25 834 Problematiek rondom asbest

Nr. 105 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 februari 2016

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de brief van 5 november 2016 over reactie op de berichtgeving in de media over een mogelijk Nationaal Deltaplan Asbestsanering (Kamerstuk 25 834, nr. 103) en de brief van 15 december 2015 over de reactie ten aanzien van de brand en het daarmee gepaard gaande affakkelen bij Shell in Moerdijk op 11 november 2015 (Kamerstuk 29 517, nr. 106).

De vragen en opmerkingen zijn op 3 februari 2016 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu voorgelegd. Bij brief van 19 februari 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tjeerd van Dekken

De adjunct-griffier van de commissie, Jansma

Asbestdaken

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de overheid eigenaren van asbestdaken gaat dwingen om hun dak te vervangen. Het kabinetsbeleid is er op gericht om per 2024 asbestdaken te verbieden. In de recente brief (Kamerstuk 25 834, nr. 104) heb ik aangegeven een wetsvoorstel begin 2017 aan uw Kamer te zullen zenden met een expliciete wettelijke grondslag voor een verbod op asbestdaken. Het asbestdakenverbod kan op 1 juli 2017 worden vastgesteld. Daarnaast faciliteert het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vroegtijdige verwijdering door een subsidieregeling1. Deze regeling is op 4 januari van start gegaan en op dit moment zijn er meer dan 100 aanvragen binnen (dat zijn afgeronde saneringen). Deze subsidieregeling heeft als doel de verwijdering van asbestdaken in de jaren 2016–2019 aan te jagen, zodat de doelstelling om alle asbestdaken in 2024 verwijderd te hebben kan worden gehaald. Voor de totale subsidieperiode is een bedrag van € 75 miljoen beschikbaar. Dit wordt in delen beschikbaar gesteld, waardoor per jaar een subsidieplafond geldt. Daarnaast bestaat nog steeds de door de provincies ingestelde subsidieregeling voor sanering (Asbest eraf, zonnepanelen erop2).

Tevens ben ik gestart met een programmatische aanpak waarbij onder meer wordt onderzocht hoe de sanering van de asbestdaken versneld kan worden (Kamerstuk 25 834, nr. 103). Diverse partijen hebben inmiddels hun medewerking hieraan toegezegd, bijvoorbeeld decentrale overheden, LTO, de asbestsaneringsbranche en het Verbond voor Verzekeraars. Daarbij zal ook gekeken worden naar het verloop van de dakensanering en of er flankerende maatregelen nodig zijn zoals bijvoorbeeld meer lokale begeleiding voor particulieren bij het verwijderen van hun asbestdak. Hiervoor wordt onder meer de voortgang van de subsidieregeling gemonitord, waarbij bezien wordt of de doelgroepen evenredig gebruik maken van de subsidieregeling.

Ook vragen de leden van de VVD-fractie naar wat er gebeurt als een dakeigenaar geen middelen heeft of weigert het dak te saneren. Vanaf 1 januari 2024 is het verboden om een asbestdak te bezitten. Als er na 2024 nog asbestdaken worden aangetroffen, kan het bevoegd gezag voor dat bouwwerk, bij woningen is dat de gemeente, een eigenaar aanschrijven dat het dak moet worden verwijderd binnen een redelijke termijn, eventueel onder druk van een dwangsom op basis van het asbestdakenverbod. Deze vorm van handhaving is nu al mogelijk voor asbestdaken die door verwering een gevaar voor de omgeving vormen.

Verder vraagt de VVD-fractie naar de mogelijkheid om de limiet van 35 m2 te verruimen. Deze grens is bepaald op basis van een eerder onderzoek van TNO, waarin is geconstateerd dat de meeste woningen inclusief bijgebouwen minder dan 35 m2 hechtgebonden asbest bevatten. Op basis hiervan is in het Asbestverwijderingsbesluit van 2005 opgenomen dat particulieren maximaal 35 m2 zelf mogen verwijderen. Ik zie op dit moment geen aanleiding om deze grens te verruimen.

Ook vraagt de fractie van de VVD naar de mogelijkheden om asbestverwijdering goedkoper te maken. Schaalvergroting is een manier om de saneringskosten omlaag te brengen. Het hierboven genoemde samenwerkingsverband zal ook kijken naar mogelijkheden om de kosten te verminderen.

De VVD-fractie vraagt welke rol innovatie kan spelen bij asbestverwijdering. In het hierboven genoemde samenwerkingsverband zal bezien worden welke innovaties een rol kunnen spelen bij versnelling van de asbestdakensanering. Daarnaast is ook TNO een onderzoek gestart, in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, naar mogelijke quick wins in asbestregelgeving, schema’s, normen en uitvoeringspraktijk. Innovatie is, net als in andere sectoren, ook hier een mogelijk drijvende kracht achter verbeteringen. Zo worden er inmiddels werkmethoden ontwikkeld om sneller grote oppervlakken asbestdak te saneren. Ook worden nieuwe emissiebeperkende technieken ontwikkeld. Van belang is dat de gekozen werkmethoden veilig zijn. Indien een nieuwe, niet eerder beproefde methode wordt ontwikkeld, zullen betrokken partijen moeten aantonen dat dit het geval is. Daarvoor zal onder meer gemeten moeten worden. Er is een protocol beschikbaar dat aangeeft op welke manier dit met voldoende zekerheid aangetoond kan worden.

