21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 698 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2013

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 25 en 26 februari jl. plaatsvond in Brussel. Ik informeer u tevens over mijn kennismaking met de Commissaris voor Gezondheid en Consumentenbescherming, over mijn gesprek met de Franse minister voor visserij over de situatie in het Kanaal en de haven van Boulogne-sur-Mer, over de ontwikkelingen ten aanzien van de visserijprotocollen tussen de EU en respectievelijk Mauritanië en de Comoren en over mijn toezegging inzake de head only-slachtmethode.

In het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) is de Raad het eens geworden over de nadere uitwerking van een aantal aspecten van de aanlandplicht. Over de invoering van een aanlandplicht had de Raad op 12 juni 2012 reeds overeenstemming bereikt. De nu vervolledigde algemene oriëntatie vormt de basis voor de onderhandelingen over de hervorming van het GVB met het Europees Parlement.

Ik ben blij dat we een resultaat bereikt hebben dat voor zowel de vissers als de vis goed uitpakt. Mede door mijn inzet is voorkomen dat het finale compromis te veel uitzonderingen zou bevatten en het gelijke speelveld zou aantasten. Dat zou een uitgeholde en bovendien praktisch moeilijk uitvoerbare aanlandplicht hebben opgeleverd. Wat de Raad betreft blijft het uitgangspunt van het nieuwe GVB dat bijvangsten zoveel mogelijk worden beperkt en niet meer overboord worden gezet. Er moet een einde komen aan verspilling en onnodige vissterfte. De praktijk van teruggooi moet de komende jaren worden teruggedrongen door selectiever vistuig; de bijvangst die dan toch nog in de netten belandt moet aan wal worden gebracht. De aanlandplicht wordt gefaseerd ingevoerd. Dat geeft de visserijvloot de mogelijkheid om aanpassingen aan te brengen aan de vloot.

De Raad heeft op het vlak van de visserij verder gesproken over de onderhandelingen over een visserijprotocol tussen de EU en Marokko.

Op landbouwgebied heeft de Raad gesproken over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), in het bijzonder de directe betalingen, en transparantie van GLB-subsidiegegevens. Onder diversen is gesproken over onjuiste etikettering van vleesproducten (op verzoek van het voorzitterschap) en een nieuwe eiwitstrategie voor Europa (op verzoek van Oostenrijk).

Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid: aanlandplicht en milieu

(Aanvullende algemene oriëntatie)

Op 12 juni 2012 heeft de Raad een algemene oriëntatie vastgesteld over de hervorming van het GVB (Kamerstuk 21 501-32, nr. 624). De Raad heeft toen onder meer een akkoord bereikt over de invoering van een aanlandplicht. De aanlandplicht is voor mij één van de belangrijkste pijlers van een nieuw, duurzamer visserijbeleid. Bijvangsten moeten zoveel mogelijk worden beperkt en niet meer overboord worden gezet.

Met het eerdere akkoord over de aanlandplicht als uitgangspunt is tijdens de afgelopen Raad van 25-26 februari jl. een aanvullende algemene oriëntatie vastgesteld, die een aantal aspecten van de aanlandplicht nader uitwerkt. Het gaat dan bijvoorbeeld om de implementatietermijnen en enkele uitzonderingsregelingen. Ook is gesproken over milieuverplichtingen van de lidstaten in relatie tot het visserijbeleid.

De Raad heeft bijna unanieme (26 lidstaten vóór en één tegen) overeenstemming bereikt. Zweden heeft tegengestemd, omdat het de invulling van de aanlandplicht niet ver genoeg vindt gaan. Ik ben blij dat er een heel goed resultaat ligt, waar nagenoeg unanieme steun voor is. Het resultaat is goed voor de vissers en voor de vis. Het biedt handvatten om de aanlandplicht praktisch uitvoerbaar te maken en er is voldoende tijd voor de sector om zich aan te passen.

Ik ben er met een aantal collega’s in geslaagd om het aantal uitzonderingen te beperken en het gelijke speelveld voor de vissers te behouden. Zo heb ik kunnen bijdragen aan een resultaat dat duurzamer, eenvoudiger en beter uitvoerbaar is dan eerder ter tafel liggende compromisvoorstellen van het voorzitterschap. Die eerdere voorstellen waren niet goed voor Nederland. Ze bevatten te veel uitzonderingen, waaronder een te forse de minimis-regeling. Uitzonderingen voor specifieke soorten heb ik resoluut afgewezen. Ik heb de Raad er op gewezen dat er sprake moet blijven van een gelijk speelveld en dat een uitzondering voor specifieke soorten, ten gunste van een beperkt aantal lidstaten, niet aanvaardbaar is voor mij. Ik heb in dat licht ook aangegeven dat het juist de Nederlandse vissers zijn die veel inspanning hebben geleverd om te innoveren en te moderniseren.

Ik heb tijdens de onderhandelingen steeds benadrukt dat het hart van de hervorming van het GVB voor mij wordt gevormd door selectieve visserij en innovatie, aangevuld met een aanlandplicht als sluitstuk. Ik heb gepleit voor een gefaseerde invoering van de aanlandplicht, die het voor de sector uitvoerbaar en realistisch maakt, zonder onze ambities naar beneden bij te stellen door ruimte te geven aan te veel uitzonderingen. Ik heb aangegeven dat de doelstelling moet zijn dat er een einde komt aan verspilling van voedsel. We moeten ervoor zorgen dat er voor onze kinderen en kleinkinderen ook voldoende vis zal zijn en dat het ook voor hen nog mogelijk zal zijn om visser te worden. Hierbij lopen de wensen van de sector en die van mij niet uiteen. Immers: geen vis, dan ook geen visserij. Een andere doelstelling die ik naar voren heb gebracht is dat er meer ruimte komt voor innovatieve, selectieve visserijtechnieken zoals de pulsvisserij. Ik vind het niet uit te leggen dat de EU wel streeft naar innovatie, maar geen ruimte biedt voor de pulsvisserij.

Het resultaat van de onderhandelingen bevat de volgende data voor implementatie van de aanlandplicht:

  • Pelagische visserij (onder meer haring en makreel): vanaf 1 januari 2014;

  • Baltische Zee: vanaf 1 januari 2015 voor visserijbepalende soorten en uiterlijk in 2018 voor alle soorten;

  • Noordzee (onder meer kabeljauw, tong en schol), noordwestelijke wateren en zuidwestelijke wateren: vanaf 1 januari 2016 voor visserijbepalende soorten en uiterlijk in 2019 voor alle soorten;

  • Middellandse Zee, Zwarte Zee en overige wateren (EU en niet-EU): vanaf 1 januari 2017 voor visserijbepalende soorten en uiterlijk in 2019 voor alle soorten.

Overige elementen van het uiteindelijke compromis over de aanlandplicht zijn:

  • Een de minimis-regeling, die het mogelijk maakt om een klein deel van de bijvangst niet aan te landen en niet van de quota af te trekken. Deze uitzondering heeft de eerste twee jaar na invoering een omvang van 9 procent, de twee volgende jaren 8 procent en vanaf het vijfde jaar 7 procent. Een en ander dient opgenomen te worden in beheerplannen en geldt alleen als de betreffende vangsten volledig worden geregistreerd. Toepassing van de regeling kan bovendien alleen als uit wetenschappelijk advies blijkt dat verhoging van selectiviteit zeer moeilijk te bereiken is of om disproportionele kosten van verwerken van ongewenste vangsten te voorkomen voor bepaald vistuig waarbij de ongewenste bijvangsten slechts een klein percentage uitmaken van de totale vangst.

  • Een overgangsperiode van twee jaar waarin boven het quotum mag worden gevist, waarbij die vangsten (mits boven de minimuminstandhoudingsmaat) kunnen worden aangewend voor liefdadigheidsdoelen.

  • Verhoging van vangstmogelijkheden om rekening houden met voormalige teruggooi (omslag van aanlandquota naar vangstquota).

