Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 22112 nr. 1317 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 22112 nr. 1317 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2012
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 15 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche 01: Verordening betreffende een monitoring en rapportage systeem broeikasgassen en overige klimaatrelevante informatie
Fiche 02: Richtlijn alternatieve beslechting consumentengeschillen (Kamerstuk 22 112, nr. 1318)
Fiche 03: Verordening online beslechting consumentengeschillen (Kamerstuk 22 112, nr. 1319)
Fiche 04: Verordening Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij voor 2014–2020 (Kamerstuk 22 112, nr. 1320)
Fiche 05: Verordening inzake de implementatie en exploitatie Europese satelliet navigatie systemen (Kamerstuk 22 112, nr. 1321)
Fiche 06: Verordening Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) met besluit over de Strategische Innovatie Agenda van het EIT (Kamerstuk 22 112, nr. 1322)
Fiche 07: Verordening inzake grondafhandelingsdiensten op EU-luchthavens en tot intrekking richtlijn 96/67/EG (Kamerstuk 22 112, nr. 1323)
Fiche 08: Verordening betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van slots op luchthavens in de Europese Unie (Kamerstuk 22 112, nr. 1324)
Fiche 09: Verordening geluidsgerelateerde op civiele luchthavens in de Europese Unie (Kamerstuk 22 112, nr. 1325)
Fiche 10: Verordening programma concurrentievermogen(MKB’s) COSME 2014–2020 (Kamerstuk 22 112, nr. 1326)
Fiche 11: Mededeling over de toekomst van de BTW (Kamerstuk 22 112, nr. 1327)
Fiche 12: Verordening wijzigingen Informatienet Landbouwbedrijfboekhoudingen (ILB) (Kamerstuk 22 112, nr. 1328)
Fiche 13: Verordening betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 1329)
Fiche 14: Europa in de wereld: verordeningen voor de instrumenten van extern beleid 2014–2020 (Kamerstuk 22 112, nr. 1330)
Fiche 15: Verordening Europees grensbewakingssysteem (EUROSUR) (Kamerstuk 22 112, nr. 1331)
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen
Titel voorstel: Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een monitoring- en rapportagesysteem broeikasgassen en rapportagemechanisme overige klimaatrelevante informatie.
Datum Commissiedocument: 23 november 2011.
Nr. Commissiedocument: COM (2011) 789.
Prelex: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0789:FIN:NL:PDF
Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board: SEC(2011) 1407.
Behandelingstraject Raad: Milieuraad.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen:
a) Rechtsbasis: Artikel 192, lid 1 Verdrag van de werking van de Europese Unie (VWEU), bescherming van het milieu.
b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement: Gewone wetgevingsprocedure, gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissingsrecht EP.
c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen: Het voorstel voorziet in een aantal gedelegeerde handelingen. Hiermee wordt geregeld dat de Commissie in de toekomst de Verordening geharmoniseerde rapportageverplichtingen kan vaststellen.
Korte inhoud voorstel:
a) De verordening omvat monitoring- en rapportagevoorstellen op het gebied van broeikasgasemissies, koolstofarme ontwikkelingsstrategieën, adaptatie, financiële en technologische ondersteuning van ontwikkelingslanden en het gebruik van veilingopbrengsten. Met deze verordening wordt uitvoering gegeven aan verplichtingen die zijn vastgelegd in VN- en EU-verband.
• Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel: De juiste rechtsbasis is gekozen. Aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn voldaan.
Het proportionaliteitoordeel luidt positief, met uitzondering van waar het voorstel van de Commissie verder gaat dan in VN- en EU-kader al overeengekomen afspraken.
• Implicaties/risico’s/kansen: Met dit voorstel kan completere, meer transparante en tijdige informatie over de voortgang van het Europese klimaatbeleid mogelijk gemaakt worden. Rapportageverplichtingen dienen gestroomlijnd te zijn met de afspraken die in VN-verband gemaakt zijn, zodat tijd en geld gespaard kunnen worden.
Nederlandse positie en eventuele acties: Nederland kan het streven naar betere rapportage in het algemeen onderschrijven, als dat invulling geeft aan simplificering en stroomlijnen van de huidige monitoring- en rapportageverplichtingen. Nederland is het niet eens met de voorstellen die aanvullende rapportageverplichtingen bevatten bovenop wat reeds in EU- en internationaal verband is afgesproken.
• Inhoud voorstel: De voorgestelde verordening betreft de vervanging van het Besluit bewaking uitstoot broeikasgassen (280/2004/EC).
De verordening omvat monitoring- en rapportagevoorstellen op het gebied van broeikasgasemissies, inclusief die van luchtvaart, scheepvaart en LULUCF.1 Het gaat daarbij om vervanging van de al gebruikelijke rapportages over de uitstoot en projecties van nationale broeikasgasemissies. Daarnaast bevat het voorstel rapportageverplichtingen op het gebied van overige klimaatrelevante informatie. Het gaat dan om jaarlijkse rapportages op het gebied van klimaatadaptatie, financiële en technologische ondersteuning van ontwikkelingslanden en het gebruik van veilingopbrengsten uit het emissiehandelssysteem. Verder wordt voorgesteld dat alle lidstaten koolstofarme ontwikkelingsstrategieën opstellen, indienen en een jaarlijkse update geven van eventuele wijzigingen.
Met de (aanvullende) rapportage verplichtingen in deze Verordening wordt uitvoering gegeven aan de eerdere verplichtingen die zijn vastgelegd in de richtlijn emissiehandel (2009/29/EG), het Klimaatverdrag (UNFCCC), het Kyoto-protocol en nadere besluiten uit Kopenhagen (CoP 15, 2009) en uit Cancun (CoP 16, 2010). Ook wordt uitvoering gegeven aan verplichtingen voortkomend uit het EU klimaat- en energiepakket (2009). Om aan deze verplichtingen te kunnen voldoen dient de Commissie te beschikken over tijdige, complete, consistente en accurate data van alle lidstaten.
Het voorstel resulteert op een aantal onderwerpen in intensievere rapportageverplichtingen. Zo wordt in de Verordening voorgesteld jaarlijks te rapporteren over adaptatie, financiering terwijl in VN-verband is afgesproken vierjaarlijks over onder andere deze onderwerpen te rapporteren in de National Communications. Vanaf 2014 geldt onder VN-verband voor Annex-I landen een aanvullende tweejaarlijkse verplichting. Ook wordt in de verordening voorgesteld jaarlijks te rapporteren over beleid, maatregelen en projecties van broeikasgasemissies, terwijl onder het VN raamwerk tweejaarlijks hierover gerapporteerd wordt. De voorgestelde jaarlijkse rapportage over broeikasgasuitstoot correspondeert met de jaarlijkse National Inventory Report in het kader van het VN raamwerk.
• Impact assessment Commissie: De Commissie heeft een uitgebreide impact assessment opgesteld waarin alle (nieuwe) rapportages die voortvloeien uit VN verplichtingen of andere EU regelgeving zijn beschreven. Voor deze verplichtingen zijn meerdere opties onderzocht om de monitoring en rapportage in te vullen. Deze opties zijn gescoord op onder andere de (positieve) impact voor het klimaat en de administratieve lasten. De uitkomsten van deze analyses zijn de basis geweest voor de voorgestelde Verordening.
a) Bevoegdheid: De EU kent een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten op het gebied van milieu. Op grond van o.a. artikel 192 VWEU is de EU bevoegd maatregelen te nemen op dit gebied.
b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:
Subsidiariteit: Het subsidiariteitoordeel luidt positief. In VN-verband zijn afspraken gemaakt over monitorings- en rapportageverplichtingen die niet alleen voor de lidstaten op zichzelf gelden, maar ook voor de Europese Unie als geheel. Dit voorstel creëert een kader om deze internationale en Unie-verplichtingen aan te gaan en maakt geharmoniseerde rapportage mogelijk.
Proportionaliteit: Het proportionaliteitoordeel luidt positief, met uitzondering van waar het voorstel van de Commissie verder gaat dan in VN- en EU-kader overeengekomen afspraken. Herziening van het huidige Besluit Bewaking uitstoot broeikasgassen (280/2004/EC) is nodig om de nieuwe monitoring- en rapportageverplichtingen van het klimaat- en energiepakket te implementeren, evenals de nadere besluiten hierover uit Kopenhagen (CoP 15, 2009) en uit Cancun (CoP 16, 2010).
