21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2203 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 september 2020

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van 7 september 2020 inzake de geannoteerde agenda van 22 september 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2195),

  • de brief van 14 juli 2020 inzake het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken d.d. 15 juli 2020 en het verslag van de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 16 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2179),

  • de brief van 17 juli 2020 inzake het verslag van de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 15 juli 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2188) en over

  • de brief van 26 juni 2020 inzake het Raadsmandaat Conferentie over de toekomst van Europa (Kamerstuk 35 403, nr. 12).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 september 2020 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 21 september 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Veldman

De adjunct-griffier van de commissie, Buisman

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken (RAZ) van 22 september 2020. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken (RAZ) van 22 september 2020 en hebben daarover enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda aan voor de Raad Algemene Zaken van 22 september 2020. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken (RAZ) van 22 september 2020. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben de geannoteerde agenda van de aankomende Raad Algemene Zaken van 22 september kritisch gelezen. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken (RAZ) van 22 september aanstaande.

Meerjarig Financieel Kader 2021–2027

De leden van de VVD-fractie hechten grote waarde aan respect voor rechtsstatelijkheid binnen de Europese Unie (EU). Deze leden zijn daarom verheugd om te lezen dat het kabinet zich blijft inzetten voor een sterke en effectieve koppeling tussen de ontvangst van EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen. Zeker gezien bepaalde ontwikkelingen zoals het instellen van homovrije zones in Polen, zien de leden van de VVD-fractie graag een verdere versterking van de conditionaliteit ten aanzien van rechtsstatelijkheid als randvoorwaarde voor landen om aanspraak te kunnen maken op het herstelfonds. Welke maatregelen zou de Europese Commissie straks bijvoorbeeld kunnen nemen? Heeft het kabinet hier concrete doelen voor ogen, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Kan het kabinet aangeven wanneer hier meer duidelijkheid over is?

1. Antwoord van het kabinet

Om de financiële belangen van de EU te beschermen tegen financiële risico’s veroorzaakt door algemene tekortkomingen op het gebied van rechtsstatelijkheid, heeft de Commissie in mei 2018 de MFK-rechtsstaatverordening voorgesteld. Hierin stel de Commissie voor om de ontvangst van EU-middelen te koppelen aan de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen. Deze koppeling wordt ook wel de conditionaliteit t.a.v. rechtsstatelijkheid genoemd en geeft de Commissie de mogelijkheid om maatregelen te nemen wanneer rechtsstatelijke tekortkomingen een potentieel negatieve invloed hebben op de financiële belangen van de EU.

In artikel 4 van het voortgangsrapport over het Commissievoorstel voor de MFK-rechtsstaatverordening (doc 9499/1/19) worden maatregelen beschreven die de Europese Commissie kan opleggen als wordt voldaan aan de voorwaarden beschreven in artikel 3 en de procedure is gevolgd beschreven in artikel 5. Het betreft schorsing van betalingen en vastleggingen, korting van de financiering op bestaande vastleggingen, een beperking van voorfinanciering, en een verbod nieuwe verbintenissen aan te gaan met ontvangers. Over de MFK-rechtsstaatverordening heeft de Raad nog geen algemene oriëntatie bereikt.

Op 21 juli jl. bereikte de Europese Raad overeenstemming over het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2021–2027 (MFK), het herstelinstrument in reactie op de COVID-19-crisis (Next Generation EU) en de financiering daarvan via een nieuw Eigenmiddelenbesluit (EMB). In de ER-conclusies is opgenomen dat financiële belangen van de Unie in overeenstemming met de waarden van artikel 2 VEU dienen te worden beschermd, dat de Europese Raad het belang van rechtsstatelijkheid onderschrijft en dat tegen deze achtergrond «a regime of conditionality» zal worden geïntroduceerd om het MFK en het herstelinstrument te beschermen. In geval van een schending van dit stelsel zal de Commissie maatregelen voorstellen om deze aan te pakken. Over deze voorstellen zal de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten.

Deze ER-conclusies worden op dit moment door het Duitse EU-voorzitterschap verwerkt in het voortgangsrapport over het Commissievoorstel voor de MFK-rechtsstaatverordening. Wanneer het Duitse EU-voorzitterschap met een aangepast voorstel komt, is niet duidelijk. Over een aangepast voorstel voor een MFK-rechtsstaatverordening zal de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten en heeft het EP medebeslissingsrecht. Afgesproken is dat ook de ER hier spoedig op zal terugkomen.

Het kabinet zal zich blijven inzetten voor een sterke, effectieve conditionaliteit ten aanzien van rechtsstatelijkheid, in lijn met de moties van het lid Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1515) en van de leden Jetten en Van Ojik (Kamerstuk 35 403, nr. 4). Het kabinet vindt de in artikel 4 voorgestelde maatregelen passend en vindt het daarbij van belang dat de gevolgen van de maatregelen gedragen worden door diegene die voor de vastgestelde rechtsstatelijke tekortkomingen verantwoordelijk zijn, en niet door eindbegunstigden buiten de overheidsdiensten (zoals het maatschappelijk middenveld) of andere lidstaten.

De leden van de VVD-fractie zijn ook benieuwd of het kabinet stappen gaat zetten om eigenstandig toe te kunnen zien op de hervormingen van lidstaten die een beroep doen op EU-middelen. Is het kabinet voornemens hier mensen voor aan te stellen? Of heeft het kabinet hier andere ideeën voor?

2. Antwoord van het kabinet

Het is in eerste instantie aan de Europese Commissie om de herstelplannen van de lidstaten te beoordelen. Het kabinet zal ook zelf nauwlettend in de gaten houden welke hervormingsplannen lidstaten opnemen in hun herstelplannen en welke opvolging ze geven aan deze plannen. Dit zal gebeuren binnen de bestaande capaciteit van de betrokken departementen en waar nodig met gebruikmaking van de Nederlandse ambassades.

De leden van de CDA-fractie verzoeken het kabinet om bij het Duits EU-voorzitterschap aan te dringen op meer transparantie omtrent het onderhandelingsproces rondom het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 en het Herstelfonds. Het Duits voorzitterschap zal de Raad informeren over de voortgang van de onderhandelingen. Deze leden verzoeken het kabinet aan te geven wat het mandaat van het Duitse voorzitterschap is en of en wanneer het Nederlandse kabinet daarmee kan instemmen. De leden van de CDA-fractie verzoeken het kabinet vervolgens om hier in het verslag van de Raad uitgebreid verslag van te doen.

3. Antwoord van het kabinet

Op 21 juli jl. bereikte de Europese Raad overeenstemming over het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2021–2027 (MFK), het herstelinstrument in reactie op de COVID-19 crisis (Next Generation EU) en de financiering daarvan via een nieuw Eigenmiddelenbesluit (EMB) (doc EUCO 10/20).

Deze ER-conclusies zijn door het Duitse EU-voorzitterschap reeds verwerkt in de voorstellen voor de MFK-Verordening (doc 9784/20 REV 1 + ADD1), het Eigenmiddelenbesluit (doc 9787/20 REV2) en de verordening voor de oprichting van het herstelinstrument (doc 9785/20 REV1). Deze documenten vormen met de ER-conclusies het mandaat voor het Duitse EU-voorzitterschap voor de onderhandelingen met het Europees parlement. Tijdens de Raad Algemene Zaken zal het Duitse EU-voorzitterschap een terugkoppeling geven over stand van zaken in deze onderhandelingen. Het kabinet zal in het verslag van de Raad Algemene Zaken ingaan op de toelichting die het Duitse EU-voorzitterschap hierover geeft.

Goedkeuring van het Europees parlement (bij meerderheid van zijn leden) is nodig voordat de Raad de MFK-Verordening definitief kan vaststellen. Het EP wordt slechts geraadpleegd over het EMB. In de Raad is unanimiteit nodig om de MFK-Verordening en het EMB vast te stellen. Uw Kamer zal over het resultaat van de onderhandelingen met het EP worden geïnformeerd voordat Nederland definitief met de MFK-Verordening en het EMB instemt. Het EMB moet geratificeerd worden in alle lidstaten voordat het in werking kan treden. Besluitvorming over de verordening voor de oprichting van het herstelinstrument (NGEU) gaat met gekwalificeerde meerderheid in de Raad. Het EP heeft geen rol bij de totstandkoming van het herstelinstrument.

De leden van de CDA-fractie hebben een aantal specifieke vragen over het MFK. De leden van de CDA-fractie vragen aan het kabinet of deze kan toelichten waarom in het voorliggende voorstel de administratieve lasten ten opzichte van het huidige MFK omhooggaan met 2 miljard euro naar 73 miljard euro. In de conclusies worden de instellingen opgeroepen een efficiencyslag te maken. Het Europees parlement besluit vanwege de toenemend aantal Covid-19-gevallen niet in Straatsburg te vergaderen. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of het misschien een idee is om weer eens over de rol van Straatsburg te beginnen?

4. Antwoord van het kabinet

De stijging in administratieve uitgaven van de EU wordt met name veroorzaakt door een stijging van de pensioenlasten. Hier liggen voornamelijk demografische factoren aan ten grondslag. Binnen de post «administratie» nemen de uitgaven van de instellingen in het volgende MFK af met ongeveer 1 miljard euro ten opzichte van het huidige MFK (prijzen van het jaar 2018).

Ten aanzien van de zetel van het Europees parlement is het kabinet voorstander van één vergaderlocatie. Om de huidige zetelverdeling aan te passen is een verdragswijziging nodig; dat is nu niet aan de orde. Zie ook het verslag van de informele Europese Raad van 9 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1452) waarin het kabinet reageerde op de motie van de leden Jetten en Asscher (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1436) ter zake.

Er komt een monitoring en rapportage op de klimaatuitgaven, de leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hoe deze gaat plaatsvinden en door wie deze wordt uitgevoerd.

5. Antwoord van het kabinet

De Commissie monitort de klimaatbijdrage van het MFK. Voor fondsen onder direct beheer gebeurt dit op basis van eigen informatie van de Commissie, voor fondsen onder gedeeld beheer op basis van informatie verkregen van de lidstaten.

Om de klimaatgerelateerde uitgaven in de EU-begroting te traceren, past de Commissie de Rio-indicatoren van de OESO voor het klimaat toe op alle uitgaven van de EU. De Commissie heeft de EU-klimaatcoëfficiënten toegepast om de uitgaven te kwantificeren die bijdragen tot het verwezenlijken van de klimaatdoelstellingen.

In de conclusies wordt gesteld dat het Europees Openbaar Ministerie (EOM) adequaat toegerust moet worden om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen. De leden van de CDA-fractie vragen een toelichting hierop en de garantie dat de bevoegdheden van het EOM niet worden uitgebreid.

6. Antwoord van het kabinet

In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie verwijst het kabinet voor wat de Nederlandse inzet betreft graag naar de antwoorden die de Minister van Justitie en Veiligheid op 28 augustus jl. heeft gegeven op schriftelijke vragen van de leden Van Nispen en Leijten (beiden SP) over de oproep voor meer geld voor het Europees Openbaar Ministerie (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3912).

In lijn met de Nederlandse wens daartoe, onderstrepen de ER-conclusies (doc EUCO 10/20) het belang van een voor de bescherming van de financiële belangen van de EU adequaat uitgerust EOM. Ze hebben echter geen betrekking op een eventuele uitbreiding van het mandaat van het EOM en dat is op dit moment dan ook niet aan de orde.

Er gaat 444 miljoen euro naar de Landen en Gebieden Overzee (LGO). De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet in hoeverre Nederland hier aanspraak op maakt?

7. Antwoord van het kabinet

Voor het Meerjarig Financiële Kader (2021–2027) is een nieuw Raadsbesluit opgesteld dat de relaties tussen de EU en de Landen en Gebieden Overzee (LGO), inclusief Groenland, moet gaan regelen. Uw Kamer ontving hierover in juli 2018 een BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2670). Op 13 mei 2019 ging het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper) akkoord met een Partial General Approach, in afwachting van de afronding van de MFK-onderhandelingen1.

Na het vertrek van het VK uit de EU hebben alleen Nederland, Frankrijk en Denemarken nog LGO. De genoemde 444 miljoen euro zal de LGO van deze lidstaten ten goede komen, via allocaties per LGO en via regionale programma’s. Het is dus niet zo dat Nederland als lidstaat aanspraak kan maken op deze gelden: de Europese Commissie bespreekt de invulling van de programma’s direct met de LGO die deel uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden: Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Nederland is hier, met name in het geval van de openbare lichamen, wel bij betrokken. De precieze verdeling van de 444 miljoen euro moet nog plaatsvinden, op basis van criteria genoemd in de Annex 1 van het Raadsbesluit.

Tot nu toe werd de EU-LGO relatie gefinancierd uit een geoormerkt deel van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Het Europees Ontwikkelingsfonds wordt onder het nieuwe MFK onder de begroting gebracht en gaat onderdeel uitmaken van het instrument voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI). De relatie met Groenland werd tot nu toe via een apart Raadsbesluit en budget geregeld.

Ten slotte verzoeken de leden van de CDA-fractie het kabinet een tijdspad te geven van de onderhandelingen over het Herstelfonds en de wijze waarop het kabinet formele goedkeuring aan het parlement gaat vragen. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hoe het verdrag eruit zal gaan zien. Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of het kabinet al enig inzicht kan geven in de hervormingsplannen van de regeringen?

