25 883 Arbeidsomstandigheden

Nr. 330 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2018

Met deze brief informeer ik Uw Kamer over een tweetal maatregelen die volgen uit toezeggingen in de brief bij het feitenonderzoek naar de situatie bij het bedrijf DuPont en de lessen voor de toekomst1 en het debat hierover2.

In het eerste deel van deze brief informeer ik u over de invulling van het kennisplatform werken met gevaarlijke stoffen. Dit platform vervult een rol bij een verbeterde kennisdeling tussen bedrijven en andere belanghebbenden op het gebied van gezond en veilig werken met gevaarlijke stoffen. Ook informeer ik u over de resultaten van de verkenning naar mogelijkheden om bedrijven te verplichten om relevante kennis over gevaarlijke stoffen te delen. Het tweede deel van de brief richt zich op de invulling van de toezegging in de brief bij het feitenonderzoek naar de situatie bij het bedrijf DuPont van 5 juli 2017 (Kamerstuk 25 883, nr. 294) ten aanzien van de mogelijkheden tot het verlengen van de bestuursrechtelijke handhavingstermijn.

Kennisplatform «werken met gevaarlijke stoffen»

Aanleiding

De brief bij het feitenonderzoek naar de situatie bij het bedrijf DuPont in het verleden en de lessen voor de toekomst van 5 juli 2017 maakte duidelijk dat het delen van kennis over gevaarlijke stoffen tussen bedrijven onderling of met overheden, nationaal en internationaal, nog geen vanzelfsprekendheid is. Het delen van kennis over gevaarlijke stoffen tussen bedrijven onderling of met overheden zie ik als één van de belangrijke factoren die bijdragen aan het effectief beschermen van werknemers die in hun werk te maken hebben met gevaarlijke stoffen. Daarnaast richt ik mij met mijn beleid naast wetgeving ook op bewustwording, stimulering, goede voorlichting en toezicht door de Inspectie SZW.

De Arbowet verplicht werkgevers om met inachtneming van de stand der wetenschap en de gangbare professionele dienstverlening te zorgen voor veilige en gezonde werkomstandigheden. Dit betekent dat de werkgever een risico-inventarisatie en, -evaluatie moet maken, deze regelmatig moet actualiseren en de maatregelen daarop moet afstemmen. De laatste wetenschappelijke inzichten en gangbare praktijk moeten daarbij worden meegewogen. Grote of gespecialiseerde bedrijven beschikken vaak (vroeg) over (zelf ontwikkelde) kennis van gevaarseigenschappen van (nieuwe) stoffen en de beheersmaatregelen die het best ingezet kunnen worden om daarmee gezond en veilig te kunnen werken.

Mijn voorganger heeft bedrijven die beschikken over actuele kennis over gezondheidsrisico’s van stoffen opgeroepen om deze kennis te delen met andere belanghebbenden. Om dit te stimuleren ben ik in overleg getreden met vertegenwoordigers van sociale partners, kennisinstituten, de Inspectie SZW en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) over de vormgeving van een kennisplatform dat zich richt op het delen van kennis over veilig werken met gevaarlijke stoffen en inzet op een optimale ontsluiting en deling van toxicologische informatie over stoffen, de wijze van meten en monitoring en effectieve beheersmaatregelen.

Vormgeving kennisplatform werken met gevaarlijke stoffen

Met betrokken partijen constateer ik dat inmiddels veel actuele kennis over gezond en veilig werken met gevaarlijke stoffen en bijbehorende instrumenten en websites beschikbaar zijn. Onder andere de verplichte kennisdeling die volgt uit de Europese REACH en CLP-wetgeving speelt daarbij een belangrijke rol, met de door het RIVM verzorgde nationale helpdesk REACH en CLP als extra steun voor bedrijven. Daarnaast zijn er op nationaal niveau diverse initiatieven, al dan niet op branche-niveau. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan de jaarlijkse Stoffendag waar het delen van goede praktijken en kennis over het omgaan met gevaarlijke stoffen tussen bedrijven centraal staat. Ook kan sinds kort met de nieuw ontwikkelde Stoffencheck-app van de Inspectie SZW en FNV gemakkelijk informatie over het werken met bepaalde stoffen worden opgevraagd. De Blootstellingskennishub van TNO i.s.m. de Utrecht Exposome Hub is een voorbeeld van de bijdrage van kennisinstellingen aan de kennisontwikkeling en kennisuitwisseling tussen bedrijven. Daarnaast speelt het ontwikkelen en verspreiden van kennis binnen het programma preventie beroepsziekten, waarover ik uw Kamer recent heb geïnformeerd3, een belangrijke rol. Binnen dit programma is extra aandacht voor gevaarlijke stoffen die buiten de Europese REACH-verplichtingen vallen maar wel binnen de Arbowet, zoals kwartsstof, (hard)houtstof en dieselrook. Onlangs is een speciale toolbox voor bedrijven gepubliceerd met een overzicht van de verplichtingen en prominente instrumenten en handreikingen om aan geldende verplichtingen te voldoen. Kennisdelingsinstrumenten ontwikkeld in dit programma worden geborgd op het Arboportaal van het ministerie SZW.

