21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 839 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ALGEMENE ZAKEN, VAN FINANCIËN, VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 september 2011

Uw Kamer heeft het kabinet via de motie Pechtold en Van Gent (Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-07, nr. 826) verzocht om een brief over zijn visie op de toekomst van de Economische en Monetaire Unie.

De actuele en de fundamentele problemen van de schuldencrisis in de Eurozone vereisen gelijktijdig een structurele aanpak. De schuldencrisis van een aantal lidstaten van de Eurozone heeft negatieve gevolgen voor de economische groei en voor het vertrouwen van burgers, bedrijven en financiële markten. De dagelijkse turbulentie neemt eerder toe dan af, met name op de financiële markten getuige de ontwikkelingen van rentes die een aantal landen in de lidstaten moeten betalen, en zal in hoge mate onvoorspelbaar blijven. Het programma voor Griekenland wordt op dit moment beoordeeld door de zogenoemde Trojka van ECB, IMF en Europese Commissie. De programma’s voor Ierland en Portugal zijn beoordeeld en liggen op koers. Het is noodzakelijk de lopende programma’s uit te voeren en waar nodig nadere maatregelen te treffen.

Het kabinet is zich bewust van de risico’s die de ontwikkelingen in delen van de Eurozone ook voor Nederland met zich mee brengen. Samen met De Nederlandsche Bank en Nederlandse financiële instellingen worden deze ontwikkelingen gevolgd en zo nodig van maatregelen voorzien. Ook het beleid ten aanzien van de overheidsfinanciën zoals dat op Prinsjesdag wordt gepresenteerd, richt zich op het versterken van financiële en economische stabiliteit.

Naast de consequente uitvoering van de lopende programma’s ligt een structurele oplossing voor de schuldencrisis in de Eurozone, in samenhang met het bedwingen van de actuele en onvoorspelbare turbulentie, zoals gezegd in een geïntegreerde aanpak. De situatie is complex en noodzaakt tot meerdere maatregelen: het in de desbetreffende lidstaten van de Eurozone op orde brengen van de overheidsfinanciën en het versterken van het groeivermogen van de interne markt van de Europese Unie, en zoals gezegd ook de structurele aanpak waarmee toekomstige crises worden voorkomen. Deze brief schetst een dergelijke structurele aanpak die aangrijpt bij de kern van het probleem, te weten het versterken van begrotingsdiscipline en het stringent handhaven van regels, onder onafhankelijk toezicht en met zo nodig toenemende zwaarte van sancties, waar lidstaten zich toe dienen te verplichten willen zij deel blijven uitmaken van de monetaire unie van de Eurozone. Daarbij zal ook ingegaan worden op de vraag hoe de democratische controle hierop wordt vormgegeven.

Inleiding

De Europese interne markt en de euro hebben Nederland veel voordelen gebracht. Het Nederlandse BBP ligt 4 tot 6% hoger door de interne Europese markt, en op termijn kan dit voordeel oplopen tot 17%1. De gemeenschappelijke munt draagt bij aan de interne markt door het wegvallen van wisselkoersrisico, het onmogelijk maken van competitieve devaluaties, en het bevorderen van de integratie van de financiële markten. De landen van de Eurozone hebben gezamenlijk een sterke economie en een sterke munt. De openbare financiën in de landen van de Eurozone gezamenlijk staan er minder slecht voor dan die van de VS en Japan.

