aantrekkelijk, al kan ik er niet helemaal doorheen prikken hoe de heer Heerema zo'n koppeling dan uiteindelijk precies voor zich ziet. Ik vind wel dat we niet alles op het bord van de school moeten neerleggen. De school is er om kinderen te leren lezen, rekenen en schrijven, dus we moeten er wel voor waken dat we die niet allerlei sporttaken gaan geven met misschien nog meer onbevoegde leraren of wat dan ook. Als u een voorstel heeft, dan zal ik daar welwillend naar kijken, want het klinkt aantrekkelijk, maar het moet niet ten koste gaan van ons onderwijs. Voor mij staat voorop dat kinderen kunnen lezen, rekenen en schrijven als ze van school af komen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik word vrolijk als ik mevrouw Maeijer hoor spreken over hoe wij kinderen gezonder krijgen. Daarin delen wij veel. Tegelijkertijd hamert ze dan zo op de individuele keuze die mensen maken, terwijl we ook weten dat op dit moment voor veel mensen die kilo frikandellen nog steeds goedkoper is dan die kilo appels. In hoeverre is dan de individuele keuze een daadwerkelijke keuze? Daarom heb ik de volgende vraag. Als ik het goed beluister, is de PVV dus voor de verlaging van het btw-tarief op groente en fruit. Maar is de PVV dan ook voor het inzetten van een suikertaks om de individuele keuze te bevorderen? Dan ga je immers juist ook bevorderen dat er minder suiker in voeding zit.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Mijn partij zou het liefst zien dat de btw op alle boodschappen omlaaggaat, maar een verlaging op groente en fruit is in ieder geval een goed begin. Ik zie dat voorstel welwillend tegemoet. Ik ben benieuwd of dat inderdaad niet nog drie jaar op zich laat wachten. Wat ik wel interessant vind aan de positie van mevrouw Bikker, is het volgende. Het is inderdaad een bepaalde groep mensen, namelijk mensen die wat lager op de sociaaleconomische ladder staan. Die komen nu ook in een steeds benardere positie. Dat komt onder andere door de keuzes die het kabinet maakt, waar u deel van uitmaakt. U drukt ze in de positie waarin zij minder geld hebben om gezonde keuzes te kunnen maken als zij dat willen. Als je steeds minder geld overhoudt aan het eind van de maand, dan wordt het kopen van zo'n pak frikandellen misschien inderdaad aantrekkelijker als daar één appel tegenover staat. Ik zou zeggen: het is prima dat u ervoor pleit om de aandacht op deze groep hardwerkende Nederlanders te richten, maar doe daar dan concreet wat voor. Zorg dan ook dat zij meer geld in de portemonnee hebben om andere keuzes te maken als ze dat willen. Dat voeg ik er wel aan toe: als ze dat willen. Uiteindelijk blijft het namelijk de eigen verantwoordelijkheid van mensen om die keuze te kunnen maken.

Voorzitter, ik zal afronden, want ik ben een beetje langdradig, merk ik. Nee, wij zijn niet voor een suikertaks. Ik ben niet voor prijsmaatregelen in de zin van verhogingen om mensen te ontmoedigen. Ik zet ook vraagtekens bij bijvoorbeeld de effectiviteit ervan. In de media zien we overal dat de successen in het Verenigd Koninkrijk worden aangehaald. Suiker in frisdrank neemt inderdaad af, maar ik zie nog geen causaal verband met de afname van overgewicht, terwijl dat een van de doelstellingen is om zo'n taks in te voeren. Wij zijn er niet voor, maar ik wil wel heel graag concreet weten wat u er precies mee wilt bereiken. Als de winst is dat er minder suiker in zit, dan is er misschien nog wel veel meer te halen in het maken van afspraken met producenten om minder suiker toe te voegen.

De voorzitter:

Wilt u daar nog op reageren, mevrouw Bikker? Ja.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ja, want het begon zo mooi met de aanmoediging van mevrouw Maeijer om juist op te komen voor mensen in de kwetsbare wijken en ervoor te zorgen dat zij voldoende middelen in de portemonnee hebben om goed te kunnen leven. In het overbruggen van de kloof vinden wij elkaar heel snel, denk ik. Maar het eindigde een beetje treurig, want als het over een maatregel gaat die echt werkt om de voorraad suiker in voeding te verminderen – dat heeft dus positieve gevolgen voor de gezondheid van mensen – dan haakt zij af op het feit dat in het Verenigd Koninkrijk blijkt dat er inderdaad minder suiker in die voedingsmiddelen zit. We weten dat het schadelijk is. Toch wil ze eerst nog meer bewijs zien voordat ze tot die stap overgaat. Dat betreur ik. Ik hoop dat de PVV op dat punt nog langszij komt. Dan kunnen we elkaar vinden in de strijd voor mensen die absoluut een slechtere gezondheid hebben en waar we nog heel veel kunnen winnen als overheid. Daarin vind ik al die aanmoedigingen, die soms een beetje stekelig waren, helemaal niet erg als we samen kunnen optrekken om die mensen in een betere toestand te krijgen.

De voorzitter:

Wilt u daar nog op reageren, mevrouw Maeijer? Kort.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Heel kort dan, om mijn langdradige verhaal van net een beetje goed te maken. Wij zijn niet voor een suikertaks. Laat ik dat eventjes heel helder zeggen: geen suikertaks.

De voorzitter:

Geen suikertaks vanuit de Partij voor de Vrijheid, mevrouw Bikker. We doen het op volgorde van binnenkomst. Mevrouw Van der Plas was iets eerder. Ik kom straks bij u terug, mevrouw Mutluer. Dan geef ik u nu het woord, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Voorzitter en burgers van Nederland. Bij leefstijl denken we al snel aan het individu. Je eet te veel. Je rookt te veel. Je drinkt te veel. Je beweegt te weinig. Eigen schuld, dikke bult. We straffen zo het individu, maar vergeten dat de samenleving als geheel moet veranderen. Het is niet zo dat mensen allemaal slechte keuzes maken. Het is eerder zo dat er vaak te weinig te kiezen valt of dat men nooit heeft geleerd wat een goede keuze is. Dat moeten we ons allemaal aanrekenen.

Vroeger wisten we bijvoorbeeld niet dat roken slecht was. De sigaretten stonden bij feestjes op tafel. Nu weten we het wel. Toch starten 15.000 kinderen per jaar met roken, ondanks een verbod om aan kinderen onder de 18 jaar tabak te verkopen en het steeds meer verdwijnen van de sigaret uit ons straatbeeld. De lobby om het verbod op tabaksverkoop in de supermarkt per direct in te voeren, snap ik echter niet. Het argument is: kinderen moeten niet laagdrempelig in aanraking komen met sigarettenverkoop. Maar dat komen ze volgens mij niet, want tabak is in de supermarkt al verdwenen achter ondoorzichtig glas of in lades. Reclames zijn er al niet meer. Roken op schoolpleinen is al verboden. Merknamen zijn al van de pakjes verdwenen. Uit onderzoek van voormalig Staatssecretaris Blokhuis blijkt dat deze maatregel mogelijk tot het failliet leidt van 500 kleinere supermarkten. Het gaat om de dorpssupermarkt, de buurtsuper, veelal op het platteland. Wordt daarover nagedacht, vraag ik de Staatssecretaris. De plaatselijke supermarkt is in dorpen namelijk ook een ontmoetingsplek voor dorpsbewoners. De jeugd heeft er z'n eerste baantje. Hier de tabaksverkoop weghalen, betekent voor die supermarkten mogelijk dat ze het hoofd niet meer boven water kunnen houden. Mensen gaan wellicht in andere plaatsen waar wel een speciaalzaak is, hun tabak halen en gaan daar ook de boodschappen doen. Dat betekent dus nog meer omzetverlies. Sluiting dreigt. Dit heeft een domino-effect op andere winkels in het dorp, bijvoorbeeld de plaatselijke bakker en slager. Met de sluiting verdwijnt dan ook het postpakketpunt, de betaalautomaat of de stomerijservice. De plaatselijke sportclubs en het verenigingsleven verliezen hun sponsors, want de buurtsuper sponsort vaak veel lokale activiteiten.

Voorzitter. Dit verbod doorvoeren, betekent mogelijk dat in honderden dorpen en wijken de leefbaarheid en sociale binding verder verschraalt. Leidt dit echt tot minder rokers? Ik geloof daar eerlijk gezegd niks van. Mensen gaan hun tabak gewoon elders halen. Laten we het verbod alsjeblieft van tafel halen en zorgen dat de kleine ondernemers het cement in de betonmolen kunnen blijven op het platteland, want ook dat is gezonde leefstijl.

De voorzitter:

Ik zie de hand van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb een vraag op dit punt. Wij ontvangen ook de mails van de supermarkten. Mevrouw Bikker had daar in haar bijdrage al aandacht voor. Ik kan het pleidooi van mevrouw Van der Plas alleen niet helemaal rijmen met de motie waaraan zij eerder in dit debat refereerde, die de regering vraagt om juist prioriteit te maken van een gezonde leefstijl.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik kan me voorstellen dat u vindt dat dat schuurt. Mij gaat het erom dat dit specifieke verbod niet gaat leiden tot minder rokers. Zoals ik al zei, kom je in die supermarkten al niet meer in aanraking met sigaretten. Ze staan al nergens meer. Er zijn geen reclames meer in supermarkten. De pakjes zijn uit het zicht verdwenen. Er zijn heel veel andere maatregelen genomen, die ik van harte toejuich, zoals het verbod op roken op het schoolplein. Ik juich het toe dat we niet meer mogen roken in de cafés en publieke ruimtes, dat we niet meer mogen roken in de trein en dat we niet meer mogen roken op het werk. Die maatregelen hebben zichtbaar effect gehad. Maar ik denk eigenlijk gewoon dat deze maatregel niet gaat helpen, maar wel ontzettend veel gevolgen heeft voor met name de kleine buurt- en dorpssupermarkten op het platteland. Grote franchises of de Albert Heijn XL zal er niet zo veel van merken, maar heel veel ondernemers met een eigen supermarkt vallend onder PLUS of Jumbo – ik moet ze nu allemaal noemen, want anders is het reclame – gaan er gewoon onder lijden. Daar wil ik toch een lans voor breken. Ik sluit het antwoord af, voorzitter. Als ik had gedacht dat het echt een doorbraak zou zijn en we het hiermee zouden redden, dan had ik daar anders in gestaan. Maar ik denk niet dat we het gaan redden. Alcohol gaat ook niet uit de supermarkten verdwijnen, terwijl elk jaar 2.000 tot 6.000 mensen daar indirect aan overlijden.

De voorzitter:

Wilt u daar nog op reageren, mevrouw Westerveld?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Graag, want mevrouw Van der Plas zegt steeds: ik denk dat dit niet gaat helpen. Maar het kabinet denkt natuurlijk niet voor niets – dit kabinet zet dat door na het vorige kabinet – na over hoe we de zichtbaarheid van tabakswaren kunnen verminderen. Alleen maar laten verkopen op speciale punten is daar een onderdeel van, omdat het kabinet wel denkt dat het helpt. Zien roken doet ook roken, zoals iemand hiervoor zei. Dat is natuurlijk niet op niets gebaseerd. Het is onderzocht. Ik zou mevrouw Van der Plas dus graag willen vragen: denkt ze dat het niet gaat helpen, of heeft ze daar ook aanwijzingen voor? Ik begrijp de lobby van de kleine supermarkten natuurlijk ook heel goed, maar de vraag is of je dat moet afwegen tegen onze volksgezondheid, waarom het hier gaat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik vind het gewoon symboolpolitiek. Het spijt me dat te zeggen. Ik snap dat dit een heel onwelgevallige mening is voor heel veel mensen. Ik ben voor een rookvrije generatie. Ik heb ook tegen mijn kinderen gezegd: begin er niet aan. Ik zal heel eerlijk zijn – dat zal ik dan ook maar gelijk vertellen – dat ik een roker ben. Dat is niet waarom ik dit zo wil houden, want ik vind het prima dat er heel veel rookverboden zijn. Ik zie alleen niet dat het weghalen bij met name de kleine dorpswinkels voor een grote doorbraak gaat zorgen. Waarom gaan kinderen roken? Omdat het stoer is. Dat was in mijn tijd al zo. Ik ben begonnen met roken toen ik 14 was. Dat het stoer is, is met name waarom kinderen beginnen. Dat hoor je nu ook om je heen. Ze willen er toch bij horen en vinden het toch stoer. Ik zou kinderen van harte willen oproepen om er niet aan te beginnen, want het is ongezond en hartstikke duur. Ik heb uitgerekend – ik zit dan aan de lage kant – dat ik in mijn leven ongeveer 15.000 pakjes sigaretten heb gerookt. Dat zijn circa 300.000 sigaretten. Dat klinkt verschrikkelijk en is het misschien ook wel. Laten we zeggen dat die pakjes gemiddeld € 4 hebben gekost. Dan kan ik stellen dat ik ongeveer € 60.000 heb uitgegeven aan roken. Daar zou ik nu een lange wereldreis op een superdeluxe cruiseschip van kunnen maken. Dus los van de gezondheid zou ik hier ook de jeugd, als die kijkt, willen oproepen, om het niet te doen, want het is naast ook ongezond ook hartstikke duur. Maar ik blijf bij mijn mening dat door dit specifieke verbod die buurtsupers in de problemen dreigen te komen en zullen moeten sluiten, wat weer neveneffecten heeft voor dorpen, niet alleen voor de ondernemers, maar ook voor de sociale binding op het platteland. Want dan gaan mensen gewoon ergens anders naartoe.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, u bent door uw interrupties heen. U mag nog even kort reageren.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Het kan natuurlijk zo zijn dat we afwegen dat het belang van kleine buurtsupers belangrijker is dan het belang van de volksgezondheid. Dat kan. Maar ik maak er wel bezwaar tegen dat we doen alsof het een mening is dat het weghalen van tabakswaren niet zou helpen om het aantal rokers te verminderen. Het kabinet heeft dat vrij helder gemaakt, ook al in de vorige periode. Het is niet een mening. Het is vrij aannemelijk dat het leidt tot minder rokers. Ik vind dat we in dit geval moeten uitkijken en niet meningen en onderzoeken door elkaar moeten halen, want het gaat om de volksgezondheid.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

O, ik wilde er eigenlijk nog wel even op reageren.

De voorzitter:

Dat mag ook.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat is niet zo. Ik vind het ook een beetje symboolpolitiek, hè. Als ik in de supermarkt kom, word ik net zoals iedereen niet meer geconfronteerd met een pakje sigaretten, en ook nergens anders meer in mijn leven, behalve bij mij thuis. Ik zie die meerwaarde dus niet. Ik zou dat wel gelijk aan de Staatssecretaris willen vragen, want ik zou er graag verduidelijking over willen. Is dit de doorbraak die we gaan bereiken, of kunnen we op veel andere manieren kinderen beïnvloeden om niet te gaan roken? Ik wil best wel een influencer zijn om niet te gaan roken. Als ervaringsdeskundige bied ik mij hierbij aan. Daar heb ik een goed verhaal over. Maar ik blijf erbij dat het weghalen uit de buurtsupermarkten niet de doorbraak is. Vooral daar gaat het mij om.

De voorzitter:

Ik hoor mevrouw Van der Plas heel duidelijk aangeven dat zij dit van mening is. Mevrouw Westerveld heeft het over feiten en onderzoeken. Mevrouw Mutluer, u heeft nog een interruptie voor mevrouw Van der Plas, zag ik.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Die had ik net, maar ik wil me nu eigenlijk aansluiten bij GroenLinks. Misschien herinnert u zich ook nog dat vanuit het landelijke werd besloten om in de horeca een rookverbod te implementeren. Toen zeiden heel veel restauranteigenaren en horecaondernemers ook: dat moet je niet doen, want dan gaan we failliet omdat we heel veel mensen gaan mislopen. En zie het resultaat: ik kan me niet meer voorstellen dat ik naar een restaurant ga en er dan gerookt wordt. Mijn vraag is: vindt u niet dat alles een beetje helpt? In dit geval zou de volksgezondheid, met name de gezondheid van jeugdigen, veel belangrijker moeten zijn dan al dat gelobby en het commerciële belang die met de tabaksindustrie gemoeid zijn. Ik snap de zorgen van de buurtwinkels, maar ik vind het heel lastig te geloven dat zij daadwerkelijk failliet gaan. Ik ga ervan uit dat zij andere producten verkopen om uiteindelijk hun continuïteit te waarborgen. Dat zeg ik eigenlijk ter aanvulling en ondersteuning van mijn collega.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb een beetje moeite met de term «al dat gelobby». Iedereen lobbyt hier, ook Greenpeace, Milieudefensie en andere groene organisaties. Iedereen loopt de deur plat in de Tweede Kamer. Dan moet je gewoon zeggen: er mag helemaal niet meer gelobbyd worden. Elke ondernemer in Nederland, elke burger in Nederland heeft het recht om op te komen voor zijn belangen en daar ook politici over te informeren. Er moet dan niet worden gezegd: dat is een smerige lobby die allemaal dingen wil. Ik ben hiervoor niet benaderd door de tabakslobby. Echt totaal niet. Er wordt gesuggereerd dat hier de tabakslobby achter zit, maar dat is totaal niet zo. Ik ben eigenlijk gewoon tegen roken, ondanks dat ik zelf een roker ben, wat misschien heel raar klinkt, maar ik wou dat ik er nooit aan begonnen was. Nooit. En wat die horeca betreft: daar komen mensen niet andere dingen doen. Ze komen daar niet hun pak brengen voor de stomerij of postpakketten ophalen. Het is in die kleine buurtsupers een extra bron van inkomen. Stel dat die buurtsupers daardoor met sluiting worden bedreigd. Uit onderzoek blijkt dat mogelijk een faillissement dreigt voor 500 van die kleine winkels. Dan gaan mensen ergens anders naartoe. Ze gaan dan naar een plaats buiten hun eigen dorp om hun tabak te kopen. Maar dan gaan die mensen daar ook boodschappen doen. De plaatselijke slager en bakker, die nu om de buurtsuper heen zitten, zullen dat ook gaan merken. Andere winkels zullen dat ook gaan merken. Dat is mijn pleidooi. Ik vraag in ieder geval of erover nagedacht is: kennen we daarvan de gevolgen? En nogmaals, als dit zou betekenen dat er in Nederland geen kind meer aan een sigaret zou komen, dan zou ik zeggen: dan is het misschien collateral damage, want de andere kosten en gevolgen zijn nog veel groter. Maar ik zie dat persoonlijk niet. En nogmaals, aan de Staatssecretaris is mijn vraag om dat inzichtelijk te maken en duidelijk te maken hoe het dan wel kan op een goeie manier. Ik zeg niet: jongens, ga allemaal aan de sigaret. Absoluut niet. Integendeel, zelfs.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer, wilt u daar nog op reageren?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik geloof in de creativiteit van ondernemers. Als iets niet meer wordt toegestaan, proberen ze op een andere manier hun bedrijfscontinuïteit te borgen. Ik hoor mevrouw Van der Plas aan, maar volgens mij heb ik nadrukkelijk aan de orde gesteld dat wij de volksgezondheid in dezen wat belangrijker achten.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik reageer even op die laatste opmerking, over de creativiteit van ondernemers om hun bestaansrecht te waarborgen. Wij hebben wel de luxe dat we elke maand een vast inkomen hebben. Dat geldt voor ambtenaren en andere mensen in loondienst ook, maar als je ondernemer bent, is het anders. Zij steken er gewoon ontzettend veel geld in. Vaak zijn het familiebedrijven. Daar zit zo veel meer achter. Het zou fijn zijn als er in de toekomst meer mensen in de Tweede Kamer zouden komen die zelf ondernemer zijn geweest, zodat je je daar zelf wat meer in kan verplaatsen. Wij redeneren altijd vanuit onze veilige hoek, maar ondernemers hebben echt wel met andere dingen te maken. Zij moeten er gewoon voor zorgen dat hun bedrijf elke maand levensvatbaar is. Dat respecteer ik.

Dan ga ik verder met mijn betoog. Ik zei net al dat ik best een influencer wil worden om kinderen niet aan het roken te krijgen. Nu we het toch over die influencers hebben: op sociale media spelen influencers natuurlijk een grote rol bij het promoten van ongezonde voeding. Daarbij sluit ik me van harte aan bij mevrouw Van der Laan. Als ze ongezonde voeding kunnen promoten, kunnen ze namelijk ook gezonde voeding promoten, bijvoorbeeld vers voedsel van onze boeren, tuinders, telers en vissers. Welke ideeën heeft de Staatssecretaris daarover?

Ik denk dat de land- en tuinbouwsector heel graag meedenken en meewerken hieraan. Ik kom dan automatisch weer bij onze diepgekoesterde wens voor structureel voedselonderwijs, te beginnen in groep 1 van de basisschool. Ik doel op voedselonderwijs en kooklessen. Er moet al vroeg worden begonnen met lessen over gezonde producten en hoe je die lekker kan bereiden. Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe het er nu voor staat ten aanzien van structurele voedseleducatie op onze lagere scholen en middelbare scholen. Dan doel ik niet op het programma de Gezonde School; dat programma ken ik. Ik doel op structureel voedselonderwijs inclusief kooklessen. Valt daarover te praten met het Ministerie van OCW?

Voorzitter, tot slot. De allergrootste uitdaging in mijn ogen is de ongelijkheid in de gezondheid tussen mensen in de lagere en de hogere sociaaleconomische klasse. Die ongelijkheid is niet alleen uit te leggen door een verschil in inkomen; de omgeving speelt ook een grote rol. Leefstijlpreventie kan daarom niet los worden gezien van het Ministerie van Sociale Zaken, SZW. Ik hoor graag in hoeverre er sprake is van een gezamenlijke aanpak op dit thema.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Er zit wel wat teleurstelling bij mij over het preventiebeleid, want de gestelde doelen worden niet behaald. Het aantal mensen met overgewicht is niet afgenomen en het aantal rokers daalt niet meer. Zo komt er zonder die extra maatregelen inderdaad geen rookvrije generatie in 2040. Er wordt nog veel gedronken. Alleen in Nieuw-Zeeland en Frankrijk wordt er meer gedronken dan in Nederland. Met andere woorden, volgens mij moeten we echt aan de bak met preventie. Voor de PvdA is preventie van belang. Daarom zijn we ook voor een gezonde leefstijl. Dat vraagt om een duurzame gedragsverandering en cultuurverandering in onze samenleving.

Voorzitter. Dat gaat niet vanzelf. We zien dat met name inwoners die het niet breed hebben, niet altijd een gezonde keuze kunnen maken. Langdurige stress, bijvoorbeeld over het inkomen of over de woonsituatie, leidt tot ongezonde keuzes. Voor die doelgroepen wordt de situatie in de komende jaren niet makkelijker. De kansenongelijkheid neemt toe en daarmee ook het risico op gezondheidsverschillen. In onze beleving moet je veel breder gaan kijken dan alleen naar die drie leefstijlthema's. Daarmee ga ik een stapje verder dan het Nationaal Preventieakkoord. Ik mis echte aandacht voor de achterliggende problematiek van het maken van ongezonde keuzes. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: hoe gaat hij daar nou daadwerkelijk mee aan de slag?

Een stevige basis ontbreekt. We rennen van project naar project. Onze Staatssecretaris was zelf wethouder. Je had het project Gezonde School, de JOGG, de impulsregelingen, Nu Niet Zwanger. Ik kan een hele lijst van projecten noemen waar je als wethouder helemaal gek van werd. Ze waren enorm versplinterd, vaak ook incidenteel en niemand droeg er verantwoordelijkheid voor. Vorig jaar werd de motie-Kuiken/Renkema Kamerbreed aangenomen. Die motie roept op om gezondheidsdoelen vast te leggen in de wet. Wij vragen ons af wanneer de Kamer een voorstel krijgt over hoe die gezondheidsdoelen wettelijk worden vastgelegd en hoe de Staatssecretaris de integriteit gaat borgen. Welke doorzettingskracht en -macht heeft de Staatssecretaris voor zijn interdepartementale en integrale beleid? Een interessant idee zou zijn om in samenspraak met andere departementen een preventiebudget aan gemeenten te geven. Zij kunnen zelf bepalen wat ze daarmee doen, uiteraard aangestuurd door VWS. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een dergelijk idee?

Dan zoom ik toch in op de drie onderwerpen van het Preventieakkoord: roken, drinken en overwicht. Op die gebieden moet meer gebeuren. Deze week riepen artsen op om zo snel mogelijk te stoppen met de verkoop van tabak bij benzinestations, gemakswinkels en supermarkten. Bij benzinestations en gemakswinkels kan dat nog tot 2030. Wat ons betreft moet dat veel sneller kunnen. Deelt u die mening, Staatssecretaris? Om een rookvrije generatie te bereiken, zijn hardere maatregelen nodig. Welke stappen wil de Staatssecretaris nemen? Kijkt hij daarbij ook naar voorbeelden uit andere landen?

Een lagere btw op fruit en groente, de invoering van een suikertas: leg je dat niet van bovenaf op, dan gebeurt er niks. De bindende afspraken met de industrie werken niet. Die gaan niet ver genoeg. Kan de Staatssecretaris aangeven wat we kunnen verwachten van de suikertas? Hoe zorgt hij ervoor dat de industrie niet op de rem gaat staan?

De Staatssecretaris geeft aan dat hij aan de slag wil met bewezen effectieve maatregelen om alcoholgebruik te verminderen. Staat de Staatssecretaris open voor het verhogen van de algemene accijns op alcohol? Hoe verhoudt blurring – dat is grensvervaging van branches of branchevervaging, in normale woorden – zich tot het doel van de regering om alcoholgebruik te verminderen?

Waar wij als PvdA echt wel gecharmeerd door zijn, is het IJslandse preventiemodel. Dat kan misschien heel goed samengaan met het VVD-voorstel om sportverenigingen daaraan te koppelen. Volgens mij zijn daar wat pilots mee gestart. Is de Staatssecretaris bereid om dat model verder uit te rollen, opdat jongeren in een kansrijke omgeving opgroeien?

Tot slot, voorzitter, de rol van de partners die wel profiteren van de baten, maar daar geen bijdrage aan leveren. Bij gezondheidsbevordering zijn namelijk ook de zorgsector en de zorgverzekeraars en -kantoren van essentieel belang. Zij profiteren van de gezondheidsbevordering, maar hebben geen prikkel om te investeren. De zorgverzekeraar zegt: ik heb geen betaalmiddel en -titel. De PvdA wil dit wettelijk verankeren. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen aan? Met andere woorden – dit zijn mijn laatste woorden – als we preventie echt serieus nemen, dan moeten we daar werk van maken, met een stevigere rol voor de jgz, de sportverenigingen en het onderwijs. Uiteindelijk is voorkomen beter dan genezen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid. Ik geef het voorzitterschap even over aan mevrouw Van Esch. Dan kan ik mijn eigen bijdrage leveren.

Voorzitter: Van Esch

De voorzitter:

Dan geef ik, als voorzitter, bij dezen als laatste het woord aan mevrouw Den Haan van de Fractie Den Haan. Gaat uw gang.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, mevrouw Van Esch. Goed oud worden, betekent zo gezond mogelijk oud worden met een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven. Een gezonde leefstijl is daarbij essentieel. We weten allemaal dat bijvoorbeeld minder roken en gezond eten veel gezondheidswinst opleveren, maar vaak wordt gezegd: we leven in een vrij land, dus mensen kunnen zelf wel beslissen wat ze kiezen en of ze gezond leven. Dat is echt een denkfout, met het oog op het onderwerp leefstijl. Eigenlijk zeggen we dan dat mensen zelf heel bewust ongezonde keuzes maken. De voedselindustrie heeft niet voor niets een gigantisch marketingbudget om mensen te verleiden zo veel mogelijk van hun producten te kopen. Hoe vrij zijn die keuzes dan eigenlijk? Wat het voor veel mensen ook heel moeilijk maakt, is de situatie waarin zij verkeren. Als je schulden hebt, geen baan, een slechte woning of andere zorgen, dan staat bijvoorbeeld gezond eten of stoppen met roken niet heel hoog op je prioriteitenlijstje.

Ik ben blij dat de Staatssecretaris zegt dat hij gaat werken aan een interdepartementale aanpak om de gezondheidsachterstanden terug te dringen. Wanneer kunnen we die aanpak verwachten? Hij geeft ook aan dat hij wil inzetten op de rol van gemeenten. Kan hij dat wat meer specificeren? Ik maak mij daar eerlijk gezegd wel een beetje zorgen over, want als we ons blijven verschuilen achter de beleidsvrijheid van gemeenten op dit onderwerp, dan weet ik niet of dat tot de gewenste resultaten leidt.

Wat mij betreft zijn er, los van de afspraken met gemeentes, ook bindende afspraken nodig met de verschillende partijen in de voedselindustrie over suiker, vet en zout; mevrouw Westerveld zei het al. Maak ook afspraken met supermarkten om de winkel zo gezond mogelijk in te richten, zodat mensen worden verleid om gezonde keuzes te maken. Daar hebben we het bij het rondetafelgesprek afgelopen maandag ook al duidelijk over gehad. Er zijn gelukkig al supermarkten die interventies doen. Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Kan dit nog beter?

De Staatssecretaris schrijft dat goede initiatieven vaak stranden omdat er een gebrek is aan initiatiefnemers, mensen en middelen. Hij noemt daarbij ook de GGD. Ik heb er al eerder een punt van gemaakt: laten we bijvoorbeeld GGD-medewerkers die nu worden ingezet in teststraten en vaccinatielocaties, inzetten op het gebied van leefstijlpreventie en het geven van voorlichting hierover. De vorige Staatssecretaris had al eerste stappen gemaakt om de GGD een meer centrale rol te geven op het gebied van gezondheidsbevordering. Hoe ziet deze Staatssecretaris dat?

Een andere plek waar gezondheidsbevordering ook thuis zou kunnen horen, is bij de bevolkingsonderzoeken. Dat is een ideaal moment om het gesprek aan te gaan over leefstijl. Ook als iemand een diagnose krijgt van een ernstige ziekte, zoals kanker, is het belangrijk om toch nog steeds in te zetten op preventie, een gezonde leefstijl en goede psychosociale zorg, om de kans op terugkeer te verkleinen. Zo zou je bijvoorbeeld kunnen denken aan een leefstijlloket in een ziekenhuis, zodat informatie over leefstijl zeer toegankelijk wordt voor mensen. Hoe ziet de Staatssecretaris dit?

Verder schrijft de Staatssecretaris dat hij wil inzetten op een preventieve aanpak van mentale gezondheid. Hij noemt werkenden, jongeren en jongvolwassenen. Ik vind dat natuurlijk ook heel belangrijk, maar ik mis in dat rijtje de ouderen. Ik heb van 113 Zelfmoordpreventie begrepen dat een derde van de zelfmoorden wegens problemen met mentale gezondheid, gepleegd wordt door mensen van 65 jaar en ouder. Ik wil de Staatssecretaris vragen of hij ook ouderen wil meenemen in die aanpak.

Dan nog een onderwerp dat mij zeer ter harte gaat: beroertepreventie. Elk jaar worden er 40.000 mensen in ons land getroffen door een beroerte. Dat zijn er 110 per dag. Dat zijn er echt ontzettend veel; dat is een enorme hoeveelheid. Ik snap niet dat er zo weinig aandacht is voor beroertepreventie als gevolg van boezemfibrilleren. Een stolsel vanuit het hart als gevolg van boezemfibrilleren is gemiddeld groter dan andere stolsels. Daardoor zijn beroertes als gevolg van boezemfibrilleren veel ernstiger en leiden ze tot zware invaliditeit, maar ook tot vermindering van kwaliteit van leven. Ze hebben een enorm grote impact op de patiënt, maar ook op de omgeving. Naast het menselijke leed brengt het ook hele hoge zorgkosten met zich mee. De oplossing is eigenlijk heel eenvoudig en heeft te maken met de behandeling en de inzet van directe orale anticoagulantia. Is de Staatssecretaris hiervan op de hoogte en, zo ja, heeft hij plannen om hier iets mee te gaan doen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik bij dezen het voorzitterschap weer terug aan mevrouw Den Haan.

Voorzitter: Den Haan

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb met de Staatssecretaris afgesproken dat hij vijftien minuten nodig heeft om met zijn ambtenaar te overleggen en de antwoorden op de vragen voor te bereiden.

De vergadering wordt van 15.28 uur tot 15.47 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de beantwoording van de vragen. Ik breng nog even in herinnering aan de collega's dat wij vier interrupties hebben afgesproken.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank u wel, voorzitter. Veertien?

De voorzitter:

Vier, Staatssecretaris. Vier!

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank ook aan alle woordvoerders voor hun bijdrage. Er blijkt al een grote gemene deler onder alle fracties te zijn, namelijk hoe enorm belangrijk onze gezondheid is. Een goede gezondheid maakt ons productiever, gelukkiger en minder kwetsbaar. Kortom, iedereen onderkent het belang van gezondheid.

Als we dan kijken naar de doelen die we hadden voor de gezonde leefstijl, dan blijkt wel dat er nog echt werk aan de winkel is. Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat nog steeds ruim een vijfde, 21%, van de Nederlanders rookt, dat ongeveer de helft kampt met overgewicht, en dat ongeveer 7% van de Nederlanders overmatig drinkt en 8% zwaar. Kortom, we zitten nog behoorlijk ver af van de ambities uit het Nationaal Preventieakkoord. Een van de vragen was ook: hoe gaat u die doelen nu wél halen? Volgens mij vroeg mevrouw Van der Laan dat. Dat is wat mij betreft precies waar het in dit debat over gaat. Ik zal zo meteen ook meermaals refereren aan wat we op dat punt gaan doen.

Ik moet in ieder geval zeggen, en dat onderstreep ik hier dan ook, dat het kabinet de ambities van het Preventieakkoord en de doelen onverkort doorzet. Dat betekent nogal wat als we kijken naar wat dat voor maatregelen in zich heeft. De belastingen op tabak en frisdrank gaan omhoog, waarbij ook het laagste tarief op bier, op alcohol, wordt verhoogd, zodat we niet minder accijns op bier betalen dan op frisdrank. Maar het RIVM heeft ook geïnventariseerd welke maatregelen mogelijk zijn om een inhaalslag te maken.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb door deze introductie wel meteen een vraag. Ik ben voorstander van het verlagen van suiker in frisdrank en het aanscherpen van de verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken. Maar dit heeft wel een onbedoeld effect op alcoholvrij bier. Volgens mij willen wij als overheid juist stimuleren dat mensen alcoholvrij bier drinken in plaats van alcoholrijk bier. De vraag is dan of die verhoging van de suikertaks ook tot een verhoging van de prijs van alcoholvrij bier leidt. Kunnen we dat onbedoelde neveneffect inperken?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Hier zijn eigenlijk twee dingen over te zeggen. Ik ga daar zo meteen nog wat nader op in. Allereerst over de door ons gewenste suikertaks op frisdranken. In het coalitieakkoord is eigenlijk de meest eenvoudige maatregel getroffen, namelijk de bestaande belasting meteen verhogen. U heeft gelijk dat dat leidt tot een aantal neveneffecten die we nu niet kunnen repareren. Ik zie hier bijvoorbeeld flesjes water op tafel staan. Het is misschien goed om te zeggen dat water daarmee ook wat duurder wordt. Het is namelijk de meest simpele belastingmaatregel die getroffen is en die ook opgenomen is in het coalitieakkoord, waar ook de financiële effecten van zijn doorgerekend. Maar dat is ook goed, want daarmee zetten we meteen een stap en wachten we niet af. Kortom, ik steun ook de afspraak die in het coalitieakkoord gemaakt is. Die laat zien dat de urgentie meteen vraagt om maatregelen.

Tegelijkertijd moeten we dit in de verdere toekomst natuurlijk slimmer gaan doen. Dan moeten we zorgen dat die neveneffecten zoals u die noemt, in het vervolg niet gaan optreden. Dat is waarom we op dit moment kijken naar een slimmere belasting. Dat vraagt net even wat meer en ook een specifiekere uitwerking. Daar kom ik voor de zomer op terug, om ook geen tijd te verliezen. Ik vind dat u zelf een goede invulling hebt gegeven van hoe die slimmere belasting eruitziet, namelijk een progressieve heffing, waardoor je zwaardere suikers zwaarder belast en lagere suikers zo min mogelijk belast.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Concluderend, wij krijgen dus voor de zomer een reactie van de Minister over hoe we die onbedoelde neveneffecten voor bijvoorbeeld niet-alcoholische dranken kunnen aanpakken. Dat zal dan geen reparatie zijn, als ik hem goed beluister, maar dat zal gaan over hoe we dat in de toekomst beter kunnen doen. Ik denk dat we hier dan wel moeten accepteren dat deze verhoging generiek is en ook zal gaan gelden voor alcoholvrij bier of water.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Op dit moment moeten we inderdaad accepteren dat de snelheid ons noopt dat we de ongewenste effecten niet kunnen repareren. Daar heeft u inderdaad gelijk in. Maar de snelheid is nodig, gezien waar we staan met de doelen. Wat dat betreft snap ik de keuze die daarover gemaakt is ook heel goed. Maar in het vervolg moeten we inderdaad kijken hoe we dit soort ongewenste neveneffecten kunnen voorkomen. Daarom komen we voor de zomer met een slimmere invulling van de belastingmaatregelen op dat gebied.

De voorzitter:

U vervolgt uw beantwoording.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik was nog even bezig met mijn introductie. Een aantal dingen wil ik vooraf even aanstippen. Ik heb al gezegd dat het RIVM ook kijkt waar het nodig is en waar het mogelijk is om een inhaalslag te maken. Zij kijken dan ook sec naar wat er effectief is. Ze kijken dus niet naar wat er allemaal nuttig en soms noodzakelijk is, maar ze kijken naar wat er daadwerkelijk effectief is om de doelstellingen te realiseren. Een van de dingen die ik vorige week ook heb aangekondigd, is om te onderzoeken hoe we de overload aan verleidingen van ongezond eten kunnen tegengaan.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik denk dat het goed is om meteen even een correctie te maken op wat we net gewisseld hebben, want er werd expliciet gezegd dat de belasting op water ook omhoog zou gaan. In het coalitieakkoord staat letterlijk: «Aanscherpen verbruiksbelasting niet-alcoholische drank: de maatregel betreft het aanscherpen van de verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken exclusief mineraalwater.» Ik denk dat we dat hier goed met elkaar moeten wisselen, want het staat letterlijk in het regeerakkoord.

De voorzitter:

Dat is in ieder geval een hele opluchting, meneer Heerema.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Heel goed dat u dat constateert. Ik ga het even checken en dan kom ik daar in de tweede termijn op terug. Het coalitieakkoord is wel helder, maar ik ga ook kijken hoe dit nu in de regelgeving wordt ingevoerd. Kortom, ik kom daar in de tweede termijn op terug.

Ik had het over de aanvullende maatregelen, die onder andere gaan over de inhaalslag waar we voor staan, en over dat de balans wat mij betreft zoek is. We zoeken dus naar die effectieve maatregelen. Dat vraagt soms echt om keuzes te maken, waardoor we juist de vrije keuze bevorderen. Heel vaak worden onze keuzes namelijk niet bepaald door wat we zelf willen, maar door wat onze omgeving ons meegeeft. Mensen worden onbewust beïnvloed, veel meer dan ze doorhebben. Dat speelt inderdaad met name bij kinderen. Dat zou ik ook als prioriteit willen benoemen. In de dagelijkse omgeving van kinderen, op scholen, zijn er wat mij betreft de belangrijkste prioriteiten te stellen. De Gezonde Generatie staat bovenaan op de agenda.

Ik wil toch even één voorbeeld uit de praktijk noemen. Afgelopen week bracht ik namelijk zelf een bezoek aan een school in IJsselstein. De school is bezig een gezonde school en een gezonde schoolkantine te realiseren. Maar terwijl je het schoolplein afloopt, zie je tegelijkertijd wel dat de pizzabezorgfietsen al klaarstaan, gewoon direct aan het plein of net buiten het plein. Je moet haast wel een soort bovenmenselijke krachten hebben om met die overload aan verleidingen vervolgens toch nog de gezonde keuzes te maken.

Ik noem toch nog een ander voorbeeld. Ik was onlangs in Maastricht. Ik sprak daar een moeder. Zij was enorm geholpen door een programma dat door de gemeente werd aangeboden, waardoor ze zelf in de supermarkt de goede en gezonde keuzes kon maken. Dat programma ging over de boodschappensafari. Vooraf nadenken welke keuzes je maakt in plaats van pas op het moment zelf, leidde voor deze moeder tot gezondere keuzes, die uiteindelijk leiden tot minder overgewicht thuis.