Ten aanzien van de milieuverplichtingen binnen het GVB heb ik aangegeven dat het GVB coherent moet zijn met de milieuwetgeving van de EU en dat voor het bereiken van een goede milieutoestand en een zogeheten gunstige staat van instandhouding van soorten een grensoverschrijdende aanpak nodig is, dus ook buiten beschermde gebieden. Die inzet heeft steun gekregen van Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Wat betreft de besluitvormingsprocedure voor beschermende maatregelen heb ik aangegeven dat ik me kan vinden in het voorstel van de Europese Commissie om hier een gedelegeerde handeling te gebruiken. Andere lidstaten hebben zich hierover nauwelijks uitgelaten.

Nu de algemene oriëntatie over de basisverordening en de gemeenschappelijke marktordening van het nieuwe GVB voltooid is, zal de Raad voorbereidingen treffen voor de onderhandelingen hierover met het Europees Parlement.

Stand van zaken onderhandelingen visserijprotocol EU-Marokko

(Informatie van de Europese Commissie)

De Europese Commissie heeft kort de stand van zaken gegeven van de onderhandelingen die zij namens de EU voert met Marokko over een nieuw visserijprotocol tussen beide partijen. Tijdens de vijfde onderhandelingsronde op 11 en 12 februari is geen akkoord bereikt; een zesde ronde zal naar verwachting binnenkort plaatsvinden. Commissaris Damanaki heeft er nog eens op gewezen dat het onderhandelingsmandaat aan de Europese Commissie uitgaat van duurzaamheid, waar voor het geld en naleving van internationale verplichtingen. Zij heeft als voornaamste struikelblok op dit moment genoemd dat Marokko een hogere financiële compensatie wenst.

Ik heb aangegeven dat ik waardering heb voor de inspanningen van de Europese Commissie om de onderhandelingen met Marokko tot een goed einde te brengen. Ik heb onderstreept dat ik het onderhandelingsresultaat zal beoordelen op duurzaamheid, economische aantrekkelijkheid en naleving van het internationale recht. Daarbij heb ik uitgelegd dat het voor Nederland heel belangrijk is dat Marokko gegarandeerd zijn internationale verplichtingen in relatie tot de Westelijke Sahara nakomt. De bevolking van de Westelijke Sahara moet meeprofiteren van een akkoord en de EU moet ervoor zorgen dat Marokko inzichtelijk maakt of dat daadwerkelijk gebeurt. Verder heb ik gemarkeerd dat ecologisch en economische duurzaamheid gewaarborgd moeten worden, dat de vangstmogelijkheden op een duurzaam niveau moeten worden vastgesteld en dat de technische voorwaarden in het protocol een rendabele visserij mogelijk moeten maken. Tot slot heb ik aangegeven dat wat mij betreft de financiële bijdrage van de betrokken Europese vissers omhoog moet, waarbij dan wel sprake moet zijn van een eerlijke verdeling over de verschillende sectoren.

Sommige lidstaten hebben in hun reactie de nadruk gelegd op het belang van het protocol voor hun eigen vloot, andere lidstaten hebben er vooral op gewezen dat het protocol moet stroken met het internationale recht en ten goede moet komen van de lokale bevolking (zoals ook het Europees Parlement eerder heeft geoordeeld). Commissaris Damanaki heeft in haar slotwoord aangegeven dat er reden voor optimisme is. Over duurzaamheid van de visserij zijn al goede afspraken gemaakt met Marokko; nu is het wachten op de reactie van Marokko op het nieuwste aanbod van de Europese Commissie voor de financiële compensatie. De inzet van de Commissaris blijft dat het protocol waar voor het Europese geld moet opleveren.

Hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – directe betalingen

(Oriënterend debat)

De Raad heeft in een tafelronde gesproken over de voorstellen van het Ierse voorzitterschap inzake de uniforme basispremie van de directe betalingen van het GLB. De Europese Commissie heeft in haar wetgevingvoorstellen van november 2011 opgenomen dat de basispremie uiterlijk in 2019 op een uniform niveau per hectare landbouwgrond moet liggen binnen een lidstaat. Het Ierse voorzitterschap en diverse lidstaten dringen nu aan op uitzonderingen hierop. De voorstellen van het voorzitterschap betreffen:

  • het beperken van het aantal hectaren landbouwgrond dat in aanmerking komt voor de hectarebetaling;

  • het toestaan van (beperkte) verschillen in de basispremie;

  • de vergroeningspremie afhankelijk maken van de hoogte van de basispremie;

  • een reductiecoëfficiënt toepassen op de basispremie voor permanent grasland in gebieden met moeilijke omstandigheden;

  • het toepassen van een top-up op de basispremie op de eerste hectares van een bedrijf;

  • het uitzonderen van wijngaarden van de basispremie;

  • het geleidelijk uitfaseren van de speciale toeslagrechten; en

  • dat in het eerste jaar van het nieuwe GLB de eerste stap in de overgang naar het nieuwe model van directe betalingen niet op 40% ligt maar op 10%.

Commissaris Ciolos toonde zich kritisch ten aanzien van de voorstellen van het voorzitterschap. Volgens de Commissaris zijn de voorstellen niet ambitieus genoeg en resulteren ze in te weinig convergentie naar een uniforme basispremie. Commissaris Ciolos gaf aan dat een variabele basispremie een te grote afwijking is van één van de meest essentiële punten van de voorstellen. Aanpassing van de vergroeningspremie aan een variabele basispremie kon ook niet op steun van de Commissaris rekenen. Verder gaf hij aan dat een eerste stap van 10% in het eerste jaar van de overgang naar het nieuwe systeem te weinig is. Ten slotte toonde Commissaris Ciolos zich zeer kritisch over de mogelijkheid om de speciale toeslagrechten in de nieuwe GLB-periode uit te faseren. De Commissaris blijft vasthouden aan beëindiging hiervan met ingang van de nieuwe GLB-periode.

Ik heb aangegeven dat er grote stappen zijn gezet in een zeer belangrijke discussie en dat het voorzitterschap op vele punten goede compromissen heeft voorgesteld. De afspraken over het systeem van directe betalingen zijn van groot belang bij de vormgeving van het nieuwe GLB en het draagvlak waarop het uiteindelijk kan rekenen. Ik heb aangegeven dat Nederland zich voorstander heeft getoond van de overgang van vele verschillende modellen van directe betalingen in de EU naar één uniforme hectarebetaling per regio of lidstaat. Een soepele overgang naar het nieuwe systeem van directe betalingen in uiterlijk 2020 is gezien de grote veranderingen echter wel van belang. Als het gaat om de voorgestelde uitzonderingen op het bereiken van de uniforme basispremie heb ik aangegeven daar niet voor te zijn.

De voorstellen van het voorzitterschap komen aan diverse wensen van lidstaten tegemoet. Verschillende lidstaten zijn tevreden met de mogelijkheid dat een eventuele uitbreiding van subsidiabele hectares kan worden beperkt om een buitenproportionele verlaging van de basispremie te voorkomen. Daarnaast is er een grote groep lidstaten die de mogelijkheid om (beperkt) af te wijken van de basispremie ondersteunt. Lidstaten met berggebieden steunen de mogelijkheid een reductiecoëfficiënt op de basispremie toe te passen. Diverse wijnproducerende landen steunen de uitsluiting van wijngaarden. Ten aanzien van de mogelijkheid om op een aantal (eerste) hectares een top-up te geven zijn diverse lidstaten positief. Over het voorstel om de hoogte van de vergroeningspremie afhankelijk te maken (als percentage) van de hoogte van de basispremie waren de lidstaten verdeeld.

Het voorzitterschap concludeerde dat het de uitkomsten van dit debat mee zal nemen naar de Landbouw- en Visserijraad in maart.

Transparantie van GLB-subsidiegegevens

(Oriënterend debat)

Het voorzitterschap heeft de Raad gevraagd of lidstaten kunnen instemmen met het voorstel van de Europese Commissie inzake de transparantie van GLB-subsidiegegevens.

In november 2010 heeft het Europese Hof van Justitie geoordeeld dat onderdelen van de regelgeving ten aanzien van de publicatie van GLB-subsidiegegevens te veel inbreuk maakten op de privésfeer van natuurlijke personen. Het Hof wees de publicatie van gegevens van natuurlijke personen niet categorisch af, maar vroeg om vormen van bekendmaking te overwegen die het recht op bescherming van persoonsgegevens minder aantasten. Sindsdien zijn de lidstaten genoodzaakt de publicatieplicht te beperken tot rechtspersonen.

In september 2012 heeft de Europese Commissie heeft een alternatief voorstel gedaan waarin aan de bezwaren tegemoet gekomen wordt door:

  • de publicatieplicht duidelijker te baseren op de noodzaak van een publieke controle op de besteding van de GLB-middelen;

  • per begunstigde meer informatie te verstrekken over de maatregelen waarvoor de steun werd ontvangen; en

  • Een de minimis-drempel in te stellen: de naam van de begunstigde wordt alleen bekend gemaakt als deze een jaarlijks steunbedrag van 500 à 1000 euro (verschilt per lidstaat) overschrijdt. Deze gaat dan ook gelden voor rechtspersonen.

In de Raad heeft Commissaris Ciolos aangegeven dat het publiek verwacht dat het geïnformeerd wordt over GLB-subsidiegegevens. Daarnaast is transparantie volgens de Commissaris van belang als het gaat om legitimatie voor en draagvlak van het GLB. Volgens Commissaris Ciolos houdt het huidige voorstel rekening met de bezwaren van het Hof.

Ik heb aangegeven dat Nederland het voorstel van de Europese Commissie steunt.1 Nederland is voorstander van transparantie van subsidiegegevens omdat hierdoor publieke controle kan worden uitgevoerd op de besteding van Europese middelen. Tussen 2005 tot 2010 heeft Nederland reeds alle GLB-subsidiegegevens gepubliceerd.

In de tafelronde heeft een groot aantal lidstaten aangegeven het voorstel van de Europese Commissie te steunen. Een aantal andere lidstaten gaf aan nog twijfels te hebben over diverse aspecten van het voorstel van de Europese Commissie. Deze twijfels hebben betrekking op de hoogte van de de minimis-drempel, het detailniveau van de gegevens die gepubliceerd worden en de rechtvaardiging van de maatregel (publieke controle).

Het voorzitterschap concludeerde dat een grote meerderheid van de lidstaten instemt met het voorstel van de Europese Commissie.

Diversen

Nieuwe Europese strategie voor plantaardige eiwitten

(Informatie van de Oostenrijkse delegatie)

Oostenrijk heeft in de Raad aandacht gevraagd voor de productie van plantaardige eiwitten, met name soja. Volgens Oostenrijk blijft productie van deze eiwitten ver achter bij de vraag en is de EU verre van zelfvoorzienend (33%). Oostenrijk stelt dat er een Europese eiwitstrategie zou moeten komen om de productie te laten stijgen. Eén onderdeel van deze Europese strategie zou volgens Oostenrijk kunnen zijn dat de teelt van eiwitgewassen als invulling van Ecologische Aandachtsgebied binnen de GLB-vergroeningsmaatregelen in aanmerking komt.

Ik heb aangegeven dat Oostenrijk een belangrijk punt aanroert. Het ligt op het kruispunt van het doel van de vergroening van het GLB en de nadere afspraken die gemaakt zijn in het Meerjarig Financieel Kader over de invulling van ecologische aandachtsgebieden. Ik heb aangegeven dat het verzoek van Oostenrijk wat mij betreft dan ook verder gaat dan alleen de teelt van eiwitgewassen. Het is van belang de landbouwsector duidelijkheid te bieden welke teelten of gewassen als invulling van de ecologische aandachtsgebieden toelaatbaar te achten zijn. Voor mij is in dit licht belangrijk dat de toets steeds blijft liggen op de aantoonbare en evidente voordelen voor milieu en klimaat.

Commissaris Ciolos gaf aan dat de productie van plantaardige eiwitten een belangrijke bijdrage kan leveren aan de duurzaamheid van de landbouwsector. Het huidige productieniveau van plantaardige eiwitten in de EU is volgens de Commissaris een probleem. De twee pijlers van het GLB bieden volgens Commissaris Ciolos diverse maatregelen om de productie van eiwitgewassen verder te ontwikkelen. Om in aanmerking te komen als invulling van de Ecologische Aandachtsgebieden moeten de gewassen wel een ten minste vergelijkbaar ecologisch resultaat behalen als de al voorgestelde maatregelen.