Toch is er sprake van een crisis in de Eurozone. De monetaire unie bestaat uit landen met verschillende financiële en economische uitgangsposities. De muntunie is kwetsbaar omdat sommige landen een laag groeivermogen combineren met hoge tekorten en schulden. De financiële markten hebben het vertrouwen verloren in een aantal van deze landen en vrezen dat deze hun schulden niet zullen terugbetalen. Bij de invoering van de euro waren de lidstaten zich bewust dat te grote verschillen in economische kracht en openbare financiën de muntunie onder druk zouden zetten. Er werd dan ook een structuur gebouwd om de stabiliteit van het eurogebied te verankeren: de convergentiecriteria voor toetreding, de begrotingsregels van het EU-Verdrag en het Stabiliteits- en Groeipact, een lichte vorm van economische beleidscoördinatie, Europese richtlijnen voor de financiële sector, en een volledig onafhankelijke ECB. Een belangrijk element was dat regels werden gecombineerd met marktdiscipline. De financiële markten zouden landen met riskante overheidsfinanciën een hogere rente vragen vanwege het hogere risico. Dit geheel zou financiële stabiliteit in de Eurozone moeten waarborgen.

Nadat de euro was ingevoerd, bleek de disciplinerende werking van de markten lange tijd onvoldoende. Zo betaalde Griekenland, dat voor de invoering van de Euro een veel hogere rente betaalde, na de invoering van de Euro nauwelijks meer rente dan Duitsland. Dit ondanks het feit dat de Griekse overheidsfinanciën systematisch verslechterden vanaf het moment van toetreding. Pas recent zien we dat de markten daadwerkelijk (en nu zeer scherp) onderscheid maken naar het risicoprofiel van landen. Daarbij speelt ongetwijfeld ook een rol dat de financiële crisis heeft geleid tot het hernieuwde besef dat er risico’s bestaan. Ook bleek de concurrentiekracht van de lidstaten zich sterk verschillend te ontwikkelen. De economieën in de kern van de Eurozone, die ten tijde van de invoering van de Euro relatief concurrerend waren, hielden de (loon)kosten (relatief) in bedwang en hun overheidsfinanciën redelijk op orde. Landen in de periferie die van oudsher concurreerden door hun munt te devalueren bleken niet in staat hun concurrentiepositie op andere wijze overeind te houden. De massale instroom van goedkoop kapitaal (als gevolg van de gemiddeld lage rente in de Eurozone) in deze landen leidde niet tot investeringen die de productiviteit ten goede kwamen, maar tot bubbles en hoge publieke en private consumptie.

De financiële markten reageerden niet op deze opbouw van risico's, en de economische beleidscoördinatie in Europa bood te weinig mogelijkheden om noodzakelijke aanpassingen te stimuleren. Ook de disciplinerende werking van de begrotingsregels bleek volstrekt onvoldoende. Toen enkele grote eurolanden in 2003/2004 niet voldeden aan de Europese aanbevelingen om hun tekorten te reduceren, werden de vooraf afgesproken sancties niet toegepast. Er waren zelfs landen die sinds de toetreding tot de monetaire unie ieder jaar de begrotingsregels (deels) hebben overschreden. Het resultaat is dat financiële markten niet langer geloven dat begrotingsdiscipline door de Europese afspraken wordt afgedwongen, en dat ze de zwakkere lidstaten in de periferie van het Eurogebied nu een voor een de nieren proeven. Doordat de verwevenheid van de financiële sector in de Eurozone sterk is gegroeid, bedreigt dat ook financiële instellingen en de economieën in andere lidstaten van de Eurozone.

Terugkijkend moeten we concluderen dat de discipline uitgeoefend door de financiële markten lange tijd onvoldoende was, er geen sprake was van economische convergentie en dat de lidstaten in de Eurozone de regels die begrotingsdiscipline moesten garanderen op onverantwoorde wijze hebben overtreden, zonder dat andere lidstaten in staat bleken de noodzakelijke handhaving af te dwingen. Bovendien is de integratie van de financiële sector snel en breed geweest. Dit heeft ertoe geleid dat negatieve effecten van slecht economisch en begrotingsbeleid in de ene lidstaat snel kunnen overslaan naar andere lidstaten.