Maar de preventieaanpak is breder dan het terrein van voeding en overgewicht, alcohol of tabak. Dan komen we op twee onderwerpen die ik hier ook zeker vooraf nog wil aanstippen: mentale gezondheid, en sport en bewegen. Samen met andere departementen gaan we met beide onderwerpen aan de slag, om grote stappen te zetten. Als het gaat om sport en bewegen, hebben we immers de ambitie dat 75% van de Nederlanders voldoet aan de beweegrichtlijn. Ook dat is een doelstelling die we willen halen. Kortom, het zijn veel onderwerpen. Ik wil afsluiten met de algemene opmerking dat laag- of praktisch opgeleide mensen op dit moment gemiddeld veertien jaar minder in goede gezondheid leven en ook vier jaar korter. Dat laat volgens mij echt de urgentie van dit onderwerp zien. Laagopgeleide volwassenen hebben drie keer zo vaak een angststoornis of een depressie. Kortom, dat zijn cijfers waar we ons om moeten bekommeren. Er is geen eenvoudige oplossing. De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving heeft vorig jaar aanbevelingen gedaan op dit specifieke onderwerp. Ook daar ga ik zo meteen nog iets over zeggen. Ook hier geldt dat we samen met de departementen van SZW en OCW de verbinding gaan leggen voor de aanpak van schulden, armoede, onderwijs, huisvesting en de leefomgeving.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik dacht: ik wacht even de inleidende woorden van de Staatssecretaris af. Ik ben nog op zoek naar het volgende. Dit zijn op zich mooie voorbeelden van hoe het in de praktijk gaat wat betreft voeding. Het is helemaal niet verkeerd dat moeders worden geholpen om gezonde keuzes te maken in de supermarkt, maar volgens mij weten we na jarenlange wetenschappelijke onderzoeken dat artsen en gezondheidsorganisaties oproepen om, naast stimulerende prikkels, ook daadwerkelijk te komen met juridisch bindende en wettelijk vastgelegde doelstellingen, maar ook verplichtingen. Ik ben daar wel naar op zoek. Ik vind dit mooie voorbeelden, maar volgens mij wordt er al jarenlang terecht geschreeuwd en geroepen dat de tijd van vrijblijvendheid een beetje voorbij is. Dat kwam ook naar voren in het rondetafelgesprek van maandag. In hoeverre is de Staatssecretaris bereid om ook die stappen te zetten?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Generiek gesproken heeft u natuurlijk gelijk: niet alles kan alleen door dingen te stimuleren, mogelijk te maken of te faciliteren. Soms zul je als overheid ook de norm moeten stellen. Generiek gesproken heeft u dus gelijk. Het zal wat mij betreft wel altijd hand in hand gaan. De maatregelen voor bijvoorbeeld roken die wat meer beperkend zijn – je mag niet overal roken – moeten altijd hand in hand gaan met mogelijkheden om te stoppen met roken of programma's die dat mogelijk maken. Generiek gesproken heeft u gelijk, ja. Er zijn soms ook wettelijke maatregelen van een normstellende overheid nodig. Het gaat wel altijd hand in hand met stimuleren en faciliteren.

Dan kom ik bij de beantwoording. Ik heb zes blokjes. Allereerst ga ik kort in op sporten en bewegen. Het tweede blokje gaat over gezonde voeding, onder andere marketing. Het derde blokje gaat over mentale gezondheid. Vervolgens gaat het over alcohol en ten slotte over tabak.

De voorzitter:

Ik tel er vijf.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Inderdaad. Het laatste blokje is namelijk het blokje overig. Daar zitten best heel veel onderwerpen in, dus ook het overige blokje zal nog wel wat stevigheid vragen als het gaat om de tijd. Ook voeding is een onderwerp waar ik wat meer tijd voor nodig heb.

Voorzitter. Ik begin met sport en bewegen. Ik begin dan bij meneer Heerema. Hij vroeg mij of er mogelijkheden waren voor een vierde pijler in het Preventieakkoord. Op dit moment verkennen wij inderdaad een aanpak van sporten en bewegen die past bij het Preventieakkoord. Wij doen dat in hele nauwe samenwerking, de Minister voor Langdurige Zorg en Sport en ik als Staatssecretaris vanuit de preventieaanpak. Daarbij kijken we er zeker naar om dit als vierde pijler op te nemen, naast een vijfde pijler, namelijk mentale gezondheid. Het is dan apart op tafel, inclusief hoe we het gaan organiseren met betrokkenheid van het veld. Als onderdeel daarvan onderzoeken we een brede beweegalliantie met gemeenten, sportondernemers en sportkoepels – kortom, een zeer brede variëteit aan partijen – om sporten en bewegen verder te stimuleren.

U vroeg ook of het mogelijk is om sportverenigingen te betrekken in het p.o. en het vo. De beste mogelijkheid daartoe ligt bij de ontwikkeling en de uitwerking van de rijke schooldag. Daarbij moet worden benadrukt dat er ook op dit moment gelukkig al op heel veel plekken goede samenwerkingsrelaties zijn tussen sportverenigingen en onderwijs, maar er zijn nog heel veel mooie voorbeelden waarmee we dat kunnen versterken. Zoals u zelf ook aangeeft, blijft het aanbieden van bewegingsonderwijs natuurlijk een taak van bevoegde docenten.

Dan ga ik naar de vraag over bewegen en fietsen van mevrouw Westerveld.

De voorzitter:

Wilt u nog heel even wachten, Staatssecretaris? Meneer Heerema heeft nog een vraag aan u.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, want ik zat te wachten op de toezegging dat de Staatssecretaris in nauw contact met zijn collega voor p.o. en vo, de Minister, gaat kijken hoe daar invulling aan kan worden gegeven. U heeft er wel globaal iets over gezegd, zoals dat u samenwerkt met andere ministeries, maar ik hoor graag expliciet op dit onderwerp hoe we de 25.000 verenigingen betrekken bij de 7.500 scholen. Ik zou de toezegging willen dat de Minister in de brief die hij voor de zomer gaat sturen, ook een stukje opneemt over de gesprekken die hij heeft gevoerd, wat dat heeft opgeleverd en wat we kunnen verwachten. Er moet niet worden gestuurd op een incidentele mooie samenwerking, maar op structurele samenwerking tussen sport en onderwijs.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat lijkt mij niet te veel gevraagd, meneer Heerema. Uitstekend. Bij de uitwerking van de rijke schooldag kom ik specifiek bij u terug op de wijze waarop we sportverenigingen daarbij gaan betrekken. Uiteraard ligt de regie dan bij de Minister voor p.o. en vo, maar met hem kom ik er graag bij u op terug hoe we dit verder handen en voeten kunnen geven. Ik kan niet bevestigen of dit voor de zomer komt. Dat laat ik even bij de Minister, omdat hij specifieker weet wanneer hij terugkomt op de rijke schooldag. Dat is de planning die we volgen.

Dan kom ik op het bewegen, het lopen en het fietsen. Dit gaat eigenlijk om een gezonde leefomgeving in de fysieke infrastructuur. In de brief over Nederland vitaal en in beweging, die in mei naar de Tweede Kamer is gestuurd, hebben we al laten zien hoe dit zou kunnen, samen met de andere departementen. Vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat lopen er ondertussen diverse initiatieven en programma's, onder andere gericht op fietsstimulering, waarbij ook de provincies zijn betrokken. Een van de programma's die ik zou willen noemen, is het programma Doortrappen voor ouderen. De komende tijd wil ik het opzetten van een brede beweegalliantie nader verkennen. Daarin kunnen we dit punt verder meenemen.

D66 vroeg naar de verbinding tussen preventie en de sportakkoorden. Moeten die met elkaar worden geïntegreerd? Hoe zien we dat voor ons? Hier is belangrijk dat van oorsprong ieder akkoord aandacht heeft voor specifieke thema's en vraagstukken. Zo werkt het uiteindelijk ook in de gemeenten. Er is ook overlap tussen de akkoorden, bijvoorbeeld als het gaat over jeugd met overgewicht in relatie tot sport en bewegen. Als gemeenten dat doen, is dat uitstekend. Landelijk zien wij het zo voor ons dat wij de drie bestaande onderwerpen hebben, een vierde tafel met sport en bewegen en een vijfde tafel met mentale gezondheid.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik zou zeggen: hoe meer integrale aandacht voor voldoende beweging, hoe beter. Dank dus voor dit antwoord. Mijn vervolgvraag is misschien wat voorbarig, maar ik had ook gevraagd hoe u de Kamer erbij betrekt. Ik hoorde u zeggen dat u een vierde en een vijfde pijler wilt toevoegen. Ik heb u horen zeggen dat u partijen daarbij wilt betrekken, maar hoe wordt de Kamer erbij betrokken?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Misschien dat ik er zo nog iets meer over zeg, maar dit geldt eigenlijk voor elk van de onderwerpen op specifieke deelgebieden. Als het gaat om mentale gezondheid, kom ik voor de zomer met een aanpak om dat onderwerp neer te zetten. Dan komen we op dat onderwerp terug bij de Kamer. Dat geldt ook voor de sport- en bewegenaanpak. Wij ontwikkelen die aanpak met partijen in het veld en leggen die vervolgens bij u terug. Dan kunt u er aanvullingen of aanpassingen op doen, al naar gelang de Kamer dat noodzakelijk acht.

Dan ga ik naar de PVV, die een vraag stelde over de toegankelijkheid van bewegen, vooral sporten en buitenspelen voor jongeren, juist als ze in een kwetsbare positie verkeren. Er lopen al diverse integrale programma's, zoals JOGG, de Gezonde School – genoemd door mevrouw Van der Plas – en Gezonde buurten. Kortom, op veel terreinen zetten we in op meer bewegen voor jongeren. Ook via de pijler «inclusief» van het Sportakkoord hebben we hier al langere tijd aandacht voor. Het gaat dan om financiële toegankelijkheid, onder andere via het Jeugdfonds, maar ook om de fysieke en de sociale toegankelijkheid. Omdat de financiële toegankelijkheid van sport voor jongeren een belangrijk onderwerp is, kom ik er specifiek op terug in de brief die ik noemde in mijn reactie op mevrouw Van der Laan.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Er werd net aangegeven dat de vrijblijvendheid eraf moet. U noemde net het project Gezonde School. Niet elke school hoeft een gezonde school te zijn. Niet elke gemeente is een JOGG-gemeente. Het zijn vaak incidentele middelen. Het zijn dus mooie voorbeelden, maar zetten die zoden aan de dijk? Daarom stel ik via u, voorzitter, de volgende vraag aan de Staatssecretaris. Het zijn mooie projecten, maar mist u net als wij de samenhang? Hoe kunnen we er zorg voor dragen dat het een veel minder vrijblijvend en een meer duurzaam en structureel karakter krijgt?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik ben het met u eens. In het Preventieakkoord is juist ook gezocht naar crossovers, zodat niet alles als los zand naast elkaar bestaat maar dat ook wordt gekeken hoe het zich in zijn totaliteit opbouwt tot de doelstellingen voor een gezonde generatie in 2040. Juist dat brede gremium van het Preventieakkoord, dat een aantal jaren geleden is afgesloten maar nog steeds zo functioneert, zorgt ervoor dat wordt voorkomen dat incidentele financiering wegvalt of dat projecten helemaal op zichzelf staan en geen goede links hebben met andere onderwerpen. Via dit gremium proberen we dat wel zo veel mogelijk te voorkomen. We zijn ook bezig met het opschalen van een aantal van de projecten die ik noemde. Inderdaad is niet iedere gemeente een JOGG-gemeente, maar we zijn juist bezig om te verkennen hoe we het gros van de gemeenten die nog geen JOGG-gemeente zijn erbij kunnen betrekken, zodat zij ook onderdeel zijn van de bredere beweging. Dat doen we bij veel van deze programma's: de olievlek breder trekken in plaats van voorkomen dat hij zich terugtrekt.

De voorzitter:

Vervolgt u de beantwoording.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik heb in dit blokje nog één vraag staan, namelijk over de beweegvriendelijke leefomgeving. Specifiek in aanvulling op wat mevrouw Westerveld hier eerder over vroeg, zeg ik dat de departementen van VWS, van IenW en van LNV op dit moment het programma Gezonde Groene Leefomgeving opzetten. Ook daarmee gaan de lokale, regionale en landelijke overheid faciliteren om werk te maken van een groene en gezonde leefomgeving. Hierbij wordt een aantal concrete tools aangereikt, bijvoorbeeld door bij veranderingen in de fysieke leefomgeving ontwerpprincipes mee te geven waardoor het automatisch bewegen in de openbare ruimte wordt versterkt. Kortom, op dit vlak zijn we nog verder bezig om gemeenten tools aan te reiken in het programma Gezonde Groene Leefomgeving.

Dan ga ik naar het tweede blokje, dat over voeding gaat. Ik begin dan bij mevrouw Van Esch, die in haar bijdrage begon over de aanpak van productverbetering. Hoe zijn aanmoedigingen enerzijds en bindende afspraken rond productverbetering anderzijds met elkaar te rijmen? De industrie werkt in het kader van het Nationaal Preventieakkoord aan een verbeterd productaanbod. De nieuwe Nationale Aanpak Productverbetering, die onlangs is gepubliceerd, geeft daar ook een nieuwe impuls aan. Die nieuwe aanpak moet ertoe leiden dat er in 2030 over de gehele breedte van productgroepen verbetering is gerealiseerd in de samenstelling. Bedrijven krijgen de mogelijkheid om productverbetering in meerdere stappen door te voeren. De overheid gaat monitoren hoe de voortgang verloopt en analyseren of de reductiestappen haalbaar zijn en hoe ze gestimuleerd kunnen worden. In het regeerakkoord is inderdaad afgesproken dat we bindende afspraken zullen maken met de industrie. Wij verkennen hoe we dit verder vormgeven.

De voorzitter:

Staatssecretaris, mevrouw Van Esch heeft een vraag voor u.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Hartelijk dank voor het antwoord, maar ik blijf het toch wel bijzonder vinden. We weten ook – het RIVM heeft die conclusie al getrokken – dat tot nu toe de aanpak productverbetering, die al een tijd loopt ... Want dat moeten we ook constateren: die is al in 2014 gestart. Vanaf 2014 is, met de afspraken die er nu zijn, bereikt: een snufje minder zout en twee suikerklontjes minder. Het RIVM zegt eigenlijk dat het onvoldoende werkt. Er wordt sterk de nadruk op gelegd dat we moeten kijken naar wat het RIVM zegt en daaraan conclusies moeten verbinden. Ik snap dan niet dat in de brief van de Staatssecretaris alleen maar staat dat we doorgaan op de ingezette weg, ondanks dat we hebben gezien dat de ingezette weg tot nu toe nauwelijks iets heeft bijgedragen. Allerlei wetenschappers en onderzoekers dragen aan dat we moeten komen tot het formuleren van een ambitieuze hoofddoelstelling en tussenreductiedoelstellingen per jaar. Al die opties liggen er. Ik snap dus niet waarom we, wetende dat het tot nu toe niet heeft gewerkt, de opties die er nu liggen niet gewoon doorvoeren in het beleid, terwijl het zo'n haast heeft.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Misschien is het goed om te zeggen dat we niet alleen doorgaan op de bekende weg. Ik heb ook nadrukkelijk gezegd dat we op basis van de afspraken in het coalitieakkoord ook wel degelijk verkennen welke bindende afspraken erbovenop zouden kunnen worden gemaakt. Tegelijkertijd moeten we het wel samen blijven doen. Inderdaad verkennen we welke bindende afspraken we kunnen maken. We monitoren ook hoe de voortgang verloopt. We analyseren of reductiestappen overal haalbaar zijn. We rollen eigenlijk langzaamaan verder op de bestaande weg en onderzoeken verder welke stappen daar extra bovenop nodig zijn.

De voorzitter:

U heeft nog twee interrupties, mevrouw Van Esch. Die wilt u nog even bewaren? Ja? Goed.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan ga ik naar mevrouw Van der Laan, die vroeg naar de claim van producenten en de koppeling daarvan met de nieuwe aanpak van productverbetering, dus dat als je doelstellingen haalt, je daar ook over mag communiceren. Allereerst wil ik zeggen dat ik een groot voorstander ben van de promotie van gezond voedsel. Het zou natuurlijk fantastisch zijn als alles wat werkt voor ongezond voedsel, veel vaker wordt toegepast bij gezond voedsel. Het moet natuurlijk wel altijd passen binnen de Europese regelgeving. Een alternatieve claim is daarom lastig. Daarbij is het van belang dat het etiket leesbaar blijft en niet overvol is met allerlei extra zaken. We kunnen wel onderzoeken hoe we de communicatie, ook van bedrijven, op dit vlak kunnen stimuleren en vervolgstappen kunnen zetten.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Maar deelt de Staatssecretaris dan wel mijn opvatting dat het voor het stimuleren van het maken van een gezonde keuze, een toegevoegde waarde kan hebben om tussentijds te communiceren over gezondheidsclaims of productverbetering, al dan niet tijdelijk? Dat heb ik niet gehoord.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Nogmaals, ik doe het even heel precies, want we moeten wel oppassen dat we niet buiten de Europese regelgeving treden. Dat is wel denkbaar. In algemene zin ben ik zeer voorstander van marketing van gezond eten, zoals groente, fruit en noem maar op. We kijken wel degelijk wat we binnen de bestaande wetgeving aan vervolgstappen kunnen zetten, dus hoe we misschien net even op die rand kunnen gaan staan, maar we moeten er wel binnen blijven. Anders zouden we op een gegeven moment naar Europa toe moeten om de mogelijkheid te krijgen om een innovatie door te voeren. We kunnen ook zeggen: wat kunnen we nu al doen en hoe kunnen we daar de handen voor op elkaar krijgen?

Mevrouw Maeijer stelde ook een vraag over productverbetering, namelijk welke mogelijkheden er zijn om producenten minder suiker, vet en zout te laten toevoegen aan hun producten. Wat kunnen we met hen afspreken? Met de nieuwe Nationale Aanpak Productverbetering, die ik net al even introduceerde, wil ik het verbeteren van de samenstelling van bewerkte voedingsmiddelen versnellen en verbreden naar alle bewerkte voedingsmiddelen. De nieuwe aanpak stelt doelen die zowel ambitieus als haalbaar moeten zijn. Daarin zitten zowel voorlopers als achterblijvers. De achterblijvers zullen we zeker stimuleren. Om bedrijven de mogelijkheid te geven om productverbetering door te voeren, is de termijn voor het behalen van de doelstellingen op dit moment geplaatst in 2030. Maar de voortgang blijven wij tot die periode natuurlijk ook monitoren.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik heb een korte vraag. Vallen de huismerken hier ook onder? Worden die hierin ook meegenomen?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik zie geen reden om die hiervan uit te zonderen, maar ik kom er even specifiek bij u op terug. Maar volgens mij vallen die hier ook gewoon onder, ja.

De voorzitter:

Heeft u nog een reflectie, mevrouw Maeijer?

Mevrouw Maeijer (PVV):

Nou, ja. Volgens mij heb ik namelijk ergens gelezen dat waar u op inzet, dus het maken van afspraken voor het terugdringen van zout en suiker, met name bij huismerken vaak achterblijft. Ik vroeg me dus af op welke manier je nu afspraken kunt maken om dat te verbeteren.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat is dus die brede aanpak productverbetering die we met elkaar neerzetten. Nogmaals, ik zie geen reden om de huismerken daarvan uit te zonderen. Kortom, in die aanpak zouden ook de huismerken mee moeten gaan in deze verbeteringen. De doelstelling staan wel voor 2030, dus wat dat betreft hebben we ook echt wel de tijd om die doelen te realiseren. Ondertussen houden we dus de vinger aan de pols.

Dat is eigenlijk ook een vraag die mevrouw Den Haan stelde, namelijk over de bindende afspraken met partijen in de voedselindustrie. Ook hier wil ik zeggen dat de aanpak die we nu voor ogen hebben over het verbeterde productaanbod niet vrijblijvend is. Alle partijen in het Preventieakkoord hebben zich namelijk ook achter de aanpak geschaard. De afspraken zijn dus bindend, maar – let hier op – niet juridisch afdwingbaar. Als stok achter de deur kijken wij wel naar wettelijke maatregelen en wettelijke mogelijkheden. Dat zijn eigenlijk die verbeterstappen daarop.

Dan ga ik naar een ander deelonderwerp binnen voeding; dat gaat over marketing. En dan begin ik bij kindermarketing.

Dat is eigenlijk de vraag van mevrouw Van Esch: hoe gaan we er nou eigenlijk een einde aan maken dat supermarkten en producenten misbruik maken van de onvolgroeide hersenen van jongeren? In het Nationaal Preventieakkoord hebben we afgesproken dat erkende kinderidolen vanaf 2020 van verpakkingen verdwenen moeten zijn. Volgens de Monitor Kindermarketing hebben de meeste bedrijven hun verpakkingen kinderidoolvrij gemaakt. Dit is een stap, maar er is nog veel meer nodig. De afspraken over kindermarketing zijn vastgelegd in de reclamecode voor voedingsmiddelen. De FNLI is eigenaar van de code. Kortom, er is sprake van zelfregulering. Ik ben kritisch op de ruimte die de huidige reclamecode biedt, waardoor kinderen alsnog blootgesteld kunnen worden aan allerlei typen marketing voor ongezonde producten. Stapsgewijs moeten we de geldende regels toch aanscherpen om kinderen beter te beschermen; ik denk bijvoorbeeld aan de verhoging van de leeftijdsgrens van de reclamecode en het alleen toestaan van kindermarketing op de Schijf van Vijf. Daarom blijf ik met de FNLI in gesprek over deze onderwerpen. Daarnaast neem ik ook kindermarketing mee in de verkenning naar wettelijke mogelijkheden in de voedselomgeving, die ik in de brief heb aangekondigd.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik val zelf gewoon een beetje over het woordje «stapsgewijs», want ik snap dat gewoon niet zo goed meer. Ik denk: waarom stapsgewijs, na zo veel jaren te weinig doen en terwijl uit de cijfers blijkt dat we nog te weinig doen en het aantal kinderen met overgewicht niet daalt in Nederland? We zien in Spanje dat ze daar wel gewoon een geheelverbod op kindermarketing hebben. En je hebt ook die influencers, die zo populair zijn op YouTube en waarnaar kinderen meekijken. Je kunt daarvoor leeftijdsgrenzen stellen, maar die hoeven natuurlijk totaal niet te worden gehandhaafd, aangezien je gewoon met je broertje van 12 kan meekijken als je 8 bent. Wat heeft het dus voor nut als we er geen totaalverbod op instellen? Ik snap niet waarom we dit stapsgewijs zouden doen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik weet niet of stapsgewijs eigenlijk wel de goede samenvatting is van de aanpak die we voorstellen. Eigenlijk stellen we het volgende voor. Er zijn een aantal dingen in gang gezet. Die zetten we door, en vervolgens kijken we wat daarbovenop nodig is en of er soms ook een wettelijk versteviging nodig is. Dat is ook wat we hier doen. Dus ja: er is een stap gezet, maar wij denken dat die stap eigenlijk steviger moet en dat gaan we dus ook met de FNLI bespreken. Daarbij kijken we niet alleen naar wat daar misschien steviger moet, maar ook of er op een gegeven moment inderdaad wettelijke afspraken over dit onderwerp moeten komen. Dat nemen we dan dus ook mee. Dus stapsgewijs ... Onze doelstellingen zijn het richtsnoer en we kijken wat er aan effectieve maatregelen nodig is om die doelstellingen ook te realiseren.

U vroeg inderdaad ook specifiek nog naar het voorbeeld van Spanje. Ik zou eigenlijk willen zeggen: in die verkenning van de wettelijke mogelijkheden nemen we dus ook het voorbeeld van Spanje mee.

Mevrouw Van der Laan vroeg ook naar de kindermarketing en een opening om met partijen in gesprek te gaan over de reclame op social media. Wat kunnen we doen om meer ruimte te geven om gezonde reclames te maken? Daar heb ik al iets over teruggegeven. Ook over dit onderwerp blijf ik in gesprek met de sector, ook over de social media.

Bij hetzelfde onderwerp kwam het inzetten van influencers om gezonde voeding te promoten terug, evenals het misschien wel beperken van de invloed van influencers op dit onderwerp. Ik zou willen zeggen: we kijken heel goed naar wat effectief is en we nemen het onderwerp marketing zeker mee, ook de marketing gericht op kinderen. We kijken hoe we reclame beter kunnen inzetten voor gezonde producten. We nemen het mee aan de overgewichttafel van het Nationaal Preventieakkoord.

Mevrouw Bikker vroeg naar het uitstel van de ketenaanpak overgewicht voor kinderen: waarom wordt die eigenlijk uitgesteld, want we kunnen daar toch niet op wachten? Ik snap uw teleurstelling, moet ik zeggen; laat ik daarmee beginnen. Hoewel er keihard is gewerkt door het veld om de implementatie per 1 januari in het pakket te krijgen, is dat niet mogelijk gebleken. De belangrijkste afweging daarbij was dat kinderen niet geholpen zijn als niet ieder onderdeel van de ketenaanpak goed kan worden aangeboden. Daarom is er gekozen voor stevige sturing op landelijke invoering, inderdaad één jaar later, dus per 2024. In de tussentijd breiden we de lopende pilots uit, zodat zo snel mogelijk zo veel mogelijk kinderen de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Regio's die al klaar zijn om de ketenaanpak aan te bieden, kunnen zich aansluiten bij de bestaande pilots. Regio's die in 2022 en 2023 niet deelnemen, bereiden zich voor op de landelijke invoering en worden ondersteund door VWS. Ik denk nu onder andere aan een mogelijke financiële ondersteuning via een SPUK-uitkering. Daarover ben ik in overleg met de VNG.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik baal daar inderdaad van, omdat het voor kwetsbare kinderen, die dit juist zo goed zouden kunnen gebruiken, erg afhankelijk is van de inzet van je regio of je hier al gebruik van kan maken, en je wordt toch weer een jaartje ouder. Daarmee is het voor die kinderen dus minder effectief. Ik zou aan de Staatssecretaris willen vragen welke mogelijkheden hij nog ziet. Ik hoor de mooie uitnodiging van VWS aan regio's om nog aan te haken in heel 2022, als ik het goed begrijp. Welke mogelijkheden ziet hij om zo veel mogelijk regio's in de benen te krijgen? Want we moeten zorgen dat zo min mogelijk kinderen de dupe worden van deze vertraging.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik denk dat de specifieke uitkering die ik noemde, hierbij wel kan helpen, want een financiële stimulans kan gemeenten en regio's echt in de stand zetten: laten we het door dat uitstel niet naar achteren schuiven, maar laten we het juist naar voren halen, dus laten we kijken wat we nu al kunnen doen, in dit jaar, 2022, en in 2023. Ik denk dat financiële ondersteuning daar echt behulpzaam bij kan zijn. Van uitstel komt in dit geval geen afstel, zou ik willen zeggen. 01-01-2023 halen we niet, maar 01-01-2024 gaan we wel realiseren. Ik denk dat ik knollen voor citroenen verkoop als ik u toch ga beloven om te kijken wat we voor 01-01-2023 kunnen doen, want ik denk dat we dat gewoon niet gaan halen.

De voorzitter:

Staatssecretaris, ik heb even een vraag. Loopt u de vragen per woordvoerder af?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Nee, per blokje, en we zijn bij het blokje over voeding.

De voorzitter:

Prima.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik ben op dit moment bij de ketenaanpak overgewicht van kinderen. Daarover was een vraag van de Partij van de Arbeid, over de zorgkantoren en de verzekeraars en over een prikkel om te investeren. Wat zouden we daaraan kunnen doen? Wij zijn in gesprek met de VNG en de verzekeraars over een verduidelijking van de taken gericht op gezondheidsbevordering in de wet. Wij kijken wat daarbij behulpzaam zou zijn; daar werken wij dus samen met hen aan. Onder andere met de NZa en het Zorginstituut Nederland werken we aan een concretisering: wat kan bijvoorbeeld verstaan worden onder «geïndiceerde preventie»? Dat is een van de zaken waar we nu aan denken. Ik ben overigens voornemens om u hierover voor de zomer nog een brief te sturen, waarin we onder andere ingaan op de bredere aanpak van leefstijlgeneeskunde.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik wil wel duidelijkheid en dat de Staatssecretaris iets concreter is. Mijn vraag was concreet: is hij het met de Partij van de Arbeid eens dat er een perverse prikkel zit in hoe we het hebben geregeld? Zorgverzekeraars en zorgkantoren gaan er namelijk wel met de baten vandoor, maar leveren op dit moment alleen na een goed gesprek met gemeenten heel misschien met heel veel moeite een bijdrage. Een brief is prima, maar wat vindt de Staatssecretaris van het idee van de PvdA om in ieder geval in de wet die betaaltitel wel te creëren, zodat een dergelijke argumentatie, in dit geval door de zorgverzekeraar of het zorgkantoor, niet meer kan worden gegeven? Ik vraag dat, omdat zij in mijn beleving net zo verantwoordelijk zijn voor preventie als de overheid.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik denk toch dat ik iets zou willen teruggeven. In mijn eerste kennismaking vanuit deze rol met de verzekeraars heb ik eigenlijk geconstateerd dat zij zeer gemotiveerd zijn om te werken aan preventie. Waar je van oudsher misschien het gevoel hebt dat die verzekeraars een beetje achter de feiten aan lopen en dat ze meer van de zorg dan van preventie zijn, heb ik geconstateerd dat zij een hoge motivatie hebben om op dit onderwerp meters te maken. Wij moeten dan inderdaad wel zorgen dat het stelsel hen niet tegenwerkt maar voor hen werkt. Dat ben ik met u eens, maar dan hebben we het eigenlijk over preventie in het zorgstelsel. Hoe voorkomen we dat de prikkels voor hen verkeerd zijn? Dat deel ik volledig met u. Wat ik hier heb gezegd is dat een van de dingen waar wij naar kijken, is of het misschien zou kunnen helpen om in de wet een aantal ankerpunten op te nemen, zodat we die prikkels verminderen. Op dat onderwerp kom ik voor de zomer in de brief terug.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Mutluer. Is dat concreet genoeg voor u?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik ga erover nadenken, maar voor nu dank.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Er zijn meerdere vragen gesteld over de btw op groente en fruit. Ik heb al een paar keer aangegeven dat voor die uitvoering vooral een duidelijke definitie en afbakening noodzakelijk zijn. Daarover ben ik al in gesprek met Staatssecretaris Van Rij. Wij zien daar ook echt wel behoorlijk wat mogelijkheden en wij komen daar ook zeker voor de zomer op terug. Ik ga er nu alleen niet op vooruitlopen hoe dat zou kunnen. Maar voor de zomer willen wij bij u terugbrengen hoe wij dit denken te kunnen afbakenen en hoe we die btw inderdaad van 9% naar 0% gaan krijgen. Het is een hartstikke belangrijk onderwerp en ik ben zeer gemotiveerd om het snel te doen, maar het moet wel zorgvuldig en het moet ook werken.

Voorzitter, ik zie dat de PVV daarover een vraag wil stellen.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik heb daar toch nog een vraag over. Wij zien liever een algehele verlaging van de btw op boodschappen, maar het kabinet kiest dus specifiek voor een verlaging van de btw op groente en fruit. De heer Van Ooijen verwijst naar gesprekken met Staatssecretaris Van Rij, maar in de krant staat dat de ICT pas over drie jaar op orde is voor grote stelselwijzigingen. En daar wordt deze btw-verlaging specifiek bij genoemd. Het is fijn dat u het allemaal heel snel wilt regelen en dat we voor de zomer nóg een brief krijgen, maar kunt u misschien toch iets meer zeggen over de termijn? Anders is het toch zeker een grote wassen neus wat mensen wordt voorgehouden?

De voorzitter:

De Staatssecretaris. Dank voor de ondersteuning bij de interrupties!

Staatssecretaris Van Ooijen:

Het wordt geen wassen neus, zou ik tegen de PVV willen zeggen. Dit wordt geen wassen neus. Ik denk dat de ICT op dit vlak wel degelijk onze vriend en niet onze vijand is. Het 0%-tarief is namelijk op zich geen probleem voor de Belastingdienst en het zou dan ook moeten gaan werken. Dat specifieke punt over de ICT-systemen lijkt hier dus niet aan de orde, maar ik houd een slag om de arm, want het is pas zeker als we het echt met elkaar hebben doorgevoerd. Ik kom daar dus voor de zomer nog op terug, maar zoals ik al eerder heb aangegeven lijken de ICT-systemen van de Belastingdienst niet de bottleneck. Wat veel meer de bottleneck is, is een goede definitie en afbakening. Dat lijkt misschien eenvoudig, maar dat is in de praktijk, waar het uiteindelijk wel moet gaan werken, best ingewikkeld. Daar zit eigenlijk veel meer de vraag waaraan collega Van Rij en ik een zo kundig mogelijke invulling proberen te geven.

Ik ga naar schoolfruit, om maar bij groente en fruit te blijven. De heer Heerema zei: het staat eigenlijk onder druk en wat kunnen we daaraan doen? Het Ministerie van LNV houdt op dit vlak met name de prijsontwikkeling in de gaten. Bij problemen zal er ook actie worden ondernomen om binnen het huidige budget – dat is wel de randvoorwaarde – te kijken welke oplossingen er mogelijk zijn. Maar de belastingverlaging waarover we het hadden, gaat natuurlijk wel helpen om de druk te verminderen.

De Partij van de Arbeid heeft een vraag gesteld over de suikertaks: wat kunnen we verwachten van de suikertaks en hoe gaat u ervoor zorgen dat de industrie die niet tegenhoudt? Ik heb al een beetje aangegeven in welke richting ik denk en eigenlijk komt die zeer overeen met wat de heer Heerema daarover zei. Een progressieve suikertaks zou eigenlijk het meest logisch zijn, ook om het gewenste gezondheidseffect te realiseren.

Mevrouw Westerveld vroeg naar de gezonde voedselomgeving. Wat kunnen we doen om de voedselomgeving gezonder te maken en welke voorstellen is de Staatssecretaris bereid te omarmen? In de brief hebben we natuurlijk al aangekondigd dat we gaan kijken wat zou kunnen helpen en wat we nu in de wet zouden kunnen opnemen. Dat hebben we gedaan op basis van een motie die eerder is aangenomen, maar ook op basis van informatie die mijn voorganger heeft opgehaald. Hiervoor hebben we echt nog een aantal tussenstappen nodig. Wat is precies de juridische basis die gemeenten nodig hebben? Hoe helpen we hen ook daadwerkelijk? Zo'n wet zal er dan ook niet van de ene op de andere dag zijn. Bovendien gaan we al helemaal niet al het ongezonde aanbod verbieden. We zoeken eigenlijk naar een goede balans tussen gezonde en soms ook ongezonde keuzes, zodat er daadwerkelijk iets te kiezen valt.

Mevrouw Westerveld vroeg welke lokale producten we beter onder de aandacht kunnen brengen, omdat die ook gezond zijn. Op dit punt werk ik nauw samen met de Minister van LNV om die gezonde en duurzame keuzes makkelijker te maken. Het gaat dan om onbewerkte producten. Ik moet er nog wel bij zeggen dat waar een product vandaan komt, op zichzelf ook niet zo heel veel zegt over de voedingswaarde ervan en de gezondheid. Dat is ook wel van belang. Lokale producten zijn toch iets vaker duurzame producten, bijvoorbeeld vanwege het aantal kilometers dat zo'n product heeft afgelegd. Maar bij de voedingswaarde is er niet per se een relatie met lokale of internationale producten.

Gezonde voeding in de zorgsector. Wat kunnen we daaraan doen en kan de richtlijn niet een keer opgeschoond worden? Het Voedingscentrum heeft een Richtlijn Gezondere Eetomgevingen, met criteria voor maaltijden, die door alle aanbieders van eten gebruikt kan worden. Vanuit het Preventieakkoord wordt gewerkt aan het gezond maken van het voedingsaanbod. Dat doen we dus ook aan de tafels daar. Kennis en instrumenten van deze aanpak zijn in de volle breedte beschikbaar voor alle zorginstellingen, waaronder ook revalidatie-instellingen en de ggz.

Dan ga ik naar de Nutri-Score, een onderwerp dat ook meermaals terugkwam.

De voorzitter:

Voordat u dat doet, is er nog een vraag van mevrouw Westerveld voor u.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben toch op zoek naar een... Ik wou zeggen «een concreter antwoord», maar de Staatssecretaris heeft natuurlijk helder antwoord gegeven. Ik wil eigenlijk concretere actie. Ik begrijp aan de ene kant heel goed dat het ministerie er niet over gaat wat er nu precies in de ziekenhuizen, in de jeugdzorginstellingen en in andere zorglocaties op het bord ligt. Aan de andere kant hoor ik hierover heel erg veel verhalen van mensen die in jeugdzorginstellingen zitten en van patiënten in ziekenhuizen. Zij geven gewoon aan dat het eten niet bepaald gezond is, terwijl we weten hoe belangrijk het is voor deze groepen om wél gezond eten te krijgen. Dus ik ben heel erg op zoek – misschien kan de Staatssecretaris daarbij helpen – naar een manier om er toch voor te zorgen dat instellingen niet alleen een vrijblijvende richtlijn wordt voorgelegd, maar er ook daadwerkelijk gezond en vers voedsel op die borden ligt. Misschien zou ook daar een verbinding kunnen worden gelegd met de lokale productie. Misschien kunnen boeren uit de omgeving grote zorginstellingen gaan bevoorraden. Zou de Staatssecretaris daar concreet over willen meedenken?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik had al aangegeven dat er vanuit het Preventieakkoord wordt gewerkt aan het gezond maken van het voedingsaanbod, met name in de ziekenhuizen. Ik denk dat het goed is om te kijken in hoeverre we dat wat nu al geïnitieerd wordt, kunnen verbreden. Dan kunnen – dat zei ik al – ook andere zorgaanbieders, zorginstellingen, gebruikmaken van de kennis, de expertise en het netwerk dat daar ontwikkeld wordt. Dat zou ik dus graag willen voorstellen. Kunnen we wat er al gebeurt in de ziekenhuizen in het kader van het Preventieakkoord ook van toepassing laten zijn op of breder beschikbaar maken voor de zorgsector?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan zou ik de Staatssecretaris echt willen vragen om breed te kijken. Ik noemde net in mijn bijdrage de voedseltour die ik met mijn collega Laura Bromet aan het maken ben. Daarbij kregen we een heel concreet voorbeeld van iemand die in de jeugdzorg werkt, in een gesloten instelling. Zij vertelde: jongeren krijgen bij ons tussen de middag iedere keer een broodje kroket of een broodje frikandel; elke dag. Dat wil je natuurlijk niet in een gesloten instelling. Bovendien zijn dat jongeren die minder toegang hebben tot sport en bewegen, omdat ze niet naar een vereniging toe kunnen. Zo moeten we dus heel breed veel beter letten op de gezondheid van juist deze jongeren. Ik noem nu jeugdzorg als voorbeeld, maar datzelfde geldt natuurlijk ook voor bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg. Het geldt voor mensen die in de verpleeghuizen zitten en die soms te weinig kunnen bewegen. Zou de Staatssecretaris specifiek die groepen echt op zijn netvlies kunnen hebben als we het hebben over brede afspraken over preventie in de zorgsector?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Volgens mij is het een terechte hartenkreet. Die neem ik ter harte. Ik zou het volgende willen zeggen. We hebben een aparte voedseltafel bij het Preventieakkoord, en daar wordt nu nagedacht over de vraag wat we bij de ziekenhuizen kunnen doen. Dan het voorbeeld dat u noemt. Hoe kunnen we er ook in jeugdzorginstellingen voor zorgen dat het breder beschikbaar komt? Misschien moeten we ook nog eens met het Voedingscentrum kijken of die richtlijn specifiek kan worden gemaakt voor zorgaanbieders in een iets breder verband.

Ik heb meerdere vragen gehad over de Nutri-Score, onder andere van de PVV en D66. Wat is de status? Eind 2019 is door mijn ambtsvoorganger het besluit genomen om de Nutri-Score in Nederland in te voeren, mits het achterliggende algoritme zodanig wordt aangepast dat het logo beter aansluit bij de voedingsrichtlijnen. Een internationaal wetenschappelijk comité werkt aan verbetervoorstellen om het logo beter te laten aansluiten op de voedingsrichtlijnen. Daarna volgt een reflectie op de uitkomsten door onze eigen Gezondheidsraad. Nadat het comité is afgerond en de Gr ernaar gekeken heeft, kan vervolgens een besluit worden genomen om het logo inderdaad in Nederland in te voeren. Dan denkt u: maar ik zie het toch al in de supermarkten? Dat zou inderdaad kunnen. Ondertussen zijn we namelijk bezig met het voorbereiden van de implementatie. Daartoe zijn er onder andere pilots om te kijken hoe de Nutri-Score in de praktijk werkt. Maar we bereiden ondertussen ook de brede voorlichtingscampagne voor, net als websites voor bedrijven die gebruik willen maken van de Nutri-Score.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dat is een fijne beantwoording. Dank u wel, Staatssecretaris. Ik heb nog wel even een vraag over de planning. U bent stappen aan het nemen, maar uiteindelijk vinden wij dat het gewoon ingevoerd moet worden. Dat kan op twee manieren. We kunnen net zo lang praten tot het helemaal af is – dat kan natuurlijk nog heel lang duren – of we gaan het enigszins proefondervindelijk implementeren.

Staatssecretaris Van Ooijen:

We hebben de stappen die ik noemde al. Allereerst het wetenschappelijk comité, want het moet natuurlijk wel echt wetenschappelijk gegrond zijn. Dan de reflectie van onze Gezondheidsraad. Ik heb niet helemaal in de hand wanneer die twee stappen zijn afgerond. Laat ik even voorzichtig aangeven waar ik aan denk. We proberen toch wel in dit najaar, aan het einde van het jaar, in een afrondende fase te zitten. Maar dat is echt afhankelijk van derden, dus ik kan niet meer toezeggen dan dit.

De PVV vroeg of de Nutri-Score aan de Schijf van Vijf is aangepast. Ik wil daarbij aangeven dat we vooral in internationaal wetenschappelijk verband met de Nutri-Score werken. Zij zorgen ervoor dat het zo goed mogelijk aansluit op de voedingsrichtlijnen.

