Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2019
Tijdens het Algemeen Overleg d.d. 6 februari jl. over de informele JBZ-raad zegde
de Minister van Justitie en Veiligheid toe dat de Minister van Buitenlandse Zaken
Uw Kamer nader zou informeren over «het peerreviewmechanisme, het initiatief uit België
en het voorstel over de koppeling ontvangst EU-middelen en rechtsstatelijkheid» (Kamerstuk
32 317, nr. 540).
Met het EU-lidmaatschap hebben alle lidstaten zich gecommitteerd aan de waarden van
de Unie, waaronder ook de rechtsstaat (artikel 2 VEU). Helaas staat de rechtsstaat
in een aantal EU-lidstaten in toenemende mate onder druk. Een structurele dialoog
tussen lidstaten hierover ontbreekt vooralsnog. In lijn met de motie-Van der Graaf
(CU) die de regering oproept «zich in te spannen voor een peerreview tussen de lidstaten
onderling alsook tussen de lidstaten en de EU om daarmee in wederzijds vertrouwen
en openheid over het onderwerp rechtsstatelijkheid van gedachten te wisselen» is het
kabinet er voorstander van om een dergelijke structurele dialoog binnen de Unie tot stand te brengen, waarbij dient te worden
voldaan aan de hierna geschetste voorwaarden.
Op initiatief van de Belgische Minister van Buitenlandse Zaken wordt momenteel tussen
de lidstaten een voorstel besproken om te komen tot een intergouvernementeel peerreviewmechanisme
inzake rechtsstatelijkheid en marge van de Raad Algemene Zaken. Nederland is actief
bij dit initiatief aangehaakt. Zo was Nederland op hoogambtelijk niveau vertegenwoordigd
op een bijeenkomst in Berlijn in november 2018 waarbij vrijwel alle lidstaten over
het voorstel van gedachten wisselden. Begin maart 2019 was wederom een ambtelijke
bijeenkomst hierover in Brussel waaraan Nederland deelnam.
De review heeft tot doel een constructieve, gestructureerde en interactieve politieke
discussie tussen alle lidstaten te bevorderen, zodat daadwerkelijke verbetering van
de rechtsstaat kan worden bewerkstelligd. Het mechanisme moet daarbij gebaseerd zijn
op de principes van objectiviteit, non-discriminatie, gelijke behandeling van alle
deelnemende landen, en op basis van een evidence-based en onpartijdige benadering. Ook dient het mechanisme complementair te zijn aan de
activiteiten van EU-instellingen en overige internationale organisaties, zoals de Raad van Europa en de Universal Periodic Review van de VN-Mensenrechtenraad, en aanvullende bureaucratische werklast zoveel mogelijk
te vermijden. Ook dient er gebruik gemaakt te worden van bestaande instrumenten en
expertise. Bezien moet worden hoe de effectiviteit en efficiëntie van het peerreviewmechanisme
kan worden gewaarborgd. Daarbij onderstreept het kabinet nadrukkelijk dat het voorgestelde
mechanisme niet is bedoeld als vervanging van de artikel 7-procedure of andere reeds
bestaande mechanismen en instrumenten.
En marge van de Raad Algemene Zaken van 19 maart a.s. zullen de uitgangspunten van
het voorgestelde mechanisme door België en Duitsland aan de lidstaten ter goedkeuring
worden voorgelegd, waarna de precieze modaliteiten met de deelnemende lidstaten zullen
worden uitgewerkt. Omdat het mechanisme buiten de Europese Verdragen om is voorzien,
is deelname uiteindelijk op vrijwillige basis. Voorzien is dat de review zal plaatsvinden
in de marge van de Raad Algemene Zaken. Inzet van Nederland en gelijkgestemde landen
is echter om zoveel mogelijk landen tot deelname over te halen om een zo inclusief
en zinvol mogelijk mechanisme te creëren.
Het kabinet is er tevens voorstander van te komen tot een mechanisme dat de ontvangst
van EU-fondsen verbindt met het waarborgen van rechtsstatelijkheidsbeginselen, zoals
de Commissie heeft voorgesteld in het kader van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader
(MFK). Uitgangspunt voor het kabinet daarbij is dat de EU-begroting beschermd moet
worden tegen structurele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in lidstaten,
omdat deze een risico vormen voor een goede besteding van EU-geld. Een dergelijk mechanisme
dient naar de mening van het kabinet transparant, proportioneel en juridisch houdbaar
te zijn. Het kabinet spant zich met gelijkgestemde lidstaten in om een dergelijk mechanisme
onderdeel van het nieuwe MFK uit te laten maken. In zijn brief van 20 november 2018
heeft de Minister van Buitenlandse Zaken u nader geïnformeerd over de kabinetspositie
ten aanzien van dit Commissievoorstel, naar aanleiding van het advies van de Europese
Rekenkamer. Dit Commissievoorstel staat los van het hiervoor beschreven peerreviewmechanisme
inzake rechtsstatelijkheid.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren