21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1152 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 mei 2012

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij zes fracties de behoefte de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen inzake de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 mei 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1150)

De minister en de staatssecretaris hebben op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 9 mei 2012. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de bewindspersonen zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Albayrak

De griffier van de commissie, Van Toor

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de genoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken die gepland staat voor 14 mei. De leden van de VVD-fractie hebben op basis hiervan een aantal vragen over de situatie in Egypte, Libië, Syrië, Oekraïne en Sudan. De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 mei a.s. De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van voorliggende agenda voor de komende Raad Buitenlandse Zaken. Deze brief geeft genoemde leden aanleiding tot een aantal vragen. De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken d.d. 14 mei 2012. Ook deze leden hebben enkele opmerkingen en vragen.

Afghanistan

De leden van de PVV-fractie zijn tegen de zogenoemde lange-termijnbetrokkenheid van de Europese Unie bij Afghanistan na 2014. Terwijl de Nederlandse burgers krom mogen liggen vanwege de door Brussel opgelegde bezuinigingen en de hele EU op het randje van faillissement balanceert, willen de regering en de EU het dubieuze Afghaanse veiligheidsapparaat financieren. Absurder is nauwelijks denkbaar. De NAVO is bang is dat de door haar getrainde Afghaanse militairen na 2014 zullen overlopen en overweegt de Afghaanse militairen weer om te scholen in de hoop dat ze niet over zullen lopen naar de Taliban. Wil Nederland de door ons getrainde politieagenten na 2014 ook weer omscholen om te voorkomen dat ze zullen overlopen? Of gaan we ze oproepen niet over te lopen naar de Taliban, zoals we Syriërs oproepen juist wel over te lopen naar de oppositie? De hele FC Kunduz missie was vanaf het begin een kansloze missie. De leden van de PVV-fractie geloven niet in het versterken van de Afghaanse rechtsstaat, zolang de islam daar regeert. Islam en rechtsstaat gaan niet samen.

Antwoord van het kabinet:

Bij de plannen voor de afbouw van leger en politie zullen maatregelen moeten worden genomen ter begeleiding van ex-militairen en -agenten bij hun re-integratie in de burgermaatschappij. Binnen de NAVO is hier aandacht voor en wordt gesproken over «managed force reduction». Naarmate de plannen voor afbouw van de omvang van de ANSF vorm krijgen, zal ook verdere invulling worden gegeven aan dit aspect. Het kabinet ziet hierbij een belangrijke rol voor de Afghaanse regering, die de leiding moet nemen in dit proces. Daarnaast zou de VN een coördinerende en ondersteunende rol kunnen spelen. Het kabinet blijft de opvolging van dit onderwerp nauwgezet volgen.

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennis genomen van de inzet van de regering ten aanzien van Afghanistan. Genoemde leden zijn van mening dat de betrokkenheid van Nederland en haar bondgenoten niet afloopt nadat de transitie heeft plaatsgevonden. Goede afstemming en verdeling van de lasten met andere bondgenoten is hierbij essentieel. Kan de regering aangeven hoe de inzet van de EU past in de betrokkenheid die de NAVO na 2014 voor ogen heeft en welke afspraken leiden tot een goede spreiding van de lasten?

Antwoord van het kabinet:

De precieze taakverdeling tussen de EU en de NAVO moet nog worden vastgesteld. Van belang is dat deze organisaties hun verschillende rollen op elkaar afstemmen en hun activiteiten op veiligheidsgebied goed coördineren. Het kabinet voorziet voor de EU na 2014 een belangrijke rol op het gebied van de versterking van de civiele politie en de rechtsstaat. De EU heeft via EUPOL hierin een duidelijke meerwaarde getoond en zal in samenspraak met de VN, de NAVO en andere partners na 2014 haar ondersteuning van de politie moeten voortzetten en wellicht zelfs uitbouwen. De NAVO kan zich dan richten op haar kerntaak, namelijk het ondersteunen en verder versterken van het Afghaanse leger. Bovendien zal de EU zich blijven toeleggen op sociaal-economische ontwikkeling en goed bestuur.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering het plan steunt zoals beschreven door de speciale civiele vertegenwoordiger van de NAVO voor Afghanistan, Simon Gass, om de Afghan National Security Forces (ANSF) na 2014 terug te brengen tot ongeveer 230 duizend manschappen? Welke concrete plannen liggen er om hierdoor werkloos geraakte Afghaanse militairen en agenten te assisteren? Hoe wordt voorkomen dat deze getrainde militairen en paramilitairen zich na hun ontslag aan zullen sluiten bij de Taliban of bij andere opstandelingen? Hoe beoordeelt de regering het tussen de Verenigde Staten en Afghanistan overeengekomen Enduring Strategic Partnerschip en het hiermee samenhangende Memorandum of Understanding over night raids? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat door deze overeenkomsten Amerikaanse speciale eenheden in Afghanistan in feite in staat blijven om ook na 2014 onaangekondigde, nachtelijke invallen in Afghaanse huizen te plegen? Is de regering het verder met deze leden eens dat een blijvende Amerikaanse militaire aanwezigheid in Afghanistan, om opstandelingen en Al-Qaida te bestrijden, een obstakel is voor het toch al moeizaam verlopende vredesproces met de Taliban en andere opstandelingen? Zo nee, welk effect heeft de strategische partnerschapsovereenkomst volgens de regering dan op het vredesproces?

Antwoord van het kabinet:

Het Afghaanse leger en de politie verzorgen in grote gebieden al zelfstandig de eigen veiligheid. Een geleidelijke afbouw naar een kleinere, meer duurzame ANSF omvang – die op langere termijn ook betaalbaar is voor Afghanistan zelf – is voorzien. De voorgestelde uiteindelijke omvang van de ANSF (228 500) zal volgens VS experts voldoende capaciteit bieden om de veiligheid te garanderen. Benadrukt dient te worden dat het gaat om een planningsaanname. De uiteindelijke omvang en het precieze verloop van de afbouw zijn afhankelijk van de actuele veiligheidssituatie en worden bepaald door de Afghaanse regering in overleg met haar partners.

Zie voor het antwoord op de vraag over re-integratie van ex-militairen en -agenten de beantwoording van de vraag van de PVV hierover.

Het kabinet verwelkomt het recent gesloten partnerschap tussen de VS en Afghanistan. Beide landen hebben afspraken gemaakt over de Amerikaanse aanwezigheid in Afghanistan, de samenwerking op het gebied van veiligheid en wederopbouw, nachtelijke invallen en gedetineerden. Goede samenwerking tussen de VS en de Afghaanse regering is een belangrijke voorwaarde voor het welslagen van het verzoeningsproces en de bredere inspanningen van de internationale gemeenschap in Afghanistan en moet daarom worden toegejuicht.