Dan een vraag van GroenLinks over het normeren van suiker, vet en zout in voedsel. Op dit vlak werken we aan de bredere aanpak productverbetering. Stapsgewijs gaan we de producten verbeteren. Er zijn al afspraken over gemaakt in het Nationaal Preventieakkoord. Wij kijken of die stappen verder verstevigd moeten worden. Zoals ik al aan mevrouw Van Esch heb aangegeven, kijken we vervolgens of er een juridische verankering en versteviging nodig is.

Dan ben ik bijna klaar met het blokje over voeding. Mevrouw Den Haan vroeg naar de bindende afspraken om mensen te verleiden om gezond te kiezen. Ook op dat vlak kan ik verwijzen naar mijn eerdere inleiding. We hebben inderdaad bindende afspraken nodig, maar we doen het wel altijd hand in hand met stimuleren en faciliteren. Over de gezonde voedselomgeving heb ik ten slotte al aangegeven dat de juridische verankering daarvan, en wat er mogelijk is, voor de zomer naar u toe komt.

Ten slotte nog een laatste vraag van mevrouw Van der Plas over het voedselonderwijs. Hoe staat het er nu voor met het structureel voedselonderwijs, inclusief kooklessen, op scholen? Voedselonderwijs valt onder het thema gezondheid. Dat is onderdeel van het curriculum. Daarnaast stimuleren we voedselonderwijs onder andere met de programma's Gezonde School – u noemde het al – en Jongeren Op Gezond Gewicht. Ook het Voedingscentrum zelf biedt een aantal diverse en educatieve programma's aan. Scholen kunnen met de subsidieregeling Lekker naar buiten! van Jong Leren Eten onder andere een kookworkshop volgen. Wageningen University & Research verzorgt vanuit het Voedseleducatie Platform de lesprogramma's smaaklessen en smaakmissies.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Een aantal van die initiatieven zijn mij natuurlijk bekend. Alleen, het volgende zit gewoon steeds in mijn hoofd. Vroeger – oma vertelt – had je bijvoorbeeld de huishoudschool. Daar gingen meisjes naartoe. Die leerden over het huishouden. Die leerden op de middelbare school bijvoorbeeld koken. Die leerden met verse producten werken. Daarom gingen wij op zondag ook graag naar onze oma toe. Dat klinkt misschien een beetje ouderwets voor de jongeren onder ons. Zij kon namelijk die heerlijke sukadelapjes maken, want zij wist hoe dat moest. Zij wist hoe je de spruitjes moest koken. Dan kreeg je verse producten op tafel. Zo word je opgevoed met gezonde producten. Dat zit nog steeds in mijn hoofd. Kunnen we op de een of andere manier die kooklessen niet structureel doen? Ik ben er namelijk van overtuigd dat als kinderen vanaf jonge leeftijd daarmee in aanraking komen – dat komen ze thuis vaak niet – ze als ze ouder zijn automatisch voor die gezondere producten gaan kiezen, omdat ze weten wat ze daarmee moeten doen. Een kookworkshop is hartstikke leuk, maar ik zoek meer naar dat structurele. Bovendien is een mooie bijkomstigheid dat het voedselverspilling tegengaat, want als je letterlijk en figuurlijk weet wat de waarde van voedsel is door het te bereiden, gooi je het ook minder snel weg. Ik zoek dus een beetje naar dat structurele. Dat hoeft niet nu afgekaart te worden, maar ik blijf in deze debatten wel steeds benadrukken of we kunnen kijken naar een wat structurelere manier.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik hoor in ieder geval uw volhardendheid. Die is zonder enige twijfel duidelijk. Het is in die zin dus al onderdeel van het curriculum, omdat het onderdeel is van het thema gezondheid. Dat is onderdeel van het curriculum. In dat opzicht is er sprake van een borging. Tegelijkertijd denk ik dat scholen een bepaalde vrijheid hebben om te kijken op welke manier ze daar invulling aan geven. Daar hebben we dus een palet aan mogelijkheden voor, variërend van de daadwerkelijke kookles op de school tot en met wat meer algemene of meer voorlichtingstechnische programma's. Kortom, het thema is structureel verankerd en voor de uitwerking hebben scholen een variëteit aan mogelijkheden waar ze voor kunnen kiezen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we nu naar het blokje mentale gezondheid, als het goed is.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Inderdaad, voorzitter. Het kopje mentale gezondheid. Hierover zijn een aantal belangrijke vragen gesteld, maar het wordt ook echt een pijler binnen het Preventieakkoord. Daarom neem ik het even specifiek mee.

Eerst de mentale gezondheid van de jeugd. De vraag van mevrouw Bikker was: hebben de mentale problemen te maken met hoe onze samenleving is ingericht? Denk aan prestatiedruk, stress, vechten voor je kansen. Hoe kunnen we dat een onderdeel maken van een omslag in de samenleving? Ik moet het bevestigen. Mentale problematiek kan versterkt worden door hoe onze samenleving is ingericht. Ik hoor zelf ook van veel jongeren, bijvoorbeeld bij het panel dat u noemde, dat er een grote druk is om te presteren. Het is niet alleen dat. Er is ook een angst om te falen en om niet mee te kunnen in die race. Ik heb hier al met diverse collega's in het kabinet over gesproken, met name met de collega's van OCW en SZW. Daarom wil ik een bredere beweging starten op het onderwerp mentale gezondheid, het maatschappelijk debat verder aanwakkeren en concrete acties in gang gaan zetten. Ik heb u al eerder aangegeven dat ik in ieder geval voor de zomer, maar eigenlijk zo snel mogelijk – ik hoop zelfs voor het meireces, maar het zal denk ik ietsje later zijn – met de aanpak bij u terugkom.

Dat was ook een vraag die mevrouw Westerveld stelde: kunt u al iets meer vertellen over de plannen voor mentale gezondheid? Ik richt me specifiek op jongeren en jongvolwassenen. Dat is niet omdat ik de ouderen niet belangrijk vind, zeg ik tegen mijn buurvrouw en de voorzitter. Maar dat heeft er alles mee te maken dat als we nu kijken naar de cijfers, we dan zien dat de mentale gezondheid van jongeren echt het meest en het stevigst onder druk staat. Die is proportioneel laag. Daarom is dit wel echt een van de onderwerpen of doelgroepen die aandacht vraagt. Dat is al helemaal zo als er sprake is van sommige specifiek verergerende situaties, bijvoorbeeld een lagere sociaaleconomische status. Ik werk de aanpak verder uit en ik kom daar zo snel mogelijk op terug in de Kamer.

De vraag van mevrouw Van der Laan was ook: hoe betrekt u de Kamer daarbij? U krijgt deze plannen. Dan hoop ik dat u daar natuurlijk weer het gesprek over aangaat. Ik ben altijd benieuwd naar uw suggesties en aanpassingen of aanvullingen. Tot zover over mentale gezondheid.

Dan ga ik naar het kopje alcohol. Daarover heb ik een aantal vragen gekregen, onder andere over blurring en accijnzen. Ik begin even bij blurring. Hoe kunt u blurring rijmen met de preventiedoelstellingen voor het alcoholgebruik? Het is redelijk eenvoudig. Blurring is onderdeel geworden van het coalitieakkoord en van de afspraken om alle opdrachten voor preventie en leefstijl uit te voeren. Het toestaan van mengformules wijst erop dat het drinken van alcohol normaal en breed geaccepteerd is in deze samenleving. Ik ben het met u eens dat we geregeld de gevolgen en de risico's van alcoholgebruik onderschatten. Daarom zal ik vooral kijken – dat is ook de afspraak – hoe we de invoering van mengformules gepaard laten gaan met het zo veel mogelijk voorkomen van uitwassen, en hoe we in principe voorkomen dat het tot uitwassen leidt.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Hier sla ik wel op aan, omdat ik weet en omdat we horen dat alcoholmisbruik in onze samenleving al 2 tot 6 miljard euro per jaar kost. We weten dat er nu al heel veel auto-ongelukken gebeuren door het gebruik van alcohol. Politie, justitie en boa's in gemeentes hebben al aangegeven dat zij helemaal geen mankracht of mogelijkheden hebben om hierop te handhaven of om überhaupt die immense hoeveelheid aan vergunningen te kunnen controleren. Dat wordt straks door blurring nog complexer. Ik vind het mooie woorden, maar komt er in de praktijk dan meer budget voor onder andere boa's in de gemeente? Of komt er meer budget voor politie om hierop te handhaven? Want zonder dit soort financiële mogelijkheden gaan we nog meer alcoholschade erbij brengen in onze samenleving. Dat is echt al onderzocht. Die schade is al immens.

Staatssecretaris Van Ooijen:

In die zin snap ik uw zorgen en dat is ook de opdracht die ik heb: hoe kunnen we het toestaan van mengformules zodanig vormgeven dat het niet leidt tot meer alcoholschade? Dat is de opdracht zoals ik die voor me zie: hoe kan het zodanig dat het niet leidt tot meer schade vanwege alcohol? Dat zal misschien ook iets vragen van de specificering van hoe we deze uitwerking voor ons zie. Het is natuurlijk een initiatief vanuit de Kamer. Daar zal ik graag vanuit het kabinet de suggesties en de mogelijkheden voor aanwijzen.

Er was ook een vraag van de Partij van de Arbeid over de accijnzen op alcohol. Het verhogen van de prijs van alcohol is een van de drie best buys van de Wereldgezondheidsorganisatie. Het is een van de meest kosteneffectieve maatregelen om schadelijk alcoholgebruik tegen te gaan. Ik noemde al even de afspraak over de verbruiksbelasting. Met die afspraak over niet-alcoholische dranken is de verbruiksbelasting ook iets verhoogd voor bier, om te voorkomen dat bier daardoor goedkoper zou worden. Kortom, in die zin hebben we al een stapje gezet.

De PVV vroeg naar de naleving van de leeftijdsgrens: hoe gaat u ervoor zorgen dat de huidige leeftijdsgrens voor alcohol beter wordt nageleefd? Eigenlijk ben ik het geheel met de PVV eens dat die inderdaad slecht wordt nageleefd. Dat mag je toch wel zeggen met 38%. Dat is inderdaad zorgelijk. We hebben de afgelopen jaren al diverse initiatieven gestart om gemeenten en verstrekkers te ondersteunen in het verbeteren van de naleving. Ondanks deze initiatieven zijn die cijfers inderdaad nog niet veel verbeterd. De afspraak in het Preventieakkoord is om uiteindelijk op 100% uit te komen. Dat is de doelstelling van het Nationaal Preventieakkoord, maar wel in 2030. Ik informeer u verder over de vervolgacties die we hierop kunnen inzetten. Op een gegeven moment hebben we informatie over het nalevingsonderzoek over 2021. Dan weten we beter of we met alle ingezette acties misschien al een lichte stijging gaan zien. Dat was het blokje over alcohol.

Dan gaan we naar het laatste blokje, namelijk over tabak, althans voor het blokje overige vragen. Het hoofdonderwerp hier was toch: hoe gaan we nu eigenlijk om met het verkoopverbod voor tabak in de supermarkten en hoe doen we dat met name in de kernen, op plekken waar het echt nodig is om te voorkomen dat supermarkten omvallen? Op dit moment kijken we inderdaad zo goed als mogelijk hoe deze verandering gepaard gaat met het voorkomen van het omvallen van supermarkten. Tegelijkertijd moet ik zeggen dat ik het ook een ongemakkelijke werkelijkheid vind dat de verkoop van tabak een randvoorwaarde is om de leefbaarheid te beschermen, want die twee staan toch enigszins op gespannen voet met elkaar. We kijken dus heel goed wat we met supermarkten kunnen doen, juist op die plekken waar faillissement dreigt, om te voorkomen dat dat plaatsvindt.

Tegen mevrouw Van der Plas wil ik over dit onderwerp het volgende zeggen. We weten ondertussen wat effectief is. Althans, we weten steeds beter wat effectief is. Een van de effectieve maatregelen om het gebruik van tabak te ontmoedigen, is het verminderen van het aantal verkooppunten. Er zijn heel veel dingen die niet zo effectief zijn, maar het aantal verkooppunten naar beneden brengen is een van de dingen waarvan we na al die jaren van onderzoek, ook internationaal, weten dat het effectief is. Er is meermaals gevraagd om effectieve maatregelen. Dit is een van de stappen waarvan we met veel wetenschappelijk bewijs moeten zeggen: als je echt een grote stap wil zetten op de ontmoediging van tabak en vooral ook op het voorkomen dat kinderen beginnen met roken, dan is dit een heel noodzakelijke stap.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat is niet zo, ahum. Sorry, een rokersstemmetje. Nee, dit zijn nog de gevolgen van mijn covidbesmetting. Dat is niet zo. Ik heb gekeken naar een onderzoek van Trimbos uit 2014 en een ander onderzoek van SEO Economisch Onderzoek. Die schrijven zelf dat er in onderzoeken weinig aandacht is voor de directe relatie tussen verkooppunten en roken. Er zijn helemaal geen studies die die effecten rechtstreeks hebben onderzocht. Er bestaan wat onderzoeken uit Amerika over rookgedrag en de nabijheid bij scholen, over dat jonge kinderen dan eerder toegang hadden tot tabak. Maar dat speelde zich af in een heel andere tijd. Het is ook niet te vergelijken met Nederland, waar helemaal geen uitingen meer zijn over roken. Als er een supermarkt in de buurt is die ook tabak verkoopt, dan gaan die jongeren daarnaartoe om roze koeken te kopen of frikandelbroodjes. Ook niet leuk, ongezonde voeding, maar dat doen ze wel. Ze zien daar inmiddels helemaal niet meer dat er sigaretten liggen. Dat is helemaal niet meer zichtbaar. Er is helemaal geen reclame meer. Ik wil die onderzoeken dan wel graag zien waar dat rechtstreekse effect in zit, zeker op het platteland. In de onderzoeken die ik heb gezien, is de relatie tussen de verkoop in de buurt en het roken van jonge kinderen beperkt. Het is ook nog eens inconsistent, schrijven de onderzoekers. Er is beperkt bewijs en dat is eerder indicatief dan dat het sluitend bewijs is. De Staatssecretaris zegt hier: de wetenschap zegt dat het zo is en er zijn heel veel onderzoeken, ook internationaal. Ik wil die onderzoeken dan wel zien. Ik vraag me ook af hoe de Staatssecretaris dan denkt over onze eigen onderzoeken, bijvoorbeeld van het Trimbos-instituut en dat andere onderzoek van SEO.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Wij weten uit diverse onderzoeken – ik zou u zeker ook de onderzoeken van het RIVM op dit punt aanraden – dat het aantal verkooppunten van belang is. Daar wijs ik op. We weten dat het verminderen van het aantal verkooppunten zeer effectief is in het verminderen van het aantal rokers. Het gaat om het aantal verkooppunten. Als je het aantal verkooppunten naar beneden brengt, dan zul je ook zien dat het aantal rokers naar beneden wordt gebracht. Dat is de wetenschappelijke basis waar ik op wijs.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik ben dan wel benieuwd welke dat zijn, want de onderzoeken die ik net noemde, schrijven ook: er zijn slechts drie studies waarin wordt onderzocht wat die relatie is en in geen van die studies waren er significante verbanden met dat kinderen niet gaan roken omdat ze dat niet bij de supermarkt kunnen kopen. Dan wil ik wel weten waar dat is onderzocht. De onderzoeken die mij bekend zijn en die waarschijnlijk ook de Staatssecretaris bekend zijn, geven geen rechtstreeks verband daartussen aan. Dat is waar ik naar zoek. Als ik zou weten «luister eens, huppetee, kijk naar dit onderzoek, daaruit is het gebleken», ook bezien in de huidige tijd... Die onderzoeken zijn vaak oud. Toen waren er nog reclames op televisie. Toen waren er nog reclames in de winkels. Toen kon je een pakje sigaretten nog in de schappen zien. Dat is allemaal niet meer zo.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik ben van harte bereid om u een aantal van deze onderzoeken te doen toekomen. Dat is prima. Als u een specifiek onderzoek vraagt, doe ik dat met liefde. Ik zei al even dat het RIVM hier meermaals naar heeft gekeken. Het is misschien een ongemakkelijke werkelijkheid, maar het is helaas wel waar: het aantal verkooppunten naar beneden brengen is een zeer effectieve maatregel. Ik kan er in algemene zin een ding over zeggen. Er zijn drie effectieve maatregelen om roken tegen te gaan: prijs, beschikbaarheid en marketing. U noemde al reclame. Dat gaat over wat je ziet. Er zijn al maatregelen genomen zodat je het niet meer kan zien. Het is heel goed dat we die stap al gezet hebben. U noemde ook al prijs. U noemde een gemiddeld bedrag van, dacht ik, € 4 voor een pakje sigaretten. Ja, 40 jaar, dus daar zitten we gelukkig niet meer op en dat zal ook de komende jaren verder stijgen. Dat is een tweede: als het duurder wordt, zeggen mensen vaker «dat is me toch te veel, dat ga ik niet doen». Het derde is beschikbaarheid: hoe snel kom ik eraan, op hoeveel plekken om de hoek kan ik tabak kopen? Dit zijn de drie gouden knoppen. Zodoende kijken we ook nadrukkelijk naar deze maatregel. Ik wil u wel in die zin geruststellen dat we ook heel goed kijken naar de effecten op leefbaarheid. Wat kunnen we doen, juist voor deze specifieke plekken, om het effect iets te verminderen? Kunnen we het effect dempen? Kunnen we in gesprek over alternatieven? Wat is er mogelijk voor deze supermarkten om te blijven bestaan? We kijken nadrukkelijk samen met de Ministeries van EZK en Binnenlandse Zaken naar wat er kan om faillissementen te voorkomen, maar dat betekent niet dat we de maatregelen overboord zetten.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Van der Plas. U heeft nog één interruptie. Wilt u die hieraan besteden?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, die wil ik hier wel aan besteden. Inderdaad, ik pleit er wel voor... Nogmaals, ook voor de mensen buiten deze zaal die kijken: ik promoot geen tabak. Ik zeg niet: er moeten overal sigaretten worden verkocht. Ik wil alleen kijken: heeft dat dan echt een zodanig goed effect dat het de leefbaarheid op het platteland of het faillissement van zo'n supermarkt allemaal waard is? Nogmaals, het heeft een domino-effect op winkels die daar in de buurt zitten, op een horecabedrijf dat misschien ook minder klandizie heeft. Weten we wat de gevolgen daarvan zijn in relatie tot het effect dat het heeft? Als grotere supermarkten zoals de Albert Heijn XL geen tabak meer mogen verkopen, dan heb ik daar helemaal niet zo veel problemen mee. Het gaat mij echt met name om die kleine dorpswinkels, om die kleine buurtsupers. Wat kunnen zij inderdaad doen om hun omzet op peil te houden zodat ze kunnen blijven? Met het verdwijnen van de buurtsuper trekken bijvoorbeeld jongeren weg van het platteland. Jongeren hebben we nodig op het platteland, want we willen niet dat het platteland vergrijst. Er zit zo veel meer achter. Daar wil ik graag aandacht voor.

De voorzitter:

Helder, mevrouw Van der Plas. Voordat we in herhaling vallen, kijk ik nog even naar de Staatssecretaris of hij hierop wil reageren. Ja, dat hebben we al gedaan, maar nog een keer.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Volgens mij heb ik alles erover gezegd, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, Staatssecretaris. Ik kijk nog even naar mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Eerlijk gezegd weet ik gewoon dat het beperken van het aantal verkooppunten ertoe leidt dat minder jongeren beginnen met roken. Dus misschien duurt het effect even, maar ik heb vorige week nog een student gesproken die zich ervoor geneerde dat hij op de fiets naar het tankstation moest, een heel stuk verder in de stad, om tabak te vinden. Daarom heb ik de volgende vraag. Ik vind het eerlijk gezegd treurig als we een bepaald aantal rokers zouden moeten houden om de buurtwinkels in stand te houden. Dat is het omgekeerde van wat mevrouw Van der Plas betoogt. Ik ben absoluut voor de leefbaarheid van kleine kernen en maak daar op andere plekken ook heel graag werk van, maar het moet niet zo zijn dat we dat overeind houden door de verkoop van tabak. Ik wil de Staatssecretaris daarom vragen dat juist het sluiten van de tabaksverkooppunten niet geremd wordt omdat we maar bezig blijven met hoe we dit precies gaan invullen. Ik vind het heel belangrijk dat er een aanpak komt voor die kleine kernen. Dat ligt veel breder dan deze portefeuille van VWS. Maar het moet niet zo zijn dat jongeren daardoor in de gelegenheid komen om te gaan roken, want jong begonnen betekent in heel veel gevallen helaas een verslaving die levenslang voortduurt.

