32 698 Hoogwaterbeschermingsprogramma

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 november 2012

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Infrastructuur en Milieu over de brief van 1 oktober 2012 inzake Tweede voortgangsrapportage (VGR2) aan van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) (Kamerstuk 32 698, nr. 6).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 28 november 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Paulus Jansen

De griffier van de commissie, Sneep

Vragen en antwoorden

Vraag 1

Waarom heeft de Kamer, conform artikel 13, Regeling Grote Projecten, nog geen accountantsrapportage ontvangen bij de tweede Voortgangsrapportage van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2)?

Antwoord 1

De Auditdienst Rijk is bezig met de afronding van het rapport. U ontvangt dit rapport begin december.

Vraag 2

Kan de Kamer deze accountantsrapportage per omgaande ontvangen, temeer omdat bij de eerste Voortgangsrapportage (32 698, nr. 3) de gevraagde accountantsrapportage ook al heeft ontbroken?

Antwoord 2

Zie het antwoord op vraag 1.

Vraag 3

Heeft het nieuwe Regeerakkoord consequenties voor het HWBP-2?

Antwoord 3

De consequenties van het Regeerakkoord worden momenteel in beeld gebracht.

Vraag 4

In hoeverre is het mogelijk om bij het bestaande HWBP-2 de nieuwe, meerlaagse risicobenadering toe te passen, zoals beschreven in uw brief van 7 mei 2012 (31 710, nr. 26)?

Antwoord 4

De meerlaagse risicobenadering is een van de bouwstenen die moeten leiden tot een besluit over de toekomstige normering van primaire waterkeringen in ons land. In 2015 is daarover momenteel een besluit voorzien. Gezien de fase van uitvoering waarin HWBP-2 verkeert, zal deze systematiek niet worden toegepast.

Vraag 5

Kunt u een overzicht sturen van de uitgaven aan de verschillende projecten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

In lijn met hetgeen is opgenomen in de reactie op de uitgangspuntennotitie voor informatievoorziening rond dit programma aan uw Kamer, stel ik geen marktgevoelige financiële informatie op projectniveau beschikbaar.

Vraag 6

Op welke manier houdt u toezicht op de voortgang en uitgaven van de projecten, waarvan de verantwoordelijkheid voor de uitvoering bij de waterschappen ligt?

Antwoord 6

Viermaal per jaar leveren de beheerders een rapportage over de projecten, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan voortgang en uitgaven van projecten. Daarnaast kent het programma een systematiek met jaarverantwoordingen en voortgangstoetsen.

Vraag 7

Zijn er bezuinigingen voorzien voor het budget van het HWBP-2, en zo ja, wat zijn de gevolgen daarvan?

Antwoord 7

Nee, vooralsnog worden geen kortingen op het budget voorzien. De consequenties van het Begrotingsakkoord worden momenteel in beeld gebracht.

Vraag 8

De programmaraming is in de verslagperiode met € 20 mln. gedaald tot € 3 316 mln. Waar is deze € 20 mln. naar toe gegaan?

Antwoord 8

Het betreft een daling van de raming van 3 156 naar 3 136 miljard euro. Het budget is niet gewijzigd.

Vraag 9

Voor die projecten waar u hebt ingestemd met scopeverruimingen:

  • a) Kunt u aangeven of in de begroting van elk project een marge is opgenomen voor eventuele scopeverruiming of geldt dit alleen voor project W2–063 – Versterking van de Eemdijken en Zuidelijke Randmeren van waterschap Vallei en Eem- en project R2–06 – Markermeerdijk Marken van RWS Noord Holland?

  • b) Kunt u aangeven hoe groot deze marges zijn per project en in totaal?

  • c) Vallen deze onder de «benoemde risico's op projectniveau»?

  • d) Als er, zoals wordt gesteld, geen financiële consequenties aan de scopeverruiming zijn verbonden, heeft deze scopeverruiming wel andere consequenties, bijvoorbeeld voor de beoogde planning?

Antwoord 9

  • a) Er is ingestemd met delen van de door beheerders voorgestelde scopeverruimingen voor de genoemde projecten W2–063 en R2–06. Dit heeft geen financiële consequenties voor de projectramingen.

  • b) In lijn met hetgeen is opgenomen in de uitgangspuntennotitie voor informatievoorziening rond dit programma aan uw Kamer stel ik geen financiële informatie op projectniveau beschikbaar.

  • c) Nee.

  • d) Op dit moment bezien de beheerders de consequenties van deze scopeverruimingen. Zodra hier iets over bekend is, zal ik u hierover middels de VGR informeren.

Vraag 10

Kunt u ingaan op onderstaande vragen over de projecten, waar de verzoeken om scopeverruiming niet zijn gehonoreerd:

  • a) Kunt u aangeven waarom de beheerders, van wie de verzoeken om scopeverruiming niet zijn gehonoreerd omdat het om afgekeurde trajecten uit de derde toetsronde ging, deze trajecten alsnog zelf moeten versterken en daar zelf de benodigde financiering moeten zien te vinden?

  • b) Waarom worden deze trajecten niet opgenomen in het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP), waarbij ook afspraken kunnen worden gemaakt over (gedeelde) financiering?

  • c) In de voortgangsrapportage staat aangegeven dat de beheerders die het betreft, nog aan het uitzoeken zijn wat de gevolgen van het besluit zijn voor de planning en de raming van de betreffende projecten. Kunt u aangeven of de betreffende beheerders deze gevolgen inmiddels in kaart hebben gebracht? Zo ja, wat zijn die gevolgen en welke maatregelen gaan de betreffende beheerders nemen om deze gevolgen te minimaliseren, c.q. te voorkomen?

Antwoord 10

  • a, b) Omdat het afgekeurde dijkvakken uit de derde toetsronde betrof, zijn deze verzoeken tot scopeverruiming niet gehonoreerd. Alle keringen die in de derde toetsronde zijn afgekeurd, kunnen door de beheerder opgevoerd worden voor (gedeelde) financiering binnen het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma.

  • c) Op dit moment bezien de beheerders de consequenties van deze scopeverruimingen.

Vraag 11

Kunt u aangeven op welke manier beheerders worden gestimuleerd om tussentijdse mijlpalen (alsnog) te behalen, gezien het feit dat het subsidiekader hiervoor geen eisen bevat?

Antwoord 11

Systematisch worden er zogenaamde «challenges» op projectplanningen georganiseerd, waarbij externe experts en collega beheerders adviseren over projectplanningen en waarbij (indien mogelijk) ook mogelijkheden voor versnelling aan de orde komen. Voor enkele projecten worden daarnaast op directieniveau gesprekken gevoerd om dit jaar zoveel mogelijk mijlpalen te realiseren. Dit laatste zal ook worden voortgezet in volgende jaren.

Vraag 12

Kunt u concrete voorbeelden uit HWBP2 noemen van gevallen, waar besparingen zijn gerealiseerd door het nemen van extra tijd, ten opzichte van de tussentijdse mijlpalen?

Antwoord 12

Een tweetal voorbeelden van besparingen op HWBP-2 projecten door het nemen van extra tijd, zijn:

  • Dijkversterking Hellevoetsluis: in tweede instantie heeft de beheerder een alternatief tracé voor de te versterken kering onderzocht. Dit tracé brengt minder inpassingproblemen met zich mee, waardoor de realisatie sneller kan verlopen. Hierdoor zullen ook besparingen gerealiseerd worden.

  • Kustversterking Katwijk: binnen dit project is tijd genomen voor een nadere technische studie met als resultaat dat de spuisluizen goedkoper uitgevoerd kunnen worden.

Vraag 13

Als gevolg van de aanpassing van subsidieregeling in het kader van het Bestuursakkoord Water kunnen de voorbereidingskosten voor de beheerders niet langer gesubsidieerd worden op basis van een forfaitaire vergoeding van 15% van de geraamde realisatiekosten, maar op basis van de werkelijk gemaakte voorbereidingskosten. Kunt u aangeven wat de financiële consequenties hiervan zijn voor de programmaraming?

Antwoord 13

De aanpassing van de subsidieregeling heeft momenteel nog niet geleid tot een aanpassing van de programmaraming, omdat in de projectramingen de vergoeding van maximaal 15% van de voorbereidingskosten wordt aangehouden totdat bij een formele herijking van de projectramingen een afrekening van de daadwerkelijke voorbereidingskosten plaatsvindt. De verwachting is dat dit op termijn tot een lichte daling van de programmaraming zal leiden.

Vraag 14

Kunt u aangeven wat de financiële consequenties zijn van het feit dat acht keringen toch voldoen aan de veiligheidseisen?

Antwoord 14

Het feit dat acht keringen toch voldoen aan de veiligheidseisen heeft geen financiële consequenties. Voor deze projecten was geen reservering binnen de programmaraming opgenomen omdat al snel duidelijk werd dat geen fysieke maatregelen getroffen hoefden te worden. Dit is afgelopen verslagperiode op basis van nader onderzoek bevestigd en geformaliseerd.

Vraag 15

Kan een manier gevonden worden om – zonder dat marktgevoelige informatie gegeven wordt – betere financiële informatie per project te geven? Kan op projectniveau gedetailleerdere informatie gegeven worden over projecten waarin vertraging is opgelopen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 15

In lijn met hetgeen is opgenomen in de uitgangspuntennotitie voor informatievoorziening rond dit programma aan uw Kamer stel ik geen marktgevoelige financiële informatie op projectniveau beschikbaar.

Alle projecten waarbij tussentijdse mijlpalen niet zijn behaald worden apart toegelicht in de VGR.

Vraag 16

Kan uitgebreider worden ingegaan op de 11 projecten waarbij volgens de voortgangsrapportage mijlpalen in de verslagperiode niet zijn gerealiseerd? Kan per project worden aangegeven:

  • a) wat de oorzaken zijn van de vertraging;

  • b) wat de consequenties zijn voor de veiligheid (hoogwaterbescherming), planning en financiën;

  • c) welke maatregelen het Rijk c.q. de beheerders hebben genomen en/of zullen nemen om de vertraging in te lopen en de consequenties en de risico's te beperken?

  • d) Kunt u ook voor het project Dijkversterking Eiland van Dortdrecht Oost, waar sprake is van bijgestelde planning (en latere einddatum), ingaan op bovenstaande drie punten?

Antwoord 16

  • a) Voor de projecten W2–067 Kustversterking Katwijk, WN-001 Dijkversterking Hellevoetsluis, W2–036 Waddenzeedijk Texel en W2–085 Hoogwaterkering Den Oever is sprake van uitstel van de vaststelling van het voorkeursalternatief door regionale optimalisatie: door de (veelal complexe) inpassing van de projecten, wensen van uw Kamer en de daaraan gekoppelde regionale besluitvorming kostte meer tijd dan eerder door de betrokken beheerders was voorzien.

    Voor het project W2–080 Koegraszeedijk is sprake van uitstel van de vaststelling van het voorkeursalternatief doordat door de beheerder werd geanticipeerd op toekenning van een ingediend scopeverzoek voor dit project. Zie ook het antwoord op vraag 24.

    Voor de projecten W2–055 Lekdijk – KIS, WN-004 Dijkversterking Spui-West, WN-003 Dijkversterking Spui-Oost, W2–004 Markermeerdijk Hoorn – Edam – Amsterdam, W2–014 IJsselmeer, kleibekleding en pipingmaatregelen, W2–030 Waddenzeedijk, Friese kust is sprake van uitstel van de vaststelling van het voorkeursalternatief door technische complexiteit. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van hydraulische randvoorwaarden of technisch complexe oplossingen.

  • b) Het huidige inzicht van de beheerders is dat alleen voor project W2–014 IJsselmeer sprake zal zijn van uitstel van de oplevering van het project (zie ook vraag 19). Bij het vaststellen van de voorkeursalternatieven wordt ook de projectraming herijkt. Er zijn alleen consequenties voor de veiligheid als het moment van oplevering van het project in het geding is, i.e. voor project W2–014 IJsselmeer (zie ook vraag 19).

  • c) Zie antwoord op vraag 11.

  • d) Project WN-005, Eiland van Dordrecht Oost wordt in de uitvoeringsfase samengevoegd met het project WN-007, Eiland van Dordrecht West, met als doel tot een efficiëntere uitvoering te komen en zo een besparing te realiseren. Om deze reden treedt een beperkte vertraging op in de oplevering van het eerstgenoemde project.

Vraag 17

Kunt u de uitgebreidere informatie zoals gevraagd in vraag 17 voor alle (nieuwe en oude) vertraagde projecten standaard in de volgende Voortgangsrapportages opnemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 17

In de volgende VGR’s zullen eventuele nieuwe mutaties van projectplanningen grondig worden toegelicht.

Vraag 18

Hoe kan het dat het aantal vertraagde projecten meer dan verdubbeld is ten opzichte van de eerste Voortgangsrapportage (32 698, nr. 3)? Is dit een lijn die zich kan doorzetten?

Antwoord 18

Het betreft voornamelijk niet behaalde tussentijdse mijlpalen, met name de vaststelling van voorkeursalternatieven. Het niet behalen van deze mijlpaal betekent dus niet per definitie dat de vastgestelde einddatum van een project niet wordt gehaald. In 2013 zullen – op enkele uitzonderingen na – alle voorkeursalternatieven worden vastgesteld. Dit betekent dat het overgrote deel van het programma dan in de uitvoeringsfase verkeert. De ervaring leert dat wanneer de uitvoering is gestart, de instabiliteit van de planning en de kasraming afneemt. Daarnaast wordt in sommige gevallen bewust meer tijd genomen in de planstudiefase omdat daarmee zicht op tijdbesparing in de uitvoering of een goedkopere variant ontstaat. Zie verder het antwoord op vraag 13.

