29 628 Politie

Nr. 268 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 september 2011

Met deze brief bied ik u het rapport «Politiesuïcide, inventarisatie van zelfdoding door ambtenaren van politie in Nederland»1 over het onderzoek naar de omvang van suïcide bij de Politie aan en mijn beleidsreactie daarop. Dit onderzoek is verricht als onderdeel van het programma- en actieplan «versterking professionele weerbaarheid», dat ik op 27 juni van dit jaar aan uw Kamer heb verzonden (Kamerstuk 29 628, nr. 262). Het onderzoek is verricht door de Vrije Universiteit Amsterdam en Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van de Politieacademie.

Suïcide is zeer ingrijpend voor de nabestaanden. Een individu besluit tot een dramatische uitweg en familie, vrienden en collega’s blijven achter met verdriet en vragen. Ook voor de politieorganisatie laat onderliggend rapport een beeld zien dat voor mij reden is om extra in te zetten op de juiste aandacht en zorg voor de politiemensen en hun omgeving.

Bevindingen van het onderzoek

Onderzoek

In Nederland is nog niet eerder onderzoek gedaan naar de omvang van suïcide onder politiemensen. Er is in Nederland geen informatie beschikbaar over verschillen in suïcide ingedeeld naar beroepsgroep, niet bij het CBS en ook niet uit wetenschappelijk onderzoek.

In het buitenland is volgens het rapport op het gebied van suïcide onder politieambtenaren meer onderzoek verricht. Hieruit blijkt, dat zelfdoding onder (tand)artsen, psychiaters, brandweerlieden, militairen en politiemensen relatief veel voorkomt. Hier is geen sluitende verklaring voor. Er wordt gewezen op beroepsgerelateerde stress en toegang tot geschikte middelen om de zelfdoding uit te voeren. Eerder onderzoek laat ook zien, dat suïcide het sluitstuk is van een complex van factoren. Deze factoren kunnen samenhangen met trauma’s op het werk, stress op het werk, persoonlijkheid, coping ofwel de wijze waarop iemand omgaat met problemen en arbeidsomstandigheden zoals een gebrekkige communicatie en gebrek aan steun vanuit de leiding. Privéomstandigheden spelen daarbij ook een rol. Het onderzoek geeft ook aan dat een suïcide in een eenheid een negatief effect heeft op de weerbaarheid en arbeidsproductiviteit van de achterblijvers. Op het Amerikaanse continent zijn goede resultaten geboekt met preventieprogramma’s die verscheidende aspecten behandelen. Het gaat daarbij om het aanleren van coping-strategieën bij het omgaan met persoonlijke en professionele problemen, emotionele ondersteuning, debriefing na traumatische gebeurtenissen en open communicatie na de zelfdoding van een collega. Centraal staan steeds open communicatie, het stimuleren van het inschakelen van hulp en probleemsignalering.

Beleid

In landen om ons heen is zelfdoding onder politieambtenaren een erkend probleem, waar ook specifiek (preventie)beleid op wordt gemaakt. Uit het onderzoek blijkt dat binnen de Nederlandse politie geen specifiek beleid ter preventie van suïcide wordt gevoerd. Ook werkplannen ter preventie van of omgang met suïcide onder het personeel ontbreken.

Prevalentie

Daarnaast concluderen de onderzoekers dat de benodigde informatie over suïcide gevallen onvoldoende in de geautomatiseerde systemen van de Nederlandse politie is terug te vinden. Het gemiddelde suïcidecijfer in Nederland is 9,2 per 100 000 inwoners per jaar. Uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat het suïcidecijfer onder politiemensen ongeveer drie keer hoger is dan het gemiddelde in een land. Het aantal zelfdodingen binnen de Nederlandse politie zou daarmee naar alle waarschijnlijkheid, afgezet tegen de operationele sterkte van 49 500 fte, per jaar naar schatting tussen de vijftien en achttien gevallen moeten liggen. Het cijfer dat de onderzoekers uit de politieregistratiesystemen halen is 10,5 per 100 000, ofwel circa 5 op de politiepopulatie van 49 500 fte. Verder verbetering an de rgistratie lijkt daarom geboden.

Aanbevelingen

De onderzoekers doen de aanbeveling om dit onderzoek voort te zetten met een onderzoek naar de aard, omvang, achtergronden en gevolgen van zelfdoding door ambtenaren van politie en de mogelijke verklaringen hiervoor. Vervolgens wordt geadviseerd de suïcidefrequentie te vergelijken met de gehele bevolking en met relevante beroepsgroepen. Ten aanzien van de registratie wordt geadviseerd om bij de herziening van politieregistratiesystemen beter toe te zien op het juiste gebruik van protocollen.

Beleidsreactie

Het rapport «Politiesuïcide, inventarisatie van zelfdoding door ambtenaren van politie in Nederland» geeft een indicatie van de omvang van het probleem, maar concludeert direct, dat de registratie ontoereikend is. Los van de geschatte omvang van het probleem acht ik het mijn verantwoordelijkheid als werkgever om er alles aan te doen suïcide onder politiemensen terug te dringen. Wij moeten er alles aan doen om zo min mogelijk (pogingen tot) zelfdodingen binnen onze organisatie te hebben. Iedere suïcide van een agent die (mede) wordt veroorzaakt door een tekortschietende zorg en aandacht in de politieorganisatie, moet voorkomen worden. Dit is voor mij dan ook een wezenlijk thema bij de versterking van de professionele weerbaarheid en het vakmanschap van politiemensen.

