Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 30196 nr. 763 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 30196 nr. 763 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2021
In september 2019 heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen rond een warmtetransportnet in Zuid-Holland1. Met dit transportnet kunnen woningen en bedrijven in gemeenten als Den Haag, Delft en Leiden van warmte uit de Rotterdamse haven – en op termijn uit andere bronnen – worden voorzien. Sinds 2019 werkt het Rijk nauw samen met onder andere Gasunie, provincie Zuid-Holland, gemeente Rotterdam en gemeenten in de Leidse en Haagse regio om deze infrastructuur te realiseren. Bij deze informeer ik u over de voortgang.
Allereerst schets ik de context waarin de ontwikkeling van het warmtetransportnet plaatsvindt en de kansen die er in Zuid-Holland liggen om – voor de gebouwde omgeving en op termijn de glastuinbouw – een substantiële bijdrage te leveren aan de CO2-reductieopgave. Daarna zal ik dieper ingaan op wat dit warmtetransportnet exact behelst en aangeven hoeveel middelen daar vanuit EZK mee gemoeid zijn2. Vervolgens sta ik stil bij de samenwerking met partijen de afgelopen tijd en de status van de besluitvorming door Gasunie, de ontwikkelaar van het warmtetransportnet. Tot slot geef ik een doorkijk naar de rest van dit jaar.
Kans om gebouwde omgeving te verduurzamen
Ruim de helft van de energie die we in Nederland gebruiken, gaat op aan warmte, bijvoorbeeld om huizen te verwarmen. Een aanzienlijk deel van die warmte is nu nog afkomstig uit fossiele bronnen, vooral aardgas. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat Nederland in 2050 klimaatneutraal is. Om de doelen voor de gebouwde omgeving te verduurzamen, zijn drie routes mogelijk: 1) een warmtenet, 2) duurzame gassen en 3) volledig elektrisch. Als Rijk zetten wij in op de verduurzaming van de gebouwde omgeving met de laagste (nationale) kosten. Uit berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijkt dat elke route ongeveer een derde marktaandeel omarmt in een volledig duurzame gebouwde omgeving.
Om de energietransitie in de gebouwde omgeving via een warmtenet haalbaar en betaalbaar te maken, moeten nu al kansen worden benut om beschikbare warmte te gebruiken voor collectieve warmtevoorziening. Dit benutten van kansen vraagt daadkracht in het maken van keuzes met een toekomst die met onzekerheden is omgeven. Het is van belang om nu een stap te zetten om er aan bij te dragen dat we in 2030 voldoende op koers zijn en in 2050 aan de klimaatdoelen voldoen.
In Zuid-Holland ligt zo’n kans. Door de nu onbenutte restwarmte van het Rotterdamse havengebied te gebruiken voor het verwarmen van woningen en bedrijven, kan CO2 worden bespaard en het gebruik van aardgas worden teruggedrongen. Gasunie ontwikkelt daarom, in opdracht van het Ministerie van EZK, een warmtetransportnet om deze restwarmte te transporteren. Op termijn kunnen ook andere, hernieuwbare, bronnen ingevoed worden op dit net. Voor de realisatie wordt samengewerkt met verschillende partijen, zoals de provincie Zuid-Holland, gemeenten in de regio rond Den Haag en rond Leiden, woningbouwcorporaties, warmtebedrijven en de gemeente Rotterdam. Daarnaast is er een intensieve samenwerking met Glastuinbouw Nederland en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om op termijn ook de glastuinbouw op dit net aan te sluiten.
In potentie kunnen met het warmtetransportnet 120.000 woningequivalenten van warmte worden voorzien wat een CO2-besparing van circa 0,2 Mton per jaar oplevert. Uit recent gepubliceerd onderzoek, het Integraal Ontwerp warmtetransportnet Zuid-Holland3, blijkt dat de aanleg van een warmtetransportnet in Zuid-Holland niet alleen haalbaar is, maar ook toekomstbestendig omdat er voldoende ruimte is voor groei van warmtenetten en het aansluiten van woningen in Zuid-Holland. Bovendien blijkt het de meest kosteneffectieve oplossing.
Warmtetransportnet: wat is het en wat kost het?
Het beoogde warmtetransportnet bestaat uit aan elkaar gekoppelde warmtetransportleidingen die bestaande en nieuw aan te leggen warmte-distributienetten van warmte kunnen voorzien. De restwarmte is afkomstig van industriële processen in de Rotterdamse haven. Aangezien deze warmte een restproduct is, geldt deze volgens de Europese regels als duurzaam4. Op termijn zullen, zoals in het Klimaatakkoord afgesproken, ook industriële partijen overstappen van gebruik van fossiele naar hernieuwbare bronnen. Ook daarbij zal restwarmte blijven vrijkomen die dan dus voortkomt uit het gebruik van hernieuwbare bronnen.
