21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 2166 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 mei 2020

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brieven van 20 mei 2020 over de geannoteerde agenda voor de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 26 mei 2020 (Kamerstukken 21 501-02 en 25 295, nr. 2163) en over de Nederlandse inzending EU-toetsingscyclus voor de rechtsstaat Kamerstuk 21 501-02, nr. 2165).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 mei 2020 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 26 mei 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Veldman

De adjunct-griffier van de commissie, Buisman

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 26 mei 2020 en hebben daarover enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de Raad Algemene Zaken van 26 mei. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 26 mei 2020 en hebben daarover enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van het kabinet dat er tijdens de Coreper wordt gepleit voor de publicatie van de Raadsagenda per week en niet per maand zoals nu het geval is. Terugkoppeling hierover is voorzien in het verslag van deze RAZ. Echter deze leden verzoeken het kabinet dit ook in te brengen tijdens de RAZ wanneer de Nederlandse oproep geen gehoor krijgt in de Coreper. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om zijn collega’s eraan te herinneren dat zeker in deze crisis en nu er vrijwel alleen informele overleggen gehouden worden het van groot belang is dat er een zo groot mogelijke mate van transparantie wordt toegepast. Tevens vragen deze leden om hierover ook al informeel bij de Duitse collega’s op aan te dringen en het punt over transparantie tijdens het aankomend Duitse EU-voorzitterschap te agenderen.

1. Antwoord kabinet

Tijdens de aanstaande informele videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken ben ik voornemens de oproep1 te herhalen, die gedaan is tijdens het Coreper op woensdag 20 mei jl. voor het vergroten van transparantie in het werk van de Raad en het eerder beschikbaar stellen van agenda’s. In de aanloop naar deze Coreper-bijeenkomst heeft Nederland contact opgenomen met de huidige en de inkomende voorzitter om de inzet van het kabinet op het terrein van transparantie en informatievoorziening (ook richting uw Kamer) in de huidige omstandigheden onder de aandacht te brengen.

De leden van de CDA-fractie verzoeken het kabinet de Tweede Kamer te informeren elke keer dat een schriftelijke procedure gevolgd wordt om ergens over te besluiten. Nu wordt de Tweede Kamer wel geïnformeerd over informele overleggen maar niet over de formele besluiten en dat lijkt toch niet de goede volgorde.

2. Antwoord kabinet

Zoals aan uw Kamer gecommuniceerd, in onder meer de brief van 18 mei jl.2 en in beantwoording van de schriftelijke vragen op 23 april jl.3, informeert het kabinet uw Kamer volgens de geldende afspraken rond de EU-informatievoorziening. Voor de voorstellen waarover schriftelijk wordt gestemd verwijst het kabinet naar het Delegates Portal waartoe uw Kamer toegang heeft en meer in het bijzonder de agenda van Coreper, waarop zoals ook onder normale omstandigheden de schriftelijke procedures zijn opgenomen. Het kabinet zal ervoor zorg dragen dat de informatie over schriftelijke procedures, waar beschikbaar, op een gestructureerde wijze in de geannoteerde agenda’s en verslagen wordt opgenomen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 26 mei 2020. Deze leden hebben nog enkele vragen aan het kabinet.

De leden van de GroenLinksfractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Raad Algemene Zaken dd. 26 mei 2020. Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de Raad Algemene Zaken van 26 mei. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.

COVID-19

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet welke vormen van best practice het kabinet namens Nederland zal inbrengen in de discussie over de ervaringen met COVID-19. Tevens vragen deze leden het kabinet een overzichtelijk verslag te maken van de input van andere leden van de Raad met een appreciatie of die ervaringen van nut kunnen zijn voor de Nederlandse situatie.

3. Antwoord kabinet

Het kabinet vindt het belangrijk dat lidstaten ervaringen delen ten aanzien van de aanpak van COVD-19 en van elkaar leren. Dit draagt ook bij aan de coördinatie van maatregelen. Het kabinet zal geen specifieke best practice benoemen, maar de interventie richten op belang van afschalen zodra de volksgezondheid dit toestaat en prioriteiten die Nederland heeft op het vlak van economisch herstel. Verder zal het kabinet de meerwaarde van nauwe samenwerking tussen buurlanden benadrukken. Het kabinet onderhoudt goede contacten met Duitsland en België over (voor)genomen maatregelen, wat tot dusver heeft geleid tot wederzijds inzicht in nationale beleidskeuzes.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om aan te geven wat de verschillende landen voornemens zijn te doen aangaande het toelaten van toeristen. Zo lijkt toerisme in Griekenland geen probleem te zijn, maar kan daar eigenlijk alleen met het vliegtuig gekomen worden. Wanneer Spanje de grens opent en Frankrijk dit niet doet, hoe kunnen Nederlanders dan toch doorgang worden verleend, zo vragen deze leden. Eerder werd aangenomen dat landen in een zelfde fase van de gezondheidscrisis toegang kunnen verlenen tot elkaar. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet aan te geven hoe deze coördinatie vorm wordt gegeven en op welke manier ook rekening wordt gehouden met noodsituaties. Tevens vragen deze leden of de ambassades in de landen waar traditiegetrouw de meeste Nederlanders op vakantie gaan voldoende capaciteit hebben voor eventuele noodsituaties?

4. Antwoord kabinet

EU-lidstaten gaan verschillend om met het toelaten van toerisme. Over het algemeen zijn zuidelijk- en oostelijk gelegen LS eerder geneigd om toeristen toe te laten. Andere landen doen dit in beginsel niet of alleen regionaal. Op dit moment raadt de regering alle niet-noodzakelijke reizen naar het buitenland af, ook binnen de EU (oranje reisadvies). De mogelijkheid voor het afschalen van een reisadvies zal door het Ministerie van Buitenlandse Zaken per land beoordeeld worden. Gezien de huidige situatie zal hierbij (zowel binnen als buiten EU) rekening gehouden moeten worden met onder andere de volgende ontwikkelingen: de nationale situatie binnen Nederland, de Schengenmaatregelen t.a.v. de Europese binnengrenzen en die t.a.v. de inreis vanuit derde landen. Ook is er het risico dat er i.v.m. de volatiele virus-situatie nieuwe beperkende maatregelen kunnen worden ingesteld.

Het sluiten van grenzen is onder voorwaarden toegestaan onder het EU-recht. Lidstaten kunnen hier hun eigen afweging in maken. Het kan daardoor voorkomen dat toeristen die over land reizen bepaalde bestemmingen niet kunnen bereiken. Het kabinet respecteert nationale beslissingen maar dringt aan op het openen van grenzen zodra de gezondheidssituatie dit toelaat. De Europese Commissie heeft aangekondigd dat ze een digitaal platform wil opzetten waar informatie kan worden uitgewisseld en waar burgers en ondernemers op 1 plaats alle relevante informatie kunnen vinden.

De Europese Commissie heeft in het Toerismepakket de suggestie gedaan dat LS met een gelijksoortige epidemiologische situatie grenzen naar elkaar kunnen openen. Daarbij dient discriminatie tussen lidstaten echter worden voorkomen. Het kabinet zal hierop aandringen.

Het kabinet zal uw Kamer nader informeren over zijn positie in een reactie per Kamerbrief op de richtsnoeren die de Commissie hierover op 13 mei publiceerde.

Nederlandse consulaten en ambassades in de EU lidstaten werken bijna allemaal met een volledige bezetting en zijn, net als in normale omstandigheden, voldoende uitgerust voor het bieden van consulaire bijstand aan Nederlanders. Daarnaast is het contactcentrum in Den Haag 24/7 beschikbaar voor vragen van Nederlanders in het buitenland.

Inachtnemend wanneer de grenzen in Europa de komende maanden weer open gaan voor toerisme, vragen de leden van de CDA-fractie om afspraken te maken over repatriëring wanneer de grenzen in de zomerperiode plotseling sluiten vanwege een lokale COVID-19 outbreak waardoor er mogelijk in heel Europa toeristen vastzitten. Oplossingen zouden kunnen zijn door tijdige aankondiging van voorgenomen maatregelen of het doorgang verlenen van mensen onderweg naar eigen land.

5. Antwoord kabinet

Zowel in normale tijden als nu valt reizen naar het buitenland onder de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Het ministerie informeert de reizigers over mogelijke risico’s via het reisadvies en biedt bijstand in noodsituaties.

Repatriëring, zoals de afgelopen weken onder het convenant is uitgevoerd, vindt slechts onder uitzonderlijke omstandigheden plaats. Binnen Europa was van deze omstandigheden zelden sprake: de grenzen zijn, ook nu, open voor Nederlanders die terug willen keren naar huis, en sinds het uitbreken van de pandemie zijn duizenden Nederlanders op eigen kracht naar huis teruggekeerd. Ook bij een eventuele nieuwe grenssluiting zal Nederland erop inzetten dat Nederlanders zoveel mogelijk op eigen beweging naar huis gaan.

De leden van de D66-fractie hechten er groot belang aan dat de grenzen in Europa zo snel als veilig en verantwoord kan, weer geopend worden. Dit is belangrijk niet alleen voor individuele reizigers, voor de toeristische sector, maar voor de gehele economie van de EU. Om dit veilig en verantwoord te kunnen doen, is uiteraard goede coördinatie tussen de lidstaten nodig, zo vinden de leden van de D66-fractie. Zeker met het oog op de aanstaande zomervakantie en het risico dat het virus op verschillende plekken weer op kan gaan leven. Als coördinatie niet verloopt, en grenzen wederom gesloten worden, heeft dat zeer negatieve gevolgen voor de gehele Europese economie. De leden van de D66-fractie vragen hoe deze coördinatie nu verloopt? Deelt het kabinet de mening dat de grenzen zo snel mogelijk in zijn geheel weer geopend moeten worden, mits dit veilig en verantwoord kan? Wordt er bijvoorbeeld samengewerkt vanuit de verschillende nationale dashboards die het verloop van de pandemie monitoren? Welke structurele samenwerking voorziet het kabinet de komende maanden en mogelijk jaren, om dit binnen de EU goed af te blijven stemmen, zo vragen de leden van de D66-fractie?