8. Antwoord van het kabinet

Over de verordening die de werking van de Recovery and Resilience Facility vastlegt wordt momenteel nog onderhandeld. De Raad en het Europees parlement, dat meebeslist, ronden waarschijnlijk binnen enkele weken hun posities af. Uw Kamer zal over deze Raadspositie worden geïnformeerd voordat Nederland hiermee instemt. Vervolgens zal het Duits voorzitterschap met de rapporteurs uit het Europees parlement onderhandelen over het eindcompromis. Ook hierover zal uw Kamer worden geïnformeerd. Het doel is de onderhandelingen tijdig af te ronden, zodat de verordening vanaf 1 januari 2021 van kracht kan gaan en de RRF kan worden ingezet. Het kabinet houdt in de gaten welke hervormingsplannen lidstaten zullen opnemen in hun herstelplannen. Het is echter nog te vroeg om hier een beeld van te vormen. De financiering van het herstelinstrument, en daarmee van het RRF, wordt vastgelegd in het Eigenmiddelenbesluit (EMB). Het EMB dient, na raadpleging van het Europees parlement en nadat het door de Raad met unanimiteit is vastgesteld, goedgekeurd te worden door de lidstaten. In Nederland is hiervoor parlementaire goedkeuring middels een wetgevingsprocedure vereist. Deze wetgevingsprocedure wordt gestart nadat het EMB door de Raad is vastgesteld.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat er een Raadsakkoord is bereikt over een ambitieus Europees Herstelfonds. Het gezamenlijk aangaan van schuld met EU-partners om subsidies en leningen te verstrekken aan landen in nood door de coronapandemie en het introduceren van nieuwe eigen middelen zijn belangrijke stappen die nodig zijn om Europa uit de crisis te halen, zo vinden de leden van de D66-fractie. Nederland kan enkel herstellen, als de hele EU herstelt. Het Eigen Middelenbesluit (EMB) moet nog goedgekeurd worden door de nationale parlementen. Welke nieuwe eigen middelen worden voorgesteld in dit pakket? Wanneer verwacht het kabinet een Goedkeuringswet aan de Tweede Kamer voor te leggen? Is deze al in voorbereiding? Hoeveel geld is per jaar voorzien (bij benadering) om op te halen per nieuw eigen middel dat voorgesteld is? Kan het kabinet (bij benadering) uiteenzetten welke gevolgen het voor de afdracht zou hebben, als we deze nieuwe eigen middelen niet zouden introduceren, zo vragen de leden van de D66-fractie? Op welke termijn voorziet het kabinet dat deze nieuwe eigen middelen daadwerkelijk Europees ingevoerd zullen worden?

9. Antwoord van het kabinet

In het Eigenmiddelenbesluit (EMB) dat op dit moment in de Raad op basis van de conclusies van de Europese Raad van 17-21 juli j.l. wordt gefinaliseerd zal conform de uitkomsten van de Europese Raad alleen een grondslag op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsmateriaal als nieuw eigen middel worden opgenomen. Het nationale wetgevingstraject ter goedkeuring van het EMB wordt gestart nadat de Raad dit nieuwe EMB (na consultatie van het Europees parlement) heeft vastgesteld.

Zoals is vastgelegd in de ER-conclusies zal de Europese Commissie een voorstel doen voor een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens en voor een heffing op digitale diensten, met het oog op de invoering ervan uiterlijk op 1 januari 2023. Om deze in te voeren als nieuw eigen middel zal een nieuw EMB vastgesteld moeten worden (unanieme instemming in de Raad, nationale parlementaire goedkeuring). Verder heeft de Europese Raad de Commissie uitgenodigd een voorstel te doen voor een eigen middel op basis van een (uitgebreid) emissiehandelssysteem (ETS) en mogelijk andere voorstellen, waaronder mogelijk een belasting op financiële transacties.

De verwachte opbrengst van het in te voeren eigen middel op basis van niet-gerecycled plastic is ca. 6 miljard euro per jaar op basis van ramingen van de Europese Commissie. Voor de Nederlandse afdrachten betekent de invoering hiervan een afname van de totale afdrachten met ca. 0,1 miljard euro per jaar. Dit komt doordat de BNI-afdracht van de lidstaten met hetzelfde bedrag (6 miljard euro) daalt. Doordat Nederland een kleiner aandeel heeft in de het niet-gerecycled plastic middel dan in de BNI-afdracht, resteert voor Nederland een voordeel. Voor de mogelijke andere eigen middelen liggen er geen concrete voorstellen voor op basis waarvan uitspraken gedaan kunnen worden over de budgettaire omvang. Derhalve kan ook geen uitspraak gedaan worden over de gevolgen voor de Nederlandse afdrachten aan de EU van het al dan niet invoeren ervan. Het moment van invoering is op dit moment ook niet te voorspellen, omdat dit afhankelijk is van het verloop van de onderhandelingen.

De leden van de D66-fractie vernemen verder dat lidstaten al op 15 oktober 2020 een eerste overzicht van plannen dienen aan te leveren bij de Europese Commissie om aanspraak te maken op middelen uit het Recovery and Resilience Facility (RRF). Welke plannen zal Nederland aanleveren? Hoe wordt de Tweede Kamer hierbij betrokken? Kan het kabinet een afschrift van deze plannen toezenden, zo vragen de leden van de D66-fractie? Welke hervormingen als geadviseerd aan Nederland vanuit het Europees Semester overweegt het kabinet door te voeren, op het moment dat ze aanspraak wil maken op middelen uit dit fonds?

10. Antwoord van het kabinet

Lidstaten kunnen vanaf 15 oktober 2020 hun conceptplannen indienen bij de Europese Commissie voor overleg, zodat tijdig met de voorbereiding van de implementatie kan worden begonnen. Lidstaten kunnen vanaf 1 januari 2021 en tot 30 april 2021 hun plannen formeel indienen. Ook daarna kunnen ze in nieuwe ronden (voor 30 april 2022 en 2023) nog een nieuw (of aangepast) plan indienen. Het kabinet beraadt zich momenteel op het herstelplan dat Nederland zal indienen, zowel wat betreft hervormingen als investeringen. Het is te vroeg om hier nu een beeld van te geven. Een concept herstelplan zal aan de Tweede Kamer worden gestuurd voordat het formeel bij de Europese Commissie wordt ingediend.

Deze leden zijn wel kritisch op twee punten in het bereikte akkoord over het nieuwe MFK. Het Europees parlement is ook kritisch op deze punten. Ten eerste zijn de broodnodige hervormingen (minder geld naar landbouw en/of cohesie, en meer naar innovatie, kennis, onderzoek, defensie) beperkt gelukt. Hoe gaat het kabinet zo snel mogelijk uitvoering geven aan de motie van de leden Sjoerdsma en Bruins (Kamerstuk 21 501-20 nr. 1585) over het budget voor Horizon Europa verhogen?

11. Antwoord van het kabinet

Over de ingediende motie Sjoerdsma/Bruins stemt uw Kamer op 22 september aanstaande. Deze motie van de leden Sjoerdsma en Bruins roept het kabinet op om zich in te spannen het budget voor Horizon Europe te verhogen. Zoals de Minister-President tijdens het plenaire debat over de uitkomst van de Europese Top inzake het herstelfonds d.d. 9 september 2020 reeds aangaf, kan het kabinet een verhoging van het budget voor Horizon Europe steunen als dit zou volgen uit de onderhandelingen tussen het Duitse EU-voorzitterschap en het EP, op voorwaarde dat dit niet gepaard zou gaan met een verhoging van het totale vastleggingenplafond voor het MFK 2021–2027.

Ten tweede zijn deze leden teleurgesteld over de vage en onduidelijke tekst over rechtsstaatconditionaliteit in de Europese raadsconclusies van juli, waar elk land nu zijn eigen uitleg aan geeft. Het is daarom van groot belang dat deze conclusies nader uitgewerkt worden. Ook het Europees parlement heeft stevige rechtsstatelijkheidswaarborgen als voorwaarde voor instemming met het MFK gesteld. Hoe zal het kabinet in de Raad zo snel mogelijk met gelijkgestemde lidstaten het initiatief te nemen om de Raadsconclusies zo uit te werken dat lidstaten die zich niet aan de rechtsstaatprincipes houden onder het nieuwe MFK daadwerkelijk geen Europese subsidies meer krijgen?2

12. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zal zich blijven inzetten voor een sterke, effectieve conditionaliteit ten aanzien van rechtsstatelijkheid, in lijn met de moties Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1515) en Jetten/Van Ojik (Kamerstuk 35 403, nr. 4). Nederland zal daarbij blijven optrekken met gelijkgestemde lidstaten. Ook het Europees parlement is groot voorstander van een sterke, effectieve conditionaliteit ten aanzien van rechtsstatelijkheid. Op dit moment werkt het Duitse EU-voorzitterschap aan een aangepast voorstel voor de MFK-rechtsstaatverordening. Nederland blijft samen met gelijkgestemde lidstaten bij het Duitse EU-voorzitterschap, maar ook bij het Europees parlement, de Europese Commissie en in de Raad, aandringen op een sterke, effectieve conditionaliteit ten aanzien van rechtsstatelijkheid. Wanneer het Duitse EU-voorzitterschap met een aangepast voorstel voor de MFK-rechtsstaatverordening komt, is niet duidelijk. Over een aangepast voorstel voor een MFK-rechtsstaatverordening zal de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten en heeft het EP medebeslissingsrecht. Afgesproken is dat ook de ER hier spoedig op zal terugkomen.

De leden van de SP-fractie constateren dat bij deze Raad Algemene Zaken zal worden stilgestaan bij de stand van zaken over het MFK en Herstelfonds akkoord tezamen met het Eigenmiddelenbesluit. De leden vragen het kabinet wat de precieze planning is voor de verdere onderhandeling van deze stukken. Wanneer is de Europese Raad weer aan zet? Wanneer kan de Tweede Kamer hier informatie over verwachten, vragen de leden van de SP-fractie? Kan het kabinet een totaaloverzicht maken van de kosten die Nederland moet maken op basis van het huidige akkoord? Kan hierin een duidelijk overzicht worden gegeven van verwachte ontvangsten en uitgaven, vragen de leden van de SP-fractie?

13. Antwoord van het kabinet

De planning en het traject voor de verdere behandeling van deze dossiers is nog onduidelijk en afhankelijk van de voortgang die het Duitse EU-voorzitterschap deze maand boekt in de onderhandelingen met het Europees parlement. Het kabinet zal in het verslag van de Raad Algemene Zaken ingaan op de toelichting die het Duitse EU-voorzitterschap hierover geeft.

Een volledig overzicht van de budgettaire omvang van de EU afdrachten voor de komende jaren en van de effecten van het MFK-akkoord hierop in de komende periode is terug te vinden in de begroting van Buitenlandse Zaken, art. 3.

Voor de verwachte ontvangsten wordt een dergelijk totaaloverzicht niet gemaakt, omdat een deel van deze cijfers met een te grote mate van onzekerheid is omgeven.

De voor Nederland vastgestelde landenveloppen voor het GLB, het cohesiebeleid en het RRF voor het volgende MFK zijn:

 

in EUR mld. (lopende prijzen)

GLB

5,6

Cohesie (ESF+, EFRO en Interreg)

1,3

RRF

5,6

De leden van de SP-fractie constateren dat het Europees parlement zich inzet om zeker 100 miljard euro extra uit te geven bovenop het huidige akkoord van ruim 1800 miljard euro. Wat gaat het kabinet doen op het moment dat het Europees parlement een hogere begroting uit onderhandelt met de vertegenwoordiging van de Europese Raad? Wat is de verwachting van het kabinet over de uitkomst, zo vragen de leden van de SP-fractie?

14. Antwoord van het kabinet

Het kabinet acht het mogelijk om binnen de kaders van de conclusies van de Europese Raad van 17–21 juli jl. tot overeenstemming te komen met het Europees parlement. Het kabinet wil niet vooruitlopen op mogelijke uitkomsten en zal de resultaten van de onderhandelingen met het Europees parlement te zijner tijd integraal beoordelen.

Ten aanzien van het Meerjarig Financieel Kader lezen de leden van de ChristenUnie-fractie met instemming dat het kabinet zich zal blijven inzetten voor een sterke en effectieve koppeling tussen de ontvangst van EU-middelen uit het MFK en het herstelinstrument en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet welke concrete mogelijkheden zij daartoe zien na de afspraken die hierover bij de Europese Raad in juli zijn gemaakt.

15. Antwoord van het kabinet

Op dit moment werkt het Duitse EU-voorzitterschap aan een aangepast voorstel voor de MFK-rechtsstaatverordening. Nederland blijft samen met gelijkgestemde lidstaten bij het Duitse EU-voorzitterschap, maar ook bij het Europees parlement, de Europese Commissie en in de Raad, aandringen op een sterke, effectieve conditionaliteit ten aanzien van rechtsstatelijkheid. Wanneer het Duitse EU-voorzitterschap met een aangepast voorstel voor de MFK-rechtsstaatverordening komt, is niet duidelijk. Over een aangepast voorstel voor een MFK-rechtsstaatverordening zal de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten en heeft het EP medebeslissingsrecht. Afgesproken is dat ook de ER hier spoedig op zal terugkomen.

Voorbereiding Europese Raad van 24–25 september en 15–16 oktober 2020

De Europese Raad van 24–25 september gaat onder meer over het Europese buitenlandbeleid. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet aan te geven waarom het niet lukt om Wit-Rusland harde sancties op te leggen vanuit de EU. Tevens vragen deze leden het kabinet om aan te geven of de berichtgeving klopt dat Griekenland verdere acties richting Wit-Rusland tegenhoudt vanwege het uitblijven van Europese sancties richting Turkije. De leden van de CDA-fractie verzoeken het kabinet om er in de Raad voor te pleiten elke hulp aan de Baltische staten te verlenen die nodig is in de opvang van politieke vluchtelingen uit Wit-Rusland en bovendien tot overeenstemming te komen om Wit-Rusland sancties op te leggen. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet voorts of het mogelijk is om gezamenlijk nieuwe verkiezingen te eisen en persoonsgerichte sancties op te leggen.

16. Antwoord van het kabinet

Het kabinet acht het van belang er zo spoedig mogelijk gerichte sancties worden aangenomen tegen de verantwoordelijken voor de verkiezingsfraude en het geweld tegen vreedzame demonstranten. Het kabinet zet zich er daarom ook actief voor in dat een eerste pakket sancties zo snel mogelijk wordt aangenomen. Besluitvorming hierover met 27 EU-lidstaten kost tijd. Dit komt onder meer omdat er moet worden voldaan aan juridische vereisten. Het kabinet gaat niet in op posities van individuele lidstaten binnen de Raad.

De EU erkent de resultaten van de verkiezingen in Wit-Rusland niet. Er moet in dialoog worden gezocht naar een oplossing die recht doet aan de stem van de Wit-Russische bevolking.

Indien de situatie met politieke vluchtelingen uit Wit-Rusland in de Baltische Staten daar aanleiding toe geeft zal het kabinet hiervoor in de Raad aandacht vragen.

De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen over de oplopende spanningen tussen Griekenland en Turkije. Deze leden vragen het kabinet aan te geven welke stappen er worden genomen om te de-escaleren en een gesprek tussen Griekenland en Turkije te initiëren. Deze leden verzoeken het kabinet om de Griekse regering hierin vanuit de EU te ondersteunen. Ook vragen zij het kabinet welke gevolgen deze escalatie van spanningen tussen twee NAVO-bondgenoten heeft voor de samenwerking in NAVO-verband.

17. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de zorgen van diverse fracties over de ontwikkelingen in de Oostelijke Middellandse Zee. Ook de Raad heeft hierover in het verleden herhaaldelijk zorgen geuit en zich, in het licht van de Turkse (militaire) activiteiten, solidair betoond met Griekenland en Cyprus. Het kabinet steunt oproepen van de EU (Hoge Vertegenwoordiger Borrell, Voorzitter Europese Raad Michel), de NAVO en diverse landen tot de-escalatie van de huidige spanningen, en tot directe dialoog tussen Turkije en Griekenland. De recente terugtrekking van een Turks seismografisch schip uit het gebied wordt door het kabinet gezien als een eerste stap naar de-escalatie. Duitsland heeft de afgelopen periode een actieve rol gespeeld om een proces van directe dialoog tussen Griekenland en Turkije over maritieme afbakening tot stand te brengen. Ook Hoge Vertegenwoordiger Borrell benadert de partijen actief om bilaterale besprekingen weer te starten. Daarnaast is ook de Secretaris-Generaal van de NAVO actief. Het kabinet steunt deze initiatieven nadrukkelijk. Het kabinet acht het onwenselijk dat spanningen tussen NAVO bondgenoten oplopen, en verwelkomt initiatieven binnen de NAVO om in het kader van het deconflictie-mechanisme een militaire dialoog tussen beide landen te starten.

De leden van de D66-fractie zijn ernstig teleurgesteld dat de Raad nog steeds geen overeenstemming heeft bereikt over het instellen van sancties tegen enkele individuen in Belarus. Dat het instellen van persoonsgerichte sancties tegen enkele personen die verantwoordelijk zijn voor geweld tegen vreedzame demonstranten en ernstige verkiezingsfraude nu geblokkeerd wordt door één of twee landen vanwege hun belangen in een ander conflict, ondermijnt de geloofwaardigheid en de daadkracht van de EU in zeer ernstige mate. Is het kabinet het daarmee eens, zo vragen de leden van de D66-fractie? Is het kabinet bereid op te roepen tot directe instelling van deze sancties? Mocht dit niet met unanimiteit kunnen, is het kabinet dan bereid een ad hoc coalitie in Europa te vormen waarmee het samen wél sancties kan instellen? De leden van de D66-fractie merken op dat het vooruitzicht van deze sancties nog geen enkel effect heeft gesorteerd in Belarus, de intimidaties, het geweld, arrestaties en het uitzetten van journalisten gaat onverminderd door. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet dan ook bij deze Raad Algemene Zaken het voortouw te nemen om overeenstemming te bereiken alvast een tweede sanctiepakket voor te bereiden, mocht het eerste pakket niet tot het gewenste resultaat leiden. Is het kabinet daartoe bereid?

18. Antwoord van het kabinet

Het kabinet acht het van belang er zo spoedig mogelijk gerichte sancties worden aangenomen tegen de verantwoordelijken voor de verkiezingsfraude en het geweld tegen vreedzame demonstranten. Het kabinet zet zich er daarom ook actief voor in dat een eerste pakket sancties zo snel mogelijk wordt aangenomen.

Het kabinet heeft zich van meet af aan er sterk voor gemaakt in een breed front van EU-partners en andere gelijkgezinde landen op te trekken. Sancties die de steun hebben van alle EU-lidstaten zijn wat het kabinet betreft een effectiever en een krachtiger signaal dan het aannemen van sancties met een ad-hoc coalitie. Indien het geweld tegen burgers in Belarus aanhoudt sluit het kabinet vervolgstappen, waaronder verdere sancties, niet uit.

De leden van de D66-fractie merken op dat Rusland openlijk zinspeelt op militaire bemoeienis in Belarus. De EU moet Rusland duidelijk maken dat dit onacceptabel is, en dat eventuele stappen in deze richting zeer negatieve lange termijn gevolgen voor Rusland zullen hebben. De toekomst van Belarus is aan de bevolking van Belarus. Deelt het kabinet deze mening? Is het kabinet bereid de EU-partners op te roepen om maatregelen richting op tafel te leggen, om duidelijk te maken welke negatieve gevolgen dit zou hebben? Deelt het kabinet de opvatting van Duitsland dat de NS2-pijpleiding onderdeel van zo’n maatregelenpakket moet zijn?

19. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft steeds opgeroepen tot een nationale dialoog die recht doet aan de stem van de Wit-Russische bevolking om de huidige situatie vreedzaam te beslechten. Daarbij is buitenlandse inmenging volstrekt onwenselijk. Het kabinet steunt daarom eerdere waarschuwingen richting de Russische regering om zich niet te mengen in de Wit-Russische binnenlandse politiek.

De reactie van de Duitse regering, dat stappen tegen Nord Stream 2 niet op voorhand worden uitgesloten, was naar aanleiding van de vergiftiging van de Russische oppositieleider Aleksei Navalny.

Verder maken de leden van de D66-fractie zich ernstige zorgen over de spanningen tussen Griekenland en Cyprus enerzijds, en Turkije anderzijds. Een dergelijk conflict met militaire dreigingen tussen NAVO-partners is zeer ernstig. De leden van de D66-fractie wijzen erop dat vreedzame conflictbeslechting niet alleen in het belang is van alle partijen in dit conflict, maar voor de gehele EU en de gehele NAVO. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om bij te dragen aan vreedzame geschillenbeslechting? Kan hier bijvoorbeeld een rol weggelegd zijn voor het Internationaal Gerechtshof, zoals ook succesvol gebruikt is bij een maritiem grensconflict tussen Duitsland, Denemarken en Nederland in de jaren «60?

20. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de zorgen van diverse fracties over de ontwikkelingen in de Oostelijke Middellandse Zee. Ook de Raad heeft hierover in het verleden herhaaldelijk zorgen geuit en zich, in het licht van de Turkse (militaire) activiteiten, solidair betoond met Griekenland en Cyprus. Het kabinet steunt oproepen van de EU (Hoge Vertegenwoordiger Borrell, Voorzitter Europese Raad Michel), de NAVO en diverse landen tot de-escalatie van de huidige spanningen, en tot directe dialoog tussen Turkije en Griekenland. De recente terugtrekking van een Turks seismografisch schip uit het gebied wordt door het kabinet gezien als een eerste stap naar de-escalatie. Duitsland heeft de afgelopen periode een actieve rol gespeeld om een proces van directe dialoog tussen Griekenland en Turkije over maritieme afbakening tot stand te brengen. Ook Hoge Vertegenwoordiger Borrell benadert de partijen actief om bilaterale besprekingen weer te starten. Daarnaast is ook de Secretaris-Generaal van de NAVO actief. Het kabinet steunt deze initiatieven nadrukkelijk. Het kabinet acht het onwenselijk dat spanningen tussen NAVO bondgenoten oplopen, en verwelkomt initiatieven binnen de NAVO om in het kader van het deconflictie-mechanisme een militaire dialoog tussen beide landen te starten.

Een rol voor een internationale rechter, zoals het Internationaal Gerechtshof, of een arbitraal tribunaal hangt af van de erkenning van de bevoegdheid van deze organen door beide landen. Het is daarmee aan Griekenland en Turkije om in dit geval te bezien of er bijvoorbeeld voor het Internationaal Gerechtshof een rol is weggelegd.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet wanneer zij een brief kunnen verwachten over de insteek van het kabinet voor de agenda van de Europese Raad van 24 en 25 september.

21. Antwoord van het kabinet

De geannoteerde agenda voor de Europese Raad wordt volgens de staande informatieafspraken voor het voorziene plenaire debat van 23 september a.s. aan het parlement gezonden.

Tijdens deze Raad Algemene Zaken zullen ook de Europese Raden van september en oktober voorbereid worden. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen zich af wat de inzet van het kabinet zal worden ten aanzien van het onderwerp buitenlands beleid, nu dit onderwerp zich zal toespitsen op onder meer Turkije. Zal het kabinet aandringen op eensgezinde steun van alle lidstaten voor Griekenland, nu Turkije er steeds blijk van geeft de territoriale wateren van Griekenland niet te respecteren? Waaruit zou die steun volgens het kabinet moeten bestaan, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?

22. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de zorgen van diverse fracties over de ontwikkelingen in de Oostelijke Middellandse Zee. Ook de Raad heeft hierover in het verleden herhaaldelijk zorgen geuit en zich, in het licht van de Turkse (militaire) activiteiten, solidair betoond met Griekenland en Cyprus. Het kabinet steunt oproepen van de EU (Hoge Vertegenwoordiger Borrell, Voorzitter Europese Raad Michel), de NAVO en diverse landen tot de-escalatie van de huidige spanningen, en tot directe dialoog tussen Turkije en Griekenland. De recente terugtrekking van een Turks seismografisch schip uit het gebied wordt door het kabinet gezien als een eerste stap naar de-escalatie. Duitsland heeft de afgelopen periode een actieve rol gespeeld om een proces van directe dialoog tussen Griekenland en Turkije over maritieme afbakening tot stand te brengen. Ook Hoge Vertegenwoordiger Borrell benadert de partijen actief om bilaterale besprekingen weer te starten. Daarnaast is ook de Secretaris-Generaal van de NAVO actief. Het kabinet steunt deze initiatieven nadrukkelijk. Het kabinet acht het onwenselijk dat spanningen tussen NAVO bondgenoten oplopen, en verwelkomt initiatieven binnen de NAVO om in het kader van het deconflictie-mechanisme een militaire dialoog tussen beide landen te starten.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet ook wat volgens hen de inzet ten aanzien van Wit-Rusland moet zijn? Hoe kan het regime-Loekasjenko volgens het kabinet het meest duidelijk worden gemaakt dat geweld tegen de burgers onacceptabel is en hoe kunnen de lidstaten gezamenlijk Rusland ervan weerhouden zich militair te mengen in de situatie, openlijk dan wel heimelijk?

23. Antwoord van het kabinet

Zie antwoorden 18 en 19.

Mogelijk zal de Europese Raad in september ook spreken over China, zo lezen de leden van de fractie van de ChristenUnie. Deze leden achten dit een heel belangrijk onderwerp en zijn van mening dat de omvang en systematiek van de Chinese mensenrechtenschendingen zwaarder zouden moeten meewegen voor de verhouding die de Europese Unie tot China kiest. Is het kabinet dat met de leden van de ChristenUnie-fractie eens. Zo ja, hoe gaat het kabinet zich er bij de Raad Algemene Zaken voor inzetten dat dit onderwerp de juiste plaats op de agenda krijgt van de Europese Raad in september, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?

24. Antwoord van het kabinet

In de EU-China Strategic Outlook uit maart 2019 constateren de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger dat respect voor mensenrechten een belangrijke graadmeter is voor de kwaliteit van de relatie tussen de EU en China. Het kabinet deelt die mening en zet in op robuuste publieke EU-verklaringen over mensenrechten in China, bijvoorbeeld over individuele mensenrechtenverdedigers en de situatie in Hongkong. Nederland pleit er tevens voor dat de EU mensenrechten op het hoogste niveau blijft opbrengen, zoals ook gebeurd is tijdens de EU-Chinatop en de EU-China Leaders Meeting van respectievelijk 22 juni en 14 september jl.

Toekomstige relatie VK

De leden van de VVD-fractie zijn bezorgd over het wetsvoorstel dat premier Johnson op woensdag 9 september jl. heeft gepresenteerd. Wat is de kabinetsappreciatie van dit voorstel? In hoeverre zou dit volgens het kabinet effect kunnen hebben op de achtste onderhandelingsronde tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK), zo vragen deze leden?

25. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is verrast door en bezorgd over de publicatie op woensdag 9 september jl. van een aantal passages in een wetsvoorstel, de Internal Market Bill, dat de Britse regering de mogelijkheid zou geven om maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met een aantal onderdelen van het Protocol Ierland/Noord-Ierland uit het terugtrekkingsakkoord. De wet zou het mogelijk maken voor de Britse regering om af te wijken van de in het protocol gemaakte afspraken op het gebied van staatssteun en de verplichting om uitvoerformaliteiten te vervullen voor goederen die van Noord-Ierland naar de rest van het Verenigd Koninkrijk gaan en om afdwinging van de betreffende rechten en plichten uit het terugtrekkingsakkoord in het VK onmogelijk te maken. Het wetsvoorstel bepaalt uitdrukkelijk dat deze maatregelen effect hebben en niet onrechtmatig zijn, ook al is er sprake van onverenigbaarheid met relevant internationaal of Brits recht. Partijen dienen zich echter te onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van het terugtrekkingsakkoord in gevaar zouden kunnen brengen (Artikel 5 van het terugtrekkingsakkoord). Naar aanleiding van het gepubliceerde wetsvoorstel heeft de Europese Commissie een spoedzitting van het Gemengd Comité bijeengeroepen op donderdag 10 september jl. in Londen. Het Gemengd Comité is ingesteld door het terugtrekkingsakkoord en is het forum waar de EU en het VK gezamenlijk over de implementatie en verdere uitwerking van het terugtrekkingsakkoord spreken. Tijdens de bijeenkomst van het Gemengd Comité heeft Vicepresident van de Commissie Maroš Šefčovič aangegeven dat indien de wet in de huidige vorm wordt aangenomen, dit een zeer serieuze schending van het terugtrekkingsakkoord zou betekenen. De EU heeft het VK opgeroepen om de onderdelen van het wetsvoorstel die betrekking hebben op Noord-Ierland in te trekken of aan te passen voor 1 oktober 2020.

De publicatie van een wetsvoorstel dat de afspraken uit het terugtrekkingsakkoord schendt, is zeer zorgelijk. Met de publicatie van dit wetsvoorstel wordt het vertrouwen ondermijnd dat nodig is om een ambitieus akkoord over het toekomstig partnerschap te bereiken. Bovendien vormt de in de onderhandelingen over de terugtrekking van het VK uit de EU bereikte overeenkomst over het protocol Ierland/Noord-Ierland een precaire balans die zowel een harde grens op het Ierse eiland voorkomt als de integriteit van de interne markt van de EU zoveel mogelijk garandeert. Het is voor alle partijen van groot belang om die balans niet te verstoren. Er is nog maar weinig tijd voor de onderhandelingen over het toekomstige partnerschap en het kabinet zou het liefst zien dat alle aandacht daar op kon worden gericht om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen. De onderhandelingen over het toekomstige partnerschap gaan onverminderd door. In de week van 28 september vindt de volgende onderhandelingsronde plaats, in de tussentijd vinden informele gesprekken plaats tussen de onderhandelingsteams van het VK en de EU. Het kabinet blijft inzetten op een zo ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap, op basis van de uitgangspunten en brede belangen van de EU en Nederland.