De leden van de D66-fractie onderstrepen het belang van de lange-termijnbetrokkenheid van de EU bij stabilisering en ontwikkeling van Afghanistan na de transitie. Deze leden vinden het wenselijk dat Nederland een proportionele bijdrage levert aan de financiering van een adequaat en Afghaans veiligheidsapparaat. Kan de regering aangeven op welke manier wordt ingeschat wat de behoefte zal zijn? Is de regering voornemens een proportionele bijdrage te leveren? Zal dit worden uitgesproken in Chicago en/of Tokio? Wat zijn op dit moment de internationale verhoudingen ten aanzien van dit thema?

Antwoord van het kabinet:

Op basis van een voorlopige analyse is een model opgesteld voor de toekomstige ANSF met 228 500 militairen/agenten en een totaalbudget van USD 4,1 miljard per jaar. Dit is een planningsaanname die is overeengekomen tussen de internationale gemeenschap en de Afghaanse regering. Op basis van dit model worden de 50 landen die nu deelnemen aan ISAF gevraagd, in totaal jaarlijks EUR 1 miljard bij te dragen in de periode 2015–2017. De VS dragen ongeveer 3 miljard USD bij. De overige kosten worden gedragen door Afghanistan zelf (500 miljoen USD).

Nederland zal een evenredige bijdrage leveren aan de financiering van de ANSF. Uw Kamer wordt binnenkort in een separate brief geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor Chicago, waarin deze informatie zal worden opgenomen.

Er is internationaal brede steun om de duurzame financiering van de ANSF na 2014 zeker te stellen. Enkele landen hebben in de aanloop naar de Chicago Top al concrete financiële toezeggingen gedaan. Het VK heeft 70 miljoen pond per jaar toegezegd, Denemarken USD 10 miljoen, Luxemburg USD 5 miljoen en Estland tenminste USD 0,5 miljoen.

Midden-Oosten vredesproces

De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering aangeeft dat de brief van president Abbas aan Netanyahu mogelijk perspectief biedt op hervatting van de onderhandelingen. Is de regering wel bekend is met de inhoud van deze brief? Wat er in de media gelekt is over deze brief doet niet vermoeden dat de brief iets anders is dan een Palestijnse doodssteek voor het vredesproces. Als Abbas en Fayad onderling al vechten over het afleveren van een brief aan Netanyahu, hoe kunnen we dan veronderstellen dat ze in staat zijn vrede te sluiten met Israël? De regering spreekt over de hoofdlijnen van de «Palestijnse vredesinzet». Graag attenderen de leden van de PVV-fractie de regering op de volgende «vredelievendheid» van de Palestijnse Autoriteit tegenover Joden: De Palestijnse Autoriteit heeft de doodstraf opgelegd aan Muhammad Abu Shahala voor het verkopen van een huis aan Joden in Hebron. Onder marteling heeft hij bekend; voor de vorm heeft hij een vluchtig showproces gekregen waarin hij schuldig werd bevonden. Kan de regering in dit verband antwoord geven op de volgende vragen: 1) Deelt de regering de mening dat het barbaars en ontstellend is dat op het verkopen van eigendom aan Joden de doodstraf staat? 2) Is bekrachtiging van dergelijke doodsvonnissen wel nodig door een officiële handtekening van Abbas? Zijn de door de Palestijnse Autoriteit ter dood veroordeelden niet sowieso maatschappelijk vogelvrij verklaard? 3) Wat is de inzet van zowel Nederland als de EU voor de invrijheidstelling en veiligheid van Muhammad Abu Shahala? 4) Wat voor consequenties heeft het opleggen van de doodstraf voor de Nederlandse en Europese miljoenensteun aan de Palestijnse Autoriteit? 5) Kan een Autoriteit die de doodstraf oplegt voor het verkopen van onroerend goed aan Joden, nog wel gelden als potentiële vredespartner van Israël?

Antwoord van het kabinet

De Palestijnse Basic Law staat de doodstraf toe. Echter de Jordaanse «Penal Code» uit 1960 (en de amendementen sindsdien) noch de «Revolutionary Military Penal Code» van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO uit 1979 omschrijven de verkoop van land in de Westelijke Jordaanoever aan genoemde categorieën personen als een delict dat kan leiden tot de doodstraf. Bij geen van de bekende gevallen van veroordeling tot de doodstraf in de Palestijnse Gebieden was verkoop van onroerend goed aanleiding tot deze ernstige strafmaatregel.

Volgens berichten is Muhammad Abu Shahala, die heeft gefungeerd als tussenpersoon bij de verkoop van onroerend goed, gedetineerd door de Palestijnse Autoriteiten. Andersluidende berichten konden niet worden achterhaald. Aan de verkoop van land aan buitenlanders (niet nader gespecificeerd) is de voorwaarde van goedkeuring door de Palestijnse overheid verbonden, op straffe van een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar. De verkoop van land aan Palestijnen die woonachtig zijn in Oost-Jeruzalem, Jordanië of elders wordt ook aan deze voorwaarde verbonden.

Nederland is tegen de doodstraf, ongeacht het delict, en pleit voor het instellen van een universeel moratorium. Nederland zal ook in EU-kader blijven pleiten voor afschaffing van de doodstraf als strafmaat voor ernstige delicten in zowel de Westelijke Jordaanoever als in Gaza.

De Palestijnse Autoriteit is voorts bezig met een poging al haar critici de mond te snoeren. De persvrijheid wordt hoe langer hoe meer aan banden gelegd. Kritische websites worden uit de lucht gehaald en het onafhankelijke tv station Wattan wordt voor het gerecht gedaagd. Enkel en alleen omdat deze mediakanalen de corruptie en wantoestanden binnen de Palestijnse Autoriteit aan de orde stellen. De leden van de PVV-fractie vragen de regering wat het antwoord hierop is, zowel van Nederland als van de Europese Unie? Het kan toch niet zo zijn dat de PA hier ongestraft mee wegkomt? Dat we de andere kant opkijken en deze door en door corrupte Autoriteit van Nederlands belastinggeld blijven voorzien terwijl Nederlandse burgers het hier moeten ontgelden vanwege de bezuinigingen? De regering doet moeilijk over het legaliseren van de drie dorpjes Bruchin, Rehelim en Sansana. De leden van de PVV-fractie juichen de legalisatie van deze dorpjes toe. Het is niet meer dan logisch dat Israël deze dorpjes heeft gelegaliseerd. Temeer daar de Palestijnse Autoriteit al jaren geen enkele moeite doet om haar haatzaaiende, terroristische agenda te verhullen, laat staan aan de kant te schuiven. Deze leden hopen daarom er van uit te kunnen gaan dat de regering zich in het vervolg meer concentreert op de wantoestanden binnen de Palestijnse Autoriteit, in plaats van elke formele legalisatie van Israëlische woningbouw op gebied dat Israël tijdens de defensieve oorlog van 1967 legaal heeft verkregen, te veroordelen.

