21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 699 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2013

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die plaatsvond op 18 en 19 maart jl. in Brussel. Ook geef ik in deze brief opvolging aan drie toezeggingen aan uw Kamer. Ik geef informatie over het innovatieproject «Onderzoek beschikbaarheid glasaal bij rioolwaterzuiveringsinstallaties», ik reageer op twee publicaties in relatie tot het welzijn van vissen en ik geef een stand van zaken van het visserijprotocol tussen de EU en Mauritanië. Met deze brief geef ik tevens gehoor aan uw verzoek van 14 maart jl. om geïnformeerd te worden over de uitkomst van de GLB-onderhandelingen in relatie tot de aangenomen moties (Bemmel c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 582), Lodders c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 666), Pechtold c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 759) en Lucas c.s. (Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 84).

In het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) heeft de Raad een akkoord bereikt over een algemene oriëntatie. Deze algemene oriëntatie vormt de basis voor de inzet van de Raad voor de triloog, waarin de Raad, het Europees Parlement (EP) en de Europese Commissie definitieve overeenstemming moeten bereiken over de vormgeving van het GLB in de periode 2014–2020.

Ik ben zeer tevreden over de uitkomsten van de onderhandelingen omdat grote stappen zijn gezet naar een groener en doelgerichter GLB. Landbouwsteun is niet langer gebaseerd op historische aanspraken, maar zal als beloning dienen voor maatschappelijke prestaties. Vergroening is daarmee het hart van de hervorming geworden. Ook is daarmee een grote stap gezet op weg naar een groenere, innovatievere en duurzamere landbouw. In het onderhandelingsakkoord over vergroening van landbouwsteun zijn verschillende Nederlandse wensen gehonoreerd. Zo kunnen boeren kiezen voor de standaard vergroeningsmaatregelen maar krijgen zij ook de mogelijkheid om de vergroening in te vullen via duurzaamheidscertificaten en/of agrarisch natuurbeheer. In het plattelandsbeleid zijn ruimere mogelijkheden opgenomen voor het stimuleren van investeringen in innovatie en verduurzaming op het boerenerf. Dat past bij de uitdaging waar veel Nederlandse boeren voor staan om duurzamer te produceren. Het nieuwe markt- en prijsbeleid waartoe overeenstemming is bereikt, is voor een belangrijk deel gebaseerd op de oorspronkelijke voorstellen van de Europese Commissie. Ik ben daarmee tevreden omdat het markt- en prijsbeleid nu beperkt blijft tot een vangnet voor crisissituaties en herintroductie van marktverstorende elementen wordt vermeden.

Onder diversen heb ik aandacht gevraagd voor een dreigend invoerverbod van de Russische Federatie voor plantaardige producten uit de EU en is gesproken over de besluitvorming over het voorstel van de Europese Commissie om toepassing van gewasbeschermingsmiddelen met drie neonicotinoïden te verbieden voor bepaalde gewassen.

Onder de A-punten (hamerpunten) heeft de Raad ingestemd met een onderhandelingsmandaat voor de Europese Commissie in het kader van een nieuw visserijprotocol tussen de EU en de Comoren. Ik heb daarbij een stemverklaring afgelegd, gericht op adequate bescherming van haaien en roggen.

De oorspronkelijk geagendeerde vaststelling van de vangstmogelijkheden voor de visserij op zandspiering is van de agenda verwijderd, omdat in de aanloop naar de Raad reeds overeenstemming werd bereikt over een TAC (Total Allowable Catch) en quota. Dit is op tijd voor de start van het betreffende visserijseizoen op 1 april, zoals verzocht door de direct betrokken lidstaten.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

(Algemene oriëntatie)

In het kader van het GLB heeft de Raad een akkoord bereikt over een algemene oriëntatie, die de basis vormt van de inzet van de Raad voor de komende onderhandelingen met het Europees Parlement (EP) en de Europese Commissie over het GLB voor de periode 2014–2020. Het Ierse voorzitterschap streeft ernaar in juni een definitief akkoord over het GLB te bereiken tussen Raad en EP en met steun van de Europese Commissie.

Ik ben zeer tevreden over het behaalde onderhandelingsresultaat. Op voor Nederland belangrijke punten zijn grote stappen vooruit gezet, met name op het vlak van vergroening, het markt- en prijsbeleid en de mogelijkheden die lidstaten hebben binnen het plattelandsbeleid.

