28 385 Evaluatie Meststoffenwet

Nr. 214 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 september 2011

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu, de rapportage over de Nederlandse derogatie aan zoals deze naar de Europese Commissie is verzonden.1

Rapportageverplichting derogatie

Met de derogatiebeschikking (2005/880/EG) heeft de Europese Commissie aan Nederland ruimte geboden om onder voorwaarden een ruimere norm voor de toepassing van stikstof uit dierlijke mest toe passen dan rechtstreeks volgt uit de Nitraatrichtlijn. Per besluit van 5 februari 2010 (2010/65/EU) heeft de Europese Commissie aan Nederland wederom een derogatie toegekend voor de periode van het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2010–2013).

De derogatiebeschikking bevat verplichtingen op het punt van monitoring van de effecten van de derogatie. Nederland is gehouden een monitoringsnetwerk in stand te houden van tenminste 300 bedrijven die gebruikmaken van een derogatie. De derogatiemonitoring is ondergebracht bij het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid en wordt uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI).

Verder bevat de derogatiebeschikking de verplichting dat de jaarlijkse mestproductie (uitgedrukt in kilogrammen stikstof en fosfaat) de omvang van de mestproductie in 2002 niet zal overschrijden. Monitoring van de mestproductie vindt plaats door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Nederland dient de Europese Commissie jaarlijks in juni te rapporteren over resultaten van de monitoring. Onderhavige derogatierapportage bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Het RIVM-rapport «Landbouwpraktijken en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie; resultaten meetjaar 2009 in het derogatiemeetnet» (RIVM rapport 680717022/2011).

    Dit rapport bevat gegevens over de monitoring bij derogatiebedrijven van bodemwater, waterlopen en ondiep grondwater alsmede de gegevens over bemesting en opbrengst per bodemtype en gewas.

  • Het rapport «Resultaten van controles op en kengetallen van landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie alsmede kengetallen van de Nederlandse veehouderij». Dit rapport is gebaseerd op gegevens van Dienst Regelingen (DR) en de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit en bevat de uitkomsten van controle en handhaving en verscheidene trends in de landbouw.

De rapporten zijn recent aan de Europese Commissie ter beschikking gesteld. Beide rapporten treft u als bijlage bij deze brief aan. Conform de derogatiebeschikking zal Nederland in juni 2012 de Europese Commissie wederom voorzien van een geactualiseerde derogatierapportage.

Resultaten monitoring

Hieronder volsta ik met het beschrijven van enkele belangrijke resultaten. Voor een meer volledig beeld verwijs ik naar de (samenvattingen van de) bijgevoegde rapporten.

Uit de monitoring van het mineralenmanagement op de 300 derogatiebedrijven blijkt dat het gebruik van dierlijke mest in 2009 is toegenomen ten opzichte van het gemiddelde in 2006–2008. Het gemiddelde gebruik steeg tot 253 kg N/ha uit dierlijke mest en lag daarmee gemiddeld genomen iets boven de derogatienorm. Het totale gebruik aan stikstof uit meststoffen (dierlijke mest, kunstmest en overige organische meststoffen) lag gemiddeld genomen beneden de stikstofgebruiksnorm voor alle mestsoorten samen.

De monitoring van bodemwater, waterlopen en ondiep grondwater op de 300 derogatiebedrijven laat zien dat de nitraatconcentraties in het water dat uit de wortelzone spoelt op de derogatiebedrijven in de zandregio in 2010 op hetzelfde niveau lag als het gemiddelde over de jaren 2007–2009 (46 mg/l). Daarmee voldoet de melkveehouderij in de zandgebieden gemiddeld aan de norm van 50 mg nitraat per liter. In de klei- en in de veenregio lag de concentratie in het grondwater in 2010 met gemiddeld 28 mg/l respectievelijk 12 mg/l iets boven het gemiddelde over de periode 2007–2009, maar ruim binnen de norm. Gegevens over 2010 over het lössgebied waren niet tijdig beschikbaar om op te nemen in de rapportage.

De nitraatconcentratie in het slootwater was in 2008 gemiddeld duidelijk lager dan 50 mg/l (zand 26, klei 10, veen 4 mg/l). Het stikstofoverschot op de bodembalans was in 2009 iets hoger dan het gemiddelde over de jaren 2006–2008. Dit kwam vooral door een hogere aanvoer van stikstof op het bedrijf via (kunst)mest, dieren en voer, bij een gelijkblijvende afvoer. Het fosfaatoverschot op de bodembalans was in 2009 gelijk aan het gemiddelde over de jaren 2006–2008. Het gebruik van fosfaatkunstmest nam wederom af tot een niveau van slechts 4 kilogram per hectare. Een afname van 60% ten opzichte van 2006, het eerste jaar van de derogatie. Het gebruik van stikstofkunstmest is sinds 2006 gelijk gebleven.

Mestproductie 2009

De mestproductie in 2009 overschreed voor fosfaat het in de derogatiebeschikking opgenomen mestplafond met iets meer dan 1% (circa 2 miljoen kilogram fosfaat). Voor stikstof vond geen overschrijding plaats. Ik heb uw Kamer hierover per brief van 14 december 2010 (Kamerstukken II, 2010/11, 28 385, nr. 197) geïnformeerd.

Resultaten controle en handhaving

Het aantal bedrijven dat gebruik maakt van een derogatie is tussen 2006 en 2009 gedaald van 25 415 naar 22 947 bedrijven, een daling van 9,8%. Deze daling is grotendeels te verklaren uit de daling van het aantal melkveebedrijven in dezelfde periode (– 7,1%).

Uit de resultaten van controle en handhaving blijkt dat de naleving van de voorwaarden die verbonden zijn aan de derogatie alsmede van de gebruiksnormen in de melkveehouderij op een hoog niveau ligt.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven