28 345 Aanpak huiselijk geweld

Nr. 174 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2017

Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister en Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (VenJ) en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), de negende voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA).

Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn niet eenvoudig te stoppen. Het vraagt om een stevige gezamenlijke aanpak van alle betrokken partijen met heldere doelen en kaders en vertrouwen in elkaar. Alleen dan kunnen we een substantiële en duurzame vermindering van het aantal slachtoffers van geweld bewerkstelligen. Vanuit het Rijk wordt stevig ingezet om de veiligheid van slachtoffers van geweld te borgen door een centraal advies- en meldpunt te verstevigen (Veilig Thuis-organisaties), waar meldingen samenkomen en gezorgd wordt dat slachtoffers op de juiste plek worden geholpen. Daarnaast is het belangrijk dat op lokaal niveau gemeenten en professionals in het sociaal (inclusief onderwijs) en veiligheidsdomein gezamenlijk afspraken maken met Veilig Thuis over de aanpak en gezamenlijk een lerende omgeving creëren. Het Rijk wil dit graag verder ondersteunen.

In deze laatste voortgangsrapportage in deze kabinetsperiode ga ik in op de stand van zaken, met betrekking tot Veilig Thuis en de meldcode, toezeggingen die de afgelopen periode zijn gedaan en de uitvoering van een aantal moties. De belangrijkste onderwerpen daarbij zijn:

  • 1. De inzet van gemeenten samen met de Veilig Thuis-organisaties (VT-organisaties) in het kader van het door VenJ en mij gefinancierde VNG-programma «Veilig Thuis-de basis op orde». Uit dit programma blijkt dat 25 van de VT-organisaties de basis voldoende op orde hebben. Eén organisatie staat nog onder verscherpt toezicht. De gemeenten en Veilig Thuis doen er veel aan om de wachtlijsten terug te dringen. De Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: inspecties) houden toezicht op de kwaliteit van Veilig Thuis en zijn begin van dit jaar gestart met stap 2 van hun toezicht, waarbij ook weer naar de wachtlijsten wordt gekeken. De inspecties zullen hierover eind april / begin mei van dit jaar rapporteren.

  • 2. Uitvoering van het advies «Aanscherping en verbetering meldcode en werkwijze Veilig Thuis».

    Veilig Thuis krijgt, zoals besproken met uw Kamer een nieuwe rol, de zogenaamde radarfunctie (regievoering en monitoring). Daarvoor wordt momenteel een impactanalyse uitgevoerd. De algemene maatregel van bestuur (AMvB) ligt voor advies bij de Raad van State. Hierin wordt een afwegingskader voorgeschreven waarmee professionals in staat worden gesteld om te beoordelen of er sprake is van (een vermoeden van) ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dat melden bij Veilig Thuis vereist. Voor professionals die werken met de meldcode ga ik samen met mijn collega van VenJ en OCW een programma opzetten die de beroepsgroepen ondersteunt bij het opstellen van dit afwegingskader.

  • 3. De stand van zaken van het voortgezet Actieplan «Ouderen in veilige handen».

    Vorig jaar is een campagne uitgevoerd om financieel misbruik uit de taboesfeer te halen. In 2017 worden themabijeenkomsten georganiseerd om de handelingsverlegenheid te doorbreken en worden er door gemeenten pilots «ontspoorde mantelzorg» uitgevoerd. Het deelproject «veilig financieel ouder worden», waar ik mevrouw Stuiveling gevraagd heb met een goede aanpak te komen, richt zich onder andere op de bijdrage van banken aan het voorkomen van financiële uitbuiting.

Aan het slot van deze rapportage blik ik vooruit, naar aanleiding van twee belangrijke adviezen, te weten het eindrapport van de Taskforce Kindermishandeling en Seksueel Misbruik1 en het Manifest van de Kring van Veiligheid2. Zij pleiten voor nog meer daadkracht en gezamenlijke inzet om huiselijk geweld en kindermishandeling daadwerkelijk terug te dringen. Wij gaan graag met betrokken partijen aan de slag om de adviezen verder uit te werken.

1. Gemeenten

1.1. Veilig Thuis

In de vorige voortgangsrapportage GIA3 van 4 oktober 2016 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken bij de 26 VT-organisaties. Daarbij gaat het zowel om de verbetering en doorontwikkeling van Veilig Thuis en de verankering binnen het gemeentelijke domein als om de gevolgen van de aanscherping van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de werkwijze van Veilig Thuis. Op de voortgang van deze onderwerpen ga ik hieronder in.

Verbeteren en doorontwikkelen

Bijgaand treft u de derde voortgangsrapportage aan van het VNG-programma «Veilig Thuis-de basis op orde» (9 januari 2017, bijlage 1)4. In de afgelopen periode lag het accent op het op orde krijgen van de basis: de randvoorwaarden voor een goed functionerend Veilig Thuis. Inmiddels hebben 25 van de VT-organisaties de basis voldoende op orde. Ik waardeer de niet aflatende inzet en betrokkenheid van de gemeenten en de VT-organisaties.