Daarnaast vraagt de VVD-fractie naar het tempo van de asbestsanering. Zoals hierboven staat aangegeven, is een samenwerkingsverband opgezet. Dit samenwerkingsverband zal de mogelijkheden tot versnelling in kaart brengen.

Ook vragen de leden van de VVD-fractie naar de mogelijkheden van een risicobenadering. De asbestdaken zijn nu tenminste 20 jaar oud, de meeste daken zijn veel ouder. Dit houdt in dat de meeste daken al aan het verweren zijn. Een risicobenadering zal de opgave niet kleiner maken dan wel verlichten. Een inventarisatieplicht kan de saneringsopgave wel compliceren. In plaats van beginnen met saneren, moet er dan eerst geïnventariseerd worden en consensus zijn over welke mate van verweerdheid prioritair is.

Tevens vraagt de VVD-fractie naar een evaluatie van de huidige en vorige subsidieregelingen. Er was een subsidieregeling voor het saneren van asbestwegen. Deze subsidieregeling had als resultaat dat sinds 2001 ruim 3.500 locaties zijn gesaneerd. Hierover bent u per bief geïnformeerd (Kamerstuk 28 663, nr. 62). Daarnaast heeft het IPO een subsidieregeling «Asbest eraf, zonnepanelen erop». Deze regeling loopt dit jaar nog door. De huidige Rijkssubsidieregeling ten behoeve van het verwijderen van asbestdaken is gestart op 4 januari 2016. Gedurende dit jaar zal ik monitoren hoe er gebruik wordt gemaakt van de subsidieregeling. Bij de verantwoording zal ik de Kamer informeren over het verloop van de subsidieregeling, te beginnen bij de verantwoording over 2016.

De VVD-fractie vraagt waarom de belastingvoordelen die met de MIA/VAMIL en EIA kunnen worden behaald voor asbestdaken zijn afgeschaft. Vanaf 2016 is het inderdaad niet meer mogelijk om gebruik te maken van de MIA/VAMIL voor de sanering van asbestdaken in combinatie met het plaatsen van zonnepanelen. Tot en met 2014 gold het belastingvoordeel ook voor het saneren van asbestdaken, -goten en -gevels, zonder het plaatsen van zonnepanelen. Het saneren van asbestdaken was niet meer innovatief. MIA/VAMIL was alleen beschikbaar voor belastingplichtige ondernemers en bedrijven en niet voor particulieren en niet-belastingplichtige bedrijven of overheden. Vanaf 2016 is er een landelijke subsidieregeling voor de sanering van asbestdaken die voor zowel bedrijven als particulieren geldt. Het is nog wel mogelijk om in 2016 onder voorwaarden voor de EIA in aanmerking te komen ten aanzien van het investeren in zonnepanelen in het kader van het aanwenden of toepassen van duurzame energie door de inzet van fossiele brandstoffen te beperken (Energielijst).

Verder vraagt de VVD-fractie naar de afvalstoffenbelasting. Er moet inderdaad belasting betaald worden voor het storten van asbest. Dit bedraagt € 13,07 per ton. De afvalstoffenbelasting is per 1 april 2014 opnieuw ingevoerd en per 1 januari 2015 verbreed tot afval dat wordt verbrand. De afvalstoffenbelasting bedraagt omgerekend ongeveer € 0,20 per m2 gestort asbestgolfplaat. Dit is geen substantiële kostenverhoging ten opzichte van de totale kosten van saneren.

De leden van de VVD-fractie vragen naar een reactie op suggesties die tijdens het rondetafelgesprek zijn gedaan om asbest eenvoudiger en goedkoper te kunnen verwijderen. Alle alternatieven die de mogelijkheid bieden tot eenvoudig, goedkoop en veilig saneren zijn interessant. Indien de alternatieven bedoeld zijn voor landelijke toepassing, zal de onderbouwing van de veiligheid volgens het protocol uitgebreider moeten zijn dan wanneer het om een lokale toepassing in een specifiek project gaat. Zo maakt het voor de veiligheid van het saneren veel uit wat de toestand van het te saneren asbestdak is. Als het sterk verweerd is, zullen er veel vezels vrijkomen en zijn er strengere maatregelen nodig. Ook de weersomstandigheden zijn van invloed. De metingen volgens het protocol voor landelijke validatie moeten aandacht hebben voor al deze verschillende mogelijkheden.

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie naar de gevolgen voor agrariërs. Er zijn verschillende voorzieningen getroffen voor agrariërs, waaronder de IPO-regeling «Asbest eraf, zonnepanelen erop» en de asbestdakenregeling. Het asbestdakenverbod gaat gelden vanaf 1 januari 2024. Dit geeft eigenaren van asbestdaken voldoende tijd om maatregelen te treffen zoals bijvoorbeeld het plaatsen van een nieuw dak op een stal. Daarnaast neemt LTO deel aan het hierboven genoemde samenwerkingsverband.

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de totale opgave van asbestdaken in Nederland. Er ligt nog ongeveer 120 mln m2 asbestdaken in Nederland, waarvan 75% op agrarische panden. Op 7 september 2012 (Kamerstuk 25 834, nr. 76) heeft u twee rapporten ontvangen over consequenties voor kosten, uitvoerbaarheid en handhaving van een mogelijke algemene maatregel van bestuur waarin het verboden wordt voor zowel particulieren als bedrijven om vanaf 2024 nog asbestdaken of asbestgolfplaten voorhanden te hebben. In het onderzoeksrapport van Search «Inventarisatie asbestcement dak- en gevelbekleding in Nederland» staat een globale inschatting van waar asbestdaken zich bevinden.

Lokale overheden zullen vanwege de handhaving in kaart brengen waar er nog asbestdaken zijn binnen hun toezichtsgebied. Decentrale overheden hebben de benodigde kennis van de lokale situatie om de handhaving ter hand te nemen.

Ook vragen de leden van de PvdA naar de subsidieregeling voor het verwijderen van asbestdaken. Deze subsidieregeling is bedoeld voor alle eigenaren van een asbestdak (particulieren, bedrijven en instellingen). Er kan alleen subsidie worden aangevraagd voor oppervlakten vanaf 35 m2. Voor 2016 is er € 10 mln beschikbaar. In daarop volgende jaren is er, in een oplopende reeks, meer gereserveerd. Te weten in 2017 € 12 mln, in 2018 € 15 mln, in 2019 € 17,6 mln en in 2020 € 21,6 mln (Kamerstuk 34 300 XII, nr. 2).

De fractie van de PvdA vraagt naar de mogelijkheden van een risicobenadering. Bij de beantwoording van vragen van de fractie van de VVD ben ik daar reeds op ingegaan.

Daarnaast vragen de leden van de PvdA-fractie naar de monitoring van de inzet van middelen. Jaarlijks zullen de uitgaven van de subsidieregeling en het aantal gesaneerde vierkante meters worden bezien. Hiertoe is een samenwerkingsverband opgericht, zoals hierboven bij de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie beschreven staat. Ik verwacht dat met de subsidieregeling een goede start gemaakt kan worden met de sanering van de asbestdaken. Bij de verantwoording zal ik de Kamer informeren over het verloop van de subsidieregeling, te beginnen bij de verantwoording van 2016.

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie naar malafide verwijdering en de stortbelasting. In de sectorrapportage asbest 2015 geeft de Inspectie SZW aan dat er veel aandacht is voor malafide verwijderaars. Deze inspectie-inzet wordt vastgehouden en verhoogd. In de komende periode zal zo’n 50% van de inspectie-inzet van het asbestinspectieteam zijn gericht op deze malafide verwijderaars. Bij de beantwoording van vragen van de fractie van de VVD, ben ik reeds ingegaan op de stortbelasting.

De PvdA-fractie vraagt of de 29 omgevingsdiensten voldoende expertise in huis hebben. Het milieutoezicht op asbestsanering is een basistaak en wordt uitgevoerd door een omgevingsdienst tenzij de asbestsanering in een bouwwerk of een object wordt uitgevoerd bij en in opdracht van een particulier. Verder valt het milieutoezicht van bodemsanering ook onder de basistaken. Toezicht op sanering van asbest in de bodem maakt hier ook onderdeel van uit. Basistaken zijn taken die op basis van de wet VTH (artikel 5.3) verplicht moeten worden uitgevoerd door een omgevingsdienst. Voor de uitvoering van een (basis)taak moet de omgevingsdienst beschikken over voldoende kritische massa waaronder expertise (fte’s). Dit is deels geregeld bij wet door de procescriteria en deels in de gemeentelijke of provinciale kwaliteitsverordeningen die eveneens hun grondslag in de wet hebben.

Tevens vraagt de PvdA-fractie of er op landelijk niveau regie komt op regionale initiatieven. Zoals hierboven staat beschreven, bij de beantwoording van vragen van de VVD, is er een samenwerkingsverband opgericht. Hierin nemen ook decentrale overheden deel. Hier zullen onder meer regionale initiatieven gevolgd worden om te borgen dat opgedane kennis wordt benut bij andere initiatieven.