Ik zal er – binnen de kaders van de subsidieregeling – alles aan doen om ervoor te zorgen dat er door de beheerders strak op de planningen wordt gestuurd. Zo is eind november met de bestuurders van alle betrokken beheerders gesproken over het belang van het halen van de planningen.

Vraag 19

Kunt u ingaan op onderstaande vragen over het project W2–014 IJsselmeer:

  • a) Kunt u een toelichting geven op het feit dat de einddatum van het project, zoals opgenomen in de basisrapportage, in gevaar komt, doordat de planstudiefase met een jaar wordt verlengd.

  • b) Kunt u aangeven wat de nieuwe beoogde einddatum is en wat de consequenties hiervan zijn voor de (water)veiligheid?

Antwoord 19

Op het project W2–014 IJsselmeer is het volgende van toepassing:

  • a) Op basis van nader onderzoek is door de beheerder en het programmabureau gezamenlijk geconcludeerd dat een integrale verbetering nodig is (in eerste instantie was alleen verbetering van de bekleding voorzien). Hierdoor is de complexiteit van het project toegenomen. Als gevolg van de integrale aanpak wordt de planstudiefase met ruim een jaar verlengd. Dit heeft ook consequenties voor de uitvoeringsfase.

  • b) De beheerder voorziet oplevering van het project in 2016. Dit betekent dat wanneer een maatgevende storm zich voordoet er mogelijk schade ontstaat aan de bekleding van de dijk. In het calamiteitenplan van Wetterskip Fryslân is voor dit deel van de IJsselmeerdijk voorzien in extra dijkbewaking bij extreme omstandigheden.

Vraag 20

Kunt u voor de projecten W2–004 (Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam), W2–036 (Waddenzeedijk Texel), W2–080 (Koegraszeedijk) en W2–085(Hoogwaterkering Den Oever) aangeven of de vertraagde vaststelling van het voorkeursalternatief gevolgen heeft voor de planning en/of de beoogde einddatum? Zo ja, wat zijn de mogelijke consequenties hiervan?

Antwoord 20

Voor al deze projecten heeft de beheerder aangegeven dat de vertraagde vaststelling van de voorkeursalternatieven geen consequenties voor de beoogde einddata van de projecten heeft. Het programmabureau monitort de ontwikkelingen nauwkeurig. Zie verder het antwoord op vraag 17.

Vraag 21

Kunt u ten aanzien van het project W2–036 (Waddenzeedijk Texel) aangeven wat het besluitvormingsproces, om de extra kosten op een andere wijze te financieren, zo complex maakt?

Antwoord 21

Er zijn meerdere bestuurlijke partners betrokken bij dit project. De interne besluitvormingsprocessen lopen daarbij niet synchroon. Ook is een aanvraag ingediend bij het Waddenfonds. De doorlooptijd van deze aanvraag beslaat drie maanden.

Naar verwachting begin 2013 een definitief besluit genomen over het voorkeursalternatief voor het project Texel. IenM begeleidt dit proces.

Vraag 22

Kunt u ten aanzien van het project WN-001 (Dijkversterking Hellevoetsluis) uitgebreider aangeven wat de reden is dat de voorkeursvariant nog niet is vastgesteld, en welke maatregelen worden genomen om dat op korte termijn alsnog te doen?

Antwoord 22

Zie het antwoord op vraag 13.

Vraag 23

Hoe komt het dat bij project W2–080 Koegraszeedijk onduidelijkheid was over de scope van het project? Heeft de definitieve scope nog financiële of planningtechnische gevolgen?

Antwoord 23

In 2006 waren twee delen van de dijk afgekeurd. Om deze reden staat de dijk nu op de lijst van HWBP-2. Tijdens de uitwerking van de plannen bleek uit de derde toetsronde dat aansluitende dijkvakken ook niet aan de norm voldeden. De wens van de beheerder was om alle afgekeurde dijken gelijktijdig binnen het HWBP-2 programma uit te voeren. Dit verzoek is niet gehonoreerd. De kosten voor de uit de derde toetsonde te versterken dijkvakken zullen nu worden voorgedragen voor opname in het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Bovenstaande heeft vooralsnog geen invloed op de einddatum van het werk.