Eén VT-organisatie, Gelderland-Zuid, staat nog onder verscherpt toezicht van de inspecties5. De hertoets van deze organisatie door de inspecties vindt eind maart 2017 plaats6. De komende tijd is veel inzet en aandacht nodig voor de verdere doorontwikkeling van Veilig Thuis. Bij deze verdere doorontwikkeling in 2017 richt het VNG-programma zich onder andere op de actualisatie van het VNG Model Handelingsprotocol en het komen tot een gezamenlijke norm voor de invulling van de rol van de vertrouwensarts en gedragsdeskundige. Daarnaast heeft het Landelijk Netwerk Veilig Thuis voor 2017 een werkplan opgesteld om in gezamenlijkheid een aantal overkoepelende thema’s te agenderen en uit te werken (waaronder de doorontwikkeling van het kwaliteitskader).

Wachtlijsten

In de vorige voortgangsrapportage is aangegeven dat de wachtlijsten afnemen, maar dat we er nog niet zijn. De wachtlijstproblematiek is hardnekkig. De rapportage van het VNG-programma bevestigt dit beeld. Een duurzame aanpak is nodig om hiermee om te gaan. Dit kost tijd en vraagt een grote inspanning van betrokken partijen. Samen met de gemeenten werken de VT-organisaties hier hard aan. De gemeenten hebben bijvoorbeeld extra financiering beschikbaar gesteld voor Veilig Thuis, waarmee onder andere extra personeel is aangetrokken om de wachtlijsten weg te werken. In een aantal VT-organisaties zijn werkprocessen gestroomlijnd om meldingen efficiënter en effectiever af te handelen. Ook maken VT-organisaties en gemeenten op basis van het kwaliteitskader «Veilig Thuis-zicht op veiligheid» afspraken over de aansluiting van Veilig Thuis op de lokale teams, zodat Veilig Thuis de afgehandelde zaken kan overdragen aan het juiste lokale- of regionale zorgaanbod. Daarmee is tevens geborgd dat bij de overdracht van zaken het zicht op veiligheid is gegarandeerd.

Politiemeldingen

Het signaal dat verschillende VT-organisaties veel werk hebben aan het beoordelen van politiemeldingen is opgepakt door mijn collega van VenJ, de politie en VT-organisaties. Zij voeren sinds oktober 2016 samen een actiegericht verbetertraject uit. Uitgangspunt blijft dat de politie al haar informatie over huiselijk geweld deelt met Veilig Thuis. Doel is dat de informatie-uitwisseling soepeler verloopt en dat de kwaliteit van de meldingen wordt verhoogd. Er is een probleemanalyse uitgevoerd in die regio’s waar de urgentie het hoogst is. Dit is tegelijk gekoppeld aan verbeteracties. Een voorbeeld van een verbeteractie is het organiseren van gedeeld eigenaarschap door politie-eenheden en Veilig Thuis. Politie-eenheden en VT-organisaties hebben lokale afspraken gemaakt over de aard van de benodigde informatie en de wijze waarop dit wordt uitgewisseld. Nagegaan wordt wat nodig is om de informatie-uitwisseling en samenwerking structureel uitvoerbaar te maken voor zowel de politie-eenheden als Veilig Thuis. Dat vraagt dit jaar nog een stevige inzet vanuit beide organisaties en ondersteuning vanuit de ministeries en de VNG. Dat alle organisaties hierin samen optrekken, blijkt de grote kracht van dit traject te zijn.

Inspecties

De inspecties volgen de ontwikkelingen bij Veilig Thuis nauwlettend. De toetsing uit Stap 1, gestart in 2015, ging over de randvoorwaarden waaraan Veilig Thuis moet voldoen om haar werk op een voldoende niveau uit te voeren: de basis op orde. In januari van dit jaar zijn de inspecties gestart met Stap 2 van de toetsing. Het toetsingskader daarvoor is in overleg met VT-organisaties en gemeenten opgesteld. Stap 2 richt zich met name op de kwaliteit bij het inzetten van de vervolgtrajecten en het uitvoeren van de onderzoeken. De inspecties hebben het voldoen aan de wettelijke termijnen opnieuw opgenomen in dit toetsingkader. Ze wegen de verwachtingen op dit gebied extra zwaar, omdat wachtlijsten bij Veilig Thuis risico’s geven op het gebied van veiligheid en een rem kunnen zetten op de doorontwikkeling van de kwaliteit van de VT-organisaties. De inspecties zullen eind april / begin mei rapporteren over deze toetsing.

Niet bewezen meldingen of valse meldingen

In het Algemeen Overleg met uw Kamer op 12 oktober 2016 (Kamerstuk 28 345, nr. 171) heb ik u toegezegd om na te gaan hoe wordt omgegaan met vernietiging van meldingen waarvan na onderzoek blijkt dat huiselijk geweld of kindermishandeling niet bewezen kan worden. In de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) is in artikel 5.3.5, eerste lid. opgenomen dat Veilig Thuis7 de persoonsgegevens die zij op grond van de Wmo met betrekking tot een betrokkene onder zich heeft, binnen drie maanden vernietigt na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van degene op wie de persoonsgegevens betrekking hebben. In het tweede lid wordt aangegeven dat het eerste lid niet geldt voor zover het verzoek persoonsgegevens betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de verzoeker of als het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet.

In het VNG Model Handelingsprotocol8 is in paragraaf 10.3.8. opgenomen dat een verzoek om vernietiging altijd door Veilig Thuis wordt gehonoreerd als door de uitkomst van het onderzoek van Veilig Thuis de inhoud van de melding in het geheel niet wordt bevestigd. Bij niet bewezen of valse meldingen is dit het geval.

Omdat ik mij realiseer welke impact het kan hebben op betrokkenen, wanneer na onderzoek een melding niet bewezen wordt of wanneer een melder een oneigenlijke bedoeling blijkt te hebben, ben ik in overleg met het Landelijk Netwerk Veilig Thuis en de Belangenvereniging Intensieve Kindzorg. Doel is om te leren van dergelijke situaties aan de hand van geanonimiseerde casuïstiek en na te gaan waar mogelijk verbeteringen nodig zijn, bijvoorbeeld op het gebied van informatievoorziening of nazorg.

Gevolgen Veilig Thuis aanscherping meldcode

Bovenop de hierboven geschetste verbetering en doorontwikkeling van Veilig Thuis komt de nieuwe rol van Veilig Thuis vanwege de aanscherping van de meldcode. Twee onderwerpen staan hierin centraal, te weten de radarfunctie van Veilig Thuis en de gevolgen van de aanscherping voor het werk van Veilig Thuis, de impactanalyse.

Radarfunctie

Bij de radarfunctie gaat het om regievoering op hulpverlening en zorg, gericht op het herstellen van veiligheid en om monitoring, gericht op het borgen van veiligheid over een langere tijd. Samen met de Minister van VenJ en in samenspraak met de VNG heb ik de heer Sprokkereef gevraagd om deze nieuwe opgave voor Veilig Thuis verder uit te werken. Dit houdt in dat hij met betrokken partijen de radarfunctie nader invult en concretiseert. Het gaat dan om aspecten als de reikwijdte van de adviesfunctie van Veilig Thuis, samenwerking en uitwisseling wanneer een zaak «op de radar is» en monitoring van de zaak door Veilig Thuis. Doel is ook een gezamenlijk beeld van deze radarfunctie te hebben, zodat op basis daarvan de verdere implementatie, professionalisering en ondersteuning kunnen worden bepaald. Een vraag daarbij is welke gevolgen de radarfunctie heeft voor de ICT, of er nadere regelgeving nodig is in verband met privacy. Ook wordt gekeken naar hoe de afstemming met andere partijen in de keten, zoals zorgverleners, wijkteams en politie, wordt ingericht.

Impactanalyse

Daarnaast loopt er, zoals toegezegd, een analyse naar de impact op het primaire proces van Veilig Thuis. Het is immers van belang dat Veilig Thuis adequaat is toegerust om haar nieuwe rol te kunnen vervullen. De heer Sprokkereef is in opdracht van VWS, VenJ en de VNG met deze impactanalyse aan de slag gegaan. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele gevolgen. Bij de structurele gevolgen gaat het over de verwachte groei van het aantal adviesaanvragen en meldingen. De ICT-consequenties om de beoogde radarfunctie te kunnen invullen en de veranderopgave om conform de maatregelen uit het advies over de aanscherping van de meldcode te kunnen werken horen bij de incidentele gevolgen.

De impactanalyse wordt in nauw overleg met vertegenwoordigers van VT-organisaties en gemeenten uitgevoerd. Bijgaand treft u de tussenrapportage van deze impactanalyse aan (bijlage 2)9. Deze rapportage brengt de impact van de aanscherping van de meldcode voor de werkwijze van Veilig Thuis in kwalitatieve zin in beeld. Het proces loopt nog. De nadere concretisering van de radarfunctie (zie hierboven), relevant voor deze impactanalyse, wordt hierbij betrokken. Ook de financiële doorberekening moet nog plaatsvinden. De impactanalyse wordt naar verwachting dit voorjaar afgerond.

1.2. Centra Seksueel Geweld

In de voortgangsrapportage GIA van 12 januari 201610 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de Centra Seksueel Geweld (CSG’s). De Minister van VenJ en ik stellen aan 16 gemeenten voor 2016 en 2017 extra middelen ter beschikking (€ 4,2 miljoen) als overbrugging voor de structurele borging van de CSG’s in het gemeentelijke zorgaanbod. Met de VNG heb ik daarover afspraken gemaakt.

Bijgaand treft u, zoals toegezegd, de rapportage aan van de VNG van 22 november 2016 met daarin de stand van zaken (bijlage 3)11.

Op basis van deze rapportage constateer ik dat er dankzij de inzet van de betreffende gemeenten, regiogemeenten en CSG’s in de afgelopen periode veel is bereikt. Er zijn inmiddels 13 CSG’s operationeel. De verwachting is dat de laatste drie CSG’s op 1 april 2017 ook operationeel zullen zijn. Daarmee is een belangrijke resultaat gerealiseerd, namelijk een landelijk dekkend netwerk van het aanbod van de CSG’s. In zes maanden tijd (januari tot en met juni 2016) zijn bij de beschikbare CSG’s ruim 1.000 nieuwe slachtoffers opgevangen.

De 16 gemeenten werken nauw samen met de stuurgroep van de CSG’s ten behoeve van de borging van de kwaliteitseisen en de laagdrempelige toegang. Ook wordt gesproken over de duiding van de cijfers, het aantal aangiften bij de politie en de verdere ontwikkeling van cijfers en kengetallen.

De CSG’s zullen een onderdeel gaan vormen van de multidisciplinaire aanpak (MDA++). De VNG spreekt in de rapportage haar zorg uit over de financiering van deze aanpak. Ik ben hierover in overleg met de VNG. In oktober 2017 levert de VNG een tweede rapportage op. Uiteraard wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. Hierin zal ik ook de uitkomsten van het overleg met de VNG over de financiering van MDA++ opnemen.

2. Professionals die met de meldcode werken

2.1. Aanscherping en verbetering meldcode

Het door uw Kamer omarmde advies «Aanscherping en verbetering Meldcode en werkwijze Veilig Thuis» omvat naast de in paragraaf 1.1. beschreven verbetering en aanscherping van Veilig Thuis ook een traject gericht op professionals. Het advies stelt dat het voor de radarfunctie van Veilig Thuis noodzakelijk is dat signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling vanaf een nader te bepalen mate van ernst worden gemeld aan Veilig Thuis. Geadviseerd wordt om betrokken professionals te verplichten om in de eigen beroepsgroep daarvoor een afwegingskader op te laten stellen, waarmee zij in staat zijn om te beoordelen of er sprake is van de (mogelijkheid van) ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling.

Om dit nader uit te werken hebben mijn collega’s van VenJ en ik het volgende in gang gezet. Ten eerste is er een AMvB opgesteld om bovenstaande aanscherping te regelen in het Besluit meldcode. Het concept heb ik uw Kamer ter informatie toegestuurd12. Deze AMvB is van 3 tot en met 24 november 2016 in consultatie geweest. Er zijn 38 reacties geweest. Ook is door de betrokken toezichthouders een uitvoeringstoets gedaan. De AMvB ligt op dit moment voor bij de Raad van State voor advies.

Daarnaast hebben de Minister van VenJ en ik de heer Sprokkereef gevraagd om in samenspraak met de relevante beroepsgroepen in de verschillende sectoren een programma op te zetten dat hen ondersteunt bij het opstellen van het afwegingskader, dat op 1 januari 2018 gereed moet zijn. Hij is hierover in gesprek met betrokken partijen. Gelet op mijn toezeggingen in het AO van 12 oktober 2016 (Kamerstuk 28 345, nr. 171) en het belang dat uw Kamer hieraan hecht, omvat dit ondersteunings-programma in elk geval de volgende elementen:

  • het beschikbaar stellen van bestaande nationale en internationale kennis over risicofactoren en signalen. Hierbij wordt in ieder geval een beroep gedaan op de kennisinstituten, Augeo, de Jongerentaskforce Aanpak van Geweld tegen Kinderen en het Landelijk Netwerk Veilig Thuis;

  • het tot stand brengen van onderlinge uitwisseling tussen de verschillende beroepsgroepen om de samenhang te bevorderen;

  • het betrekken van – in elk geval – het Landelijk Netwerk Veilig Thuis, de justitieorganisaties, de relevante beroepsverenigingen13 en de eerder genoemde Jongerentaskforce.

Het ondersteuningsprogramma zal ook aandacht besteden aan hetgeen professionals en de VT-organisaties nodig hebben om te kunnen werken met deze aangescherpte meldcode. In het bijzonder gaat het om de rol van de aandachtsfunctionaris.

2.2. Spreken met mishandelde kinderen

Tijdens het VAO Kindermishandeling/GIA op 13 oktober 2016 (Handelingen II 2016/17, nr. 12, item 9) is door de Kamerleden Bergkamp (D66) en Kooiman (SP) een motie ingediend inzake het spreken met mishandelde kinderen14. Ik heb deze motie overgenomen, omdat ik eraan hecht dat bij situaties van (vermoedens van) kindermishandeling niet alleen óver, maar juist ook met kinderen zelf wordt gesproken.

In reactie op deze motie informeer ik u dat in de richtlijnen «Kindermishandeling» en «Samen met ouders en jeugdigen beslissen over passende hulp»15 is opgenomen hoe geregistreerde professionals in de jeugdhulp en jeugdbescherming, waaronder professionals bij de VT-organisaties, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en de gecertificeerde instellingen, met mishandelde kinderen in gesprek moeten gaan. De richtlijnen bieden gesprekstechnieken en aandachtspunten voor deze gesprekken. Daarnaast is in het Handelingsprotocol16 van Veilig Thuis en het Kwaliteitskader17 van de RVDK opgenomen dat de onderzoeker het kind altijd ziet of spreekt. De gecertificeerde instellingen zijn gebonden aan het normenkader18, waarin de richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming staan beschreven.

Bij Veilig Thuis, de RvdK en de gecertificeerde instellingen heb ik de afgelopen tijd het belang van spreken met mishandelde kinderen onder de aandacht gebracht. Ik vind het belangrijk dat álle professionals die onder de werking van de Wet meldcode vallen en in aanraking komen met mishandelde kinderen, ook met hen spreken. Daarom zal ik ter uitvoering van de motie dit onderwerp ook betrekken bij het onder 2.1. genoemde ondersteuningsprogramma.

2.3. GIA in opleidingen

In het AO van 12 oktober 2016 heb ik toegezegd om u te informeren over de stand van zaken wat betreft GIA in opleidingen.

Omdat het essentieel is dat aankomende professionals leren werken met een meldcode hebben de Minister van OCW en ik in 2013 het plan van aanpak GIA in opleidingen opgesteld. Ik heb u in de vorige voortgangsrapportage meegedeeld dat uit een in 2016 uitgevoerde monitor «leren signaleren»19 blijkt dat in formele documenten (kwalificatiedossiers en kennisbases) de aandacht voor het thema huiselijk geweld en kindermishandeling goed is geborgd.

Specifiek voor leraren in het primair onderwijs (po) en voorgezet onderwijs (vo) is verder het volgende van belang. Aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit behoort tot de opdracht van het onderwijs. Dit thema is sinds 2012 dan ook expliciet opgenomen in de kerndoelen van het primair onderwijs. Uit een inventarisatie in 2014 van de Stichting School en Veiligheid (SSV), in samenspraak met de directeuren van de pabo’s (LOBO) en de tweedegraads lerarenopleidingen (ADEF), bleek dat sociale veiligheid, waaronder aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit en ook kindermishandeling, te weinig structureel en toetsbaar was verankerd binnen de pabo en tweedegraads lerarenopleidingen. Daarom is in werkgroepen met professionals uit de opleidingspraktijk en onder leiding van de SSV de richtlijn «Competentieprofiel sociale veiligheid» opgesteld. In deze richtlijn is vastgelegd aan welke houding, vaardigheden en kennis in de lerarenopleidingen moet worden gewerkt om aankomende leraren goed toe te rusten. Daarnaast is een digitale database gemaakt met methoden, materialen en goede praktijken die kunnen worden ingezet voor aankomende leraren. De bekendheid met en het gebruik van de database zal de komende tijd worden vergroot. Bij de herijking van de generieke kennisbasis voor de pabo’s in 2016/2017 worden kennis en vaardigheden op het gebied van sociale veiligheid in het algemeen en seksuele diversiteit in het bijzonder meegenomen. Voorts is in een uitgebreide informatiefolder voor het po en vo over de meldcode kindermishandeling aandacht besteed aan de wijze waarop onderwijsprofessionals aandacht kunnen besteden aan kindermishandeling en de melding daarvan. Deze informatie wordt door SSV actief onder scholen bekend gemaakt en verspreid.

2.4. Forensisch medische expertise

Ik heb u met de voortgangsbrief over het nieuwe jeugdstelsel20 van 22 juni 2016 geïnformeerd over het onderzoek van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) naar de financiële situatie van de landelijk aanbieders van forensisch medische expertise, de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM) en het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK). De aanbeveling van de TAJ om beide organisaties in 2016 en 2017 tijdelijk van financiering te voorzien onder de voorwaarde dat FPKM en LECK de samenwerking aangaan dan wel komen tot één organisatie, heb ik in overleg met de VNG overgenomen.

Ik heb een kwartiermaker aangesteld met de opdracht om de landelijke structuur in te richten. De kwartiermaker (advies is opgenomen in bijlage 4)21 constateert dat de FPKM als pionier heeft gefunctioneerd in een periode dat de expertise en alertheid onder medici nog onvoldoende was om (vermoedens van) kindermishandeling tijdig op te sporen. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering en het vergroten van het forensisch bewustzijn bij artsen en het inrichten van regionale netwerken onder aansturing van de vertrouwensartsen van Veilig Thuis. Het LECK is in 2014 ingericht. Hier kunnen artsen terecht voor advies. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) participeert in het LECK, zodat waar nodig forensische expertise en het strafrecht direct worden ingeschakeld. Hiermee is overlap ontstaan in de werkterreinen van de FPKM en het LECK. De kwartiermaker adviseert, na goed overleg met onder meer deze drie partijen en GGD Nederland, voor de medische sector op landelijke schaal te werken met het LECK. En de forensische en medische expertise op regionale schaal te versterken door de expertise van het FPKM in te zetten om de regionale beschikbaarheid van forensisch medische expertise voor kinderen bij de forensisch artsen van de GGD te versterken. Dit kan in de vorm van deskundigheidsbevordering, advies en consultatie en/of de inzet als forensisch arts. De wijze waarop de expertise van het FPKM wordt overgezet, moet nog verder worden vormgegeven met betrokken partijen.

Ik ben met betrokken partijen (FPKM, LECK en GGD Nederland) in overleg over de stappen om tot een goede uitvoering te komen. Het borgen van de expertise van de huidige artsen en verpleegkundigen van de FPKM bij de betrokken GGD’s staat hierbij voorop, naast het borgen van de expertise bij het LECK. Bij de uitwerking van het advies van de kwartiermaker worden de resultaten van het onderzoek van de commissie forensisch medisch onderzoek en forensische arrestantenzorg, voor zo ver relevant, betrokken. De uitvoering van dit advies krijgt zijn beslag in de eerste helft van 2017.

3. Stand van zaken voortgezet actieplan «Ouderen in veilige handen» (2015-2017)

In het AO van 12 oktober 2016 heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over de stand van zaken met betrekking tot ouderenmishandeling. In de afgelopen periode heb ik met betrokken partners de afspraken uit het voortgezet actieplan «Ouderen in veilige handen» verder tot uitvoering gebracht. Het actieplan heeft ook in de afgelopen periode een belangrijk effect gehad op het bespreekbaar en zichtbaar maken van het onderwerp ouderenmishandeling, het versterken en vergroten van het netwerk rondom de aanpak, de kennis onder ouderen zelf, de inzet van gemeenten en het bieden van instrumenten aan professionals. Daarbij hecht ik er veel waarde aan dat we aan het einde van dit jaar gezamenlijk kunnen constateren dat alle gemeenten specifiek beleid hebben op het gebied van ouderenmishandeling en dat het onderwerp bij organisaties in de zorg en ondersteuning, vrijwilligersorganisaties en zorgkantoren het onderwerp stevig op de agenda staat.

Het voortgezet Actieplan kent een aantal prioriteiten. Hieronder ga ik kort in op de voortgang daarvan.

Het taboe doorbreken

Ik heb in de brief aan uw Kamer van juni 201522 laten weten dat ik de publiekscampagne «Een veilig thuis, daar maak je je toch sterk voor» de komende jaren voortzet. Daarin geef ik specifiek aandacht aan ouderenmishandeling, door middel van tv- en radiospotjes, artikelen in de media (bijvoorbeeld de huis-aan-huisbladen) en posters en folders die gemeenten en Veilig Thuis kunnen gebruiken. Op 15 december 2016 is de campagne om financieel misbruik van ouderen tegen te gaan van start gegaan. De campagne is bedoeld om financieel misbruik van ouderen uit de taboesfeer te krijgen, zodat het beter kan worden voorkomen of zo snel mogelijk kan worden herkend en gestopt. De campagne heeft op social media een enorm bereik gegenereerd. Bij veel mensen overheerst namelijk het ongeloof dat zoiets als financieel misbruik van ouderen überhaupt voorkomt. De campagne heeft dan ook gewerkt als een eye-opener.

Van handelingsverlegen naar handelingsvaardig

In het deelproject «Van handelingsverlegen naar handelingsbekwaam» staan de uitwisseling en verspreiding van kennis, vaardigheden en ervaringen om de handelingsverlegenheid bij vermoedens of signalen van ouderenmishandeling te doorbreken, centraal. De belangrijkste doelgroepen zijn ouderen zelf en de professionals en de vrijwilligers die met hen werken. Uit een inventarisatieronde onder gemeenten, VT-organisaties en diverse koepelorganisaties is gebleken dat handelingsverlegenheid nog steeds een rol speelt op diverse plaatsen binnen de ketenaanpak. Ook valt op dat er verschillen tussen regio´s zijn in de ketenaanpak rondom ouderenmishandeling, waardoor de aard van de geconstateerde handelingsverlegenheid lastig vergelijkbaar is. Daarom ga ik, gericht in de regio’s, een aantal themabijeenkomsten organiseren om zo op lokaal/regionaal niveau de handelingsverlegenheid te doorbreken. Voorbeelden van thema’s zijn «samenwerking in de nulde en eerste lijn», «borging van de aanpak door en in gemeenten» en «hulp bij het daadwerkelijk interveniëren in situaties van ouderenmishandeling».

Ontspoorde mantelzorg voorkomen

Gedurende dit jaar doen tien gemeenten in Nederland mee met de pilots ontspoorde mantelzorg. Het doel van dit project is het beschrijven van de aanpak en het ontwikkelen van goede voorbeelden. Daartoe moeten twee gemeentelijke beleidsthema’s worden verbonden: huiselijk geweld en mantelzorg. Deze thema’s vallen beide onder de Wmo, maar worden vaak gescheiden en op een ander niveau opgepakt. De aanpak van huiselijk geweld concentreert zich op regionaal niveau en mantelzorgondersteuning op lokaal niveau.

In februari van dit jaar vindt de landelijke aftrap plaats. Dan wordt de visie op deskundigheidsbevordering bij ontspoorde mantelzorg gepresenteerd. Ook wordt er een digitaal platform gelanceerd, als middel om de kennisuitwisseling te stimuleren. De dag zal vooral in het teken staan van kennisuitwisseling tussen de gemeentes die deelnemen aan de pilot.

Veilig financieel ouder worden

De acties die lopen in het kader van het deelproject veilig financieel ouder worden, zijn divers en hebben allen als doel professionals en niet-professionals bewust te maken van signalen van financieel misbruik, het taboe te doorbreken en het onderwerp bespreekbaar te maken en aan te pakken. De aanpak richt zich nu op twee speerpunten: de Brede Alliantie «Veilig financieel ouder worden»23 en de bijdrage van banken aan het voorkomen van financieel misbruik.

Mevrouw Stuiveling heeft per september 2016 het voorzitterschap van de Brede Alliantie «Veilig financieel ouder worden» op zich genomen24. Op 24 januari jongstleden heeft zij – na een ronde langs de betrokken partners van de alliantie – haar eerste bevindingen en voorstellen voor vervolgactiviteiten gepresenteerd. Hieruit blijkt onder andere dat nadere analyse van aard en omvang noodzakelijk is, waarbij we zowel moeten toezien op het verkleinen van de gelegenheid als het vergroten van de pakkans. Naar aanleiding van deze bevindingen zijn, juist met oog op het verkleinen van de gelegenheid voor misbruik en het vergroten van de pakkans, door de Brede Alliantie een aantal voorstellen omarmd. Zoals bijvoorbeeld het opstellen van een gekwalificeerde spoedaanvraag voor bewindvoering op basis van artikel 380 uit BW1, waarbij het doel is dat er duidelijke indicatoren worden gecreëerd door de betrokken partijen, en het optimaliseren van deskundigheid van fiscaal vrijwilligers die hulp verlenen bij het doen van belastingaangifte. Verder zouden vrijwilligers in het algemeen meer toegerust moeten zijn om de signalen van financieel misbruik op te vangen. Medio maart komt de Brede Alliantie wederom samen om hier concrete vervolgafspraken over te maken.

In december 2016 heb ik met mevrouw Stuiveling, de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en enkele van haar leden (Rabobank, ABN AMRO, ING en ASN) afspraken gemaakt over hoe gezamenlijk op te trekken in de aanpak van financieel misbruik van ouderen. Vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid onderzoeken banken nu gezamenlijk hoe zij een bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen van financieel misbruik. In de komende periode worden concrete afspraken gemaakt.

