25 883 Arbeidsomstandigheden

Nr. 342 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 maart 2019

Op donderdag 31 januari 2019 maakte de onafhankelijke commissie Tilburg Chroom-6 zijn oordeel en advies over het werken met chroom-6 bij het Tilburgse re-integratieproject tROM bekend.1 Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van die dag verzocht uw Kamer om een brief met een kabinetsappreciatie (Handelingen II 2018/19, nr. 48, item 6). Daarbij is tevens gevraagd naar een overzicht van andere bedrijfstakken en voorbeelden waar dit ook speelt. Deze brief is onderdeel van de gecoördineerde aanpak chroom-6 waarover u door coördinerend Minister van Medische Zorg en Sport (MZS) bent geïnformeerd.2

Er is veel misgegaan met de werkomstandigheden en de arbeidsveiligheid in het re-integratieproject tROM. Werkenden zijn in meer of mindere mate blootgesteld aan chroom-6. Dit gaat mij ter harte. Werken met een gevaarlijke stof mag nooit ten koste gaan van de veiligheid of gezondheid van werkenden. De uitkomsten onderschrijven wederom de noodzaak het vraagstuk van blootstelling aan chroom-6 grondig aan te pakken. Zoals in eerdere brieven aangegeven3, zet ik me hier samen met de andere betrokken bewindspersonen voor in.

De grondige aanpak bestaat uit preventie en kennisdeling, strengere handhaving en vergemakkelijking van de schadeafhandeling door werkgevers. Vanuit preventief oogpunt zullen werkgevers ondersteund worden met een standaardwerkwijze, voorlichting, concrete instrumenten en het delen van good practices zodat zij weten hoe zij moeten handelen. Als zij desondanks hun werknemers onvoldoende beschermen, kunnen ze rekenen op hoge boetes van de Inspectie SZW en zo nodig het stilleggen van het bedrijf. Het toezicht van de Inspectie SZW op gevaarlijke stoffen wordt verder geïntensiveerd. Omdat het hebben van een goede en actuele Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) cruciaal is bij het bepalen van de noodzakelijke bescherming van de werknemers, zet ik in op meer toezicht en hogere boetes bij het ontbreken van een RI&E. Ik stel tevens een commissie «Vergemakkelijk toekomstige schadeafhandeling bij beroepsziekten» in, die als taak krijgt uitgangspunten te formuleren voor compensatie door werkgevers en de uitvoering ervan. Tot slot laat ik met een landelijke inventarisatie de reeds aanwezige kennis op het gebied van risicovolle toepassingen en bewerkingen met chroom-6 en de sectoren waar dergelijke toepassingen veel voorkomen samenvoegen, en aanvullen waar mogelijk.

In deze brief licht ik deze maatregelen toe en ga ik achtereenvolgens in op de bevindingen van de commissie Tilburg en de kabinetsappreciatie daarvan, de aanbevelingen en een overzicht van andere bedrijfstakken.

Bevindingen van de onafhankelijke commissie en appreciatie

De onafhankelijke commissie Tilburg Chroom-6 is in juli 2016 ingesteld door het college van burgemeester en Wethouders van Tilburg met als opdracht een onderzoek uit te laten voeren naar gezondheidsrisico’s, arbeidsomstandigheden en genomen beschermingsmaatregelen, het arbeidsregime en de contractuele verhoudingen bij de werkzaamheden bij tROM.

Het onderzoek laat zien dat in het project het op veel fronten niet goed is gegaan. Beschermende maatregelen zijn niet consequent uitgevoerd en persoonlijke beschermingsmiddelen waren niet goed of in onvoldoende mate aanwezig. Er was geen systematisch arbozorgsysteem en de voorlichting en instructie over het werken met gevaarlijke stoffen was onvoldoende. Bovendien was er geen arbeidsgezondheidskundige begeleiding en werd geen medisch onderzoek aangeboden. De commissie oordeelt dat onnodig leed is veroorzaakt. Pijnlijk is in het bijzonder dat er personen zijn geweest die de arbeidsomstandigheden aan de orde hebben gesteld, maar dat deze niet zijn gehoord. Zeker omdat het hier gaat om mensen die deelnamen aan een re-integratieproject en voor wie werkweigering gevolgen kon hebben voor hun recht op uitkering. Zeer wrang is het verschil in arbeidsomstandigheden tussen de locatie van het project en de naastliggende loodsen van NS-NedTrain.

De commissie acht de gemeente Tilburg, NS-NedTrain en het Spoorwegmuseum verantwoordelijk voor de eventueel veroorzaakte gezondheidsschade. De gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan chroom-6 waren al geruime tijd voor 2006 bekend. NS-NedTrain wist als enige van de aanwezigheid van chroom-6 op de treinstellen, maar heeft deze informatie niet gedeeld. De gemeente Tilburg schoot als werkgever tekort in haar wettelijke zorgplicht. Ook externe partijen schoten tekort. De twee externe bureaus – waarvan één gecertificeerd – die adviseerden over de RI&E wezen niet op de gevaren van schuurstof. De commissie concludeert daarover dat dit het vertrouwen in deskundigen aantast en dat werd gehandeld tegen de kwaliteitsbedoelingen van certificering. Verder spreekt de commissie haar teleurstelling uit over de taakopvatting van de Inspectie SZW. De Inspectie keek niet over de grenzen van meldingen en zag geen aanleiding de RI&E en het plan van aanpak te toetsen.

