Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 29447 nr. 74 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 29447 nr. 74 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 mei 2022
Met deze brief geef ik u mijn reactie op het onderzoek van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) over de toekomst van de bloedvoorziening.1 Voormalig Staatssecretaris Blokhuis heeft deze bevindingen in december vorig jaar naar uw Kamer gestuurd.2 Met dit standpunt beschouw ik eveneens de motie van het lid Van den Berg c.s.3, de aanleiding voor het onderzoek, als uitgevoerd.
Met de motie Van den Berg c.s. is de regering verzocht een onderzoek in te stellen naar hoe de Nederlandse bloedvoorziening in de toekomst eruit zou moeten zien. En te bezien of het noodzakelijk dan wel wenselijk is dat er meer publiekrechtelijke aansturing komt op de Bloedvoorzieningsorganisatie.
Ik zal deze brief beginnen met een korte samenvatting van de kern van de bevindingen en de conclusies van de NSOB. Daarbij zal ik gelijk een korte reactie geven (hoofdstuk 1). Na deze samenvatting zal ik gedetailleerder ingaan op de kwesties die de NSOB signaleert en de politieke afwegingen die de NSOB voorstelt ten aanzien van deze kwesties. Op de bevindingen zal ik dan een uitgebreidere reactie geven (hoofdstuk 2).
De NSOB benoemt in zijn rapport vier kwesties: die van zelfvoorziening, van kwaliteit, van ethische uitgangspunten en van verantwoording. De vier kwesties lijken niet tegelijkertijd oplosbaar te zijn. De NSOB geeft aan dat het een politieke afweging is welke kwestie prioriteit heeft. Hierbij is de vraag welke publieke waarden en belangen het meest van belang zijn en zelfs dan is er niet één gepaste oplossing voor de toekomst van de bloedvoorziening.
De kern van de bevindingen van de NSOB kan als volgt worden samengevat. De voorziening rond de kort houdbare bloedproducten (zoals rode bloedcellen) is op orde. Er is geen aanleiding tot het wijzigen van de huidige voorziening. Wel wijst de NSOB erop dat donors beter geïnformeerd zouden moeten worden over de verwerking van het «om niet» gedoneerde plasma. De NSOB stelt dat veel donors niet weten dat hun plasma verwerkt wordt tot plasmageneesmiddelen door een commerciële partij en dat daarmee winst kan worden gemaakt. Ik neem deze aanbeveling ter harte en ik zal de Bloedvoorzieningsorganisatie, Stichting Sanquin Bloedvoorziening, verzoeken hier beter zorg voor te dragen.
Verder ziet de NSOB kwetsbaarheden in de voorziening van plasmageneesmiddelen onder buitengewone omstandigheden zoals een crisis. De oplossing hiervoor ligt meer in een Europese samenwerking dan dat dit op nationaal niveau kan worden opgelost. Ik juich daarom het Europese onderzoek toe naar een Europese zelfvoorziening waarin Sanquin deelneemt via de European Blood Alliance4. Dit is in lijn met mijn inzet op het versterken van leveringszekerheid van medische producten door inzet op een proactieve EU-agenda voor het verminderen van strategische afhankelijkheden en andere kwetsbaarheden in de productie en toeleveringsketen voor (kritische) medische producten.5
De NSOB geeft ook als overweging om het toezicht op Sanquin te vereenvoudigen door bijvoorbeeld het onderscheid tussen wettelijke taken en niet-wettelijke activiteiten los te laten. Ik onderschrijf de behoefte om het toezicht op Sanquin te vereenvoudigen. In plaats van het genoemde onderscheid los te laten, wil ik samen met Sanquin de mogelijkheden verkennen om de wettelijke taken organisatorisch helemaal los te plaatsen van de niet-wettelijke activiteiten.
Zoals ik al aangaf zal ik hierna de door de NSOB beschreven overwegingen voor iedere kwestie verkort weergeven. Hierbij houd ik me zoveel mogelijk aan de woordkeuze van de NSOB om recht te doen aan de reflectie van de NSOB. In mijn reactie zal ik uitgebreider ingaan op de overwegingen van de NSOB dan ik hierboven heb gedaan.