De voorzitter:

Ik heb de Staatssecretaris dat horen zeggen, maar misschien wil hij dat nog een keer bevestigen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Er was ook nog een vraag van de Partij van de Arbeid die precies de tegenovergestelde kant opging: kan het niet eerder dan 2024? We hebben twee kanten van het debat. We richten ons nu echt op 2024. Dat heeft er namelijk ook mee te maken dat wij ondernemers de tijd willen geven om zich voor te bereiden en hun klandizie aan te passen op deze wijziging. We richten ons dus op 2024. Maar ik zou toch ook één ding willen zeggen. Als een supermarkt kijkt en denkt «waarom, ik kan dit stoppen», dan zou ik zeggen: stop ermee, vandaag. Er is niets en niemand die je in de weg staat om vandaag te stoppen met de verkoop van tabak. Niets en niemand. Wij richten ons op wetgeving op 1-1-2024. Maar tegen eenieder die vandaag denkt «ik stop ermee», zeg ik dat niets en niemand diegene zal tegenhouden. Dat waren alle vragen over tabak.

De voorzitter:

Dan hebben we nog het blokje overig.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan hebben we nog het blok overig, en daar zitten best veel diverse vragen in. Allereerst ga ik naar de vraag van mevrouw Van Esch over de verankering van preventiedoelen in de wet. Vooraf wil ik zeggen dat ik mij er onverminderd voor inspan om de preventiedoelen te realiseren. In het regeerakkoord zijn stevige maatregelen afgesproken om de doelen te kunnen behalen. De gedachte om preventiedoelen vervolgens in de wet vast te leggen lijkt aantrekkelijk, maar ik vraag me af of het heel effectief is om de doelen te behalen. De wet is een zwaar juridisch instrument voor een doelstelling. Het doet geen recht aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen. Je hebt op die manier namelijk een grotere mogelijkheid om weg te lopen dan als je een gezamenlijke verantwoordelijkheid ervaart door aan een preventieakkoordtafel plaats te nemen. Bovendien hangt de haalbaarheid van doelen ook af van de keuzes die mensen zelf maken. Er zijn natuurlijk doelstellingen die je tot op het laatste precisieniveau kan bereiken door wetgeving, maar op dit vlak maakt een individuele burger uiteindelijk een keuze om iets wel of niet te nuttigen. Dat is een verschil met andere wettelijk verankerde doelstellingen.

Dan een vraag van de heer Heerema over huidkanker...

De voorzitter:

Mevrouw Esch, u heeft geen interruptie meer, mevrouw Mutluer nog wel.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Volgens mij heb ik er nog één?

De voorzitter:

Op mijn lijstje heeft u er nog twee.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

O, kijk. Mooi, dan ga ik daar gebruik van maken. Ik hoor de Staatssecretaris weer geen concreet antwoord geven. Zegt hij nou dat hij de motie niet gaat uitvoeren... Dat wil ik even goed horen. U gaf wel een aantal belemmeringen en beperkingen aan om die gezondheidsdoelen wettelijk te laten vastleggen. Ik wil daar gewoon een antwoord op.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Nee, ik zeg niet dat ik deze motie niet ga uitvoeren. Dat misverstand wil ik graag wegnemen. Ik zeg wel dat we terughoudend moeten zijn met het in de wet verankeren van specifieke prestatiedoelstellingen. Daar zou ik zeer terughoudend mee zijn. Ik heb bijvoorbeeld ook aangegeven dat het nuttig zou kunnen zijn om bepaalde preventiedoelstellingen in de wet te verankeren. We bekijken onder andere die mogelijkheden, maar ik ben buitengewoon terughoudend als het gaat om het in de wet verankeren van prestatiedoelen zoals die in het Preventieakkoord zijn afgesproken.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

De Staatssecretaris heeft in relatie hiermee nog geen antwoord gegeven op de vraag wanneer wij die voorstellen kunnen verwachten. Dat zat volgens mij ook bij een van mijn vragen. Kan hij daar nog antwoord op geven?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Daar kom ik in de tweede termijn even op terug. Ik heb net al aangegeven aan welke termijn ik dacht, maar ik kom daar even op terug. Ik heb het nu niet scherp, en anders ga ik twee verschillende termijnen noemen.

Dan een vraag van de heer Heerema over huidkanker: welke stappen zijn er gezet om tot de campagne te komen en hoeveel budget is er beschikbaar? Mijn voorganger heeft op 7 juli jongstleden een reactie gestuurd op het Nationaal Actieplan Huidkanker en de motie van het lid Diertens. Hierin is aangegeven dat het RIVM onderzoekt hoe een effectieve voorlichtingscampagne vormgegeven kan worden. Ik verwacht hun advies binnen enkele weken; dat staat eigenlijk op het punt om naar ons toe komen. Op basis van dit advies zullen concrete plannen gemaakt worden voor de campagne en ook voor de noodzakelijke financiële kant daarvan.

Wilt u zonveilig sporten faciliteren? Dit valt in hetzelfde kader: huidkankerpreventie tijdens het sporten. Ter preventie van huidkanker is het Zonkrachtactieplan in 2019 opgesteld door het RIVM in opdracht van VWS. Het RIVM werkt hierin samen met maatschappelijke partners zoals het KNMI, het AMC, de Universiteit Maastricht en het Integraal Kankercentrum Nederland. Ik zal het RIVM vragen de komende tijd ook aandacht te schenken aan zonveilig sporten in het Zonkrachtactieplan uit 2019.

Dan een vraag van mevrouw Bikker over het doorrekenen van preventiemaatregelen...

De voorzitter:

Meneer Heerema heeft een punt van orde of een interruptie. U heeft al vier interrupties gehad.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb een punt van orde gemaakt over het mineraalwater. Dat was geen interruptie.

De voorzitter:

Dan heeft u er nog één. U heeft gelijk.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dank u wel, ik heb ’m speciaal hiervoor opgespaard.

Voorzitter. Ik snap dat de Staatssecretaris het RIVM vraagt om een advies over zonveilig sporten, maar ik zou hem toch ook echt willen vragen of we daar niet ook echt praktisch mee aan de slag kunnen. In een land als Australië, maar ook in andere zonlanden als Argentinië en Brazilië, is er gewoon een rol voor gemeenten en andere overheden. Die zetten bijvoorbeeld dispensers bij sportvelden neer, zodat kinderen zich even kunnen insmeren voordat ze gaan sporten. Is dat een denkrichting waar de Staatssecretaris ook aan denkt of wacht hij echt louter het RIVM-advies af, voordat hij besluit hoe hiermee om te gaan?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik stel voor dat we een aantal van de suggesties die het RIVM zal aanreiken, betrekken bij de tafel sport en bewegen, die ik eerder aan u heb toegezegd. We kunnen dan kijken of we bij de versterking van sport en bewegen ook nog specifiek kunnen kijken wat we gaan doen aan zonveilig sporten, en dan met name bij buitensporters. Dus daar kunnen we het wellicht verankeren en verder verspreiden.

Mevrouw Bikker vroeg naar het doorrekenen van preventiemaatregelen. Kan dat een plek krijgen in de doorrekening van het CPB? Ik ga hierover graag het gesprek aan met het CPB en het CBS, omdat zij verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de Monitor Brede Welvaart. Het is belangrijk dat de baten van gezonde levensjaren, zoals langer leven en een betere kwaliteit van leven, inderdaad meegenomen worden en betrokken worden. Dat is zoals het RIVM het eigenlijk wel doet, zou je kunnen stellen. Preventie levert namelijk niet alleen gezondheidswinst op, maar ook bredere maatschappelijke winst, bijvoorbeeld de mogelijkheid te participeren in de samenleving. Dus ik ga het gesprek met het CPB en het CBS hierover graag aan.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dat is natuurlijk fantastisch. Daar ben ik blij mee, maar als Kamerlid wil je daar dan ook altijd wat over terughoren. Dus... Ik hoop niet dat u dit als een interruptie rekent, voorzitter. Ik ben gewoon benieuwd wanneer wij daar wat over horen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik neem dat mee in de bredere preventieaanpak. Ik kom daar dus voor het einde van het jaar op terug. Mevrouw Bikker, er moet natuurlijk wel wat voor gebeuren!

Over het instellen van een nationaal rapporteur verslavingen vroeg u specifiek of gokverslavingen daarvan onderdeel kunnen worden. Wij kijken breed naar de maatschappelijke impact van verslavingen. Er wordt een periodieke rapportage ingesteld en we kijken verder nog naar de specifieke opdracht, zoals ik ook al twee weken geleden met u heb gewisseld. We vinden dat de rapporteur een onafhankelijke positie dient te krijgen en we kijken welke gebruikelijke beschikbare informatie hierbij kan worden gebruikt door de rapporteur. Daarbij worden in ieder geval onder andere de Nationale Drug Monitor, de wachtlijsten bij de NZa en LADIS betrokken. In de praktijk leidt dat waarschijnlijk tot een heel goed en breed beeld van de stand van verslaving in Nederland.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik ben blij met dit antwoord. Mijn vraag over gokverslaving was nog iets breder. Het is ooit zo gegroeid dat met name het Ministerie van Justitie verantwoordelijk is voor de aanpak, terwijl alle expertise over het aanpakken van verslavingen bij VWS zit. Er ligt een Kamermotie waarin wordt gezegd: ga nou bekijken of het niet beter bij VWS kan worden neergelegd. In eerste termijn vroeg ik dus of de Staatssecretaris dat nu ook gaat doen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

We kijken nog even heel goed op welke manier dit mogelijk is. Wat het ingewikkeld maakt, is dat Justitie en Veiligheid natuurlijk zelfstandig verantwoordelijk is voor het kansspelbeleid en daarmee ook voor de preventie van kansspelverslavingen. Dat is zijn stelselverantwoordelijkheid. Maar wij, VWS, zijn verantwoordelijk voor het beleid voor verslavingszorg en verslavingspreventie. Kortom, wij bekijken dus breed vanuit onze gezamenlijke verantwoordelijkheid hoe we hier zo goed mogelijk invulling aan kunnen geven. Het is alleen onmogelijk om het helemaal naar VWS te trekken of om te stellen dat alleen VenJ hiervoor aan de lat staat.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Maar dan beluister ik het antwoord toch wel zo dat waar ik in het verleden weleens meemaakte dat de inzet van veel hardwerkende ambtenaren bij VWS, vergeef me, minder existent was in de aanpak van gokverslavingen, maar dat ik daar echt volle betrokkenheid op zie, juist ook omdat we het aantal probleemgokkers zien toenemen. Ik vind het dus echt belangrijk dat die expertise wordt gebruikt, omdat zo veel jongeren hier gewoon klem op lopen. Het is een veelal verborgen verslaving.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Even heel specifiek. Wij vragen dus ook de nationaal rapporteur om te adviseren over gokverslaving. Omdat wij die verantwoordelijkheid invullen, zie je ook al dat die verantwoordelijkheid bij VWS genomen wordt. Wat we daarin kunnen doen, is dat we dan ook in gezamenlijkheid met Justitie verdere maatregelen zullen nemen. Maar het is onmogelijk om het op één plek te beleggen. Het zal altijd in interdepartementale afstemming moeten. Dat blijft.

Dan de vraag van mevrouw Kuik over het nationaal programma kanker, conform de aangenomen moties van het CDA hierover. Er is inderdaad opgeroepen tot het instellen van een nationaal programma kanker. Onder de vorige Minister van VWS is verkend wat de nieuwe landelijke aanpak tegen kanker toevoegt aan de verschillende initiatieven die al lopen, zoals passende zorg voor mensen met kanker en de Taskforce Oncologie. We nemen de uitkomst hiervan mee in de mogelijkheden die er met de extra middelen voor de aanpak en het onderzoek naar de preventie van kanker, obesitas en alzheimer gecreëerd zijn in het coalitieakkoord. Rond Prinsjesdag kom ik met een voorstel over de besteding van het budget voor de preventie van de genoemde volksziektes.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Laat ik hier direct maar op interrumperen, want het verzoek was om samen met KWF Kankerbestrijding dat nationaal actieplan tegen kanker op te stellen. Dat is de opdracht. Mijn vraag is: hoever staat het daar nu mee? Zijn daar überhaupt stappen in gezet, of niet? De Staatssecretaris zegt: met Prinsjesdag ziet u meer. Maar ik mag toch hopen dat er ondertussen wel een update is, want dit was februari vorig jaar.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Er is zeker gekeken naar wat een nationale aanpak zou kunnen toevoegen. We hebben ook bekeken wat er al loopt en wat je aan versterking kunt toevoegen. Waarom ik het koppel aan Prinsjesdag, is natuurlijk omdat er ook met de middelen in het coalitieakkoord een mogelijkheid is om dat akkoord verder uit te werken en ook van budgetten te voorzien. Dus nee, er is zeker werk gemaakt van de uitvoering van het actieplan. Met Prinsjesdag krijgt u eigenlijk het eindproduct, voor zover dat dan gevorderd is als eindproduct. Dan krijgt u het terug en dan ziet u dus ook wat we precies gaan doen en hoe dat ter aanvulling is op de bestaande initiatieven.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik zou graag wel vóór die tijd echt even een stand-van-zakenbrief willen hebben. Ik vind dat het heel lang duurt voordat ik er daadwerkelijk weer wat over hoor. Er is schijnbaar al wat gebeurd. Kan de Staatssecretaris toezeggen om er schriftelijk op terug te komen in een brief?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik ben nooit te beroerd om u een stand-van-zakenbrief toe te zeggen, dus dat is geen probleem. Ik vraag me alleen wel af of het dan niet toch een klein beetje te veel naar elkaar toe gaat lopen, want dan gaan we eigenlijk ook al waarschijnlijk iets zeggen over hoe het actieplan eruit komt te zien. Dan kom je toch ook wel weer op de middelen uit. Ik vraag me dus wel af wat het precies toevoegt. Dan zou ik willen zeggen: laten we dan proberen dat moment van Prinsjesdag te combineren met uw stand-van-zakenbrief. Anders krijgen we twee brieven heel kort na elkaar. Dat lijkt me niet zo heel zinvol.

Mevrouw Kuik (CDA):

Het klonk zo goed toen de Staatssecretaris begon met de toezegging, maar toen werd het eigenlijk geen toezegging meer. Mijn vraag blijft wel echt gericht op voor die tijd, want ik vind Prinsjesdag te laat. We hebben op 1 februari deze motie ingediend en die werd breed gesteund. Er lagen ook al wel plannen vanuit het KWF, dus volgens mij kan die stand van zaken eerder gegeven worden. Graag wil ik dat de toezegging daarop gericht is.

De voorzitter:

De Staatssecretaris heeft het over Prinsjesdag. Het is nu maart en u wilt ’m eerder. Ik neem dus aan ergens in juni? Voor de zomer? Ik kijk naar de Staatssecretaris of dat mogelijk is.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik zeg het met liefde toe, maar ik hoop dan wel dat ik u niet teleurstel. Het kan best weleens heel procedureel worden. De stand van zaken over wat we gedaan hebben is natuurlijk altijd ... Ik doe het graag. Ik zal ervoor waken dat u goed zicht heeft op het proces, maar het echte moment komt toch met Prinsjesdag, als we de invulling geven van het actieplan. Zie het als een voorgerecht, zou ik willen zeggen. Het hoofdgerecht komt toch echt iets later.

Voorzitter. Daarmee hoop ik toch naar de volgende vraag, ook van de CDA-fractie, te mogen gaan, namelijk die over het hokjesdenken. Ik moest meteen aan De Hokjesman denken toen ik uw vraag hoorde. Ik deel inderdaad met u dat we echt integraal moeten kijken naar gezondheid. Daarom bekijk ik ook echt in de volle breedte van de departementen hoe daar de betrokkenheid is en hoe we kunnen samenwerken. Ik heb al even wat gezegd over mentale gezondheid en de Ministers van OCW. Ook heb ik al iets gezegd over gezondheid en werk en het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en uiteindelijk natuurlijk ook over de groene en gezonde leefomgeving met LNV en bijvoorbeeld IenW. Kortom: op verschillende onderwerpen zullen we inderdaad ook echt in de volle breedte moeten kijken naar de samenhang en de versterking.

Dan lachgas. Goed dat u ernaar vraagt. De regering streeft er namelijk naar dat het verbod zo snel mogelijk in werking treedt. Tijdens de voorhangprocedure, afgelopen najaar, heeft uw Kamer verzocht om geen onomkeerbare stappen te zetten in de voortgang van het traject. Dat betekent dat het nu stilligt. Dat is dus een wens van de Kamer. Uw Kamer heeft namelijk tijdens de voorhangprocedure een verslag van een schriftelijk overleg aangevraagd en daarna een nader verslag van een schriftelijk overleg. De beantwoording van dat laatste wordt nu voorbereid. Zodra uw Kamer van mening is dat het voorstel voldoende behandeld is, zal het traject spoedig kunnen worden vervolgd.

Mevrouw Kuik (CDA):

Zo veel vragen waren er niet. Er was vooral één fractie die vragen had. Kom op, dit moet toch snel kunnen, zou ik zeggen? Volgende week moet dit toch klaar zijn en dan moeten we het toch kunnen behandelen?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Wij doen dit zo spoedig mogelijk. Laat daarover geen enkele twijfel bestaan. Dat kan ik eigenlijk zeggen. Maar er zitten wel een aantal processtappen in waar – laat ik het toch zo zeggen – het kabinet niet altijd invloed op heeft gehad. Wat kan het kabinet dus doen om zo snel mogelijk aan de vraag te beantwoorden? Dat zullen we doen, maar het is ook aan de Kamer om de voortgang te bewaken van de stappen die ertussen zitten, die uiteindelijk ook te maken hebben met de behandeling hier in de Kamer.

Dan een vraag van de PVV, over de verantwoordelijkheid van ouders. Ik erken inderdaad zeer dat ouders verantwoordelijk zijn voor het maken van gezamenlijke keuzes, maar tegelijkertijd moeten we ouders soms ook steunen om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken. Als experts zeggen dat in de voedselomgeving juist ook de sleutel ligt voor gezond gedrag, dan kunnen we ouders juist een steun in de rug geven in plaats van hen te dwarsbomen.

Dan een campagne. U vroeg over voorlichting. Wat gaan we doen op het campagnegebied? Onderdeel van de inzet op een gezonde leefstijl is bewustwording en stimulering, om een eerste stap te zetten naar een gezonde leefstijl. Dat is waar de campagne Fit op jouw manier zich dan ook op richt. Het is belangrijk voor mensen om te weten dat ze al met kleine veranderingen in hun leefstijl hun gezondheid kunnen verbeteren. Voor 2022, dit jaar, is de inzet om vooral gebruik te maken van lopende campagnes en om ze zo breed mogelijk onder de aandacht te brengen. Vanaf 2023 en verder wordt bekeken hoe we verdergaan met alle campagnes op het gebied van leefstijl, inderdaad dan ook in combinatie met de andere maatregelen die we in gang zetten.

Dan vroeg u ook naar de actuele cijfers over gezondheidsverschillen. Die heb ik hier nog even bij de hand. De verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden, praktisch en theoretisch opgeleiden, zijn 4,4 jaar wat betreft levensverwachting en 14,3 jaar wat betreft een goede, ervaren gezondheid. Ik zou zeggen: dat is nogal heftig.

Dan gezondheidsverschillen en politiek leiderschap. Er zijn mensen met financiële achterstanden. Zij kijken niet naar preventie. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat deze mensen, als ze dat willen, ook gezonde keuzes kunnen maken? En inderdaad: speelt bestaanszekerheid een rol? Het speelt een belangrijke rol bij gezondheidsverschillen. Onder andere werk ik daarbij aan de GIDS-aanpak, de Gezond in de Stad-aanpak, waarin lokale gemeenten zelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen om die verschillen te reduceren, want zij hebben daar vaak het beste zicht op. Op dit vlak waren er ook vragen van mevrouw Van der Plas van de BoerBurgerBeweging over de gezamenlijke aanpak met SZW. Daar heb ik op gereflecteerd. Zij zullen zeker betrokken worden bij verschillende onderwerpen binnen het Preventieakkoord.

Dan vroeg de PvdA over gezondheidsverschillen. U vroeg naar een domeinoverstijgende aanpak, zodat we inderdaad kijken naar alle domeinen en ons niet alleen blindstaren op bijvoorbeeld voedingsaspecten. We kijken inderdaad naar die brede aanpak. Juist daarom is de gezonde leefomgeving zo van belang. Iemand noemde ook nog het onderzoek van Pointer. Het blijkt ook maar weer dat die gezonde leefomgeving zich ook voordoet in bepaalde gebieden waar meer mensen wonen die het financieel wat minder hebben.

Dan het IJslandse model van de Partij van de Arbeid.