Antwoord van het kabinet

President Abbas heeft afgelopen zondag de procureur-generaal opdracht gegeven om de door hem geblokkeerde websites te deblokkeren. De procureur-generaal had gehandeld in strijd met de Palestijnse wetgeving en zou niet bevoegd zijn om dergelijke besluiten uit te vaardigen.

Dat neemt niet weg dat de persvrijheid in de Palestijnse Gebieden onder druk staat. De recente blokkade van Palestijnse websites is zorgelijk. Het kabinet is een groot pleitbezorger van de vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid in het bijzonder, net als de EU. Vrijheid van meningsuiting vormt een regulier onderwerp van de bilaterale en EU-dialoog met de Palestijnse Autoriteit en kwam tevens aan de orde tijdens de bijeenkomst van het EU-mensenrechtencomité met de Palestijnse Autoriteit op 8 mei jl. Ook de Office of the High Commissioner for Human Rights van de Verenigde Naties heeft om opheldering gevraagd en verzocht om de Press en Publications Law van 1995 in lijn te brengen met internationale standaarden. Het kabinet zet zich ervoor in dat de Raad zich hierover uitspreekt.

De leden van de SP-fractie vragen of het waar is dat in de afgelopen maanden door Europese lidstaten, waaronder Nederland, overleg is gevoerd met Hamas? Indien ja, waarover is er gesproken? Wat is de Nederlandse inzet bij dit overleg? Is de regering bereid, eventueel vertrouwelijk, de Kamer in te lichten over de voortgang van dit overleg? Is het waar dat de Palestijnse gevangenen die in hongerstaking zijn gegaan bepaalde voorrechten zijn ontzegd door de Israëlische detentieautoriteiten? Om welke voorrechten gaat het? Klopt het dat gevangenen in hongerstaking geen familie meer mogen ontvangen? Indien ja, hoe beoordeelt de regering het schrappen van deze voorrechten? Hoe kijkt de regering in het algemeen aan tegen de vele honderden Palestijnen die sinds enkele weken in hongerstaking zijn? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat deze massale hongerstaking, die zich vooral richt tegen administratieve detentie, aantoont dat er iets fundamenteel scheef zit in het Israëlische detentiewezen?

Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft ook in de afgelopen maanden geen overleg gevoerd met Hamas en heeft geen indicaties dat andere EU-lidstaten dit wel zouden hebben gedaan.

De hongerstaking vindt plaats uit protest tegen administratieve detentie en gevangenisomstandigheden, onder meer ten aanzien van toegang tot onderwijs, toegang tot artsen en advocaten en de mogelijkheden van familiebezoek.

Naar aanleiding van de hongerstaking heeft de EU Israël opgeroepen tot naleving van mensenrechtenstandaarden op het gebied van detentie en detentie-omstandigheden. Op basis van het internationaal recht is detentie om dwingende redenen van veiligheid, zonder dat dit samenhangt met een strafrechtelijk proces, geoorloofd als een uitzonderlijke maatregel. Een dergelijke detentie dient conform internationaalrechtelijke waarborgen te worden uitgevoerd, zonder willekeur. De EU dringt aan op naleving van deze waarborgen. Het in beroep kunnen gaan tegen een besluit tot veiligheidsdetentie is een belangrijke internationaalrechtelijke waarborg. De Israëlische wet staat deze vorm van administratieve detentie toe. Het komt voor dat het Hooggerechtshof de administratieve detentie ongegrond verklaart.

In het afgelopen decennium is het aantal administratief gedetineerde Palestijnen in Israël drastisch afgenomen van 1007 in 2003 tot 307 in 2011. In 2010 bedroeg het aantal 204. Israël is als verdragspartij bij Mensenrechtenverdragen en de Conventies van Genève gehouden de verplichtingen uit deze verdragen na te komen. Israël rapporteert hierover regelmatig aan de desbetreffende verdragsorganen. Het Nederlandse kabinet hecht aan de strikte naleving van de internationaalrechtelijke bepalingen omtrent detentie en draagt dit ook uit in de contacten met Israël.

De leden van de D66-fractie vragen welke concrete stappen de EU zal zetten om rechtstreekse besprekingen tussen Israël en de Palestijnen te bevorderen. Deze leden constateren dat de minister van Buitenlandse Zaken zijn bezorgdheid heeft uitgesproken over het recente Israëlische besluit drie illegale «outposts» te benoemen als nederzettingen. Deelt de regering de mening dat dergelijke beslissingen van de regering-Netanyahu zouden moeten leiden tot conditionaliteit in de intensivering van de betrekkingen tussen Nederland en Israël? Zo neen, waarom niet?

Antwoord van het kabinet

Het kabinet wil dat de EU het Kwartetbeleid om partijen tot hervatting van de rechtstreekse besprekingen te bewegen krachtig steunt. Dit vraagt om een gebalanceerde aanpak. Het kabinet vindt dat de EU zich daarbij moet inspannen voor het intensiveren van de relaties met Israël – zoals eerder toegezegd – alsook voor voortzetting van de steun bij opbouw van Palestijnse instituties. De EU moet voorts partijen ontmoedigen unilaterale stappen te zetten. Het kabinet is van mening dat ook de bilaterale intensivering van de relaties de mogelijkheden vergroot om een constructieve dialoog met Israël te hebben, bijvoorbeeld daar waar het gaat over het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Versterkte samenwerking maakt moeilijke boodschappen makkelijker aanvaardbaar.

Zuidelijk nabuurschap

Volgens de leden van de VVD-fractie is in twee Arabische landen de recente transitie in een beslissende fase gekomen. Egypte gaat op 23 en 24 mei naar de stembus in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen. Libië kiest op 19 juni een nationale raad die de nieuwe grondwet moet gaan schrijven.

Syrië

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat Syrië verkiezingen houdt op 7 mei. Net zoals het referendum over een nieuwe grondwet van 26 februari. De helft van de zetels is voorbehouden aan de Ba’ath-partij van zittend president Assad en de oppositie heeft de verkiezingen op voorhand geboycot. Toch zijn er nog wel verschillende partijen die meedoen aan de verkiezingen. De leden van de VVD-fractie zien het zes-puntenplan van Kofi Annan als een goed uitgangspunt om de situatie in Syrië te verbeteren. Wordt er in het plan van Kofi Annan gesproken over hoe er met deze verkiezingen omgegaan moet worden? Treden de aanwezige VN-waarnemers ook op als verkiezingswaarnemers? De regering schrijft dat er eventueel nog mogelijkheden zijn om de sancties aan te scherpen. Welke mogelijkheden zijn dit? En is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat het organiseren van ondemocratische verkiezingen aanleiding zou moeten zijn om de sancties verder aan de te scherpen?