De NSOB heeft de vraag naar publiekrechtelijke sturing breed opgevat. Voor de NSOB gaat het om publieke belangen en publieke waarden en de rol die de overheid daarin zou moeten hebben. De NSOB benoemt bij iedere kwestie afzonderlijk de interventiemogelijkheden. Ik verwijs u naar de nota van bevindingen van de NSOB voor het volledige beeld.6 In deze brief ga ik in op de meest in het oog springende argumenten. Ik zal de interventiemogelijkheden gelijk voorzien van een reactie.
Op het gebied van bloed en kort houdbare bloedproducten is Nederland zelfvoorzienend. De NSOB is van mening dat er geen aanleiding is om deze wettelijke taak weg te halen bij Sanquin en onder sterker overheidsgezag te organiseren. De uitvoering van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen is met toestemming van de Minister belegd bij Sanquin Plasma Products BV (SPP). De NSOB stelt dat zonder deze toestemming er zich ongewenste effecten op de markt van (plasma)geneesmiddelen zouden voordoen: de Nederlandse fabriek zou verdwijnen, er zou onzekerheid zijn over Nederlands plasma voor de Nederlandse markt en er zou geen sprake zijn van leveringszekerheid zijn voor de Nederlandse markt. Ook zouden er bedrijven aan de deur kloppen om plasma tegen betaling in te zamelen. De Nederlandse markt zou afhankelijker worden van de wereldmarkt. De patiënten en ziekenhuizen aan de ene kant en de internationale bedrijven aan de andere kant zouden dit onderling niet op kunnen lossen. Daarmee is sprake van marktfalen. Zonder overheidsingrijpen, en daarmee het marktfalen voort te laten bestaan, was SPP vermoedelijk failliet gegaan en de fabriek uit Nederland verdwenen. Vanuit het publieke belang van een eigen voorziening, wat door de pandemie een groter belang is geworden, was dat een ongewenste situatie. De NSOB merkt op dat voormalig Minister van Ark daarom de fabriek wilde behouden. De NSOB vraagt zich echter af of nu sprake is van een gedeeltelijke zelfvoorziening omdat er geen of nauwelijks zeggenschap is van Sanquin of de overheid over Prothya (de rechtsopvolger van SPP).
Het enige wat de toenmalige Minister in die situatie kon doen was de uitvoering van de wettelijke taak door de nieuwe eigenaar van SPP al dan niet goed keuren. Sanquin ging immers zelf over de verkoop. De NSOB vraagt zich af of de leveringszekerheid, door het behoud van de Nederlandse productiefaciliteit, ook in stand zal blijven als de nood hoog is of als na 10 jaar het contract met Prothya afloopt.
Het is een politieke afweging welk publiek belang in geval van de plasmageneesmiddelenvoorziening het grootst wordt geacht: het hebben van een eigen productiefaciliteit en met Nederlands plasma zoveel mogelijk de Nederlandse markt dekken of het op orde hebben van de beschikbaarheid (ongeacht de herkomst van plasma, plaats van productie en met al dan niet betaalde plasma).
Een eigen (publiekrechtelijke) productiefaciliteit is onhaalbaar gebleken. Niet alleen vanwege de hoge kosten maar vooral door de open en innovatieve markt met een klein aantal grote spelers. Nederland heeft nu weliswaar een productiefaciliteit, maar de overheid heeft daar geen zeggenschap over. De NSOB stelt dat een productiefaciliteit in Nederland vooral symbolisch van belang is, de overheid kan namelijk alleen in zeer uitzonderlijke situaties de plasmageneesmiddelen vorderen.
De NSOB stelt dat de huidige situatie geen probleem hoeft te zijn als vooral gehecht wordt aan de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma voor de Nederlandse markt. Deze afspraken zijn gemaakt met Prothya, hoewel de NSOB dit niet hele harde afspraken vindt. Het is niet per se nodig dat plasmageneesmiddelen (uit Nederlands plasma) voor de Nederlandse markt ook in Nederland worden geproduceerd. Dit kan in de toekomst bijvoorbeeld via een aanbesteding worden geregeld en dit vereist niet meer publiekrechtelijke sturing. Als het grootste belang de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen is, ook in tijden van crisis, dan is alleen aanbesteden niet voldoende, maar zal er op Europees niveau samenwerking moeten plaatsvinden.