Appreciatie

Er is grondig en belangrijk onderzoek gedaan, dat ernstige feiten aan het licht heeft gebracht. Drie aanbevelingen van de commissie Tilburg richten zich op medeoverheden of de rijksoverheid. Deze hebben betrekking op kennisdelen, bekendheid en professionele begeleiding, het vergemakkelijken van toekomstige schadeafhandeling en het versterken van handhaving. Ik ben het met de commissie eens dat dit belangrijke elementen zijn. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het arbeidsomstandighedenbeleid neem ik daarom de aanbevelingen van de commissie ter harte. Bij de bespreking van de aanbevelingen van de commissie komt tevens het beleid ten aanzien van chroom-6 aan de orde. Indien gewenst kan ik tijdens een technische briefing nader ingaan op het arbostelsel.

Aanbeveling: zorg voor kennisdeling, bekendheid en professionele begeleiding

De commissie Tilburg wijst op het belang van het delen van kennis over verantwoordelijkheden, te verrichten werkprocessen en beschermende maatregelen. Advies is om een bedrijfsbreed bewustzijn over arbo- en veiligheidsbeleid te organiseren en om de bekendheid van de zorgplicht onder werkgevers te vergroten.

De werkgever is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Arboregelgeving in zijn bedrijf, in overleg met de werknemer. Ik ben het met de commissie eens dat het daarvoor van belang is kennis te delen en het bewustzijn van die taak te vergroten. Belangrijke voorwaarden daarvoor zijn kennis van de regelgeving en het hanteren van standaardwerkwijzen, het adequaat toepassen van een RI&E en bewustwording. De Inspectie SZW houdt toezicht en handhaaft de Arboregelgeving, bij de aanbeveling over het versterken van de handhaving ga ik nader hier op in.

Regelgeving

De regelgeving over het werken met gevaarlijke stoffen zoals chroom-6 is vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de onderliggende regelgeving. Voor stoffen die kankerverwekkend zijn, zoals chroom-6, gelden er aanvullende verplichtingen. Werkgevers moeten weten wat hen te doen staat bij werkzaamheden waarbij het werken met chroom-6 aan de orde kan zijn en wanneer zij het goed doen. Daarvoor is in eerste instantie de wet leidend. Naast de zorgplicht van de werkgever4, zijn onder meer de verplichtingen over het uitvoeren van een RI&E van belang, inclusief het maken van een plan van aanpak over te nemen preventieve maatregelen.5 De Arbowet vereist tevens het bieden van voorlichting en onderricht aan de betreffende medewerkers zodat zij weten wat de risico’s zijn en hoe zij gezond en veilig kunnen werken.6 Belangrijk is immers dat het in de praktijk werkt en niet alleen op papier.

Bij het in kaart brengen van risico’s en het nemen van adequate maatregelen ter beheersing van deze risico’s, is het toepassen van de arbeidshygiënische strategie voorgeschreven. Deze houdt in dat bij het afwegen van te nemen maatregelen een vaste volgorde wordt aangehouden, volgens het zogenaamde STOP-principe: Substitutie, dus vervangen door een veilig alternatief, het nemen van Technische beheersmaatregelen, het inzetten van Organisatorische maatregelen en als laatste optie, het bieden van passende Persoonlijke beschermingsmiddelen. Het toepassen van de stand van de wetenschap borgt dat er gewerkt wordt volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten.

Inspectie SZW bevordert standaardwerkwijzen

Als het STOP-principe is toegepast en in de RI&E is vastgesteld dat in een bedrijf met chroom-6 zal worden gewerkt, moet een werkgever weten wat hem te doen staat. Ook een opdrachtgever heeft belang bij een vaste werkwijze. Ik zorg daarom op verschillende manieren dat werkgevers en opdrachtgevers weten wat hen te doen staat.

De Inspectie SZW heeft in het najaar van 2018 een tijdelijke stuurgroep en werkgroep gefaciliteerd bestaand uit overheden, branchepartijen en een aantal grote opdrachtgevers om kennis uit te wisselen over het gezond en veilig werken met chroom-6 en werkgevers bij het toepassen van het STOP-principe specifiek voor chroom-6 van standaardwerkwijzen te voorzien. Deze werkgroep heeft onder andere een overzicht opgesteld van technische beheersmaatregelen die benut kunnen worden bij het opstellen van veilige werkwijzen. Dit heeft geleid tot de volgende resultaten, die op de website van de Inspectie SZW over chroom-67 zijn opgenomen:

De informatie wordt de komende tijd verder aangevuld.

Versterking toezicht op de Risicoinventarisatie en -evaluatie (RI&E)

Ook uit de situatie in Tilburg blijkt hoe belangrijk het opstellen van een goede RI&E is. De RI&E is niet voor niets wettelijk verplicht. Doordat systematische alle risico’s van het werk in kaart worden gebracht, kunnen adequate maatregelen worden genomen om die risico’s tegen te gaan.

De verantwoordelijkheid voor het opstellen en up to date houden van de RI&E ligt bij de werkgever. Deze moet de RI&E laten toetsen door een gecertificeerde deskundige (arbeidshygiënist, een hogere veiligheidskundige, -arbeids- en organisatiedeskundige, een BIG-geregistreerde bedrijfsarts of een gecertificeerde arbodienst). De deskundige heeft daarbij een adviserende rol. De werkgever blijft verantwoordelijk.