Antwoord van het kabinet:

De door het Syrisch regime gehouden verkiezingen op 7 mei jl. vormen geen onderdeel van het plan van Kofi Annan. De VN heeft laten weten dat slechts een transparante en inclusieve politieke dialoog kan leiden tot een eerlijke democratische toekomst voor Syrië en dat deze verkiezingen niet plaatsvinden binnen dat raamwerk. De VN voegde daaraan toe dat een democratisch proces niet kan slagen wanneer het geweld voortduurt en dat het mede daarom essentieel is dat het geweld wordt beëindigd en een aanvang wordt gemaakt met de implementatie van het zes-punten-plan van Kofi Annan.

De VN-waarnemers zien toe op het staakt-het-vuren en de implementatie van het zes-puntenplan. Verkiezingswaarneming is niet als specifieke taak in het mandaat van de VN-waarnemers opgenomen. Wel hebben de aanwezige waarnemers ook tijdens de verkiezingen nauw toegezien op het beëindigen van het geweld en op de waarborging van het recht op vreedzame demonstraties.

De sancties tegen het regime van president Assad kunnen verder worden aangescherpt door het toevoegen aan de sanctielijst van additionele personen en entiteiten die het regime steunen of daarvan profiteren. Momenteel wordt bezien welke personen en entiteiten hiervoor in aanmerking komen. Ook wordt onderzocht welke sectoren in het bijzonder bijdragen aan inkomsten van het regime. De voortdurende repressie en schending van mensenrechten door het Syrische regime zijn voor het kabinet de voornaamste reden voor verdere verzwaring van sancties.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid betreuren dat het vredesakkoord dat opgesteld is door speciale gezant Annan door de Syrische regime terzijde geschoven lijkt te worden. De EU blijft via restrictieve maatregelen grote druk op het Syrische regime uitoefenen. Volgends de regering zou zo mogelijk de RBZ op 14 mei besluiten moeten nemen om de maatregelen verder te verbreden. De leden vragen welke maatregelen de regering hierbij voor ogen heeft? De verkiezingen die op dit moment plaatsvinden zijn een teleurstelling. Volgens de autoriteiten bereikt Syrië bereikt een mijlpaal op het gebied van politieke hervormingen, maar de oppositie is afwezig omdat leiders zijn opgepakt of gevlucht. De leden van de PvdA-fractie betreuren het dat na 14 maanden geweld en zeker 9 000 doden hervormingen nog ver weg lijken te zijn. Sinds 30 april jl. is een volledig «advance team» van 30 waarnemers aanwezig in Syrië. De VN treft nu voorbereidingen om de monitoringmissie van 300 militaire waarnemers zo snel mogelijk volledig uit te rollen, waartoe EU-lidstaten, waaronder Nederland, om bijdragen zijn verzocht. Kan de regering aangeven of zij van plan is om Nederlandse waarnemers te sturen? Deelt de regering de mening dat een mensenrechtencomponent een essentieel onderdeel van deze waarnemingsmissie zou moeten zijn zodat mensenrechtenschendingen in Syrië daadwerkelijk onderzocht kunnen worden?

Antwoord van het kabinet:

Voor het antwoord op de vragen over sancties wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen van de VVD.

Een eventuele bijdrage aan de VN-waarnemingsmissie vraagt een zorgvuldige afweging. Het kabinet zal Uw Kamer op korte termijn informeren over UNSMIS en de eventuele Nederlandse betrokkenheid, zoals verzocht door het Lid Hachchi. Het kabinet deelt de mening dat de civiele component een belangrijk onderdeel is van de VN-missie in Syrië om objectief te kunnen toezien op de gehele implementatie van het zes-puntenplan. Mensenrechtenschendingen kunnen zo worden gerapporteerd. De rapportage kan een basis vormen voor het toekomstige proces van verantwoording.

De leden van de PVV-fractie vragen wanneer de Kamer de brief over de Nederlandse positie ten aanzien van de waarnemersmissie tegemoet kan zien? Nederland roept voortdurend dat Syriërs zich dienen te distantiëren van het Assad regime en moeten overlopen naar de oppositie. Er is echter een grote groep Syriërs die klem zit tussen de Syrische Nationale Raad (SNC) enerzijds en het regime van Assad anderzijds. Zij voelen zich gedwongen te kiezen tussen twee kwaden en vrezen de Syrische Nationale Raad nog meer dan Assad. De SNC betuigt openlijk steun aan militaire acties en wordt gefinancierd door de Golfstaten met hun geopolitieke en islamitische agenda, die niet gericht is op rechtsstaat en democratie. Steunt Nederland daarom ook de NCCDC (Nationaal Coördinatie Comité voor Democratische Verandering) die een stuk gematigder is dan de SNC? Welke Syrische oppositiegroepen steunt Nederland verder? Wordt er bij de vaststelling van eventuele uitbreiding van het sanctieregime, die tot doel heeft desertie te stimuleren, wel rekening mee gehouden dat de Alevieten, Koerden en christenen bijltjesdag vrezen? Is het moreel juist deze groep die zich met de rug tegen de muur voelt staan, financieel te treffen door uitbreiding van het sanctieregime? Hoe gaat de regering er voor zorgen dat deze burgers niet worden getroffen door uitbreiding van het sanctieregime?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zal uw Kamer op korte termijn informeren over UNSMIS en eventuele Nederlandse betrokkenheid, zoals gevraagd door het Lid Hachchi. De Nederlandse regering onderhoudt contacten met zoveel mogelijk verschillende Syrische oppositiegroepen, waaronder ook de NCC. Bij de Nederlandse steun aan de oppositie gaat het, zonder in details te treden, voornamelijk om concrete ondersteuning van lokale oppositiegroepen die onder de Lokale Coördinatie Comités of andere lokale oppositiegroepen vallen. Het kabinet juicht de initiatieven toe die genomen worden om de verschillende oppositiegroepen dichter bij elkaar te brengen.

Er wordt naar gestreefd het regime te raken en de bevolking te ontzien. Het sanctieregime kent bijvoorbeeld uitzonderingen voor het leveren van voedsel, medicijnen en energie aan de bevolking. Het criterium voor opname van personen op de sanctielijst is steun aan het regime of profiteren van het regime, waarbij etniciteit of religie geen rol speelt. Op Nederlands initiatief zijn de Friends of Syria overeengekomen dat diegenen die besluiten het regime de rug toe te keren van de sanctielijst verwijderd kunnen worden.

De leden van de CDA-fractie delen de bezorgdheid van de regering aangaande de situatie in Syrië. Zij achten het van groot belang dat de mogelijkheden die het zes-puntenplan van Annan biedt, ten volle worden benut. Hoe beoordeelt de regering de uitspraken van Annan dat de uitvoering «op schema ligt» terwijl berichten over zware gevechten nog dagelijks in de media verschijnen? Kan de regering ingaan op de stand van zaken rond de voorbereiding van de monitoringsmissie waarvoor ook een Nederlandse bijdrage is gevraagd?