In de context van de crisis wordt ook vaak gewezen op een vermeende noodzaak voor het verhogen van het EFSF of de invoering van eurobonds. Dit lost echter de problemen die ten grondslag liggen aan de huidige eurocrisis niet op. De moeizame financiering van overheidstekorten in sommige Eurolanden is slechts een symptoom niet de oorzaak. De crisis is het gevolg van het gevoerde beleid. Als toegezegd in het debat met Uw Kamer van 17 augustus, zal het kabinet binnenkort een brief sturen die nader ingaat op de voor- en nadelen van eurobonds. In het denken over de muntunie staat voor het Kabinet echter het te voeren begrotings- en economisch beleid voorop.

Het kabinet is van mening dat de ankers die oorspronkelijk waren voorzien om stabiliteit in de Eurozone te garanderen in beginsel hadden kunnen volstaan. Als alle lidstaten zich aan de afspraken ten aanzien van begrotingsdiscipline hadden gehouden, adequaat toezicht op hun financiële instellingen hadden gehouden en maatregelen hadden genomen om hun economieën concurrerend te maken, zou de Eurozone er nu anders uit zien. Wil de Eurozone in zijn huidige vorm toekomst hebben als een stabiele muntunie die de interne markt en onze welvaart kan schragen, is een radicale breuk nodig met de hardnekkige gewoonte om de hand te lichten met afspraken die gemaakt zijn om stabiliteit te waarborgen. Daarvoor dient langs verschillende sporen te worden gewerkt.

Het kabinet meent dat voorop staat dat daadwerkelijke begrotingsdiscipline moet worden afgedwongen: alle lidstaten moeten hun overheidsfinanciën op orde brengen. In aanvulling daarop moet effectief en onafhankelijk toezicht worden gehouden op de financiële sector zodat er minder kans is op bubbles en excessieve private schuldopbouw. Daarnaast is het kabinet van mening dat de lidstaten het groeivermogen van hun economieën dienen te vergroten door structurele hervormingen door te voeren. Het kabinet wil dat de lidstaten hun afspraken nakomen, en de consequenties voelen als ze dat niet doen.

Regels handhaven

Duidelijke afspraken over het versterken van de begrotingsdiscipline in het eurogebied kunnen bijdragen aan het herstel van vertrouwen. De markten moeten zien dat de landen van het eurogebied werk maken van het op orde brengen van de overheidsfinanciën en het hervormen van hun economieën. Daartoe zijn de afgelopen tijd al veel maatregelen overeengekomen. Met de komst van het Europees Semester is het voor de Commissie en de Raad gemakkelijker om vroegtijdig eventuele budgettaire en economische problemen te identificeren en zo nodig in te grijpen. Lidstaten leveren in het voorjaar hun budgettaire en economische plannen voor de komende jaren in, waarop Commissie en de Raad aanbevelingen kunnen doen. Als daar niets mee gebeurt kan de Commissie besluiten tot vervolgstappen conform het Stabiliteits- en Groeipact. De verordening over Europese statistieken is aangescherpt om te voorkomen dat de cijfers waarop de besluiten inzake het SGP zijn gebaseerd onbetrouwbaar zijn. In aanvulling hierop zijn de Eurolanden en een aantal niet-eurolanden het Euro Plus Pact overeengekomen, waarin zij zichzelf concrete doelen stellen om hun concurrentievermogen te verbeteren. Tenslotte heeft de Raad dit voorjaar overeenstemming bereikt over het zogenaamde sixpack op het terrein van governance, en onderhandelt de Raad op dit moment met het Europees Parlement over een akkoord daarover (zie brief van de Minister van Financiën, verslag Eurogroep en Ecofin 19 en 20 juni).

