21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr.1169 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 juli 2012

Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken bestond bij zes fracties de behoefte om aan de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen met betrekking tot de brief van 26 juni 2012 inzake het verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 26 juni 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1163) en de brief van 13 juli 2012 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 24 juli 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1165).

De minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken hebben op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 20 juli 2012. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de minister en de staatssecretaris zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie, Knops

Adjunct-griffier van de vaste commissie, Van Haaster

Algemeen

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de fractie van het CDA hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende geannoteerde agenda voor de aankomende Raad Algemene Zaken. Genoemde leden hebben een aantal vragen.

De leden van de fractie van de SP hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Naar aanleiding daarvan hebben zij enkele vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 24 juli 2012.

1. Verslag Raad Algemene Zaken d.d. 26 juni 2012 / Vervolg Europese Raad d.d. 28 en 29 juni 2012

De leden van de fractie van de VVD zouden graag een update krijgen over de onderhandelingen over de cohesieverordening voor de nieuwe meerjarenbegroting. Met name op het gebied van de conditionaliteiten is hier naar verluidt een stevige discussie gaande. Zijn er inmiddels resultaten bereikt op dit gebied? Volgens de VVD-fractie zijn deze conditionaliteiten, mits goed uitgewerkt, één van de belangrijkste pijlers onder de hervorming van het cohesiebeleid.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is het met de VVD-fractie eens dat versterking van de conditionaliteiten een belangrijk aspect is van de hervorming van het cohesiebeleid. Het kabinet zet zich hiervoor in, waarbij het er wel op aandringt dat de voorwaarden zo worden vormgegeven dat deze niet leiden tot een omslachtige bureaucratie en een verhoging van de administratieve lasten. Het kabinet is tevreden met de goede voortgang die de Raad Algemene Zaken op dit onderdeel heeft gemaakt. In april heeft de Raad een principeakkoord bereikt over de vormgeving van de zogenoemde ex-ante conditionaliteiten (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1149). Dit zijn de voorwaarden waaraan lidstaten vooraf moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor gebruikmaking van structuurfondsen. In juni heeft de Raad een principeakkoord bereikt over het prestatieraamwerk (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1163). Op basis van dit raamwerk wordt de voortgang van de programma’s bijgehouden. De Europese Commissie kan in geval van achterblijvende prestaties uitkering van fondsen opschorten en/of korten.

Over de voorwaarden die verband houden met het economische beleid van lidstaten (de macro-economische conditionaliteiten) is in de Raad nog geen akkoord bereikt. Dit onderwerp is onderdeel van de onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader. Het kabinet maakt zich sterk voor stevige macro-economische conditionaliteit en steunt de voorstellen die de Europese Commissie daarvoor heeft gedaan. Als landen zich niet aan de voorwaarden van bijvoorbeeld het Stabiliteits- en groeipact houden, dan moeten fondsen kunnen worden ingehouden.

Naast het groeifonds van € 120 miljard, is het kabinet van mening dat het hervormen van de economie en het op orde brengen van de overheidsfinanciën de enige manier is om voor Griekenland op langere termijn een beter toekomstperspectief te creëren, zo stellen de leden van de PvdA-fractie vast. Genoemde leden willen daaraan toevoegen dat naast bezuinigen ook investeren in groei mogelijk moet zijn en er ruimte is de economie weer draaiende te krijgen.

In reactie op het EMU-rapport van Van Rompuy laat het kabinet weten bereid te zijn een discussie aan te gaan over de EMU op de lange termijn en hanteert het als uitgangspunt een stap-voor-stapbenadering, waarbij de nadruk ligt op het oplossen van de urgente problemen door het uitvoeren van de gemaakte afspraken over het op orde brengen van de overheidsfinanciën, het doorvoeren van hervormingen en het aanjagen van het groeivermogen. De leden van de PvdA-fractie constateren dat met het oplossen van alleen urgente problemen men altijd achter de feiten aanloopt en dat de afgelopen tijd juist heeft laten zien dat er tegelijkertijd gewerkt moet worden aan een langetermijnoplossing ter voorkoming van toekomstige problemen. Kan het kabinet aangeven welke langetermijnoplossingen het met de bestaande instrumenten mogelijk achten welke inzet het heeft op dit vlak?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft in zijn brief van 7 september 2011 inzake de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (Kamerstuk 21 501-07, nr. 839) al gesteld dat de actuele en de fundamentele problemen van de schuldencrisis in de eurozone gelijktijdig een structurele aanpak vereisen. In de brief wordt toegelicht dat meerdere maatregelen nodig zijn, in het bijzonder het op orde brengen van de overheidsfinanciën, het versterken van het groeivermogen van de interne markt en een structurele aanpak waarmee toekomstige crises worden voorkomen. De in de brief geschetste structurele aanpak grijpt aan bij de kern van het probleem, te weten het versterken van begrotingsdiscipline en het stringent handhaven van regels, onder onafhankelijk toezicht en met zo nodig toenemende zwaarte van sancties, waartoe lidstaten zich dienen te verplichten willen zij deel blijven uitmaken van de monetaire unie van de eurozone.