Het betreft een wetsvoorstel dat de parlementaire procedure in het VK moet doorlopen. Het kabinet zal dit proces nauwgezet volgen. Uitgangspunt van het kabinet en de EU is en blijft dat het VK zich aan alle verplichtingen zal houden die in het terugtrekkingsakkoord zijn overeengekomen. Het terugtrekkingsakkoord bevat procedures om schendingen van de juridische verplichtingen die volgen uit het terugtrekkingsakkoord te adresseren.

De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen over de ontwikkelingen omtrent de Brexit-onderhandelingen, temeer dat door het ondermijnen van het terugtrekkingsakkoord door het VK ook de toekomstige relatie zeer ongewis blijft. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet wat het Europese back up-plan is wanneer de Britten zich niet houden aan de afspraken over de Ierse grens en andere afspraken uit het terugtredingsakkoord. Worden er dan bijvoorbeeld grenzen ingesteld door de Ieren op verzoek van de EU en wat zijn daarbij de verschillende opties, zo vragen de leden van de CDA-fractie? En wat zijn de voorwaarden waaronder de EU onderhandelt over een handelsakkoord, zo vragen deze leden?

26. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de zorgen van de leden van het CDA over de publicatie van de Internal Market Bill, een wetsvoorstel dat, indien aangenomen in deze vorm, de afspraken uit het terugtrekkingsakkoord zou schenden. Naar aanleiding van het gepubliceerde wetsvoorstel heeft de Europese Commissie een spoedzitting van het Gemengd Comité bijeengeroepen op donderdag 10 september jl. in Londen. Tijdens de bijeenkomst van het Gemengd Comité heeft Vicepresident van de Commissie Maroš Šefčovič aangegeven dat indien de wet in de huidige vorm wordt aangenomen, dit een zeer serieuze schending van het terugtrekkingsakkoord zou betekenen en hij heeft het VK daarbij opgeroepen om de onderdelen van dit wetsvoorstel die betrekking hebben op Noord-Ierland in te trekken of aan te passen voor 1 oktober 2020.

Het betreft een wetsvoorstel dat de parlementaire procedure in het VK moet doorlopen. Het kabinet zal dit proces nauwgezet volgen. Uitgangspunt van het kabinet en de EU is en blijft dat het VK zich aan alle verplichtingen zal houden die in het terugtrekkingsakkoord zijn overeengekomen. Het terugtrekkingsakkoord bevat procedures om schendingen van de juridische verplichtingen die volgen uit het terugtrekkingsakkoord te adresseren.

Het kabinet heeft, net als de Europese Commissie, steeds aangegeven dat een volledige en effectieve implementatie van de afspraken uit het terugtrekkingsakkoord nodig is om het noodzakelijke vertrouwen op te bouwen om een akkoord te bereiken over het toekomstig partnerschap. Dat vertrouwen wordt ondermijnd door de publicatie van dit wetsvoorstel. De onderhandelingen over het toekomstige partnerschap gaan onverminderd door. In de week van 28 september vindt de volgende onderhandelingsronde plaats. In de tussentijd vinden informele gesprekken plaats tussen de onderhandelingsteams van het VK en de EU. Het kabinet blijft inzetten op een zo ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap, op basis van de uitgangspunten en brede belangen van de EU en Nederland.

Tevens vragen de leden van de CDA-fractie welke consequenties een no deal heeft voor de Nederlandse visserijsector? De leden van de CDA-fractie vragen of er flankerend beleid in de maak is wanneer het op een no deal uitloopt? De Britten zijn afhankelijk van de Europese afzetmarkt wat betreft de door de Britse vloot gevangen vis; blijft deze markt in stand of in hoeverre zouden Europese vissers en in het bijzonder Nederlandse vissers de afzet gegarandeerd kunnen worden boven de Britse?

27. Antwoord van het kabinet

Het kabinet staat in nauw contact met de Commissie en de meest betrokken visserij- lidstaten over de verschillende scenario’s die mogelijk zijn na het aflopen van de overgangsperiode. Bij het uitblijven van een visserijakkoord hebben vissers uit de EU geen toegang meer tot de Britse viswateren en andersom. De Europese Unie is exclusief bevoegd voor zowel het sluiten van visserijverdragen als het treffen van mogelijke tijdelijke mitigerende maatregelen en instellen van flankerend beleid. De consequenties van het no deal scenario hebben in het bijzonder de aandacht van het kabinet. Daarom zet Nederland in op het tijdig opstarten van de voorbereidingen op dit scenario op EU-niveau. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselzekerheid heeft regelmatig contact met de visserijsector en informeert de sector over de laatste stand van zaken.

Visserij is voor Nederland een kernbelang in de onderhandelingen tussen de EU en het VK over het toekomstig partnerschap en daarom ook zo benoemd in het regeerakkoord. Om die reden heeft het kabinet in samenwerking met andere lidstaten met grote belangen op het gebied van visserij dit onderwerp steeds ingebracht in het Brusselse proces. De inzet van de EU is om wederzijdse toegang tot de wateren en quotaverdeling op basis van de huidige verdeelsleutel te koppelen aan het behoud van de markttoegang van het VK tot de EU voor (vis)producten als onderdeel van het economische deel van het partnerschap. Vanwege deze koppeling zal het onverhoopt niet tot stand komen van het toekomstig partnerschap gevolgen hebben voor de mogelijkheden voor Britse vissers om hun vis af te zetten op de EU-markt.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hoe de relatie tussen het VK en de EU en tussen het VK en Nederland in het geval van een no deal in 2021 en daarna vorm gegeven gaat worden, kan en gaat Nederland dan zelf onderhandelen of geldt er dan nog steeds een EU27-discipline. Kan het kabinet dus aangeven hoe we in dat geval onze nieuwe relatie met VK gaan vormgeven.

28. Antwoord van het kabinet

Het kabinet blijft inzetten op een zo breed en ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap met het VK. De onderhandelingen hierover gaan door met steun van alle lidstaten. Nederland heeft in het kader van de onderhandelingen met het VK steeds ingezet op het behoud van EU27-eenheid omdat dit de beste manier is om een akkoord te bereiken en om de brede Nederlandse belangen voor de toekomstige relatie te borgen. In een onverhoopt no deal scenario zal het kabinet dan ook in EU27-kader overleggen hoe verder te gaan met het VK. De bevoegdheidsverdeling tussen de EU en haar lidstaten vormt ook in een dergelijk scenario een belangrijke factor: zo is de EU exclusief bevoegd om afspraken te maken met derde landen over bijvoorbeeld handel of visserij. Hoe dan ook is duidelijk dat het VK in alle gevallen ook in de toekomst een belangrijk partner zal zijn voor Nederland en de EU en viceversa.

De leden van de CDA-fractie vragen voorts aan het kabinet om in kaart te brengen welke gevolgen een no deal heeft voor het Nederlandse justitiële systeem. Tot slot verzoeken de leden van de CDA-fractie het kabinet om aan te geven of no deal nu het centrale scenario is, en of de NVWA, de douane en de Koninklijke Marechaussee dit aankunnen.

29. Antwoord van het kabinet

Bij het ontbreken van afspraken over het toekomstig partnerschap op het gebied van politiële en justitiële samenwerking zal deels kunnen worden teruggevallen op beschikbare multilaterale verdragen, zoals van de Raad van Europa. Voor een overzicht van de gevolgen van een no deal verwijs ik u naar de Kamerbrief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid over de gevolgen van de Brexit voor justitie en veiligheid (Kamerstuk 23 987, nr. 302). Daarbij is van belang dat inmiddels het terugtrekkingsakkoord in werking is getreden, dat voorzieningen bevat waardoor vormen van samenwerking die voor het einde van de overgangsperiode zijn gestart ook na het aflopen daarvan op een ordelijke manier kunnen worden afgerond.

Het kabinet blijft inzetten op een zo breed en ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap met het VK. De onderhandelingen hierover gaan door met steun van alle lidstaten. Ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen zal er echter na het aflopen van de overgangsperiode veel veranderen, dus ook als het wel lukt om afspraken over het toekomstig partnerschap te maken. Daarom ligt de focus van het kabinet nu op de readiness voorbereidingen die nodig zijn in alle scenario’s, waarover uw Kamer op 21 augustus jl. een brief ontving (Kamerstuk 23 987, nr. 385).

Het kabinet treft als onderdeel van de bredere voorbereidingen ook maatregelen voor het no deal scenario, maar dit is momenteel niet het centrale scenario. De NVWA en douane hanteren dezelfde lijn en bereiden zich momenteel voor op veranderingen die hoe dan ook na afloop van de overgangsperiode zullen plaatshebben (bijvoorbeeld door het uitbreiden van de capaciteit en het aanpassen van de processen). Daarbij houden deze overheidsdiensten ook rekening met het no deal scenario en spannen zij zich tot het uiterste in om alle scenario’s aan te kunnen. Voor de Koninklijke Marechaussee (KMar) geldt dat Britse burgers in elk scenario na het einde van de overgangsperiode aan de grens als «derdelander» gecontroleerd moeten worden volgens de Schengengrenscode. De KMar heeft zich voorbereid op de uitgebreidere grenscontroles op de doorlaatposten en op de wijzigingen in de verwerking van passagiersgegevens ten gevolge van de terugtrekking van het VK uit de EU.

De leden van de D66-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de voornemens van de regering Johnson om bij wet af te wijken van het eerder overeengekomen uittredingsakkoord. Kan het kabinet reageren op dat voornemen, zo vragen deze leden? Is het kabinet het eens met de opvatting dat dit tegen het uittredingsakkoord ingaat? Deelt het kabinet de mening dat deze opstelling de geloofwaardigheid van het Verenigd Koninkrijk schaadt, zo vragen de leden van de D66-fractie? Is het kabinet van mening dat in Unieverband juridische stappen ondernomen moeten worden tegen het Verenigd Koninkrijk, mocht het VK daadwerkelijk over gaan tot adoptie van deze wet? Welke andere oplossingen ziet het kabinet, zo vragen de leden van de D66-fractie? Deze leden lezen in de geannoteerde agenda dat de onderhandelingen in constructieve sfeer plaats zouden vinden. Is dat nog steeds het geval?

30. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is verrast door en bezorgd over de publicatie op woensdag 9 september jl. van een aantal passages in een wetsvoorstel, de Internal Market Bill, dat de Britse regering de mogelijkheid zou geven om maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met een aantal onderdelen van het Protocol Ierland/Noord-Ierland uit het terugtrekkingsakkoord. De wet zou het mogelijk maken voor de Britse regering om af te wijken van de in het protocol gemaakte afspraken op het gebied van staatssteun en de verplichting om uitvoerformaliteiten te vervullen voor goederen die van Noord-Ierland naar de rest van het VK gaan, en om afdwinging van de betreffende rechten en plichten uit het terugtrekkingsakkoord in het VK onmogelijk te maken. Het wetsvoorstel bepaalt uitdrukkelijk dat deze maatregelen effect hebben en niet onrechtmatig zijn, ook al is er sprake van onverenigbaarheid met relevant internationaal of Brits recht. Partijen dienen zich echter te onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van het terugtrekkingsakkoord in gevaar zouden kunnen brengen (Artikel 5 van het terugtrekkingsakkoord). Naar aanleiding van het gepubliceerde wetsvoorstel heeft de Europese Commissie een spoedzitting van het Gemengd Comité bijeengeroepen op donderdag 10 september jl. in Londen. Het Gemengd Comité is ingesteld door het terugtrekkingsakkoord en is het forum waar de EU en het VK gezamenlijk over de implementatie en verdere uitwerking van het terugtrekkingsakkoord spreken. Tijdens de bijeenkomst van het Gemengd Comité heeft Vicepresident van de Commissie Maroš Šefčovič aangegeven dat indien de wet in de huidige vorm wordt aangenomen, dit een zeer serieuze schending van het terugtrekkingsakkoord zou betekenen. De EU heeft het VK opgeroepen om de onderdelen van het wetsvoorstel die betrekking hebben op Noord-Ierland in te trekken of aan te passen voor 1 oktober 2020.

De publicatie van een wetsvoorstel dat de afspraken uit het terugtrekkingsakkoord schendt, is zeer zorgelijk. Met de publicatie van dit wetsvoorstel wordt het vertrouwen ondermijnd dat nodig is om een ambitieus akkoord over het toekomstig partnerschap te bereiken. Bovendien vormt de in de onderhandelingen over de terugtrekking van het VK uit de EU bereikte overeenkomst over het protocol Ierland/Noord-Ierland een precaire balans die zowel een harde grens op het Ierse eiland voorkomt als de integriteit van de interne markt van de EU zoveel mogelijk garandeert. Het is voor alle partijen van groot belang om die balans niet te verstoren. Er is nog maar weinig tijd voor de onderhandelingen over het toekomstige partnerschap en het kabinet zou het liefst zien dat alle aandacht daar op kon worden gericht om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen. De onderhandelingen over het toekomstige partnerschap gaan onverminderd door. In de week van 28 september vindt de volgende onderhandelingsronde plaats, in de tussentijd vinden informele gesprekken plaats tussen de onderhandelingsteams van het VK en de EU. Het kabinet blijft inzetten op een zo ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap, op basis van de uitgangspunten en brede belangen van de EU en Nederland.

Het betreft een wetsvoorstel dat de parlementaire procedure in het VK moet doorlopen. Het kabinet zal dit proces nauwgezet volgen. Uitgangspunt van het kabinet en de EU is en blijft dat het VK zich aan alle verplichtingen zal houden die in het terugtrekkingsakkoord zijn overeengekomen. Het terugtrekkingsakkoord bevat procedures om schendingen van de juridische verplichtingen die volgen uit het terugtrekkingsakkoord te adresseren.

Tevens hebben de leden van de D66-fractie zorgen over de voorbereiding van de Brexit in Nederland. De situatie is nu wel anders dan een jaar geleden. Toen was het no deal, óf een transitieperiode waarbij voorlopig niets verandert. Nu, hoe dan ook, ook in het geval dat er toch wél een handelsverdrag ligt, gaat er veel veranderen: de Britten verlaten immers sowieso de douane-unie en de interne markt. Dat betekent grote veranderingen voor onze havens, de douane en exportbedrijven, terwijl bedrijven in deze corona-tijd wel wat anders aan hun hoofd hebben. Bovendien kunnen deze leden zich ook wel voorstellen dat bedrijven inmiddels wat Brexit-moe zijn. Volgens de Kamer van Koophandel was begin dit jaar 32% van de bedrijven die zaken doen met het VK, goed voorbereid.3 Wat is de reactie van het kabinet daarop? Is het kabinet daar tevreden mee? Heeft het kabinet inmiddels meer recente cijfers, zo vragen de leden van de D66-fractie? Welke indruk heeft het kabinet van de Brexitvoorbereiding van bedrijven gevestigd in Nederland die handelen met het VK? Hoe staan we ervoor? Kan het kabinet gedetailleerd met tijdpad het communicatieplan (waaronder eventuele mediacampagnes voor ondernemers) uiteenzetten?

31. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt bovenstaande analyse dat ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen er na het aflopen van de overgangsperiode veel verandert, ook als het wel lukt om afspraken over het toekomstig partnerschap te maken. Daarom is het belangrijk dat burgers, bedrijven, instellingen en (mede)overheden zich informeren over de aanstaande veranderingen en zich aan de hand van de beschikbare informatie goed voorbereiden. Communicatie en voorlichting vormen daarom een belangrijk onderdeel van de voorbereidingen vanuit de rijksoverheid op het aflopen van de overgangsperiode.

Het kabinet maakt daarbij gebruik van verschillende kanalen en boodschappen, zowel Rijksbreed als sectoraal, met als doel het bewustzijn bij alle stakeholders te bevorderen. Een overzicht van alle inspanningen op het gebied van communicatie, nu en in de nabije toekomst, is te vinden in het overzicht van de readiness voorbereidingen, welke uw Kamer op 21 augustus jl. heeft ontvangen (Kamerstuk 23 987, nr. 385). Het kabinet verwacht dat deze inspanningen zullen resulteren in een hoger percentage bedrijven dat goed voorbereid is op het aflopen van de overgangsperiode. Dit najaar verwacht de Kamer van Koophandel dit percentage opnieuw te peilen.

Uit het Kantar-onderzoek uitgevoerd in juni 20204 blijkt dat het Nederlands bedrijfsleven met een directe of indirecte zakelijke relatie met het VK op dat moment minder op de hoogte was van en minder voorbereid was op de gevolgen van het aflopen van de overgangsperiode dan in aanloop naar de eerdere Brexitdata. Ongeveer zes op de tien bedrijven gaven aan zich in zeer grote of behoorlijke mate op het aflopen van de overgangsperiode te hebben voorbereid. Voor een deel lag daaraan een zekere Brexit-moeheid ten grondslag, maar vooral de impact van de Covid-19 crisis speelde hier een rol. Andere redenen kunnen zijn dat er weinig media-aandacht was voor Brexit en dat ondernemers rekening hielden met verlenging van de overgangsperiode.

Voor het kabinet was deze uitkomst reden te meer om de communicatie sinds de zomer geleidelijk verder te intensiveren, conform de kanalen, boodschappen en het tijdpad zoals opgenomen in het eerder genoemde overzicht van de readiness voorbereidingen. Een voorbeeld van een dergelijke intensivering is de brief die de douane eind juli aan ruim 76.000 ondernemingen heeft gestuurd met de oproep zich voor te bereiden op het aflopen van de overgangsperiode.

Ook merken de leden van de D66-fractie op dat Rotterdam een groot logistiek knooppunt is, waar niet alleen Nederlandse bedrijven handelen met het VK, maar ook de Poolse buschauffeur met een Franse lading arriveert. Ook hij dient zijn papieren op orde te hebben in de haven. Hoe zorgt het kabinet er voor dat ook niet-Nederlandse bedrijven voorbereid zijn op de Nederlandse exportregels en Rotterdam op 1 januari 2021 niet één grote chaos wordt?

32. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de mening dat het van groot belang is dat readiness voorbereidingen in alle EU-lidstaten plaatsvinden om congestie te voorkomen, bijvoorbeeld in de haven van Rotterdam of andere Europese havens met intensieve banden met het VK. Wanneer actoren in andere EU-lidstaten zich onvoldoende voorbereiden op de veranderende situatie kan dit inderdaad leiden tot logistieke problemen in Nederland vanwege onze geografische ligging ten opzichte van het VK. Nederland heeft hier in Brussel regelmatig aandacht voor gevraagd en brengt ook in bilaterale contacten op alle niveaus het belang van goede voorbereidingen bij andere lidstaten onder de aandacht. Het kabinet werkt momenteel aan een plan om in aanloop naar het aflopen van de overgangsperiode het belang van voorbereidingen van belanghebbenden in heel Europa wederom onder de aandacht te brengen van stakeholders in deze landen. Daarbij wordt afgestemd met de Europese Commissie, België en Frankrijk.

Welke gevolgen heeft het voornemen van de regering Johnson inzake het uittredingsakkoord voor de Nederlanders daar? Mocht de regering Johnson in deze route volharden, welke juridische consequenties zou dat hebben voor de rechten van al deze Nederlanders, zo vragen deze leden? Heeft het kabinet dit voorzien, en welke maatregelen neemt zij om eventuele negatieve consequenties voor deze groep te voorkomen?

33. Antwoord van het kabinet

Het Britse wetsvoorstel, de Internal Market Bill, zou op een aantal vlakken de Britse regering de mogelijkheid geven om maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met het protocol Ierland/Noord-Ierland uit het terugtrekkingsakkoord. De wet voorziet in de mogelijkheid voor de Britse regering om af te wijken van de in het protocol gemaakte afspraken op het gebied van staatssteun en de verplichting om uitvoerformaliteiten te vervullen voor goederen die van Noord-Ierland naar de rest van het VK gaan.

Het wetsvoorstel zoals gepubliceerd raakt niet aan het burgerrechtengedeelte van het terugtrekkingsakkoord en heeft dan ook geen consequenties voor Nederlandse burgers in het VK. Het kabinet begrijpt dat de publicatie van een wetsvoorstel dat, indien aangenomen in deze vorm, de afspraken uit het protocol Ierland/Noord-Ierland uit het terugtrekkingsakkoord zou schenden, een zorgelijk signaal is voor EU burgers wier rechten op basis van het burgerrechtengedeelte van datzelfde terugtrekkingsakkoord beschermd zijn. Het kabinet monitort daarom op verschillende manieren of deze rechten worden nagekomen, onder meer via het Gemengd Comité en via de Nederlandse ambassade in het VK. Mede naar aanleiding van de recente ontwikkelingen blijft de uitvoering van het burgerrechtengedeelte van het terugtrekkingsakkoord onderwerp van gesprek in contacten met het VK op alle niveaus. In dit verband wijst het kabinet ook op de verplichting van het VK om een onafhankelijke monitoringsautoriteit op te richten die toeziet op naleving van het burgerrechtengedeelte van het terugtrekkingsakkoord.

Verder vragen de leden van de D66-fractie graag hoeveel van de 930FTE extra douaniers op 1 januari 2021 operationeel inzetbaar zijn?

34. Antwoord van het kabinet

De circa 930 FTE extra douaniers zijn inmiddels allen voldoende opgeleid en inzetbaar en zullen dus per 1 januari 2021 operationeel zijn.

Verder vernemen de leden van de D66-fractie graag van het kabinet hoe het er op dit moment voor staat met de uitwerking van de afspraken in het uittredingsakkoord in Nederland. Hoeveel Britten in Nederland hebben een nieuwe verblijfsstatus aangevraagd? Hebben zij inmiddels allemaal een brief van de IND ontvangen? Hoe veel van hen hebben daadwerkelijk een nieuwe verblijfsstatus nu, zo vragen deze leden?

35. Antwoord van het kabinet

Begin februari 2020 is de IND begonnen met het in behandeling nemen van aanvragen voor verblijfsdocumenten op grond van het terugtrekkingsakkoord van de naar schatting 45.000 Britse burgers (en hun eventuele derde lands familieleden) die in Nederland woonachtig zijn. Zij hebben in februari een brief ontvangen over het proces dat zij moeten doorlopen om een verblijfsvergunning aan te vragen. Verspreid over de overgangsperiode nodigt de IND hen uit om een aanvraag in te dienen voor een nieuwe verblijfsstatus. Een update over de voortgang van deze procedure verschijnt maandelijks op de website van de IND.5 Uit de cijfers tot en met augustus 2020 blijkt dat de IND 34.299 uitnodigingen heeft verstuurd, er 25.624 aanvragen zijn ingediend en dat in 19.284 gevallen reeds een beslissing is genomen. Daarbij zijn slechts 20 aanvragen afgewezen. In aanvulling hierop hebben 5.249 houders van een EU duurzame verblijfsvergunning het aanbod ontvangen om deze kosteloos om te wisselen. Alle bij de IND bekende Britten hebben reeds een uitnodiging ontvangen op het adres waar ze staan ingeschreven in de BRP. Hiermee ligt het project momenteel op schema.

De fractieleden van GroenLinks maken zich zorgen over de ontwikkelingen in de Brexit-onderhandelingen, gezien premier Johnson telkens laat weten dat er geen twijfel bestaat over een «No-deal» Brexit wanneer er niet binnen de komende weken vorderingen worden gemaakt. Hoe beoordeelt het kabinet de presentatie van de Britse regering van een nieuwe wet met betrekking tot de Noord-Ierse grens, die afspraken van het uittredingsakkoord schendt, vragen de leden van de GroenLinks-fractie?6 Deelt het kabinet de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat een dergelijke wet een schending van internationaal recht zou opleveren en het vertrouwen in de Britse regering als onderhandelingspartner schaadt?7 De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet: welke juridische stappen zou de EU moeten nemen indien het VK zich niet houdt aan de gemaakte afspraken?

36. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is verrast door en bezorgd over de publicatie op woensdag 9 september jl. van een aantal passages in een wetsvoorstel, de Internal Market Bill, dat de Britse regering de mogelijkheid zou geven om maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met een aantal onderdelen van het Protocol Ierland/Noord-Ierland uit het terugtrekkingsakkoord. De wet zou het mogelijk maken voor de Britse regering om af te wijken van de in het protocol gemaakte afspraken op het gebied van staatssteun en de verplichting om uitvoerformaliteiten te vervullen voor goederen die van Noord-Ierland naar de rest van het VK gaan, en om afdwinging van de betreffende rechten en plichten uit het terugtrekkingsakkoord in het VK onmogelijk te maken. Het wetsvoorstel bepaalt uitdrukkelijk dat deze maatregelen effect hebben en niet onrechtmatig zijn, ook al is er sprake van onverenigbaarheid met relevant internationaal of Brits recht. Partijen dienen zich echter te onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van het terugtrekkingsakkoord in gevaar zouden kunnen brengen (Artikel 5 van het terugtrekkingsakkoord). De volledige naleving van het terugtrekkingsakkoord, inclusief het protocol is een juridische verplichting onder internationaal recht. Naar aanleiding van het gepubliceerde wetsvoorstel heeft de Europese Commissie een spoedzitting van het Gemengd Comité bijeengeroepen op donderdag 10 september jl. in Londen. Het Gemengd Comité is ingesteld door het terugtrekkingsakkoord en is het forum waar de EU en het VK gezamenlijk over de implementatie en verdere uitwerking van het terugtrekkingsakkoord spreken. Tijdens de bijeenkomst van het Gemengd Comité heeft Vicepresident van de Commissie Maroš Šefčovič aangegeven dat indien de wet in de huidige vorm wordt aangenomen, dit een zeer serieuze schending van het terugtrekkingsakkoord zou betekenen. De EU heeft het VK opgeroepen om de onderdelen van het wetsvoorstel die betrekking hebben op Noord-Ierland in te trekken of aan te passen voor 1 oktober 2020.

De publicatie van een wetsvoorstel dat de afspraken uit het terugtrekkingsakkoord schendt, is zeer zorgelijk. Met de publicatie van dit wetsvoorstel wordt het vertrouwen ondermijnd dat nodig is om een ambitieus akkoord over het toekomstig partnerschap te bereiken. Bovendien vormt de in de onderhandelingen over de terugtrekking van het VK uit de EU bereikte overeenkomst over het protocol Ierland/Noord-Ierland een precaire balans die zowel een harde grens op het Ierse eiland voorkomt als de integriteit van de interne markt van de EU zoveel mogelijk garandeert. Het is voor alle partijen van groot belang om die balans niet te verstoren. Er is nog maar weinig tijd voor de onderhandelingen over het toekomstige partnerschap en het kabinet zou het liefst zien dat alle aandacht daar op kon worden gericht om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen. De onderhandelingen over het toekomstige partnerschap gaan onverminderd door. In de week van 28 september vindt de volgende onderhandelingsronde plaats, in de tussentijd vinden informele gesprekken plaats tussen de onderhandelingsteams van het VK en de EU. Het kabinet blijft inzetten op een zo ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap, op basis van de uitgangspunten en brede belangen van de EU en Nederland.

Het betreft een wetsvoorstel dat de parlementaire procedure in het VK moet doorlopen. Het kabinet zal dit proces nauwgezet volgen. Uitgangspunt van het kabinet en de EU is en blijft dat het VK zich aan alle verplichtingen zal houden die in het terugtrekkingsakkoord zijn overeengekomen. Het terugtrekkingsakkoord bevat procedures om schendingen van de juridische verplichtingen die volgen uit het terugtrekkingsakkoord te adresseren.

Kan het kabinet tevens een stand van zaken geven van in welke mate het Nederlandse bedrijfsleven en overheidsorganisaties voorbereid zijn op een harde Brexit? Gaan deze voorbereidingen onverminderd door, vragen de leden van de GroenLinks-fractie?

37. Antwoord van het kabinet

Het kabinet blijft inzetten op een zo breed en ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap met het VK. De onderhandelingen hierover lopen nog door, waarbij alle lidstaten recentelijk hun steun hebben uitgesproken voor het continueren van de onderhandelingen. Echter, ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen zal er na het aflopen van de overgangsperiode veel veranderen, ook als het wel lukt om afspraken over het toekomstig partnerschap te maken. Daarom ligt de focus van het kabinet nu op de voorbereidingen die nodig zijn in alle scenario’s, waarover uw Kamer op 21 augustus jl. een brief heeft ontvangen (Kamerstuk 23 987, nr. 385). Dit overzicht van de voorbereidingen per beleidsterrein is een momentopname. Ontwikkelingen in de onderhandelingen tussen de EU en het VK zijn van invloed op de aard en omvang van de benodigde voorbereidingen, die daarop nog aangepast kunnen worden.

Nederland zet zich op EU-niveau in voor tijdig overleg over de voorbereidingen op een onverhoopt no deal scenario. Ook de voorbereidingen die hier nationaal voor nodig zijn, gaan onverminderd door. Deze contingency voorbereidingen zijn bedoeld om de meest nadelige effecten op te vangen indien de EU en het VK niet tijdig tot een akkoord over het toekomstig partnerschap komen. Zulke maatregelen kunnen van vergelijkbare aard zijn als in de vorige fase, toen de EU en haar lidstaten zich op een mogelijke no deal voorbereidden tijdens de onderhandelingen over het terugtrekkingsakkoord. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de situatie niet geheel te vergelijken is met die van de voorbereidingen op de no deal tijdens het tot stand komen van het terugtrekkingsakkoord. Het terugtrekkingsakkoord biedt namelijk op een aantal beleidsterreinen juridische zekerheid en de overgangsperiode heeft alle actoren extra tijd gegeven om zich op de veranderende situatie voor te bereiden.

De leden van de SP-fractie zien dat er bij de aankomende Raad Algemene Zaken een grote rol is weggelegd voor het bespreken van de huidige stand van zaken omtrent de toekomstige relatie met het VK. Ook lezen deze leden veel negatieve berichtgeving over de sfeer en het gebrek aan geboekte progressie bij het handelsakkoord met het VK. De leden van de SP-fractie vragen het kabinet wat de lezing is van deze berichten. Klopt het dat het VK van plan is zelfs zijn handtekening onder het terugtrekkingsakkoord weg te gaan halen als er eind dit jaar geen handelsakkoord ligt? Bij welke onderwerpen ziet het kabinet zelf momenteel de meeste frictie, vragen de leden van de SP-fractie? Waarom is er vanuit de Europese Unie zo’n terughoudendheid voor het sluiten van deelakkoorden? Wordt het gezien de huidige situatie geen tijd om deze koppige houding te heroverwegen, vragen de leden van de SP-fractie? Welke onderdelen zijn momenteel binnen Nederland nog het minst goed voorbereid op een no-deal Brexit? Hoe reëel acht het kabinet de kans dat een no-deal realiteit gaat worden, vragen de leden van de SP-fractie?

38. Antwoord van het kabinet

Op woensdag 9 september jl. publiceerde de Britse regering een wetsvoorstel, de Internal Market Bill, dat Britse regering de mogelijkheid zou geven om maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met een aantal onderdelen van het Protocol Ierland/Noord-Ierland uit het terugtrekkingsakkoord. De wet zou het mogelijk maken voor de Britse regering om af te wijken van de in het protocol gemaakte afspraken op het gebied van staatssteun en de verplichting om uitvoerformaliteiten te vervullen voor goederen die van Noord-Ierland naar de rest van het VK gaan, en om afdwinging van de betreffende rechten en plichten uit het terugtrekkingsakkoord in het VK onmogelijk te maken. Het wetsvoorstel bepaalt uitdrukkelijk dat deze maatregelen effect hebben en niet onrechtmatig zijn, ook al is er sprake van onverenigbaarheid met relevant internationaal of Brits recht. Partijen dienen zich echter te onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van het terugtrekkingsakkoord in gevaar zouden kunnen brengen (Artikel 5 van het terugtrekkingsakkoord). Het kabinet heeft geen indicaties dat het VK het terugtrekkingsakkoord op zou willen zeggen, en ziet daar op dit moment ook geen enkele juridische grond voor.

In de context van de onderhandelingen over het toekomstig partnerschap tussen de EU en het VK liggen de posities van de EU en het VK met name nog ver uit elkaar op de onderwerpen gelijk speelveldverplichtingen, visserij en governance. Gezien de brede en diepe belangen van Nederland bij het toekomstig partnerschap, onder andere op deze drie onderwerpen, heeft Nederland steeds ingezet op een zo breed en ambitieus mogelijk akkoord. Ook nu, mede naar aanleiding van de inzet en opstelling van het VK, blijft parallelisme in de onderhandelingen onverminderd van belang om het akkoord te bereiken dat het kabinet graag zou zien – een ambitieus akkoord dat een balans van rechten en verplichtingen bevat.

Het kabinet blijft inzetten op een zo breed en ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap met het VK. De onderhandelingen hierover gaan door met steun van alle lidstaten.

Ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen zal er echter na het aflopen van de overgangsperiode veel veranderen, ook als het wel lukt om afspraken over het toekomstig partnerschap te maken. Daarom ligt de focus van het kabinet nu op de readiness voorbereidingen die nodig zijn in alle scenario’s, waarover uw Kamer op 21 augustus jl. een brief heeft ontvangen (Kamerstuk 23 987, nr. 385).

Nederland zet zich op EU-niveau in voor tijdig overleg over de voorbereidingen op een onverhoopt no deal scenario. Deze contingency voorbereidingen zijn bedoeld om de meest nadelige effecten op te vangen indien de EU en het VK niet tijdig tot een akkoord over het toekomstig partnerschap komen. Zulke maatregelen kunnen van vergelijkbare aard zijn als in de vorige fase, toen de EU en haar lidstaten zich op een mogelijke no deal voorbereidden tijdens de onderhandelingen over het terugtrekkingsakkoord. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de situatie niet geheel te vergelijken is met die van de voorbereidingen op de no deal tijdens het tot stand komen van het terugtrekkingsakkoord. Het terugtrekkingsakkoord biedt namelijk op een aantal beleidsterreinen juridische zekerheid en de overgangsperiode heeft alle actoren extra tijd gegeven om zich op de veranderende situatie voor te bereiden.

Tijdens deze Raad Algemene Zaken zal ook de Europese Raad van oktober voorbereid worden, zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie in de geannoteerde agenda. Brexit zal daarbij zonder twijfel hoog op de agenda komen. Hoe beoordeelt het kabinet de plannen van de Britse regering voor een wet die de bepalingen van het terugtrekkingsakkoord anders uitlegt dan is afgesproken? Wat betekent dit volgens het kabinet, ook voor de toekomstige verhoudingen met het VK? Vergt deze ontwikkeling dat Nederland en de EU hun voorbereidingen voor een no deal-Brexit nog aanpassen of zijn de bestaande plannen toereikend, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?

39. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is verrast door en bezorgd over de publicatie op woensdag 9 september jl. van een aantal passages in een wetsvoorstel, de Internal Market Bill, dat de Britse regering de mogelijkheid zou geven om maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met een aantal onderdelen van het Protocol Ierland/Noord-Ierland uit het terugtrekkingsakkoord. De wet zou het mogelijk maken voor de Britse regering om af te wijken van de in het protocol gemaakte afspraken op het gebied van staatssteun en de verplichting om uitvoerformaliteiten te vervullen voor goederen die van Noord-Ierland naar de rest van het VK gaan, en om afdwinging van de betreffende rechten en plichten uit het terugtrekkingsakkoord in het VK onmogelijk te maken. Het wetsvoorstel bepaalt uitdrukkelijk dat deze maatregelen effect hebben en niet onrechtmatig zijn, ook al is er sprake van onverenigbaarheid met relevant internationaal of Brits recht. Partijen dienen zich echter te onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van het terugtrekkingsakkoord in gevaar zouden kunnen brengen (Artikel 5 van het terugtrekkingsakkoord). Naar aanleiding van het gepubliceerde wetsvoorstel heeft de Europese Commissie een spoedzitting van het Gemengd Comité bijeengeroepen op donderdag 10 september jl. in Londen. Het Gemengd Comité is ingesteld door het terugtrekkingsakkoord en is het forum waar de EU en het VK gezamenlijk over de implementatie en verdere uitwerking van het terugtrekkingsakkoord spreken. Tijdens de bijeenkomst van het Gemengd Comité heeft Vicepresident van de Commissie Maroš Šefčovič aangegeven dat indien de wet in de huidige vorm wordt aangenomen, dit een zeer serieuze schending van het terugtrekkingsakkoord zou betekenen. De EU heeft het VK opgeroepen om de onderdelen van het wetsvoorstel die betrekking hebben op Noord-Ierland in te trekken of aan te passen voor 1 oktober 2020.

De publicatie van een wetsvoorstel dat de afspraken uit het terugtrekkingsakkoord schendt, is zeer zorgelijk. Met de publicatie van dit wetsvoorstel wordt het vertrouwen ondermijnd dat nodig is om een ambitieus akkoord over het toekomstig partnerschap te bereiken. Bovendien vormt de in de onderhandelingen over de terugtrekking van het VK uit de EU bereikte overeenkomst over het protocol Ierland/Noord-Ierland een precaire balans die zowel een harde grens op het Ierse eiland voorkomt als de integriteit van de interne markt van de EU zoveel mogelijk garandeert. Het is voor alle partijen van groot belang om die balans niet te verstoren. Er is nog maar weinig tijd voor de onderhandelingen over het toekomstige partnerschap en het kabinet zou het liefst zien dat alle aandacht daar op kon worden gericht om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen. De onderhandelingen over het toekomstige partnerschap gaan onverminderd door. In de week van 28 september vindt de volgende onderhandelingsronde plaats, in de tussentijd vinden informele gesprekken plaats tussen de onderhandelingsteams van het VK en de EU. Het kabinet blijft inzetten op een zo ambitieus mogelijk toekomstig partnerschap, op basis van de uitgangspunten en brede belangen van de EU en Nederland.

Het betreft een wetsvoorstel dat de parlementaire procedure in het VK moet doorlopen. Het kabinet zal dit proces nauwgezet volgen. Uitgangspunt van het kabinet en de EU is en blijft dat het VK zich aan alle verplichtingen zal houden die in het terugtrekkingsakkoord zijn overeengekomen. Het terugtrekkingsakkoord bevat procedures om schendingen van de juridische verplichtingen die volgen uit het terugtrekkingsakkoord te adresseren.

Ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen zal er na het aflopen van de overgangsperiode veel veranderen, ook als het wel lukt om afspraken over het toekomstig partnerschap te maken. Daarom ligt de focus van het kabinet nu op de voorbereidingen die nodig zijn in alle scenario’s, waarover uw Kamer op 21 augustus jl. een brief heeft ontvangen (Kamerstuk 23 987, nr. 385).

Nederland zet zich op EU-niveau in voor tijdig overleg over de voorbereidingen op een onverhoopt no deal scenario. Deze contingency voorbereidingen zijn bedoeld om de meest nadelige effecten op te vangen indien de EU en het VK niet tijdig tot een akkoord over het toekomstig partnerschap komen. Zulke maatregelen kunnen van vergelijkbare aard zijn als in de vorige fase, toen de EU en haar lidstaten zich op een mogelijke no deal voorbereidden tijdens de onderhandelingen over het terugtrekkingsakkoord. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de situatie niet geheel te vergelijken is met die van de voorbereidingen op de no deal tijdens het tot stand komen van het terugtrekkingsakkoord. Het terugtrekkingsakkoord biedt namelijk op een aantal beleidsterreinen juridische zekerheid en de overgangsperiode heeft alle actoren extra tijd gegeven om zich op de veranderende situatie voor te bereiden.

De leden van de ChristenUnie-fractie beseffen dat een no deal per 1 januari 2021 ook ingrijpende gevolgen voor de Nederlandse visserij heeft. Is de sector daar volgens het kabinet voldoende op voorbereid? Wat kan het kabinet doen om de sector hierin bij te staan, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?

40. Antwoord van het kabinet

Het kabinet staat in nauw contact met de Commissie en de meest betrokken visserij- lidstaten over de verschillende scenario’s die mogelijk zijn na het aflopen van de overgangsperiode. De Europese Unie is exclusief bevoegd voor zowel het sluiten van visserijverdragen als het treffen van mogelijke tijdelijke mitigerende maatregelen en instellen van flankerend beleid. De consequenties van het no deal scenario hebben in het bijzonder de aandacht van het kabinet. Daarom zet Nederland op EU-niveau in op het tijdig opstarten van de voorbereidingen op dit scenario. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselzekerheid heeft regelmatig contact met de visserijsector en informeert de sector over de laatste stand van zaken.

Wetgevingsprogrammering

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet of er te zijner tijd een appreciatie gestuurd kan worden van de Letter of Intent en de toespraak van Europese Commissievoorzitter Ursula von der Leyen over de Staat van de Unie, gepland op 16 september.

41. Antwoord van het kabinet

Commissievoorzitter Von der Leyen toonde in haar eerste Staat van de Unie zowel realisme, met betrekking tot de impact van COVID-19 en de geopolitieke instabiliteit, als ambitie op klimaat, digitaal beleid, gezondheid en Europa’s rol in de wereld. Kernpunten waren hierbij de aankondiging van het klimaatdoel van 55% reductie van CO2-uitstoot voor 2030, het migratiepact dat in de week van 21 september verschijnt, grotere rol voor de EU op het terrein van gezondheidsbeleid, nieuwe initiatieven om discriminatie tegen te gaan, en meerdere bekende initiatieven op extern vlak zoals het mensenrechtensanctieregime en meerderheidsbesluitvorming op terrein van het GBVB.

De toespraak sluit in hoofdlijnen aan op de kernboodschap van het kabinet over het belang van de Unie voor veiligheid en welvaart in Nederland, in het bijzonder gelet op de veranderende geopolitieke context en de grote mondiale uitdagingen, zoals klimaatverandering en digitalisering. De prioriteiten van het kabinet staan verwoord in de Staat-van-de-Unie-brief van juni dit jaar. Over de aangekondigde voorstellen door de Commissie zijn nog geen details bekend. Zodra de voorstellen verschijnen zullen zij volgens de BNC-systematiek beoordeeld en met uw Kamer gedeeld worden. Tevens zal uw Kamer zoals gebruikelijk te zijner tijd een appreciatie van het Commissie Werkprogramma 2021 toegaan.

De Letter of Intent8 staat op de website van de Commissie en bevat de namen van de voorstellen per headline ambition voor het komende jaar. Ook staat op deze website een Factsheet9 met de belangrijkste initiatieven aangekondigd tijdens de Staat van de Europese Unie.

COVID-19-maatregelen

De leden van de D66-fractie delen de opvatting van het kabinet dat er een gemeenschappelijk Europees afwegingskader moet komen met afgestemde indicatoren en signaalwaarden om adequaat in te spelen op veranderende gezondheidssituaties. Dat verschillende EU-landen verschillende criteria gebruiken om bepaalde gebieden in de EU wel of niet van een oranje of rood reisadvies te voorzien, creëert een onnavolgbare lappendeken en levert veel praktische problemen. Welke obstakels verwacht het kabinet voordat tot zo’n afwegingskader overgegaan zal kunnen worden, zo vragen de leden van de D66-fractie? Gelet op de vaak lange tijd die het kost om tot overeenstemming te komen over dit soort zaken, vragen de leden van de D66-fractie het kabinet om tijdens de aanstaande RAZ de EU-partners hierin tot spoed te manen om zo snel mogelijk tot zo’n afwegingskader te komen. Is het kabinet daartoe bereid?