Vraag 24

Kunt u aangeven op welke innovatieve manier de planstudiefase van het project R2–006 Houtribdijk is aanbesteed? Op welke manier zou dit tot een tempoversnelling moeten leiden en hoeveel versnelling levert dat op? Is deze innovatieve manier van aanbesteden ook toepasbaar op andere projecten? Zo ja, hoeveel (tijd)winst levert dat op? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 24

De verkenningsfase is gegund op basis van «Best Value Procurement» (prestatie inkoop), waarbij er een optie is opgenomen voor de planuitwerking door hetzelfde bureau. Best Value Procurement heeft tot doel verspillingen in de keten te minimaliseren en de kans op scope- en budgetwijzigingen te verkleinen. Het project Houtribdijk is het eerste project binnen HWBP-2 dat deze systematiek toepast. Er kan daarom nog niet vooruit gelopen worden op een eventuele bredere toepassing.

Vraag 25

Kunt u aangeven wat wordt verstaan onder de ruimtelijke/juridische risico's, als het gaat om de actuele risico's op projectniveau? Wat zijn de eventuele gevolgen hiervan en wat zijn mogelijke maatregelen om de risico's te minimaliseren?

Antwoord 25

Onder ruimtelijke risico’s worden verstaan: risico’s op het gebied van kabels en leidingen, milieumaatregelen, klimatologische omstandigheden en veiligheid rond het werk.

Onder juridische risico’s worden verstaan: risico’s op het gebied van inzicht in wettelijke vereisten ( bijvoorbeeld milieu, grondverwerving, contractvorming e.d.) en wijzigingen hierop, aangevuld met risico’s op schadeclaims.

Deze risico’s kunnen effecten hebben op zowel de projectraming- als de planning. De meest gebruikelijke beheersmaatregelen om deze typen risico te minimaliseren zijn:

  • Tijdige communicatie en inbreng door de stakeholders.

  • Second opinions op de contractstukken, op onderzoeken en de (toepassing van) wettelijke kaders.

Vraag 26

Kunt u aangeven op welke grote, complexe projecten u specifiek doelt, als u schrijft dat waakzaamheid is geboden in relatie tot de mogelijke gevolgen van kostenoverschrijdingen voor de raming?

Antwoord 26

Daarbij moet worden gedacht aan omvangrijke projecten als de Markermeerdijken, Lekdijk KIS, Zwakke Schakels Noord-Holland en Houtribdijk.

Vraag 27

Kunt u ten aanzien van innovatie specifieker aangeven op welke manier de 2,5% budget van het HWBP-2 kan worden ingezet voor innovatie? Op welke manier wordt geborgd dat dit ook werkelijk gebeurt?

Antwoord 27

De 2,5 % wordt binnen HWBP-2 gehaald. Naast de lopende innovatieve initiatieven is een budgetreservering gemaakt voor projectoverstijgende innovaties. Ook is met verschillende consortia in het kader van de Topsector Water afgesproken op welke wijze beheerders uit HWBP-2 kunnen worden benaderd voor innovatieve voorstellen. Voorstellen voor innovatie worden getoetst aan recent opgestelde criteria.

Vraag 28

Kunt u meer duidelijkheid bieden over de kasraming vanaf het jaar 2017 en volgende, eventueel door deze uit te splitsen naar de jaren 2017 t/m 2025?

Antwoord 28

De kasraming na 2017 betreft voor een deel de post onvoorzien. Deze is niet uit te splitsen naar afzonderlijke jaren. Voor het overige deel betreft het realisatiekosten voor projecten die zich momenteel nog in de planstudiefase bevinden. De bedragen in de jaren na 2017 zijn daarom nog aan fluctuaties onderhevig.

Conform de begrotingssystematiek zal de kasreeks van HWBP-2 daarom telkens vier jaar vooruit naar jaren worden uitgesplitst.

Vraag 29

Verwacht u dat de trend dat beoogde uitgaven worden doorgeschoven naar de periode na 2017, zich in de komende voortgangsrapportages zal voortzetten? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 29

Zie het antwoord op vraag 18.

Vraag 30

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is bij de kwantitatieve verwerking van de BTW-verhoging en of inmiddels duidelijk is welke gevolgen dit exogene risico heeft op de projectramingen?

Antwoord 30

In VGR2 is de BTW-verhoging opgenomen als exogeen risico maar nog niet gekwantificeerd. In VGR3 zal de BTW-verhoging in de projectramingen zijn opgenomen.

Naar boven