Ook lijkt de keuze voor een verordening in plaats van een besluit hier aangewezen: het huidige voorstel is breder en gaat verder dan het oorspronkelijke besluit. Het besluit was gericht op de Lidstaten; de verordening is ook gericht op derden. De Commissie kiest ook voor een verordening omdat een systeem van uniforme regels die gelden in de gehele Unie noodzakelijk is, en omdat een verordening implementatie vergemakkelijkt. Bestuurlijke lasten worden voorkomen doordat de verordening rechtstreeks toepasselijk is en er bij een verordening in principe geen implementatie toegestaan is.
De verbreding van het oorspronkelijke besluit, dat alleen rapportageverplichtingen over broeikasgassen bevatte, naar andere klimaatrelevante afspraken over onder andere financiering en adaptatie, draagt bij aan simplificering en stroomlijnen van de huidige rapportageverplichtingen.
De proportionaliteit wordt positief beoordeeld voor zover het voorstel een overname betreft in Europese regelgeving van eerder in VN- en EU-kader overeengekomen afspraken. Op een aantal punten gaat het voorstel van de Commissie verder dan de eerdere afspraken (het gaat dan om de frequentie van de rapportage over adaptatie en financiering). Nederland is er voorstander van om de VN-lijn te volgen.
c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen: De gedelegeerde handelingen die door de Commissie worden voorgesteld betreffen het vaststellen van nadere voorschriften over rapportage enerzijds, en anderzijds het herzien van onderdelen van de Verordening wanneer internationale afspraken daartoe aanleiding geven. Nederland vraagt zich af of delegatie wel aangewezen is, aangezien sprake is van voorschriften voor (uniforme) uitvoering van de verordening. In dat geval zou geen delegatie, maar een uitvoeringshandeling (via het Comité) aangewezen zijn. Voor zover er sprake is van een mogelijke wijziging van essentiële onderdelen van de verordening kan dit niet worden gedelegeerd.
Handelingen waarbij de besluitvorming kan leiden tot extra lasten voor de lidstaten horen wat Nederland betreft thuis onder uitvoeringshandelingen, en niet onder gedelegeerde handelingen. Nederland zal er dan ook waar relevant erop aandringen dat de voorgestelde gedelegeerde handelingen worden gewijzigd in uitvoeringshandelingen.
Verder wordt in het voorstel aangegeven dat de Commissie wordt bijgestaan door een comité, de Climate Change Committee, wanneer het gaat om de vaststelling van de jaarlijkse emissies. Het voorstel zegt niets over de aard van het comité: een adviserend of onderzoekscomité. Aangezien sprake is van een uitvoeringshandeling op het gebied van milieu met significante effecten, is Nederland van mening dat hierbij gekozen moet worden voor de vorm van een onderzoekscomité, waarin Lidstaten meer invloed hebben. Dit is ook de meest voor de hand liggende vervanging van het regelgevende comité waarvan sprake is onder het te vervangen besluit bewaking uitstoot broeikasgassen.
a) Consequenties EU-begroting: Geen. Het Europese Milieu Agentschap assisteert de Commissie bij haar verplichtingen uit het voorstel. Dit leidt tot enige aanvullende werkzaamheden. Anderzijds kunnen werkzaamheden ook efficiënter worden uitgevoerd door het stroomlijnen van de rapportageverplichtingen.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden: Deze verordening zal leiden tot additionele kosten voor de Rijksoverheid, ten opzichte van het besluit bewaking uitstoot broeikasgassen. Aanvullende rapportageverplichtingen leiden in het bijzonder tot de inzet van extra personele inzet bij de Rijksoverheid (zie d.), maar ook tot financiering van uitvoerende instanties die assisteren bij het opstellen van de rapportages. Het merendeel van deze extra kosten komt echter voort uit eerder gemaakte afspraken in EU en VN verband en vloeit niet voort uit de herziening van het monitorings- en rapportagesysteem.
Voor een aantal onderdelen zoals de financiële consequenties voor de non-CO2 rapportage luchtvaart, rapportage maritieme emissies, klimaatadaptatie en koolstofarme ontwikkelingsstrategieën zijn de consequenties sterk afhankelijk van de concrete invulling van verschillende rapportage verplichtingen. Vandaar de wens voor een uitvoerings-, in plaats van gedelegeerde handeling.