De zes voorstellen uit het sixpack moeten leiden tot: 1) aanscherping van het SGP (het eerder en semiautomatisch uitdelen van sancties). In het vervolg is het bijvoorbeeld mogelijk om lidstaten een financiële sanctie op te leggen wanneer onvoldoende voortgang wordt geboekt in de richting van de middellangetermijndoelstelling (MTO); 2) activering van het schuldcriterium zodat lidstaten met een schuld van boven de 60% BBP dit deel van de schuld met gemiddeld 1/20e deel per jaar zullen moeten terugbrengen; 3) het op een semi-automatisme manier uitdelen van sancties in zowel de preventieve als de correctieve arm van het SGP. Dit automatisme is volgens het kabinet van belang omdat het voor individuele (grote) lidstaten veel moeilijker wordt om sanctiemaatregelen te blokkeren, waardoor deze lidstaten in de toekomst sneller tot discipline kunnen worden gedwongen (zie geannoteerde agenda voor de Europese Raad van 24–25 maart 2011/ 21 501-20, nr. 524); 4) minimumeisen voor nationale begrotingsraamwerken (minimumeisen ten aanzien van statistiek, accounting, en budgettaire en economische ramingen); 5) verplichting van het gebruik van begrotingsregels en budgettaire meerjarenraamwerken, bij afspraken tussen de centrale overheid en medeoverheden); 6) en tenslotte een procedure voor de monitoring en correctie van macro-economische onevenwichtigheden. Resterend knelpunt in deze onderhandelingen is de mate waarin de besluitvorming in de preventieve arm van het SGP, semi-automatisch moet worden. Het Europees Parlement dringt aan op meer automatisme in de besluitvorming. Nederland zet in op een snel akkoord met het Europees Parlement, waarbij opties die leiden tot meer automatisme in de besluitvorming zullen worden gesteund. Naar verwachting zal het Europees Parlement niet voor eind september stemmen over het governancepakket.

Het kabinet wil echter verder gaan dan deze lopende initiatieven om begrotingsdiscipline en deugdelijk economisch beleid af te dwingen. Het uitgangspunt bij de inzet van het kabinet is dat landen die zich niet aan de afspraken houden, in toenemende mate aanwijzingen krijgen om hun beleid op orde te maken door een proces waarbij notoire zondaars geleidelijk onder «curatele» komen te staan van een daartoe aangewezen Commissaris, namens de partners in de Eurozone. Immers, de risico's voor de landen die zich wel aan de afspraken houden, nemen toe als andere landen een loopje nemen met de regels. Dat is gebleken in de Eurocrisis. Het spreekt voor zich dat het noodzakelijk is over deze voorstellen overeenstemming te bereiken met de andere lidstaten – in het bijzonder, maar niet uitsluitend, de eurolanden –, het Europees Parlement en de Commissie zelf. Gezien de discussies over het semi-automatisch opleggen van sancties onder het SGP valt te verwachten dat er aanzienlijke weerstand bestaat tegen onderdelen van deze voorstellen. Het kabinet acht het desalniettemin van belang om de discussie aan te gaan, gegeven het belang voor de stabiliteit van de Eurozone op termijn.

Achtereenvolgens wordt hieronder ingegaan op de inzet die het kabinet voor ogen heeft voor aanscherping van handhaving van afspraken op de eerder genoemde drie sporen: begrotingsdiscipline, concurrentievermogen, en financieel toezicht. Met de concrete inzet die het kabinet hierna voorstelt in aanvulling op de pakketten die al in bespreking zijn gaan we van vrijblijvendheid naar: afspraak is afspraak. Het is van belang om vast te stellen dat het hier gaat om afspraken waar de lidstaten zich, met goede redenen, al bij toetreding tot de monetaire unie aan gecommitteerd hebben. Uitgangspunt van het kabinet bij deze inzet is de motie Slob (Kamerstukken 2010–2011, 21 501-20, nr 516) die het kabinet oproept geen aanvullende Europees afdwingbare afspraken te maken op het niveau van te nemen maatregelen.