De leden van de fractie van het CDA vragen hoe de bestaande subsidieregeling meer bekendheid kan krijgen. Gedurende dit jaar wordt gevolgd hoe er gebruik wordt gemaakt van de regeling door een samenwerkingsverband, zoals hierboven staat beschreven. Inmiddels zijn er meer dan 100 subsidieaanvragen ingediend sinds de start van de regeling op 4 januari.

Ook vraagt de fractie van het CDA naar standaardisering van werkmethoden. Het standaardiseren van werkmethoden gebeurt momenteel onder andere in de certificatieschema’s (arboregelgeving). Dit kan veel voordeel opleveren, maar niet alle situaties zijn standaardsituaties en te vangen onder een gestandaardiseerde werkmethode. In het algemeen moet een asbestsaneringswerk schoon worden opgeleverd om een veilig vervolg aan werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Als er nog visueel asbest aanwezig is, mag het werk niet worden vrijgegeven. Of in een bepaalde situatie een boorgat altijd moet worden uitgezogen, hangt af van de situatie ter plekke en van of het doel, een veilige saneringslocatie, zonder visueel aanwezig asbest, bereikt wordt.

Vervolgens vragen de leden van de CDA-fractie naar conflicterende regelgeving bij de asbestwegen en bodemsanering. De Minister van Infrastructuur en Milieu is toezichthouder op het Besluit asbestwegen milieubeheer. Dit houdt in dat asbesthoudende wegen gemeld moeten worden bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en dat er een door de ILT goedgekeurd plan van aanpak moet worden opgesteld. Met dit plan van aanpak moet de overtreding van het Besluit asbestwegen milieubeheer zo snel mogelijk worden beëindigd. Provincies en gemeenten zijn het bevoegd gezag als het gaat om bodemsanering. In de Wet Bodembescherming en de besluiten en regeling die hier onder hangen, zijn de regels vastgelegd waaraan de uitvoering van de sanering van de weg moet voldoen (de Kwaliteitsborging Bodembeheer regelgeving). Deze regelgeving is voor alle werkzaamheden van kracht waarbij bodemverontreinigingen worden gesaneerd. De normen die daarbij van toepassing zijn, worden door de SIKB (Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer), opgesteld en na goedkeuring in de Regeling Bodemkwaliteit opgenomen. Voor het totale stelsel geldt een certificeringsysteem dat ook bij andere bodemverontreinigingen van toepassing is. Van conflicterende regelgeving is derhalve geen sprake.

De fractie van het CDA vraagt ook naar de mogelijkheid om het verwijderen van het asbestdak en het plaatsen van een nieuw dak in één werk mogelijk te maken. Ik zal samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en met de asbestverwijderingsbranche bezien welke mogelijkheden er zijn om het saneringsproces te optimaliseren. Deze suggestie zal bezien worden in het hierboven, bij de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie, beschreven samenwerkingsverband.

Tevens vraagt de fractie van het CDA of asbestdaken nog verzekerd zijn na 2024. Het is mogelijk dat verzekeraars asbestdaken niet meer verzekeren vanaf 2024. Dat is aan de individuele maatschappijen om te besluiten. Het is niet onlogisch dat bij een wettelijk verbod op het hebben van asbestdaken, er ook geen verzekeringsdekking voor die daken meer is. Vanuit mededingingsoogpunt mogen verzekeraars hierover geen onderlinge afspraken maken. Ik ben met de verzekeraars in overleg over de gevolgen van het asbestverbod. Verzekeraars willen wel vanuit hun maatschappelijke rol een bijdrage leveren door middel van het beschikbaar stellen van kennis en informatie en meedenken over hoe eigenaren gestimuleerd kunnen worden hun taak zo snel mogelijk op te pakken. Een van de mogelijke gevolgen is dat na een brand waarbij asbest is vrijgekomen een eigenaar verantwoordelijk is voor alle schade.

De CDA-fractie vraagt hoe minder financieel draagkrachtigen gestimuleerd kunnen worden om hun dak te saneren. Zoals de CDA-fractie aangeeft, zijn er verschillende lokale initiatieven waarbij dakeigenaren kunnen aansluiten, bijvoorbeeld door collectief het asbestdak laten saneren waardoor de prijs lager wordt. Op dit moment wil ik eerst bezien hoe de huidige, generieke subsidieregeling werkt, voordat ik een subsidieregeling op maat overweeg.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de stortbelasting. Bij de beantwoording van vragen van de fractie van de VVD ben ik daar op ingegaan.