6. Antwoord kabinet

Coördinatie over het openen van grenzen verloopt op verschillende niveaus: op EU-niveau in de Raden en andere overleggen, op regionaal niveau zoals het programma Grensoverschrijdende Samenwerking (GROS) en op bilateraal niveau. Nederland gaat een dashboard gebruiken ter ondersteuning van het afbouwen van maatregelen. Verder kijkt het kabinet met belangstelling naar de kaart die het European Centre for Disease Prevention and Control in samenwerking met lidstaten en het Joint Research Center zal ontwikkelen en die de regionale verspreiding van het virus in lidstaten zal tonen.

Het kabinet is sterk voorstander van het openen van binnengrenzen zodra de gezondheidssituatie dit toelaat. Daarbij heeft het kabinet ook oog voor de eventuele gevolgen op het gebied van secundaire migratie.

Het kabinet zal zich beraden op welke wijze zij de structurele samenwerking tussen lidstaten voor zich ziet. Een eventueel besluit hierover zal in goed overleg tussen de lidstaten genomen moeten worden.

Het kabinet zal uw Kamer nader informeren over zijn positie ten aanzien van het opstarten van toerisme zowel nationaal als in Europa naar aanleiding van een reactie op de richtsnoeren die de Commissie hierover op 13 mei publiceerde.

Over de mogelijkheden tot het opstarten van internationaal toerisme vindt momenteel binnen Europa veelvuldig overleg plaats, zowel in EU verband als tussen (groepen) landen. Het bepalen van een soortgelijke epidemiologische situatie alsmede criteria van het verloop hiervan maken deel uit van deze gesprekken. Nederland deelt in deze overleggen de wijze waarop in Nederland de verspreiding van het Coronavirus en het effect daarvan wordt gemonitord en nodigt andere landen uit hetzelfde te doen.

Ook hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over het feit dat Nederlanders die in België wonen al sinds het sluiten van de Belgische grens met Nederland in maart niet naar Nederland hebben kunnen reizen. De Belgische overheid hanteert hierin een strikt beleid, en enkel voor bepaalde uitzonderingsgevallen mag er naar Nederland gereisd worden. Nu deze situatie nog tenminste tot 8 juni voort zal duren, zoals aangekondigd door de Belgische overheid, spreken veel van deze Nederlanders uit dat ze dit een te strikt en moeizaam beleid vinden, omdat zij hun familie en vrienden over de Nederlandse grens al zo lang niet hebben kunnen bezoeken, zo weten de leden van de D66-fractie. Herkent het kabinet dit beeld en is het kabinet bekend met deze signalen? Is het kabinet bereid in overleg met de Belgische collega’s te onderzoeken of er extra uitzonderingen op dit beleid gemaakt kunnen worden, zodat deze groep Nederlanders toch hun familie over de grens kunnen bezoeken, zo vragen de leden van de D66-fractie?

7. Antwoord kabinet

Ja, het kabinet herkent dit beeld en is bekend met deze signalen. In de contacten met België is zowel op ambtelijk als politiek niveau aandacht voor de gevolgen van het sluiten van de grenzen voor de Nederlandse gemeenschap in België en wordt ten aanzien van familiebezoek over de grens gepleit voor versoepeling van de grensmaatregelen. Op 24 mei jl. stelde de verantwoordelijke Belgische Minister De Crem in de media dat grensoverschrijdend bezoek aan familie «met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid» al voor 8 juni mogelijk zal zijn. Een Belgisch besluit hierover volgt naar verwachting spoedig.

De leden van de SP-fractie constateren dat er in verschillende Europese landen erg verschillende exitstrategieën worden gevolgd. De leden van de SP-fractie vragen het kabinet naar de precieze toegevoegde waarde die de «Roadmap» heeft gehad van de Europese Commissie. Zijn er zaken die Nederland heeft opgevolgd naar aanleiding van deze Roadmap? De leden van de SP-fractie constateren dat het lijkt dat Oost-Europese lidstaten het relatief goed doen als het gaat om het managen van deze crisis in het aantal besmettingen. Heeft het kabinet enig idee waarom dit zo is, zo vragen deze leden?

Wat zal de Nederlandse insteek worden bij de gedachtewisseling over de versoepeling van de Coronamaatregelen? Welk onderwerp verwacht het kabinet dat het meeste discussie oplevert?

Hoe kijkt Nederland aan tegen het feit dat er veel landen zijn die weer toerisme willen gaan toelaten. Ziet het kabinet dit als risico of kan wie wil gewoon op vakantie gaan, zo vragen de leden van de SP-fractie?

8. Antwoord kabinet

Het kabinet verwelkomt de Roadmap als afwegingsskader voor het afbouwen van nationale maatregelen. De Commissie heeft deze roadmap verder uitgewerkt in een aantal richtsnoeren voor toerisme die zij 13 mei publiceerde. Het kabinet zal uw Kamer zo spoedig mogelijk haar reactie op deze richtsnoeren toesturen. De roadmap heeft handvatten gegeven waarop de afschaling gebaseerd zou kunnen worden. Deze ondersteunen de door Nederland ingezette koers en het beleid voor de komende periode. De criteria vanuit de Europese Commissie sluiten goed aan bij de kern van het Nederlands beleid. Verschillen tussen landen en tussen regio’s zorgen ervoor dat zinvol vergelijken moeilijk is. Wanneer de crisis voorbij is kunnen we pas evalueren wat de beste aanpak is geweest en hier lessen uit trekken voor de toekomst. Wat de belangrijkste discussiepunten zijn is op dit moment nog onduidelijk omdat de beleidsvorming in veel lidstaten over de versoepeling van de maatregelen nog gaande is.

Het kabinet begrijpt dat het toerisme een belangrijke sector is voor veel landen, en dat Nederlanders zich afvragen wanneer zij weer op vakantie kunnen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken adviseert Nederlanders over de risico’s in vakantielanden via het reisadvies. Dit reisadvies is op dit moment ten minste oranje voor de hele wereld, d.w.z. dat toerisme wordt afgeraden. Per land zal worden bekeken of dit advies kan worden afgebouwd, waarbij de lokale gezondheidssituatie, de daar geldende maatregelen evenals de in- en uitreismogelijkheden een belangrijk deel vormen van de afweging.

Meerjarig Financieel Kader / Herstelfonds

De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van het kabinet ten aanzien van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het daaraan gekoppelde Herstelfonds. De leden van de VVD-fractie vinden het logisch dat gegeven de crisis er binnen het huidige MFK scherpere keuzes worden gemaakt. Minder geld naar de traditionele uitgaven en meer naar het kickstarten van de economie. De meerjarenbegroting kan gegeven de crisis niet op de oude manier doorgaan, zo vinden de leden van de VVD-fractie. Het kan niet èn èn zijn vinden de leden van de VVD-fractie. Hoe ziet het kabinet dit, zo vragen deze leden?

9. Antwoord kabinet

Het is voor het kabinet van belang dat de inzet van herstelmiddelen bijdraagt aan een duurzaam economisch herstel van de Unie en dat het concurrentievermogen van alle lidstaten convergeert naar een hoger niveau, zodat lidstaten economisch weerbaarder en veerkrachtiger uit de crisis komen. Het is daarbij van belang dat de maatregelen worden gebaseerd op een gedegen behoeftebeoordeling. Herstelfinanciering moet gericht worden op groeibevorderende investeringen en gepaard gaan met structurele hervormingen en stappen om het functioneren van de Interne Markt verder te verbeteren. Hersteluitgaven dienen tevens ondersteunend te zijn aan uitdagingen op het vlak van vergroening en digitalisering.

Het kabinet acht het van belang dat een herstelfonds tijdelijk en gericht is. Daarnaast dienen herstelmaatregelen zo veel als mogelijk binnen de kaders van een financieel houdbaar MFK worden vorm gegeven. Herschikking van uitgaven en modernisering van het MFK zijn daarbij van belang. Daarvoor zijn scherpe keuzes noodzakelijk. De focus zal moeten liggen op uitgaven die bijdragen aan het herstel en die een duidelijke Europese meerwaarde hebben.

In de geannoteerde agenda lezen de leden van de PVV-fractie dat meerdere lidstaten, waaronder Duitsland en Frankrijk, voorstellen hebben gedaan voor een Herstelfonds. Welke lidstaten zijn dit en wat stellen zij voor? Wat vindt het kabinet van deze voorstellen, zo vragen deze leden? Wanneer verwacht het kabinet dat er besluitvorming zal plaatsvinden over het nieuwe Commissievoorstel voor het MFK danwel het Herstelfonds, zo vragen de leden van de PVV-fractie? Welke besluitvormingsprocedures zullen hiervoor gelden? De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet of het kan garanderen dat het niet zal instemmen met (verdere) uitgifte van gezamenlijke leningen, obligaties of eurobonds, of alles wat daarop lijkt die worden gegarandeerd door de EU-lidstaten? Kan het kabinet garanderen dat Nederland op geen enkele wijze meer zal gaan afdragen aan de EU? Bent u het eens met de leden van de PVV-fractie dat op zijn minst de Nederlandse bijdrage aan de EU volledig kan worden ingezet om het begrotingstekort van 110 miljard euro deels af te lossen? Zo neen, waarom niet?4 Kan het kabinet garanderen dat het invoeren van Europese belastingen niet bespreekbaar is, zo vragen deze leden? Klopt het dat de Nederlandse bijdrage aan de EU met 50 miljard euro, oftewel 92 procent, zal stijgen als gevolg van het corona recovery fund, zo vragen de leden van de PVV-fractie?5 Zo nee, met hoeveel zal de Nederlandse bijdrage aan de EU dan stijgen?

10. Antwoord kabinet

In de afgelopen periode hebben diverse lidstaten zich uitgelaten over de wijze waarop het Europese herstelpakket zou moeten worden vormgegeven. Het kabinet heeft kennis genomen van de verschillende ideeën en wacht de formele voorstellen van de Europese Commissie af. Het tijdpad voor de besluitvorming over de Commissievoorstellen is nog onduidelijk. Naar verwachting zal de Europese Raad van juni de voorstellen bespreken, voorbereid door een discussie in de RAZ van medio juni.

