21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 275 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 november 2011

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 hebben enkele fracties de behoefte om enige vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie inzake de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen.

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 28 november 2011.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag)

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

De adjunct-griffier van de commissie,

Blacquière

Inhoudsopgave

Blz.

     

– Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

6

     

– Reactie van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

7

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben daarbij de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie willen aandacht vragen voor de vermindering van regels en onnodige administratieve lasten. Zoals gesteld in een van de fiches: ondernemers, in het bijzonder het Midden- en Kleinbedrijf (MKB), ervaren onnodige administratieve lasten en regeldruk niet alleen als kostbaar, maar vaak ook als belemmerend voor vernieuwend en groeiend ondernemerschap. Hierbij willen de leden van de VVD-fractie zich richten op de implementatie en handhaving van Europese richtlijnen op het gebied van duurzaamheid en milieu. Het is van belang dat er een level playing field is voor zowel productie- als handelsactiviteiten en er geen sprake is van inbreuk op het vrije verkeer van goederen. Verdere harmonisatie kan de markt vergroten, de ontwikkeling van duurzame en efficiënte producten versnellen en de combinatie tussen groen en groei verder versterken. Kan het kabinet aangeven op welke wijze er wordt ingezet op geharmoniseerde en betrouwbare criteria voor Green Public Procurement? Verder vragen de leden van de VVD-fractie het kabinet in hoeverre Nederland op het vlak van milieu en duurzaamheidcriteria verdere aansluiting kan vormgeven met omringende landen zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.

Verder ondersteunen de leden van de VVD-fractie het standpunt dat in het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) een steviger accent moet liggen op onderzoek en innovatie. Wel moet het hier gaan om een helder en effectief instrumentarium waarbij een duidelijk onderscheid is tussen de verschillende instrumenten en er zo min mogelijk sprake is van stapeling van regelingen. Focus en massa geldt niet alleen voor het Nederlandse innovatiebeleid maar ook voor het Europese beleid. Daarom willen de leden van de VVD-fractie vragen hoe ervoor gezorgd wordt dat de lidstaten efficiënte samenwerking in onderzoek en innovatie vormgeven en Europese en nationale programma’s elkaar niet overlappen maar elkaar versterken.

Daarnaast wordt gesteld dat Nederland een positieve grondhouding heeft tegenover een steviger accent op infrastructuur. Dit streven ondersteunen wij van harte. Zoals al vaak aangegeven is in de ogen van de leden van de VVD-fractie infrastructuur en dan ook ICT-infrastructuur één van de «drivers» van economische groei. De leden van de VVD-fractie zijn dan ook erg blij met de Connecting Europe Facility en hopen dat ook Nederland hier gebruik van kan maken. Geld uit dit fonds zou dan met name ingezet kunnen worden voor het aanleggen van snel internet in buitengebieden. In de beantwoording van kamervragen over dit fonds gaf de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) aan dat er nog onvoldoende details bekend waren om aan te geven hoe Nederland middelen uit dit fonds zou kunnen verkrijgen. Kan het kabinet toelichten wat er op dit moment bekend is over de Connecting Europe Facility? Wanneer kan het kabinet wel met een inhoudelijke reactie hierop komen?

In het kader van bovenstaande willen de leden van de VVD-fractie ook de drempel voor veel kleine bedrijven verlagen door de ICT-infrastructuur te verbeteren en beter toegankelijk te maken voor kleine bedrijven. De ontwikkeling van keteninformatiesystemen is nu nog vaak gericht op en wordt gedaan door middelgrote en grote bedrijven. De leden van de VVD-fractie willen vragen in hoeverre kan worden ingezet op het ontwikkelen van eenduidige standaarden, het toegankelijk maken van de informatie uit de systemen voor bredere doelgroepen en het coördineren van het organiseren van de ICT-infrastructuur om ketentransparantie en verbeterde samenwerking tussen ketenpartners tot stand te brengen.

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie aandacht vragen voor normalisatie, standaardisatie en interoperabiliteit. Het is een lovenswaardig streven om in Europees verband meer aan normalisatie en standaardisatie te doen. Open standaarden zorgen voor meer samenwerking in ketens en daardoor voor meer efficiëntie. Wereldwijd worden er door verschillende standaarden en normeringsinstituten wekelijks ongeveer 20 nieuwe ICT-standaarden gepubliceerd. Dit geeft aan hoe belangrijk het bedrijfsleven het vindt om te werken aan interoperabiliteit. Want daar gaat het uiteindelijk om; dat ICT systemen met elkaar kunnen samenwerken, interoperabel zijn. Daarvoor zijn standaarden nodig, die dus in een hoge mate van samenwerking door bedrijven wereldwijd worden ontwikkeld. Het is daarom erg belangrijk dat Nederland niet uit de pas loopt in deze ontwikkeling. Het forum standaardisatie in Nederland lijkt zich tot nu toe vooral te richten op het verplicht stellen van een aantal technische standaarden, zonder zich af te vragen of deze standaarden, ook in een breder europees verband, meehelpen aan meer interoperabiliteit. Hoe kijkt het kabinet hier tegenaan? Het forum heeft in de laatste drie jaar iets van 27 standaarden op een lijst gezet waar overheden mee moeten werken, vergeleken met de 20 per week internationaal. Hoe ziet het kabinet de bijdrage van Nederland internationaal in dit verband? In andere landen wordt gekeken naar de standaarden en normen die door de grote normalisatie instituten worden gepubliceerd. Duitsland beschouwt alle standaarden die daar worden goedgekeurd als gebruikswaardig en stelt niet zelf nog een extra, beperkende lijst aan standaarden op die door overheden verplicht gebruikt zouden moeten worden. Is dit een praktijk die we ook in Nederland zouden kunnen toepassen? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken op de agenda maar hebben met betrekking tot de onderstaande punten nog enkele vragen en opmerkingen.

Unitair octrooi en octrooigeschillenbeslechting (octrooirechtspraak)

In de Raad voor Concurrentievermogen d.d. 5–6 december 2011 wordt naar verwachting ook gesproken over de inrichting van het rechtspraakverdrag. Met name als het gaat om de kwaliteit en de benoeming van de rechters willen de leden van de CDA-fractie graag weten hoe het kabinet dit voor zich ziet. Daarnaast verzoeken de leden van de CDA-fractie om uitleg over hoe dit zal worden gefinancierd. De leden van de CDA-fractie zien niet graag dat er een totale nieuwe institutie wordt opgetuigd. De leden van de CDA-fractie zijn verder voorstander van de lijn die de Commissie schetst voor een gemeenschappelijk systeem voor de octrooirechtspraak. Een enkele lidstaat stond hier echter kritisch tegenover. Hoe staat het daar nu mee? Wat zal de lijn van het kabinet worden op dit punt? De leden van de CDA-fractie verzoeken om een reactie.