De leden van de D66-fractie wijzen ook de verschillen die bestaan tussen reisadviezen voor landen naar buiten de EU. Dit was al problematisch voor de uitbraak van de pandemie; omdat verschillende reisadviezen leiden tot onduidelijkheid voor de reiziger. Bovendien is vaker voorgekomen dat het ene land een negatief reisadvies geeft, terwijl een andere EU-land dit niet doet voor dezelfde situatie. Deze leden hebben het kabinet daarom eerder al verzocht te pleiten voor de oprichting één Europees reisadvies, naast de meer specifieke nationale reisadviezen. Dat voorkomt onrust en onduidelijkheid bij reiziger én bij reisorganisaties. D66 staat niet alleen in deze oproep, ook de reisbrancheorganisatie ANVR en Thomas Cook hebben hier eerder voor gepleit. Is het kabinet het met de leden van de D66-fractie eens dat het wenselijk zou zijn om één Europees reisadvies te hebben, naast de nationale reisadviezen? Omdat de Europese Commissie nu voorstelt de standaarden voor reisadviezen binnen de EU gelijk te trekken, vragen de leden van de D66-fractie het kabinet om gelijktijdig de oprichting van één betrouwbaar reisadvies voor buiten de EU te bepleiten, en hiervoor draagvlak te vinden onder EU-partners. Is het kabinet daartoe bereid, zo vragen deze leden?

42. Antwoord van het kabinet

Het kabinet was ook al voor de COVID-19-crisis voorstander van een coördinatie van de reisadviezen in EU-verband, en heeft dit steeds bij relevante gelegenheden opgebracht in EU-verband. De huidige situatie geeft zeker aanleiding tot inspanningen voor een sterkere afstemming en coördinatie op dit terrein.

In reactie op het paper van de Commissie van 4 september jl. geldt dat het kabinet voorstander is van een gemeenschappelijk Europees afwegingskader voor het identificeren van risicogebieden in de EU, met afgestemde indicatoren en signaalwaarden. Een gemeenschappelijk afwegingskader kan nationale reisadviezen ondersteunen en onderlinge communicatie versterken, ook naar burgers en bedrijven, zowel pan-Europees als regionaal. Nederland is voorstander van een gecoördineerde aanpak vanuit het belang om het vrije verkeer – waar de volksgezondheidssituatie dit toestaat – zo min mogelijk te hinderen, zodat burgers en bedrijven zo min mogelijk worden belemmerd in hun vrijheden en daarmee de economie en interne markt zo min mogelijk worden geschaad. Er moet echter wel ruimte blijven om nationaal een afweging te kunnen blijven maken, ook voor de reisadviezen, waarbij bijvoorbeeld de epidemiologische situatie, sociale acceptatie van maatregelen, reisanamnese en testcapaciteit mee kunnen wegen. Diverse EU-lidstaten delen deze opvatting. Er wordt op dit moment in Brussel gesproken over een gemeenschappelijk kader, gebaseerd op door European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) in samenwerking met nationale volksgezondheidsagentschappen verzamelde vergelijkbare data. Het Duitse voorzitterschap is voornemens tijdens de RAZ een voortgangsrapportage over deze besprekingen te agenderen.

In eerste instantie zijn de discussies in Brussel gericht op een versterkte afstemming van analyse en maatregelen binnen de EU. Nederland is voorstander van uitbreiding van een dergelijke inzet naar landen buiten de EU. Overigens legt Nederland, net als een aantal andere landen, voor zijn reisadviezen buiten de EU momenteel een koppeling met de lijst van landen waarvoor het inreisverbod in Schengen kan worden opgeheven.

De leden van de SP-fractie constateren dat er ook zal worden gesproken over de COVID-19-maatregelen en de coördinatie vanuit de Europese Unie. Wat vindt het kabinet van de huidige coördinatie vanuit de EU omtrent nationale COVID-maatregelen, vragen de leden van de SP-fractie? Ziet het kabinet verbetering ten opzichte van de valse start die de Europese Commissie in de eerste maanden heeft gemaakt? Hoe gaat het kabinet zich inzetten om vanuit Nederland de coördinatie op dit punt te verbeteren, vragen de leden van de SP-fractie?

43. Antwoord van het kabinet

Het kabinet verwelkomt de inspanningen van de Commissie en het voorzitterschap om tot een meer gecoördineerde aanpak te komen en is voorstander van een gemeenschappelijk Europees afwegingskader voor het identificeren van risicogebieden in de EU, met afgestemde indicatoren en signaalwaarden. Een gemeenschappelijk afwegingskader kan nationale reisadviezen ondersteunen en onderlinge communicatie versterken, ook naar burgers en bedrijven, zowel pan-Europees als regionaal. Nederland is voorstander van een gecoördineerde aanpak vanuit het belang om het vrije verkeer – waar de volksgezondheidssituatie dit toestaat – zo min mogelijk te hinderen, zodat burgers en bedrijven zo min mogelijk worden belemmerd in hun vrijheden en daarmee de economie en interne markt zo min mogelijk worden geschaad. Er moet echter wel ruimte blijven om nationaal een afweging te kunnen blijven maken, ook voor de reisadviezen, waarbij bijvoorbeeld de epidemiologische situatie, sociale acceptatie van maatregelen, reisanamnese en testcapaciteit mee kunnen wegen.

Stand van zaken artikel 7-procedures Polen en Hongarije

Kan het kabinet toelichten wat een geloofwaardige wijze is waarop de landen tegemoet dienen te komen aan de bestaande zorgen, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Op welke termijn dienen de landen te voldoen aan de eisen van rechtsstaat, democratie en grondrechten?

44. Antwoord van het kabinet

De waarden waarop de Unie berust, waaronder de rechtsstaat, democratie en grondrechten, dienen door alle lidstaten onverkort en te allen tijde gerespecteerd te worden. Die verplichting geldt dus evenzeer voor Polen en Hongarije. De artikel 7-procedures die tegen beide landen zijn geïnitieerd door de Europese Commissie respectievelijk het Europees parlement hebben grote zorgen op dit terrein aan het licht gebracht. Een deel van deze zorgen is tevens onderwerp (geweest) van inbreukzaken bij het Europees Hof van Justitie. Aan de artikel 7-procedure zijn geen specifieke termijnen verbonden, maar Nederland zet er samen met gelijkgezinde lidstaten op in dat beide landen deze zorgen onverwijld en volledig adresseren.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet naar de stand van zaken omtrent de artikel 7-procedures aangaande Polen en Hongarije. De leden van de CDA-fractie vragen bovendien welke gevolgen de maatregelen omtrent de COVID-19 crisis in deze landen heeft op de rechtsstaat in betreffende landen en wat dat betekent voor de artikel 7-procedures.

45. Antwoord van het kabinet

De artikel 7-procedure jegens Polen is door de Europese Commissie in december 2017 ingeleid. Inmiddels hebben drie hoorzittingen met Polen plaatsgevonden, waarvan de laatste in december 2018. De artikel 7-procedure jegens Hongarije is door het Europees parlement in september 2018 ingeleid. Inmiddels hebben twee hoorzittingen met Hongarije plaatsgevonden, waarvan de laatste in december 2019. Beide procedures worden verder regelmatig geagendeerd op de Raad Algemene Zaken in de vorm van een bespreking van de stand van zaken. Dat zal ook komende Raad het geval zijn. De Europese Commissie zal dan naar verwachting inzake beide procedures een mondelinge toelichting geven en kort ingaan op de meest recente ontwikkelingen in Polen en Hongarije met betrekking tot rechtsstaat, democratie en grondrechten. Het Duitse Voorzitterschap is verder voornemens om in december wederom hoorzittingen te agenderen met beide landen. Nederland blijft zich met gelijkgezinde lidstaten inspannen om beide procedures regelmatig op de Raad te agenderen om daarmee de politieke druk op beide landen te houden en de bestaande zorgen op het terrein van de Uniewaarden te adresseren.

De genomen maatregelen met betrekking tot de COVID-19-crisis in beide landen maken in beginsel geen onderdeel uit van de artikel 7-procedures: deze zien uitsluitend op de onderwerpen in de met redenen omklede voorstellen waarmee zij zijn geïnitieerd. In het eind september te verschijnen nieuwe jaarrapport van de Europese Commissie over de rechtsstaat in de Unie en de lidstaten kunnen de COVID-19-maatregelen wel aan de orde komen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad zal stilstaan bij de stand van zaken ten aanzien van de artikel 7-procedures jegens Polen en Hongarije. Wat zal de inbreng van Nederland bij dit agendapunt precies zijn? Wat is de stand van zaken betreffende de hoorzittingen, en zal Nederland daartoe oproepen?

46. Antwoord van het kabinet

De artikel 7-procedure jegens Polen is door de Europese Commissie in december 2017 ingeleid. Inmiddels hebben drie hoorzittingen met Polen plaatsgevonden, waarvan de laatste in december 2018. De artikel 7-procedure jegens Hongarije is door het Europees parlement in september 2018 ingeleid. Inmiddels hebben twee hoorzittingen met Hongarije plaatsgevonden, waarvan de laatste in december 2019. Beide procedures worden verder regelmatig geagendeerd op de Raad Algemene Zaken in de vorm van een bespreking van de stand van zaken. Dat zal ook komende Raad het geval zijn. De Europese Commissie zal dan naar verwachting inzake beide procedures een mondelinge toelichting geven en kort ingaan op de meest recente ontwikkelingen in Polen en Hongarije met betrekking tot rechtsstaat, democratie en grondrechten. Nederland is voornemens beide landen op te roepen de bestaande zorgen op deze terreinen zo spoedig mogelijk te adresseren, en de belangrijke rol van de Europese Commissie te onderstrepen die jegens beide landen reeds verscheidene inbreukzaken is gestart die raken aan de punten van zorg in de artikel 7-procedures.

Kan het kabinet tot slot reageren op de demonstraties in Bulgarije, zo vragen de leden van de D66-fractie?

47. Antwoord van het kabinet

Al bijna tweeëneenhalve maand demonstreren Bulgaarse burgers tegen vermeende corruptie en machtsmisbruik van de regering en de openbaar aanklager in Sofia en andere steden. Als reactie op de protesten heeft de Bulgaarse regering o.a. een grondwetswijziging voorgesteld, maar de aanhoudende demonstraties in Bulgarije tonen aan dat de bevolking voorlopig nog niet tevreden is met de toezeggingen die tot nu toe zijn gedaan. Een goed functionerende rechtsstaat, met voldoende instrumenten om corruptie en georganiseerde misdaad aan te pakken, is essentieel voor een goede onderlinge samenwerking en fundamenteel voor het functioneren van de interne markt. Dit onderschrijft des te meer het belang van het Mechanisme voor Samenwerking en Toetsing (CVM) dat voor Bulgarije is ingesteld en toeziet op maatregelen die Bulgarije treft ter versterking van de rechtsstaat, bestrijding van corruptie en de strijd tegen georganiseerde misdaad.

De fractieleden van GroenLinks maken zich nog steeds ernstige zorgen om de zeer zorgwekkende situatie voor LHBTI’ers in Polen en de zelfverklaarde LHBTI-vrije zones, met name na de massale protesten van afgelopen maand en repressie van LHBTI-activisten.10 De leden van de GroenLinks-fractie steunen eerdere maatregelen, zoals het weigeren van Europese financiële steun vanuit voor de betreffende LHBTI-vrije zones vanuit het Europese Zustersteden project. Tegelijkertijd vult de Poolse regering deze korting van budgetten simpelweg zelf weer aan. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af wat Nederland en de EU voor verdere stappen nemen om deze LHBTI-vrije zones te veroordelen en te bestraffen? Wat kan het kabinet zeggen over wat de EU gaat doen om Poolse LHBTI-activisten te beschermen en kan het kabinet, in het kader van het beschermen van onze Europese waarden en de rechtsstaat, een update geven over de voortgang van de artikel-7 procedure in Polen en in hoeverre deze anti-LHBTI-uitlatingen van de Poolse president hierbij betrokken worden, vragen de leden van de GroenLinks-fractie?

48. Antwoord van het kabinet

Nederland deelt de zorgen over de recente ontwikkelingen met betrekking tot de situatie van LHBTI’s in Polen. De vrijheid om te zijn wie je bent, ongeacht seksuele geaardheid of genderidentiteit, is een fundamentele Europese waarde, waar alle lidstaten zich aan hebben gecommitteerd. Het kabinet heeft dan ook met instemming kennisgenomen van het besluit van Commissaris Dali (Gelijkheid) afgelopen juli om de twinningaanvragen van 6 Poolse gemeentes die een LHBTI-vrije zone hadden afgekondigd niet toe te kennen. Dat geldt evenzeer voor de uitspraken van Commissievoorzitter Von der Leyen ter zake, laatstelijk in de Staat van de Unie op 17 september jl. waarin zij benadrukte dat «LHBTI-vrije zones vrij zijn van menselijkheid, en ze geen plaats hebben in onze Unie». Commissievoorzitter Von der Leyen kondigde verder aan binnenkort een strategie te presenteren om LHBTI rechten te versterken. De Verdragen onderstrepen dat de Unie is gegrondvest op vrijheid, gelijkheid en eerbiediging van mensenrechten, met inbegrip van de rechten van personen die tot minderheden behoren. Het kabinet gaat er vanuit dat de Commissie haar rol als onafhankelijk hoedster van de Verdragen ook in dit opzicht zal vervullen, en waar sprake is van aantoonbare schending van het Unierecht de nodige stappen zal zetten.

Het met redenen omklede voorstel waarmee de artikel 7-procedure in december 2017 door de Europese Commissie is gestart, ziet uitsluitend op zeven punten van zorg met betrekking tot de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen. De reikwijdte van de procedure is derhalve hiertoe beperkt. Nederland is voornemens Polen op te roepen de bestaande zorgen op deze rechtsstatelijke punten zo spoedig mogelijk te adresseren.

Nederland vraagt op verschillende manieren aandacht voor de positie van LHBTI’s in Polen. Zo is dit onderwerp van gesprek tijdens bilaterale contacten, neemt de Nederlandse ambassade in Warschau deel aan de jaarlijkse Warschau Pride en wordt met regelmaat activiteiten van Poolse LHBTI-organisaties vanuit publieke diplomatie-middelen ondersteund.

In het kader van recente uitspraken van een Poolse associatie van rechters, die bang zijn dat de Poolse regering binnenkort de laatste onafhankelijke rechters probeert te ontslaan11, vragen de fractieleden van GroenLinks hoe het kabinet tegen deze ontwikkelingen aankijkt. Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe het kabinet aankijkt tegen de uitspraak van een Nederlandse rechtbank van eind juli om voorlopig geen verdachten meer uit te leveren aan Polen.

