21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1177 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 september 2012

Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken bestond bij drie fracties de behoefte om aan de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen met betrekking tot het verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 24 juli 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1171) en de geannoteerde agenda van de Informele Raad Algemene Zaken d.d. 30 augustus 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1175).

De minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken hebben op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 29 augustus 2012. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de minister en de staatssecretaris zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Haaster

Algemeen

De leden van de fractie van de VVD kijken uit naar de uitkomsten van de discussies op basis van het issues-paper en zien graag de uiteindelijke resultaten in de nieuwste onderhandelingsbox tegemoet. De VVD-fractie wil het kabinet vragen een aantal punten extra aandacht te geven bij de onderhandelingen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Vrijheid zijn van mening dat Nederland uit de Europese Unie en uit de eurozone moet treden. Toch heeft de PVV-fractie enkele opmerkingen en kanttekeningen aangaande de meest opvallende, in het hiernavolgende verslag verwerkte punten.

Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK)

Uitgavencategorieën

De VVD-fractie is wat betreft hoofdstuk 1A van mening dat dit juist een sterke bijdrage kan leveren aan economische groei en werkgelegenheid in Europa. Daarom wil de VVD benadrukken dat het kabinet dient vast te houden aan de motie-Lucas c.s. (Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 84) en de daarop voortbordurende motie-Pechtold c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 643) die beide pleiten voor het op peil houden van investeringen in innovatie en onderzoek. De VVD deelt dan ook niet de mening van het Cypriotisch voorzitterschap dat ook hier een bijdrage moet worden gevonden voor de reductiedoelstelling. Die bijdrage kan wat de VVD betreft het beste gevonden worden in de twee met voorsprong grootste posten op de EU-begroting, landbouw en cohesie. Op die manier kunnen investeringen in innovatie en onderzoek worden ontzien.

Daarnaast is de VVD-fractie van mening dat de Connecting Europe Facility niet gebruikt moet worden als lapmiddel voor bezuinigingen op de cohesiefondsen. De VVD-fractie verzoekt het kabinet dan ook vast te houden aan het overbrengen van € 10 miljard uit de cohesiefondsen naar de Connecting Europe Facility.

Antwoord van het kabinet:

De Europese Commissie heeft voorgesteld om een deel van het cohesiefonds te oormerken voor investeringen in transportinfrastructuur. Het kabinet is er in beginsel voorstander van dat cohesiemiddelen op deze manier opzij worden gezet om gericht te kunnen investeren in internationaal relevante infrastructurele knelpunten in deze landen.

De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat er ingezet lijkt te worden op een verkleining van het cohesiebudget. Wat de VVD-fractie betreft mag dat een flinke verkleining zijn. Regionale subsidies en cohesie moeten volgens de VVD beperkt worden tot de armste regio’s in de armste landen. Is het kabinet van mening dat dit resultaat bereikt kan worden? Wat is daarnaast de stand van zaken met betrekking tot de conditionaliteiten bij de cohesiefondsen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet structuurfondsen idealiter alleen naar de armste regio’s in de armste lidstaten gaan. Er bestaat in de Raad brede steun voor het principe dat de focus van structuurfondsen op deze regio’s moet liggen. Niettemin is het te verwachten dat rijke regio’s in de volgende periode ook een aandeel uit de structuurfondsen zullen krijgen. Mogelijk zal het Commissievoorstel voor een nieuwe categorie voor transitieregio’s het niet halen, aangezien hiervoor weinig steun is.

In het verslag van het schriftelijk overleg d.d. 23 juli jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1169) heeft het kabinet de actuele stand van zaken met betrekking tot de voorstellen voor de conditionaliteiten in het cohesiebeleid weergegeven.

De leden van de PVV-fractie stellen vast dat in de geannoteerde agenda wordt gesproken over de mogelijkheid en noodzakelijkheid van een besparing van € 100 miljard op het MFK. Hoe hard is deze eis voor het kabinet? Is het kabinet bereid zijn veto te gebruiken tegen een meerjarenbegroting die niet aan deze voorwaarde voldoet?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet wil het MFK-plafond voor betalingen met ten minste € 100 miljard verlagen ten opzichte van het Commissievoorstel. In de onderhandelingen wordt nu nog niet gesproken wordt over concrete bedragen voor de verschillende uitgavencategorieën. Wel heeft het Cypriotisch voorzitterschap op basis van gesprekken met alle lidstaten aangegeven dat het onvermijdelijk is dat het totale uitgavenniveau moet worden verlaagd. Of de uiteindelijke besparing ten opzichte van het Commissievoorstel voldoende is voor het kabinet hangt af van het totaalpakket dat aan het einde van de onderhandelingen voorligt.