Naar verwachting zal het herstelpakket uit meerdere elementen bestaan, met verschillende besluitvormingsprocedures. Deze zijn afhankelijk van de gekozen rechtsgrondslag voor het betreffende (wetgevings)instrument. Het kabinet zal hier nader op ingaan bij de appreciatie van de voorstellen. Voor besluitvorming over het Meerjarig Financieel Kader is eenparigheid van stemmen in de Raad vereist. Ook het Europees Parlement moet instemmen.

Het kabinet is terughoudend ten aanzien van nieuwe eigen middelen ter financiering van de Europese begroting en is geen voorstander van voorstellen om de lopende uitgaven uit de EU-begroting te financieren met de gemeenschappelijke uitgifte van schuldpapier.

De afdrachten aan de EU zijn een verdragsrechtelijke verplichting en kunnen niet worden omgebogen voor andere doeleinden. Het kabinet heeft zich er vanaf het begin van de MFK onderhandelingen voor ingezet om een stijging van de EU-afdrachten ten opzichte van de ramingen in de Miljoenennota als gevolg van Brexit te voorkomen. Het is evenwel op dit moment nog niet bekend wat de (voorgestelde) omvang van het aangepaste MFK en van het Europese herstelfonds is. Daarom kan het kabinet nog geen inschatting geven van de gevolgen voor de Nederlandse EU-afdrachten. In de appreciatie van de Commissievoorstellen zal het kabinet hierop een nadere toelichting geven.

De leden van de CDA-fractie weten dat eind mei 2020 het nieuwe voorstel van de Europese Commissie voor het MFK wordt gepresenteerd. Het is nu zo goed als eind mei. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet indien de nieuwe MFK-plannen nog voor deze RAZ worden gepresenteerd de Kamer dan ook vóór deze RAZ een appreciatie van het kabinet zal krijgen. Hierbij verzoeken deze leden nadrukkelijk in te gaan op de herziening van de cohesiefondsen naar allocatie van middelen richting landen die het hardst zijn getroffen door COVID-19.

11. Antwoord kabinet

Naar verwachting zal de Europese Commissie de voorstellen na de RAZ op 27 mei a.s. presenteren. Het kabinet zal de Kamer zo spoedig mogelijk een appreciatie van de voorstellen sturen. Daarin zal het kabinet ingaan op de toedeling herstelmiddelen en de eventuele rol van cohesiefondsen in het economisch herstel.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om elke bespreking over het deze week gepresenteerde Frans-Duitse plan niet in informele vergaderingen te laten plaatsvinden zodat hierover een duidelijke appreciatie aan de Kamer gegeven kan worden en indien er toch gesproken wordt over het Duits-Franse plan voor het Herstelfonds, ontvangen deze leden graag een verslag van de posities die landen innemen in de discussie.

12. Antwoord kabinet

Het Frans-Duitse voorstel voor het Europees herstel van de Coronacrisis staat niet op de agenda van de informele RAZ. Mocht dit voorstel toch aan de orde komen, dan zal het kabinet in het verslag van de RAZ ingaan op het krachtenveld. Het kabinet wacht verder de formele voorstellen van de Europese Commissie af.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een duurzaam, houdbaar en groen herstel van de Europese economie voor Nederland van enorm belang is. Deze leden hebben het voorstel van de Duitse Bondskanselier Merkel en de Franse president Macron daarom ook met grote interesse en enthousiasme ontvangen. Het doel om als EU samen sterker uit deze crisis te komen, onderschrijven deze leden volledig. De leden van de D66-fractie zijn het eens dat het herstel groen moet zijn, en dat er een belangrijke focus moet liggen op digitalisering en innovatie. Tegelijkertijd moet het nog in te richten herstelfonds bijdragen aan structurele hervormingen in de economie, zodat het herstel duurzaam en houdbaar is. De leden van de D66-fractie wijzen andermaal op het Nederlands eigenbelang in het oprichten van een dergelijk fonds. De hele Nederlandse economie, van de Rotterdamse haven tot de Eindhovense chipmakers, van de bloementelers uit de bollenstreek tot de Venlose logistiek, ze zijn allemaal afhankelijk van de levenskracht van de Europese interne markt. Die moeten we dus ook redden, daar moeten we dus ook in investeren, met fikse gezamenlijke investeringen, zo stellen deze leden. Wat de leden van de D66-fractie behoeft het Frans-Duitse voorstel daarom steun, uiteraard na verdere uitwerking van de Europese Commissie. Is het kabinet dat met deze leden eens? Hoe beoordeelt het kabinet deze Frans-Duitse plannen in dat licht? Verder vragen de leden van de D66-fractie naar het speelveld met betrekking tot die Frans-Duitse voorstel. Klopt het dat dit voorstel een uitwerking is van het eerder door de Minister van Financiën afgesproken pakket met de eurogroep? Hoe is door de overige lidstaten gereageerd op dit plan? Welke landen ziet het kabinet als «gelijkgestemde landen» in dit dossier en hoe beoordelen zij dit plan? Wanneer is het kabinet van plan het door haar aangekondigde alternatieve non-paper te presenteren? Wat zal de inhoudelijke strekking van dit plan zijn, en waar verschilt het van het Frans-Duitse plan, zo vragen de leden van de D66-fractie?

13. Antwoord kabinet

Het kabinet beschouwt het voorstel van Duitsland en Frankrijk als één van de bijdragen aan de discussie over het Europese herstelpakket en wacht de formele voorstellen van de Europese Commissie af. De crisis heeft ongekende sociale en economische gevolgen voor alle lidstaten. Het is een gedeeld belang om hiervoor een effectief herstelpakket tot stand te brengen, gebaseerd op een gedegen impact- en behoeftebeoordeling. Het kabinet is het met de leden van D66 eens dat het herstel en de verdieping van de interne markt ook een direct Nederlands belang is. Om dit te bereiken zal het kabinet nauw samenwerken met alle lidstaten.

Ten aanzien van het voorstel van Frankrijk en Duitsland merkt het kabinet op dat deze goede aanknopingspunten bevat op terreinen zoals digitalisering, de ondersteuning van de green deal en het versterken van de interne markt. Het voorstel bevat ook ideeën waar het kabinet kritisch over is. Zo is het kabinet geen voorstander van het voorstel om lopende uitgaven uit de EU-begroting met leningen te financieren.

Het kabinet heeft met Denemarken, Oostenrijk en Zweden een gezamenlijk non-paper verspreid met voorstellen voor een tijdelijk fonds om het economisch herstel te ondersteunen. Dat non-paper is als bijlage bij de beantwoording van dit Schriftelijk Overleg toegevoegd6. Uitgangspunt is een gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK, dat door herschikking van uitgaven bijdraagt aan het herstel. Daarnaast wordt voorgesteld om een tijdelijk en gericht herstelfonds in te stellen, gebaseerd op een gedegen behoeftebeoordeling. Uit dit fonds kunnen leningen aan lidstaten worden verstrekt. Herstelfinanciering moet gericht worden op groeibevorderende investeringen en gepaard gaan met structurele hervormingen en stappen om het functioneren van de Interne Markt verder te verbeteren. Hersteluitgaven dienen tevens ondersteunend te zijn aan uitdagingen op het vlak van vergroening en digitalisering.

De leden van de GroenLinksfractie constateren dat Nederland blijft vasthouden aan eerder ingenomen posities omtrent het MFK en een Herstelfonds. Deze leden vragen het kabinet of de laatste periode toch nog nieuwe inzichten heeft gebracht voor de Nederlandse positie? Daarbij vragen de leden van de GroenLinksfractie zich af op welke «gelijkgezinde lidstaten» het kabinet precies doelt waarmee het optrekt in deze kwestie? Voorts vragen deze leden of er al meer informatie is over het eigenhandige initiatief van de vier «frugals» waaronder Nederland?7

14. Antwoord kabinet

De crisis heeft ongekende sociale en economische gevolgen voor alle lidstaten. Het is een gedeeld belang om hiervoor een tijdelijk en effectief herstelpakket tot stand te brengen, gericht op groeibevorderende investeringen gekoppeld structurele hervormingen in lidstaten en stappen om de interne markt verder te verdiepen. Daarnaast blijft modernisering van het MFK van onverminderd belang, evenals de noodzaak om de EU-begroting financieel houdbaar te houden en tot een eerlijke lastenverdeling te komen.

Het kabinet heeft met Denemarken, Oostenrijk en Zweden een gezamenlijk non-paper verspreid met voorstellen voor een tijdelijk fonds om het economisch herstel te ondersteunen. Dat non-paper is als bijlage bij de beantwoording van dit Schriftelijk Overleg toegevoegd. Uitgangspunt is een gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK, dat door herschikking van uitgaven bijdraagt aan het herstel. Daarnaast wordt voorgesteld om een tijdelijk en gericht herstelfonds in te stellen, gebaseerd op een gedegen behoeftebeoordeling. Uit dit fonds kunnen leningen aan lidstaten worden verstrekt. Herstelfinanciering moet gericht worden op groeibevorderende investeringen en gepaard gaan met structurele hervormingen en stappen om het functioneren van de Interne Markt verder te verbeteren. Hersteluitgaven dienen tevens ondersteunend te zijn aan uitdagingen op het vlak van vergroening en digitalisering.

De leden van de SP-fractie constateren dat de deadline voor het Herstelfonds opnieuw is uitgesteld, nu tot 27 mei 2020. Desondanks vragen deze leden het kabinet naar de inschatting van dit Herstelfonds. Onder welke voorwaarden zal Nederland instemmen en onder welke voorwaarden niet?

15. Antwoord kabinet

Het is voor het kabinet van belang dat de inzet van herstelmiddelen bijdraagt aan een duurzaam economisch herstel van de Unie en dat het concurrentievermogen van alle lidstaten convergeert naar een hoger niveau, zodat lidstaten economisch weerbaarder en veerkrachtiger uit de crisis komen. Het kabinet heeft met Denemarken, Oostenrijk en Zweden een gezamenlijk non-paper verspreid met voorstellen voor een tijdelijk fonds om het economisch herstel te ondersteunen. Dat non-paper is als bijlage bij de beantwoording van dit Schriftelijk Overleg toegevoegd. Uitgangspunt is een gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK, dat door herschikking van uitgaven bijdraagt aan het herstel. Daarnaast wordt voorgesteld om een tijdelijk en gericht herstelfonds in te stellen, gebaseerd op een gedegen behoeftebeoordeling. Uit dit fonds kunnen leningen aan lidstaten worden verstrekt. Herstelfinanciering moet gericht worden op groeibevorderende investeringen en gepaard gaan met structurele hervormingen en stappen om het functioneren van de Interne Markt verder te verbeteren. Hersteluitgaven dienen tevens ondersteunend te zijn aan uitdagingen op het vlak van vergroening en digitalisering.