Antwoord van het kabinet:

Speciaal Gezant Annan heeft laten weten dat elke dag kleine stappen worden gezet in de uitvoering van het zes-puntenplan. De kleine stappen, deels achter de schermen, in de goede richting dragen er aan bij dat het proces volgens Annan op schema ligt. De crisis die al meer dan een jaar duurt, zal niet in een dag of een week worden opgelost, aldus Annan. Annan stelde op 8 mei jl. dat het vredesplan een laatste mogelijkheid vormt om burgeroorlog te voorkomen en dat de implementatie van het zes-puntenplan op 8 mei nog onvoldoende was. Het staakt-het-vuren wordt ten dele nageleefd. Zware wapens zijn deels teruggetrokken. Tegelijkertijd veroordeelt het kabinet, evenals Annan, het voortdurende geweld, waarvoor de verantwoordelijkheid primair bij Assad berust.

De VN werkt hard aan de volledige ontplooiing van de missie opdat de waarnemingsmissie, inclusief de civiele component, over voldoende capaciteit beschikt om haar taak te kunnen vervullen. Momenteel zijn rond de 60 militaire waarnemers en rond de 40 civiele stafleden in Syrië aanwezig. Naar verwachting zal het aantal militaire waarnemers de komende week verder oplopen tot ongeveer 220 waarnemers.

De leden van de SP-fractie constateren dat het geweld doorgaat in Syrië ondanks de aanwezigheid van enkele tientallen waarnemers in het land. Het belangrijkste voor nu is dan ook dat de waarnemersmissie zo snel mogelijk wordt uitgebreid. Hoe beoordeelt de regering de uitlating van de woordvoerder van Kofi Annan dat de uitvoering van het zes-puntenplan «on track» is? Deelt de regering de opvatting van Annans woordvoerder dat er kleine signalen zijn dat een aantal van de punten van Annan in Syrië deels worden nageleefd?

Antwoord van het kabinet:

Voor het antwoord op de vragen over het zes-puntenplan wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen van het CDA.

De leden van de D66-fractie delen de nadruk van de regering op het belang van de VN-waarnemersmissie die moet toezien op het staakt-het-vuren en de naleving van het zes-puntenplan. Kan de regering in de separate brief ingaan op de beperkingen van de missie en mogelijke verbeterpunten? Is het mogelijk dat de waarnemingsmissie wordt uitgebreid met een mensenrechtencomponent? Enkele EU-lidstaten zijn begonnen met de (tijdelijke) opvang van enkele Syrische mensenrechtenverdedigers en activisten. Heeft Nederland dit verzoek ook gekregen van Syrische mensenrechtenverdedigers en activisten? Wat vindt de regering van deze mogelijkheid? Hoe verhoudt de Nederlandse bijdrage van 1 miljoen euro aan UNHCR en 1 miljoen euro aan WFP zich tot andere EU-lidstaten?

Antwoord van het kabinet:

Voor het antwoord op de vragen over de waarnemingsmissie wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen van de PVV en de PvdA. Nederland heeft geen concrete verzoeken van Syrische mensenrechtenverdedigers ontvangen voor tijdelijk verblijf in Nederland. Indien een mensenrechtenverdediger in nood zich zou melden voor tijdelijke opvang in Nederland, faciliteert het Ministerie van Buitenlandse Zaken de versnelde afgifte van een Schengenvisum voor kort verblijf, een en ander conform het Actieplan Mensenrechtenverdedigers d.d. 8 maart 2012 (Kamerstuknummer 32 735, nr. 47).

Nederland heeft in vergelijking met andere EU-lidstaten een bovengemiddelde bijdrage geleverd. Zestien EU-lidstaten hebben een bijdrage geleverd. De Nederlandse bijdrage is gelijk aan die van Frankrijk. Vier lidstaten doneerden grotere bedragen. Hierbij moet in acht worden genomen dat Nederland grote ongeoormerkte bijdragen geeft aan onder meer WFP, UNHCR en het ICRC, die ook voor Syrië kunnen worden aangewend.

Libië

De leden van de VVD-fractie brengen naar voren dat de Libiërs op 19 juni de opstellers van hun nieuwe grondwet kiezen. De Nationale Overgangsraad heeft onlangs een verbod op partijen langs religieuze, regionale of clan-lijnen opgeheven. Ook partijen die meer regionale autonomie willen kunnen dus meedoen aan de verkiezingen en meeschrijven aan de nieuwe grondwet. Er zijn ook berichten dat de milities, die destijds Muammar Khadaffi hebben verdreven, invloed uitoefenen op het proces van partij- en stemregistraties. Bij de NOS was te zien hoe gewapende milities registratiebussen in beslag namen en het kantoor sloten omdat ze het niet eens waren met de procedure die was afgekondigd door de Nationale Overgangsraad. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het democratische gehalte van de verkiezingen in Libië. Hoe groot acht de regering de kans dat verkiezingen van 19 juni democratisch zullen verlopen? Volgens de leden van de VVD-fractie kan het «more for more en less for less» principe ook in Libië bijdragen aan democratische hervormingen. Is de regering het met de VVD eens dat een eventueel ondemocratisch verloop van de verkiezingen gevolgen dient te hebben voor de Europese hulprelatie richting Libië?

Antwoord van het kabinet

Het kabinet pleit er al enige tijd voor dat de EU-hulprelaties met de zuidelijke buurlanden worden gestoeld op het principe «more for more, less for less». Indien Libië geen voortgang zou boeken met het doorvoeren van hervormingen of de mensenrechten niet zou respecteren, kan dit in de ogen van het kabinet niet zonder gevolgen blijven.

De voorbereidingen voor de verkiezingen van juni a.s. zijn in gang gezet. Zowel het aanmeldingsproces voor kandidaten als het registratieproces voor kiezers zijn begonnen. De VN verleent technische assistentie. De zorg voor de veiligheid van de stembureaus is opgedragen aan speciaal daarvoor getrainde veiligheidstroepen. De kritiek van de bevolking op zowel de NTC als de interimregering neemt toe, waarbij hen vooral gebrek aan resultaten en daadkracht wordt verweten. Daarmee blijft de politieke situatie in aanloop naar de verkiezingen een punt van zorg. Nederland en de EU blijven bij de Libische autoriteten het belang benadrukken om de verkiezingen volgens het voorziene tijdsschema te organiseren. Indien de EU de mogelijkheid heeft een waarnemingsmissie te sturen, zal deze een oordeel kunnen geven over de mate waarin de verkiezingen vrij en eerlijk verlopen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de EU voornemens is een verkiezingswaarnemingsmissie naar Libië te sturen. Over de omvang en de modaliteiten van een dergelijke missie zal een besluit worden genomen na terugkeer van de EU-verkenningsmissie die op moment in Libië aanwezig is. De regering heeft een voorkeur voor een zo compleet en zo breed mogelijke verkiezingswaarneming. Kan de regering toelichten wat hiermee bedoeld wordt en of Nederland van plan is om waarnemers naar Libië te sturen?