Zoals meer uitgebreid toegelicht in het verslag van de RAZ van 26 juni jl. is het kabinet bereid de discussie voort te zetten over hoe de EMU op langere termijn stabieler kan worden. Daarbij is de volgtijdelijkheid echter cruciaal. Landen moeten hun afspraken nakomen en hun economieën versterken, voordat verdergaande samenwerking zinvol, verantwoord en succesvol kan zijn.

In het EMU-rapport van Van Rompuy wordt een paar keer gesproken over openheid en democratie omtrent de eurozone en beslissingen aangaande de eurozone. Deze blijft tot dusver ver achter de werkelijkheid en wenselijkheid. De leden van de PvdA-fractie willen het kabinet vragen zich actief op te stellen als het gaat om het vergroten van de democratie en openheid omtrent deze beslissingen en zouden graag weten wat de inzet van het kabinet op dit punt is.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is met de leden van de PvdA-fractie van mening dat de democratische legitimatie van verdergaande Europese integratie dient te worden versterkt. Dit zal een belangrijk aandachtspunt van het kabinet zijn bij het vervolg van de discussie over mogelijke toekomstige maatregelen ter versterking van de EMU. Het kabinet ziet zeker ook op dit punt uit naar een constructieve dialoog met het parlement.

Nederland is geen voorstander van het overhevelen van nationale bevoegdheden naar Europees niveau op terreinen als arbeidsmarkt, pensioenen of belastingen. Lidstaten zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk en in de beste positie om nationaal de noodzakelijke structurele hervormingen door te voeren. De leden van de PvdA-fractie menen dat het wel nuttig kan zijn over deze onderwerpen Europese afspraken te maken. Dit betekent niet dat er bevoegdheden worden overgedragen, wel dat er meer uniforme regelgeving in de EU komt over bijvoorbeeld een (relatief) minimumloon.

De leden van de CDA-fractie hechten grote waarde aan een transparante uitwerking van het rapport-Van Rompuy. Ten aanzien van het Pact voor Groei en Banen vragen de leden van de CDA-fractie zich af welke actie van de Raad kan worden verwacht, en hoe de genoemde constructieve opstelling van het Nederlandse kabinet in de praktijk vorm zal krijgen. Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

Bij de uitwerking van het Pact voor Groei en Banen zullen de actiepunten op EU-niveau zich met name richten op verdere vervolmaking van de interne markt, onder meer ten aanzien van de dienstenmarkt, de digitale markt en de energiemarkt. Daarnaast zal de Raad zich op basis van voorstellen van de Commissie inzetten voor vermindering van de regeldruk. Ook zal de Raad zich buigen over voorstellen op het terrein van werkgelegenheid, innovatie, belastingcoördinatie, arbeidsmobiliteit en vrijhandel (voor te nemen acties op lidstaat-niveau, zie onder betreffende vraag van de CU-fractie).

Het kabinet acht het cruciaal voor revitalisering van de Europese economie dat op EU-niveau actie op al deze terreinen actie wordt ondernomen. Dit sluit aan bij de strekking van de diverse Groeibrieven die minister-president Rutte de achterliggende periode met enkele van zijn collega’s heeft geschreven. Wat betreft het verminderen van regeldruk wijst het kabinet er graag op dat de voorgenomen actie op dit terrein goed aansluit op de recente motie Van der Staaij/Slob (Kamerstuk 21 501-20, nr. 656).

De staatshoofden en regeringsleiders verzochten de Raad om in samenwerking met de andere Europese instellingen te bezien hoe implementatie van de voorgenomen maatregelen kan worden bespoedigd. Mogelijk dat tijdens de komende RAZ afspraken worden gemaakt over de wijze waarop in procedurele zin navolging zal worden gegeven aan deze afspraak. In dat geval zal het kabinet u in het verslag van de komende RAZ hierover nadere informatie verstrekken.

De leden van de SP-fractie merken op dat na afloop van de Europese Raad er veel onduidelijkheid is ontstaan over de uitkomst van de Europese Raad. Met name de status van de routekaart van Van Rompuy cum suis en zijn bouwstenen is deze leden niet duidelijk. Ook is uit de agenda niet duidelijk wat de inzet is van het kabinet met betrekking tot het verloop van het vervolgproces. Gaat het kabinet proberen enkele bouwstenen van tafel te krijgen of betreft het vooral een uitwerking van de oplossingsrichtingen van Van Rompuy? Gaan voorstellen worden besproken die een verdragswijziging noodzakelijk maken?

Antwoord van het kabinet:

Zoals vermeld in het verslag (Kamerstuk 21 501-20, nr. 668) heeft tijdens de recentste Europese Raad een korte gedachtewisseling plaatsgevonden over het rapport van ER-voorzitter Van Rompuy. Er zijn hierover geen inhoudelijke besluiten genomen. Wel is de heer Van Rompuy en de overige auteurs gevraagd om een tussenrapport te presenteren voor de ER van oktober a.s. en een eindrapport voor de ER van 13-14 december a.s., daarin een routekaart voor het verwezenlijken van een echte EMU op te nemen, te onderzoeken wat binnen de huidige verdragen kan worden gedaan en welke maatregelen een verdragswijziging vergen, en bij de opstelling van de rapporten de lidstaten nauw te consulteren en het EP te betrekken.