Betrokkenen concluderen dat de grootste uitdaging op het gebied van kennisdeling bestaat uit het effectief verspreiden van kennis uit reeds bestaande initiatieven. Kennis en ondersteunende instrumenten bereiken nog niet altijd of niet goed de werkvloer. Het kennisplatform zal zich daarom vooral richten op het vergroten van de effectiviteit van bestaande initiatieven en het delen van kennis en goede praktijken. Daarbij wordt extra aandacht besteed aan het bereiken van het MKB. Ik ben dan ook verheugd u te kunnen melden dat VNO-NCW en MKB-Nederland het initiatief hebben genomen om met ondersteuning van het Ministerie van SZW in 2018 en 2019 vorm te geven aan het kennisplatform, middels halfjaarlijkse symposia en diverse roadshows over kennisdeling rond het werken met gevaarlijke stoffen.

In de symposia wordt door bovengenoemde partijen, aangevuld met bedrijven, branchevertegenwoordigers en arboprofessionals, vooral gekeken hoe bestaande initiatieven en informatie beter gedeeld kunnen worden tussen belanghebbenden. Aan deze symposia worden thematische roadshows gekoppeld waarbij «bedrijven leren van bedrijven» centraal staat. Tijdens deze regionale bijeenkomsten worden bedrijven die bestaande instrumenten succesvol hebben geïmplementeerd bezocht met als doel concrete oplossingen voor knelpunten op de werkvloer optimaal onder de aandacht te brengen bij andere bedrijven. Hiermee wil ik de drempel voor bedrijven verlagen om zich te laten informeren – en om elkaar te informeren – over initiatieven en instrumenten en beoog ik ervaringen te delen en lessen te trekken uit het verleden. Voor deze bijeenkomsten zal breed worden uitgenodigd. Zowel MKB bedrijven die zich georganiseerd hebben in een branche als bedrijven die (nog) niet zijn aangesloten bij een brancheorganisatie. De eerste bijeenkomsten worden gepland voor eind 2018.

Ik ben in overleg met RIVM en TNO over de mogelijkheden om vanuit hun expertise bij te dragen aan de organisatie van de symposia en roadshows. Deze Nederlandse kennisinstituten kunnen vanuit hun (onderzoeks)ervaringen op het gebied van gezondheidsrisico´s van gevaarlijke stoffen een actieve bijdrage leveren bij de inhoudelijke voorbereiding van de symposia en roadshows als ook ondersteuning bij specifieke kennis- en hulpvragen vanuit het bedrijfsleven. Vanuit hun internationale netwerk zullen zij inzichten die in andere landen zijn opgedaan helpen benutten in de Nederlandse situatie.

Aangezien het beschermen van werknemers en het milieu (arbeidsomstandigheden, externe veiligheid en uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen) in elkaars verlengde liggen is de samenwerking met het Ministerie van IenW verder versterkt. In het door IenW gecoördineerde programma Duurzame Veiligheid 2030 werken overheden, bedrijfsleven en wetenschap samen. In het programma is veel aandacht voor het delen van informatie en het co-creëren van kennis over veiligheid. Het Ministerie van SZW is aangesloten bij dit programma en onder andere bij de roadmap die belemmeringen voor het delen van kennis (zoals bedrijfsspionage en governance aspecten) onderzoekt en oplossingen voorstelt. Daarnaast is SZW aangesloten bij het IenW-project Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). Ook op deze manier wordt deling van relevante kennis tussen de domeinen arbeidsomstandigheden, externe veiligheid en uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen gefaciliteerd. De Staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft u op 5 juni jl. over het Kennisnetwerk Zeer Zorgwekkende Stoffen geïnformeerd4.

De resultaten van het kennisplatform worden tussentijds gemonitord en zullen na twee jaar geëvalueerd worden. Het streven is om na twee jaar de initiatieven geborgd te hebben door de organisaties zelf.

Aanvullende verplichting tot kennisdeling

Bedrijven en organisaties die in Nederland met gevaarlijke stoffen werken kennen een enorme verscheidenheid: van chemische bedrijven, die dagelijks nieuwe stoffen ontwikkelen, tot MKB-bedrijven waar soms slechts één stof een rol speelt in de bedrijfsprocessen. Uw Kamer heeft gevraagd naar de mogelijkheden om bedrijven nader te verplichten om relevante kennis over gevaarlijk stoffen te delen5.