Voor het onderdeel klimaatadaptatie worden enige financiële consequenties verwacht voor decentrale overheden. De voorgestelde rapportageverplichting ligt bij de lidstaat, maar regionale overheden zullen hiertoe informatie moeten aanleveren over hun adaptatieactiviteiten. Onder toepassingsbereik worden regionale overheden dan ook expliciet genoemd.
De bestaande begrotingsregels dienen in acht te worden genomen en voor het Rijk staat centraal dat de beleidsverantwoordelijke departementen de financiële gevolgen moeten opvangen binnen de eigen begroting, conform de regels budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger: Er zijn geen financiële consequenties voor burgers en bedrijven.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger: Enerzijds zal de Rijksoverheid regelmatiger rapportages moeten uitvoeren/coördineren (zie punt b). Anderzijds zal het stroomlijnen van rapportage verplichtingen – afhankelijk van de uitvoering – leiden tot afname van de administratieve lasten.
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo): n.v.t.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: De Commissie zal regelmatig de congruentie van de monitorings- en rapportagebepalingen met toekomstige internationale of Europese afspraken evalueren. Dit is gewenst in het kader van het stroomlijnen van de rapportageverplichtingen. Als zich in de periode tot 2020 een wijziging voordoet in de internationale regels met betrekking tot de raming van broeikasgasemissies voor de opstelling van broeikasgasinventarissen, oordeelt de Commissie in welke mate de nieuwe regels gelden voor de doelstellingen van Beschikking nr. 406/2009/EC. Nederland vindt het belangrijk dat (inter-)nationale ontwikkelingen (voor rapportage) worden meegenomen om te voorkomen dat er verschillende rapportageverplichtingen ontstaan en de milieu-integriteit gewaarborgd blijft.
a) Uitvoerbaarheid: Het betreft in het bijzonder extra activiteiten voor de National Inventory Entity (ondergebracht bij AgentschapNL) en het RIVM. De verplichtingen zijn goed uitvoerbaar. Op het gebied van de rapportage en monitoring over niet-CO2 emissies van de luchtvaart zal Nederland het voorstel nader bestuderen.
b) Handhaafbaarheid: Handhaving van de rapportages is geïnstitutionaliseerd bij de National Inventory Entity (ondergebracht bij Agentschap NL). Door de aanvullende verplichting van één aanspreekpunt ook voor de «beleid en maatregelen» rapportage zal de handhaving verbeteren.
Zowel de EU als haar lidstaten hebben zich onder de UNFCCC gecommitteerd om transparante en volledige informatie te leveren over het soort en de hoeveelheid klimaatfinanciering die van EU lidstaten naar ontwikkelingslanden stroomt. Het is voor ontwikkelingslanden van belang dat uitvoering wordt gegeven aan dit commitment. Ontwikkelingslanden hebben belang bij een eenduidig rapportagekader als het gaat om klimaatfinanciering.
Nederland verwelkomt het voorstel voor deze Verordening en ondersteunt het streven naar tijdigheid, precisie, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid in de rapportage van broeikasgasemissies en gerelateerd klimaatbeleid. Een uniforme aanpak maakt het mogelijk de voortgang in Europa op kosteneffectieve wijze bij te houden. Nederland waardeert de bijdrage die dit voorstel levert aan het verder stroomlijnen van rapportages in de EU en tussen de EU en de VN.
Voor Nederland zijn belangrijke aandachtspunten:
(1) de frequentie van rapporteren: deze gaat op het gebied van adaptatie en financiering verder dan eerder afgesproken in EU en VN verband.
(2) de uitwerking van verschillende rapportageverplichtingen: deze zijn veelal nog niet specifiek, worden via delegatie geregeld, en zouden kunnen leiden tot aanvullende administratieve lasten.
Rapportage over broeikasgasemissies
In het kader van het VN raamwerk wordt jaarlijks over broeikasgassen gerapporteerd (NIR). Op dit moment worden lidstaten zes maanden na elk kalender jaar – op vrijwillige basis – verzocht een eerste schatting te rapporteren. In deze Verordening wordt deze eerste schatting verplicht. Nederland heeft in het verleden regelmatig aan de vrijwillige oproep voldaan. Nederland kan dit voorstel steunen, aangezien de gegevens dan al bekend zijn bij de Nederlandse Emissieregistratie. Dit verzoek – en straks verplichting – zal zeer beperkte administratieve lasten met zich mee brengen.