Het kabinet heeft toegezegd de Kamer adequaat te informeren over dit proces zodat deze in de gelegenheid wordt gesteld de discussie te beïnvloeden. Ervan uitgaand dat in de komende RAZ meer duidelijkheid zal worden verkregen over het vervolgproces zal het kabinet uw Kamer in het verslag hierover nadere informatie verstrekken.

Tijdens de Europese Raad van 28 en 29 juni jl. is besloten tot een Pact voor Groei en Banen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af welke specifieke acties Nederland zal of moet ondernemen in het kader van dit pact.

Antwoord van het kabinet:

Voor Nederland komen de in het Pact voor Groei en Banen gemaakte afspraken op lidstaat-niveau feitelijk neer op het opvolging geven aan de aanbevelingen die Nederland heeft gekregen in het kader van het Europees Semester. Deze sluiten aan bij het beleid dat het kabinet reeds voert om de Nederlandse economie te versterken en de overheidsfinanciën op orde te brengen.

2. Meerjarig Financieel Kader 2014-2020

De leden van de fractie van de VVD hebben vernomen dat de Europese Commissie het oorspronkelijke voorstel voor de meerjarenbegroting heeft aangepast vanwege de voorziene toetreding van Kroatië en de nieuwe groeiverwachtingen. Het nieuwe voorstel laat een verhoging van € 8 miljard in verplichtingen zien in vergelijking met het vorige en een verhoging van € 16 miljard aan betalingen. De VVD-fractie wil graag weten waar het grote verschil tussen de verhoging in betalingen en verplichtingen vandaan komt en wat de onderbouwing van de Commissie is bij deze verhogingen. Het bevreemdt de VVD-fractie dat de Commissie deze verhoging voorstelt. In tijden van recessie en tegenvallende groeiverwachtingen is in lidstaten juist zichtbaar dat er gesneden wordt in begrotingen. De Commissie ziet dit blijkbaar als reden om meer geld uit te geven. Daarnaast zou de begroting volgens de VVD-fractie niet met méér moeten toenemen dan de contributie van Kroatië, nadat dit land toetreedt. Wanneer Kroatië netto-ontvanger zal worden, wat zeer waarschijnlijk zo zal zijn, dan moet de inhoud van de potjes cohesie en landbouw op een andere manier onder de overige lidstaten verdeeld worden en niet simpelweg worden verhoogd. Dat zou volgens de VVD-fractie wijzen op verantwoordelijk begrotingsbeleid. Wat vindt het kabinet van deze verhoging van de conceptmeerjarenbegroting en wat voor gevolgen heeft dit voor de Nederlandse inzet om het voorstel te verlagen met € 100 miljard?

Antwoord van het kabinet:

De Europese Commissie heeft op 6 juli jl. aangepaste cijfers gepresenteerd voor de voorstellen voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (2014–2020). De voorgestelde plafonds stijgen met 8,2 miljard euro voor vastleggingen en met 15,4 miljard euro voor de betalingen. Met deze aangekondigde actualisering van de voorstellen houdt de Commissie rekening met de voorziene uitbreiding van de EU met Kroatië, met de meest recente economische statistieken en met de meest recente groeiverwachtingen. Op basis van deze gegevens heeft de Commissie het cohesiebudget voor de EU27 met 5,5 miljard euro (vastleggingen) naar beneden toe bijgesteld. Door de EU-toetreding van Kroatië neemt het cohesiebudget echter per saldo toe. In totaal (alle uitgavencategorieën) stijgt het Commissievoorstel vanwege de toetreding van Kroatië met 13,7 miljard euro (vastleggingen).

Het verschil tussen de verhoging van de plafonds in betalingen en vastleggingen wordt voornamelijk verklaard door een stijging van de RAL (Reste à Liquider: vastleggingen die nog niet tot betaling zijn gekomen). De Commissie verwacht dat de RAL aan het einde van het huidige MFK hoger zal zijn dan eerder werd verondersteld. Zij baseert zich hierbij op recente gegevens over de EU-begrotingen voor 2011–2013. Doordat de begrotingen in betalingen lager zijn vastgesteld dan de Commissie in het oorspronkelijke voorstel had geraamd, gaat de Commissie er vanuit dat de lagere betalingen die daardoor resulteren in de huidige periode, alsnog in de volgende MFK-periode zullen moeten worden gedaan.