Wat betreft de voorziening van kort houdbare bloedproducten kan ik me vinden in de conclusie van de NSOB dat hier geen noodzaak is tot meer publiekrechtelijke sturing.
Voor de voorziening van plasmageneesmiddelen merk ik het volgende op. Bij de uitbraak van de coronacrisis is duidelijk geworden hoe waardevol het kan zijn om een eigen productiefaciliteit te hebben. Ondanks het uitgangspunt dat de Europese Unie een interne markt is, gingen sommige landsgrenzen binnen de EU toch tijdelijk dicht voor de doorvoer van medisch noodzakelijke producten. In het geval Sanquin een overeenkomst had gehad met een fabrikant in een ander EU lidstaat en deze zou zijn grenzen hebben gesloten voor het vervoer van medische producten, dan had Nederland (tijdelijk) met een tekort aan plasmageneesmiddelen gezeten. Dit probleem zal zich minder snel voordoen als de productiefaciliteit van de fabrikant, zoals Prothya, zich in Nederland bevindt.
De afspraak met Prothya om Nederland te voorzien van plasmageneesmiddelen noemt de NSOB niet heel hard, omdat sprake is van een inspanningsverplichting. Hierbij wil ik opmerken dat Sanquin een prioriteitsaandeel in Prothya heeft voor de uitvoering van deze wettelijke taak en daarmee een beslissende stem in de uitvoering hiervan. Verder is de toestemming van de overheid gekoppeld aan dit prioriteitsaandeel. Prothya is daarmee gehouden aan het beschikbaar stellen van plasmageneesmiddelen uit Nederlands plasma op de Nederlandse markt zolang geen sprake is van productieproblemen. Wanneer Prothya de gemaakte afspraken niet nakomt, dan vervalt de toestemming en kan Sanquin een andere partij voordragen om het Nederlandse plasma te verwerken. We komen dan in een situatie waarbij de NSOB als voorbeeld een aanbesteding van het Nederlandse plasma noemt waarin niet meer publiekrechtelijke sturing vereist is. Ik onderschrijf de conclusie van de NSOB dat in geval van een aanbesteding niet meer publiekrechtelijke sturing noodzakelijk is.
Nederland is net als veel andere Europese landen niet zelfvoorzienend wanneer het gaat om het inzamelen van plasma en de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen7. Bovendien is sprake van een wereldwijde schaarste aan menselijk plasma, de grondstof van plasmageneesmiddelen, en daarmee aan plasmageneesmiddelen. Deze schaarste is verder onder druk komen te staan door de coronapandemie. De NSOB verwacht dat de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen in tijden van crisis bij een Europese samenwerking beter geregeld zal zijn. Voormalig Staatssecretaris Blokhuis heeft in de laatste Actualiteitenbrief bloedvoorziening aangegeven dat de Europese bloedvoorzieningsorganisaties, verenigd in de European Blood Alliance, een subsidieaanvraag bij de Europese Commissie heeft ingediend. Met deze subsidie kunnen de mogelijkheden worden onderzocht om in de Europese Unie meer plasma in te zamelen zodat de EU onafhankelijker wordt in zijn eigen plasma(geneesmiddelen)voorziening. Een Europese zelfvoorziening lijkt eerder te realiseren wanneer de Europese Commissie dit initieert.8 Ik ben daarom blij om van Sanquin te hebben vernomen dat de commissie voornemens is de subsidie toe te kennen aan de European Blood Alliance.
De NSOB concludeert dat de kwaliteit van Sanquin in goede handen lijkt te zijn. Onderdeel van deze kwaliteit is het om niet doneren, maar ook de vervlechting van wettelijke taken met niet-wettelijke activiteiten zoals het doen van onderzoek. Dit onderzoek kan namelijk nieuwe inzichten opleveren die de kwaliteit van kort houdbare bloedproducten waarborgt of zelfs verbetert. Bij de productie van plasmageneesmiddelen hangt de kwaliteit voor een belangrijk deel samen met innovatie, schaalgrootte, expertise en netwerk, zaken waarover Prothya beschikt. De NSOB concludeert dan ook dat in dit domein publieke dwangmiddelen minder geschikt lijken dan private belangen. De NSOB ziet dan ook geen aanleiding om op dit punt meer publiekrechtelijke sturing in te voeren. In geval van een Europese samenwerking merkt de NSOB op dat zal moeten worden voldaan aan kwaliteitseisen die Nederland wenselijk acht. Dit is nodig omdat niet elk Europees land de kwaliteit even afdoende heeft gewaarborgd.