De voorzitter:

U moet, denk ik, nog even terug naar het vorige antwoord. Mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Er zat nog een aanvullende vraag bij. Ik had de vraag gesteld: wat is uw doorzettingsmacht om voor dat interdepartementale en integrale beleid te gaan als Staatssecretaris? Ook heb ik de suggestie gedaan om te kijken of je, nadat je met meerdere departementen hebt gesproken en de koppelkansen van meerdere preventieve maatregelen in beeld hebt gebracht, kan besluiten – dat was mijn suggestie in mijn bijdrage – of je bijvoorbeeld gemeenten een preventiebudget geeft, zodat ze dat zelf kunnen invullen. Dan heb je dat in plaats van al die versnipperingen van ZonMw en al die losse projecten waar ze wel en niet aan mogen meedoen. Ik hoop dat u ook daar een antwoord op geeft.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Als het gaat om de doorzettingsmacht rond preventie heb ik in ieder geval geconstateerd dat de bereidheid om stappen te zetten heel groot is, ook bij alle collega's binnen het kabinet die daarover gesproken hebben, en ook bij gemeenten en breder in de samenleving. Het gaat echt om urgente thema's die breed in de samenleving zo ervaren worden. Ik begon het debat er ook mee dat die breed ervaren worden. Ik denk dat we in gezamenlijkheid verder komen dan door vast te stellen wie nu eigenlijk in the end de beslissingen neemt. Soms is het ook zo dat we samen echt verder komen, in plaats van door vooraf aan te wijzen hoe de machtsverhouding in elkaar steekt.

Dan het preventiebudget. Daarvan heb ik al eerder toegezegd dat wij kijken op welke manier de preventiedoelstellingen in de wet verankerd kunnen worden. We kunnen natuurlijk ook kijken op welke manier het zich financieel tussen gemeenten en verzekeraars vertaalt en wat het betekent in de financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten. Daar zou ik het dus graag aan willen koppelen.

Dan het IJslandse model. We staan nog in de pioniersfase van het IJslandse model in Nederland. We hebben op dit moment, dacht ik, zo'n tien gemeenten die pionieren met het IJslandse model. Het is een heel bijzondere en krachtige aanpak. We zoeken ook naar mogelijkheden om die olievlek groter te maken en meer gemeenten te laten pionieren. Maar het is een aanpak die echt helemaal tot in de haarvaten van de samenleving ingrijpt, dus even uitrollen zit er niet in. Het zal op gemeentelijk niveau breed gedragen moeten worden door partners, voordat je echt met het IJslandse model tot in de haarvaten van de samenleving doordringt.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Voorzitter, mag ik ...

De voorzitter:

U bent door uw interrupties heen, mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik weet niet of het mag, maar ik wil de Staatssecretaris vragen om een toezegging te doen om met een evaluatie te komen na die pilot, zodat we daar ook kennis van kunnen nemen.

De voorzitter:

Ik snap dat u dat wil vragen, maar misschien kunt u dat bewaren voor de tweede termijn.

Staatssecretaris Van Ooijen:

We komen zeker terug op het IJslandse model, laat ik het even zo zeggen.

De fractie van mevrouw Den Haan vroeg naar de gezondheidsbevordering thuis en de combinatie met de bevolkingsonderzoeken. Ik wil hier graag verwijzen naar mijn eerdere toezegging over leefstijlgeneeskunde. Dat is een van de speerpunten bij het verder brengen van preventie in het zorgstelsel. Via ZonMw zijn er tien onderzoeksconsortia gefinancierd over het thema leefstijlgeneeskunde, waarvan één zich richt op het opzetten van een leefstijlloket in twee ziekenhuizen. De kosteneffectiviteit van dit leefstijlloket wordt getoetst bij twee verschillende patiëntenpopulaties: bij patiënten met hart- en vaatziekten en bij patiënten met artrose. Om de beweging naar meer leefstijlgeneeskunde meer kracht bij te zetten, heeft VWS samen met het Zorginstituut en de NZa een actieplan opgesteld. Over dit actieplan krijgt u voor de zomer meer informatie.

U vroeg ook: waarom kunnen GGD-medewerkers die nu worden ingezet in teststraten en op vaccinatielocaties niet ingezet worden op leefstijl? Het is een interessante gedachte, maar het zomaar overplaatsen van personeel is ook weer niet zo praktisch haalbaar. Niet iedereen heeft bijvoorbeeld de benodigde kwalificaties. Bovendien is het personeel niet allemaal in vaste dienst of structureel beschikbaar.

Dan vroeg u naar suïcides onder de groep 65-plussers. Suïcidepreventie is inderdaad een ontzettend belangrijk onderwerp. Ik ben zelf niet zo lang geleden bij 113 op bezoek geweest. Er gebeurt veel op dit onderwerp. Ze doen buitengewoon goed werk. Als het gaat om suïcide in algemene zin zijn er natuurlijk nog meer dingen die gebeuren, bijvoorbeeld de aanpak Eén tegen eenzaamheid, waar ouderen een specifieke plek in hebben. Maar er is ook een integrale netwerkaanpak, om samen met partners binnen en buiten de zorg te kijken naar wat we kunnen doen aan het verminderen van suïcidepogingen en het aantal suïcides zelf.

Ten slotte vroeg de voorzitter naar de preventie van beroertes. U vroeg naar mijn specifieke inzet ten aanzien van deze behandeling. Artsen doen aan preventie van de aandoening op basis van de CVRM-richtlijn. Dat is de aanpak die zij kiezen. Ik vind het aan de beroepsgroep om te bepalen in hoeverre het gebruik van medicatie daarbij gepast is. Ik wil wat bescheiden zijn om vanuit het ministerie of als Staatssecretaris richtlijnen mee te geven.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen. Het waren er een heleboel. Ik kijk naar mijn collega's om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik denk dat dat het geval is.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Mag ik een punt van orde maken om te kijken of we in de tweede termijn iets ruimhartiger zouden kunnen zijn? Ik heb namelijk een paar vragen die ik niet in een interruptie heb gesteld, maar die ik wel nog graag in de tweede termijn zou willen stellen.

De voorzitter:

U heeft in principe 1 minuut 20. Zullen we daar 2 minuten per fractie van maken?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dat lijkt me prima, als dat genoeg is.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik heb hierna nog een debat, dus het zou wel fijn zijn als we gewoon binnen de tijd blijven. Volgens mij is er door de voorzitter ook ruimhartig omgegaan met interrupties.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Nou, volgens mij niet.

De voorzitter:

Binnen de tijd is tot 19.00 uur, want dit debat stond tot 19.00 uur gepland. Dat halen we ruimschoots, denk ik. Het lijkt me dus goed om nu te zeggen: we doen 2 minuten. Mocht het dan zo zijn dat er echt nog iets heel dringends is, dan denk ik dat daar ook best ruimte voor is. Het staat u natuurlijk vrij om weg te gaan op het moment dat u dat nodig vindt. Dan geef ik nu als eerste het woord aan mevrouw Van Esch voor de tweede termijn.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Ik wil meteen even procedureel het tweeminutendebat aanvragen. Dan hebben we dat meteen gedaan en kunnen we daar niet meer om strijden met elkaar. Ik heb nog een aantal vragen, waaronder een vraag over de NAPV, de productverbetering. Er werd gesproken over een verdere verbetering van de monitoring. Ik ben wel benieuwd wat dat specifiek inhoudt. Komt er dan een jaarlijkse onafhankelijke monitoring aan? Hoe ziet de Staatssecretaris dat voor zich?

Toch nog even over de blurring: ik vind het opmerkelijk dat er eigenlijk een soort blurring wordt ingevoerd terwijl je zo min mogelijk alcoholschade wil. Als ik het uitspreek, vind ik het al bizar, ook omdat de Staatssecretaris eigenlijk zegt dat het drinken van alcohol zo normaal en breed geaccepteerd is en dat dat juist zou moeten veranderen. Blurring doet precies het tegenovergestelde. Ik blijf er dus bij dat ik het een bizarre gang van zaken vind, ook van deze Staatssecretaris. Hij zou er juist op moeten inzetten om dat te veranderen. Blurring doet precies het tegenovergestelde. Dat verbaast mij ten zeerste.

Ik heb de afgelopen jaren al een aantal moties ingediend op een aantal onderwerpen die vandaag aan de orde zijn gesteld, ook door mijzelf. Die heb ik aangehouden; dat deed ik toentertijd ook op advies van oud-Staatssecretaris Blokhuis. Het gaat onder andere over kindermarketing. Ik ga kijken of we de motie van de heer Hijink en mezelf van een tijdje geleden opnieuw in stemming zullen brengen. Die gaat ook over het verlagen van de btw op groente en fruit. Ik snap dat daarnaar gekeken wordt, maar ik denk dat haast daarbij echt essentieel is.

Mijn laatste punt kan over niets anders gaan dan over het vastleggen en de verankering van die wettelijke doelen, die wat ons betreft essentieel zijn. Niet alleen wij zeggen dat, maar wetenschappers, artsen en gezondheidsorganisaties zeggen allemaal dat dit essentieel is om verder te komen. Ik blijf er dus bij. De laatste vraag die ik stel, is: waarom zou het vastleggen van prestatieafspraken geen middel zijn om te komen tot de verbeterstappen die we nodig hebben? Dat snap ik niet zo goed. Waarom zouden al die artsen, wetenschappers en gezondheidsorganisaties die hier zo op drukken het dan onjuist hebben?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Esch. Meneer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank. Ik ben tevreden over de antwoorden die de Staatssecretaris mij gegeven heeft. Ik word daar enthousiast van. Ik kijk ook echt uit naar zijn reactie naar aanleiding van het contact dat hij met de Minister van PO en VO gaat hebben over de rijke schooldag en de rol van de sportvereniging daarin. Ik zie er echt de meerwaarde van in als wij daarmee alle kinderen een veel prettigere ervaring met sport kunnen laten beleven en dat zij daardoor veel langer in de sport kunnen blijven hangen.

Ik heb wel één vraag. De staatsecretaris gaf aan dat voor sport en bewegen de inzet is dat 75% de beweegrichtlijn haalt. Volgens mij is dat een Sportakkoordafspraak. Volgens mij zou het zo moeten zijn dat wij sport en bewegen bij het Preventieakkoord inzetten als middel tegen overgewicht. Dat is echt een andere doelstelling. Daarover ging mijn interruptiedebat met mevrouw Van der Laan. Dat zijn twee verschillende entiteiten, namelijk sport en bewegen als doel en sport en bewegen als middel. In het Preventieakkoord zijn dat nu eenmaal andere rollen. Ik zou het echt zonde vinden als we die te veel met elkaar gaan vermengen.

Dan heb ik nog één vraag, over de btw-verlaging op groente en fruit. Ik zou het heel zonde vinden als we daar lang mee wachten omdat we met een definitiekwestie zitten in het grijze gebied. Als je de supermarkt in loopt, weet iedereen dat een appel, een peer, een banaan, sla, komkommer en groente die daaromheen ligt, daar gewoon toe behoort. Ja, er zal een definitiekwestie zijn in het grijze gebied. Wellicht kunt u het in twee tranches doen; ik heb geen idee. Maar dat zou ik wel interessant vinden.

Hoeveel tijd heb ik nog, voorzitter?

De voorzitter:

Een halve minuut.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

O, dat ga ik redden. Dan nog een laatste vraag over de leefstijlbrief van vrijdag en de fastfoodban waarover we vragen gesteld hebben. In het Food-EPI-rapport staat op pagina 26–28: «Beleidsacties voor de Nederlandse rijksoverheid voor het creëren van een gezonde voedselomgeving in Nederland, aanbevolen door het expertpanel en weergegeven in een volgorde van rangschikking op een combinatie van relevantie en haalbaarheid.» Juridische maatregelen om het voedselverbod in gemeenten te verbeteren staat hier vrij laag, op plek vijftien; we hebben het er al kort in een interruptiedebat over gehad. Waarom overweegt de Staatssecretaris dan toch om deze maatregel te nemen, helemaal aangezien het verlagen van de btw op groente en fruit op plek vijf staat? Dat is een veel haalbaarder en effectiever middel om mee aan de slag te gaan.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Heerema. Mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan de Staatssecretaris voor zijn beantwoording en voor zijn inzet om nog heel veel te bereiken. Er is nog heel veel aangekondigd, dus we gaan hier nog heel vaak een debat over hebben, hoop ik. Maar ik hoop vooral te zien dat we inderdaad bijdragen aan de gezondheid van zoveel mensen, in het bijzonder de mensen die het al lastig genoeg hebben in Nederland. Ik dank de Staatssecretaris voor de toezegging dat er voor de zomer een plan van aanpak komt ten aanzien van de mentale gezondheid. Dat is de vierde pijler in het nationaal actieplan. Ik hoop dan ook dat er een verbinding is met de andere doelen die we hebben rondom het Nationaal Preventieakkoord.

Sorry, voorzitter, ik ben toe aan koffie, maar dat komt straks. Over verslaving gesproken: daar ga ik nu naartoe. Dan gaat het over kansspelverslaving; daar heb ik gelukkig geen last van. De Staatssecretaris heeft heel goed geschetst wat het evenwicht is tussen VWS en Justitie. Maar het gaat mij erom dat het Ministerie van VWS er geëigend voor is om goed preventiebeleid te voeren ten aanzien van verslavingen. Er ligt een Kameruitspraak, een motie, die oproept dat het Ministerie van VWS juist het preventiebeleid mede vormgeeft. Ik zie dat te weinig. Ik wil dat VWS echt de expertise op dat gebied benut. Ik moedig de Staatssecretaris dus nog één keer heel erg stevig aan om dat te gaan doen. Ik hoop dat hij er zo enthousiast over spreekt dat ik dan ook niet meer over moties hoef na te denken.

Voorzitter. Mijn laatste punt ziet op het berekenen van de winst ten aanzien van preventiemaatregelen in financiële zin, als het gaat om het CPB en het CBS. De Staatssecretaris zei: ik ga daarover het gesprek aan en kom voor het einde van dit jaar terug om te vertellen hoe dat gesprek gegaan is. Dat vind ik wel erg langzaam. Ik denk erover of ik zelf manieren zie om dat te versnellen. Maar mocht hij in de tussentijd mogelijkheden zien om bijvoorbeeld een eerste bevinding te geven voor Prinsjesdag, dan zou dat zeer welkom zijn. Overigens ben ik van mening dat het heel hard nodig is dat het aantal verkooppunten van tabak verder wordt verminderd.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Ook allereerst dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Nog even over hokjes. We hebben het over aangeleerd gedrag. Kan de Staatssecretaris er nog even op ingaan dat roken, overmatig alcoholgebruik, voedsel en drugs wel bij elkaar worden gepakt en dat dat niet alleen maar losse tafels zullen zijn, maar dat er een integraal plan voor is? Want het is één mens. Je behandelt dat niet in allemaal verschillende hokjes. Het is hetzelfde veranderproces dat nodig is.

Voorzitter. Dank voor de toezegging rond het nationaal actieplan kanker. Ik zie de brief tegemoet.

We hopen de lachgaswet ook zo snel mogelijk te kunnen behandelen.

Voorzitter, tot slot. Tabak hoort niet in een super waar levensmiddelen worden verkocht. Juist ook in de regio willen we inzetten op een betere gezondheid, waarbij we tabak willen uitbannen en een rookvrije generatie willen bereiken.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van der Laan van D66.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil uiteraard de Staatssecretaris bedanken voor zijn beantwoording. Het is goed om te horen dat u ambitieus bent en dat u met ons de doelstellingen uit het Preventieakkoord, al dan niet aangescherpt, wil verzilveren. Qua productverbetering verwacht ik echt nog wel stappen. Ik ben nog niet helemaal overtuigd in hoeverre bindende afspraken worden gekoppeld aan meer mogelijkheden voor bijvoorbeeld supermarkten om hierover te communiceren. Als we het doen – we gaan het ook doen – dan moeten we het ook goed doen en dan moeten onze intenties ook impact hebben.

Daarnaast wil ik toch nog even stilstaan bij de Nutri-Score, want het veld staat er gewoon om te springen. Ik heb goed naar de Staatssecretaris geluisterd. U geeft twee dingen aan. Het eerste punt is dat het tijdpad richting het najaar, het einde van het jaar is. Het tweede punt is dat u afhankelijk bent van derden. Ik ben het met u eens dat het wetenschappelijk onderbouwd moet zijn; dat is evident. Maar u bent de Staatssecretaris. U bent toch wel iemand die invloed heeft, dus ik wil u toch vragen wat u vanuit uw positie kunt doen om dit proces te versnellen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u, voorzitter. Luisterend naar dit debat, naar de inbreng van mij en de collega's en naar de antwoorden van de Staatssecretaris, kunnen we volgens mij met elkaar constateren dat alle intenties goed zijn, dat we allemaal willen dat iedereen meer toegang krijgt tot gezond voedsel en tot meer bewegen. Maar er is natuurlijk ook actie nodig. Ik hoor de Staatssecretaris ons allerlei brieven beloven. Er komen ook nieuwe richtlijnen en hij gaat overleggen. Dat is ook allemaal goed, maar ik zou hem wel willen vragen om in de brieven die hij ons stuurt, zo concreet mogelijk te zijn. Dit kabinet heeft een paar jaar. Het heeft niet zo heel erg lang. Laten wij er dan samen met de Staatssecretaris voor zorgen dat er deze kabinetsperiode actie komt, zodat de btw op groente en fruit omlaag gaat, zodat er richtlijnen komen omtrent het aanbieden van gezond eten in verschillende verzorgingstehuizen, in huizen waar gehandicapte mensen wonen en in gesloten jeugdzorg, om een paar voorbeelden te noemen. Ik wil de Staatssecretaris dus vooral oproepen tot actie.

Voorzitter, nog een afsluitende opmerking. Er kan ook heel erg veel als we onze steden, onze gemeenten, anders inrichten. Ik noem een concreet voorbeeld. Ik ben gemeenteraadslid geweest in Nijmegen. Daar is op een gegeven moment besloten om veel meer te investeren in fietspaden. Dat heeft er concreet toe geleid dat er meer mensen met de fiets naar het centrum komen en de auto laten staan. Dat kun je ook meten. Zo willen we natuurlijk onze verschillende gemeenten verder gaan inrichten. Dat kan ook. Ik zou het heel goed vinden als de Staatssecretaris daarover in overleg treedt.

Voorzitter. Ik sluit af met de opmerking dat ik blij ben dat we eerder klaar zijn, want dat betekent ook dat ik vanavond nog kan sporten. In het kader van dit debat over leefstijlpreventie is het een heel goed voornemen om dat straks te gaan doen.

De voorzitter:

Heel belangrijk, mevrouw Westerveld. Het woord is aan mevrouw Maeijer van de Partij voor de Vrijheid.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dank. Bij dat laatste sluit ik mij aan.

Voorzitter. Ik heb nog twee punten. Ik stipte in mijn eerste termijn ook aan dat steeds meer mensen echt grote moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Die mensen hebben niet de luxe om hun boodschappenkar vol te laden met allerlei gezonde producten. Zij maken zich druk of ze aan het eind van de maand de huur en de energierekening wel kunnen betalen. Dus nogmaals mijn vraag: wat gaat het kabinet nou concreet doen om ervoor te zorgen dat ook die mensen – als ze dat willen, want het blijft hun eigen keuze om te kiezen voor gezond of ongezond – financieel de mogelijkheid hebben om voor gezond te kiezen, om te gaan sporten et cetera?

Dan mijn tweede punt. Wij zien een heel belangrijke taak in voorlichting in plaats van in het verbieden van allerlei dingen en het verhogen van de prijzen. De Staatssecretaris gaf aan dat er dit jaar wordt ingezet op lopende campagnes. Mijn vraag is: bereiken die campagnes de doelgroep echt voldoende, met name de mensen die sociaaleconomisch wat achterblijven?