Het kabinet neemt een kritische houding aan over de aanpassingen van het Commissievoorstel, temeer deze een verdere stijging van het MFK met zich meebrengen. Het kabinet constateert dat de Commissie zich heeft beperkt tot technische aanpassingen en daardoor de kans niet heeft benut om een aantal inhoudelijke wijzigingen voor te stellen naar aanleiding van de onderhandelingen in de Raad. Had zij dit wel gedaan, dan had bijvoorbeeld een verhoging van het plafond in het Commissievoorstel kunnen worden voorkomen. Aangezien het oorspronkelijke Commissievoorstel voor het kabinet al veel te hoog was, versterkt de extra verhoging voor het kabinet de noodzaak om ten minste 100 miljard euro te besparen op het Commissievoorstel. Het kabinet zal de technische aanpassingen ook in dat licht bezien.

Bij de onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader heeft een tweetal cohesielanden aangegeven de onderhandelingsbox niet te kunnen accepteren als basis voor verdere onderhandelingen omdat deze elementen bevat die door deze landen niet geaccepteerd kunnen worden, zo stellen de leden van de PvdA-fractie vast. Genoemde leden vragen of het bij het kabinet bekend is om welke landen het gaat en om welke elementen. Welke invloed heeft dit op het verdere verloop van de onderhandelingen?

Antwoord van het kabinet:

De Europese Raad heeft tijdens de laatste bijeenkomst met één stem de voortgang in de MFK-onderhandelingen verwelkomd en daarbij aangegeven de door het Deense voorzitterschap opgestelde onderhandelingsbox te nemen als vertrekpunt voor verdere onderhandelingen.

De leden van de CDA-fractie kunnen zich in grote lijnen vinden in de inzet van het kabinet ten aanzien van dit onderwerp. Wel heeft de CDA-fractie vragen bij de strategie die wordt gevolgd ten aanzien van het gemeenschappelijk landbouwbudget. Wat bedoelt het kabinet als wordt opgemerkt, dat als de hoofddoelstelling niet wordt gerealiseerd, een besparing op het landbouwbudget aan de orde is? Waar is deze stellingname op gebaseerd en wat betekent dit voor het vervolg van de onderhandelingen? Kan het kabinet concreet aangeven welke besparing het denkt te kunnen halen bij de cohesiefondsen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet in op een sobere EU-begroting en vindt dat er ten minste 100 miljard euro aan besparingen gevonden moeten worden ten opzichte van het Commissievoorstel. Een groot deel van deze besparingen wil het kabinet realiseren door bezuinigingen op structuurfondsen voor met name rijke landen en regio’s. Als deze bezuinigingen niet haalbaar blijken, zullen elders extra besparingen gevonden moeten worden. Een verdere besparing op het landbouwbudget, net als op andere uitgavencategorieën, kan dan tot de mogelijkheden behoren.

De leden van de CDA-fractie hechten aan een zorgvuldige afronding van de onderhandelingen. Kan het kabinet ingaan op de verschillende posities die de lidstaten innemen? Is er sprake van dat de verschillende posities elkaar naderen en is het te verwachten dat er nog dit jaar een akkoord zal zijn? Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

In het verslag van de RAZ van 29 mei jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1157) heeft het kabinet het krachtenveld uiteengezet. Eind augustus / begin september van dit jaar zal uw Kamer de volgende kwartaalrapportgage ontvangen waarin de laatste stand van zaken zal worden geschetst. De Europese Raad van 28-29 juni jl. heeft de ambitie bevestigd om de onderhandelingen tegen het einde van dit jaar af te ronden. Hoewel lidstaten vooralsnog van mening verschillen over belangrijke elementen (cohesiebeleid, landbouwbeleid, omvang MFK, eigen middelen) is de inschatting van het kabinet dat een akkoord dit jaar haalbaar is.

De leden van de fractie van de PVV stellen vast dat aan het einde van dit jaar een akkoord wordt verwacht betreffende de meerjarenbegroting 2014–2020. De Partij voor de Vrijheid heeft echter een vraag over de huidige meerjarenbegroting; deze blijkt namelijk te gaan stijgen met 2,79% ten opzichte van 2012. De uitgaven stijgen hierdoor in 2013 met € 3,6 miljard ten opzichte van dit jaar! Wat is het standpunt van het kabinet hieromtrent?

Antwoord van het kabinet:

Vermoedelijk refereren de leden van de PVV-fractie naar de onderhandelingen over de EU-begroting voor 2013. Zoals gemeld in de geannoteerde agenda zal de RAZ tijdens de bijeenkomst op 24 juli a.s. formeel zijn positie vaststellen. In de voorliggende, op ambtelijk niveau voorbereide Raadspositie stijgen de betalingen met 2,8% ten opzichte van 2012. Nederland zal tegen dit voorstel stemmen, aangezien een dergelijke Raadspositie ver verwijderd is van onze inzet gericht op een nominale bevriezing van de jaarbegroting. De minister van Financiën heeft de Kamer over deze onderhandelingen nader geïnformeerd in het verslag van de Ecofin-Raad van 10 juli jl.

Indien de Nederlandse bijdrage aan de EU gelijke tred zou houden met die van Duitsland en Italië, dan levert dit Nederland een jaarlijkse afdrachtenkorting van € 2 miljard op. Is het kabinet bereid, zo vraagt de PVV-fractie, dit als (hernieuwd) uitgangspunt te nemen in de onderhandelingen, mede gezien de recente bezuinigingsmaatregelen waarmee de Nederlandse inwoners worden geconfronteerd?