De verplichting van werkgevers om te zorgen voor veilige en gezonde werkomstandigheden en daartoe (regelmatig) een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) te maken, te actualiseren en het plan van aanpak daarop af te stemmen betekent dat zij de laatste wetenschappelijke inzichten en de professionele dienstverlening moeten gebruiken. Europese regelgeving vormt de basis voor deze verplichtingen, waarmee de bescherming van werknemers Europees is geregeld en op Europees niveau oneerlijke concurrentie op arbeidsomstandigheden wordt voorkomen.

De Europese REACH-verordening verplicht tot het registreren van stoffen, bij het Europees agentschap voor chemische stoffen (ECHA), die op de markt gebracht worden dan wel geïmporteerd worden. Daarbij moet ook kennis over de stoffen geleverd worden. De hoeveelheid informatie is vooral afhankelijk van het gebruik en van het volume (aantal ton/jaar). Dit leidt ertoe dat meer kennis beschikbaar komt over de (gevaars-) eigenschappen van stoffen. Voor een deel is die kennis beschikbaar op de website van ECHA en voor een deel wordt verwacht dat die kennis via Veiligheidsinformatiebladen en blootstellingsscenario´s de eindgebruiker zal bereiken.

Ik ben van mening dat een aanvullende, generieke wettelijke verplichting om kennisdeling tussen bedrijven te bevorderen zich slecht verhoudt met de enorme verscheidenheid aan bedrijven en organisaties. Ook zie ik in de recente ontwikkelingen die kennisdeling bevorderen voldoende mogelijkheden verdere stappen te zetten. Diverse partijen benadrukken daarnaast dat de focus naast kennisdeling en voorlichting vooral op naleving en handhaving van bestaande regels moet liggen. Ik ben het daar mee eens. De verplichtingen in het kader van de Arbowet om werknemers te beschermen volgens de stand van de wetenschap en techniek, de verplichtingen in het kader van REACH en de hierboven beschreven initiatieven zie ik als voldoende stimulerend voor kennisdeling. Met deze maatregelen zie ik dan ook geen aanleiding tot aanvullende verplichtende maatregelen.

Verkenning verlenging bestuursrechtelijke handhavingstermijn

Een specifiek kenmerk bij het werken met gevaarlijke stoffen is dat de mogelijke negatieve gezondheidseffecten van blootstelling zich pas na lange tijd kunnen voordoen. Werkgevers zijn om deze reden verplicht blootstellingsgegevens, wanneer het gaat om kankerverwekkende stoffen, voor een termijn van ten minste 40 jaar te bewaren, gerekend vanaf de beëindiging van de blootstelling.6 Indien het betreffende bedrijf in deze periode ophoudt te bestaan, wordt van de werkgever verlangd dat deze blootstellingsgegevens worden overgedragen aan de Inspectie SZW.7 Dit is de verantwoordelijkheid van de werkgever. In de praktijk worden deze gegevens meestal overgedragen aan de rechtsopvolger van het betreffende bedrijf.

De Inspectie SZW hanteert niet een dergelijke bewaartermijn wanneer het gaat om inspectiegegevens betreffende blootstelling aan gevaarlijke stoffen. In de begeleidende brief bij het historisch feitenonderzoek naar de situatie bij het bedrijf DuPont in Dordrecht heeft mijn voorganger u aangegeven dat de Inspectie SZW conform de Archiefwet en de daarop gebaseerde selectielijsten alle documentatie over de inspectiepraktijk en inspecties doorgaans na een termijn van 7 jaar vernietigt.

De toezegging die in de brief van 5 juli 2017 is gedaan richt zich op het verkennen van de mogelijkheden van een verlenging van de bestuursrechtelijke handhavingstermijn. Met daaraan gekoppeld het langer bewaren van inspectiedossiers, die gegevens over blootstelling aan gevaarlijke stoffen bevatten. Naar aanleiding van deze toezegging is met diverse partijen gesproken, waaronder het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Openbaar Ministerie. Ook de verschillende onderdelen van mijn departement hebben in samenspraak bekeken hoe het grootste maatschappelijke effect bereikt kan worden. Op basis van deze bevindingen neem ik twee maatregelen.

Allereerst pas ik de selectiecriteria voor het bewaren van inspectiedossiers die blootstelling aan carcinogene, mutagene en reproductietoxische stoffen (CMR-stoffen) betreffen aan. De Inspectie SZW is voornemens haar bewaartermijn gelijk te stellen aan de bewaarplicht die op dit moment al geldt voor werkgevers, en daarmee deze documentatie omtrent inspecties van CMR-stoffen binnen het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen in de toekomst 40 jaar te bewaren. Het behouden van deze gegevens kan van groot belang zijn voor (oud-) werknemers die mogelijk zijn blootgesteld.