Monitoring en onderzoek

In de eerder genoemde brief van juni 2015 heb ik toegezegd om een onderzoek naar de aard en omvang van ouderenmishandeling te laten uitvoeren. Op basis van de uitkomsten van de eerdere verkenning door het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP)25 en mijn Kamerbrief van 3 december 201526 waarin ik uiteenzet welk type onderzoek naar aard en omvang ouderenmishandeling ik voor ogen heb, heb ik nu het Wetenschappelijk Onderzoeks- en documentatiecentrum (WODC) opdracht gegeven om een vervolgonderzoek naar de aard en omvang van ouderenmishandeling uit te voeren. Het WODC heeft het eindrapport naar verwachting begin april 2018 gereed. Dit onderzoek moet inzicht bieden in de actuele aard en omvang van ouderenmishandeling in enkele Nederlandse gemeenten en de kennis over ouderenmishandeling (waaronder in elk geval risicofactoren en meldingsgedrag) vergroten, om op deze manier handvatten te bieden voor preventie en interventie. Daarbij zal ook gebruik gemaakt worden van bestaande (lopende) onderzoeksmethoden zoals de Gezondheidsenquête van de GGD’s, Centraal Bureau voor de Statistiek en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu27. In deze enquête is in 2012 gevraagd naar huiselijk geweld. De enquêtegegevens laten zien welke kenmerken de kans vergroten dat een oudere slachtoffer van huiselijk geweld wordt.

4. Overige onderwerpen

4.1. Feitenonderzoek

Tijdens het Wetgevingsoverleg Jeugd (WGO) op 14 november 2016 (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 116) heeft Kamerlid Bergkamp (D66) bij motie28 gevraagd om een actieplan «waarheidsvinding» in samenwerking met ouderorganisaties, de VNG, Jeugdzorg Nederland, de RvdK en andere beroepsgroepen uit de jeugdhulp en de rechtspraktijk. Ter voorbereiding op dit actieplan organiseren ouderorganisaties in de eerste helft van 2017 een aantal regionale expertsessies, waarin zij met betrokken partijen uit de jeugdsector het gesprek aangaan over deugdelijk, feitelijk en naar waarheid rapporteren. Deze expertsessies, gefinancierd door de Minister van VenJ, vormen een belangrijke input voor het actieplan, dat de Tweede Kamer in de tweede helft van 2017 zal ontvangen. Het Samenwerkend Toezicht Jeugd zal ook in 2017 toezicht houden op de kwaliteit van het feitenonderzoek en de rapportage daarover.

4.2. Opvolging maatregelen stalking door politie

In juni 2016 heeft de Minister van VenJ u geïnformeerd over de maatregelen van de politie in stalkingszaken naar aanleiding van het rapport van de commissie Eenhoorn29.

Conform de toezegging heeft de politie in een onderzoek de werkwijze in alle eenheden bekeken. Hierin is bevestigd dat de werkwijze van de politie in dit soort casussen moet worden verbeterd om beter overzicht te krijgen op het verloop en een gerichte aanpak te kiezen, zoals ook beschreven in het rapport van de commissie Eenhoorn.

Vier teams in de eenheden Zeeland-West Brabant en Den Haag hebben de nieuwe maatregelen stalking beproefd en geëvalueerd. De nieuwe werkwijze zorgde voor een groter bewustzijn en voor een overzicht in casussen van stalking door de ex-partner. Het belangrijkste verbeterpunt is de steeds nauwere samenwerking met partners, zoals Veilig Thuis en het Veiligheidshuis. De expertise over stalking door de ex-partner is verspreid binnen het netwerk van recherchepsychologen en wordt van daaruit breder gedeeld binnen de eenheden.

Naar aanleiding van de bevindingen wordt de werkinstructie verder verbeterd. Gefaseerd gaan steeds meer politieteams met de nieuwe werkinstructie aan de slag.

4.3. Wachttijden Raad voor de Kinderbescherming

In de voortgangsrapportage Jeugd van 4 november 201630 heeft de staats-secretaris van VenJ u gemeld dat de wachttijd voor beschermingsonderzoeken bij de RvdK eind oktober 20 dagen was. Eind december 2016 is de wachttijd teruggebracht naar zes dagen, waar tien dagen de norm is. Nu de doelstelling is bereikt om de wachttijd terug te brengen binnen de norm, werkt de RvdK aan het tot stand brengen van een «duurzaam gezonde werkvoorraad». Dit betekent dat iedere zaak tijdig kan worden opgepakt.

Vooruitblik: Veilig Verder

In de afgelopen jaren is er veel tot stand gebracht, dankzij de inzet van gemeenten, de betrokken departementen, professionals, vrijwilligers en ervaringsdeskundigen. Maar we zijn er nog niet, dat geven onder meer de adviezen van de Taskforce Kindermishandeling en seksueel misbruik en de Kring van Veiligheid scherp aan. Zij constateren beide dat ondanks stevige inzet en de talloze verbeteringen de resultaten nog onbevredigend zijn. Het ontbreekt volgens hen aan een substantiële vermindering van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Een intensieve en integrale samenwerking is daarvoor noodzakelijk. We zien tegelijkertijd een toegenomen maatschappelijk gevoelde urgentie om huiselijk geweld en kindermishandeling gezamenlijk aan te pakken. En na de decentralisaties is er bij gemeenten een betere uitgangspositie ontstaan. Dit biedt een solide basis om op voort te bouwen, met als ambitie het aantal slachtoffers terug te dringen, snelle en adequate hulp te realiseren en plegers met hulp en dwang aan te pakken.