Het actieprogramma voor de versterking van de mentale weerbaarheid van onze politiemensen zal leiden tot minder mentale en psychosociale problematiek en is daarmee in lijn met de strategieën die in het buitenlandse wetenschappelijk onderzoek beschreven zijn. Desondanks is het in mijn ogen noodzakelijk om de maatregelen in het programma aan te scherpen en aan te vullen ten aanzien van suïcide. Ik tref daartoe de volgende maatregelen.

Specifiek beleid

Het onderzoek wijst uit, dat er geen specifiek beleid ter preventie van suïcide is en dat ook werkplannen of protocollen voor de omgang met suïcide ontbreken. Het programma- en actieplan professionele weerbaarheid voorziet reeds in de ontwikkeling van preventie, zorg en nazorg. Ik zal ervoor zorg dragen, dat de preventie en omgang met zelfdoding daarin expliciet aandacht krijgt.

Zo wordt geïnvesteerd in laagdrempelige professionele opvang door het inrichten van een fysiek en digitaal 24-uurs loket2, waar politiemensen die in psychosociale nood verkeren terecht kunnen. Dit geldt ook voor familie, vrienden en collega’s, die zich zorgen maken over hun naaste. Het loket werkt nauw samen met het bedrijfsmaatschappelijk werk en onderneemt na iedere melding direct actie. Bijvoorbeeld door een gesprek aan te gaan met de betrokken medewerker of zijn familie. Daarna wordt indien nodig en gewenst een zorgtraject gestart. De afspraken over de interne zorglijn tussen bedrijfsmaatschappelijk werk, het Bedrijfsopvangteam, GGZ, de arbo-coördinatoren en bedrijfsartsen worden herijkt, zodat ze naadloos op elkaar aansluiten en er geen gevallen onopgemerkt blijven of wegglippen.

Het aanreiken van de vaardigheden voor de herkenning van en de omgang met signalen die duiden op een verminderde mentale weerbaarheid, zijn onderdeel van het actieplan en deze zullen ook nader toegespitst worden op zelfdoding.

Ik zal ook voor het einde van 2011 een protocol laten ontwikkelen, dat erin voorziet, dat bij iedere onderkende (poging tot) suïcide (voor zover mogelijk) wordt nagegaan zodat vastgelegd kan worden wat de oorzaken zijn. De rapportage hierover wordt geanonimiseerd centraal opgeslagen bij de afdeling Gedragswetenschappen van de Politieacademie. Ik zal op basis van de resultaten die de invoering van dit protocol oplevert in 2014 een besluit nemen of nader kwantitatief onderzoek naar suïcidefrequentie bij de politie nodig is.

Registratie

De registratie van gevallen van suïcide laat te wensen over. Ik vind het belangrijk om de omvang van het probleem te kennen en de ontwikkeling ervan door de jaren heen te kunnen volgen. Ik wil de last voor de registratie van suïcide niet bij de politie zelf neerleggen. Ik ben daarom in gesprek met verzekeringsmaatschappij CZ en pensioenfonds ABP over een sluitend registratiesysteem. Ik heb hierbij nadrukkelijk aandacht voor de zorgvuldige omgang met deze privacygevoelige materie. De informatie in het registratiesysteem mag onder geen beding te herleiden zijn tot individuele personen.

Onderzoek

De aanbeveling om vervolgonderzoek uit te voeren, wordt gevolgd door het onderzoek naar de oorzaken van psychosociale klachten bij de politie nader toe te spitsen op suïcide. Dit onderzoek wordt uitgevoerd als onderdeel van het actieprogramma weerbaarheid.

Een vergelijkend onderzoek naar suïcidefrequentie bij andere beroepsgroepen is in mijn visie te breed voor het weerbaarheidsprogramma en levert gezien de verwachte lange doorlooptijd geen meerwaarde op voor mijn primaire doelstelling: het terugdringen van suïcide binnen de politie.

Ik zal u bij de volgende voortgangsrapportage over het actieprogramma weerbaarheid informeren over de nadere uitwerking van de bovengenoemde maatregelen.

Ik ben van mening, dat ik hiermee een samenhangend pakket van maatregelen neerzet ter preventie van suïcide en voor de nazorg als het toch misgaat. Dit laatste is belangrijk, omdat ik mij realiseer, dat het helaas onmogelijk is om deze verdrietige keuze die door sommige mensen gemaakt wordt helemaal uit te bannen.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Bij Defensie bestaat een dergelijk loket al langer. Er start voor de politie een proef, waarbij gebruik gemaakt wordt van de infrastructuur en de kennis van Defensie. Het Veteranenfonds heeft een subsidie beschikbaar gesteld voor het opzetten van dit loket (voor alle medewerkers, niet alleen veteranen).

Naar boven