Europees waarnemingscentrum voor namaak en piraterij

De leden van de CDA-fractie juichen het Europees waarnemingscentrum voor namaak en piraterij toe. De laatste tijd bereiken de leden van de CDA-fractie via de media veel berichten over namaak. Men ziet complete «nep» Apple stores in Oosterse landen opduiken die de gewone markt onder druk zetten. In hoeverre is hier ook sprake van in Europese landen? Daarnaast zien de leden van de CDA-fractie het waarnemingscentrum voornamelijk als een verzamelplaats en database waar alle voorbeelden en «best practices» met elkaar gedeeld kunnen worden. Is dit ook de visie van het kabinet? Zo nee, waarom niet? De leden van de CDA-fractie verzoeken om een reactie.

Europees industriebeleid

Nederland ondersteunt het belang dat in de conceptconclusies wordt gelegd op het versterken van de randvoorwaarden van de industrie. De leden van de CDA-fractie vragen wat in de agenda exact wordt bedoeld met «de randvoorwaarden». Daarnaast zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat binnen het industriebeleid speciale aandacht moet zijn voor digitalisering van diensten. Met name het MKB kan hier nog veel winst halen. De leden van de CDA-fractie verzoeken om een reactie van het kabinet.

Interne Markt Forum

Met betrekking tot het interne markt forum wordt gesproken over de nieuwe Europese aanbestedingsregels. De leden van de CDA-fractie hechten groot belang aan deze regels. Wanneer worden deze nieuwe aanbestedingsregels verwacht? Is er specifieke aandacht in deze nieuwe Europese aanbestedingsregels voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)? Zo ja, welke aandachtspunten? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt het aanhangige wetsvoorstel Aanbestedingswet 20.. (Kamerstuk 32 440) zich tot deze Europese regels? Het kan en mag wat betreft de leden van de CDA-fractie niet zo zijn dat Europese regels een andere lijn kiezen dan de Nederlandse lijn; minder administratieve lasten voor bedrijven en overheid; efficiënter omgaan met belastinggeld en meer aandacht en kansen voor het MKB. Wat zal de lijn van het kabinet worden ten aanzien van dit punt? De leden van de CDA-fractie verzoeken om een reactie.

Horizon 2020: het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

Een specifiek probleem in Europa is het relatief lage investeringsniveau in onderzoek, ontwikkeling en innovatie gecombineerd met het onvoldoende verzilveren van onderzoeksresultaten in innovatieve producten, diensten en productieprocessen, de valorisatie. De leden van de CDA-fractie zien hier een kwantitatief en kwalitatief probleem. Hoe denkt het kabinet hogere investeringen in onderzoek en ontwikkeling te kunnen realiseren? Kunnen publiek private samenwerkingsconstructies hier een rol in spelen? Daar zijn de leden van de CDA-fractie zeer positief over. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie hoe de valorisatie op een hoger niveau kan komen te liggen. De leden van de CDA-fractie bepleiten voor de komende jaren een sobere begroting voor de EU, waarin in ieder geval een hoger percentage wordt besteed aan onderzoek en ontwikkeling. De overheid – dus ook EU – heeft hierin een voorbeeldfunctie te vervullen. De leden van de CDA-fractie verzoeken om de visie van het kabinet in dezen.

Partnerschappen op het gebied van onderzoek en innovatie

Innovatie in Europa is essentieel volgens de leden van de CDA-fractie. Om gezonde, winstgevende, concurrerende, duurzame Europese industrieën voor de toekomst te creëren zijn de Entrepreneurship and Innovation Programmes (EIP’s) belangrijk. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat deze zich louter moeten focussen op eventuele innovatieve oplossingen voor de huidige maatschappelijke uitdagingen. Een voorbeeld is digitale zorg. Wat is de visie van het kabinet hierop? De leden van de CDA-fractie willen niet dat er allerlei extra instrumenten opgetuigd worden. Dit brengt namelijk extra administratieve lasten met zich mee. Dit is niet wenselijk. Ga voor slimme combinaties die duplicatie van effecten voorkomen. De European Research Area (ERA) is daar een goed voorbeeld van. De leden van de CDA-fractie verzoeken om een reactie.

Ruimtevaart

De leden van de CDA-fractie onderkennen het belang van een veilige, financieel gezonde en dienstbare Europese ruimtevaart. Het «free of charge»-principe wordt in principe ondersteund door de leden van de CDA-fractie. Wel moet goed gelet worden op de gevolgen van dit principe. Wanneer blijkt dat dit principe nieuwe investeringen en derhalve innovatie en veiligheid in de ruimtevaart zouden verdringen vinden de leden van de CDA-fractie dit een kwalijke zaak. Veiligheid, innovatie en dienstbaarheid naar de Europese burger zijn naar mening van de leden van de CDA-fractie essentieel in Europees ruimtevaartbeleid. Deelt het kabinet deze opvatting? In het stuk valt verder te lezen dat satellieten kunnen bijdragen aan duurzame ontwikkeling op het gebied van landbouw. De leden van de CDA-fractie zouden graag willen weten op wat voor manier dit gebeurt. Dit is namelijk onvoldoende bekend maar kan wel het draagvlak voor Europese ruimtevaart verbreden. Dan een ernstig punt. De leden van de CDA-fractie maken zich in algemene zin steeds meer zorgen om de digitale veiligheid en privacy van de Europese burger. Wat wordt er vanuit Europa gedaan om dit te waarborgen? Wat voor effect hebben Galileo en het Global Monitoring for Environment and Security (GMES) hierop? Wat is de visie van het kabinet op dit laatste punt? De leden van de CDA-fractie verzoeken om een reactie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het verslag Raad voor Concurrentievermogen 29-30 september 2011 en de geannoteerde agenda Raad voor het Concurrentievermogen 5–6 december 2011 en hebben enkele specifieke vragen met betrekking tot de agenda.