Diverse lidstaten hebben het Oostenrijkse pleidooi gesteund om eiwitgewassen toe te staan als invulling van de verplichting voor Ecologische Aandachtsgebieden, om zo de productie van plantaardige eiwitgewassen in Europa te versterken. Wel werd aandacht gevraagd voor de benodigde WTO-conformiteit. Slechts een enkele lidstaat toonde zich kritisch over het voorstel, daarbij opmerkend dat op de wereldmarkt voldoende plantaardige eiwitten te verkrijgen zijn en dat deze voorstellen niet mogen leiden tot gekoppelde betalingen.

Onjuiste etikettering van vleesproducten

(Informatie van het voorzitterschap)

Het voorzitterschap heeft de Raad geïnformeerd over de stand van zaken rond de fraude met paardenvlees in rundvleesproducten. Het voorzitterschap gaf aan dat in de afgelopen weken door het voorzitterschap, de Europese Commissie en de lidstaten snel en effectief actie is ondernomen om de problemen te lijf te gaan. Het voorzitterschap gaf aan dat het van groot belang blijft om als EU op transparante en effectieve wijze samen te werken. Het voorzitterschap riep de lidstaten verder op om nauw samen te werken met Europol, dat een onderzoek is gestart.

Ik heb aangegeven dat het ontoelaatbaar is dat consumenten doelbewust worden misleid voor eigen gewin. Op voorverpakte producten hoort een etiket te staan waarop eerlijk staat vermeld welke ingrediënten het product bevat. Bedrijven horen zich hier aan te houden. Ik heb de Europese Commissie, het Ierse voorzitterschap en de lidstaten bedankt voor de goede samenwerking, waarbij in korte tijd veel werk is verricht. Voorts heb ik aangegeven dat ik in Nederland meteen maatregelen heb genomen, op basis van specifieke signalen uit andere landen, maar ook op eigen initiatief. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is een grootschalig ketenonderzoek (slachthuis, uitsnijderijen, koel- en vrieshuis, vleesverwerking) gestart naar niet op het etiket vermelde aanwezigheid van paardenvlees en naar residuen van diergeneesmiddelen. Hierbij is altijd op basis van feiten en een weloverwogen analyse geopereerd en niet overhaast en ondoordacht op basis van verdachtmakingen. Ten slotte heb ik de Raad voorgesteld om na te denken over de oprichting van een EU-register waarin voor alle lidstaten inzichtelijk wordt welke personen in andere lidstaten veroordeeld zijn voor frauduleuze praktijken in relatie tot vleesproducten. De oproep om Europol daarbij een coördinerende rol te geven, heb ik van harte ondersteund.

Commissaris voor Gezondheid en Consumentenbescherming Borg gaf aan dat er de afgelopen weken zeer intensief gewerkt is om de problematiek aan te pakken. Op basis van de huidige gegevens kan volgens de Commissaris gesteld worden dat er geen volksgezondheidsrisico is geweest. Voorts gaf hij aan dat misleidende etikettering onacceptabel is en wees hij erop dat de primaire verantwoordelijkheid hiervoor bij het bedrijfsleven ligt. De afgelopen weken heeft de Europese Commissie intensief contact gehad met het voorzitterschap en de lidstaten en maatregelen genomen: alle lidstaten voeren controles uit, gericht op de aanwezigheid van paardenvlees in producten waar dit niet in zou moeten voorkomen en gericht op de aanwezigheid van fenylbutazon in paardenvlees. Ook de Food and Veterinary Office (FVO) van de Europese Commissie heeft veel onderzoek verricht naar paardenvlees. Verder werkt de Europese Commissie samen met Europol, dat de aanpak van frauduleuze activiteiten coördineert. Wat betreft de roep van diverse lidstaten om spoedig werk te maken van de herkomstetikettering gaf Commissaris Borg aan dat in het najaar een analyse van de Europese Commissie beschikbaar zal komen. In deze analyse zal de Europese Commissie ingaan op de voor- en nadelen van herkomstetikettering, de gevolgen voor de interne markt en de kosten en het belang van de informatie voor consumenten. Overigens gaf de Commissaris aan dat herkomstetikettering deze problematiek niet had kunnen voorkomen.