Begrotingsdiscipline en concurrentievermogen

Verscherpt toezicht en betere cijfers. Om handhaving van het Stabiliteits- en groeipact te versterken moet in de eerste plaats het toezicht op de consolidatiebeloftes en het begrotingsbeleid van lidstaten worden verscherpt. Ten eerste gaat het dan om betrouwbare cijfers. In het six pack zijn al stappen tot verbetering van statistieken en ramingen voorzien, zoals hiervoor aangegeven. Een verdere stap is nodig door de introductie van onafhankelijke nationale instituties voor statistieken en ramingen – conform de Nederlandse best practice. Ten tweede zou de monitoring van maatregelen van landen die niet aan de eisen van het Stabiliteits- en groeipact voldoen, ieder kwartaal door de Ecofin moeten plaatsvinden. Dat geldt dus voor landen met een tekort boven de 3% BBP en een schuld boven de 60% BBP. Daarnaast dient er toetsing plaats te vinden door de Commissie en de eurogroep of de nationale wetgeving van alle eurolanden wel voldoende waarborgen biedt voor het naleven van de begrotingsregels uit het Stabiliteits- en groeipact. Dit sluit aan bij de afspraken die maart jl. zijn gemaakt in het kader van het Euro Plus Pact, waarbij is afgesproken dat de deelnemende landen de regels van het SGP in nationale wetgeving dienen vast te leggen. Recentelijk hebben Frankrijk en Duitsland het  belang hiervan nogmaals aangehaald in hun gezamenlijke voorstellen.

Onafhankelijk Europees begrotingsorgaan. Het kabinet is van mening dat er een onafhankelijk Europees begrotingsorgaan moet komen dat toeziet op de naleving van de Europese begrotingsregels (zoals ook voorgesteld in de motie Weekers / De Neree tot Babberich (TK 2009–2010, 21 501-07 nr. 713). Het is daarbij praktisch om zoveel mogelijk de bestaande structuren te gebruiken. In aanvulling op het SGP, waarin de Raad besluitvormend is, bepleit het kabinet dat de discretionaire beslissingsbevoegdheid over aanbevelingen en sancties op een bepaald moment verschuift naar een speciaal daartoe aangewezen Commissaris indien lidstaten hun overheidsfinanciën structureel laten ontsporen. Deze Commissaris krijgt in deze voorstellen meer bevoegdheden voor het afdwingen van de afspraken als lidstaten deze herhaaldelijk geschonden hebben. Hier kan een parallel worden getrokken met de rol die de Commissaris mededinging speelt bij het toezicht op de interne markt. De interne markt regelgeving wordt door de Raad, op voorstel van deze Commissaris en na raadpleging van het Europese Parlement vastgesteld. De Commissie houdt volledig zelfstandig toezicht op de naleving van deze regelgeving. Bedrijven en lidstaten kunnen bij het Europese Hof van Justitie in beroep gaan tegen de genomen besluiten en de opgelegde sancties. Het Europarlement kan controle uitoefenen door gebruik te maken van de algemene bevoegdheden die het EP heeft. Zo kan het EP vragen stellen aan de Eurocommissaris, een enquêtecommissie instellen, en uiteindelijk zelfs een motie van afkeuring indienen.

Interventieladder. Deze onafhankelijke Commissaris dient over een interventieladder te beschikken die het mogelijk maakt in toenemende mate in te grijpen in het budgettaire beleid van landen die zich niet aan de afspraken houden, waarbij notoire zondaars geleidelijk onder «curatele» komen te staan.

  • 1) In eerste instantie kan deze Commissaris lidstaten bij herhaaldelijk overtreden van de eisen van het SGP verplichten gebruik te maken van de ramingen van de Commissie en een dwingend aanpassingspad voor het begrotingstekort voorschrijven. Dit in de context van de monitoring per kwartaal door de Ecofin Raad als eerder genoemd, om te voorkomen dat lidstaten te veel tijd nemen voor zij op een reëel aanpassingspad komen.