De leden van de SP-fractie onderschrijven de noodzaak om de economische groei en werkgelegenheid te stimuleren. Zij erkennen de zeer belangrijke rol die de interne markt speelt in de welvaart in de EU. Zij verzetten zich echter tegen het verder stimuleren van de dienstensector als dat betekent dat lokale regels om werknemers te beschermen worden afgebroken, zeker wanneer daar geen fatsoenlijk Europees alternatief tegenover staat. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie zich af waarom niet eerst wordt ingezet op het succesvol afronden van het implementeren van de reeds aangenomen dienstenrichtlijn. Tot slot wensen zij te weten of de voorstellen uit het rapport van het Pools voorzitterschap «Towards an European Consencus of Growth» ook deel uitmaken van de conclusies. Indien dat zo is, vragen de leden van de SP-fractie het kabinet om zich te verzetten tegen het versoepelen van de regels voor durfkapitaal. Dit zien de leden van de SP-fractie tegengesteld aan de pogingen om de deregulering van kapitaal in de EU terug te draaien.

In de brief schrijft de regering dat Nederland de actieagenda van de Commissie over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) verwelkomt. De leden van de SP-fractie vinden het Europese MVO- beleid zeer mager. Zij zouden graag van het kabinet vernemen of het voornemens is een voortrekkersrol te spelen bij het pleiten voor meer MVO in Europees beleid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie zijn verheugd kennis te nemen van de voortgang op het Octrooidossier. Een unitair octrooi kan een grote winst betekenen voor het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven. Begrijpen de leden van de D66-fractie het goed dat er voor de geschillenbeslechting nu wel met alle EU-landen wordt gesproken? Is hier, in tegenstelling tot de eerdere octrooiafspraken, niet sprake van een gekwalificeerde meerderheid?

De leden van de D66-fractie hebben vragen over het «Europese waarnemingscentrum voor namaak en piraterij». Allereerst zijn deze leden blij met de opmerkingen van de minister van EL&I om ook aan te dringen op de promotie van legale businessmodellen. Een goed legaal aanbod is immers de enige manier om piraterij tegen te gaan. Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of er binnen het waarnemingscentrum enkel een rol is voor industriële partijen of dat ook de non-gouvernementele organisaties (NGO’s), zoals burgerrechtenbewegingen, hier een rol hebben. Handhaving – met name op het internet – betekent al snel een inbreuk op de privacy van consumenten. De leden van de D66-fractie verzoeken het kabinet om voldoende oog te hebben voor de nadelen van handhaving. Daarom ook vragen de leden van de D66-fractie het kabinet om er op aan te dringen dat burgerrechtengroeperingen voldoende betrokkenheid krijgen in het waarnemingscentrum. Kan het kabinet dit toezeggen?

Ook vragen de leden van de D66-fractie of het verbeteren van het inzicht in de schade van inbreuken op intellectueel eigendom op voldoende wetenschappelijke basis gebeurt? Deze leden verwijzen hierbij naar onder meer het rapport van professor Ian Hargreaves die in deze context schrijft over «lobbynomics». Graag horen deze leden van het kabinet of het de mening deelt dat de genoemde kennisvergaring voldoende onafhankelijk en wetenschappelijk dient te zijn en dat genoemde kennisvergaring anders nooit de taak kan zijn van een Europees gefinancierd instituut. Tevens horen de leden graag dat het kabinet zich hard zal maken voor dit punt.

Sowieso hebben de leden van de D66-fractie vragen over de vraag of op het «waarnemingscentrum» een taak voor «Europa» is weggelegd. Kan het kabinet uitleg geven over welke vorm van marktfalen hier van toepassing is, dat maakt dat overheidsingrijpen nodig wordt bevonden?

De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet pleit voor meer geld voor onderzoek en innovatie binnen het krapper budgettair kader en een sobere EU-begroting. Deze leden vragen waar dan het extra geld voor onderzoek en innovatie vandaan moet komen. Kan het kabinet toelichten welke posten dan wel gekort moeten gaan worden?

II. REACTIE VAN DE MINISTER

Inleiding

Hierbij bied ik u, mede namens de staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de reactie aan op het verslag van het Schriftelijk Overleg van uw Kamer naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 5 en 6 december a.s.

Er heeft zich een aantal wijzigingen in de agenda voorgedaan. Het voorzitterschap heeft aangegeven geen voortgangsrapportage te presenteren over het voorstel voor het waarnemingscentrum voor namaak en piraterij. In plaats daarvan geeft het voorzitterschap onder het punt diversen informatie over dit voorstel. Daarnaast zullen onder het punt diversen, naast de reeds in de geannoteerde agenda aangekondigde onderwerpen, het voorzitterschap, de Commissie en lidstaten informatie geven over de Europese scheepsbouw, de stand van zaken van de implementatie van de dienstenrichtlijn, diensten van algemeen economisch belang, de Boedapest-declaratie over landbouwonderzoek, Reach en het jaarlijkse groei rapport.

INDUSTRIE EN INTERNE MARKT

Unitair octrooi en octrooirechtspraak

De leden van de CDA-fractie informeren naar de lijn van het kabinet bij het tot stand komen van een gemeenschappelijk systeem voor octrooirechtspraak. Daarbij zijn zij met name geïnteresseerd in de kwaliteit en de benoeming van de rechters, de financiering en geven zij aan dat zij niet graag zien dat er een totaal nieuwe institutie wordt opgetuigd.

De Raad heeft op 29 september jl. op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over de gevolgen die het advies van het Hof van Justitie heeft voor de juridische structuur van het octrooigerecht. Het unitair octrooigerecht zal daarbij worden gepositioneerd als een rechter gemeenschappelijk aan de lidstaten, naar het voorbeeld van het Benelux gerechtshof. Binnen het gerecht zal, zoals reeds was overeengekomen in 2009, een centrale divisie worden ingericht, die ook een belangrijke rol zal vervullen bij de op te richten regionale en lokale divisies. Hierna is verder gewerkt aan en goede voortgang geboekt met het uitwerken van de materiële voorwaarden. Het Poolse voorzitterschap doet haar uiterste best om de discussie nog dit jaar helemaal af te ronden. Of dit gaat lukken zal duidelijk worden op de Raad voor Concurrentievermogen van 5 december a.s. We zullen u hierover in het verslag van deze Raad informeren.

Belangrijk is dat de toekomstige gebruikers vertrouwen gaan hebben in de kwaliteit van het toekomstige rechtspraaksysteem. Essentieel is de kwaliteit van de octrooirechters die werkzaam zullen zijn in het octrooigerecht. Daarbij zal een belangrijke rol zijn weggelegd voor bestaande hooggespecialiseerde octrooirechters, niet alleen als rechter, maar ook als opleider van toekomstige rechters. Nederland wil daarin investeren, maar wenst geen concessie te doen aan de strenge kwaliteitseisen die worden gesteld voor de benoeming tot rechter. Het Gerechtshof zelf zal daarin ook een belangrijke rol hebben te vervullen. Wat de financiering betreft is het uitgangspunt van het kabinet helder, namelijk dat het systeem op termijn kostendekkend moet zijn, zonder de toegankelijkheid voor alle gebruikers, in het bijzonder mkb-ondernemers, te belemmeren.

Het nieuwe octrooisysteem zal bestaan uit twee onderdelen: het toekennen van octrooien en de rechtspraak rond octrooien. De verlening en administratie van toekomstige unitaire octrooien zal worden geplaatst bij het al bestaande Europees octrooibureau. Gezien de wensen van gebruikers en het advies van het Hof van Justitie moet er voor de rechtspraak wel een nieuwe intergouvernementele institutie opgezet worden. Daarbij zal echter gebruik worden gemaakt van expertise die binnen de lidstaten al is opgebouwd op het gebied van gespecialiseerde octrooirechtspraak.

De leden van de D66-fractie informeren naar verschillende aspecten rond het wetgevingstraject van het unitair octrooi.

In het voorjaar van 2011 bereikte de Raad een doorbraak in het EU-octrooidossier door het besluit van 25 lidstaten om een EU (thans unitair) octrooi tot stand te brengen door middel van versterkte samenwerking. Kort daarna kwam het advies van het Hof van Justitie uit over het verdrag voor de rechtspraak. Omdat dit verdrag betrekking zal hebben op zowel toekomstige unitaire octrooien als de bestaande, onder het Europees Octrooiverdrag verleende octrooien, is daarvoor een apart verdrag noodzakelijk. Deelname daaraan door de aan de versterkte samenwerking deelnemende lidstaten is essentieel (unitaire rechtspraak is een essentiële voorwaarde voor een unitair octrooi), maar wanneer Spanje en Italië (voor wat betreft klassieke Europese octrooien) zouden willen toetreden tot het rechtspraakverdrag, staat niets daaraan in de weg.

Industriebeleid

De leden van de fractie van de CDA-fractie vragen zich af wat het kabinet bedoelt met de versterking van de randvoorwaarden. Zij menen dat er binnen het industriebeleid speciale aandacht moet zijn voor de digitalisering van diensten.

Voor het versterken van het concurrentievermogen van de industrie is de industrie zelf allereerst aan zet. De EU moet zich daarom ook primair richten op het creëren van de juiste randvoorwaarden voor het Europese bedrijfsleven. Nederland pleit hierbij voor de versterking van de interne markt onder andere door verdere ontwikkeling van de interne markt voor diensten, voor een daadwerkelijke digitale interne markt, het realiseren van een unitair octrooisysteem en voor vereenvoudiging van de Europese aanbestedingsregels. De digitalisering van diensten is onderdeel van een digitale interne markt waarvoor het kabinet de aandacht vraagt. Daarnaast zet Nederland in op het terugdringen van Europese regeldruk, in het bijzonder voor kleine ondernemingen, en voor het blijvend vergemakkelijken van de beschikbaarheid van kapitaal voor het mkb. Mede op aandringen van Nederland gaan ook de conclusies van de Europese Raad van 23 oktober jongstleden over versterking van het Europese groeivermogen en hetgeen daarvoor nodig is.

Waarnemingscentrum voor namaak en piraterij

De leden van de CDA-fractie vragen of en zo ja, in hoeverre er sprake is van namaak en piraterij in de Europese landen. Ook vragen zij of het kabinet de visie deelt dat het waarnemingscentrum voornamelijk een verzamelplaats en database moet zijn waar alle voorbeelden en best practices met elkaar gedeeld kunnen worden.

De leden van de D66-fractie vragen of er een rol is voor non-gouvernementele organisaties (ngo’s) zoals burgerrechtengroeperingen in het waarnemingscentrum voor namaak en piraterij. Ook vragen de leden van de D66-fractie of er voldoende oog is voor de nadelen van handhaving van namaak en pirateri,j met name op het internet, en of de minister kan toezeggen dat hij erop zal aandringen dat burgerrechtengroeperingen voldoende rol krijgen in het waarnemingscentrum.

Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of het verbeteren van het inzicht in de schade van inbreuken op intellectueel eigendom op voldoende wetenschappelijke basis gebeurt, en of de minister zich wil inzetten voor voldoende onafhankelijke en wetenschappelijke basis van de genoemde kennisvergaring.

Tenslotte vragen de leden van de D66-fractie welke vorm van marktfalen van toepassing is, en waarom overheidsingrijpen nodig is voor het waarnemingscentrum.

Binnen Europa wordt in toenemende mate reeds samengewerkt op het terrein van wetgeving en uitvoering met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten. Het communautaire merken- en modellenrecht, het communautair kwekersrecht en de inspanningen om te komen tot een unitair octrooirecht zijn daarvan goede voorbeelden. Dat is ook essentieel in het kader van een goed functionerende interne markt. Samenwerking op het terrein van handhaving is daarbij een noodzakelijk complement, zeker voor een internationaal fenomeen als namaak en piraterij. Het is daarom belangrijk dat bij de bestrijding daarvan, maar ook bij de ontwikkeling van alternatieve business-modellen, in Europa wordt samengewerkt en van elkaar wordt geleerd. Hier ligt wat betreft het kabinet een belangrijke rol voor het Europese waarnemingscentrum.

In verscheidene door het bedrijfsleven en internationale organisaties gepubliceerde onderzoeken wordt de gestage groei van handel in nagemaakte of door piraterij verkregen goederen bevestigd. Zo schatte de OESO in 2009 de schade aan de internationale handel veroorzaakt door namaak en piraterij in 2007 op USD 250 miljard. Dat betreft echter wereldwijde schade. Uit de door EU-douaneautoriteiten gepubliceerde cijfers blijkt dat deze namaak en piraterij ook zijn weg vindt naar Europa. Zo is een stijging te zien van het aantal geregistreerde gevallen van 26 704 in 2005 tot 43 572 in 2009, oftewel een stijging van bijna 60%.

Er zijn dus zeker cijfers beschikbaar, maar het plaatje is niet compleet. Er bestaat behoefte aan objectieve cijfers en aan wetenschappelijk onderzoek. Vandaar dat in 2009 een Europees Waarnemingscentrum voor namaak en piraterij is opgericht, dat onder andere tot taak kreeg het verbeteren van inzicht in inbreuken op intellectuele eigendomsrechten. Bijna twee jaar na de oprichting constateert de Commissie echter dat het waarnemingscentrum, als gevolg van een gebrek aan financiële middelen en aan capaciteit en deskundigheid, met de huidige infrastructuur niet in staat is om effectief haar huidige doelstelling na te komen. Daarom wordt in de verordening die nu voorligt voorgesteld het waarnemingscentrum onder te brengen bij het bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen – OHIM). Een van de belangrijkste taken zal zijn het verbeteren van het inzicht in de reikwijdte en de gevolgen van inbreuken op intellectuele eigendomsrechten. Het kabinet steunt dit voorstel dan ook. Dit centrum zal daarmee een bijdrage leveren aan het vergroten van een objectieve en wetenschappelijke basis van de cijfers over namaak en piraterij. De nadruk moet met name liggen op het belang van het verzamelen en uitwisselen van goede, objectief verifieerbare en vergelijkbare informatie over inbreuken op intellectuele eigendomsrechten tussen publieke en private instanties. Naast het verzamelen en analyseren van informatie zien wij als belangrijke taken van het waarnemingscentrum: het vergroten van het bewustzijn over de impact van namaak en piraterij, het faciliteren van uitwisseling van «best practices» van de private en publieke sector, en het promoten van (administratieve) samenwerking van nationale en Europese handhavingsautoriteiten.

In de conceptverordening is bepaald dat het waarnemingscentrum zal bestaan uit vertegenwoordigers van de publieke en private sector. Onder de laatste groep wordt dan onder andere verstaan een brede, gebalanceerde en representatieve selectie van Unie- en nationale organen die de verschillende economische sectoren vertegenwoordigen, het meest betrokken zijn bij en/of deskundigheid bezitten op het gebied van de strijd tegen inbreuken op intellectuele eigendomsrechten. Hiertoe behoren in ieder geval ngo’s als consumentenorganisaties. Of hier ook ngo’s als burgerrechtengroepen onder voornoemde selectie vallen, kan ik niet toezeggen. Deze selectie zal, afhankelijk van het onderwerp, van geval tot geval moeten verschillen. Voor de goede orde wil ik er overigens op wijzen dat het waarnemingscentrum moet fungeren als een faciliterend platform voor iedereen die bij handhaving is betrokken, zonder dat hieruit dwingende handhavingspraktijken voortvloeien. Voor wat betreft handhaving op het internet heeft Nederland er juist op aangedrongen om informatie uit te wisselen over nieuwe businessmodellen waarmee het legale aanbod van culturele en creatieve content kan worden verbeterd. Alleen met een volwaardig alternatief legaal aanbod via nieuwe businessmodellen kan de strijd tegen illegaal aanbod succesvol worden aangegaan.

Interne-marktforum

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de nieuwe Europese aanbestedingsregels worden verwacht. Ook vragen zij naar de specifieke aandacht in deze nieuwe Europese aanbestedingsregels voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Tevens vragen zij naar de verhouding tussen het aanhangige wetsvoorstel Aanbestedingswet 20.. (TK 32 440) en de Europese regels. Tenslotte vragen zij aandacht voor minder administratieve lasten voor bedrijven en overheid, het efficiënter omgaan met belastinggeld en aandacht en kansen voor het mkb bij het aannemen van nieuwe Europese aanbestedingsregels.

De Europese Commissie heeft aangekondigd dit jaar een voorstel voor de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijn te publiceren. De verwachting is dat een vermindering van de administratieve lasten en aandacht voor de kansen van het mkb onderdeel zullen zijn van het voorstel. Dit zou in lijn zijn met de kabinetsreactie op het Groenboek modernisering EU-beleid overheidsopdrachten, zoals dat op 6 april jl. met uw Kamer is besproken (Kamerstukken 31 144, nr. 8).

Een effectief en simpeler aanbestedingsbeleid is ook een van de doelen van het wijzigingsvoorstel voor de Aanbestedingswet. In het wetsvoorstel wordt een aantal maatregelen ingevoerd, die ook leiden tot vereenvoudiging van de Europese aanbestedingsprocedures, zoals bijvoorbeeld de uniforme eigen verklaring.

Na publicatie van het voorstel van de Europese Commissie zal het kabinet uw Kamer informeren over het voorstel en de inzet van het kabinet middels een BNC-fiche. De daarop volgende onderhandelingen over een nieuw voorstel nemen geruime tijd in beslag, en daarna volgt nog een implementatietermijn van een paar jaar. Bovendien zien de Europese aanbestedingsrichtlijnen uitsluitend op aanbestedingen boven de Europese drempelwaarden. Onder de Europese drempelwaarde laten de richtlijnen ruimte voor lidstaten om aanvullende maatregelen te nemen. Om die reden wil het kabinet niet op het voorstel van de Europese Commissie wachten en acht het kabinet het van groot belang om juist nu maatregelen te nemen om de toegang van het midden- en kleinbedrijf tot aanbestedingen te verbeteren. Dat doet het kabinet met het wetsvoorstel voor een de wijziging van de Aanbestedingswet.

De leden van de SP-fractie vragen waarom niet eerst wordt ingezet op het succesvol afronden van het implementeren van de reeds aangenomen dienstenrichtlijn. Ook wensen de leden te weten of de voorstellen uit het rapport van het Poolse voorzitterschap «Towards a European Consensus on Growth» ook deel uitmaken van de conclusies over het interne-marktforum. Indien ja, vragen zij de regering zich te verzetten tegen het versoepelen van de regels voor durfkapitaal, dat zij tegengesteld zien aan de pogingen om de deregulering van kapitaal in de EU terug te draaien.

Nederland heeft de ambitie om de werking van de interne markt voor diensten te versterken en te verbeteren. De invoering van de dienstenrichtlijn heeft grote vooruitgang betekend, omdat hierdoor al veel belemmeringen voor grensoverschrijdende dienstverleners zijn afgeschaft. Om het beoogde effect te realiseren moeten dienstverleners in alle lidstaten de vruchten daarvan kunnen plukken. Derhalve is en blijft de inzet van Nederland dat in alle lidstaten de dienstenrichtlijn juist en volledig moet worden geïmplementeerd.

Echter, daarmee is de interne markt voor diensten in de EU nog niet af. Gebleken is dat er nog steeds barrières en knelpunten bestaan voor grensoverschrijdende dienstverlening. Via de zogenaamde performance check onderzoeken lidstaten en Commissie op dit moment de interactie tussen verschillende Europese regelingen, die gelijktijdig van toepassing zijn op dienstverleners. Het doel is na te gaan of, en zo ja, met welke problemen dienstverleners in de praktijk geconfronteerd worden. Ook wordt onderzocht hoe de wisselwerking is tussen de verschillende regels en welke onbedoelde effecten hieruit voortvloeien. De performance check levert hierdoor waardevolle input voor eventuele vervolgacties. Daarnaast spant het kabinet zich in om het grote aantal gereglementeerde beroepen in andere lidstaten te reduceren.