De leden van de fractie van de SP steunen de inzet van het kabinet om een fikse besparing te realiseren bij de nu voorgestelde meerjarenbegroting. Echter, zij zouden graag zien dat het kabinet behalve bij de cohesiefondsen ook bij landbouw een fikse inspanning levert om daar te besparen en dat het voorstellen van andere lidstaten daartoe niet blokkeert. Daarnaast blijven deze leden aandringen op het belang van een eerlijke verdeling van de cohesiefondsen waarbij zij de toegang ervan wensen te beperken tot de minst welvarende lidstaten.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet in op een sobere en moderne EU-begroting. Dit houdt in dat er ten minste € 100 miljard (betalingen) aan besparingen gevonden moet worden op het Commissievoorstel. Wat het kabinet betreft, moet het leeuwendeel daarvan gehaald worden uit het cohesiebudget, maar zijn in alle uitgavencategorieën besparingen nodig. Daarbij wil het kabinet de fondsen voor onderzoek en innovatie (Horizon2020) zoveel mogelijk ontzien, zodat hiervoor aanzienlijk meer middelen beschikbaar zijn dan in de huidige periode. Als in de loop van de onderhandelingen de Nederlandse inzet om voldoende besparingen op cohesie te realiseren niet haalbaar blijkt, waardoor de hoofddoelstelling (substantieel lagere afdrachten) niet kan worden gerealiseerd, zal ook het budget voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, net als andere categorieën, in aanmerking kunnen komen voor verdere besparingen

Financiering en eigen middelen

Met betrekking tot de financiering van de EU-begroting benadrukt de VVD-fractie nogmaals tegen nieuwe Europese belastingen als eigen middel van de EU te zijn. Dit geldt specifiek voor de financiële transactiebelasting zoals die voorgesteld is door de Europese Commissie, waar de Kamer met de aangenomen motie-Dijkhoff/Ormel (Kamerstuk 21 501-20, nr. 546) afstand van heeft genomen. Daarnaast is de VVD ook tegen andere vormen van nieuwe Europese belastingen. De Nederlandse burger heeft geen behoefte aan nog een blauwe envelop in de brievenbus, dit keer met gele sterren. De VVD-fractie vraagt het kabinet dan ook om zich hiertegen stevig uit te spreken tijdens de onderhandelingen.

De leden van de PVV-fractie vragen hoe geloofwaardig de toezegging is dat het kabinet een financiële transactiebelasting («Financial Transaction Tax – FTT») en mogelijk andere eigen middelen voor de Europese Unie niet zal accepteren. Aangezien het kabinet eerder aangaf dat Europese probleembanken niet direct uit het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) kunnen worden gesteund maar de premier tijdens de Europese top alsnog overstag ging, is de Partij voor de Vrijheid benieuwd naar de waarde en geloofwaardigheid van bovenstaande toezegging.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is geen voorstander van de invoering van nieuwe Europese belastingen als eigen middel voor de EU en heeft zich in de onderhandelingen meermaals specifiek uitgesproken tegen het gebruik van een financiële transactiebelasting als eigen middel voor de EU. Er is geen aanleiding voor het kabinet om van dat standpunt af te wijken.

De leden van de SP-fractie hebben altijd gepleit voor een financiële transactiebelasting, maar wensen de opbrengsten niet als inkomstenbron voor de EU te gebruiken. Nog minder kunnen zij zich iets voorstellen bij de optie die het kabinet aanhaalt in de geannoteerde agenda om ook wanneer maar een gedeelte van de lidstaten deze belasting invoert, deze alsnog als eigen middel te gebruiken. Is dit niet nog omslachtiger en maakt het een vergelijking tussen de afdracht van lidstaten niet nog omslachtiger, vragen deze leden zich af.

Antwoord van het kabinet:

Enkele lidstaten hebben aangegeven dat zij een verzoek willen doen voor de invoering van een financiële transactiebelasting via nauwere samenwerking. De Europese Commissie heeft informeel laten weten geen juridische obstakels te zien om een dergelijke financiële transactiebelasting in te zetten als eigen middel voor de EU, ook als slechts een beperkt aantal lidstaten deze invoert. In dat geval zouden lidstaten die een deel van de opbrengst van de financiële transactiebelasting afdragen, gecompenseerd kunnen worden met lagere afdrachten van het BNI-middel.

Op het eerste gezicht deelt het kabinet de terughoudendheid van de SP-fractie over de uitwerking hiervan voor het stelsel van eigen middelen. Uitgangspunt voor het kabinet blijft dat het systeem voor de financiering van de EU-begroting eenvoudiger, transparanter en evenwichtiger moet worden. Het kabinet wacht concrete voorstellen af.