  • 2) In een volgende stap, als de maatregelen in de eerste stap niet tot verbetering leiden, zou een lidstaat bindend opgelegd kunnen krijgen om maatregelen te nemen om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Daarbij is een mogelijkheid dat er een standaard sluitregel voor de begroting van de betreffende lidstaat wordt opgelegd (bijvoorbeeld het verhogen van belastinginkomsten en/of het verlagen van overheidsuitgaven), waaraan de lidstaten zich ex ante gecommitteerd hebben. In deze fase kunnen ook sancties gekoppeld aan de inkomstenzijde van de begroting worden getroffen. Er is al afgesproken dat betalingen uit de Cohesie en Structuurfondsen verder afhankelijk worden gemaakt van naleving van afspraken. Nederland zal inzetten op meer sanctiemogelijkheden door omgekeerde besluitvorming en hogere sanctiepercentages. In aanvulling daarop kan de hoogte van de bijdrage aan de begroting afhankelijk worden gemaakt van de mate waarin een lidstaat voldoet aan de eisen uit het SGP. Cohesie- en structuurfondsen worden vooraf getoetst op hun bijdrage aan economische convergentie en alleen ingezet voor structuurversterkende maatregelen (zoals ook door Frankrijk en Duitsland in de brief aan Van Rompuy wordt voorgesteld).

  • 3) In de laatste fase dient de onder curatele gestelde lidstaat goedkeuring te krijgen van de Commissaris voor de conceptbegroting voordat deze door het nationale Parlement wordt goedgekeurd, bijvoorbeeld als lidstaten gedurende 2 jaar het in 1) opgelegde aanpassingspad niet halen en gedurende 1 jaar de onder stap 2 opgelegde maatregelen niet uitvoeren. In deze fase wordt implementatie van afgesproken maatregelen meer in detail vastgelegd en vindt er intensieve monitoring en controle van de voortgang op groter detailniveau plaats. Hiermee is er in feite sprake van een vorm van voorafgaand toezicht door de daartoe aangewezen Commissaris. Het is naar de mening van het kabinet in beginsel mogelijk om deze maatregelen van de interventieladder en de toezichthoudende taken door de onafhankelijke begrotingscommissaris vorm te geven binnen de mogelijkheden die het Verdrag biedt. In het kader van de interventieladder wil het kabinet verder dat het ook mogelijk wordt om het stemrecht op te schorten van lidstaten die onder curatele gesteld zijn (ook kan dit gradueel worden uitgebreid naar andere terreinen van EU besluitvorming). Lidstaten die niet bereid zijn zich onder curatele te laten stellen, kunnen ervoor kiezen gebruik te maken van de mogelijkheid uit de eurozone te treden. Om deel uit te blijven maken van de monetaire unie zullen lidstaten de gemaakte afspraken volledig moeten nakomen.

Versterking concurrentievermogen. Om het concurrentievermogen te adresseren wil het kabinet de prikkels voor naleving van het Europluspact en Macro-economische onevenwichtighedenprocedure versterken. Als er in een lidstaat sprake is van buitensporige onevenwichtigheden, dan moet deze lidstaat een actieplan opstellen om deze problemen aan te pakken. Lidstaten bepalen dus zelf welke maatregelen ze willen treffen. Als een lidstaat echter meerdere keren een onvoldoende actieplan indient of het actieplan niet goed uitvoert, dan is een sanctie mogelijk (0,1% BBP). Het kabinet zet in op versterking van deze sanctionering door ook stilleggen van of korten op uitkeringen uit cohesie- en structuurfondsen mogelijk te maken. Ook kan de prikkel om macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken worden versterkt door de score van lidstaten in deze procedure mee te wegen bij het opstellen van de middellange termijn doelstellingen in het SGP. Lidstaten met grote onevenwichtigheden worden daardoor gedwongen hun overheidsfinanciën sneller op orde te krijgen, zodat zij meer buffers hebben om eventuele problemen op de huizenmarkt of in de financiële sector op te vangen. Met deze voorstellen behouden lidstaten de vrijheid om zelf actieplannen op te stellen en maatregelen te kiezen, maar worden prikkels om deze plannen daadwerkelijk uit te voeren versterkt.