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Nog even terugkomend op het debat dat we hier hebben gehad en dat zich bij mij uiteindelijk heeft geconcentreerd op de tabaksverkoop. Ik wil daar eigenlijk nog iets over zeggen. Ik vind het wel jammer dat als je voor ondernemers opkomt, het een beetje wordt weggezet alsof je dan zegt: die tabak maakt me allemaal niks uit. Ik wil wel graag de discussie zuiver voeren, want daar gaat het helemaal niet om. Ik kijk dan in het bijzonder even naar mevrouw Bikker. De supermarkten verkopen namelijk ook chips, alcohol en allerlei andere ongezonde producten. Daar gaat het mij niet om. We hebben het nu over tabak. Dit is gewoon het concrete voorbeeld waar we het nu over hebben. Als we het over bier, chips of snacks zouden hebben, dan zou ik dat naar voren brengen. Dan zou ik ook vragen: hoe gaan we dat doen met die ondernemers? Ik wil helemaal niet dat iedereen aan het roken blijft. Dat heb ik hier enkele keren expliciet gezegd. Ik wil dat beeld wegnemen. Dat wilde ik er als laatste nog over zeggen. Ik wil eindigen met de oproep die ik ook in het debat heb gedaan aan de mensen en zeker aan de jonge kinderen die overwegen om een sigaretje op te steken, omdat het stoer is: doe het niet, want het kost heel veel geld, het is heel erg ongezond en heel veel mensen gaan dood door longkanker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dat laatste kan ik natuurlijk helemaal onderschrijven. Ik heb geenszins bedoeld om mevrouw Van der Plas in welk hoekje of vakje dan ook te zetten. Ik heb haar pleidooi echter zo beluisterd dat ze aangeeft dat winkels, verkooppunten, tabak moeten kunnen blijven verkopen op het moment dat die verkooppunten anders dicht moeten, omdat ze aangeven dat ze anders failliet gaan. Zo beluisterde ik haar pleidooi. Daarop heb ik aangegeven dat ik het erg ongezond vind als een winkel alleen kan overleven op grond van de tabaksverkoop. Dat betekent dat je telkens opnieuw mensen nodig hebt die tabak kopen. Dat betekent ook dat jongeren sneller tabak zullen kopen, omdat het verkooppunt dichterbij is. Ik heb geprobeerd duidelijk te maken wat volgens mij het gevolg is van het betoog en het verzoek van mevrouw Van der Plas. Ik strijd helemaal met haar voor een leefbaar platteland en voor verkooppunten met een buurtfunctie, maar wat mij betreft zonder tabak.

De voorzitter:

Volgens mij zijn beide standpunten helemaal helder. Ik kijk nog even naar mevrouw Mutluer voor haar tweede termijn.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben absoluut overtuigd van de intenties van de Staatssecretaris, maar ik daag hem ook uit om wat lef te tonen en snelheid te maken, want preventie kan gewoon niet wachten. Ik wacht met smart op de voorstellen van de Staatssecretaris voor de verankering van de gezondheidsdoelen in de wet en de koppeling daarvan met die budgetten. Zorg ervoor dat er geen versnippering is. Zorg ervoor dat er ontschot wordt. Dat pleidooi wil ik nogmaals houden.

In de bijdrage had ik af en toe het gevoel dat de Staatssecretaris hinkt op meerdere gedachten. Hij was wat terughoudend en voorzichtig met de uitspraken die hij deed – dat snap ik overigens – maar hij heeft onze steun als hij de handschoen wel oppakt. Dat geldt enerzijds voor blurring, dat net ook werd genoemd, en anderzijds voor het kijken hoe je alcoholgebruik kunt verminderen. Daar ligt mijn vraag, want daar voelde ik wel een discrepantie. De Staatssecretaris zegt: het heeft effect, maar ik ga kleine stappen nemen. In de Scandinavische landen zie je echt een effect. Misschien kan hij iets meer uitweiden over de maatregelen die hij gaat treffen en de acties die hij gaat ondernemen.

Mijn tweede vraag gaat over het antwoord ten aanzien van de suikertaks. Ik vraag me af welke rol de Staatssecretaris voor de industrie ziet in de vormgeving van die taks. We hebben in het verleden gezien dat de lobby van de alcoholindustrie veel invloed had op de alcoholpreventie. Daar maken we ons wel zorgen over.

Tot slot dat IJslandse model. Daar komen alle ambities van de Staatssecretaris in terug, namelijk dat kinderen na school gaan sporten, aan dagbesteding doen, geen alcohol gebruiken en niet gaan roken. Ik hoop dat de Staatssecretaris inderdaad die tien gemeenten kan uitbreiden naar meer en dat hij ons op korte termijn, dit jaar nog, informeert over de stand van zaken, zodat we daar ook een besluit over kunnen nemen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Mutluer. Ik draag het voorzitterschap even over aan mevrouw Van Esch.

Voorzitter: Van Esch

De voorzitter:

Last but not least mevrouw Den Haan van de Fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel. Staatssecretaris, dank voor de antwoorden. Ik had toch nog twee opmerkingen.

Voor de mentale gezondheid van ouderen verwijst u naar een aantal programma's, waaronder bijvoorbeeld Eén tegen eenzaamheid. Ik heb gelezen dat dat programma vrij versnipperd is en dat het weinig effect heeft. Nu is eenzaamheid een van de oorzaken waardoor de mentale gezondheid van ouderen niet goed is. Maar u weet ook als geen ander dat eenzaamheid in de taboesfeer ligt. Ik zou het daarom toch heel fijn vinden dat u een tandje bijzet bij die mentale gezondheid. Ik vraag dat zeker ook, omdat u net als ik bij 113 Zelfmoordpreventie bent geweest en weet dat een derde van de geslaagde suïcides ouderen zijn.

De beroertepreventie. 110 mensen per dag vind ik echt heel veel. U geeft aan dat het voornamelijk aan de beroepsgroep is. Ik ben het daar niet helemaal mee eens, want het is ook uw verantwoordelijkheid om gezondheidswinst te boeken voor mensen. Het is verder ook uw verantwoordelijkheid als Staatssecretaris van VWS om kosten te besparen en ik denk dat hier echt heel veel kosten te besparen zijn. Maar als u vindt dat het aan de beroepsgroep is, dan zou ik het erg op prijs stellen dat u hierover het gesprek met haar aan zou gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Voorzitter, dan geef ik het stokje weer aan u terug.

Voorzitter: Den Haan

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb met de Staatssecretaris afgesproken dat we vijf minuten schorsen voordat we overgaan tot de beantwoording van de vragen in tweede termijn.

De vergadering wordt van 17.52 uur tot 18.00 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met de vergadering en ik geef het woord aan de Staatssecretaris voor de antwoorden in de tweede termijn.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb veel leden van uw Kamer mij horen manen tot snelheid. Dat lijkt me heel goed. Wij gaan ons best doen. Dat past wat mij betreft ook mooi bij het onderwerp; bij sporten en bewegen gaat het ook vaak om snelheid, bijvoorbeeld om snelheid van handelen. We gaan ook wat betreft preventie inzetten op snelheid. Tegelijkertijd zeg ik erbij: het moet ook goed en zorgvuldig. Dat is wel de andere kant van deze medaille. En het moet ook concreet. Dat heb ik ook goed gehoord.

Ik heb nog een aantal vragen openstaan in de tweede termijn.

Mevrouw Van Esch vroeg: hoe gaat de monitoring van de aanpak van productverbetering er dan precies uitzien? Het RIVM gaat die monitoring op zich nemen en gaat de samenstelling van bewerkte producten om de twee jaar monitoren. Deze cyclus geeft ook een goede mogelijkheid om bij te sturen. Productverbetering kost tijd. Niet alle producten kunnen tegelijk worden geherformuleerd. Veel bedrijven hebben ook zo'n tweejaarlijkse of driejaarlijkse cyclus van herformulering, maar naast de RIVM-monitoring zal ik ook tussentijdse evaluaties uitvoeren en per productgroep analyseren of bepaalde reductiestappen haalbaar zijn en hoe deze gestimuleerd kunnen worden.

Dan had ik van de VVD nog twee vragen staan, ook nog eentje uit de eerste termijn, namelijk over het uitzonderen van mineraalwater. Hoe dat precies zit, is als volgt. Mineraalwaters worden inderdaad uitgezonderd, alleen doen we dat per 2024 terwijl de belasting al ingaat per 2023. Daar zit dus even de spraakverwarring in. Vanwege de uitvoerbaarheid is het niet haalbaar om dat meteen in 2023 te regelen. Dát is dus wel een reparatie die we in 2024 organiseren.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Mag ik dan een bijna technische vraag stellen? Als u het kunt repareren voor mineraalwater, waarom kunt u het dan niet repareren voor alcoholvrij bier?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat zal in de techniek zitten, schat ik in. Het is inderdaad een technische vraag. Ik schat in dat het vanwege de definiëring wel haalbaar is om mineraalwaters uit te zonderen en 0.0 niet. Laat ik u echter toezeggen dat wij ook de 0.0 meenemen als het wel kan. Daar kom ik op terug, maar als het kan, dan zou dat natuurlijk uitstekend zijn.

Dan vroeg u ook waarom de aangekondigde maatregelen op fastfood nu worden genomen, aangezien die pas op nummer vijftien staan terwijl bijvoorbeeld btw-verlaging veel hoger staat. Het gaat mij even om twee dingen op dit vlak. Allereerst gaat het niet zozeer per definitie om fastfood, maar om die gezonde voedselomgeving. Dat is de insteek die we kiezen, waarbij wij nadrukkelijk wettelijke mogelijkheden verkennen om die gezonde voedselomgeving te bevorderen. We kijken niet naar een fastfoodwet of iets dergelijks as such. Dat is er wel een klein beetje van gemaakt, maar dat is ook niet wat de insteek is. We kijken naar een gezonde voedselomgeving; dat is de insteek.

Dan was er nog een andere vraag, over de 75%, namelijk de beweegnorm. Zit die nou in het Sportakkoord of in het Preventieakkoord en hoe verhouden die zich tot elkaar? De 75%-norm is onderdeel van het Preventieakkoord. Daarmee zeggen wij ook dat dat onderdeel wordt van die tafel sport en bewegen, die onderdeel wordt van het Preventieakkoord. Op lokaal niveau is het natuurlijk heel goed om een verknoping te maken tussen wat je op preventie doet en sporten. Dan kan het heel goed zijn dat het een gezamenlijk akkoord is, waarmee je dit als één doelstelling hanteert.

De voorzitter:

De heer Heerema had nog één suggestie aan u gegeven.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, dat waren die twee tranches met betrekking tot de verlaging van de btw. Als we de supermarkt inlopen weten we namelijk allemaal wat groente en fruit is, maar dan heb je zo'n grijs gebied waarover we twisten, waardoor het langer duurt.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik heb eigenlijk mee willen nemen in mijn algemene opmerking dat u, de goegemeente, mij in groten getale aanmoedigt om snel te gaan en vooral niet te wachten. Ik zal zo snel mogelijk gaan en vooral niet wachten, maar ik heb ook gezegd: zorgvuldigheid en het in één keer goed doen, zijn hier ook onderdelen van. Dat geldt dus ook hiervoor, voor de btw op groente en fruit.

Het CDA stelde nog een keer de vraag over die hokjes: het is toch hetzelfde veranderproces en zie het daarom op dezelfde manier. Ik wil daar eigenlijk een koppeling leggen met wat de PvdA eerder zei over het IJslandse model, want daar komen al die onderwerpen natuurlijk ook samen. Je moet inderdaad soms specifiek kijken naar wat je op groente en fruit doet en wat je wel of niet op lachgas doet. Dan moet je inderdaad echt even naar de hokjes kijken. Maar in het IJslandse model komen eigenlijk al die hokjes samen in een aanpak die uiteindelijk gaat over het echt bevorderen van een gezonde leefstijl, en dan vooral bij jongeren en kinderen.

U vroeg natuurlijk ook naar het actieplan over kanker. We hadden al even het voorgerecht en het hoofdgerecht genoemd, maar ik wil nog even specifiek benadrukken dat hier natuurlijk ook de Minister aan zet is. Dat geldt vooral voor het punt van kanker, want daar gaat de Minister van VWS u ook over informeren. Ik heb het even besproken en we kunnen u als het lukt in ieder geval voor de zomer informeren over de stand van zaken bij de inventarisatie. Zover zijn we dan toch met elkaar gekomen.

Mevrouw Bikker zei: het is allemaal leuk die gesprekken met CPB en CBS, maar «voor het einde van het jaar» duurt me wel heel lang. Dat is ook een vraag om meer snelheid. Nou, die gesprekken zullen er aanzienlijk eerder zijn. Maar we willen natuurlijk ook dat ze ergens toe leiden en daarom sprak ik over een iets bredere tijdsmarge. Ik kom in een van al die door mij aangekondigde brieven wel even terug op wat wij daar in eerste instantie uit hebben opgehaald en welke mogelijkheden we zien. Ik kom dus eerder terug op de uitkomst van die gesprekken. Dat zal dan rond de zomer zijn, schat ik in.

De voorzitter:

Ik hoor de ambtenaar zeggen «na de zomer» en de Staatssecretaris «rond de zomer». Dus dat is eigenlijk «voor de zomer».

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik reken op uiterlijk Prinsjesdag.

De voorzitter:

Dat is heel coulant.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat lijkt me prima.

Uw opmerkingen over het evenwicht tussen VWS en JenV heb ik goed gehoord. We kijken echt naar hoe we alle expertise die bij VWS beschikbaar is, kunnen inzetten om dit onderwerp aan te pakken.

Mevrouw Van der Laan vroeg naar de Nutri-Score. Ook dat was een vraag om meer snelheid: wat kunt u nou doen om te versnellen? Hier moet ik toch echt even voorzichtig zijn. Ik zei al: er zijn derden bezig met hun proces. Dat is een wetenschappelijk comité. We hebben hem al gevraagd om zo snel als mogelijk bij ons terug te rapporteren. Daarna moet de Gezondheidsraad er echt zelf specifiek naar kijken en die heeft ook zijn tijd nodig. Met «het najaar» kondigen we het echt geen maand te vroeg aan, want we hebben die stappen echt nodig. Als het gaat om die Nutri-Score vind ik ook echt dat de zorgvuldigheid heel erg belangrijk is, want het ondermijnt het vertrouwen in die score als die net niet goed staat afgesteld. Ik wil het ook en daarom heb ik al tegen het comité gezegd: doe dit zo snel als mogelijk. Ik weet dat het veld druk uitoefent om het snel te doen, maar we moeten hier echt zorgvuldig zijn, want anders ondermijnt het het vertrouwen in het logo zelf.

Mevrouw Maeijer vroeg nog naar de financiële keuze. «Voor gezond kiezen» en «gaan sporten» noemde zij als twee voorbeelden. Voor gezond kiezen zou ik toch aan groente en fruit willen refereren. Ik heb haar verder al toegezegd dat we «gaan sporten» meenemen in die tafel over sporten en bewegen. Daar zullen we kijken hoe we daarbij de financiële toegankelijkheid kunnen waarborgen. De twee voorbeelden die zij noemde, zijn beide echt belegd.

Over de campagne zei u terecht: bereiken de campagnes nu echt de doelgroep of bereiken die misschien mensen die allang bezig zijn met die gezonde leefstijl? Ik neem dat gewoon als een vraag mee in mijn eigen werk, want het is terecht dat u daar scherp op bent. En dat zal ik ook zelf zijn.

U of uw collega Mutluer vroeg naar de suikertaks en de rol van de industrie. Hoe krijgt die een rol in de vormgeving van de taks? Nou ja, het is in principe iets wat de overheid doet. Wij zijn als overheid aan zet en wij moeten dat bij de industrie toetsen op uitvoerbaarheid en werkzaamheid. Maar de overheid neemt hier het voortouw en we gaan het niet in een cocreatie maken. Maar we moeten natuurlijk wel met hen in gesprek blijven over de onderwerpen die ik net noemde.

Mevrouw Den Haan had nog twee vragen over de mentale gezondheid van ouderen. U zei, mevrouw Den Haan, dat Eén tegen eenzaamheid toch niet zo heel veel effect sorteerde. Dat zou ik willen nuanceren en misschien zelfs wel willen betwisten. Ik denk dat het programma heel veel lokale coalities heeft opgeleverd en dat heeft daadwerkelijk het verschil gemaakt voor individuen. Maar het heeft ook een grote maatschappelijke beweging op gang gebracht om eenzaamheid tegen te gaan. Maar u heeft gelijk over het daadwerkelijk doordringen op het niveau van «wat betekent het voor je mentale weerbaarheid?» en over wat het in het ultieme geval betekent voor suïcidepogingen en suïcidepreventie. Daar is nog altijd een slag te winnen. Dan kom je ook uit bij de haarvaten van zo'n aanpak. Maar breed maatschappelijk heeft het wel degelijk iets veranderd in de samenleving, zou ik willen stellen.

Dan vroeg u ook naar het gesprek met de beroepsgroep zelf over het besparen op de kosten door beroertepreventie. We zijn natuurlijk voortdurend in gesprek met de beroepsgroep en over de effecten en de financiële effecten kunnen wij met hen het gesprek vervolgen.

Voorzitter, ik denk dat ik daarmee alle vragen heb beantwoord.

De voorzitter:

Er is als het goed is één vraag blijven liggen van mevrouw Van Esch en ik zie ook nog de hand van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik had nog gevraagd waarom je geen prestatieafspraken zou vastleggen en in hoeverre wetenschap, artsen en gezondheidsorganisaties het mis zouden hebben als zij zich juist wel heel erg richten op het vaststellen en het wettelijk verankeren van die doelen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik dacht dat ik daarop had gereageerd, ook al in de eerste termijn. Bij het minder vrijblijvend maken van gezondheidsbevordering, de koppeling ervan met preventiedoelen en het op dat vlak nadenken over een wettelijke verankering denk ik dat de experts het juiste pad wijzen. Dat is ook het pad dat ik op wil gaan. Maar over het verankeren van prestatiedoelen ben ik terughoudender. Die prestatiedoelen doen namelijk geen recht aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid van maatschappij en overheid om te werken aan die prestatiedoelen. Dan wordt het opeens een overheidsverantwoordelijkheid, terwijl ik het echt zie als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. En nogmaals, verder hangt het voor een deel ook echt af van de individuele keuzes die burgers maken. Daardoor kun je ook niet op dat niveau juridisch afdwingen dat sommige burgers niet meer de keuze maken die ze nu soms wel maken.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik had nog twee vragen. De eerste had betrekking op de gezondheidsdoelen en de manier waarop die verankerd zouden worden in de wet. U komt met een voorstel en daarop zou u in de tweede ronde terugkomen. Dus graag daar een reactie op.

Ik heb verder een vraag gesteld over de verhoging van de accijnzen op alcohol. U gaf aan dat het wel effect heeft, maar ook dat u kleine stappen gaat nemen. In mijn bijdrage vroeg ik of u ook openstaat voor verdere stappen en, zo ja, welke dat dan zijn.

Voorzitter, tot slot dat IJslandse model. Ik ga ervan uit dat dat wel in het verslag terugkomt als een toezegging.

De voorzitter:

De Staatssecretaris heeft de vragen wel beantwoord, maar toen was u net heel even weg. Maar we hebben nog wat tijd over en ik kijk dus even naar de Staatssecretaris of hij dat alsnog wil doen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Op de vraag over de gezondheidsdoelen, de verankering daarvan en de werkwijze komen we na de zomer terug.

Op de stand van zaken rond het IJslandse model kom ik bij u terug. Dat is inderdaad een toezegging.

De accijns op alcohol. In de brief die we hebben gestuurd, vooruitlopend op dit debat, hebben we aangekondigd dat we sowieso terugkomen op de aanpak van alcohol. En dan komen we ook terug op de vraag over de accijnzen.

De voorzitter:

Goed. Ik denk dat we daarmee aan het einde zijn gekomen van het commissiedebat over leefstijlpreventie. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen.

Er zijn ook een aantal toezeggingen gedaan en die zal ik nu voorlezen. Er zijn overigens ook toezeggingen gedaan in eerdere debatten over leefstijlpreventie. Dat zijn er negen en als het goed is, heeft u die allemaal. Anders kunnen we die alsnog met u delen. De toezeggingen die vandaag zijn gedaan, luiden als volgt.

  • De Kamer wordt geïnformeerd over de gesprekken over de samenwerking tussen sportverenigingen en het onderwijs. Dat is een toezegging aan de heer Heerema.

  • De Staatssecretaris deelt enkele onderzoeken met mevrouw Van der Plas over de relatie tussen het aantal verkooppunten en tabaksgebruik.

  • De Kamer ontvangt voor de zomer een brief over de stand van zaken rond de uitvoering van de motie-Kuik c.s. over een nationaal actieplan kanker. Dat is een toezegging aan mevrouw Kuik.

Staatssecretaris Van Ooijen:

«In overleg met de Minister», zou ik hier graag bij aanvullen.

De voorzitter:

«In overleg met de Minister» zetten we erbij, Staatssecretaris. De vierde toezegging:

  • De Kamer wordt geïnformeerd over de mogelijkheden met betrekking tot het belasten van alcoholvrij bier versus mineraalwater. Dat is een toezegging aan de heer Heerema.

  • De Kamer wordt rond de zomer geïnformeerd over gesprekken met het CBS. Dat is een toezegging aan mevrouw Bikker.

  • De Kamer wordt geïnformeerd over het IJslandse model.

Dan is er een tweeminutendebat aangevraagd. Dat wordt binnenkort gepland.

Rest mij tot slot de Staatssecretaris nogmaals heel erg te danken voor zijn aanwezigheid en de beantwoording van de vragen. Uiteraard ook dank aan de ambtenaren die de Staatssecretaris hebben ondersteund. Dank aan mijn collega's voor hun bijdrage. Dank aan mijn fantastische griffier. Dank aan de collega's van de bodedienst voor hun goede zorgen. En dank voor het kijken naar dit commissiedebat.

Ik wens u allen een fijne avond.

Sluiting 18.16 uur.

Naar boven