49. Antwoord van het kabinet

De zorgen over de erosie van de rechtsstaat in Polen houden onverminderd aan. De hervormingen die de Poolse regering de afgelopen jaren heeft doorgevoerd in het rechtsbestel bedreigen de beginselen van de democratische rechtsstaat en de kernwaarden waar de Unie voor staat. Het is in het gezamenlijke belang van EU-lidstaten dat zij kunnen vertrouwen dat de rechterlijke macht in alle lidstaten onafhankelijk is en vrij is van beïnvloeding. Het kabinet volgt de situatie daaromtrent nauwlettend.

Het kabinet is bekend met de schorsing van de overlevering van twee Poolse verdachten door de Internationale Rechtshulpkamer van de Rechtbank Amsterdam (IRK), en de prejudiciële vragen die het hierover met spoed aan het Europees Hof van Justitie heeft gesteld. De Nederlandse regering neemt aan deze prejudiciële Hofzaak deel. In algemene zin tonen de vragen van de IRK aan dat het niet naleven van rechtsstaatbeginselen in één lidstaat heel praktische impact kan hebben en nu al heeft voor andere lidstaten, voor de samenwerking tussen de lidstaten en voor de EU-rechtsorde als geheel. De eerbiediging van de rechtsstaat is essentieel voor het kunnen bestaan van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en daarmee het functioneren van de Europese Unie, met name op het terrein van justitiële samenwerking. Als dat wederzijds vertrouwen wegvalt, zet dat de samenwerking op losse schroeven, hetgeen een ongewenste uitkomst is, niet alleen waar het gaat om het overleveringsverkeer met Polen, maar ook waar het andere vormen van justitiële samenwerking betreft. Naar aanleiding van het schriftelijk verzoek van de vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid d.d. 11 september jl. aan de Minister voor Rechtsbescherming verwijst het kabinet verder graag naar de uitgebreidere schriftelijke reactie die uw Kamer op dit punt tegemoet zal gaan.

Ook de rechtsstaat in Hongarije staat nog altijd zwaar onder druk, constateren de leden van de GroenLinks-fractie. Deelt het kabinet de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat de Europese rechtsbeginselen en rechtsstaat beschermd moeten worden tegen intimidatie en bedreigingen, zoals die van de Hongaarse regering om niet akkoord te gaan met het Corona-herstelplan van de EU wegens opgenomen clausules over de rule of law?12 De leden van de GroenLinks-fractie vragen: wat is de inzet van het kabinet binnen de EU betreffende de Europese reactie op deze ontwikkelingen? Welke gevolgen voorziet het kabinet voor het Corona-herstelfonds en voor de artikel-7 procedure in Hongarije, als Hongarije dwars blijft liggen vragen de leden van de GroenLinks-fractie? Betreffende de artikel-7 procedure, stellen de fractieleden van GroenLinks tevens de vraag wanneer er binnen de Raad een hoorzitting wordt georganiseerd en wat daarbij de insteek van Nederland zal zijn? Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie: wat zijn de plannen en ambities van het Duitse voorzitterschap om de artikel-7 procedure nieuw leven in te blazen?

50. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat de Europese rechtsbeginselen en de rechtsstaat te allen tijde beschermd en gerespecteerd moeten worden, voortvloeiend uit de verplichtingen die lidstaten door middel van de Verdragen vrijelijk zijn aangegaan. Het kabinet zet er samen met gelijkgezinde lidstaten op in dat Hongarije aan de bestaande zorgen op het terrein van de waarden van de Unie tegemoet komt. De regelmatige agendering van de artikel 7-procedure, hetzij in de vorm van een bespreking van de stand van zaken, hetzij in de vorm van een hoorzitting, draagt bij aan de politieke druk op Hongarije om dit te bewerkstelligen. Het Duits Voorzitterschap is voornemens in december voor de derde maal een hoorzitting met Hongarije te agenderen. Nederland steunt dit, en zal zijn specifieke inbreng daarvoor in nauw overleg met gelijkgezinde lidstaten afstemmen. Algemene inzet is en blijft dat Hongarije de beginselen van democratie, rechtsstaat en grondrechten onvoorwaardelijk dient te respecteren. Ten aanzien van het herstelfonds geldt dat Nederland streeft naar een sterke en effectieve rechtsstaatsconditionaliteit. Het voorstel voor een MFK-rechtsstaatverordening ziet echter uitsluitend op de beginselen van de rechtsstaat, voor zover die verband houden met de besteding van EU-gelden, en niet breder op naleving van andere Uniewaarden als democratie en grondrechten.

Tot slot maken de leden van de fractie van GroenLinks zich zorgen over berichten die hen bereiken vanuit Bulgarije, waar demonstranten slaags zijn geraakt met de politie en tientallen van hen zijn gearresteerd. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het kabinet aankijkt tegen de demonstraties tegen de Bulgaarse regering, en de zorgelijke ontwikkelingen met betrekking tot de rule of law? Is het kabinet bereid zijn zorgen hierover te bespreken in de aankomende Raad Algemene Zaken, vragen de leden van de GroenLinks-fractie?

51. Antwoord van het kabinet

De aanhoudende anti-corruptie protesten geven aan dat de Bulgaarse bevolking ontevreden is met de vorderingen in de aanpak van zowel de regering als de openbaar aanklager op het gebied van corruptie bestrijding. Een goed functionerende rechtsstaat, met voldoende instrumenten om corruptie en georganiseerde misdaad aan te pakken, is in de eerste plaats essentieel voor Bulgaarse burgers en bedrijven, maar eveneens voor een goede onderlinge samenwerking in de Unie op terreinen als de interne markt en justitiële samenwerking. Dit onderstreept des te meer het belang van het Mechanisme voor Samenwerking en Toetsing (CVM) dat voor Bulgarije is ingesteld, en ziet op maatregelen die Bulgarije treft ter versterking van de rechtsstaat, bestrijding van corruptie en de strijd tegen georganiseerde misdaad.

De specifieke ontwikkelingen in Bulgarije met betrekking tot de rechtsstaat staan op de komende Raad Algemene Zaken niet geagendeerd. Wel zal in het eind september te verschijnen nieuwe jaarrapport van de Europese Commissie over de rechtsstaat ook een landenhoofdstuk gewijd zijn aan Bulgarije. Het Duits Voorzitterschap is voornemens om in oktober over het rapport een horizontale dialoog in de Raad Algemene Zaken te agenderen, en in november te beginnen met een roulerende landenspecifieke dialoog (oftewel peer review) over een aantal afzonderlijke lidstaten.

De leden van de SP-fractie constateren dat er ook gesproken zal worden over de stand van zaken van de artikel-7-procedures van Polen en Hongarije. De leden van de SP-fractie constateren dat de Europese Commissie kritiek heeft gekregen van een groot aantal Europarlementariërs voor de lakse houding die zij had ten opzichte van de massale arrestaties in Polen van LHBTI-rechtenactivisten. Wat vindt het kabinet zelf van dit optreden van de Europese Commissie, vragen de leden van de SP-fractie? Wat zegt dit over de huidige rechten van Polen met een homoseksuele geaardheid?

52. Antwoord van het kabinet

Nederland deelt de zorgen over de recente ontwikkelingen met betrekking tot de situatie van LHBTI’s in Polen. De vrijheid om te zijn wie je bent, ongeacht seksuele geaardheid of genderidentiteit, is een fundamentele Europese waarde, waar alle lidstaten zich aan hebben gecommitteerd. Het kabinet heeft dan ook met instemming kennisgenomen van het besluit van Commissaris Dali (Gelijkheid) afgelopen juli om de twinningaanvragen van 6 Poolse gemeentes die een LHBTI-vrije zone hadden afgekondigd niet toe te kennen. Dat geldt evenzeer voor de uitspraken van Commissievoorzitter Von der Leyen in haar Staat van de Unie, die benadrukte dat «LHBTI-vrije zones humaniteitsvrije zones zijn», en dat de Commissie spoedig met een nieuwe strategie zal komen om LHBTI-rechten in de Unie te versterken. Het kabinet gaat er vanuit dat de Commissie haar rol als onafhankelijk hoedster van de Verdragen ook in dit opzicht zal vervullen, en waar sprake is van aantoonbare schending van het Unierecht de nodige stappen zal zetten.

Kan het kabinet reflecteren op de huidige staat van mediavrijheid in Hongarije, gezien het feit dat tientallen journalisten hun ontslag hebben ingediend na het ontslag van de hoofdredacteur van Index, vragen de leden van de SP-fractie?

53. Antwoord van het kabinet

Het kabinet volgt genoemde en andere ontwikkelingen in de Hongaarse media op de voet en ook het tegengeluid dat betrokken organisaties laten horen over de druk die zij op mediavrijheid ervaren. Onafhankelijke en pluriforme media, persvrijheid en een sterk maatschappelijk middenveld zijn belangrijke verworvenheden, zowel binnen als buiten de EU. Zorgen over de diversiteit in het medialandschap heeft Nederland zowel in bilateraal als Europees verband richting Hongarije geuit en zal dat blijven doen. In dat kader is van belang dat deze zorgen ook onderdeel uitmaken van de artikel 7-procedure en daarnaast aan bod komen in het eerste jaarlijkse rapport waarin de Europese Commissie alle EU-lidstaten langs de rechtsstatelijke meetlat legt. Eén van de vier terreinen waarop in dat kader wordt gemonitord, is mediapluralisme. Het rapport wordt dit jaar verwacht.

De leden van de ChristenUnie-fractie delen de zorgen van het kabinet ten aanzien van de rechtsstaat in onder meer Polen en Hongarije. Wat betekenen de uitspraken van het Europees Hof van Justitie uit dit voorjaar volgens het kabinet en hoe hebben de betreffende landen hierop gereageerd?

54. Antwoord van het kabinet

Ten aanzien van Hongarije heeft het Hof van Justitie op 18 juni jl. uitspraak gedaan in de inbreukzaak van de Europese Commissie inzake de Hongaarse NGO-wetgeving. Deze behelsde onder meer een verplichting voor maatschappelijke organisaties die steun ontvangen uit het buitenland zich als zodanig te laten registeren, dit kenbaar te maken op de eigen website en informatie aan te leveren voor een openbaar register over de aard en herkomst van de steun. Het Hof concludeerde dat de wet een verboden beperking van het vrij verkeer van kapitaal vormt. Het Hof concludeerde daarnaast dat de wet een niet gerechtvaardigde beperking vormt op verschillende rechten uit het Handvest van de grondrechten, waaronder de vrijheid van vereniging en het recht op eerbiediging van het privéleven. De Hongaarse Minister van Justitie en EU-zaken, Judit Varga, gaf in haar eerste reactie aan het arrest te zullen respecteren.

Ten aanzien van Polen maakte de Europese Commissie op 29 april jl. bekend een inbreukprocedure te starten inzake de zogenoemde «muilkorfwet» die op 14 februari jl. in werking trad. Deze verruimt onder meer het begrip «tuchtrechtelijke inbreuk», als gevolg waarvan de tuchtregeling volgens de Commissie kan worden gebruikt als een systeem van politieke controle op de inhoud van rechterlijke beslissingen. Volgens de Commissie is de wet onverenigbaar met het vereiste van rechterlijke onafhankelijkheid, het beginsel van de voorrang van het EU-recht en ook met de werking van het mechanisme van de prejudiciële procedure. De Commissie gaf Polen twee maanden om te reageren op haar ingebrekestelling. Het is nu aan de Commissie om, indien zij van mening is dat de Poolse reactie niet bevredigend is, de volgende stap in de inbreukprocedure te zetten door een met redenen omkleed advies te adresseren aan de Poolse regering. Als ook die ontoereikend, kan de Commissie de stap naar het Hof zetten.

Verder heeft het Hof in zijn beschikking van 8 april jl. in de inbreukzaak tegen Polen inzake het tuchtregime voorlopige maatregelen opgelegd die de werking van de Poolse tuchtkamer van het Hooggerechtshof ten aanzien van tuchtzaken tegen rechters opschort. In de genoemde beschikking wordt Polen opgedragen de Commissie op de hoogte te stellen van de maatregelen die het heeft genomen om volledig aan de beschikking te doen. Commissaris Reynders liet vervolgens op 8 juni jl. weten de Poolse autoriteiten per brief op de hoogte te hebben gebracht van zorgen omtrent de volledige naleving van de voorlopige maatregelen, en hierover voor 24 juni jl. om opheldering gevraagd te hebben. Nadien zijn er voor zover het kabinet bekend geen publieke uitspraken gedaan over deze zaak vanuit de Commissie.

Toekomst van Europa

De leden van de SP-fractie constateren dat er ook verder gesproken zal worden over de planning van de Conferentie over de toekomst van Europa. Wat is de laatste stand van zaken omtrent dit plan? Hoe ligt de discussie momenteel in Europa? Wat is de Nederlandse inzet geworden in deze discussie, vragen de leden van de SP-fractie?

55. Antwoord van het kabinet

De Conferentie over de Toekomst van Europa staat niet meer op de agenda van deze Raad Algemene Zaken. Zoals in de brief aan uw Kamer van 26 juni jl. (Kamerstuk 35 403, nr. 12 ) staat vermeld, is op 24 juni jl. in Coreper overeenstemming bereikt over het Raadsmandaat over het doel, de inhoud en de vormgeving van de Conferentie. De Raad (het roulerend voorzitterschap), het Europees parlement en de Commissie onderhandelen nu over het mandaat, de inhoud en vorm van de Conferentie. Het resultaat daarvan wordt vastgelegd in een gezamenlijke verklaring. Het kabinet zal blijven aansturen op goede tussentijdse terugkoppeling aan en raadpleging van de Raad over de onderhandelingen over de gemeenschappelijke verklaring, mede om uw Kamer tijdig te kunnen informeren.

De Nederlandse inzet is aan uw Kamer uiteengezet in de brief van het kabinet van 14 februari 2020 (Kamerstuk 35 078, nr. 33). Het kabinet steunt de Conferentie als manier om de Europese Unie dichter bij burgers te brengen, met als doelen de democratische legitimiteit van de EU en het draagvlak voor het beleid te verstevigen. Dit vergt mede actieve betrokkenheid van nationale parlementen. Zoals ook gesteld in het Raadsmandaat ziet het kabinet de prioriteiten uit de Strategische Agenda als inhoudelijk leidend kader. Het kabinet onderschrijft dat deze doelen bereikt kunnen worden binnen de bestaande kaders van de EU-verdragen, en acht verdragswijziging nu niet opportuun. Daarbij hecht het kabinet aan een effectieve vormgeving en transparante werkwijze.

Naar boven