Het antwoord op de vraag van de CDA-fractie met betrekking tot de fiscale mogelijkheden is gegeven bij de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen of er inzicht is in hoe in de ons omringende landen wordt omgegaan met de asbestproblematiek, of de problematiek een vergelijkbare omvang heeft en de overheid sanering stimuleert. In de ons omringende landen is het asbestprobleem vergelijkbaar met dat in Nederland vanwege de hoge mate aan toegepast asbest in het verleden. Verder geldt er een Europees verbod op de productie en het gebruik van asbest en gelden er Europese richtlijnen en verordeningen voor het omgaan met asbest(toepassingen). Voor alle Europese landen geldt de zorgplicht om werknemers te beschermen tegen risico’s op blootstelling aan asbest en moet verontreiniging van het milieu door asbest zoveel mogelijk worden voorkomen of worden beperkt. Landen als Duitsland en België hebben deze zorgplicht omgezet in vergelijkbare strenge asbestregels als Nederland. Uitvoering, handhaving en toezicht kunnen per land sterk verschillen. Nederland kent strenge eisen maar ook een fors stimuleringsbeleid om risico’s op asbestblootstelling steeds meer uit te bannen. België is ook bezig met het opstellen van een actieplan om België in 2040 asbestvrij te hebben. Het plan moet eind 2017 klaar zijn en zal waarschijnlijk ook financiële stimuleringsmogelijkheden in zich hebben. Verder is bekend dat het Verenigd Koninkrijk naar Nederlands voorbeeld met de scholen aan de slag gaat.

De leden van de fractie van de SP vragen naar de stand van zaken van de uitvoering van de motie Smaling/Van Veldhoven (Kamerstuk 34 300-XII, nr. 55) over het betrekken van de provincies Limburg en Overijssel bij het overleg inzake asbestsanering. Tijdens de begrotingsbehandeling heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu aangegeven deze motie als ondersteuning van het beleid te zien en te vertalen in een coördinatie-inspanning (Handelingen II 2015/16, nr. 18, item 12). Deze provincies zijn bereid gevonden om deel te nemen aan het samenwerkingsverband. Hierbinnen kunnen deze provincies een voorbeeldfunctie vervullen en regionale aanpak stimuleren.

Verder vragen de leden van de fractie van de SP naar de handhaving op asbestovertreders. Een asbestverwijderingsbedrijf dat gecertificeerd is, heeft zich te houden aan de regels voor het certificaat. De CKI (Certificerende en Keurende Instelling) is verantwoordelijk voor controle op en indien nodig sanctionering van certificaathouders op basis van de schema’s. De Inspectie SZW controleert op de juiste werking van het stelsel en kan aan de CKI maatregelen opleggen. Daarnaast houdt de Inspectie SZW ook rechtstreeks toezicht op werkgevers: zowel op de gecertificeerde bedrijven als ook op bedrijven die zonder certificaat asbest (proberen te) verwijderen.

De aanpak van de Inspectie SZW is gericht op het bevorderen van de naleving. Dit werpt vruchten af: uit de sectorrapportage 2015 blijkt dat de naleving is gestegen. Was in 2012 bij de uitgevoerde inspecties nog minder dan een derde van de geïnspecteerde saneringslocaties helemaal in orde, in 2014 was dit gestegen naar 54%. De boetes die de Inspectie SZW uitdeelt, zijn sinds 2012 flink in hoogte gestegen.

Daarnaast vraagt de SP-fractie naar de omgevingsdiensten. Deze vraag heb ik reeds beantwoord bij de beantwoording van de vragen van de PvdA.

Tevens vragen de leden van de SP-fractie naar de koppeling tussen het saneren van het dak en het saneren van de bodem. De Wet bodembescherming ziet toe op het saneren van asbest in de bodem, maar staat los van sloop en asbestsanering van objecten waaronder daken. Alleen wanneer de interventiewaarde wordt overschreden (meer dan 100 mg/kg), moet de bodem gesaneerd worden.

Daarnaast stelt het Ministerie van Infrastructuur en Milieu bevoegde overheden in staat de bodemsanering uit te voeren binnen de kaders van het Convenant Bodem en Ondergrond 2016 – 2020 dat op 17 maart 2015 ondertekend is. Het is daarbij aan de decentrale overheid binnen de kaders van het convenant om prioriteit te stellen, waar sanering van met asbest verontreinigde grond deel van kan uitmaken. Hiermee wordt een succesvolle werkwijze voortgezet.

De fractie van de SP vraagt of het klopt dat er gevallen bekend zijn dat de overheid vervuilde grond saneert zonder dat het dak gesaneerd wordt.

Ook vraagt de SP-fractie naar belemmeringen die worden veroorzaakt door conflicterende wet- en regelgeving. Bodemvervuiling kan veroorzaakt worden door diverse bronnen, waaronder een asbestdak. Als wordt vastgesteld dat de bron van de vervuiling niet het dak betreft, kan er worden gekozen voor sanering van alleen de bodem. In het kader van het asbestdakenverbod zal het hierboven genoemde samenwerkingsverband bezien of wet- en regelgeving een vlotte sanering in de weg staat.