Het eerste deel van het warmtetransportnet is een leiding die loopt van Vlaardingen naar Den Haag (voorheen bekend als Leiding door het Midden en tegenwoordig als WarmtelinQ). De andere delen van het net zijn de leiding vanuit de Rotterdamse haven naar Vlaardingen en een aftakking van Rijswijk naar Leiden (ook wel WarmtelinQ+ genoemd). Met dit tracé kan specifiek de warmtetransitie in de RES-regio Holland Rijnland worden ondersteund. Aanvullend wordt gesproken over een tracé van Delft naar het glastuinbouwcluster in het Westland en een tracé van Delft naar het glastuinbouwcluster en gebouwde omgeving in het Oostland.
Op dit open warmtetransportnet kunnen meerdere warmtebedrijven en -bronnen aangesloten worden. De infrastructuur kan en zal op termijn ook ingevoed worden met andere te ontwikkelen hernieuwbare bronnen, zoals geothermie.
Gasunie is in 2019 gestart met het ontwikkelen het warmtetransportnet, met als perspectief dat zij na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening worden aangewezen als warmtetransportbeheerder. Als beoogd onafhankelijk warmtetransportbeheerder zal Gasunie onder andere het netbeheer en de systeemoperatie als wettelijke taken krijgen. Tevens zal hen worden voorgeschreven dat partijen non-discriminatoir gebruik moeten kunnen maken van het warmtetransportnet. Het streven is om in 2024/2025 het eerste deel van het warmtetransportnet, het tracé Vlaardingen-Den Haag, operationeel te hebben.
Om tot de realisatie van deze infrastructuur te komen, is van verschillende partijen commitment nodig. Gasunie dient als staatsdeelneming in dit project het publieke belang en faciliteert met deze energie-infrastructuur de markt. Zij houdt zich daarbij aan hoge veiligheidsstandaarden. De gewenste, toekomstgerichte ontwikkeling betekent hogere kosten en grotere onzekerheid voor Gasunie over bijvoorbeeld de snelheid waarmee gebruikers aansluiten op het warmte-transportnet. Met de huidige tarieven voor warmte leidt dit er toe dat de eerste fase van het warmtetransportnet niet zonder financiële steun vanuit overheidspartijen tot stand kan komen.
Om de unieke kans op CO2-besparing op relatief korte termijn niet mis te lopen, is het Rijk bereid om in totaal 137,5 miljoen euro ter beschikking te stellen aan Gasunie voor het warmtetransportnet. Dit bedrag is te verdelen over een directe subsidie (100 miljoen euro) en een subsidie in de vorm van een lening (37,5 miljoen euro)5. De directe investeringssubsidie is onderdeel van een convenant met Gasunie dat ik in september 2019 heb getekend. Het betreft voornamelijk de inzet van de klimaatenveloppe middelen, waarover de Kamer in 2019 is geïnformeerd6. Hiervan is in 2019 al 15 miljoen euro toegekend voor de voorbereidingen van de eerste fase van het warmtetransportnet. Indien de aandeelhouder van Gasunie, de Minister van Financiën, later dit jaar een finaal positief besluit neemt over het warmtetransportnet, ben ik voornemens de resterende middelen van 75 miljoen euro die zijn toegezegd in het kader van het convenant toe te kennen en een aanvullende 10 miljoen euro op basis van een tweede convenant met Gasunie en de provincie Zuid-Holland dat nu wordt voorbereid. In dat tweede convenant ben ik ook voornemens af te spreken dat het Rijk daarnaast beoogt om een subsidie in de vorm van een lening van 37,5 miljoen euro te verstrekken, die uitbetaald zal worden nadat de vergunningen voor het tracé Rijswijk-Leiden verleend zijn. Dit zal naar verwachting in 2023 het geval zijn. De lening wordt in een periode van 10 jaar terugbetaald, waarbij geldt dat de terugbetalingsverplichting onder voorwaarden (gedeeltelijk) kan komen te vervallen.
De besteding van de middelen zal worden gemonitord aan de hand van de rapportageverplichting die aan de subsidieverlening verbonden is. Voorts is het van belang om te benadrukken dat de financiële middelen aan Gasunie zijn toegezegd tegen de achtergrond van het algemeen economisch belang dat met de activiteiten wordt gediend en de beoogde wettelijke rol van Gasunie op grond van de voorziene Wet collectieve warmtevoorziening. Als warmtetransportbeheerder zal Gasunie onderhevig zijn aan tariefregulering. De basis van deze tarief-regulering is dat de warmtetransportbeheerder niet meer dan de efficiënte kosten inclusief een redelijk rendement in rekening mag brengen bij de gebruikers7.