Directe betalingen

De Raad heeft afgesproken dat er in 2020 in de regel in elke lidstaat of regio binnen een lidstaat sprake moet zijn van een gelijke hectarepremie. Beperkte afwijkingen van deze regel zijn onder voorwaarden mogelijk. Verder is – mede op Nederlands verzoek – afgesproken dat de gehele periode tot 2020 kan worden gebruikt voor een soepele overgang van het huidige systeem van directe betalingen naar het nieuwe systeem. Ook is daarbij afgesproken dat deze overgang geleidelijk kan geschieden. De Raad is het eens geworden over maximumpercentages van de enveloppe voor directe betalingen die mogen worden gebruikt voor gekoppelde betalingen. In lidstaten die nu nog gekoppelde betalingen kennen, wordt dit percentage gemaximeerd op 12% en in lidstaten die nu geen gekoppelde betalingen kennen op 7%.

In het licht van het krachtenveld ben ik tevreden met het behaalde compromis. De Nederlandse wens van een geleidelijke overgangsperiode, ook voor de speciale toeslagrechten, is gehonoreerd. Ook komt er een gelijke hectarebetaling in 2020, waarop slechts beperkte uitzonderingen mogelijk zijn.

Vergroening

De Raad heeft een akkoord bereikt over een ambitieuze invulling van de vergroening van het GLB. Naast de door de Europese Commissie voorgestelde maatregelen (permanent grasland, gewasrotatie en ecologische aandachtsgebieden) krijgen lidstaten de mogelijkheid om ook equivalente vergroeningsmaatregelen te nemen, onder meer via duurzaamheidscertificaten en/of agrarisch natuurbeheer.

Mede dankzij mijn inzet tellen landschapselementen wel mee voor de invulling van de ecologische aandachtsgebieden. Daarbij heb ik bereikt dat ook landschapselementen gelegen op grond zonder toeslagrechten opgenomen kunnen worden. Dit betekent een grote vereenvoudiging en besparing op de uitvoeringslasten doordat Nederland nu niet verplicht wordt om voor de start van het nieuwe GLB vele honderdduizenden landschapselementen in het perceelsregister op te nemen.

Ik heb, conform de motie Graus/Dijkgraaf (Kamerstuk 21 501-32, nr. 664), gepleit voor het loskoppelen van de vergroeningspremie en de basispremie. Mede naar aanleiding van mijn pleidooi is de sanctie op het niet voldoen aan vergroeningseisen uiteindelijk teruggebracht van de reguliere 200% (Europese Commissievoorstel), via 100% (voorzitterschapsvoorstel Cyprus) en 50% (voorzitterschapsvoorstel Ierland d.d. 13 maart jl.) naar uiteindelijk maximaal 25% van de vergroeningspremie, onder stringente voorwaarden (bijvoorbeeld bij herhaling van de overtreding of bij opzet). Vergroening is verplicht voor alle boeren, zoals op 8 februari jl. besloten door de regeringsleiders in hun onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader. Voor GLB-steun geldt er normaal gesproken een sanctie van maximaal 200% op het niet voldoen aan opgelegde verplichtingen. Dit reguliere principe wordt in het bereikte compromis niet toegepast op de vergroeningsmaatregelen. Het maximum sanctiepercentage is door de Raad uiteindelijk verlaagd naar 25%. Afhankelijk van de aard, de ernst en eventueel herhaling van de overtreding kan er een lagere sanctie worden opgelegd. Dit betekent dat bij het (deels) niet voldoen aan de vergroeningsverplichtingen een proportionele sanctie wordt toegepast die, naar verwachting in verreweg de meeste gevallen, de hoogte van de vergroeningspremie zèlf niet zal overstijgen.

De Nederlandse voorstellen over de rol van agrarische natuurverenigingen (boerencollectieven) in de realisatie van de vergroening zijn door de Raad omarmd. Deze boerencollectieven krijgen bijvoorbeeld de gelegenheid om samen invulling te geven aan de verplicht in te richten ecologische aandachtsgebieden.

Markt- en prijsbeleid

In de integrale Gemeenschappelijke Marktordening (iGMO) zal worden opgenomen dat erkende producentenorganisaties en interbrancheorganisaties onder bepaalde voorwaarden regels mogen vaststellen, die algemeen verbindend verklaard kunnen worden. Mede op verzoek van Nederland kan dat ook nu het geval zijn voor regels op het gebied van diergezondheid, plantgezondheid en voedselveiligheid.