De naleving van de wettelijke verplichtingen over de RI&E moet beter. In 2016 had 45% van de bedrijven een RI&E.8 Dit zijn vooral de grotere bedrijven met meer werknemers. Daardoor werkt 83% van de werknemers in een bedrijf met een RI&E. Ook binnen bedrijven die wel een RI&E hebben valt nog veel te verbeteren want slechts 27% van de bedrijven een RI&E heeft waarin volgens de Inspectie SZW alle belangrijke risico’s zijn geïnventariseerd.9

In de beleidsreactie op de Arbobalans 201810 heb ik aangekondigd een aantal stappen te nemen om de naleving van de RI&E te verbeteren. Het toezicht en de handhaving worden aangescherpt. De Inspectie SZW zet de komende jaren in op toezicht en handhaving van de kernverplichtingen van de Arbowet, waaronder de RI&E. In de beleidsreactie op de Arbobalans 2018 kondigde ik aan de boete voor het niet beschikken over een RI&E te verhogen van maximaal € 3.000 naar maximaal € 4.500 voor bedrijven met meer dan 500 werknemers.

De boete voor kleinere bedrijven is van deze normbedragen afgeleid. De verhoging van de boetes gaat ook gelden voor de aanvullende verplichtingen voor de RI&E ingeval van kankerverwekkende stoffen.11 Deze boetes kunnen door de Inspectie SZW worden opgelegd als na een eis of waarschuwing geen verbetering is opgetreden. De Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving wordt op deze punten aangepast in de eerste helft van 2019.12

Ik zal tevens de werkgevers- en werknemersorganisaties verzoeken hun achterban te wijzen op het belang van de RI&E en hierbij ondersteuning te verlenen. Daarnaast neem ik het initiatief voor ondersteunende maatregelen van de RI&E, zoals voorlichting en het bieden van instrumenten aan bedrijven bij het uitvoeren van een RI&E middels het Steunpunt RI&E en branche-RI&E’s. Hierbij is specifiek aandacht voor risicovolle sectoren waar veel gewerkt wordt met chroom-6. Een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van de arbobeleidscyclus is een integrale samenwerking tussen werkgevers, werknemers, OR-leden en arboprofessionals. Het voorstel van de FNV over een wegwijzer voor werkgevers en werknemers om die samenwerking te bevorderen en ondersteunen13, neem ik over. Dit moet leiden tot een gezamenlijke proactieve benadering gericht op de maximale preventie van blootstelling op de werkplek.

Zoals aangegeven, is het enkel hebben van een RI&E niet voldoende. Om de kwaliteit van de RI&E te verbeteren is meer inzicht nodig in de knelpunten bij de totstandkoming ervan, inclusief de rol van de betrokken deskundigen. Dit zal ik laten onderzoeken in het kader van verbeteringen van het functioneren en de inrichting van de arbobeleidcyclus. Dit onderzoek wordt in de tweede helft van dit jaar afgerond. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek, tref ik zo nodig maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van de RI&E. Daarbij zal ik ook kijken naar de rol van de betrokken (gecertificeerde) deskundigen in het proces van totstandkoming van de RI&E.

Kennisdeling/communicatie

Via het programma Preventie Beroepsziekten worden werkgevers ondersteund in hun aanpak bij het werken met gevaarlijke stoffen. Het programma richt zich bewustwording en kennisdeling door onder andere bijeenkomsten en een periodieke nieuwsbrief. In 2019 wordt de bewustwordingscampagne voortgezet met specifieke aandacht voor chroom-6. Ook maakt het programma in nauwe samenwerking met Inspectie SZW, branches en beroepsgroepen de bestaande kennis beter toegankelijk en wordt het ontwikkelen, toepassen en delen van innovaties gestimuleerd. Het programma biedt gericht informatie aan op het Arboportaal.14 Nieuwe kennis en instrumenten die beschikbaar komen worden toegevoegd. Ook is informatie te vinden op de website van het RIVM. Daarnaast heeft TNO recent de Wegwijzer Gevaarlijke Stoffen opgesteld. Deze is binnenkort te vinden in de Toolbox voor bedrijven van het programma Beroepsziekten op het Arboportaal.15

Rol van gemeenten

De commissie constateert dat de gemeente Tilburg tekort is geschoten als het gaat om de naleving van de zorgplicht. Het is noodzakelijk dat gemeenten weten dat zij in de hoedanigheid van werkgever en als verantwoordelijke voor de uitvoering van de Participatiewet altijd eindverantwoordelijk zijn voor de condities waaronder mensen op basis van de Participatiewet activiteiten verrichten. Werk op afstand brengt immers dezelfde verantwoordelijkheid met zich mee voor werkgevers. Belangrijk is dat voorafgaand aan de plaatsing er al een toets is van de arbeidsomstandigheden op de werkvloer, dat met de RI&E de bedrijfsrisico’s in kaart worden gebracht en dat de gemeenten blijven verifiëren dat de noodzakelijke beschermende maatregelen op de werkvloer zijn getroffen. Daarvoor is het van belang een project goed te volgen en contact te houden met de mensen, zodat ze hun ervaringen met het werk en ervaringen op de werkvloer met de gemeente kunnen delen. Dit stelt de gemeente vervolgens in staat om vroegtijdig te reageren op een mogelijk risico of onwenselijke werksituatie. Ik zal daarom naast bovenstaande activiteiten die zijn gericht op alle werkgevers, dit onderwerp tevens specifiek bij alle gemeenten onder de aandacht brengen.16

Aanbeveling: vergemakkelijk toekomstige schadeafhandeling

De commissie Tilburg stelt dat het stelsel van individuele schadeafhandeling van beroepsziekten via het aansprakelijkheidsrecht problematisch is. De bewijsvoering in deze zaken is ingewikkeld, kostbaar en tijdrovend. De commissie Tilburg beveelt daarom aan dat de rijksoverheid een werkgroep instelt met als taak om aanbevelingen op te stellen voor een betere organisatie van het proces van werkgerelateerde schadeafhandeling. In de werkgroep zouden ook ervaringsdeskundigen een plek moeten krijgen.