Ik onderschrijf de conclusie van de NSOB dat rond de kwestie kwaliteit geen aanleiding is voor meer publiekrechtelijke sturing. Voordat plasmageneesmiddelen op de interne markt verhandeld mogen worden moeten deze producten voldoen aan bepaalde registratie-eisen, waaronder eisen aan kwaliteit en veiligheid. Lidstaten kunnen uit oogpunt van veiligheid en kwaliteit aanvullende eisen stellen.
Eén van de normatieve uitgangspunten van de Wet inzake bloedvoorziening die de NSOB benoemt, is het verwerken van plasma tot plasmageneesmiddelen zonder winstoogmerk. Er is een symbolische relatie tussen de gift en de verplichtingen en verwachtingen die daarbij horen. De NSOB stelt dat met de toestemming aan Sanquin Plasma Products BV om plasma te verwerken9, de symbolisering van de gift niet meer wordt beschermd. De huidige praktijk is dat om niet gegeven plasma door de stichting Sanquin verkocht wordt aan Prothya (de rechtsopvolger van SPP). Prothya is een farmaceutisch bedrijf met winstoogmerk dat in handen is van een internationaal consortium van private equity partijen en farmaceutische bedrijven. De NSOB stelt dat daarmee het normatieve uitgangspunt van om niet doneren onder druk komt te staan. Het om niet doneren blijkt daarmee geen principekwestie meer te zijn. Daarnaast worden donors niet actief door Sanquin op de hoogte gesteld dat hun om niet gedoneerde plasma uiteindelijk wordt verwerkt door een derde partij met winstoogmerk. De NSOB sluit niet uit dat als donors dit weten, zij niet meer bereid zijn om te doneren of daarvoor betaald willen worden.
Het om niet doneren van bloed en plasma is een ethisch en daarmee politiek uitgangspunt. Hier lijkt een breed draagvlak voor te bestaan. Het is een politieke afweging om het onbetaald doneren van plasma los te laten. Sanquin zou dan plasmadonors mogen betalen en andere marktpartijen zouden kunnen worden toegelaten. Deze liberalisatie zou het ethische probleem van het winstoogmerk van Prothya oplossen. Dit levert echter andere problemen en vragen op. Zal plasmadonatie stijgen? Zullen bloeddonors overstappen naar plasma? Of juist andersom? Wat doet het met de kwaliteit van het gedoneerde plasma? Is het uit te leggen en uit te voeren dat voor plasma betaald wordt en niet voor bloed en andere lichaamsmaterialen? Hoe wordt dit praktisch vormgegeven? Wat betekent dit voor de rol van Sanquin in de inzameling van plasma? Deze discussie is alleen zinvol als deze op Europees niveau gevoerd wordt. Op nationaal niveau is dit probleem niet oplosbaar: een genationaliseerde fabriek alleen voor Nederland is onmogelijk gebleken en verder zijn er nagenoeg geen non-profit partijen op de Europese markt te vinden. Als laatste oplossing noemt de NSOB om het plasma door de Franse staatsfabriek te laten verwerken en de producten aan te bieden op de Nederlandse markt.
Wat ik hier vooral van belang vind, zijn de behoeftes van de patiënt. Patiënten met bijvoorbeeld een aangeboren afweerstoornis zijn afhankelijk van immunoglobulinen uit plasma om enige kwaliteit van leven te kunnen hebben of zelfs om oud te mogen worden. De taak van de overheid is waar mogelijk de voorziening op orde te hebben zodat de patiënt ook toegang heeft tot deze geneesmiddelen. Omdat er nagenoeg geen non-profit partijen meer zijn op de Europese plasmageneesmiddelenmarkt kan het plasma alleen door een commerciële fabrikant verwerkt worden tot een geneesmiddel. Geen plasma meer inzamelen is geen optie omdat Nederland dan een groot risico loopt op tekorten aan plasmageneesmiddelen. Dit is niet wenselijk.