Het rapport van het Poolse voorzitterschap «Towards a European Consensus on Growth» maakt geen deel uit van de conclusies over het interne-marktforum. Over de Nederlandse inzet ten aanzien van het Commissievoorstel over de regels voor durfkapitaal zal uw Kamer via een BNC-fiche worden geïnformeerd nadat dit voorstel is uitgekomen (naar verwachting op 30 november a.s.).

Standaardisatie

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre wordt ingezet op het ontwikkelen van eenduidige standaarden, het toegankelijk maken van de informatie uit de systemen voor bredere doelgroepen en het coördineren van het organiseren van de ICT-infrastructuur om ketentransparantie en verbeterde samenwerking tussen ketenpartners tot stand te brengen.

Het stroomlijnen van ketentoepassingen is de verantwoordelijkheid van de markt. De markt neemt zelf initiatieven om dat te doen, waarbij standaarden worden benut die door en voor de markt zijn ontwikkeld. Een succesvol voorbeeld daarvan is het internationaal standaardiseren van containers en de gegevens die over het vervoer van containers worden uitgewisseld. Daardoor zijn wereldwijde transportstromen veel efficiënter geworden. Via normalisatieorganisaties zoals NEN kunnen marktpartijen het initiatief nemen om samen standaarden te ontwikkelen via een open proces. Door betrokkenheid van brancheorganisaties bij standaardisatieprocessen kunnen de gebruiksmogelijkheden voor alle partijen zo groot mogelijk worden gemaakt.

Daar waar overheden zelf onderdeel zijn van ketens met marktpartijen, worden concrete standaardisatie initiatieven ondersteund, bij voorkeur gericht op open standaarden die door marktpartijen worden ontwikkeld en ondersteund. Een goed voorbeeld is de internationale open standaard XBRL, die ook door de Nederlandse overheid is overgenomen voor het elektronisch uitwisselen van financiële rapportages tussen bedrijven en overheden.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe Nederland kijkt, in een breder Europees verband, naar de interoperabiliteit van technische standaarden? Ook vragen deze leden hoe het kabinet kijkt naar de bijdrage van Nederland aan technische standaarden op internationaal niveau. Deze leden wijzen op de praktijk in Duitsland en vragen of we die praktijk ook in Nederland zouden kunnen toepassen.

De overheid is zelf grootgebruiker van ICT, en vanuit dit specifieke perspectief zijn standaardisatie en open standaarden ook belangrijk. Het is kabinetsbeleid dat voor overheden open standaarden de norm zijn bij het toepassen in de eigen processen. Open standaarden zijn belangrijk om als overheid gegevens uit te kunnen wisselen met bedrijven en burgers en met andere overheden (interoperabiliteit). Open standaarden zijn ook belangrijk om als overheid niet afhankelijk te zijn van specifieke ICT-aanbieders. Om dat te bereiken moet duidelijk zijn om welke open standaarden het precies gaat. Daarvoor houdt het Forum Standaardisatie een lijst bij met relevante toepassingsgebieden en de daarbij beschikbare open standaard (24 in totaal op dit moment). Bij iedere nieuwe standaard die wordt voorgedragen voor die lijst, wordt getoetst of een standaard echt open is, al in de praktijk wordt toegepast (geen papieren standaard is) en hoe die gerelateerd is aan de internationale ontwikkelingen. Het proces voor het ontwikkelen van die lijst is transparant en niet beperkend en heeft een aanjagend effect voor breed gebruik.

Heel veel technische standaarden zijn gelukkig al op grote schaal in ICT-systemen van leveranciers ingebed. Die gangbare standaarden worden door de overheid van harte ondersteund en komen daarom niet op de pas-toe-of-leg-uit-lijst voor van het Forum Standaardisatie. Om te illustreren dat er al veel gangbare technische open standaarden zijn, is een separate lijst gemaakt door het Forum, waarbij niet wordt gestreefd naar volledigheid.

Voor de hierboven geschetste aanpak in Nederland bestaat in veel andere landen belangstelling. In Duitsland worden, net als in Nederland, ook verschillende lijsten samengesteld met open standaarden. Die aanpak is vergelijkbaar met de aanpak in Nederland. Bij het uitwisselen van kennis tussen lidstaten en marktpartijen heeft de Europese Commissie een belangrijke rol. In dat kader is Nederland voorstander van een Europees beleid waarbij open (industrie)standaarden een gelijkwaardige positie krijgen naast open standaarden van formele standaardisatieorganisaties.

Duurzaam inkopen

De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze er wordt ingezet op geharmoniseerde en betrouwbare criteria voor Green Public Procurement? Verder vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre Nederland op het vlak van milieu en duurzaamheidcriteria verdere aansluiting kan vormgeven met omringende landen zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.

De huidige criteria voor Green Public Procurement (GPP) voldoen nog niet aan de eisen die het kabinet en ook het Nederlandse bedrijfsleven stelt. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voert een intensief beleid om dit te verbeteren. Dit bestaat onder ander uit: het meeschrijven aan criteriadocumenten, het leveren van gedegen reacties op concept criteriadocumenten, het betrekken van Nederlandse stakeholders, het geven van presentaties over de Nederlandse aanpak en het gezamenlijk met andere lidstaten beïnvloeden van het proces dat wordt gevolgd om GPP-criteria te ontwikkelen.

Op het gebied van Green Public Procurement heeft Nederland een koplopersgroep van negen lidstaten opgericht. Deelnemers zijn: Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Zwitserland, Denemarken, Zweden, Noorwegen en Finland. Binnen deze koplopersgroep worden intensief ervaringen uitgewisseld. De deelnemers trekken gezamenlijk op om het beleid van de Europese Commissie te beïnvloeden.

Connecting Europe Facility

De leden van de VVD-fractie vragen een toelichting over de Connecting Europe Facility en vragen wanneer het kabinet met een inhoudelijke reactie hierop zal komen.