De gemeente Tilburg heeft op 6 februari haar voorstel voor een generieke regeling voor de ongeveer 800 betrokkenen bekend gemaakt. De gemeenteraad van Tilburg heeft deze inmiddels bekrachtigd. Uw kamer heeft de bewindslieden van Defensie en mij in de Regeling van Werkzaamheden van 7 februari verzocht om een brief over deze regeling in vergelijking tot die van Defensie (Handelingen II 2018/19, nr. 51, item 9). Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het arbeidsomstandighedenbeleid is het niet aan mij om een oordeel uit te spreken over vergoedingen of tegemoetkomingen die een werkgever verstrekt. Wel zal ik in navolging van de aanbevelingen van de Commissie Tilburg een commissie «Vergemakkelijk toekomstige schadeafhandeling bij beroepsziekten» instellen. Deze wordt gevraagd om uitgangspunten te formuleren voor compensatie en te adviseren over de wenselijkheid en mogelijkheid van breed gedragen (landelijke) richtsnoeren voor compensatie en voor de (onafhankelijke) uitvoering ervan.

In aanvulling hierop zal ik de commissie verzoeken in te gaan op vragen die verbonden zijn aan het afhandelen van schadeclaims bij beroepsziekten, niet alleen voor de financiële maar ook voor de mensgerichte kant. Het gaat dan om hoe beter met melders van beroepsziekten om te gaan, over de wijze van informatievoorziening over (de gevolgen van) beroepsziekten naar de melders of slachtoffers, hoe de causaliteit van beroepsziekten efficiënter kan worden vastgesteld, en hoe met schrijnende gevallen kan worden omgegaan waarbij de werknemer wel een beroepsziekte heeft, maar geen werkgever waarvan schadevergoeding kan worden geëist. Daarbij verzoek ik de commissie ook om de voorstellen van de FNV te betrekken.

Het gaat hier om een urgent vraagstuk. Ik zal de commissie dan ook verzoeken om snelheid te betrachten. Ik zal uw Kamer nader informeren over de taakopdracht, instelling en samenstelling van de commissie. Voor de samenstelling van deze commissie denk ik in ieder geval aan vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en aan onafhankelijke deskundigen.

Daarnaast zal het Ministerie van BZK in de rol van werkgever voor de sector Rijk een coördinerende rol spelen bij de overkoepelende aanpak voor het Rijk als werkgever.17 BZK voert hierover overleg met de vakbonden zoals in de brief van 21 december 2018 is aangekondigd. Het is de wens van de bonden om tot centrale processtappen te komen met een consistente lijn en een compensatieregeling. Op korte termijn organiseert BZK een bijeenkomst met departementen, vakbonden en het RIVM. Uw kamer zal geïnformeerd worden over de uitkomst. De afzonderlijke departementen zijn verantwoordelijk voor het vervolg bij de afzonderlijke diensten.

Dat het verhalen van schade opgelopen door beroepsziekten voor werknemers vaak een lang en complex proces is, is eerder tot uitdrukking gekomen in adviezen van de Sociaal-Economische Raad (SER, december 2012). Een aantal opties is daarbij genoemd om het proces te verbeteren. Geen van deze opties bleek destijds haalbaar. Een initiatief van SZW om in samenspraak met sociale partners te komen tot de inrichting van een Expertise Centrum Causaliteit Beroepsziekten bleek geen steun van de werkgevers te hebben.18 Tegen deze achtergrond heeft SZW in 2018 een subsidie aan de Letselschaderaad verstrekt voor het ontwikkelen van een gedragscode voor de letselschadebranche voor een betere en snellere afhandeling van beroepsziekteclaims waarbij de aangesloten bedrijven zich committeren aan de naleving van deze gedragsregels.19 Over de voortgang hiervan zal ik uw Kamer nader informeren, in samenhang met de instelling van de commissie «Vergemakkelijk toekomstige schadeafhandeling bij beroepsziekten».

4. Aanbeveling: versterk handhaving

Taakopvatting Inspectie SZW voorheen Arbeidsinspectie ten tijde van tROM

In de tijd dat tROM speelde (2004 tot 2012) was er geen werkwijze om bij klachten en/of ongevallen breder onderzoek te doen naar tekortkomingen in bijvoorbeeld andere werkruimtes of het hele bedrijf. De Inspectie keek naar het gemelde incident en niet verder. Fysieke veiligheid was bij handhaving van de wet- en regelgeving van arbeidsomstandigheden het belangrijkste kader. Ik moet daarom net als de Commissie Tilburg constateren dat de taakopvatting destijds beperkter was. Mede naar aanleiding van de lessen voortkomend uit het eenmalig retrospectief feitenonderzoek naar DuPont20 en met de kennis van nu heeft de Inspectie daarom haar toezicht geïntensiveerd. Er wordt gewerkt aan een dedicated team dat zich richt op het toezicht op blootstelling aan gevaarlijke stoffen waaronder chroom-6.

Vanaf de jaren ’90 wordt er wel gericht en projectmatig aandacht besteed aan gevaarlijke stoffen waaraan werknemers kunnen worden blootgesteld. Dit heeft gelijke tred met de ontwikkelingen in de wet- en regelgeving in die jaren. Per 1 juli 1997 is de kernboodschap van het «Besluit Kankerverwekkende Stoffen en processen» uit 1994 opgenomen in het Arbeidsomstandighedenbesluit en daarmee wettelijk verankerd. De Arbeidsinspectie hanteerde in de periode van de jaren ’90 tot ongeveer 2012 een steekproefsgewijze aanpak. Daarnaast konden meldingen en klachten in een bepaalde sector een reden zijn tot actief inspecteren. Dit is wezenlijk anders dan vandaag de dag waar de Inspectie de focus op interventies ten behoeve van de gezondheid van de werknemer risicogericht bepaalt.

Toezicht in Tilburg

De Inspectie SZW heeft in de onderzochte periode weliswaar een aantal keren de werkplaats bezocht, maar met een heel andere aanleiding dan het werken met chroom-6. Er is in 2005 een klacht ingediend door medewerksters van het bedrijf over stof en herrie mogelijk afkomstig van een interne verbouwing. De situatie is ter plekke afgehandeld, zoals ook beschreven in het RIVM-rapport over deze zaak (paragraaf 3.6.4), door de medewerksters een alternatieve ruimte te bieden. Er is ook een bezoek gebracht aan het bedrijf door de Inspectie naar aanleiding van een ongeval gemeld in 2006. Ook die zaak is afgedaan. Het is nu niet meer vast te stellen of de Arbeidsinspectie toen heeft opgetreden op basis van de geldende werkinstructies behorende bij het toen vastgestelde handhavingsbeleid. Er is geen documentatie meer beschikbaar, ingevolge de bepalingen in de Archiefwet.21 Terugblikkend vanuit de huidige kennis en handelwijze is het te betreuren dat er toentertijd te beperkt toezicht is gehouden.

Huidige werkwijze

De Inspectie SZW ziet toe op de naleving van de Arboregelgeving. Als de Inspectie SZW vaststelt dat een werkgever de regels voor de omgang met gevaarlijke stoffen waaronder chroom-6 niet naleeft, gaat de Inspectie over tot handhaving. Dit gebeurt conform de beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandigheden.22 Voor CMR-stoffen is dit verder uitgewerkt in de Basis Inspectie Module Naleving blootstelling gevaarlijke stoffen aan de hand van een 4 stappenmodel (Lange termijn blootstelling).

De meeste overtredingen leiden tot het opleggen van een waarschuwing of een eis tot naleving. Dit betekent dat de werkgever de tekortkoming binnen een door de Inspectie SZW gegeven periode dient op te lossen. Als bij hercontrole blijkt dat de werkgever hieraan niet voldaan heeft wordt een boeterapport opgemaakt. In een aantal gevallen is de overtreding geclassificeerd als zware overtreding (ZO). Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de wettelijke grenswaarde wordt overschreden. In dat geval wordt het werk direct stilgelegd en mag het werk pas weer hervat worden als er afdoende maatregelen getroffen zijn. In die situatie wordt tevens een boeterapport opgemaakt.

De hoogte van de boete wordt bepaald in de beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandigheden. Bij zware overtredingen bedraagt de boete maximaal € 27.000 (voor een bedrijf met meer dan 500 werknemers, voor kleinere bedrijven bedraagt de boete een percentage van dit boetenormbedrag). Bij recidive kan de boete worden verhoogd met maximaal 100 of 200% afhankelijk van de zwaarte van de overtreding en het aantal keren dat de overtreding in het verleden is vastgesteld.23 Daarnaast kan sinds 2013 bij herhaalde recidive het bedrijf door de Inspectie SZW voor een periode van maximaal 3 maanden stilgelegd worden.24 Als een werkgever weigerachtig blijft, kan de Inspectie SZW een dwangsom opleggen. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om het nalaten van een noodzakelijke beoordeling van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Bij een last onder bestuursdwang wordt een overtreding van de wet opgeheven, doordat de overheid hier zelf actie op neemt. Er wordt dan bijvoorbeeld in opdracht van de overheid een (wettelijk verplichte) meting gedaan naar de hoeveelheid gevaarlijke stoffen in de lucht. De kosten van deze meting worden verhaald op de werkgever.25

Als de Inspectie SZW van mening is dat een werkgever willens en wetens werknemers blootstelt aan gevaarlijke stoffen en daarmee de gezondheid in ernstige mate schaadt, kan een strafrechtelijk onderzoek gestart worden.26

In 2016 is de Inspectie SZW gestart met het Programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen. In dit Programma ligt sinds 2017 de focus op blootstelling aan CMR-stoffen. Deze inspecties worden risico-gestuurd uitgevoerd op basis van een toplijst met kankerverwekkende stoffen. Tijdens de inspecties wordt echter niet alleen gekeken naar de stoffen die voorkomen op de toplijst, maar wordt het totale stoffenbeleid van de onderneming beoordeeld.

In het sinds 2018 lopende inspectieproject «Blootstelling CMR (Carcinogene, Mutagene en Reproductietoxische) stoffen complexe bedrijven» (waaronder Chroom-6) heeft de Inspectie ISZW gehandhaafd bij 90% van de geïnspecteerde bedrijven. Daarbij is drie maal een zware overtreding geconstateerd, die geleid hebben tot een stillegging en het opmaken van een boeterapport. Bij één bedrijf is een strafrechtelijk onderzoek gestart.