Kan het kabinet duidelijkheid geven over welke bedragen Nederland zelf met de andere drie lidstaten zit te denken voor het Herstelfonds, zo vragen de leden van de SP-fractie? Wanneer kunnen deze leden dit plan verwachten?

16. Antwoord kabinet

Het kabinet is van mening dat de herstelfinanciering beperkt moet zijn in tijd en omvang en specifiek gericht moet worden op herstelinspanningen. Het kabinet zal de voorstellen voor het herstelpakket in samenhang met de Nederlandse inzet voor het MFK beoordelen.

Om welke redenen is het kabinet tegen het door Bondskanselier Merkel en President Macron gepresenteerde Herstelfonds? Is het kabinet bereid een uitgebreide appreciatie te geven van zowel de plannen van de Europese Commissie, als wel het eigen plan met drie andere lidstaten als die van Frankrijk en Duitsland, zo vragen de leden van de SP-fractie?

17. Antwoord kabinet

Ten aanzien van het voorstel van Frankrijk en Duitsland merkt het kabinet op dat deze goede aanknopingspunten bevat op terreinen zoals digitalisering, de ondersteuning van de green deal en het versterken van de interne markt. Het voorstel bevat ook ideeën waar het kabinet kritisch over is. Zo is het kabinet geen voorstander van het voorstel om lopende uitgaven uit de EU-begroting met leningen te financieren.

De voorstellen van de Europese Commissie worden op 27 mei a.s. verwacht. Het kabinet zal de Kamer daarvan zo spoedig mogelijk een appreciatie sturen.

Conferentie over de Toekomst van Europa

De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet wat de stand van zaken is met betrekking tot de Conferentie over de Toekomst van Europa? De leden van de VVD-fractie delen de opvatting van het kabinet dat het momenteel niet prioritair is om een Conferentie over de Toekomst van Europa in te plannen. Wat betreft de betrokkenheid van burgers hechten de leden van de VVD-fractie er waarde aan dat er een representatieve groep burgers betrokken worden bij de toekomst van de EU. De leden van de VVD-fractie waren zeer te spreken over het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) over opvattingen over de Europese Unie onder burgers. Wil het kabinet het SCP vragen naar mogelijkheden om burgers te betrekken bij de toekomst van de EU?

18. Antwoord kabinet

De onderhandelingen tussen de Commissie, Raad en het Europees Parlement over een gezamenlijke verklaring betreffende het mandaat, de vorm en de inhoud van de Conferentie over de Toekomst van Europa zijn nog niet van start gegaan. De Raad heeft immers nog geen mandaat vastgesteld op basis waarvan het Kroatisch voorzitterschap het gesprek met de andere instellingen aan kan gaan. De discussie hierover in de Raad is begin maart stil komen te liggen naar aanleiding van de COVID-19-crisis. Enkele lidstaten hebben aangegeven het Raadsmandaat op korte termijn af te willen ronden. Deze oproep zal mogelijk worden herhaald in de Raad Algemene Zaken van 26 mei 2020. De verwachting is dat het voorzitterschap hier gehoor aan zal geven, en het Raadsmandaat binnenkort zal agenderen. Het kabinet stelt zich constructief op in de afrondende onderhandelingen van het Raadsmandaat. Het is nog niet bekend of het Europees Parlement en de Commissie hun eerder vastgestelde inzet voor de Conferentie, in respectievelijk een resolutie en een mededeling, gaan aanpassen aan de nieuwe context, bijvoorbeeld voor wat betreft het organiseren van burgerbetrokkenheid.

Het betrekken van burgers zal een kernonderdeel vormen van de Conferentie. Het kabinet heeft eerder al benadrukt dat dit een representatieve groep moet betreffen, en zal hier oog voor houden. Wat betreft het betrekken van burgers in Nederland onderzoekt het kabinet momenteel welke vorm van burgerdialoog opportuun is, ook in de nieuwe context. Dit zal deels ook afhangen van de inhoud van de gezamenlijke verklaring die de Raad met het Europees Parlement en de Commissie overeen moet komen. Daarbij kan ook worden gekeken naar een onderzoek door het Sociaal en Cultureel Planbureau. Nationale parlementen kunnen eveneens een rol vervullen in het versterken van de dialoog met burgers.

Het kabinet zal er aandacht voor blijven vragen dat de Raad tussentijds wordt geïnformeerd en geraadpleegd over de onderhandelingen met het Europees Parlement en de Commissie over de gezamenlijke verklaring, zodat ook nationale parlementen kunnen worden geïnformeerd. Het kabinet zal uw Kamer aanvullend informeren zodra er meer bekend is over de modaliteiten van de Conferentie, en daarbij – zoals toegezegd in het algemeen overleg voor de Raad Algemene Zaken van 28 januari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2128) – een voorstel doen om aanvullende afspraken te maken over de wijze waarop het parlement gedurende de Conferentie informatie wordt verschaft, indien nodig en gewenst.

Wat betreft de timing van de Conferentie over de Toekomst van Europa is het kabinet van mening dat de aandacht nu eerst uit moet gaan naar de crisis en het herstel, zo lezen de leden van de CDA-fractie in de geannoteerde agenda van deze RAZ. Deze leden delen dit standpunt, echter Frankrijk en Duitsland plaatsen hun voorstellen voor een Herstelfonds wel in deze discussie over de toekomst van Europa en de Europese Commissie wil een «groene agenda» op de exitstrategie plakken. Zo lijkt de discussie over de toekomst van Europa meer een debat over de exitstrategie dan over constitutionele en institutionele hervormingen van de Europese samenwerking. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet daarom de inzet van het kabinet voor de Conferentie over de Toekomst van Europa zoals op 14 februari jl is gepresenteerd te actualiseren naar de huidige crisis en de reeds gemaakte voorstellen zoals het Frans-Duitse voorstel, zodat wanneer andere landen deze Conferentie aangrijpen voor een eigen agenda, Nederland daarop kan anticiperen.

19. Antwoord kabinet

De discussie over de toekomst van Europa zal door de COVID-19 crisis in een andere context plaatsvinden. Dit zal naar verwachting ook effect hebben op de inhoud van de Conferentie, en ook de inzet van andere lidstaten en EU-instellingen daarin. Tegelijkertijd biedt de kabinetsinzet zoals verwoord in de Kamerbrief van 14 februari jl. nog een geschikt en actueel kader om de Nederlandse belangen in de Conferentie te behartigen. In de Staat van de Unie brief zal het kabinet tevens de lijnen uitzetten voor de inhoudelijke inzet in de Conferentie. Hierin markeert het kabinet twee accentverschuivingen, om de inzet aan te passen aan de nieuwe context. Enerzijds betreft dit de overtuiging dat de Conferentie geen geschikt forum is om korte termijn herstelmaatregelen te bespreken, gegeven de timing en het karakter van deze besluiten. Daarnaast is het kabinet van mening dat de aandacht nu eerst dient uit te gaan naar de crisis en het herstel.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de Conferentie over de Toekomst van Europa een belangrijke functie heeft in de discussie over de richting van de Europese Unie en de benodigde democratisering ervan. Het is zeker na deze crisis van groot belang er samen sterker uit te komen, en daar kan deze Conferentie een belangrijke bijdrage aan leveren. Het Frans-Duitse voorstel spreekt ook hierover, en stelt dat deze Conferentie een belangrijke kans biedt om een groot democratisch debat te voeren in Europa over hervormingen en prioriteiten. Is het kabinet dit met de leden van de fractie van D66 en deze landen eens? Zo ja, is het kabinet dan ook bereid zich flexibel en constructief op te stellen in de discussie over dit voorstel, en ondanks de beperkende maatregelen vanwege de coronacrisis te kijken naar alternatieven om deze Conferentie niet op de lange baan te schuiven, maar dit belangrijke debat juist nu wel te voeren? De leden van de D66-fractie vragen het kabinet graag om een reactie.

20. Antwoord kabinet

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 14 februari jl. betreffende de kabinetsinzet in de Conferentie (Kamerstuk 35 078, nr. 33) steunt het kabinet de Conferentie als manier om de Europese Unie dichter bij burgers te brengen, met als doelen de democratische legitimiteit van de EU en het draagvlak voor het beleid te verstevigen. De prioriteiten zoals gesteld in de Strategische Agenda zijn daarbij het leidend kader, met als doel deze prioriteiten beter te realiseren, middels transparante besluitvorming, met waarborging van het draagvlak. Het kabinet is nog steeds van mening dat de Conferentie een inclusief forum dient te zijn, gericht op het betrekken van burgers en het maatschappelijk middenveld (en mogelijke andere stakeholders) bij de uitdagingen voor en verwachtingen van de EU op de middellange termijn. Het kabinet stelt zich constructief op in de afrondende onderhandelingen van het Raadsmandaat. Vervolgens zal de Raad met het Europees Parlement en de Commissie een gezamenlijke verklaring overeen moeten komen. Het kabinet voorziet dat de start van de Conferentie opportuun is, wanneer het eerste stof van de crisis is gedaald. Ook is het voor de inbreng en het slagen van de Conferentie van belang dat fysieke bijeenkomsten weer mogelijk zijn, in aanvulling op digitale bijeenkomsten.

De leden van de SP-fractie constateren dat er wellicht gesproken wordt over de rol van de Conferentie over de Toekomst van de Europa. Deze leden constateren ook dat de Conferentie over de Toekomst van Europa voor onbepaalde tijd is uitgesteld. Alsnog staat dit punt op de agenda van de komende Raad Algemene Zaken. De leden van de SP-fractie vragen het kabinet naar de verwachtingen van dit agendapunt. Wat is de Nederlandse inzet voor deze Conferentie? Wordt dit door Nederland nog steeds gezien als navelstaarderij, zo vragen deze leden?