Ten aanzien van de verlenging van de suikerquotering heeft de Raad zich zeer verdeeld getoond. Voor zowel de afschaffing in 2015 als verlenging tot 2020 bestond geen gekwalificeerde meerderheid. In het compromis dat nu overeengekomen is, zal de suikerquotering tot het marktjaar 2016/17 behouden worden. Aan de eerder afgesproken afschaffing van de melkquotering per 2015 wordt door de Raad niet getornd. Referentieprijzen zijn ongewijzigd gebleven.

Plattelandsbeleid

In het Raadsbesluit over het plattelandsbeleid wordt nu 75% Europese cofinanciering geboden voor maatregelen ten behoeve van milieu, klimaatadaptatie en klimaatmitigatie. Door mijn inzet is daaraan toegevoegd dat ook steun voor investeringen ten behoeve van milieu, klimaatadaptatie en klimaatmitigatie voor dit verhoogde EU-cofinancieringspercentage in aanmerking komt.

Lidstaten krijgen voorts de keuze om – binnen hun eigen GLB-enveloppe – gebruik te maken van een inkomensstabilisatiefonds.

De reeds door regeringsleiders in hun MFK-akkoord opgenomen mogelijkheid om maximaal 15% van de nationale enveloppe voor directe betalingen zonder nationale cofinancieringsverplichting in te zetten voor bijvoorbeeld duurzaamheid en innovatie in het plattelandsbeleid is vanzelfsprekend gehandhaafd.

Diversen

Markttoegangskwesties tussen de EU en de Russische Federatie

(Informatie van de Nederlandse delegatie)

Ik heb de Raad en de Europese Commissie opgeroepen om gezamenlijk alles in het werk te stellen om een dreigend Russisch invoerverbod op sommige plantaardige producten (waaronder pootaardappelen) uit de EU per 1 juni 2013 te voorkomen. Ik heb aangegeven dat de Russische Federatie als reden opgeeft dat zij de Europese Commissie tevergeefs heeft verzocht om informatie over de fytosanitaire situatie in de lidstaten, specifiek over zogeheten pest free production sites en pest free areas. Ik heb ook benadrukt dat het invoerverbod van de EU voor Russische plantaardige producten als pijnbomen en aardappelen ook een rol speelt. Voor dit invoerverbod is volgens de Russische autoriteiten geen wetenschappelijke basis. Ik heb ervoor gewaarschuwd dat het uitblijven van een oplossing voor de problematiek de export van een aantal EU-lidstaten naar de Russische Federatie, waaronder Nederland, zeker zal schaden. Het is dan ook van het grootste belang om het Russische invoerverbod te voorkomen. Ik heb de Europese Commissie bedankt voor haar inspanningen tot nu toe, haar opgeroepen die inzet (via onder meer technische werkgroepen) te continueren en haar de steun en benodigde informatie van Nederland toegezegd. Een deel van de oplossing is wellicht te vinden in het leveren van informatie aan de Russische autoriteiten over pest free production sites in de EU, zo heb ik aangegeven, net als het ondersteunen van de Russen bij hun pogingen om toegang tot de EU-markt te verkrijgen voor hun pijnbomen en aardappelen.

Verschillende lidstaten (Denemarken, Duitsland, Finland, Polen en het Verenigd Koninkrijk) sloten zich aan bij mijn pleidooi. Zij benadrukten de mogelijke schadelijke gevolgen voor hun export van plantaardige producten en toonden zich bereid om benodigde informatie aan de Europese Commissie te sturen. Commissaris Borg bedankte mij voor het agenderen van dit onderwerp en onderstreepte dat het moment daarvoor perfect was, met het oog op het aanstaande bezoek aan de Russische Federatie van Commissievoorzitter Barroso, Commissaris voor Landbouw Ciolos en Commissaris Borg zelf. Borg wees er op dat de Russische Federatie nog geen technische rechtvaardiging voor het invoerverbod heeft kunnen aantonen, maar als WTO-lid wel verplicht is dit te doen alvorens over te gaan tot een verbod. De Commissaris zegde toe zo veel mogelijk relevante informatie te zullen delen met de Russische autoriteiten en alles op alles te zullen zetten om tot overeenstemming te komen met de Russische Federatie.