Op dit moment worden gerichte inspecties naar blootstelling aan chroom-6 uitgevoerd bij bedrijven in de (metaal-)oppervlakte-behandelende industrie (ION), bij bedrijven waar vliegtuigonderhoud plaatsvindt en bij locaties van Defensie waar onderhoud aan varend, vliegend of rijdend materieel plaatsvindt. Tot op heden zijn in dit kader 33 inspecties uitgevoerd, waarbij in totaal 62 overtredingen zijn geconstateerd. Bij 29, oftewel 87%, van de inspecties was er sprake van één of meer overtredingen van de Arboregelgeving en heeft de Inspectie SZW gehandhaafd. In vervolg hierop zullen herinspecties worden uitgevoerd.

Om de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en opdrachtgevers te versterken is de Inspectie SZW zoals eerder is aangegeven met een aantal branches, bedrijven en opdrachtgevers in gesprek over de standaardstappen die zij ondernemen om tot veilige werkwijzen te komen voor het werken met chroom-6 houdende producten of het bewerken van bestaande chroom-6-houdende oppervlakken. Dit zijn onder andere bedrijven in de metaal, bouwbedrijven, oppervlakte-behandelende industrie (ION), Ministerie van Defensie (onderhoud aan materieel bij zowel Luchtmacht, Landmacht en Marine), Rijkswaterstaat (onderhoud aan bruggen, schepen e.d.), Rijksvastgoedbedrijf (onderhoud aan verfsystemen op vastgoed) en ProRail (o.a. onderhoud spoorinfrastructuur). De Inspectie SZW geeft aan waaraan moet worden voldaan en toetst op verzoek van branches of opdrachtgevers de opgestelde veilige werkwijzen.

Noodzaak van een gecoördineerde en brede aanpak

Ik onderschrijf de noodzaak van een gecoördineerde en brede aanpak op het terrein van handhaving. Daarom is de Inspectie SZW in 2016 gestart met het opzetten van het Programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen voor de periode 2017–2019. Onder dit programma vallen alle bedrijven in Nederland waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt. In dit programma wordt niet alleen specifiek naar chroom-6 gekeken, maar breder. De inspecties zijn gericht op de omgang met CMR-stoffen, waaronder chroom-6. De Inspectie SZW werkt risico-gestuurd en richt zich daarom op die sectoren en activiteiten waarbij er een kans bestaat dat nog met chroom-6 houdende producten wordt gewerkt, of dat bestaande chroom-6 houdende oppervlakken moeten worden bewerkt.

De Inspectie SZW is daarnaast bezig haar toezicht op gevaarlijke stoffen verder te intensiveren. De Inspectie richt zich daarbij onder meer op kankerverwekkende stoffen, waaronder chroom-6. Ik heb uw Kamer in het najaar 2018 gemeld27 dat voor deze intensivering een bedrag van € 4,5 miljoen beschikbaar komt. Deze extra middelen worden onder andere ingezet voor het vormen van het al genoemde dedicated team gevaarlijke stoffen. De Inspectie SZW kan met dit team binnen haar programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen naast aandacht aan veilige werkwijzen voor het werken met chroom-6 houdende producten of het bewerken van bestaande chroom-6-houdende oppervlakten, ook extra aandacht geven aan de blootstelling van werknemers aan andere gevaarlijke stoffen. Hierbij kijkt de Inspectie SZW specifiek naar de manier waarop een bedrijf haar blootstellingsmonitoring heeft ingericht en hoe het toeziet op uitvoering van de beheersmaatregelen die volgen uit de RI&E.

De Inspectie SZW heeft mede naar aanleiding van de chroom-6 problematiek geconstateerd dat aanvankelijk de aandacht met name uitging naar toepassing van een stof (zoals galvaniserende werkzaamheden of het aanbrengen van verflagen) en veel minder naar werkzaamheden waarbij de stof opnieuw vrij kan komen (zoals schuren en stralen). Het is belangrijk dat er zicht wordt gekregen op de hele levenscyclus van een gevaarlijke stof en dat in elke fase wordt gekeken naar de potentiële gevaren. In het Programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen wordt momenteel aan dit onderwerp aandacht besteed. Er is onderzoek uitbesteed om voor bepaalde, veel voorkomende kankerverwekkende stoffen deze levenscyclus te beschrijven en per fase te beoordelen wat de potentiële risico’s zijn. De inzichten hieruit worden vervolgens meegenomen in de risico-gestuurde aanpak binnen het Programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen.

Situatie in andere bedrijfstakken

Uw Kamer heeft verder verzocht om een overzicht van andere bedrijfstakken en voorbeelden waar dit ook speelt. Zoals eerder in deze brief aangegeven is de Inspectie SZW met branches waar gewerkt wordt met chroom-6 in gesprek en doet daarnaast een breder levenscyclus-onderzoek naar CMR-stoffen. De belangrijkste branches waar nu gewerkt wordt met chroom-6 zijn reeds in beeld (zie bijlage). Ik zal middels een inventarisatie de reeds aanwezige kennis op het gebied van risicovolle toepassingen en bewerkingen met chroom-6 en de sectoren waar dergelijke toepassingen veel voorkomen laten samenbrengen en indien nodig aanvullen. Bij deze inventarisatie kunnen ook de minder voor de hand liggende toepassingen van chroom-6 in kaart worden gebracht. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen onder meer worden benut bij het ondersteunen van werkgevers in hun arbobeleid en om de bewustwording te vergroten van het werken met chroom-6 bij sectoren die hier nog onvoldoende aandacht voor hebben. Ik verwacht de resultaten nog dit jaar beschikbaar te hebben.