Verder is in VN-kader afgesproken tweejaarlijks over beleid, maatregelen en projecties te rapporteren. De Commissie stelt voor deze rapportage jaarlijks op te stellen voor de EU. Hierdoor heeft zij een beter overzicht in de voortgang van de in de EU en VN gemaakte afspraken. Tevens verhoogt het de transparantie voor de burgers in de EU. Waar Nederland de meerwaarde ziet van een jaarlijkse rapportage van de broeikasgassen, zoals nu ook de situatie is, lijkt de meerwaarde van een jaarlijkse rapportage over beleid, maatregelen en projecties niet op te wegen tegen de extra administratieve lasten. Nederland vindt op dit punt een tweejaarlijkse rapportage conform de VN verplichtingen voldoende.
Nieuw zijn de voorstellen voor aanvullende rapportages voor maritieme en niet-CO2 luchtvaart emissies. Beide rapportageverplichtingen zijn in lijn met eerdere afspraken binnen de EU. Nederland is dan ook voorstander van een rapportage. Het ligt echter voor de hand om (ook) deze rapportageverplichtingen nader in te vullen ofwel in dit besluit ofwel via een uitvoeringshandeling, omdat de uitvoering consequenties kan hebben voor de administratieve lasten.
Onder het Besluit Inspanningenverdeling (406/2009/EC) kennen alle lidstaten reductiedoelstellingen voor 2020. Gegevens over de broeikasgasemissies die ten grondslag liggen aan deze doelstelling komen uit de rapportages die primair voor de VN worden opgesteld, en ook naar de EU worden gerapporteerd. De review van de broeikasgasemissierapportage (de NIR) wordt uitgevoerd door VN review teams. Mede gezien de onzekerheden van het internationale klimaatregime na 2012 ziet de Commissie noodzaak voor een EU review. Nederland is geen voorstander van een dergelijke EU review, vanwege het gevaar dat die leidt tot verschillende aanpassingen en daarmee dubbele broeikasgasinventarisaties voor de VN en de EU. Dit maakt het ondoorzichtig wat de «werkelijke» emissies zijn van een land en tevens verhoogt de administratieve lasten.
Daarnaast constateert Nederland dat deze Verordening kan en zou moeten bijdragen aan de milieu-integriteit van de uitvoering van het Besluit Inspanningenverdeling, in het bijzonder aan de procentuele reducties van de lidstaten. Daarom moeten internationale ontwikkelingen en reviews op het gebied van emissierapportages doorwerken in dit Besluit.
Koolstofarme ontwikkelingsstrategieën
De Commissie geeft in dit voorstel invulling aan de afspraak in VN-verband om koolstofarme ontwikkelingsstrategieën op te stellen. De Commissie stelt voor dat lidstaten deze strategieën, gericht op de EU doelstelling van 80–95% emissiereductie in 2050 ten opzichte van 1990, voorleggen aan de Commissie. Ofwel een jaar na inwerkingtreding van de Verordening, of conform nog te maken afspraken hierover in VN verband. Ook stelt de Commissie voor dat deze strategieën en eventuele updates ervan publiek worden gemaakt en dat over eventuele wijzigingen jaarlijks wordt gerapporteerd.
Nederland heeft met de Klimaatbrief 2050 invulling gegeven aan de afspraak in VN-verband om koolstofarme ontwikkelingsstrategieën op te stellen. Nederland kan er van harte mee instemmen dat ook andere lidstaten soortgelijke strategieën opstellen. In de betreffende strategieën worden routes naar een klimaatneutrale economie verkend. Deze verkenningen zijn niet één op één te implementeren.Er zou dan ook niet gesproken moeten worden over de implementatie van de koolstofarme ontwikkelingsstrategieën, maar de mogelijkheden voor doorwerking naar beleid, zowel op mondiaal, Europees als op nationaal niveau. Voor wat betreft jaarlijkse updates is Nederland van mening dat lidstaten, alleen indien daar aanleiding toe is, een update moeten verschaffen over hun strategie.