Neonicotinoïden en bijen

(Informatie van de delegatie van het Verenigd Koninkrijk)

De Europese Commissie heeft onlangs voorgesteld een verbod in te stellen op de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen met drie neonicotinoïden op gewassen die aantrekkelijk zijn voor bijen (bijvoorbeeld maïs, erwt en bloeiende siergewassen) en op graan. Dit in reactie op een rapport van de EFSA (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid) dat wetenschappelijk bewijs laat zien dat de genoemde stoffen gezondheidsrisico’s voor bijen met zich mee brengen. Ik heb uw Kamer over het eerste conceptvoorstel geïnformeerd bij brief van 12 februari jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 693).

Het definitieve voorstel, dat verscheen op 14 maart jl., bevat het hierboven genoemde verbod, met uitzonderingen voor toepassingen onder glas, voor wintergraan en voor spuittoepassingen die ná de bloei worden gebruikt. Gewassen die worden geoogst, vóórdat ze tot bloei komen (zoals kool- en uigewassen) worden gezien als niet-aantrekkelijk voor bijen. Het gebruik van onderhavige gewasbeschermingsmiddelen door niet-professionele gebruikers wordt in het Commissievoorstel uitgesloten. Het voorstel schrijft verder voor dat de aanpassingen aan de EU-regelgeving over maximaal twee jaar worden geëvalueerd. Voor alle relevante studies die ondertussen door toelatingshouders worden aangeleverd, zal de Europese Commissie aan de EFSA de opdracht geven deze spoedig te beoordelen. Als deze studies volgens EFSA veilig gebruik aantonen, dan kan de regelgeving binnen twee jaar weer worden aangepast.

In het voorstel zijn de Nederlandse wensen en voorstellen grotendeels gehonoreerd. Zo is de uitzondering voor gebruik voor de productie van zaad verwijderd. Ook worden gewassen die niet tot bloei komen in de «normale landbouwpraktijk» niet meer genoemd in de lijst met voor bijen aantrekkelijke gewassen. Op verzoek van andere lidstaten is een uitzondering voor sommige spuittoepassingen in het voorstel gekomen, daar waar de toepassingen geen blootstelling voor bijen betekenen, namelijk na de bloei van een gewas.

In het Standing Committee on the Food Chain and Animal Health (SCoFCAH) kreeg het voorstel op 15 maart geen gekwalificeerde meerderheid vóór of tegen (Nederland heeft vóór gestemd). De Europese Commissie kan het voorstel nu voorleggen aan het zogeheten Comité van Beroep of een gewijzigd voorstel inbrengen in het SCoFCAH.

Het Verenigd Koninkrijk (VK) liet de Raad weten dat het het Commissievoorstel niet rijp voor besluitvorming acht. Het VK gaf aan weliswaar groot belang te hechten aan het voorkomen van bijen- en volksgezondheidsrisico’s als gevolg van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, maar ook nadere wetenschappelijke onderbouwing voor maatregelen te wensen. Het gaf aan dat binnenkort relevante aanvullende studies worden afgerond, waarin niet alleen laboratoriumsituaties een plaats hadden, maar ook praktijkonderzoeken. Het wenst daarnaast een impact assessment van de Europese Commissie ten aanzien van milieueffecten van alternatieve producten en van gevolgen voor ondernemers en agrarische productie.

Ik heb mijn steun uitgesproken voor het Commissievoorstel en de andere lidstaten opgeroepen om gegeven het grote belang ook in te stemmen met het voorstel. Kijkend naar het advies van de EFSA vind ik het niet verantwoord om besluitvorming langer uit te stellen. Ik heb onderstreept dat het voorgestelde verbod precies gericht is op waar aantoonbare risico’s bestaan, dat de gezondheidsrisico’s voor bijen met het verbod tot een aanvaardbaar niveau zouden worden teruggebracht en dat daarmee ook recht zou worden gedaan aan de wetenschappelijke conclusies van de EFSA. Ik heb erkend dat elk aanvullend wetenschappelijk onderzoek welkom is, maar er ook op gewezen dat het voorstel van de Europese Commissie in de mogelijkheid voorziet om direct in te spelen op nieuwe informatie, bijvoorbeeld door het verbod op te schorten.