21. Antwoord kabinet

Zie ook antwoorden met nummer 18, 19 en 20. De Conferentie staat niet formeel geagendeerd; het Kroatisch voorzitterschap heeft lidstaten uitgenodigd om in brede zin van gedachten te wisselen over de crisis en voorziet de mogelijkheid dat er ook zal worden gesproken over de Conferentie in het licht van de discussie over de toekomst van de EU na de crisis. Tijdens de Raad Algemene Zaken van 22 april hebben enkele lidstaten de noodzaak voor een dialoog (met burgers) over de toekomst van Europa genoemd, en zagen daarbij een rol weggelegd voor de Conferentie.8 Mogelijk zullen enkele lidstaten hier weer aandacht voor vragen, en pleiten om afronding van het Raadsmandaat.

Rechtsstaat

Deelt het kabinet de mening van de fractie van de VVD dat bepaalde lidstaten zoals Polen en Hongarije de Coronacrisis misbruiken om de normen en waarden van rechtsstatelijkheid aan de kant te schuiven? Deelt het kabinet de mening van de leden van de VVD-fractie dat dit soort gedragingen de steun onder de Nederlandse bevolking voor de EU ondermijnen? Hoe leg je uit dat er landen zijn in de EU die basiswaarden niet delen? Of moeten we helaas langzaam constateren dat de EU geen waarden-gemeenschap is, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Kijk bijvoorbeeld naar Polen waar zo’n honderd gemeenten zich LGBT-vrij heeft verklaard. Op welke wijze wordt dit misbruik in de Raad Algemene Zaken besproken, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

22. Antwoord kabinet

Het kabinet deelt de zorg van de VVD-fractie dat het gevaar bestaat dat sommige lidstaten de COVID-19-crisis aangrijpen om maatregelen door te voeren die vanuit het oogpunt van de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten vragen oproepen. Buitengewone maatregelen in het kader van de bestrijding van COVID-19 zijn weliswaar geoorloofd en wenselijk vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid, maar dienen wel te voldoen aan vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en tevens de waarden van de Unie en internationale verdragsverplichtingen te respecteren. Nu het aantal besmettingen afneemt, is het tevens van belang dat lidstaten de uitgevaardigde noodmaatregelen evalueren en waar nodig aanpassen of verlichten. Indien lidstaten die waarden van de Unie, die zij vrijwillig in de Verdragen hebben onderschreven, niet respecteren, kan het vertrouwen in de EU onder de burgers eroderen en de Europese samenwerking onder druk komen te staan. Het is daarom van het grootste belang dat de Commissie haar taak als hoedster van de Verdragen met voortdurende waakzaamheid blijft vervullen, en dat de Raad de dialoog over rechtsstatelijkheid blijft voeren, zowel in het kader van de artikel 7-procedures als de nieuwe toetsingscyclus. De positie van NGO’s die zich inspannen voor LHBTI’s in Polen zou in de cyclus aan de orde kunnen komen onder de vierde pijler («Overige institutionele onderwerpen die raken aan checks and balances»), waarbij één van de indicatoren ziet op de positie van het maatschappelijk middenveld in de lidstaten. Als zodanig echter maakt de positie van LHBTI’s op dit moment geen onderdeel uit van de rechtsstatelijkheidscyclus. Nederland vraagt verder op verschillende manieren aandacht voor de positie van LHBTI’s in Polen en steunt activiteiten van Poolse organisaties met het doel om acceptatie van LHBTI’s te vergroten.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om de Europese Commissie nadrukkelijk te verzoeken om in hun toelichting op de toetsingscyclus voor de rechtsstaat de maatregelen die lidstaten namen en nog steeds nemen om de COVID-19 pandemie te bestrijden op te nemen en daarbij dan ook een waardeoordeel te geven. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet bovendien om in te brengen om aan de toetsingscyclus toe te voegen de manier waarop lidstaten de noodtoestand invullen en of ze daarbij een einddatum formuleren. Tevens informeren deze leden bij het kabinet of het klopt het dat de Hongaarse premier Orban aan heeft gegeven dat de noodtoestand in Hongarije wordt opgeheven.

23. Antwoord kabinet

De Europese Commissie heeft aangegeven de door de lidstaten genomen maatregelen ter bestrijding van COVID-19 te monitoren. Dat geldt ook voor het al dan niet van kracht zijn van de noodtoestand. Tijdens de vorige videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 22 april jl. zijn deze voorwerp van bespreking geweest (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2157). Nederland heeft toen de Commissie opgeroepen haar monitoring op dit punt voor te zetten, en indien noodzakelijk nadere actie te ondernemen. Tevens zal Nederland zich ervoor inspannen deze bespreking regelmatig in de Raad te blijven voeren zolang de COVID-19-pandemie voortduurt. Nu het aantal besmettingen afneemt, is het van belang dat lidstaten de uitgevaardigde noodmaatregelen evalueren en waar nodig aanpassen of verlichten. De afweging om de manier waarop lidstaten de noodtoestand invullen al dan niet toe te voegen aan de toetsingscyclus laat het kabinet graag over aan de Commissie. Het kabinet wijst er in dat verband op dat de lidstaten hun inzendingen op de door de Commissie gedeelde vragenlijst al hebben ingestuurd, en dat dit onderwerp daar geen deel van uitmaakte. Verder heeft het kabinet kennis genomen van de uitspraken van een Hongaarse regeringsvertegenwoordiger, die aangaf dat deze week een voorstel ingediend wordt bij het Hongaars parlement om de noodbevoegdheden van de Hongaarse regering medio juni in te trekken. Het is op dit moment nog onduidelijk wat het voorstel precies behelst.

De leden van de D66-fractie blijven zeer bezorgd over de rechtsstatelijke situatie in een aantal lidstaten. Deze week heeft Hongarije gesteld geen gevolg te geven aan de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over asielzoekers in de transitzone. Ook werd een wet aangenomen die transgenders het leven onmogelijk maakt. Verder werd journalisten voor kritiek op het Coronabeleid vervolgd voor opruiing met sancties tot gevolg. In Polen blijven de zorgwekkende ontwikkelingen rondom het Hooggerechtshof voortduren. Wat is de reactie van het kabinet op deze ontwikkelingen? Kan het kabinet in het bijzonder reageren op de weigering van Hongarije gehoor te geven aan de uitspraak van het Europees Hof van Justitie? Wat vindt het kabinet hiervan, zo vragen de leden van de D66-fractie?

24. Antwoord kabinet

Het kabinet volgt de genoemde ontwikkelingen met zorg. Kritiek op coronabeleid hoort bij een gezonde democratie waarin journalisten hun werk ongehinderd kunnen doen. Juist in het licht van de COVID-19-crisis is hun rol van groot belang: zowel als het gaat om informatievoorziening en verslaggeving als ook het kritisch volgen van het beleid van overheden, bedrijven en andere relevante actoren. Ten aanzien van de Hongaarse transgenderwet heeft de Mensenrechtenambassadeur namens Nederland haar zorgen uitgesproken. Discriminatie op basis van seksuele oriëntatie of genderidentiteit druist in tegen de waarden van de Unie en staat op gespannen voet met internationale mensenrechtelijke verplichtingen waaraan Hongarije zich verbonden heeft.

Hongarije heeft naar aanleiding van de genoemde uitspraak van het Europees Hof van Justitie op 20 mei jl. de zogenoemde transitzones gesloten. De in de transitzones verblijvende asielzoekers zijn overgebracht naar open centra. Het kabinet hecht belang aan de naleving van het Unierecht en dus ook aan de opvolging van de uitspraken van het Hof van Justitie.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het kabinet tijdens de Raad Algemene Zaken op 26 mei moet uitspreken dat de Europese Unie alleen kan functioneren als unie van democratieën. Het Nederlands kabinet, dat graag lijkt te hameren op het naleven van Europese regels, dient hardop te benadrukken dat rechtsstatelijke principes bindend unierecht zijn. Te meer daar de Minister van Buitenlandse Zaken in een opiniestuk over de koers van de Europese Unie schreef dat we gemaakte afspraken dienen te bewaken. De leden van de D66-fractie gaan er vanuit dat dat ook het geval zal zijn wanneer het de rechtsstaat betreft. Kan het kabinet toezeggen dat het kabinet dit deze Raad Algemene Zaken zal doen?

25. Antwoord kabinet

Het kabinet benadrukt met grote regelmaat op de Raad Algemene Zaken dat het naleven van rechtsstatelijke beginselen een verplichting is die voortvloeit uit de Verdagen die lidstaten uit vrije wil hebben onderschreven, en waar zij derhalve ook op kunnen worden aangesproken. De eerbiediging van de rechtsstaat is bovendien essentieel voor het kunnen bestaan van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten; erosie daarvan gaat ons allen daarom aan. Op de komende vergadering van de leden van de Raad Algemene Zaken is na de toelichting van de Commissie op de stand van zaken met betrekking tot de toetsingscyclus in beginsel geen nadere bespreking voorzien door de Raad. Het jaarrapport van de Commissie in het kader van de toetsingscyclus zal naar verwachting in het najaar inhoudelijk in de Raad Algemene Zaken worden behandeld.

De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet adequate follow-up van de jaarlijkse toetsingscyclus ziet als aandachtspunt. Hoe definieert het kabinet adequate follow-up? Is het kabinet bereid zich ervoor in te zetten dat het intrekken van Europese subsidies onderdeel dient te zijn van deze «adequate follow-up» van de toetsingscyclus voor de rechtsstaat? Zo ja, waaruit zal deze inzet bestaan, zo vragen de leden van de D66-fractie?

26. Antwoord kabinet

Voor het kabinet betekent adequate follow-up dat aspecten van rechtsstatelijkheid die voor verbetering vatbaar zijn onderwerp van bespreking blijven. Dat zou kunnen in de vorm van een peer review die lidstaten in dat kader ondergaan. Op dit moment wordt op ambtelijk niveau bezien hoe het Belgisch-Duits voorstel hiertoe 9 zich zou kunnen verhouden met de toetsingscyclus en de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog in de Raad Algemene Zaken. Het kabinet zet er tevens op in dat ook in de JBZ-raad een dialoog over rechtsstatelijkheid gebaseerd op elementen uit de toetsingscyclus zal worden gevoerd. Het intrekken van Europese subsidies kan van de follow-up geen onderdeel uitmaken: de toetsingscyclus heeft een niet-bindend, preventief karakter en kan als zodanig dus ook geen juridische gevolgen met zich meebrengen. Wel spant het kabinet zich er in het kader van het nieuwe MFK voor in om de ontvangst van EU-fondsen te verbinden aan de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen.