Antwoord van het kabinet:

Voor de inzet in de MFK-onderhandelingen neemt het kabinet als uitgangspunt de in het Regeerakkoord geformuleerde hoofddoelstelling van een substantiële verlaging van de Nederlandse afdrachten en een toekomstbestendige EU-begroting. Het kabinet zet daarbij in op: 1) bevriezing van het MFK, wat een besparing betekent van ten minste 100 miljard euro ten opzichte van het Commissievoorstel; 2) behoud van de huidige korting en; 3) behoud van de huidige perceptiekostenvergoeding.

De leden van de SP-fractie vragen of het kabinet kan aangeven op welke wijze de groeiverwachtingen en de toetreding van Kroatië van invloed zijn op het voorstel voor een nieuw Meerjarig Financieel Kader.

Antwoord van het kabinet:

Voor de beantwoording van deze vragen wordt verwezen naar de antwoorden op gelijkluidende vragen van de leden van de VVD-fractie hierboven.

De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich vinden in de Nederlandse positie die gericht is op een sobere en moderne begroting. Genoemde leden zijn van mening dat de EU zich dient te richten op haar kerntaken en dat het aantal Europese fondsen in aantal en omvang dient af te nemen. Met name de structuurfondsen dienen volgens de leden van de ChristenUnie-fractie primair ingezet te worden om de armere regio’s in de EU te helpen. Tegelijkertijd willen genoemde leden ook dat de betalingspositie van Nederland verbetert, door in elk geval de afdrachtkorting te handhaven. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af hoe de Nederlandse positie (sobere en moderne EU-begroting) zich momenteel verhoudt tot de posities van andere lidstaten? Met welke lidstaten zit Nederland op één lijn met betrekking tot het nieuwe Meerjarig Financieel Kader?

Antwoord van het kabinet:

Nederland trekt in de MFK-onderhandelingen op in een coalitie van circa 10 gelijkgezinde lidstaten (onder andere het VK, Duitsland, Frankrijk, Zweden, Denemarken). Samen met deze lidstaten zet Nederland zich in voor een sobere en modernere EU-begroting, hetgeen zich vertaalt in een gedeelde wens tot een zeer substantiële verlaging van het uitgavenplafond ten opzichte van het Commissievoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich niet vinden in de verschuiving van budget vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) naar onderwijs, onderzoek en innovatie. Genoemde leden vinden het belangrijk dat er geïnvesteerd wordt in onderzoek en innovatie om de Nederlandse en Europese concurrentiekracht te versterken, maar dit mag niet ten koste gaan van het budget voor landbouw en plattelandsontwikkeling, dat al nominaal bevroren is ten opzichte van 2007–2013. Nederlandse boeren worden door de geplande herverdeling al geconfronteerd met een behoorlijke daling van de bedrijfstoeslagen. Daarom zouden genoemde leden eerst willen kijken naar de mogelijkheden om te bezuinigen op de structuurfondsen.

Het kabinet streeft naar een groter accent op concurrentievermogen en innovatie binnen het cohesiebeleid en het GLB. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af hoe het kabinet dit concreet voor zich ziet binnen het GLB? Kan dit ook leiden tot een verschuiving in budgetten (minder hectaresteun, meer geld voor verbetering van de concurrentiekracht en innovatie)?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet verschillende aangrijpingspunten in de voorstellen voor het nieuwe GLB. Ten eerste zijn er diverse mogelijkheden binnen het voorziene Plattelandsbeleid (Tweede Pijler) om het accent te leggen op maatregelen die via stimulering van het innovatievermogen van de sector de concurrentiekracht en de duurzaamheid kunnen versterken. Ten tweede bieden de voorstellen de mogelijkheid om middelen van de Eerste naar de Tweede Pijler over te hevelen. Of en zo ja, in hoeverre, Nederland hiervan gebruik zal maken komt aan de orde bij de voorbereiding van de implementatie van het nieuwe GLB, naar verwachting in de loop van 2013. Tot slot streeft het kabinet naar ruimte binnen de GLB-vergroeningsvoorstellen van de Europese Commissie om innovaties te bevorderen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben ten slotte zorgen over de voortgang van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader. Eind augustus wil men beginnen met de inhoudelijke onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader, terwijl de onderhandelingen in de Raad reeds vier maanden later afgerond moeten zijn. In dit verband vragen genoemde leden zich af of tijdens de Raad van 24 juli a.s. ook al een knoop wordt doorgehakt over de onderhandelingsbox.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorgen over voortgang van de onderhandelingen niet. Onder Deens voorzitterschap heeft de Raad het afgelopen halfjaar goede voortgang gemaakt, zowel wat het MFK zelf betreft als wat betreft de inhoudelijke beleidsvoorstellen die binnen het MFK gefinancierd moeten worden. De verwachting is dat dit proces de komende maanden verder zal intensiveren om de onderhandelingen eind dit jaar af te ronden. De Raad zal daarbij de onderhandelingsbox die door het Deens voorzitterschap is opgesteld verder ontwikkelen, zoals door de Europese Raad van 28-29 juni jl. is besloten.