Klimaatadaptatie
De Commissie stelt een jaarlijkse rapportage voor over klimaatadaptatie. Dit was voorheen onderdeel van de National Communications. Belangrijke informatie over adaptatie komt zo al bij de Commissie terecht, aangezien zij voorstelt de National Communications ook aan haar te doen toekomen. Met de voorgestelde jaarlijkse rapportage wordt een geheel nieuwe rapportage-eis geïntroduceerd, waaraan geen verplichting op EU-niveau ten grondslag ligt.
De voorliggende verplichting tot rapportage loopt vooruit op de lopende discussie over de Europese adaptatiestrategie en nationale adaptatieplannen. Nederland ziet de meerwaarde van een dergelijke rapportage. Echter, het is voorbarig nu reeds een rapportageverplichting op te leggen, zonder gesproken te hebben over prioriteiten op EU niveau, over welke elementen van zo’n rapportage helpen bij de doelstellingen van de EU strategie, en over de passende frequentie van rapportage.
Financiële en technologische ondersteuning van ontwikkelingslanden
Ook over de geboden financiële en technologische ondersteuning van ontwikkelingslanden stelt de Commissie voor jaarlijks te rapporteren. Ook dit was voorheen onderdeel van de National Communications. Zowel de EU als haar lidstaten hebben zich onder de UNFCCC gecommitteerd om transparante en volledige informatie te leveren over de soort en de hoeveelheid klimaatfinanciering die van EU lidstaten naar ontwikkelingslanden stroomt. Nederland vindt een solide monitoring en rapportage systeem van groot belang om de effectiviteit van internationale klimaatfinanciering te optimaliseren en heeft dan ook een leidende rol gespeeld in de transparantie van klimaatfinanciering, onder meer met de website www.faststartfinance.org. Nederland moedigt de Commissie aan om homogeniteit en vergelijkbaarheid van cijfers te bevorderen onder de Lidstaten bij het voldoen aan de internationale rapportageverplichting en bij het vergaren en delen van informatie. Daarbij zou aangesloten moeten worden bij de voorgestelde aanpak van klimaatmonitoring in het kader van het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020.
Nederland vraagt zich echter af of het jaarlijks rapporteren aan de Commissie over financiële en technologische steun een efficiënte maatregel is. Er wordt al jaarlijks aan de OESO gerapporteerd over klimaatgelden in het kader van de afspraken over ontwikkelingssamenwerking (ODA). Nederland vindt dat de EU bij het vaststellen van regels voor de rapportages over financiering en technologie, niet vooruit moet lopen op besluitvorming in UNFCCC-kader, waar het primaat ligt, en op uitwerking van die afspraken binnen de OESO. De OESO is het aangewezen forum om binnen de groep ontwikkelde landen die bijdragen aan klimaatfinanciering, een rekenmethode te ontwikkelen die aansluit op de rapportage behoefte van de UNFCCC (en de EU). Er is nog geen overeenstemming over de definitie van de toezegging door ontwikkelde landen van «nieuwe en additionele» middelen, noch over informatie verstrekking over financiering afkomstig uit de private sector. Verder bestaat er niet voldoende duidelijkheid over wat technologie-overdracht nu precies behelst. Het is dan ook van belang dat de discussie over monitoring en rapportage niet in het vaarwater komt van de discussie over de bronnen van klimaatfinanciering.
Veilingrapportage
In de Verordening is een jaarlijkse rapportageverplichting opgenomen over het gebruik van de veilingopbrengsten van emissierechten door de lidstaten. Deze correspondeert met de aanbeveling in de richtlijn emissiehandel (2009/29/EG) dat ten minste 50% van de veilingopbrengsten, of het financiële waarde-equivalent van deze inkomsten, zou moeten worden besteed aan nationaal, Europees en mondiaal klimaat- en energiebeleid.
In de Nederlandse begrotingssystematiek zijn inkomsten en uitgaven gescheiden. Overeenkomstig deze systematiek zijn de inkomsten uit de veiling van CO2-emissierechten (veilingopbrengsten) dus niet specifiek te koppelen aan bepaalde uitgaven. In de rapportage aan de Commissie zal Nederland dan ook kiezen om te rapporteren over de uitgaven die passen binnen de strekking van de genoemde doelen, als equivalent van de veilingopbrengsten. De Verordening laat de lidstaten hiervoor voldoende ruimte.
Land Use, Land-Use Change and Forestry, het effect van landgebruik en bosbouw op de uitstoot van broeikasgassen).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-1317.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.