Intensieve samenwerking om unieke kans te benutten
De verschillende partijen, zoals hierboven genoemd, zijn in gesprek over de realisatie van het warmtetransportnet vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan de energietransitie. Voor mijn ministerie en de provincie Zuid-Holland geldt dat de politiek-bestuurlijke besluitvorming grotendeels is afgerond. Wij staan klaar om de benodigde overeenkomsten en contracten te ondertekenen voor de realisatie van de eerste fase van het warmtetransportnet. De raden in de Leidse regio hebben inmiddels ook besloten zich gezamenlijk in te spannen om het benutten van restwarmte te bevorderen binnen hun rol in de warmtetransitie. Daarnaast geldt dat de gemeente Rotterdam positief besloten heeft over de verdere uitwerking van het tracé Rijswijk-Leiden. Daarbij zijn wel enkele voorwaarden opgenomen, waaronder de bestendigheid van het herstructureringsplan van Warmtebedrijf Rotterdam (WbR) vanwege de goedkeuring van de Europese Commissie die nodig is voor het verlenen van de herstructureringssteun en de ruimte die er binnen de SDE++ of een alternatief instrument is voor een subsidie voor WbR. Over dit laatste heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden en is de verwachting dat dit aan het volgend kabinet ligt.
Ook Gasunie staat klaar om een investeringsbesluit te nemen. Voor hen is naast de financiering van het Rijk en medeoverheden, het verkrijgen van voldoende contracten over afname van transportcapaciteit (hierna: transportcontract) één van de belangrijkste voorwaarden voor het nemen van een verantwoorde investeringsbeslissing. Gasunie heeft mij laten weten nog geen besluit te kunnen nemen, totdat energiebedrijf Eneco is overgegaan tot ondertekening van een transportcontract zoals dat sinds september 2019 is voorzien. Gasunie heeft destijds8 het project «Leiding door het Midden» van Eneco overgenomen. Onderdeel van deze overnamedeal was dat Eneco als launching customer voor de transportleiding een transportcontract met Gasunie zou sluiten. De ondertekening van de transportcontract is van cruciaal belang voor het nemen van een investeringsbesluit en het realiseren van het warmtetransportnet.
Gasunie, Eneco en mijn ministerie blijven dan ook komende tijd nauw hierover met elkaar in gesprek, uiteraard zonder afbreuk te doen aan de beoogde rol van Gasunie als warmtetransportbeheerder en met name de non-discriminatoire toegang voor derden tot het Warmtetransportnet. De bedoeling is om vóór 1 oktober tot finale besluitvorming over te gaan. Gasunie zal vervolgens begin oktober een investeringsbeslissing kunnen nemen. Als de aandeelhouder, de Minister van Financiën, met deze beslissing instemt, zal de uitvoeringsfase van start kunnen gaan.
Gezamenlijke richting naar een volgende fase
Naast bovengenoemde gesprekken, zal de komende tijd de focus gericht zijn op enkele punten die van belang zijn voor een definitief besluit, zoals helderheid over de bestendigheid van het herstructureringsplan van Warmtebedrijf Rotterdam vanwege de goedkeuring van de Europese Commissie die nodig is voor het verlenen van de herstructureringssteun en eventuele passende stimulering vanuit de SDE++ of een alternatief instrument voor projecten die gebruik maken van gemeenschappelijke infrastructuur. Over dit laatste punt heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden en is de verwachting dat dit aan het volgend kabinet ligt. Het punt is echter wel van belang voor de businesscase van warmtebedrijven die willen aansluiten op het warmtetransportnet. Verder zal komende maanden gekeken worden hoe de uitvoeringsfase het beste kan worden ingericht, met respect voor ieders rol en verantwoordelijkheid. De gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen blijft daarbij centraal staan.
Ik vertrouw op een positieve afloop richting 1 oktober vanuit de gedachte dat voor alle partijen de noodzaak tot verduurzamen buiten kijf staat en het warmtetransportnet een unieke kans is die we niet kunnen laten lopen. Ik dank alle betrokkenen voor hun niet aflatende inspanningen en zal uw Kamer in het najaar informeren over de finale besluitvorming.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius
Kamerstukken 30 196 en 32 813, nr. 676 en zie ook de beknopte weergave in de Voorjaarsnota, Kamerstuk 35 850 XIII.
Restwarmte is cf. de Europese richtlijn (RED: renewable energy directive) een warmtebron voor duurzame warmtenetten.
Definitieve hoogte en vorm zijn afhankelijk van de onderbouwing voor financiering en worden bepaald ten tijde van de subsidiebeschikking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30196-763.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.