Verder vragen deze leden welke specifieke elementen in de onderhandelingsbox niet kunnen worden gesteund door Nederland (zie het verslag van de vorige Raad Algemene Zaken)?

Antwoord van het kabinet:

De onderhandelingsbox bevat diverse opties die niet op steun van Nederland kunnen rekenen. Voorbeelden daarvan zijn onder andere de invoering van een categorie van transitieregio’s in het cohesiebeleid, de optie dat de Nederlandse afdrachtenkorting wordt verlaagd of afgeschaft, de manier waarop de directe betalingen uit het GLB worden herverdeeld en passages die leiden tot afzwakking van het excellentiecriterium voor onderzoek en ontwikkeling. Het kabinet is van mening dat de onderhandelingsbox echter voldoende evenwichtig is en daarmee een goede basis voor verdere onderhandelingen.

3. Cypriotisch voorzitterschapsprogramma

De VVD-fractie zou graag willen weten wat de stand van zaken is ten aanzien van de Turkse houding ten opzichte van het Cypriotische EU-voorzitterschap. Zal Turkije eerdere dreigementen over het opschorten van de EU-betrekkingen waarmaken of is er op een andere manier een veranderde Turkse houding tegenover de EU te zien?

Antwoord van het kabinet:

Turkije heeft tijdens de 50ste EU-Turkije Samenwerkingsraad (juni 2012) bevestigd dat het geen contact zal hebben met het voorzitterschap zolang Cyprus deze functie bekleedt. Het kabinet neemt afstand van deze uitspraken. Turkije gaat niet over het voorzitterschap; daar gaat de EU zelf over. De Europese Raad heeft dan ook in de conclusies van 5 december 2011 zijn bezorgdheid over de Turkse opstelling uitgesproken en opgeroepen tot volledige eerbiediging van de rol van het voorzitterschap van de Raad. Het kabinet tekent hierbij aan dat op een groot aantal deelterreinen de Commissie of Hoge Vertegenwoordiger Ashton/EDEO op dagelijkse basis de functionele contacten met Turkije onderhoudt.

De VVD-fractie is tevreden over het ambitieuze Cypriotische programma en hoopt met name dat de komende maanden vooruitgang wordt geboekt met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de hervorming van het cohesiebeleid en het vergroten van het belang van onderzoek en innovatie binnen de EU-begroting en het EU-beleid.

De leden van de CDA-fractie nemen met belangstelling kennis van de gepresenteerde agenda van het Cypriotisch voorzitterschap. Deze leden hebben waardering voor de constructieve opstelling die het kabinet zegt te zullen betrachten. Kan het kabinet concreet maken hoe deze constructieve opstelling uitgewerkt zal worden bij de verschillende genoemde agendapunten? Op welke manier zal bijvoorbeeld worden ingezet op het aanzwengelen van groei en banen en wat zal de Nederlandse positie hierin zijn? Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

Verwezen wordt naar bovenstaande beantwoording op de vragen van de CDA- & CU-fracties betreffende het Pact voor Groei en Banen. Ook wordt verwezen naar ondergaande vragen van de CU-fractie over verdieping van de interne markt.

De leden van de fractie van de Partij voor de Vrijheid zijn van mening dat Nederland uit de Europese Unie en uit de eurozone moet treden. Aan het werkprogramma van Cyprus heeft de PVV dan ook geen boodschap, wel hebben deze leden enkele opmerkingen over de meest opvallende, hiernavolgende punten.

Het kabinet stelt dat Cyprus allerwegen heeft benadrukt zuiverheid te willen betrachten ten aanzien van het onderscheid tussen het nationale probleem van de kwestie-Cyprus met Turkije en het EU-toetredingstraject van Turkije. Hoe duidt het kabinet dit? Steunt het kabinet ook de recente handreiking van Eurocommissaris Füle richting de Turkse minister van Europese Zaken en hoofdonderhandelaar Bagis om de Europese onderhandelingen met Turkije nieuw leven in te blazen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet steunt de opstelling van het Cypriotische roulerend voorzitterschap ten aanzien van het EU-toetredingstraject van Turkije. Tegelijkertijd verkeren de toetredingsonderhandelingen met Turkije in een impasse, door de Turkse weigering het Ankara-protocol te implementeren (normaliseren van de handelsrelatie met Cyprus; toelaten van schepen en vliegtuigen uit Cyprus tot Turkse (lucht)havens). Hierdoor blijven acht onderhandelingshoofdstukken die de Raad in december 2006 als sanctie heeft bevroren voorlopig gesloten. De vooruitgang van Turkije in de toetredingsonderhandelingen is mede in sterke mate afhankelijk van de inzet van Turkije om goede betrekkingen te onderhouden met buurlanden. Ook moet Turkije zich blijven inspannen om te komen tot een oplossing van het Cyprus-vraagstuk. Nederland en de EU spreken Turkije hierop aan.