De leden van de GroenLinksfractie zijn zeer positief over de inzet van het kabinet omtrent rechtsstatelijke aspecten van lidstaten in de Europese Unie. Zij hebben naast de inzet in de toetsingscyclus voor de rechtsstaat (AOB) kennisgenomen van het statement van de Nederlandse mensenrechtenambassadeur waarin zorgen worden geuit over het aannemen van een discriminerende wet jegens transgenders in Hongarije.10 Deze leden moedigen het kabinet aan om op deze ingeslagen weg door te blijven gaan. Zij vinden het instrument van de toetsingscyclus waardevol, maar zijn van mening dat in de huidige situatie bij met name Polen en Hongarije er meer en stevigere instrumenten nodig zijn om de Rule of Law in de EU te waarborgen. De leden van de GroenLinksfractie constateren namelijk met droefenis dat Hongarije door Freedom House recent is geclassificeerd als een «transitional or hybrid regime» dat «partly free» is11. Deze leden vragen het kabinet een appreciatie van deze classificatie en wat het betekent dat een EU-lidstaat niet langer officieel een democratie is.

27. Antwoord kabinet

De genoemde classificatie van Hongarije laat het kabinet voor rekening van Freedom House. Het kabinet deelt de zorgen die leven over rechtsstaat, democratie en grondrechten in Hongarije. Samen met gelijkgezinde lidstaten zet het kabinet dan ook in op regelmatige bespreking van deze zorgen in het kader van de artikel 7-procedure. Daarnaast zet het kabinet zich in voor het ook voeren van een dialoog in de JBZ-raad over de juridische elementen van rechtsstatelijkheid. Lidstaten moeten immers kunnen worden aangesproken op naleving van de waarden van de Unie die zij in de Verdragen hebben onderschreven. In dat licht wijst het kabinet tevens op de reeds gewezen en nog lopende inbreukprocedures tegen Hongarije op het terrein van de waarden van de Unie.

De leden van de GroenLinksfractie zijn tevens opgetogen dat Duitsland het komend half jaar voorzitter is van de Raad. Zij hopen dat de Duitse leverage leidt tot stevige waarborgen voor de Rule of Law, zoals het koppelen van de ontvangst van EU-fondsen aan rechtsstatelijkheidsbeginselen. Deze leden vragen het kabinet nader toe te lichten of hiervoor inmiddels de benodigde steun is verzameld, en hoe het kabinet de besluitvorming de komende tijd hieromtrent voor zich ziet en wat hun positie hierin is? Op welke termijn wordt hierover een knoop doorgehakt, verwacht het kabinet, zo vragen de leden van de GroenLinksfractie?

Deze leden vragen daarnaast hoe het staat met het Commissievoorstel Proposal for a regulation on the protection of the Union's budget in case of generalised deficiencies as regards the rule of law in the Member States12 waarin deze koppeling ook wordt voorgesteld, en wat de inzet is van het kabinet bij de implementatie van dit voorstel? Verwacht het kabinet dat een reversed qualified majority haalbaar is voor het eventueel weigeren van het toekennen van fondsen als de rechtstaat in het geding is, zo vragen de leden van de GroenLinksfractie?

28. Antwoord kabinet

Het kabinet is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen de ontvangst van EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, ook wel bekend als de conditionaliteit t.a.v rechtsstatelijkheid, gelet op de zorgen die bestaan over de rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor het kabinet onlosmakelijk verbonden met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen blijven inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen. Het kabinet vindt hierbij een grote groep lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement aan zijn zijde.

Het tijdpad voor de MFK-onderhandelingen is nog onduidelijk. Naar verwachting zal de Europese Commissie na de RAZ, op 27 mei a.s, nieuwe voorstellen presenteren. Op basis van de nieuwe Commissievoorstellen zal de Voorzitter van de Europese Raad naar verwachting werken aan een nieuwe versie van het onderhandelingsdocument. Deze zogenoemde negotiating box bevat alle politieke beslispunten en vormt daarmee concept ER-conclusies over het MFK (het toekomstige MFK akkoord). Ook de conditionaliteit t.a.v. rechtsstatelijkheid, inclusief de wijze van besluitvorming – met omgekeerde of gewone gekwalificeerde meerderheid – over een voorstel van de Commissie om maatregelen te kunnen nemen, zal naar verwachting worden opgenomen in de negotiating box. Het is nog onduidelijk wanneer de lidstaten een nieuwe versie van de negotiating box kunnen verwachten.

De precieze invulling van de conditionaliteit t.a.v. rechtsstatelijkheid wordt verder uitgewerkt in het Commissievoorstel voor een verordening inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtstaat in de lidstaten (de MFK-rechtsstaatverordening) (COM (2018) 324 final). Over deze MFK-rechtsstaatverordening heeft de Raad nog geen algemene oriëntatie bereikt. Aangezien de openstaande punten in de onderhandelingen over de MFK-rechtsstaatverordening nauw samenhangen met de onderhandelingen over de negotiating box, zal de Raad naar verwachting pas weer verder werken aan deze MFK-rechtsstaatverordening nadat de Europese Raad unaniem overeenstemming heeft bereikt over de negotiating box, en daarmee over het MFK-akkoord. Dan zal ook duidelijk worden of besluitvorming met omgekeerde gekwalificeerde meerderheid haalbaar is gebleken. Het kabinet is hier voorstander van omdat deze wijze van besluitvorming bijdraagt aan de effectiviteit van de conditionaliteit t.a.v. rechtsstatelijkheid.

Tevens vragen de leden van de GroenLinksfractie zich af, gezien het gegeven dat de Artikel-7 procedure jegens Hongarije niet voortvarend verloopt, of het kabinet mogelijkheden ziet via artikel 7 lid 1 in de tussentijd «passende aanbevelingen» voor Hongarije te formuleren, gekoppeld aan een tijdspad?13 Is het kabinet zich bereid hiervoor in te zetten?

De leden van de GroenLinksfractie constateren dat de Hongaarse regering wellicht binnenkort van plan is hun verregaande noodkrachten te beëindigen14. Klopt dit, vragen deze leden aan het kabinet? Kan het kabinet toelichten hoe kansrijk het is dat wetten zoals het verbod op officiële registratie van transgenders en het verbod op het verspreiden van «fake news» waardoor al enkele arrestaties zijn verricht15, worden teruggedraaid als de verregaande noodkrachten worden beëindigd? Welke mogelijkheden zijn er voor de Europese Commissie om eerder voorgenomen «gepaste actie» te ondernemen ten gevolge van COVID-19 noodmaatregelen, zo vragen de leden van de GroenLinksfractie?

29. Antwoord kabinet

Artikel 7(1) biedt inderdaad de mogelijkheid voor het doen van aanbevelingen aan Hongarije. Deze aanbevelingen dienen te worden gedaan door de Raad, na goedkeuring van het Europees Parlement, met een meerderheid van vier vijfden van zijn leden. Een belangrijke afweging voor Nederland en gelijkgezinde landen bij deze mogelijkheid is dat het vereiste van instemming van vier vijfden van de Raad zou kunnen leiden tot een significante afzwakking van de inhoud van deze aanbevelingen om deze aangenomen te krijgen. Daarmee zouden de aanbevelingen aan betekenis verliezen, en een robuuste dialoog in de Raad met Hongarije in het kader van de artikel 7-procedure over de concrete zorgen ten aanzien van rechtsstaat, democratie en grondrechten derhalve niet ten goede komen. Samen met gelijkgezinde landen blijft Nederland zich inzetten voor een geloofwaardige en substantiële continuering van de artikel 7-procedure in de Raad, opdat Hongarije spoedig en adequaat aan de bestaande zorgen tegemoet komt. In dat kader wijst het kabinet op het feit dat reeds twee hoorzittingen met Hongarije hebben plaatsgevonden, mede op aandringen van Nederland.

Het kabinet heeft kennis genomen van de uitspraken van een Hongaarse regeringsvertegenwoordiger, die aangaf dat deze week een voorstel ingediend wordt bij het Hongaars parlement om de noodmaatregelbevoegdheden van de Hongaarse regering medio juni in te trekken. Het is op dit moment nog onduidelijk wat het voorstel precies behelst. Het kabinet hoopt dat met aanname van het voorstel de excessieve bepalingen van de begin maart jl. van kracht geworden autorisatiewet ten aanzien van het verspreiden van onjuiste informatie ook niet langer van kracht zullen zijn. De genoemde transgenderwet maakt geen onderdeel uit van de autorisatiewetgeving; een einde aan de noodmaatregelbevoegdheden van de Hongaarse regering betekent dus niet dat de transgenderwet van tafel is.

Indien de Commissie van oordeel is dat bepaalde noodmaatregelen van een lidstaat in het kader van COVID-19 een concrete schending inhouden van het Unierecht, dan kan zij in laatste instantie besluiten een inbreukprocedure tegen deze lidstaat te starten. Zo heeft Commissaris Jourová aangegeven te kijken naar de verenigbaarheid van een recente Hongaarse privacybeperking met de Europese databeschermingsrichtlijn.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet naar de verwachtingen over de stand van zaken die zal worden gegeven van de nieuwe toetsingscyclus over de rechtsstatelijkheid. De leden van de SP-fractie maken zich ernstig zorgen om de uitholling van rechten van burgers en maatschappelijk middenveld in verschillende lidstaten. Hoe kan het voorkomen van deze uitholling een vaste waarde worden in de nieuwe toetsingscyclus? Zouden er punten uit kunnen komen die ook voor Nederland voor verbetering vatbaar zijn, zo vragen de leden van de SP-fractie?