In verschillende lidstaten zijn inmiddels producten uit de schappen gehaald omdat er paardenvlees in verwerkt zit. Veel lidstaten waren van mening dat binnen de EU verplichte herkomstetikettering voor vlees moet worden ingevoerd. Verder werd een risicogerichte aanpak bepleit en waren lidstaten van mening dat de EU vooral moet blijven handelen op basis van feiten in plaats van speculatie.

Overig

Kennismaking met Commissaris Borg

En marge van de Raad heb ik kennisgemaakt met de Commissaris voor Gezondheid en Consumentenbescherming, Tonio Borg. In dit gesprek hebben wij kort stilgestaan bij een aantal actuele onderwerpen. Waar het gaat om bijen en gewasbeschermingsmiddelen hebben we gezamenlijk vastgesteld dat met spoed gewerkt moet worden aan het invullen van de zogenaamde data gaps. Inzake de etikettering van paardenvlees heb ik mijn voorstel inzake een EU-register over fraude nader toegelicht. Ten aanzien van dierenwelzijn hebben we gesproken over de groepshuisvesting van drachtige zeugen en aanscherping van de transportrichtlijn. Ten slotte heeft Commissaris Borg Nederland bedankt voor zijn actieve opstelling inzake antibioticaresistentie.

Gesprek met de Franse minister voor visserij over de situatie in het Kanaal en de haven van Boulogne-sur-Mer

Zoals ik u eerder heb toegezegd, heb ik naar aanleiding van de problemen in de haven van Boulogne-sur-Mer een uitvoerig en indringend gesprek gehad met de Franse minister voor visserij Cuvillier (en marge van de Landbouw- en Visserijraad van 25-26 februari jl.). Ik heb benadrukt dat er in de EU sprake moet zijn van een vrij verkeer van personen en goederen. De blokkade van de haven en alles wat daar omheen aan gewelddadigheden heeft plaats gevonden, is in dat licht dan ook onacceptabel. Minister Cuvillier heeft dit nadrukkelijk veroordeeld, zoals hij dit eerder ook bij brief heeft laten weten. Ook hij staat voor een vrij verkeer van personen en goederen. Hij heeft echter ook de verantwoordelijkheid van de lokale autoriteiten in dat kader benadrukt.

De Nederlandse vissers moeten, gelijk andere buitenlandse vissers, in het Kanaal kunnen vissen en vrije toegang hebben om aan te landen in de haven van Boulogne-sur-Mer. Hoewel het garanderen van de vrije toegang en veiligheid primair een aangelegenheid is van de regio, draagt ook de Franse staat hier een verantwoordelijkheid en kan deze uiteindelijk overgaan tot sanctionering. Minister Cuvillier zal naar aanleiding van ons gesprek deze lijn bij de lokale autoriteiten onder de aandacht brengen.

Samen hebben we geconcludeerd dat het van groot belang is dat eenieder zich houdt aan de eerder overeengekomen gedragscode, dat het gezamenlijk onderzoek naar visbestanden wordt voortgezet en dat eventuele onduidelijkheden in werkgroepverband worden opgelost. Dit alles moet op zeer korte termijn leiden tot een genormaliseerde situatie. Ik heb daar na dit gesprek alle vertrouwen in en indien nodig spreken wij elkaar weer.

De Nederlandse ambassade in Parijs heeft opvolging gegeven aan mijn gesprek met de Franse minister door op 28 februari te spreken met de havenautoriteiten van Boulogne-sur-Mer en de betrokken Nederlandse vissers. Tot tevredenheid van de Nederlandse vissers kunnen vanaf 2 maart alle Nederlandse schepen aanlanden en verblijven in het havendeel Loubet. Er wordt extra politiebewaking ingezet.

Visserijprotocol EU-Mauritanië: gezamenlijk technisch comité

De EU en Mauritanië hebben op 19 en 20 februari in een gezamenlijk technisch comité gesproken over een aantal technische aspecten van het nieuwe visserijprotocol tussen beide partijen. Nederland heeft er eerder op aangedrongen dit overleg te beleggen om de technische voorwaarden van het protocol aan te passen, met de bedoeling de kans op een goede benutting van het protocol door Europese vissers groter te maken.

De EU en Mauritanië zijn overeenkomen de zone voor de pelagische visserij in een beperkt gebied (de zone ten zuiden van 17 graden noorderbreedte) aan te passen. Zij mogen daar nu vanaf 15 mijl uit de kust vissen in plaats van vanaf 20 mijl. Daarnaast is afgesproken advies te vragen aan het gezamenlijk wetenschappelijk comité over verdere uitbreiding van de zone, in samenhang met aanvullende maatregelen om sardinella te beschermen en schade aan de zeebodem te voorkomen.

De uitbreiding van de visserijzone zie ik als een stap in de goede richting. Het nu extra opengestelde gebied was in het verleden echter van geringe betekenis voor de visserij. Daarom zal deze aanpassing naar verwachting nog onvoldoende zijn om het protocol voldoende aantrekkelijk te maken voor de pelagische vaartuigen. Ik zie dan ook met belangstelling uit naar het advies van het gezamenlijk wetenschappelijk comité en een spoedige hervatting van de gesprekken binnen het gezamenlijk technisch comité. Het gezamenlijk wetenschappelijk comité komt waarschijnlijk in maart bijeen.

Visserijprotocol EU-Comoren

De Europese Commissie heeft een concept-mandaat voor onderhandelingen voor een nieuw protocol in het kader van de visserijpartnerschapsovereenkomst met de Comoren voorgelegd aan de Raad. Het huidige protocol loopt in januari 2014 af.

De vangstmogelijkheden onder het lopende protocol zijn volgens de ex-post-evaluatie goed benut, ondanks een afname van de visserij in de regio door de dreiging van piraterij. Het evaluatierapport oordeelt positief over de economische waarde van het protocol, al wordt wel geadviseerd de sectorbijdrage te verhogen. De EU-vaartuigen richten zich in de wateren van de Comoren met name op een aantal tonijnsoorten (skipjack-, geelvin- en grootoogtonijn). Volgens wetenschappelijke informatie van de regionale beheerorganisatie worden deze soorten op dit moment op een duurzaam niveau bevist. Een aandachtspunt is wel de mogelijke bijvangst van haaien en roggen.

De tekst van het concept-mandaat zet in op duurzaamheid en economische aantrekkelijkheid en bevat de gebruikelijke mensenrechtenclausule. Het concept-mandaat voldoet naar mijn oordeel aan de voorwaarden om te komen tot een duurzame overeenkomst. Ik ben daarom voornemens in te stemmen met het concept-mandaat. Daarbij zal ik aangeven dat ik bij de beoordeling van het eindresultaat meeweeg welke afspraken in het protocol zijn gemaakt op het punt van duurzaam beheer en of inspanningen worden verricht om bijvangsten te beperken.

Toezegging: Head only-slachtmethode

In het AO van 13 februari jl. heeft de fractie van de Partij van de Dieren mij gevraagd of bij gebruik van de head only-bedwelmingsmethode de kippen bij bewustzijn op hun kop worden gehangen.

De head only-methode van producent Topkip is een elektrische bedwelmingsmethode waarbij de kippen liggend op hun borst in de fixeerconus met hun poten naar achteren gestrekt in de haken,gefixeerd worden. Hierna vindt de elektrische bedwelming plaats en pas na de bedwelming worden de dieren door middel van de haken naar boven getrokken, dus buiten bewustzijn.

Daarnaast is een slachterij bezig met een alternatief van deze topkip head only-methode. Met deze alternatieve head only-methode vindt de fixatie alleen plaats via de haken op dezelfde wijze als dat het geval is bij de waterbadmethode, dus zonder speciale fixatieconus en voordat de dieren bedwelmd worden.

Met deze methode worden de dieren dus wel bij bewustzijn aan de poten gehangen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Lijst van A-punten

  • 1. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie -Vaststelling van de wetgevingshandeling

  • 2. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad -Vaststelling van de wetgevingshandeling

  • 3. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1288/2009 van de Raad – Vaststelling van de wetgevingshandeling


X Noot
1

Conform de kabinetsreactie in het BNC–fiche over de Verordening openbaarmaking begunstigden Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, EL&I 551 d.d. 2 november 2012 en in opvolging van mijn toezegging in van het AO Landbouw- en Visserijraad van 23 januari 2013.

Naar boven