Antwoord van het kabinet

Het kabinet is voorstander van de ontplooiing van een EU verkiezingswaarnemingsmissie die, met inachtneming van de veiligheidsomstandigheden en de logistieke mogelijkheden, een zo inclusief mogelijke geografische dekking heeft, uit zowel korte als langere termijn waarnemers bestaat en specialisten kent op deelterreinen. Zo mogelijk zal het kabinet Nederlandse waarnemers afvaardigen. Het ziet aanmeldingen, bijvoorbeeld van parlementariërs, graag tegemoet.

De leden van de PVV-fractie brengen naar voren dat volgens de Cel voor Financiële Informatieverwerking België in 2011 een doorgeefluik bleek voor terroristische en extremistische geldstromen. Na onderzoek bleken verdachte geldstromen afkomstig van, of bestemd voor militanten van het terreurnetwerk Al Qaida, of AQIM in Noord-Afrika. Ook was België een spil in het ontduiken van de sancties tegen Iran en Libië. Kan de regering toelichten hoe het mogelijk is dat de banken van ons buurland België, lid van de EU, betrokken waren bij geldstromen van terreurnetwerken? Welke sanctie- en voorzorgsmaatregelen worden toegepast op deze banken? Hoe kan in de toekomst voorkomen worden dat Europese banken betrokken raken bij het witwassen van terreurgeldstromen?

Wat wil de regering in de EU doen tegen de voortrazende stammenstrijd in Libië en de zuivering die gaande is tegen de zwarte bevolking van Libië? Kan de regering hierover nadere informatie verstrekken?

Antwoord van het kabinet

In het jaarverslag 2011 van de Belgische Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI, de Belgische zusterorganisatie van de Nederlandse Financial Intelligence Unit) wordt niet gesteld dat België of Belgische banken een doorgeefluik zijn (geweest) voor terroristische en extremistische geldstromen, zoals in mediaberichten wordt gemeld. Het jaarverslag stelt evenmin dat België betrokken was bij het ontduiken van sancties tegen Iran en Libië. België kent, net als Nederland, het systeem waarin banken en andere aangewezen instellingen een melding van iedere ongebruikelijke transactie moeten doen bij een bevoegde autoriteit. De wettelijke basis daarvoor is in België, evenals in Nederland, geënt op de derde Europese «richtlijn tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme». De CFI geeft in zijn jaarverslag een overzicht van transacties opgenomen die in 2011 op basis van deze wetgeving zijn gemeld. In hoeverre daadwerkelijk sprake is van terrorismefinanciering of ontduiking van sancties zal pas kunnen worden vastgesteld na een nadere analyse van ongebruikelijke transactie door de Cel voor Financiële Informatieverwerking, en – indien daartoe aanleiding wordt gezien – strafrechtelijke procedures en/of onderzoek door de inlichtingendienst. Uitgangspunt is dat actie wordt geïnitieerd indien sprake is van handelingen die de grens overschrijden van hetgeen wettelijk is toegestaan.

Gevechten in het dunbevolkte zuiden van het land zijn inmiddels beëindigd. Met EU ondersteuning wordt onder meer gestreefd naar verbetering van grensbeheer teneinde grensoverschrijdende criminele activiteiten tegen te gaan.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het democratisch transitieproces in Libië waar mogelijk moet worden ondersteund. Daarbij is het van groot belang dat het proces wordt gedragen door de gehele Libische bevolking. Hoe beoordeelt de regering het transitieproces mede in het licht van de bijzondere aandacht die de regering vraagt voor religieuze minderheden en vrouwen? Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet zet zich in dit transitieproces in voor de rechten en positie van vrouwen. In de kieswet, die op 8 februari jl. is goedgekeurd door de Nationale Transitie Raad, is opgenomen dat een deel van de kieslijsten afwisselend uit mannen en vrouwen moet bestaan. Daarnaast is in de verkiezingsstrijd een op nationaal niveau goed georganiseerde politieke beweging actief die vrouwenrechten hoog in het vaandel heeft staan. Het kabinet is gecommitteerd aan de ondersteuning van organisaties die aandacht vragen voor de positie van vrouwen, zowel in het verkiezingsproces, in de grondwet als breder in de samenleving. Ook via Matra-Zuid fondsen worden hun projecten ondersteund.

In het eerste artikel van de Constitutional Declaration van de Nationale Transitie Raad, die in augustus 2011 is uitgegeven, is opgenomen dat de staat de vrijheid van godsdienst van niet-moslims garandeert. Er zijn liberale partijen die respect voor religieuze overtuigingen van welke aard dan ook expliciet in de grondwet willen opnemen. De grondwet zal na de verkiezingen door de Grondwetgevende Vergadering worden opgesteld.

De leden van de SP-fractie constateren dat in de geannoteerde agenda staat dat het kabinet een inclusief democratisch transitieproces in Libië ondersteunt met onder andere bijzondere aandacht voor de positie van minderheden. Met name de positie van de Tawargha’s in Libië baart in dit verband zeer ernstige zorgen. Dertigduizend van hen zijn uit hun stad verjaagd door de NAVO-bondgenoten en de stad is inmiddels grotendeels vernield. Andere Tawargha’s zijn gedood of opgepakt. In illegale gevangenissen worden zij gemarteld. Ook in de vluchtelingenkampen, waar de Tawargha’s het geweld proberen te ontvluchten, worden zij nog steeds vaak aangevallen door gewapende milities. Is de regering bereid in EU-verband aan te dringen op een betere behandeling van de Tawargha’s, met name op een einde aan de illegale detentie, een einde aan de aanvallen door gewapende milities en compensatie voor het geleden verlies?

De leden van de fractie van D66 kunnen zich in grote lijnen vinden in de positie van Nederland ten aanzien van Libië. Een inclusief democratisch transitieproces in Libië met bijzondere aandacht voor de rechten van vrouwen en de positie van minderheden is cruciaal. Kan de regering in het kader van laatstgenoemde ingaan op de positie van de Tawargha?

Antwoord van het kabinet

Vanuit het dorp Tawergha is de stad Misrata tijdens het gewapend conflict zwaar onder vuur genomen door troepen die Qaddafi trouw waren. De inwoners van Misrata meenden daarna dat de inwoners van Tawergha aanhangers waren van Qaddafi en verantwoordelijk waren voor misdaden, waaronder verkrachting. Toen de milities uit Misrata Tawergha binnentrokken, zijn de meeste inwoners de stad ontvlucht. Een rapport van 2 maart jl. van de International Commission of Inquiry on Libya, die is ingesteld door de VN-mensenrechtenraad, concludeert dat militieleden uit Misrata inwoners uit Tawergha hebben vermoord, willekeurig gearresteerd en gemarteld. De Tawargha verkeren nog altijd in slechte omstandigheden. De centrale autoriteiten zijn van goede wil, maar de situatie blijft moeilijk bespreekbaar, vooral als gevolg van het feit dat de militie van Misrata nog atijd de scepter zwaait in de omgeving van de stad.