Het tweede spoor dat ik inzet heeft betrekking op de structurele aandacht voor (blootstelling aan) gevaarlijke stoffen in het toezicht. In de brief van 5 juli 2017 heeft u al kunnen lezen dat een van de maatregelen naar aanleiding van het feitenonderzoek het voortzetten en versterken van de intensivering van het toezicht op blootstelling aan stoffen is. Dit door middel van het instellen van een speciaal team op het terrein van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Binnen dit speciale team zal de Inspectie SZW naast gespecialiseerde inspecteurs ook inzetten op de komst en opleiding van een aantal rechercheurs die binnen de buitengewone opsporingsdienst van de Inspectie SZW gaan opereren.8 Deze rechercheurs worden belast met het strafrechtelijk onderzoek naar blootstelling aan stoffen indien daardoor gevaar is ontstaan voor de gezondheid van werknemers.9 Zij kunnen hiermee tot een periode van 12 jaar met terugwerkende kracht handhavend optreden, en hebben zeer uitgebreide opsporingsbevoegdheden waarmee een langere tijd teruggekeken kan worden voor onderzoek. Door de inzet van deze inspecteurs zal de Inspectie SZW in de

toekomst niet alleen gebruik maken van de mogelijkheid om bestuursrechtelijke te handhaven tot 5 jaar terug10, maar ook van haar bevoegdheid om strafrechtelijk te handhaven, tot 12 jaar terug. Over de precieze invulling en omvang van het speciale team op het terrein van blootstelling zal ik uw Kamer, zoals eerder gemeld, dit najaar informeren.

Middels deze twee sporen verwacht ik het spanningsveld tussen enerzijds de lange periode voordat de negatieve gezondheidseffecten van blootstelling aan stoffen zich voordoen en anderzijds de relatief korte termijn waarbinnen na de constatering van de overtreding de Inspectie SZW bestuursrechtelijk kan optreden in de praktijk zo veel mogelijk op te heffen.

Tot slot

Ik heb u in deze brief de maatregelen geschetst die ik heb genomen om te komen tot een verbeterde kennisdeling tussen bedrijven en belanghebbenden op het gebied van gezond en veilig werken met gevaarlijke stoffen én de vormgeving van het toezicht op de blootstelling aan gevaarlijke stoffen ten aanzien van de handhavingstermijn. Zoals ik heb aangegeven kan en doe ik dit niet alleen. De gezamenlijke inzet en betrokkenheid van sociale partners, kennisinstituten de Inspectie SZW en de departementen is van groot belang om een bijdrage te kunnen leveren aan het verder bevorderen van een gezonde werkomgeving voor werknemers die te maken hebben met gevaarlijke stoffen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Kamerstuk 25 883, nr. 294

X Noot
2

Handelingen II 2017/18, nr. 3, item 3

X Noot
3

Kamerstuk 25 883, nr. 326

X Noot
4

Kamerstukken 28 089 en 28 663, nr. 88

X Noot
5

Handelingen II 2017/18, nr. 3, item 3

X Noot
6

Artikel 4.10c lid 4 Arbeidsomstandighedenbesluit: De resultaten van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek worden in passende vorm geregistreerd en voor iedere werknemer tot ten minste 40 jaar na beëindiging van diens blootstelling aan gevaarlijke stoffen bewaard, evenals de lijst van werknemers, bedoeld in artikel 4.15, en het register van blootgestelde werknemers, bedoeld in artikel 4.53, eerste lid.

X Noot
7

Artikel 4.10c lid 5 Arbeidsomstandighedenbesluit: In geval de werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting van de werkgever gedurende de termijn van 40 jaar, bedoeld in het vierde lid, worden gestaakt, worden de documenten, bedoeld in het vierde lid, overgedragen aan de toezichthouder.

X Noot
8

Artikel 3, onderdeel a Wet op de Bijzondere opsporingsdiensten: Een bijzondere opsporingsdienst is onder gezag van de officier van justitie belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde op de beleidsterreinen waarvoor Onze betrokken Minister verantwoordelijkheid draagt.

X Noot
9

Artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet: Het is de werkgever verboden handelingen te verrichten of na te laten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs moet weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers ontstaat of te verwachten is. Overtreding van deze bepaling is in de Wet op de economische delicten strafbaar gesteld.

X Noot
10

Artikel 5:54 Algemene Wet Bestuursrecht

Naar boven