De meeste lidstaten herhaalden hun standpunt dat zij eerder innamen in het SCoFCAH. Voorstanders van het Commissievoorstel wezen op de grote risico’s van bijensterfte voor de landbouw en op de wetenschappelijke onderbouwing in het EFSA-rapport, tegenstanders herhaalden de roep van het VK om aanvullende gegevens en een impact assessment. Commissaris Borg gaf aan dat hij de besluitvorming over het huidige voorstel zal doorzetten en het voorstel zal doorsturen naar het Comité van Beroep, dat zich daar binnen drie weken over zal buigen. Hij handhaaft de datum van inwerkingtreding van 1 juli 2013. De Commissaris benadrukte dat het EFSA-rapport en nadere vragen van zijn kant aan de betrokken onderzoekers voldoende wetenschappelijke gronden voor het voorstel hebben opgeleverd, ook vanuit praktijkonderzoek. Hij wees ook op de mogelijkheid om het verbod in te trekken als daar op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie aanleiding toe zou zijn. Borg gaf aan dat zijn primaire belang de gezondheid van bijen is, ook vanwege het zo grote belang van bijen voor de landbouw.

A-punt: Onderhandelingsmandaat visserijprotocol EU-Comoren

De Raad heeft een mandaat voor de Europese Commissie vastgesteld, waarmee zij de onderhandelingen met de Comoren over een nieuw visserijprotocol aangaat. Het huidige protocol loopt in januari 2014 af.

Ik heb met het conceptmandaat ingestemd, omdat het naar mijn oordeel voldoet aan de voorwaarden om te komen tot een duurzame overeenkomst. Ik heb hier een toelichting op gegeven in de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van maart (Kamerstuk 21 501-32, nr. 697). Bij mijn stem vóór heb ik in een stemverklaring aangegeven dat het uiteindelijke protocol adequate maatregelen moet bevatten om bijvangsten van haaien en roggen te voorkomen.

Overig

Pilot met het over de dijk zetten van glasaal

Tijdens het AO Visserij van 13 maart jl. heb ik uw Kamer toegezegd haar te zullen informeren over het innovatieproject «Onderzoek beschikbaarheid glasaal bij rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s)», waarvoor subsidie uit het Europees Visserijfonds is verleend op grond van de Regeling Innovatie in de visserij. De betreffende beschikking is onlangs verzonden, opdat de aanvrager het project kan starten. Dit jaar zal op verschillende locaties in Nederland onderzoek gedaan worden naar de aanwezigheid van glasaal bij RWZI’s. Hierbij zal gekeken worden naar de mogelijkheden van het vangen van glasaal en het uitzetten daarvan in de Nederlandse binnenwateren. Naar verwachting zullen de resultaten begin 2014 bekend zijn. Ik zal uw Kamer informeren over de resultaten zodra deze beschikbaar zijn. Als de resultaten positief zijn, wil ik het project graag uitbreiden.

Reactie op publicaties over het welzijn van vissen

Tijdens het AO Visserij van 13 maart jl. heb ik uw Kamer toegezegd haar een reactie te zullen sturen op enkele publicaties over het welzijn van vissen. Het gaat om het rapport The welfare of wild-caught fish (2010) van de Britse ngo Fishcount en een artikel in Elsevier (2012) van E. Lambooij over onderzoek naar het elektrisch bedwelmen van kabeljauw en schelvis aan boord van een vaartuig.

Fishcount geeft in zijn rapport aan dat er welzijnsproblemen zijn bij de visvangst en geeft globale aanbevelingen om het welzijn van de vissen te verbeteren, zoals het selectiever maken van de visserij en het tegengaan van overbevissing. In reactie op dit rapport merk ik allereerst voor de volledigheid op dat visserij op zee, dus ook de welzijnsaspecten daarvan, een communautair beleidsterrein is. Het EU-beleid ter zake is gericht op het tegengaan van overbevissing, met het oog op een ecologisch en (sociaal-)economisch duurzame visserij. Instrumenten die hiervoor worden ingezet zijn onder meer het systeem van vangstmogelijkheden (quota en zeedagen) en technische maatregelen. Bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden zijn bovendien het voorzorgsbeginsel en het concept van MSY (Maximum Sustainable Yield, Maximaal Duurzame Oogst) uitgangspunten, waardoor steeds meer visbestanden er goed voor staan, zeker ook in de Noordzee. Zoals u weet wordt op dit moment onderhandeld over een nieuw Gemeenschappelijk Visserijbeleid, waarin ook stappen worden gezet om de visserij selectiever te maken, zoals Fishcount aanbeveelt. De Nederlandse visserijsector loopt daarin voorop.

