De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat in de afgelopen jaren de sociale huursector grote aantallen sociale
huurwoningen in de verkoop heeft gedaan en de verwachting is dat deze ontwikkeling
zal worden geïntensiveerd;
overwegende, dat een ongericht uitponden van sociale huurwoningen buitengewoon kwetsbaar
kan zijn voor een duurzaam beheer van de woningvoorraad;
voorts overwegende, dat in een modern woonstelsel de doelgroep van beleid in vrijheid
een keuze zou moeten kunnen maken tussen het traditionele huren van een woning dan
wel inhoud te geven aan het zelfbeheer van de woning en woonomgeving;
heeft met waardering kennisgenomen dat thans, naast de huidige toegelaten instellingen,
thans ook wooncoöperaties van huurders en kopers een plaats in de Woningwet heeft
gekregen;
constateert dat een gerichte overdracht van woningen aan burgers de voorkeur verdient
en deze ruimschoots in staat moeten worden gesteld inhoud te geven aan eigen wooncoöperaties;
voorts constaterende, dat wooncoöperaties financiële middelen vrijmaakt welke kunnen
worden ingezet «in de volkshuisvesting en in het huurbeleid»,
verzoekt de regering te komen tot een actieprogramma waarin, naast de initiatieven
van Platform 31, en de oprichting van een kenniscentrum, in samenwerking met de gemeenten,
woningcorporaties en huurdersorganisaties, de invoering van wooncoöperaties wordt
gestimuleerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Duivesteijn
Van Boxtel
De Vries
De Boer
Ruers