De SP-fractie vraagt naar het Besluit asbestwegen milieubeheer in relatie tot de Omgevingswet. Het Besluit asbestwegen milieubeheer, en daarmee het verbod om een asbesthoudende weg in beheer te hebben, is gebaseerd op hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer (stoffen en producten). Hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer maakt geen onderdeel uit van de eerste module (het gebiedsgerichte omgevingsrecht) van de Omgevingswet. Dit blijft vooralsnog in de Wet milieubeheer geregeld. In een volgende module wordt bezien hoe het stelsel van de Omgevingswet verder wordt uitgebouwd. Tot zover blijft het Besluit asbestwegen gewoon in stand.

Ook vragen de leden van de SP-fractie op welke wijze asbestsanering gestimuleerd kan worden zodat de bouwsector nu kan profiteren van extra werkgelegenheid. De huidige subsidieregeling verwijdering asbestdaken (zoals hierboven beschreven staat) is bedoeld om de sanering van de daken snel op gang te brengen. Tot op heden zijn er meer dan 100 aanvragen ingediend. Op dit moment lijkt de regeling hiermee de gewenste aanjaagfunctie te vervullen. Zoals ik hierboven heb aangegeven, volgt een samenwerkingsverband het verloop van de asbestdakensanering. De fractie van de SP vraagt ook naar de mogelijkheden tot verduurzaming. In het hiervoor genoemde samenwerkingsverband zal ook dit onderdeel aandacht krijgen.

Vervolgens vraagt de fractie van de SP hoe ik mijn eigen rol zie ten aanzien van overkoepelende regie en het concretiseren van een tijdpad richting het uiteindelijke verbod op asbestdaken. Zoals hierboven staat weergegeven, heb ik een samenwerkingsverband opgezet. Decentrale overheden en LTO maken deel uit van dit verband. Er is lokale kennis nodig om de sanering van de asbestdaken te voltooien. Mijn rol hierin is derhalve het samenbrengen van partijen en kennis om de asbestdakensanering snel op gang te brengen.

Bij een incident waarbij asbest vrijkomt, is de gemeente verantwoordelijk voor het afhandelen van het incident binnen de vigerende wettelijke kaders. Gemeenten hebben kennis van de lokale omstandigheden en worden bijgestaan door bijvoorbeeld politie, brandweer en GGD. Het Plan van Aanpak Asbestbrand wordt op dit moment geactualiseerd om gemeenten meer houvast te bieden bij het afhandelen van branden waarbij asbest vrijkomt.

De leden van de fractie van D66 vragen naar de voortgang van de uitvoering van de motie Smaling/Van Veldhoven (Kamerstuk 34 300-XII, nr. 55). Deze vraag is beantwoord bij de beantwoording van de vragen van de fractie van de SP.

Verder vraagt de fractie van D66 om haast te maken met een inventarisatieplicht voor scholen. Er is in het verleden vaak met uw Kamer van gedachten gewisseld over een inventarisatieplicht voor scholen. Scholen hebben extra aandacht gekregen de afgelopen jaren en dit heeft er toe geleid dat inmiddels 68% van de scholen van voor 1994 een asbestinventarisatie heeft laten uitvoeren, zonder inventarisatieplicht. Wel blijf ik het van belang vinden scholen te attenderen op hun verantwoordelijkheden. Daarom heb ik aan de GGD gevraagd om te onderzoeken of en hoe de contacten tussen de GGD’en en gemeenten benut kunnen worden om de resterende scholen in Nederland een asbestinventarisatie te laten uitvoeren en zo nodig een asbestbeheersplan te laten opstellen. Ik verwacht de resultaten voor de zomer en zal u hierover nader informeren.

Daarnaast vind ik dat een inventarisatieplicht los van het moment van renoveren/verbouwen/sloop geen toegevoegde waarde heeft. Dit is nader toegelicht in de brieven van 5 april 2011 (Kamerstuk 22 343, nr. 256), 5 maart 2013 (Kamerstuk 25 834, nr. 78) en de brief van 4 december 2013 (Kamerstuk 25 834, nr. 81). Met de brief van 5 maart 2013 is ook de motie Van Veldhoven/Van der Werf (Kamerstuk 25 834, nr. 65) uitgevoerd. Wat betreft motie Van Veldhoven/Koşer Kaya (Kamerstuk 25 834, nr. 64) geldt dat bij direct gevaar alle gebouweigenaren (scholen incluis) verplicht zijn maatregelen te nemen. Dit is vastgelegd in de Woningwet (art. 1a).

Ook vraagt de fractie van D66 naar ziekenhuizen waar asbest aanwezig is. Eind 2012 bleek dat 84% van de ziekenhuizen geïnventariseerd was. Hechtgebonden asbest vormt geen gevaar voor het binnenmilieu. Ook bij kleine werkzaamheden dient men alert te zijn op de aanwezigheid van asbest.

Landelijk Asbest Volgsysteem

De VVD-, PvdA-, D66- en SP-fractie vragen naar een reactie op de berichtgeving in de media over het Landelijke Asbestvolgsysteem (LAVS) en vragen waarom er zo slecht gebruik wordt gemaakt van het LAVS door gemeenten.