30. Antwoord kabinet

Het kabinet verwacht van alle lidstaten een constructieve houding ten aanzien van de toetsingscyclus: de eerbiediging van de rechtsstaat is essentieel voor het kunnen bestaan van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten; erosie daarvan gaat ons allen daarom aan. De uitholling van het maatschappelijk middenveld maakt ook onderdeel uit van de toetsingscyclus: onder de vierde pijler («Overige institutionele onderwerpen die raken aan check and balances») ziet één van de indicatoren op de positie van het maatschappelijk middenveld in de lidstaten. Het kabinet zal daar in Europees verband aandacht voor blijven vragen. Met het rapport in het kader van de toetsingscyclus beoogt de Commissie op grond van gelijkwaardigheid een overzicht te geven van de belangrijke ontwikkelingen in de lidstaten en op EU-niveau; zowel de negatieve als de positieve. Het doel van de toetsingscyclus is het verdiepen van de dialoog tussen de lidstaten en met de EU en het versterken van het bewustzijn van rechtsstatelijkheid. In die geest staat Nederland open voor punten die verbeterd zouden kunnen worden om de beginselen van rechtsstatelijkheid nog beter te verankeren in ons systeem. In dat verband wijst het kabinet tevens op de Nederlandse inzending op de vragenlijst van de Commissie die op 20 mei jl. met beide Kamers is gedeeld.

Brexit

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de Brexit-onderhandelingen, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Hoe duidt het kabinet de afgelopen onderhandelingsronde die door EU-onderhandelaar Barnier «teleurstellend» is genoemd? Hoe beoordeelt het kabinet commentaren dat de regering van het Verenigd Koninkrijk inschat dat de economische neergang door het Coronavirus zo groot is, dat het de negatieve economische effecten van Brexit camoufleert waardoor het Verenigd Koninkrijk zou willen afkoersen op een no-deal Brexit, zo vragen deze leden? In welke mate is er in de afgelopen weken voortgang geboekt op visserij? Nu de Britten niet van zins lijken een breed akkoord te willen, eigenlijk al voordat de Coronacrisis uitbrak, wat meent het kabinet dat er eventueel nog wel in een akkoord geregeld zou kunnen worden, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Wat is het moment om de voorbereidingen op een no-deal weer ter hand te nemen?

De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet wat de stand van zaken is ten aanzien van de Brexit-onderhandelingen?

31. Antwoord kabinet

In de week van 11 mei vond de derde onderhandelingsronde over het toekomstige partnerschap tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk plaats via videoverbinding. Hoewel de onderhandelingsronde in goede en constructieve sfeer plaatsvond, werd er weinig concrete vooruitgang geboekt op de onderwerpen waar de posities van de EU en het VK ver uiteen liggen. Net als dhr. Barnier acht het kabinet het teleurstellend dat het tot op heden onmogelijk is gebleken om met het VK tot concrete vooruitgang te komen op de lastige onderwerpen, zoals waarborgen voor een gelijk speelveld, visserij, interne veiligheidssamenwerking en de governance en architectuur van het toekomstige partnerschap.

Op 20 mei jl. heeft het VK een tiental conceptverdragsteksten openbaar gemaakt.16 Deze waren al eerder met de Europese Commissie gedeeld, maar het VK wilde aanvankelijk niet dat ze ook met de Lidstaten werden gedeeld. De volgende onderhandelingsronde is voorzien voor de week van 1 juni, eveneens via videoverbinding. In juni zal vervolgens, zoals afgesproken in de politieke verklaring, een EU-VK conferentie op hoog niveau plaatsvinden om de balans op te maken van de vorderingen aan de verschillende onderhandelingstafels. Ook de Europese Raad van juni zal naar verwachting stilstaan bij de vorderingen in de onderhandelingen.

Conform de eerder met uw Kamer gedeelde inzet en in lijn met het EU onderhandelingsmandaat blijft het kabinet inzetten op een breed en ambitieus toekomstig partnerschap met het VK. Ook het VK heeft zich hieraan gecommitteerd in de politieke verklaring over de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK. Desondanks zal als gevolg van de terugtrekking van het VK uit de EU de relatie met het VK onherroepelijk in diepte en intensiteit afnemen. Daar komt bij dat de beschikbare tijd voor onderhandelingen in alle gevallen beperkt is en het aantal complexe onderwerpen groot. Binnen die beperkingen blijft het kabinet inzetten op de best mogelijke uitkomst, waarbij rekening moet worden gehouden met het risico dat er aan het einde van dit jaar een beperkter akkoord ligt dan het kabinet zou wensen, of zelfs geen akkoord. De uitkomst van de onderhandelingen zal uiteraard afhangen van het verdere verloop daarvan en in grote mate van de opstelling en inzet van het VK.

Ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen zal er na het aflopen van de overgangsperiode veel veranderen, ook als er ambitieuze afspraken over het toekomstig partnerschap worden gemaakt. In alle gevallen moeten daarom alle actoren zich voorbereiden op de veranderingen als gevolg van het aflopen van de overgangsperiode: overheden, instellingen, bedrijven en burgers. Deze zogenaamde readiness voorbereidingen zijn gebaseerd op de preparedness- en contingency-maatregelen zoals eerder voorbereid in aanloop naar de terugtrekking van het VK uit de EU. Het soort maatregelen en acties hangt deels nog af van de uitkomst van de onderhandelingen, maar in alle gevallen zullen er bijvoorbeeld grenscontroles voor goederen komen met de bijbehorende administratieve procedures omdat het VK niet langer deel zal uitmaken van de interne markt en de douane-unie. Alleen voor het geval het de EU en het VK niet lukt om tot overeenstemming te komen op een aantal specifieke terreinen zullen opnieuw tijdelijke contingency maatregelen worden getroffen, bedoeld om de meest nadelige gevolgen op te vangen. Rekening houdend met de ontwikkelingen in de corona-crisis zal de communicatie en voorlichting gedurende de overgangsperiode worden geïntensiveerd.

Op 20 mei jl. werd bekend dat de Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (ICES) pulsvisserij minder schadelijk acht dan de traditionele boomkorvisserij, zo constateren de leden van de VVD-fractie. Hoe kijkt het kabinet aan tegen deze uitspraak? Gaat Nederland met deze resultaten de boer op in de EU om te zorgen dat pulsvisserij nu de ruimte krijgt? Zo ja, hoe en wanneer? Je zou zeggen dat dat makkelijk moet zijn want in Europese beleidsdiscussies zeggen zo’n beetje alle Europese instituties en landen dat de EU innovatiever en duurzamer moet, zo menen de leden van de VVD-fractie.

32. Antwoord kabinet

Het pulsverbod is wettelijk vastgelegd in de Verordening Technische Maatregelen, daar verandert dit advies helaas niets aan. Wel bevestigt dit advies dat pulsvisserij een duurzaam alternatief is voor de boomkor, een punt wat Nederland al vaak heeft opgebracht in Europa. Ook nu zal het kabinet dit advies onder de aandacht brengen van de Europese Raad tijdens de Landbouw- en Visserijraad in juni 2020. Daarbij zal het kabinet benadrukken dat dit advies moet worden meegenomen bij de evaluatie van de Verordening Technische maatregelen, die eind 2020 is voorzien. Ook de Hofprocedure die Nederland is gestart in 2019, waarin tot nietigverklaring van het pulsverbod wordt verzocht, loopt nog. Het kabinet zal dit advies daarin meenemen.

De leden van de CDA-fractie spreken hun zorg uit dat het er steeds meer op gaat lijken dat er geen verlenging zal gaan plaatsvinden van de Brexit-onderhandelingen en we op 31 december 2020 een deal moeten hebben op alle fronten. Deze leden vragen het kabinet om de zorg hierover nadrukkelijk uit te spreken in de Raad en er bij de Europese Commissie en Raadsvoorzitter Michel op aan te dringen om nogmaals de Britten te verzoeken tot uitstel zodat de onderhandelingen kunnen worden voortgezet en in het licht van de COVID-19 crisis additionele maatregelen genomen kunnen worden.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet welke gevolgen de COVID-19 crisis heeft voor de Nederlandse contigency planning en voor de Europese contingency planning. De slechte economische toestand en voorspellingen in Nederland en het Verenigd Koninkrijk zullen er voor zorgen dat we nog harder getroffen worden als daar een Brexit zonder goede afspraken overheen komt. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om duidelijk aan te geven hoe de sectoren en bedrijven die nu hard getroffen worden door de COVID-19 crisis eveneens afhankelijk zijn van handel met het Verenigd Koninkrijk.

33. Antwoord kabinet

De in het terugtrekkingsakkoord overeengekomen overgangsperiode loopt tot en met 31 december 2020. De bepalingen van het terugtrekkingsakkoord leggen vast dat de overgangsperiode eenmalig kan worden verlengd met maximaal 24 maanden, indien het VK en de EU daar vóór 1 juli 2020 gezamenlijk toe besluiten in het gemengd comité. Het kabinet blijft zich ervoor inzetten dat een zo groot mogelijk deel van het toekomstig partnerschap van toepassing kan worden aan het einde van de overgangsperiode. Indien een verlenging van de overgangsperiode hier aan kan bijdragen, staat het kabinet daar voor open. Hierbij dient echter te worden aangemerkt dat de regering van het VK zich herhaaldelijk heeft uitgesproken tegen een verlenging van de overgangsperiode.

Ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen zal er na het aflopen van de overgangsperiode veel veranderen, ook als er ambitieuze afspraken over het toekomstig partnerschap worden gemaakt. In alle gevallen moeten daarom alle actoren zich voorbereiden op de veranderingen als gevolg van het aflopen van de overgangsperiode: overheden, instellingen, bedrijven en burgers. Deze zogenaamde readiness voorbereidingen zijn gebaseerd op de preparedness- en contingency-maatregelen zoals eerder voorbereid in aanloop naar de terugtrekking van het VK uit de EU. Het soort maatregelen en acties hangt deels nog af van de uitkomst van de onderhandelingen, maar in alle gevallen zullen er bijvoorbeeld grenscontroles voor goederen komen met de bijbehorende administratieve procedures voor bedrijven omdat het VK niet langer deel uit zal maken van de interne markt en douane-unie. Alleen voor het geval dat het de EU en het VK niet lukt om tot overeenstemming te komen op een aantal specifieke terreinen zullen opnieuw tijdelijke contingency maatregelen worden getroffen, bedoeld om de meest nadelige gevolgen op te vangen. Rekening houdend met de ontwikkelingen in de corona-crisis zal de communicatie en voorlichting gedurende de overgangsperiode worden geïntensiveerd. Tevens houdt het Kabinet nauw in de gaten welke impact de corona-crisis mogelijk heeft op readiness maatregelen zoals die zijn voorbereid en op bijvoorbeeld handelsstromen met het VK en de mate waarin bedrijven extra getroffen worden.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet in kaart te brengen welke situatie er ontstaat wanneer de Britten andere medische voorwaarden hanteren in de strijd tegen COVID-19 dan de leden van de Europese interne markt, welke gevolgen dit dan heeft voor het level playing field van de interne markt? Ook vragen deze leden het kabinet om er in Europees verband voor te pleiten dat de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk op het gebeid van de CIOVID-19 bestrijding in stand blijft? Deze leden vragen het kabinet of er enige afhankelijkheid van Nederland bij het Verenigd Koninkrijk is als het gaat om medische producten, medicijnen of enige andere zaken omtrent de bestrijding van COVID-19.

34. Antwoord kabinet

Nederland en de EU zetten in op een breed en ambitieus toekomstig partnerschap tussen de EU en het VK, zoals aangegeven in het EU onderhandelingsmandaat. Afspraken over samenwerking op het gebied van (medisch) onderzoek, innovatie en gezamenlijke beleidsrespons (gezondheidszorg) op een veelvoud van terreinen is onderdeel van de EU inzet voor het toekomstig partnerschap. In het onderhandelingsmandaat is ook specifiek «health security» opgenomen als thema om afspraken te maken over samenwerking. Het Health Security Committee is een belangrijk gremium voor samenwerking op het gebied van COVID-19.

Het is aan het VK om, binnen de door de EU gestelde kaders, aan te geven in welke mate en intensiteit het zulke samenwerking in de toekomst wil vormgeven. Mogelijke negatieve effecten van een ongelijk speelveld met het VK zijn een belangrijk punt van aandacht voor Nederland en de EU in de onderhandelingen met het VK. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat binnen de EU ook verschillen mogelijk zijn ten aanzien van de medische voorwaarden in de COVID-19 respons.

In brieven van de Minister voor Medische Zorg en Sport van 19 maart en 28 oktober 2019 is uw Kamer geïnformeerd dat reeds tijdens de onderhandelingen over het Terugtrekkingsakkoord voor een aanzienlijk aantal producten op het overzicht van kritieke geneesmiddelen met een afhankelijkheid van het VK, dat door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is opgesteld, oplossingen waren gevonden in het geval van een no deal scenario. Het grootste deel van de handelsvergunninghouders van deze producten heeft inmiddels de dossiers op orde gebracht en voldoet aan de Europese wet- en regelgeving. Voor de resterende producten op het overzicht is een oplossing beschikbaar zoals de verlening van een ontheffing op grond van artikel 3.17a van de Geneesmiddelenwet (Gnw) voor de invoer van geneesmiddelen uit derde landen. Waar nodig zal tijdig voor het aflopen van de overgangsperiode het overzicht van kritieke geneesmiddelen met een afhankelijkheid van het VK worden geactualiseerd.

De voorbereidingen met betrekking tot medische hulpmiddelen en in-vitro diagnostica (IVDs) zijn ook eerder getroffen. In het VK waren vier notified bodies actief voor de medische hulpmiddelen-sector. Bij deze notified bodies stonden ruim 7.500 CE-certificaten geregistreerd. Zoals door de Minister voor Medische Zorg en Sport aangegeven in de antwoorden op eerdere Kamervragen en de Kamerbrief van 28 oktober 2019 is een groot deel van de medische hulpmiddelen bij deze notified bodies overgezet naar Europese notified bodies.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om in te gaan op de voortgang binnen de onderhandelingen over het visserij-akkoord. Volgens media zijn er grote problemen ontstaan op dit voor Nederland zo belangrijke dossier.

35. Antwoord kabinet

In de deelonderhandelingen over visserij tussen de EU en het VK heeft het VK recent zijn positie middels tekstvoorstellen verhelderd. Daaruit blijkt dat er op het gebied van visserij een wezenlijk verschil van inzicht is tussen de EU en het VK. Waar de EU en Nederland pleiten voor afspraken gebaseerd op historische vangst- en visserijrechten als onderdeel van het economische deel van het partnerschap, zet het VK in op een los visserijakkoord met een systeem van jaarlijkse onderhandelingen op basis van het concept van «zonal attachment» (wat internationaal een diffuus begrip is).

De politieke verklaring noemt 1 juli als gezamenlijke streefdatum om tot overeenstemming over een visserijakkoord te komen. Reden hiervoor is dat vanaf de zomer de jaarlijkse totale vangst- en quota onderhandelingen voor 2021 plaatsvinden en dan meer duidelijkheid over de toekomstige visserijrelatie tussen EU en VK zeer wenselijk is. Het blijft derhalve de inzet van de EU om voor de 1 juli datum tot een principeakkoord op visserij te komen met het VK.

De leden van de GroenLinksfractie merken op dat de Brexit-onderhandelingen steeds nijpender worden. Deze leden maken zich zorgen over het feit dat hierbij nog steeds geen substantiële vooruitgang is geboekt. Kan het kabinet toelichten hoe zij de voortgang van deze onderhandelingen appreciëren? Hoe schat het kabinet het risico op een harde breuk in nu er door COVID-19 al sprake is van een grote economische schok, die wellicht kan leiden tot scenario’s waarbij gegokt wordt op een harde Brexit, zo vragen leden van de GroenLinksfractie?

36. Antwoord kabinet

Hoewel de onderhandelingen in goede en constructieve sfeer plaatsvinden, is het duidelijk dat er grote verschillen zijn tussen de standpunten van de EU en die van het VK. Deze verschillen komen met name naar voren op het gebied van waarborgen voor een gelijk speelveld, visserij, interne veiligheidssamenwerking en de governance en architectuur van het toekomstige partnerschap.

Conform de eerder met uw Kamer gedeelde inzet en in lijn met het EU onderhandelingsmandaat blijft het kabinet inzetten op een breed en ambitieus toekomstig partnerschap met het VK. Ook het VK heeft zich hieraan gecommitteerd in de politieke verklaring over de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK. Ondanks de brede en ambitieuze inzet van de EU en Nederland zal de relatie met het VK onherroepelijk in diepte en intensiteit afnemen als gevolg van de terugtrekking van het VK uit de EU. Daar komt bij dat de beschikbare tijd voor onderhandelingen in alle gevallen beperkt is en het aantal complexe onderwerpen groot. Binnen die beperkingen blijft het kabinet inzetten op de best mogelijke uitkomst, waarbij rekening moet worden gehouden met het risico dat er aan het einde van dit jaar een beperkter akkoord ligt dan het kabinet zou wensen, of zelfs geen akkoord. De uitkomst van de onderhandelingen zal uiteraard afhangen van het verdere verloop daarvan en in grote mate van de opstelling en inzet van het VK. De Britse regering maakt daarin haar eigen afwegingen. Bij de voorbereiding van readiness maatregelen wordt rekening gehouden met alle mogelijke uitkomsten, ook met de mogelijkheid dat het niet lukt om tot een akkoord over een toekomstig partnerschap met het VK te komen.

Overig

Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie het kabinet duidelijkheid te verstrekken over het vermeende feit dat de Chinezen de Maltese ambassade in Brussel hebben gebruikt om de Europese Commissie af te luisteren. Tevens vragen deze leden het kabinet om dit te agenderen in de Raad en via de Raad Europol te verzoeken een grondig onderzoek te verrichten naar Chinese afluisterpraktijken.

37. Antwoord kabinet

Over de vermeende afluisterzaak in Brussel kan het kabinet op dit moment geen duidelijkheid verschaffen. In het algemeen acht het kabinet het van belang dat de EU waakzaam is voor de aantasting van de integriteit en exclusiviteit van kennis en informatie. Zoals ook in de jaarverslagen van de AIVD en de MIVD is te lezen, proberen statelijke actoren inzicht te krijgen in besluitvorming en deze te beïnvloeden. Dit acht het kabinet volstrekt onwenselijk. Aangezien de vermeende feiten zouden hebben plaatsgevonden in de ambassade van Malta, is het primair aan de Maltese autoriteiten om te bepalen welke opsporingsdiensten zij benaderen om onderzoek te verrichten.


X Noot
1

Kamerstukken 21 501-20 en 25 295, nr. 1542.

X Noot
2

Kamerstukken 21 501-20 en 25 295, nr. 1542.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2152.

X Noot
4

RTLZ, «Verwachte begrotingstekort schiet door de 100 miljard euro», 20 mei 2020, https://www.rtlz.nl/algemeen/politiek/artikel/5129171/overheidsfinancien-begrotingstekort-100-miljard.

X Noot
5

Nexit Denktank, «Analyse: NL bijdrage aan EU stijgt met 92% (50 miljard) door Corona recovery fund!», 26 april 2020, https://nexitdenktank.nl/analyse-nl-bijdrage-aan-eu-stijgt-met-92–50-miljard-door-corona-recovery-fund/.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
7

Euractiv, ««Frugal Four» working on counter-proposal to Franco-German recovery fund», 20 mei 2020, https://www.euractiv.com/section/economy-jobs/news/frugal-four-working-on-counter-proposal-to-franco-german-recovery-fund/.

X Noot
8

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2158.

X Noot
9

Zie ook Kamerstuk 21 501-02, nr. 1983.

X Noot
10

Bahia Tahzib-Lie, 20 mei 2020, https://twitter.com/BTahzibLie/status/1263078668160700418.

X Noot
13

Europa-nu, «Artikel 7: Schorsing rechten lidstaat» https://www.europa-nu.nl/id/vh25de3ygpxe/artikel_7_schorsing_rechten_lidstaat.

X Noot
14

Reuters, «Hungary could end emergency powers in late June, top Orban aide», 14 mei 2020, https://www.reuters.com/article/us-health-coronavirus-hungary-emergency/hungary-could-end-emergency-powers-in-late-june-top-orban-aide-idUSKBN22Q1I1.

X Noot
15

Warsaw Business Journal, «Hungary: first arrests for spreading fake news» https://wbj.pl/hungary-first-arrests-for-spreading-fake-news/post/127074.

Naar boven