Verder ingrijpen in bevoegdheden programmalanden. De conditionaliteit van EFSF/ESM steun kan worden aangescherpt. Voor toekomstige programmalanden zou een voorwaarde voor financiering uit het ESM/EFSF moeten zijn dat de aflossingen en rentebetalingen op de schuld prioriteit hebben boven alle andere uitgaven van een land. De nieuwe EFSF/ESM instrumenten (pre-cautionary credit line, mogelijkheid tot herkapitaliseren van banken en het kopen van obligaties op de secundaire markt) moeten alleen onder voorwaarden van adequate en afdoende beleidsaanpassingen voor lidstaten beschikbaar zijn. Herkapitalisering van banken kan alleen op voorwaarde van een volledige doorlichting, met verscherpt toezicht, onder leiding van de  Europese Banken Autoriteit. Een laatste optie is om de voeding (met betrekking tot het paid in capital) van het ESM afhankelijk te maken van de naleving van de begrotingsafspraken uit het SGP. Onderzocht kan worden in hoeverre de garanties die lidstaten leveren aan ESM deels kunnen worden vervangen door extra paid in capital van lidstaten die zich bij herhaling niet aan de afspraken houden. Daarmee wordt in feite een extra prikkel tot budgettaire discipline ingebouwd, temeer daar het paid in capital schuldverhogend zal zijn.

Versterking Europees toezicht op financiële sector

In aanvulling op het verbeteren van de begrotingsdiscipline en het economisch beleid is versterking van het Europees toezicht op de financiële sector van groot belang. Een voorwaarde hiervoor is dat de kwaliteit van het toezicht in alle lidstaten daadwerkelijk gelijkwaardig en van eenzelfde kwaliteit is. In aanvulling op geharmoniseerd Europees toezicht dient een Europees crisis- en resolutieraamwerk te worden vormgegeven. Er kan echter pas sprake zijn van een volwaardig Europees crisis- en resolutieraamwerk (inclusief een Europees depositogarantiestelsel) wanneer alle landen ervoor hebben gezorgd dat hun banken op eenzelfde, hoog niveau gekapitaliseerd zijn. Daarnaast is van groot belang dat het Europese crisismanagementraamwerk de kosten – van een eventuele herkapitalisatie of, in het ergste geval, afwikkeling van een financiële onderneming – zoveel als mogelijk neerlegt bij private partijen, zodat bancaire problemen niet langer een bedreiging vormen voor de overheidsfinanciën.

Tot slot

In reactie op de huidige problemen in de Eurozone pleiten sommigen voor een politieke unie. Het kabinet is daar geen voorstander van en sluit daarmee aan bij de motie van het lid Slob c.s. van 17 februari jl. (Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-07, nr. 779). Een politieke unie biedt geen oplossing voor de problemen van de Eurozone, leidt niet noodzakelijkerwijs tot prudenter begrotingsbeleid en evenmin tot een verbetering van het maatschappelijk draagvlak voor Europa. De eurocrisis heeft echter duidelijk gemaakt hoezeer de Europese lidstaten financieel en economisch met elkaar verweven zijn. Het kabinet kiest daarom als inzet voor het effectiever afdwingen van bestaande afspraken, door strenge en onafhankelijke controle op, en handhaving van de bestaande afspraken langs de in deze brief geschetste lijnen. Het kabinet kiest er daarbij uitdrukkelijk voor om hierover actief de dialoog aan te gaan met de andere lidstaten van de Eurozone en met de niet-eurolanden, met de Voorzitter van de Europese Raad, met de Europese Commissie en met het Europees Parlement. Op die manier wil het kabinet draagvlak verwerven voor de noodzakelijke aanpassingen, opdat de ankers de Eurozone ook daadwerkelijk stabiel houden zoals voorzien door de architecten van de Europese monetaire unie.

De minister van Algemene Zaken,

M. Rutte

De minister van Financiën,

J.C. de Jager

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen


X Noot
1

http://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/download/internal-market-and-dutch-economy-implications-trade-and-economic-growth.pdf

Naar boven