De Connecting Europe Facility (CEF) heeft tot doel om de werking van de interne markt te verbeteren en bij te dragen aan de doelen van de Europa2020-strategie door de voorbereiding en verwezenlijking van moderne en hoogwaardige energie-, vervoer- en ICT-netwerken. De verschillende instrumenten binnen de faciliteit zijn gericht op het scheppen van een omgeving waarin private en publieke investeringen in projecten met Europese meerwaarde, zo mogelijk met synergie tussen de drie netwerksectoren, tot stand kunnen komen. De Europese Commissie reserveert 40 miljard euro voor de CEF, aangevuld met 10 miljard euro voor transport geoormerkte middelen in het Cohesiefonds. Van deze in totaal 50 miljard is 9,1 miljard euro bestemd voor energie-infrastructuur, 9,2 miljard euro voor ICT-infrastructuur, en 31,7 miljard euro voor vervoerinfrastructuur.

Het kabinet heeft een positieve grondhouding tegenover een steviger accent in de Europese begroting ten aanzien van infrastructuur, omdat een goede infrastructuur de interne markt en daarmee de Europese concurrentiekracht versterkt, en staat open voor een stroomlijning van de inspanningen op dit gebied in een Connecting Europe Facility. Wel moet dit instrument ingepast worden binnen een als geheel krappere EU-begroting. Uw Kamer zal op korte termijn middels een BNC-fiche hierover uitgebreider worden geïnformeerd.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

De leden van de SP-fractie vragen of de regering voornemens is een voortrekkersrol te spelen bij het pleiten voor meer aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in Europees beleid.

Nederland hecht bijzonder aan deze mededeling van de Commissie over maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) voor aansluiting van het Europese beleid op internationale breed aanvaarde richtlijnen voor mvo. Nederland heeft een actieve rol gespeeld bij de totstandkoming van een hernieuwde EU-strategie voor mvo en zal dat ook doen in de uitwerking daarvan.

ONDERZOEK

De leden van de VVD-fractie vragen hoe ervoor gezorgd kan worden dat de lidstaten efficiënte samenwerking in onderzoek en innovatie vormgeven en dat de Europese en nationale programma’s elkaar niet overlappen maar versterken.

Op dit moment wordt binnen Europa gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Een belangrijk element hierin is het beter op elkaar laten aansluiten van het Europese en het nationale beleid, om zo overlap en fragmentatie te voorkomen. Een van de actielijnen voor de ontwikkeling van de ERA is het gezamenlijk programmeren van onderzoek. Dit is een proces waarin onderzoeksfinanciers uit de lidstaten de handen ineenslaan om hun programmering op het terrein van een bepaalde maatschappelijke uitdaging beter te coördineren. Het doel hiervan is een efficiëntere inzet van de nationale onderzoeksfinanciering en daarmee het voorkomen van overlap en het vergroten van de effectiviteit. Op dit moment zijn er tien initiatieven voor Gezamenlijk Programmeren opgezet. De lidstaten hebben hierin het voortouw. Andere voorbeelden van de verhoging van de effectiviteit van nationale inspanningen in het kader van de ontwikkeling van de ERA is het gezamenlijk opzetten van grote onderzoeksfaciliteiten en het wegnemen van barrières tussen de lidstaten die de mobiliteit van onderzoekers nu nog hinderen.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe het kabinet denkt het benodigde hogere investeringsniveau in onderzoek en ontwikkeling te kunnen realiseren, en vragen zich daarbij af hoe de EU hierin een voorbeeldfunctie kan vervullen. Ook vragen zij zich af of publiekprivate samenwerkingsconstructies hier een rol in kunnen spelen. Tenslotte willen de leden van de CDA-fractie weten hoe valorisatie op een hoger niveau kan komen te liggen.

Het kabinet is het eens met de constatering dat er in Europa nog onvoldoende geïnvesteerd wordt in onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Met name de private investeringen blijven achter. Dat geldt zowel nationaal als in Europa. Nationaal is daarom gekozen voor de topsectorenaanpak ingebed in een vernieuwd innovatiebeleid. Voor een toelichting hierop verwijs ik u graag naar de brief aan uw Kamer «Naar de Top: het bedrijfslevenbeleid in actie(s)» (kamerstuk 32 637, nr. 15). Hierin wordt aangegeven hoe Nederland via intensievere samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen een uitgebreider fiscaal beleid ter ondersteuning van investeringen in R&D door het bedrijfsleven, en het opzetten van het Innovatiefonds MKB+ (voor innovatiekredieten en toegang tot risicokapitaal) de nationale investeringen in onderzoek en ontwikkeling wil stimuleren.

De EU kan voor investeringen in onderzoek en ontwikkeling en innovatie een voorbeeldfunctie vervullen door binnen een krappere, soberdere EU-begroting voldoende middelen vrij te spelen om meer te kunnen investeren ter versterking van het concurrentievermogen en innovatie (in lijn met de Europa 2020-strategie). Het kabinet is van mening dat voor de EU-onderzoek- en innovatieprogramma’s onder andere extra investeringen nodig zijn voor grensoverschrijdende publiekpublieke en publiekprivate samenwerking binnen thema’s met een grote maatschappelijke en/of economische impact zoals ook door de leden van de CDA-fractie genoemd. Tevens zou de EU extra moeten investeren in kapitaalmarktinstrumenten gericht op zowel risicokapitaal als kredieten en de Europese onderzoeksraad (ERC) voor grensverleggend niet-themagebonden onderzoek.

In Europese programma’s is het met uitzondering van de persoonsgerichte beurzen voor individuele excellente onderzoekers zeer gebruikelijk dat bedrijven en kennisinstellingen samen consortia vormen om samen onderzoek te doen. Ook de door het kabinet gewenste extra investeringen binnen de Europese programma’s ten behoeve van kapitaalmarktinstrumenten zullen private partijen in staat stellen meer risicokapitaal en kredieten aan te trekken, om zo het totaal aan investeringen in onderzoek en ontwikkeling te verhogen. Het kabinet denkt dat de Europese programma’s op die manier een aanjager kunnen zijn voor meer investeringen. Tegelijkertijd wordt door de hierboven genoemde extra investeringen in onderzoek en kapitaalmarktinstrumenten ook meer valorisatie bereikt.

De leden van het CDA informeren naar de visie van het kabinet op de focus van de Europese Innovatiepartnerschappen (EIP’s).

Het kabinet is van mening dat de EIP’s zich moeten richten op mogelijke innovatieve oplossingen voor de huidige én toekomstige maatschappelijke uitdagingen. De essentie van deze partnerschappen is dat ze alle actoren bij elkaar brengen en zo een brug slaan tussen wetenschappelijk onderzoek, private partijen, burgers en overheden. Het is de bedoeling dat deze actoren gezamenlijk een visie ontwikkelen over hoe een bepaalde maatschappelijke uitdaging aangepakt moet worden. Zij zullen daarin richtingen geven voor het benodigde onderzoek, maar bijvoorbeeld ook voor het versoepelen van regelgeving of het implementeren van nieuwe technologische en niet-technologische innovaties. Zo is in het inmiddels opgestarte pilot-EIP «Active and Healthy Ageing» de mogelijke bijdrage van ICT aan het oplossen van zorgvraagstukken een nadrukkelijk punt van aandacht.