Tot slot

De situatie in Tilburg is ernstig. Met de hiervoor geschetste grondige aanpak sluit ik aan bij de aanbevelingen van de Commissie Tilburg. Door een duidelijk kader te bieden voor het handelen van werkgevers en door het toezicht en de handhaving door de Inspectie SZW verder te intensiveren, wordt bijgedragen aan het veilig werken met gevaarlijke stoffen en het naleven van de wet- en regelgeving hieromtrent.

Ik zal u voor de zomer van dit jaar informeren over een aantal eerder aangekondigde ontwikkelingen binnen het beleid over gevaarlijke stoffen. Daarbij zal ik ook ingaan op de voortgang van de in deze brief aangekondigde maatregelen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

BIJLAGE: Branches waar Chroom-6 aan de orde kan zijn28, 29

Deze lijst wordt gehanteerd door de Inspectie SZW binnen het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen.

Nederlandse bronnen

  • A. De platingindustrie

    Metalen oppervlakten worden mooi glanzend wanneer ze verchroomd worden. Dit gebeurt door een dunne laag aan te brengen op vooraf behandelde (metalen) oppervlakten. Denk hierbij aan bumpers en motoren

  • B. Vuurvaste (keramische) industrie

    Cr 3+ werd veelvuldig gebruikt in de keramische industrie, vanwege de hoge temperatuurbestendigheid hiervan. Het gebruik van Cr 3+ daalt in deze bedrijfstak vanwege de mogelijkheid van de vorming van chroom-6 en de mogelijke impact daarvan op het milieu en de werkomgeving.

  • C. Houtconserveerbedrijven

    Het is inmiddels verboden om chroom-6-zouten te gebruiken ter conservering, maar dat neemt niet weg dat nog veel houten constructies chroom-6 bevatten.

  • D. Sloopbedrijven

    Na de sloop van gebouwen wordt het hout hergebruikt in spaanplaten. Daardoor kunnen sloopbedrijven en medewerkers van spaanplaatfabrikanten blootgesteld worden aan chroom-6. Tot voor kort werd er ook chroom-6 toegevoegd aan cement: zo kunnen diezelfde sloopbedrijven worden blootgesteld aan chroom-6, net als de verwerkers van puin tot puingranulaat.

  • E. Bedrijven die naar gas boren

    Bij boren naar gas wordt chromaat gebruikt, omdat dit in vochtige situaties de oxidatie van staal voorkomt. Daarom wordt het toegevoegd aan drilling mud: een «slijk» dat steeds van bovenaf langs de buizen wordt toegevoegd en dat als zowel smeermiddel als afdichtmiddel fungeert.

  • F. Lasbedrijven/lassers

    Bij het lassen van roestvrijstaal kunnen zich chroom-6-houdende metaaldampen vormen.

  • G. Verf- en primerproducenten, de pigmentindustrie en bedrijven

    Chroom-6 is nu verboden in verf en primer, althans in de EU en de USA. In het verleden is met name chroom-6-houdende primer in Nederland op grote schaal toegepast op metaaloppervlakten (spuitverf). Denk hierbij aan schepen, defensiematerieel, alle metalen infrastructurele objecten, zoals bruggen, viaducten, treinen, vliegtuigen, bussen en trafo-huisjes. Maar ook op industriële objecten met een metalen ondergrond zoals fabrieken, opslagtanks, zelfs auto’s. Dat betekent dus dat ook bedrijven die materiaal bewerken (boren, slijpen, schuren) dat gecoat is met chroom-6-houdende primer of verf dus in contact kunnen komen met chroom-6. Chroom-6 wordt toegevoegd aan coatings om roesten te voorkomen. Een meer voorkomende toepassing waar chroom-6 op te vinden is: bruggen en andere stalen bouwwerken. De provincie Noord-Holland liet in het voorjaar van 2018 een QuickScan uitvoeren van de 50 beweegbare bruggen en sluizen in de regio. In bijna de helft van de bruggen is chroom-6 verwerkt in oude verflagen Daarnaast is chroom-6 ook terug te vinden in elektronische apparatuur. Bijvoorbeeld op schroeven en bouten, elektrische schakelaars en antennes.

  • H. Leerindustrie

    Tijdens het productieproces van leer worden huiden gelooid met chroom-3-zouten. Chroom-3 kan tijdens het looiproces door oxidatie omgezet worden naar het schadelijke chroom-6.

Europees onderzoek naar voorkomen van Chroom-6 in bedrijfstakken30

Dit onderzoek is een breed Europees onderzoek in opdracht van de Europese Commissie. Het is gebaseerd op een Europese indeling van bedrijfstakken. In het rapport worden de vetgedrukte bedrijfstakken als hoog risico aangemerkt. Dit komt redelijk overeen met hetgeen we ook in Nederland waarnemen. Waar in dit onderzoek waarschijnlijk te weinig aandacht aan besteed is, is aan onderhoud en renovatie van schepen, vliegtuigen, bruggen e.d. De sectoren die daarmee te maken hebben zijn in dit Europees onderzoek niet goed naar voren gekomen. In het programma van de Inspectie SZW komen deze sectoren wel aan bod.