Het alternatief om de plasma inzameling te liberaliseren vind ik ook niet wenselijk. Naast de problemen en vragen die de NSOB opsomt speelt er ook nog iets anders. Net als voormalig Minister van Ark ben ik van mening dat met het om niet doneren ontegenzeggelijk vast staat dat een donor geen enkele druk ervaart om plasma (of andere lichaamsmaterialen) te doneren louter dan de wetenschap dat hij daarmee patiënten kan helpen. De symbolisering van de gift komt dan weliswaar niet tot uiting in de verwerking van het plasma zonder winstoogmerk, maar behoudt wel degelijk zijn altruïstisch karakter (de ander willen helpen zonder er iets voor terug te willen ontvangen). Er zullen ongetwijfeld ook donors zijn waarbij het niet primair gaat om verwerking van de donatie zonder winstoogmerk. Deze donor zal vooral gemotiveerd zijn om te doneren in de wetenschap dat uiteindelijk patiënten door zijn donaties zijn geholpen en dat zijn donaties zelfs levensreddend kunnen zijn. Ik ben het met de NSOB eens dat de donor wel het hele verhaal moet kennen. Dus dat Prothya een farmaceutisch bedrijf is met een winstoogmerk, maar ook dat ditzelfde bedrijf met plasmageneesmiddelen vele patiënten kan helpen.
Overigens betreft de winstgevende activiteit waar de NSOB op wijst, uitsluitend de verwerking van plasma tot geneesmiddelen. Dit zijn complexe processen die plaatsvinden nadat het plasma gedoneerd is. Om dit mogelijk te maken zijn periodieke kapitaalinvesteringen in gebouwen en installaties noodzakelijk. Op een open markt komen dergelijke investeringen alleen in voldoende mate tot stand als het mogelijk is rendement te maken op het geïnvesteerde vermogen. Zonder deze investeringen zal een fabriek met hoogwaardige biotechnologie, zoals Prothya, zich niet staande kunnen houden.
Ik zal met Sanquin bezien hoe de donors actief en beter geïnformeerd kunnen worden over wat uiteindelijk met hun donaties gebeurt, samen met de uitleg wat hun donaties voor patiënten kunnen betekenen. Of het Franse staatsbedrijf ook Nederlands plasma zou kunnen verwerken voor de Nederlandse markt zou nader uitgezocht moeten worden. Verwerking kan pas aan de orde zijn als het contract met Prothya afloopt. Overigens houdt het feit dat de aandelen van Laboratoire français du Fractionnement et des Biotechnologies (LFB) op dit moment in handen zijn van de Franse overheid niet per definitie in dat LFB een bedrijf is zonder winstoogmerk of geen winst uitkeert aan de Franse overheid. Bovendien is de Franse overheid voornemens een deel van deze aandelen te verkopen. Het is niet uitgesloten dat een toekomstige mede-eigenaar van LFB een commerciële partij is.
De NSOB constateert dat toezicht houden of controle uitoefenen op een hybride organisatie10, zoals Sanquin, lastig is voor de overheid als ook voor de Kamer. Dit wordt versterkt door het onderscheid tussen wettelijke taken en niet-wettelijke activiteiten.
De NSOB geeft ter overweging om de publieke belangen van de overheid meer te integreren in de besturing van Sanquin. Zo zou de Minister een kwaliteitszetel in de raad van toezicht van Sanquin kunnen inbrengen. Wanneer meer behoefte is aan politieke grip op Sanquin dan zou de Minister de raad van bestuur kunnen benoemen. Tegelijkertijd vraagt de NSOB zich af of dit wenselijk is voor een maatschappelijke organisatie die verschillende belangen dient te integreren. Bovendien is het de vraag of dit de oplossing is voor de toekomst van de bloedvoorziening: de vier kwesties overstijgen het beleid van Sanquin.
Verder geeft de NSOB ter overweging om het onderscheid tussen wettelijke taken en niet-wettelijke activiteiten los te laten. Het toezicht zou zich dan moeten richten op de vraag of de activiteiten een publiek belang dienen of een publieke waarde vertegenwoordigen. Ook zou gekozen kunnen worden om de bloedvoorziening als geheel publiekrechtelijk te organiseren (nationaal of Europees). Al geeft de NSOB aan dat de publieke waarde van pluraliteit van motieven voor donorschap wellicht beter gewaarborgd is bij een maatschappelijke organisatie.
We moeten voor ogen houden dat Sanquin een privaatrechtelijke stichting is, die wettelijke taken uitvoert. Ik vind dat er op dit moment geen zwaarwegende argumenten zijn om dit te wijzigen in een publiekrechtelijke organisatie. Zoals de NSOB zelf ook al concludeerde is de voorziening van de kort houdbare bloedproducten op orde. Dat voor de voorziening van plasmageneesmiddelen een afhankelijkheid is van een derde commerciële partij, zal niet veranderen door Sanquin te veranderen in een publiekrechtelijke organisatie. Op dit moment zie ik ook geen aanleiding om een kwaliteitszetel in de raad van toezicht aan te stellen of de raad van bestuur te benoemen. Beide zullen mijns inziens niet bijdragen aan een beter toezicht op de uitvoering van de wettelijke taken.
Het toezicht op de wettelijke taken zou daarentegen eenvoudiger moeten. Zoals de NSOB al aangeeft bemoeilijken de niet-wettelijke activiteiten binnen de stichting het toezicht. In plaats van het onderscheid tussen de wettelijke taken en niet-wettelijke activiteiten los te laten, ben ik voornemens samen met Sanquin te onderzoeken of de wettelijke taken in een aparte juridische entiteit geplaatst kunnen worden. Door deze apart te plaatsen kan het toezicht hierop ook veel eenvoudiger worden. Het voorstel van de NSOB om het onderscheid los te laten houdt uiteindelijk in dat alle niet-wettelijke activiteiten van Sanquin als een wettelijke taak moet worden beschouwd. Op grond van de wet is Sanquin de enige organisatie die kort houdbare bloedproducten aan ziekenhuizen mag leveren. Sanquin mag hiervoor niet meer dan de kostprijs rekenen. Door alle activiteiten onder een noemer te plaatsen, zal dit het toezicht op de kostprijs van kort houdbare bloedproducten niet vereenvoudigen. Nog steeds moet duidelijk zijn welke (onderdelen van de) activiteiten toe te rekenen zijn aan de kostprijs van de kort houdbare bloedproducten.
De NSOB merkt terecht op dat de coronapandemie het publieke belang van zelfvoorziening in een ander licht heeft gezet. In de crisis is gebleken hoe moeilijk het was om aan de noodzakelijke medische producten te komen. Het verdwijnen van de productie van plasmageneesmiddelen uit Nederland zou tot een nieuwe crisis hebben geleid. Tegelijkertijd was het ook niet vanzelfsprekend dat een publiekrechtelijke Nederlandse fabriek levensvatbaar zou zijn. Zowel de coronapandemie als de verkoop van SPP laat de noodzaak van een Europese samenwerking zien.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Nota van bevindingen toekomst bloedvoorziening, Nederlandse School voor Openbaar Bestuur,
29 november 2021
European Blood Alliance is een Europese belangenvereniging van non profit bloedvoorzieningsorganisaties
Nota van bevindingen toekomst bloedvoorziening, Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, 29 november 2021
Het belangrijkste plasmageneesmiddel uit plasma zijn de immunoglobulinen, dit zijn reguliere antistoffen. De behoefte aan immunoglobulinen stijgt jaarlijks wereldwijd met circa 7%. Prothya kan met het Nederlandse plasma tegemoet komen aan ongeveer 55% van de Nederlandse behoefte.
Dit is toegestaan na inwerkingtreding van de Wet van 18 april 2018 tot wetswijziging van de Wet inzake bloedvoorziening in verband met de risicobeheersing binnen de Bloedvoorzieningsorganisatie (Stb. 2018, nr. 16) per 1 januari 2019.
Sanquin is een hybride organisatie omdat sprake is van enerzijds sterke overheidsregulering via de Wet inzake bloedvoorziening en anderzijds marktactiviteiten plaatsvinden (in de dochterondernemingen die volledig in eigendom zijn van stichting Sanquin).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29447-74.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.