Met het onderzoek waaraan E. Lambooij in Elsevier refereert wordt een eerste stap gezet in het vinden van een oplossing voor het bedwelmen van kabeljauw en schelvis. Het onderzoek is uitgevoerd onder zogeheten laboratoriumomstandigheden aan boord van een Noors onderzoeksvaartuig. In Nederland loopt momenteel een onderzoek met steun uit het Europees Visserijfonds naar het bedwelmen van schol, schar, tarbot, tong en kabeljauw aan boord van een commercieel vaartuig. Het betreft een pilot, die deels in laboratoriumomstandigheden en deels in de praktijk wordt uitgevoerd. Met deze pilot loopt Nederland samen met Noorwegen voorop in het onderzoek naar bedwelmingsmethoden aan boord van een vaartuig. Bedwelming aan boord staat nog in de kinderschoenen en is vele malen complexer dan het bedwelmen van kweekvis.

Ten algemene zeg ik uw Kamer toe dat het welzijn van vissen mijn aandacht zal blijven houden bij het vaststellen en toepassen van EU-regelgeving. Zo zal het toekomstige Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij als het aan mij ligt vooral gericht zijn op innovatie, waarmee ruimte ontstaat voor verdere verbetering van het welzijn van vissen. Ook is vissenwelzijn een onderwerp dat raakt aan de EU-verordening voor het doden van dieren die voor productiedoeleinden worden gehouden.

Stand van zaken visserijprotocol EU-Mauritanië

Tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad op 13 maart jl. heb ik uw Kamer toegezegd haar een stand van zaken te geven van het visserijprotocol tussen de EU en Mauritanië. In mijn brief van 11 maart jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 698) heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het gezamenlijk technisch comité tussen de EU en Mauritanië. Dat kwam mede op aandringen van Nederland op 19 en 20 februari jl. bijeen om te werken aan een aanpassing van de technische voorwaarden van het protocol, met de bedoeling het economisch aantrekkelijker te maken en daarmee de kans op een goede benutting door Europese vissers te vergroten, daarbij rekening houdend met de duurzaamheid van de visserij. Het gezamenlijk technisch comité tussen Mauritanië en de EU is tevens bedoeld om eventuele vragen of problemen met betrekking tot de uitvoering van en het toezicht op het protocol te bespreken. Het toezicht op de uitvoering van de afspraken in het protocol is een gedeelde verantwoordelijkheid van Mauritanië als kuststaat, de EU-lidstaten als vlagstaat en bij de aanlanding ook de havenstaat.

Volgens de Europese Commissie neemt de benutting van het akkoord inmiddels toe. Zes pelagische vaartuigen, afkomstig uit Letland, Litouwen en Polen, maken nu gebruik van het protocol. Daarnaast wordt het akkoord benut door een Frans vaartuig dat vist op tonijn en een Spaans vaartuig dat vist op heek en bodemsoorten. Het totale aantal vaartuigen is in mijn ogen nog onvoldoende om de visserijmogelijkheden op een voldoende niveau (75 procent) te benutten.

De uitkomsten van het gezamenlijk technische comité – waaronder uitbreiding van de pelagische visserijzone van 20 mijl uit de kust tot 15 mijl uit de kust – zijn een stap in de goede richting, maar ik verwacht dat verdere aanpassingen nodig zijn om de benutting van het protocol op een voldoende hoog niveau te krijgen. Het gezamenlijk wetenschappelijk comité van de EU en Mauritanië is gevraagd advies uit te brengen over een verdere aanpassing van de zone voor de pelagische visserij, in combinatie met maatregelen om sardinella te beschermen (beperkt quotum) en netaanpassingen die zeebodembeschadiging moeten voorkomen. Inmiddels is bekend dat dit comité in de eerste week van april bijeenkomt.

Ik zal u in april over de resultaten van het gezamenlijk wetenschappelijk comité informeren. Ook zal ik u op de hoogte houden van de uitvoering van de afspraken uit het protocol. Voor de bijeenkomst van het volgende gezamenlijk technisch comité is nog geen datum vastgesteld.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Lijst van A-punten

Besluit van de Raad tot vaststelling van het namens de Unie in de Internationale Suikerraad in te nemen standpunt met betrekking tot de verlenging van de Internationale suikerovereenkomst 1992 – Aanneming

Besluit van de Raad tot vaststelling van het namens de Unie in de Internationale Graanraad in te nemen standpunt met betrekking tot de verlenging van het Graanhandelsverdrag 1995 – Aanneming

Aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging van de Commissie om namens de Europese Unie onderhandelingen te openen over een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Unie van de Comoren – Aanneming van een besluit van de Raad

Naar boven