  • 01 Teelt van gewassen, veeteelt, jacht en diensten in verband met deze activiteiten

  • 11 Winning van olie en gas

  • 15 Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken

  • 17 Vervaardiging van textiel

  • 18 vervaardiging van kleding en verven van bont

  • 19 Het looien van leer en het vervaardigen van koppers, tassen, zadels en schoenen

  • 20 Het vervaardigen van hout en plaatmateriaal

  • 21 Het vervaardigen van pulp, papier en papierproducten

  • 22 Het produceren, printen en reproduceren van opgenomen media

  • 23 Het produceren van cokes en geraffineerde olieproducten

  • 24 Het vervaardigen van chemicaliën en chemische producten. Deze bedrijven maken onderdeel uit van de jaarlijkse BRZO inspecties en vallen binnen het Project Complexe bedrijven met CMR stoffen. In dat kader worden bedrijven breed op CMR stoffen, en indien aan de orde ook op Chroom-6 geïnspecteerd. De grote chemische bedrijven zijn zich goed bewust van het voorkomen van Chroom-6 houdende verven in hun productie-installaties

  • 25 Het vervaardigen van rubber- en plastic producten

  • 26 Het vervaardigen van andere niet metaalhoudende minerale producten

  • 27 Het produceren van basis metalen. De bedrijven vallend onder de nummers 27, 28 en 29 vallen onder het Project Blootstelling CMR stoffen Metaalbewerking. Met de brancheorganisatie is veelvuldig contact.

  • 28 De fabricage van metalen producten

  • 29 De fabricage van machines

  • 31 Het vervaardigen van elektrische apparaten en machines

  • 32 Het vervaardigen van radio, televisie en communicatieapparatuur

  • 33 Het vervaardigen van medische, precisie en optische instrumenten, horloges en klokken

  • 35 Het vervaardigen van overige transportmiddelen: Deze bedrijven vallen onder het Project Blootstelling CMR stoffen Metaalbewerking (zie 27)

  • 36 Het vervaardigen van meubilair. Met deze sector is nog geen contact over deze problematiek. In het kader van de risicoanalyse ten behoeve van het meerjarenplan 2020–2023 zal nagegaan worden in hoeverre er risico´s in Nederland zijn in deze sector. Datzelfde geldt overigens voor alle geïdentificeerde sectoren.

  • 41 Het ontvangen, zuiveren en distribueren van water

  • 45 Bouw

  • 50 Verkoop, onderhoud van motorvoertuigen en motors en het verkopen van brandstoffen

  • 51 Groothandel

  • 61 Vervoer over water. Voor zover er sprake is van (groot) onderhoud aan schepen en vliegtuigen (62) valt dit onder het Project Blootstelling CMR stoffen metaal.

  • 62 Vervoer door de lucht

  • 63 Ondersteunende transportactiviteiten

  • 64 Post en telecommunicatie

  • 73 Research en ontwikkeling

  • 74 Overige bedrijfsactiviteiten

  • 75 Overheid en Defensie. Met overheidspartijen is een intensief contact met name over het onderhoud van vliegtuigen, schepen en voertuigen, alsmede infrastructuur, bruggen e.d. die bewerkt zijn met chroom houdende verven. Inspecties worden uitgevoerd in het kader van het Project Blootstelling CMR stoffen metaal.

  • 80 Onderwijs

  • 85 Gezondheidszorg

  • 90 Riolering en afvalverwerking


X Noot
2

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 120.

X Noot
4

Artikel 3 Arbeidsomstandighedenwet.

X Noot
5

artikel 5 en voor nadere voorschriften voor het werken met gevaarlijke stoffen, artikel 4.2. van het Arbobesluit.

X Noot
6

Artikel 8 Arbeidsomstandighedenwet.

X Noot
9

Kamerstuk 25 883, nr. 327.

X Noot
10

Kamerstuk 25 883, nr. 340.

X Noot
11

Deze zijn opgenomen in de artikelen 4.2, 4.2a en 4.13 van het Arbobesluit.

X Noot
12

Kamerstuk 25 883, nr. 340.

X Noot
13

Brief van 11 september 2018, kenmerk 18–161/RvS/WvV/KJ/dt.

X Noot
16

Dit komt aan de orde in «Gemeentenieuws van SZW» die naar verwachting eind maart naar alle gemeenten gaat.

X Noot
17

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 120

X Noot
18

kamerstuk 25 883, nr. 289.

X Noot
19

Kamerstuk 25 883, nr. 323.

X Noot
20

Kamerstuk 25 883, nr. 294.

X Noot
21

Op basis van de Archiefwet en de daarop gebaseerde selectielijsten vernietigt ISZW alle documentatie over de inspectiepraktijk en inspecties doorgaans na een termijn van 7 jaar. ISZW past deze selectiecriteria aan en zal in de toekomst documentatie omtrent inspecties van CMR-stoffen 40 jaar bewaren. Zie ook Kamerstuk 25 883, nr. 330.

X Noot
22

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 november 2012, G&VW/AA/2012/16953, tot vaststelling van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving.

X Noot
23

Artikel 34 Arbeidsomstandighedenwet.

X Noot
24

Artikel 28a Arbeidsomstandighedenwet.

X Noot
25

Artikel 28b Arbeidsomstandighedenwet.

X Noot
26

Artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet.

X Noot
27

Kamerstuk 29 544, nr. 846.

X Noot
28

De gezondheidsrisico’s van werken met chroom-6, Whitepaper Kiwa Compliance November 2018.

X Noot
29

Chroom-6 De feiten op een rij, SGS.

X Noot
30

IOM Research Project P937, May 2011.

Naar boven