Niet gemeenten maar de asbestbranche vult het LAVS. Het LAVS is in een bottom-up proces op initiatief van de asbestsector sinds 2012 stapsgewijs ontwikkeld in samenwerking met alle ketenpartijen. Het is een webapplicatie waarmee het volledige proces van asbestverwijdering (van inventarisatie, verplichte meldingen tot vrijgave en afvalstort) gevolgd kan worden. Het is niet bedoeld als registratiesysteem van locaties waar vermoedelijk asbest aanwezig is. Met het LAVS kunnen opdrachtgevers en de asbestsaneringssector op dit moment op vrijwillige basis hun werkproces ondersteunen en de nodige informatie- en meldingsplichten laten verzorgen. Op basis van vrijwilligheid is het LAVS al sinds 2013 beschikbaar voor alle partijen uit de asbestketen. Er werken momenteel al circa 650 bedrijven met het LAVS en er zijn sinds het begin ruim 30.000 projecten ingevoerd (oktober 2015). Bij de subsidie verwijdering asbestdaken is gebruik van het LAVS verplicht. Hierdoor is er een stijging in het aantal aanmelding van bedrijven te zien.

Daarnaast bewaart het LAVS de dossiers voor eventueel toekomstig gebruik. Het LAVS biedt voor opdrachtgevers zoals woningbouwcorporaties en toezichthouders inzicht in locaties waar asbest is geïnventariseerd en/of gesaneerd. Het LAVS is niet geschikt om een landelijk dekkend overzicht te hebben van alle mogelijke asbestlocaties.

Verder vragen de leden van de fractie van de VVD op welke wijze mensen er achter kunnen komen dat zij een asbesthoudend dak hebben. Vooropgesteld is dat gebouweigenaren een eigen verantwoordelijkheid hebben om te weten of zij een asbestdak hebben. Zoals hierboven uiteengezet, is het LAVS niet geschikt om te achterhalen of een asbestdak aanwezig is. Gezien het asbestverbod in 1994, is de eerste stap om het bouwjaar van een dak te achterhalen. Het gebruik van bepaalde materialen, in bepaalde bouwjaren, in bepaalde regio’s van het land, vormt een goede indicatie voor het risico dat een dak asbesthoudend materiaal bevat.

Een asbestinventarisatie kan definitief vaststellen of het gaat om een asbestdak. Bij aankoop van een woning kan gevraagd worden naar de aanwezigheid van asbest (net als andere gevaarlijke toepassingen zoals olietanks in de bodem) en kan de aanwezigheid van asbest een ontbindende voorwaarde zijn. Ook kan de koper een bouwtechnische keuring laten doen waarbij de aanwezigheid van asbest een vast onderdeel van is (Vereniging Eigen Huis). Ik stimuleer door middel van het opgerichte samenwerkingsverband dat er meer lokale initiatieven komen om burgers proactief te wijzen op het bezit van asbestdaken en te stimuleren deze te saneren.

De fractie van de PvdA vraagt hoe het systeem beter kan functioneren. Het systeem functioneert goed (30.000 projecten), en zal met de eerstvolgende technische aanvulling (medio 2016) zodanig functioneren dat verplichtstelling mogelijk wordt. Een wettelijke verplichting zal helpen bij het verder vullen van het systeem.

De SP-fractie vraagt naar de wettelijke verplichting van het LAVS. Met de branche is afgesproken dat het LAVS verplicht wordt gesteld als het systeem voldoende technische mogelijkheden biedt. Dit jaar wordt een belangrijke module opgeleverd; zodra dit gebeurd is, kan het systeem wettelijk verplicht worden gesteld. Zowel het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als het Ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt aan de juridische verankering. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid neemt het verplichte gebruik van het LAVS voor de gecertificeerde asbestbedrijven mee in een grondige herziening van de certificeringsschema's. Naar verwachting zal dit nog dit jaar worden gerealiseerd. Naast gecertificeerde asbestbedrijven moeten ook eigenaren en opdrachtgevers verplicht worden om het LAVS te gebruiken en medeverantwoordelijk zijn voor het vullen van het LAVS. Zo wordt gewaarborgd dat de hele asbestketen werkt met het LAVS. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt aan de juridische verankering van het LAVS in de uitvoeringsregelgeving onder de Omgevingswet.

De SP-fractie vraagt of veel ellende bij asbestbranden had voorkomen kunnen worden bij een goede registratie in het LAVS. Zoals hierboven staat is het LAVS een volgsysteem en niet geschikt als nationale asbestinventarisatie. Het LAVS heeft daarom weinig toegevoegde waarde bij asbestbranden. De brandweer kan net als de gemeente een inkijkfunctie in het LAVS krijgen.