Nederland beziet met belangstelling de inspanningen van Commissaris Füle om in het kader van de toetredingsonderhandelingen een «positieve agenda» met Turkije aan te gaan. Deze is op 17 mei 2012 gelanceerd. Deze «positieve agenda» vervangt het formele uitbreidingsproces niet, maar dient ter ondersteuning ervan. Ten aanzien van stappen op het uitbreidingsproces is het voor het kabinet helder dat Turkije aan zet is.

Cyprus stelt dat het verstevigen van de onderhandelingen met Turkije van kritiek belang is, plus dat het een focus van het voorzitterschap heeft (zie pagina 15 van het voorzitterschapsprogramma). Hoe is dit te rijmen met het recente Turkse dreigement van de Turkse president Abdullah Gül dat Turkije Cyprus zal boycotten als voorzitter van de EU? Is het kabinet ervan op de hoogte of Turkije nog steeds voornemens is dit te doen?

Antwoord van het kabinet:

Zie antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie hierboven.

Het kabinet stelt dat het constructief meewerkt aan de verwezenlijking van de door Cyprus beoogde doelstellingen, waaronder de uitbreidingsdossiers IJsland, Kroatië, Montenegro, Servië en Turkije. De PVV vraagt zich af of er momenteel geen urgentere zaken zijn die absolute prioriteit verdienen gezien de staat van Europese Unie momenteel. Hoe is het mogelijk dat het kabinet deze doelstelling omarmt terwijl 73% van de Nederlanders vindt dat de Europese Unie genoeg of te veel lidstaten heeft?

Antwoord van het kabinet:

Voor het kabinet is het regeerakkoord leidend. Het regeerakkoord stelt dat de Europese Unie niet onbeperkt kan uitbreiden. En dat toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU plaats [vindt] wanneer zij voldoen aan de strikte criteria daarvoor, met name de Kopenhagen-criteria, waaronder het absorptievermogen van de EU, en de uitbreidingsstrategie van 2006.

Het kabinet houdt vast aan de «strikt-en-fair» benadering: het stellen van heldere voorwaarden richting (aspirant) toetreders zonder terug te komen op gedane toezeggingen. Potentiele kandidaat-lidstaten dienen aan de voorwaarden te voldoen om een volgende kwalitatieve stap in het gefaseerde pre-accessieproces te kunnen zetten.

In het werkprogramma van Cyprus staat het belang van het benadrukken van cultuur (zie pagina 43 van dit programma). Er worden op dit punt voorstellen aangekondigd om de «strategische doelen» betreffende cultuur te promoten. Wat is ten aanzien hiervan het standpunt van het kabinet? Ziet het kabinet dit als een onderwerp waar de Europese Unie zich mee dient te bemoeien?

Antwoord van het kabinet:

De EU heeft geen formele bevoegdheden op het terrein van cultuur. Initiatieven die op dit terrein op EU-niveau worden ondernomen, zijn aanvullend op nationaal beleid ter zake. Het kabinet staat welwillend ten opzichte van het bevorderen van «strategische doelen» betreffende cultuur op zich, zolang dit niet raakt aan de nationale competentie op cultuurvlak.

Met betrekking tot het Cypriotisch voorzitterschapsprogramma zijn de leden van de SP-fractie verheugd dat een sociaal en solidair Europa daar deel van uitmaakt. Het is deze leden echter onduidelijk in hoeverre het kabinet aan deze prioriteit actief invulling gaat geven.

Antwoord van het kabinet:

Nederland spant zich vooral in voor versterking van de economische groei en vervolmaking van de interne markt. Daarop beoordeelt het ook het Cypriotische voorzitterschap.

Een van de drie kerndoelstellingen van het Cypriotisch voorzitterschap betreft het aanzwengelen van groei en werkgelegenheid, stellen de leden van de fractie van de ChristenUnie vast. Hierbij wordt nadrukkelijk het belang van de verdieping van de interne markt genoemd. Een verdieping van de interne markt is bij uitstek van belang voor Nederland. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn dan ook benieuwd welke specifieke acties of maatregelen het komend halfjaar worden genomen om deze verdieping te realiseren.

Antwoord van het kabinet:

Op dit moment wordt binnen de Raad en het Europees Parlement onderhandeld over de voorstellen uit de Single Market Act, een in 2011 gepubliceerd actieprogramma om de interne markt te versterken. Onderhandelingen over enkele voorstellen zijn inmiddels bijna afgerond, zoals de verordeningen voor online geschilbeslechting, normalisatie en grensoverschrijdend venture capital. Nederland zal zich inspannen om het komende half jaar op zo veel mogelijk van de twaalf voorstellen een akkoord te bereiken, waaronder essentiële voorstellen als het Europese unitair octrooi en herziening van de Europese aanbestedingsrichtlijnen. De Europese Commissie heeft aangekondigd in het najaar een nieuw actieprogramma te presenteren; de Single Market Act II. Wat Nederland betreft dient dit tweede programma zich nog sterker te concentreren op het versterken van groeivermogen en banen. De Single Market Act II dient daarom voorstellen te bevatten op het terrein van onder meer de interne markt voor diensten, versterking van de digitale interne markt en beter functionerend Europees transport.