De leden van de CDA-fractie wijzen in het kader van de discussie rond de EIP’s op de noodzaak van het voorkomen van extra instrumenten die weer extra administratieve lasten met zich meebrengen.

Het kabinet is zich bewust van de noodzaak van het voorkomen van extra instrumenten. Daarom moeten de EIP’s vooral een bijdrage leveren aan de stroomlijning en coördinatie van bestaande programma’s en instrumenten binnen een bepaald thema, en niet een nieuw instrument op zich worden. Het kabinet zal daarom kritisch blijven kijken naar de ontwikkeling van toekomstige EIP’s, maar ook naar de ontwikkeling van het Europese onderzoeks- en innovatielandschap als geheel. Het kabinet zet zich er daarbij voor in dat de door alle partijen gewenste stroomlijning en coördinatie ook daadwerkelijk plaatsvindt, en dat er waar mogelijk ook een reductie plaatsvindt van het aantal instrumenten en programma’s.

De leden van de D66-fractie vragen zich af waar het extra geld voor onderzoek en innovatie vandaan moet komen, aangezien het kabinet pleit voor meer geld voor onderzoek en innovatie binnen het krapper budgettair kader en een sobere EU-begroting. Kan de minister vertellen welke posten dan wel gekort moeten gaan worden?

Zoals beschreven in de brief met de inzet voor het Meerjarig Financieel Kader van 28 maart 2011 (TK 21 501-20 nr. 529) en in de brief in reactie op het voorstel van de Commissie (TK 21 501-20 nr. 553) acht het kabinet het wenselijk dat er op de EU-begroting voldoende middelen worden vrijgespeeld om binnen het krappere budgettaire kader meer te kunnen investeren in met name concurrentievermogen en innovatie (in lijn met de Europa2020-strategie) en samenwerking op het terrein van justitie, migratie en asiel. Daarbij geldt wel dat dit alleen kan binnen een sober totaalplafond. Het kabinet acht het dan ook noodzakelijk dat binnen alle categorieën er nog kritisch wordt gekeken naar de mogelijkheden voor besparingen, waarbij het kabinet primair denkt aan het cohesiebeleid en de administratieve uitgaven.

RUIMTEVAART

De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet de opvatting deelt dat veiligheid, innovatie en dienstbaarheid naar de Europese burger essentieel zijn in Europees ruimtevaartbeleid. Daarnaast willen de leden van de CDA-fractie weten hoe satellieten kunnen bijdragen aan duurzame ontwikkeling op het gebied van landbouw. Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie wat er vanuit Europa wordt gedaan om de digitale veiligheid en privacy van de Europese burger te waarborgen en wat voor effect Galileo en het Global Monitoring for Environment and Security (GMES) hierop hebben.

Het kabinet deelt de mening van het CDA dat veiligheid, innovatie en dienstbaarheid naar de Europese burger de essentie moeten zijn van het Europese ruimtevaartbeleid. De inspanning van dit kabinet is er steeds op gericht om die doelstellingen te realiseren. In lijn met de Digitale Agenda wordt erop ingezet om het «free of charge» principe toe te passen op de ruwe data van de ruimtevaartsystemen die met overheidsgeld zijn betaald. Dit vanuit het oogpunt dat de belastingbetaler niet twee keer hoeft te betalen. Deze data stellen ons in staat om nauwkeuriger het aardse systeem te begrijpen en te monitoren, en adequaat te reageren op ontwikkelingen die de veiligheid van de burger bedreigen (bijvoorbeeld extreme weersomstandigheden). Ook kunnen ondernemers met deze data nieuwe toepassingen ontwikkelingen voor de markt, waardoor innovatie kan plaatsvinden.

In de landbouw is dit bijvoorbeeld het geval. Satellietdata kunnen steeds beter worden gebruikt voor het monitoren van gewasontwikkeling en groeiomstandigheden op de akker. Zo kan met (bewerkte) satellietdata worden vastgesteld of er vocht of nutriënttekorten in de bodem optreden of dat ziekten of plagen zich in de gewassen ontwikkelen. Door deze informatie te gebruiken bij de teelt kan de boer zijn opbrengsten verhogen, kosten besparen en het milieu ontzien. Deze ontwikkeling van precisielandbouw biedt perspectief op een meer duurzame landbouw. Het kabinet stimuleert deze ontwikkeling via het programma Precisielandbouw en door satellietdata eenvoudig en goedkoop beschikbaar te stellen voor innovatie in de agrosector.

Tot slot deelt het kabinet de zorg over de digitale veiligheid en privacy van de burger. De systemen Galileo en GMES kunnen uitsluitend gegevens van de satelliet naar de aarde sturen en kunnen geen persoonsgegevens verzamelen of verwerken. Met behulp van de satellietgegevens kunnen toepassingen worden ontwikkeld waarmee de privacy kan worden geschonden. Denk aan de enkelband met GPS die een signaal aan de politie geeft zodra iemand zich binnen een bepaald gebied bevindt. Bij iedere toepassing op basis van satellietgegevens waarbij locatie van personen kan worden bepaald, vastgelegd of gevolgd, moet de privacywetgeving in acht worden genomen.

Volledige agenda

  • De geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 5–6 december 2011, (Kamerstuk 21 501-30, nr. 274), namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

  • Verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 september 2011 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 272), namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

  • Fiche: Mededeling Intellectueel Eigendom (Kamerstuk 22 112, nr. 1195), namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen.

  • Fiche: verordening Interne Markt Informatiesysteem (IMI), (Kamerstuknummer 22 112, nr. 1239), namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen.

  • Fiche: mededeling partnerschappen in onderzoek en innovatie (Kamerstuk 22 112, nr. 1251, namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen.

  • Fiche inzake Mededeling Het industriebeleid: het concurrentievermogen versterken (Kamerstuk 22 112, nr. 1266), namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen.


X Noot
1

Samenstelling:

Leven: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD), Verhoeven, K. (D66) en Werf, M.C.I. van der (CDA).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Holtackers, M.P.M. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Schouten, C.J. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), El Fassed, A. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD), Veldhoven, S. van (D66) en Ormel, H.J. (CDA).

Naar boven