Ook vraagt de SP-fractie waarom het tot nu toe niet gelukt is om een nationale asbestinventarisatie van de grond te krijgen. Het doel van het systeem is om inzichtelijk te maken welke stappen zijn doorlopen bij een asbestsanering, niet het verkrijgen van een (nationale) asbestinventarisatie. Mijn beleid is er op gericht om blootstelling aan asbest te minimaliseren. Met betrekking tot asbest in gebouwen geldt dat als het asbest hechtgebonden is, het kan blijven zitten. Bij renovatie, verbouwen of sloop moet er een asbestinventarisatie worden uitgevoerd. Waar asbest een gevaar vormt voor mens of leefomgeving moet het gesaneerd worden.

De D66-fractie vraag specifiek om een bevestiging dat 181 van de 393 gemeenten geen enkele asbestlocatie in het LAVS hebben doorgeven en waarom met name in Friesland en Limburg een overzicht ontbreekt. Het klopt inderdaad dat in een minderheid van de gemeenten nog geen asbestlocatie is doorgegeven. Met de komst van de wettelijke verplichting en gerichte communicatie zal dit verbeteren.

Verder vraagt de fractie van D66 naar de verplichtstelling van het LAVS en of het LAVS daarvoor eerst goed gevuld moet zijn. De wettelijke verankering is op dit moment nog niet gerealiseerd omdat het LAVS tot nu toe technisch nog niet ver genoeg was ontwikkeld, zoals staat toegelicht bij de beantwoording van de vragen van de fractie van de SP. Het LAVS is al goed werkbaar maar voor een wettelijke verplichting zijn nog een aantal verbeteringen/uitbreidingen nodig om het LAVS gebruiksvriendelijker te maken. Dit is in 2016 gereed.

Verder vraagt de fractie van D66 of suboptimale registratie in het LAVS kan duiden op illegale asbestverwijdering. Zoals hierboven aangegeven, is het LAVS een volgsysteem waarmee de opdrachtgevers en de asbestsector door alle wettelijk verplichte meldingen en informatieplichten op grond van het Arbobesluit, bouwbesluit 2012 en Asbestverwijderingsbesluit worden geleid. Dat nog niet iedereen hiervan gebruik maakt, zegt niets over mogelijke illegale asbestverwijdering. De wettelijk verplichte meldingen en informatieplichten aan de Inspectie SZW, certificerende instellingen en gemeenten blijven onverminderd van kracht. Met het LAVS wordt beoogd de partijen hierin te ondersteunen en de verplichtingen te stroomlijnen. Dit bespaart lasten en vereenvoudigt het toezicht.

Affakkelen bij Shell in Moerdijk

De leden van de D66-fractie vragen of ik de mening van Shell deel dat «het niet aan de communicatie zal hebben gelegen» dat overlast voor de omgeving is ontstaan3, of dat ik toch enkele verbeterpunten op dat vlak zie.

Communicatie rondom incidenten is erg belangrijk. Omwonenden moeten zo snel mogelijk kunnen weten wat er aan de hand is. Zoals ook in mijn brief van 15 december 2015 (Kamerstuk 29 517, nr. 106) is aangegeven, hebben Shell, de Veiligheidsregio, de gemeente en de Omgevingsdienst, na afstemming, vanuit hun verantwoordelijkheid gecommuniceerd richting de omwonenden. Het is altijd waardevol dat de betrokken partijen na afloop van een incident terugkijken op de afhandeling, inclusief de communicatie en, waar mogelijk, lessen voor verbetering trekken.

Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of ik bereid ben de onderzoeksresultaten met de Kamer te delen wanneer deze beschikbaar komen, zodat daar mogelijk lessen uit getrokken kunnen worden.

Ik ben bereid om de definitieve onderzoeksresultaten te delen. Het onderzoek naar het incident door Shell is nog niet afgerond. Shell deelt momenteel informatie over het incident met de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB). Kort samengevat zijn de voorlopige bevindingen volgens Shell dat een deel van de installatie onverwacht fors is gaan trillen, waarna smeerolie kon lekken op een heet oppervlak en er brand ontstond in de compressorhal. De trilling werd veroorzaakt doordat zowel een afsluiter als een ontluchtingsventiel niet functioneerden. Hoe dat heeft kunnen gebeuren wordt nog onderzocht. Na afronding van het onderzoek door Shell zal de OMWB de oorzaak en de door Shell genomen/aangekondigde maatregelen beoordelen. De ILT volgt het onderzoek via de OMWB op grond van hoofdstuk 17.2 Wet milieubeheer. Zodra dat onderzoek is afgerond, zal ik dit aan de Kamer sturen.


X Noot
3

«Excuses van Shell Moerdijk, maar fakkelen is onvermijdelijk», BN DeStem, 12 november 2015, http://www.bndestem.nl/regio/moerdijk/excuses-van-shell-moerdijk-maar-fakkelen-is-onvermijdelijk-video-1.5434768.

Naar boven