Overigen

Tot slot, mogen de leden van de fractie van de SP ervan uitgaan dat de politieke situatie in Roemenië ook wordt besproken? Zo ja, wat is de positie van het kabinet in deze kwestie?

Begin juli werd bekend dat er in Roemenië een machtsstrijd woedt tussen de premier en de president en dat door het afzetten van de Nationale Ombudsman de regering inmiddels per decreet kan regeren, zo stelt de fractie van de ChristenUnie vast. Vervolgens zijn per decreet de voorzitters van de Senaat en het Huis van Afgevaardigden vervangen, alsmede de directeurs van de nationale radio en televisie. Daarnaast zijn de bevoegden van het Constitutionele Hof sterk ingeperkt. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn bezorgd over de deze politieke ontwikkelingen in Roemenië, waar de regering meer macht naar zich toetrekt en de onafhankelijkheid van de rechtspraak inperkt. Genoemde leden vragen zich af waarom de situatie in Roemenië niet op de agenda staat van de Raad Algemene Zaken van 24 juli a.s. Deze leden willen graag weten welke acties vanuit de Raad worden ondernomen richting Roemenië. Daarnaast vragen genoemde leden zich af welke positie het Nederlandse kabinet in dezen inneemt en welke actie het Nederlandse kabinet onderneemt richting Roemenië.

Antwoord van het kabinet:

Nederland deelt de zorgen die zijn uitgesproken door onder andere de ER-voorzitter van Rompuy en Commissie voorzitter Barroso. De Nederlandse zorgen zijn in Boekarest overgebracht aan de Roemeense autoriteiten. Het gebeurde laat zien hoe belangrijk het is in de EU steeds oog te hebben voor het functioneren van de rechtsstaat. De EU is uiteindelijk gebaseerd op gedeelde fundamentele waarden zoals de rechtsstaat. Het kabinet vindt dat de Roemeense regering alle aanbevelingen van de Commissie moet opvolgen. Het is belangrijk dat de Grondwet en bestaande regels in acht worden genomen. De politieke situatie in Roemenië staat niet op de agenda van de RAZ. De ontwikkelingen in aanloop naar het referendum en de follow-up van dat referendum zullen wij eerst afwachten.

Op 18 juli 2012 komt de Europese Commissie met een rapport over de ontwikkelingen in Roemenië (en Bulgarije) in de afgelopen vijf jaar. Deze rapporten zijn van belang voor de mogelijke toetreding van de twee landen tot het Schengengebied. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af wanneer de beslissing over de toetreding tot Schengen wordt genomen.

Antwoord van het kabinet:

De Europese Raad van maart 2012 heeft gesteld dat de JBZ-raad van 19 en 20 september een besluit moet nemen over Schengentoetreding van Bulgarije en Roemenië.

4. AOB Agentschappen

Hierbij melden wij uw Kamer dat het Cypriotisch voorzitterschap aan de RAZ-agenda onder AOB het punt «Agentschappen» heeft toegevoegd. Vice-voorzitter van de Commissie Sefcovic (institutionele betrekkingen en administratie) zal in de gelegenheid worden gesteld om de Raad te informeren over de implementatie van de «Gemeenschappelijke Aanpak» betreffende EU-agentschappen. Er is geen besluitvorming voorzien.

Sinds 2008 heeft tussen Europees Parlement, Raad en Europese Commissie een intensieve discussie plaatsgevonden over de evaluatie van EU-agentschappen. Deze discussie heeft geleid tot overeenstemming over een Joint Statement en Common Approach. De Commissie heeft de Gemeenschappelijke Aanpak inmiddels op 12 juni jl. bekrachtigd, de Raad op 26 juni jl. en het Europees Parlement onlangs op 5 juli jl.

De hoofddoelen van de Gemeenschappelijke Aanpak zijn het bevorderen van grotere doelmatigheid en efficiëntie van agentschappen, onder andere door het vaststellen van prestatie-indicatoren en regelmatige evaluaties van de activiteiten, betere informatievoorziening door jaarlijkse rapportages en het bevorderen van solide financieel beleid door intensieve budgettaire controle op jaarbasis. De Gemeenschappelijke Aanpak voorziet onder meer in de voorbereiding van een roadmap met actiepunten voor implementatie, die eind 2012 door de Commissie gepresenteerd zal worden.

Nederland heeft tijdens de evaluatie van EU-agentschappen en de discussie daarover altijd het belang benadrukt dat bij de oprichting van agentschappen een duidelijke toegevoegde waarde kan worden aangetoond, onder meer op basis van een gedegen impact assessment. Nederland heeft in dit verband de Commissie gesteund bij haar inzet op een grote mate van uniformiteit bij de vormgeving van de agentschappen. Het kabinet hecht in dit verband zeer aan adequate implementatie van de Gemeenschappelijke Aanpak en de daaruit voortvloeiende roadmap.

Naar boven