De adviezen van de Taskforce en de Kring van Veiligheid pleiten voor een nationaal meerjarig programma, met als belangrijk uitgangspunt dat dit een gezamenlijk programma van gemeenten en Rijk moet zijn, dat de lokale en regionale praktijk ondersteunt en versterkt met veel aandacht voor het leren van elkaar. Een praktijk die zich richt op het realiseren van duurzame veiligheid. Niet op afstand, maar dichtbij de omgeving waar werkelijk het verschil kan worden gemaakt, rondom degenen om wie het gaat: kinderen, volwassenen en ouderen van wie de veiligheid in huiselijk kring wordt bedreigd. Verankering van een effectieve aanpak van GIA binnen het sociale- en veiligheidsdomein is het doel. We verwachten dat wethouders deze taak actief en in gezamenlijkheid oppakken.

In de komende periode is het aan gemeenten en het Rijk om gezamenlijk de schouders te zetten onder de nadere uitwerking van het programma. De door de Kring van Veiligheid geopperde leerkringen31 om op lokaal niveau van elkaar te leren en te verbeteren bieden daarvoor een belangrijk aanknopingspunt. De tien concrete voorstellen van de Taskforce worden ook betrokken.

Ten slotte is een belangrijk aandachtspunt het stroomlijnen van de (beleids)informatie. De vraag is welke informatie er nodig is om de lokale en regionale praktijk te verbeteren en te versterken32. Wij denken hierbij onder andere aan informatie over het functioneren van de keten, de effecten voor de slachtoffers en informatie over cliëntparticipatie en -tevredenheid. Ook dit zal in samenhang gebeuren met de informatie die al beschikbaar is bij kennisinstituten, uit verschillende onderzoeken (waaronder het prevalentieonderzoek) en van verschillende rapporteurs zoals de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Misbruik en de Kinderombudsman. Ook betrekken we de verplichtingen van het Verdrag van Istanbul (onder andere op het gebied van gendersensitiviteit).

Er ligt voor de komende periode een grote opgave hoe we geweld in afhankelijkheidsrelaties kunnen terugdringen. Vastberadenheid en vasthoudendheid zijn nodig. Het gaat immers om een opgave die een lange adem vergt. Laten we de energie en inzet van alle betrokkenen verder uitbouwen en ons gezamenlijk sterk maken voor de duurzame veiligheid van kinderen, volwassenen en ouderen. Want daar hebben ze recht op.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
3

Kamerstuk 28 345, nr. 170

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1034

X Noot
6

Het gaat hier om stap 1 van de toetsing door de inspecties, de randvoorwaarden waaraan Veilig Thuis moet voldoen.

X Noot
7

In de wet wordt gesproken over het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK)

X Noot
8

VNG-Model Handelingsprotocol van het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, «Veilig Thuis», november 2014

X Noot
9

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
10

Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 153

X Noot
11

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
12

Kamerstuk 28 345, nr. 172

X Noot
13

Zoals toegezegd worden hierbij ook de wijkverpleegkundigen betrokken.

X Noot
14

Kamerstuk 31 839, nr. 552

X Noot
16

https://vng.nl//files/vng/20141107_vng_model_handelingsprotocol_veilig_thuis.pdf p. 30

(hoofdstuk 8 Onderzoeken, 8.4.3 Gesprekken met kinderen)

X Noot
17

https://www.kinderbescherming.nl/documenten/publicaties/2016/11/03/kwaliteitskader-van-de-raad-voor-de-kinderbescherming-2016 p. 7 (Hoofdstuk 3 Kwaliteitseisen, III. Samenwerken in het raadsonderzoek, Onder A)

X Noot
20

Kamerstuk 31 839, nr. 524

X Noot
21

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
22

Bijlage bij VGR GIA (Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 136)

X Noot
23

De Brede Alliantie bestaat uit: ABN AMRO, ANBO, de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI), Humanitas, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (LPBO), Mentorschap Nederland (MN), Movisie, het Nationaal Ouderenfonds, de Nationale Politie, het Nationaal Registratie Instituut (NRI), de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), het Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten (NOOM), het Openbaar Ministerie (OM), PCOB, Rabobank, de Stichting Landelijke Ondersteunings- en Informatiecentrum Seniorenraden (LOIS), Unie KBO, Veilig Thuis en de VNG

X Noot
24

Kamerstuk 28 345, nr. 170

X Noot
25

Ouderenmishandeling in Nederland. Inzicht in kennis over omvang en achtergrond van ouderen die slachtoffer zijn van ouderenmishandeling, SCP, 15 juni 2015

X Noot
26

Kamerstuk 28 345 nr. 142

X Noot
27

Gezondheidsmonitor volwassenen 2012

X Noot
28

Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 85

X Noot
29

Kamerstuk 29 628, nr. 644

X Noot
30

Kamerstuk 31 839, nr. 554

X Noot
31

Brief van de Kring van Veiligheid, 16 december 2016

X Noot
32

Ook in het kader van motie Volp c.s., Kamerstuk 28 345, nr. 163

Naar boven