Financiële verantwoording

De VVD-fractie vraagt zich af hoe het staat met de onderhandelingen over verbeterde verantwoording van EU-middelen. Welke resultaten zijn hier bereikt en is de inzet van het kabinet hierop veranderd?

De fractie van de Partij voor de Vrijheid mist de verbeterde verantwoording van EU-middelen in het issues-paper. Hoe belangrijk is dit aandachtspunt voor het kabinet? En is het kabinet van plan om op dit punt initiatieven in te brengen, zo ja welke?

De leden van de SP-fractie missen een duidelijke inzet van het kabinet voor een betere verantwoording van de EU-uitgaven, zoals verzocht bij de destijds aangenomen motie-Luijben (Kamerstuk 31 335, nr. 11). Deze leden zien hierbij een duidelijke relatie met het verbeteren van de effectiviteit van deze fondsen.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht eraan dat in de onderhandelingen concrete stappen worden gezet voor verbeterde verantwoording van EU-middelen en transparantie daarover. Het issues paper van het Cypriotisch voorzitterschap en de MFK-onderhandelingsbox bieden hiervoor nuttige aanknopingspunten. Zo wordt de noodzaak erkend om de kwaliteit van de uitgaven te verbeteren, onder andere door middel van «better governance» waaronder conditionaliteiten. De onderhandelingsbox bevat mede op aandringen van Nederland een letterlijke verwijzing naar verantwoording, effectieve besteding en vereenvoudiging van regelgeving, met referte aan diverse sectorale verordeningen waaronder het nieuwe Financieel Reglement van de EU-begroting.

Op 5 juni jl. heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de vorderingen van de onderhandelingen over dit nieuwe Financieel Reglement (Kamerstuk 32 437, nr. 14). Enkele weken daarna hebben een meerderheid van de Raad (Nederland behoorde daar niet toe) en het Europees Parlement zich uitgesproken voor een definitief compromis en zijn de onderhandelingen afgesloten. Dit najaar is formele bekrachtiging van dit akkoord voorzien.

Speerpunten van de Nederlandse inzet waren, naast vereenvoudiging, onder andere het vergroten van transparantie van EU-bestedingen en het introduceren van een verplichte jaarlijkse lidstaatverklaring, met als doel de verantwoording over de besteding van EU-fondsen te verbeteren. Het eindresultaat reflecteert weliswaar enkele stappen voorwaarts in dit opzicht maar beantwoordt niet aan het Nederlandse ambitieniveau (details kabinetsinzet: Kamerstuk 32 437, nrs. 8 t/m 13).

Verbetering van de verantwoording van EU-middelen blijft een belangrijk punt voor het kabinet. Zoals hierboven genoemd, bevat de onderhandelingsbox daarvoor al enkele nuttige aanknopingspunten. Ook het introduceren van zogenoemde ex-ante conditionaliteiten kan ten goede komen aan betere effectiviteit van Europese fondsen. Hierover heeft de Raad een principeakkoord bereikt.

EU-uitbreiding

De leden van de PVV-fractie merken op dat het kabinet in het vorige verslag van het schriftelijk overleg in het kader van de Raad Algemene Zaken d.d. 24 juli 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1169) stelde, dat de Europese Unie niet onbeperkt kan uitbreiden. Het kabinet geeft hierbij niet aan wat – behalve de toetredingscriteria – dan de beperkingen zijn. Klopt het dat, hypothetisch gezien, elk land dat voldoet aan de opgestelde toetredingscriteria alsnog toegelaten kan worden als lidstaat? En hoe wordt dit vervolgens ingecalculeerd in het toekomstige Meerjarig Financieel Kader?

Antwoord van het kabinet:

Toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU vindt plaats wanneer zij voldoen aan de strikte criteria daarvoor, met name de Kopenhagen-criteria, waaronder het absorptievermogen van de EU, en de uitbreidingsstrategie van 2006. Lidstaten besluiten hierover met unanimiteit. Niet elk land dat voldoet aan deze criteria kan lidstaat van de EU worden. In artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU-Verdrag) – de rechtsgrond voor elke toetreding – is onder meer vastgelegd dat enkel Europese staten een EU-lidmaatschapsaanvraag kunnen indienden.

Bij een eventuele uitbreiding van de EU met nieuwe lidstaten zal de Europese Commissie, nadat het toetredingsverdrag is ondertekend, een voorstel doen voor aanpassing van het MFK om met de uit de toetredingsonderhandelingen voortvloeiende uitgaven rekening te houden.

Naar boven