Het kabinet, maar ook de EU, blijven de Libische autoriteiten aanspreken op de situatie van de Tawargha. Tevens dringt het kabinet aan op de ontwapening van milities en voortgang bij het opstarten van het rechtssysteem dat gebaseerd is op respect voor de rechten van de mens inclusief die van gedetineerden. De regering combineert de diplomatieke druk met concrete assistentie ter ondersteuning van de Libische autoriteiten. Zo zal Nederland een activiteit ontplooien gericht op verbetering van het beheer van de gevangenissen. Een verkenningsmissie van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zal daartoe op korte termijn naar Libië afreizen.

Egypte

De leden van de VVD-fractie constateren dat verschillende kandidaten niet mogen mee doen aan de presidentsverkiezingen in Egypte, zoals Omar Suleiman, de ultra-orthodoxe politicus Hazem Abu Ismail en Khairat al-Shater van de Moslimbroederschap. Daarnaast zijn er bij protesten op 2 mei zo’n 20 mensen om het leven gekomen. De demonstranten protesteerden tegen het tegenhouden van kandidaten aan de verkiezingen. In een reactie hierop laat het militaire regime weten wel de macht over te willen dragen eind juni. Maar op 4 mei werden 300 demonstranten gearresteerd, waaronder journalisten. De leden van de VVD-fractie vinden het van groot belang dat de verkiezingen in Egypte democratisch verlopen. Het militaire regime zegt dat waarnemers uit 45 landen de verkiezingen mogen komen monitoren. Is het inmiddels al bekend welke landen dit zijn en of er ook EU-lidstaten bij betrokken zijn? Wat zijn de consequenties voor Egypte als er geen Europese waarnemers bij aanwezig zijn? De leden van de VVD-fractie maken zich ook zorgen over de positie van enkele Egyptische presidentskandidaten. Kan de regering aangeven wat er waar is van de berichten dat de drie belangrijkste presidentskandidaten, Amr Moussa, Abdel Moneim Abol Fotouh en Mohammed Morsi mogelijk worden vervolgd, zoals Al Arabia meldt? De leden van de VVD-fractie vinden het «more for more en less for less» principe een belangrijk middel om de Egyptische autoriteiten te stimuleren democratische hervormingen door te voeren. Is de regering bereid om in Europees verband aan te dringen op vrijlating van demonstraten en journalisten die op 4 mei werden opgepakt? Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat een eventuele afwezigheid van Europese waarnemers, evenals het niet respecteren van het recht op demonstratie, gevolgen dient te hebben voor de hulpgelden die vanuit de EU naar Egypte gaan?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft een uitnodiging van de Egyptische Presidential Election Committee (PEC) ontvangen om twee personen af te vaardigen om de presidentsverkiezingen in Egypte bij te wonen en expertise uit te wisselen. De PEC verzoekt specifiek om leden van de instantie in Nederland die verantwoordelijk is voor het toezicht op Nederlandse verkiezingen. De minister heeft besloten een lid en een medewerker van de Kiesraad af te vaardigen. EU-partners en de EDEO alsook Kroatië, Rusland, Mexico, Japan, Canada, Turkije en Australië hebben eveneens een uitnodiging ontvangen, die zogenaamde peer-to-peer samenwerking tussen kiescommissies betreft.

Naast leden van nationale kiescommissies heeft Egypte ook buitenlandse NGO’s uitgenodigd de presidentsverkiezingen waar te nemen. Het door Nederland gesteunde Carter Center heeft inmiddels toestemming verkregen om als waarnemer op te treden.

Ook buitenlandse diplomaten krijgen toestemming om tijdens de presidentsverkiezingen als internationale «getuigen» op te treden.

EDEO zal een Election Expert Mission (EEM) naar Egypte afvaardigen. Dit is een lichtere missie dan de Election Observation Mission (EOM) waarvoor Nederland en de EU zich vanaf het begin hebben ingespannen. Een EOM is gezien het korte tijdsbestek tot aan de verkiezingen echter niet meer haalbaar. De EEM zal kort voor de eerste ronde van de presidentsverkiezingen in Cairo aankomen en blijven tot na de tweede ronde.

De PEC heeft bekend gemaakt de kandidaten Aboul Fotouh, Morsy en Moussa te zullen vervolgen op verdenking van het overtreden van de campagneregels.

Het kabinet heeft zijn zorgen geuit over het recente geweld in Cairo en HV Ashton gevraagd in haar contacten met de Egyptische autoriteiten aan te dringen op een onafhankelijk onderzoek en berechting van verdachten. Het gebrek aan voortgang bij de hervormingen en het democratiseringsproces in Egypte heeft gevolgen voor de hulpgelden die van de EU naar Egypte gaan: Egypte ontvangt geen extra fondsen uit het SPRING-programma (Support to Partnership, Reform and Inclusive Growth). Het kabinet blijft zowel bilateraal als in EU-verband Egypte aanspreken op de noodzaak hervormingen door te voeren en benadrukken dat besteding van de EU-middelen hiervan afhankelijk is, op basis van het principe «more for more, less for less».

De leden van de PVV-fractie vragen of ondertussen al duidelijk is of Egypte openstaat voor een EU-waarnemingsmissie? Of kunnen de komende presidentsverkiezingen het Europese daglicht niet verdragen? De regering schrijft dat Nederland het Carter Center steunt bij de verkiezingswaarneming. Nu heeft de Kamer tijdens het algemeen overleg over de Arabische regio op7 februari 2012 behoorlijke kritiek geuit op de bevindingen van het Carter Center naar aanleiding van de parlementsverkiezingen in Egypte. De minister heeft beloofd hierover contact op te nemen met het Carter Center. Kan de regering aangeven wat de reactie van het Carter Center op deze kritiek was? Is de regering daardoor gerustgesteld? Daarenboven werd op 23 april jl. bekend gemaakt dat Egypte de licentie van acht Amerikaanse NGO’s heeft ingetrokken, waaronder die van het Carter Center. Welke consequenties heeft dit voor de waarneming bij de aanstaande presidentsverkiezingen en de Nederlandse steun daaraan? Heeft Nederland sinds de laatste verkiezingen in Egypte nog financieel bijgedragen aan het Carterfonds? Zo ja, hoeveel? Klopt de berichtgeving dat het Egyptische parlement bezig is met een wetsvoorstel om huwelijken vanaf 14 jaar mogelijk te maken?

Antwoord van het kabinet:

Voor het antwoord op de vragen over verkiezingswaarneming wordt verwezen naar de antwoorden op bovenstaande vragen van de VVD.

In contact met het Carter Center is gebleken dat de Free Egyptians partij na de parlementsverkiezingen een groot aantal klachten heeft ingediend bij de Egyptische High Judicial Elections Commission. De partij heeft klachten ingediend over illegaal campagnevoeren in de 48 uur voorafgaand aan verkiezingen. Volgens de Free Egyptians partij zouden de Egyptische autoriteiten onvoldoende hebben gedaan om deze onregelmatigheden bij volgende (senaats-)verkiezingen te voorkomen. Dit was reden voor de Free Egyptians partij om de senaatsverkiezingen te boycotten. Het Carter Center heeft tijdens de parlementsverkiezingen juridische en organisatorische onregelmatigheden geconstateerd. Dit betrof niet alleen campagnevoeren voor stemlokalen, maar bijvoorbeeld ook de gebrekkige klachtenprocedure. Het Carter Center heeft niet gezegd dat de verkiezingen vlekkeloos zijn verlopen. Wel heeft het Carter Center geprobeerd een en ander in perspectief te plaatsen. Het uiteindelijke oordeel van het Carter Center over het verloop van de verkiezingen is ook door andere internationale waarnemers, zoals het EISA, Electoral Institute for Sustainable Democracy in Africa en diplomaten ter plaatse, onderschreven. Het kabinet is van mening dat de parlementsverkiezingen, ondanks beperkte onregelmatigheden, ordentelijk zijn verlopen.

De Nederlandse steun aan het Carter Center voor diens waarnemingsactiviteiten tijdens de parlementsverkiezingen betrof 300 000 euro. Het Carter Center heeft toestemming van de Egyptische autoriteiten verkregen om als waarnemer op te treden tijdens de presidentsverkiezingen. De Nederlandse steun voor de waarnemingsactiviteiten van het Carter Center tijdens de presidentsverkiezingen bedraagt 200 000 euro.

Het Egyptische parlement buigt zich momenteel over een wetsvoorstel om de minimumleeftijd voor vrouwen om in het huwelijk te treden te verlagen naar 16 jaar. Het kabinet heeft zorgen over dit wetsvoorstel reeds samen met andere landen overgebracht.

De leden van de D66-fractie constateren dat de presidentsverkiezingen in Egypte plaats zullen vinden op 23 en 24 mei aanstaande, en indien noodzakelijk op 16 en 17 juni aanstaande. Deze leden spreken hun bezorgdheid uit over de rellen bij het Egyptische ministerie van Defensie die doden en gewonden opleverden. Veel Egyptenaren zijn van mening dat het leger de rellen uitlokten. Deelt de regering de mening dat de Supreme Council of the Armed Forces (SCAF) de zorgplicht heeft om demonstranten te beschermen tegen geweld? Wordt dit door de EU overgedragen? Een onafhankelijk onderzoek en berechting van de schuldigen is noodzakelijk. Ook in het licht van deze ontwikkelingen vinden de genoemde leden het wenselijk dat er een internationale verkiezingswaarnemingsmissie zal zijn. Hoe zal de EU dit bevorderen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de mening van de D66-fractie dat de Egyptische autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de eigen burgers. Dit is verschillende malen in bilaterale contacten en door de EU onder de aandacht van de Egyptische autoriteiten gebracht.

Voor het antwoord op de vragen over verkiezingswaarneming wordt verwezen naar de antwoorden van het kabinet op bovenstaande vragen van de VVD.

Voorbereiding EU-Mexico Top 18 juni

De leden van de CDA-fractie zijn bezorgd over de mensenrechtensituatie in Mexico. Deze leden hebben grote waardering voor de inzet van de regering voor mensenrechtenverdedigers. Deze leden zien met zorg hoe de positie van deze mensenrechtenverdedigers verslechtert in de aanloop naar de verkiezingen. Deelt de regering deze zorg? Zo ja, op welke manier vraagt de EU aandacht voor de positie van deze mensenrechtenverdedigers? En op welke manier ondersteunt de EU deze mensen publiekelijk zodat hun positie in Mexico wordt versterkt?

Antwoord van het kabinet:

President Calderón en het Mexicaanse Congres zijn gecommitteerd aan verbetering van bescherming van mensenrechten. Het Congres nam op 30 april jl. een wet aan die vergaande beschermingsmaatregelen voor mensenrechtenverdedigers en journalisten mogelijk maakt. Hieruit blijkt dat dat de veiligheid van deze groepen in Mexico nog steeds te wensen overlaat. Het kabinet deelt de zorgen van CDA-fractie hierover.

De EU vraagt zowel in directe contacten als publiekelijk aandacht voor de positie van mensenrechtenverdedigers in Mexico. Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft tijdens haar bezoek aan Mexico in februari jl. de mensenrechten aan de orde gesteld en de EU zal tijdens de aankomende Top aandacht vragen voor de positie van mensenrechtenverdedigers.

De EU voert een intensieve mensenrechtendialoog met Mexico. De EU-delegatie en vertegenwoordigingen van EU-lidstaten in Mexico onderhouden nauwe contacten met mensenrechtenverdedigers. De EU spreekt de Mexicaanse autoriteiten waar nodig aan op de positie van deze mensenrechtenverdedigers, ook in individuele gevallen. In voorkomend geval geeft EU een verklaring uit waarin mensenrechtenschendingen worden veroordeeld.

Voorbereiding EU-Rusland Top 3–4 juni

De leden van de PVV-fractie stellen dat de EU-Rusland top in 2011 ging over verschillende zaken die beide partijen direct aan gaan. Zo werd verder gesproken over de toetreding van Rusland tot de WTO, over het visumvrij verkeer tussen EU en Rusland, over energie en over olieprijzen. Op 15 december 2011 is Rusland, samen met Montenegro en Samoa, daadwerkelijk toegetreden tot de WTO.

Rusland en de EU zijn o.a. vanwege de reeds genoemde toetreding tot de WTO en de Russische energieopbrengsten economisch meer afhankelijk van elkaar. Ditzelfde gaat ook op voor de samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding en het raketschild. Daarom moet een goede relatie worden onderhouden. Pas dan kan er meer aandacht en druk komen voor zaken zoals mensenrechtenschendingen. Wanneer de EU een goede band heeft met Rusland, kan er ook meer invloed worden uitgeoefend op de Noordelijke Kaukasus en Oekraïne. Deelt de regering deze volgorde met betrekking tot het opbouwen van de relatie? De relatie met Rusland is ook van belang voor het Midden-Oosten. Met name de houding van Rusland ten opzichte van Syrië en Afghanistan speelt hierbij een rol. Rusland was niet aanwezig bij een overleg van de ministers van Buitenlandse Zaken in Parijs, omdat deze bijeenkomst niet zou bijdragen aan de vrede in het Arabische land. Tevens heeft het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken forse kritiek geleverd op het plan van de NAVO om in 2014 troepen terug te trekken uit Afghanistan. Ziet de regering ook dat een goede relatie tussen EU en Rusland kan leiden tot gedeelde buitenlandse belangen? Ziet de regering ook de kans om Rusland door een verbeterde relatie te betrekken bij de «Nation-building» in Afghanistan?

De leden van de CDA-fractie hechten grote waarde aan de goede brede betrekkingen met Rusland. Binnen deze betrekkingen moeten moeilijke onderwerpen niet uit de weg worden gegaan. Hierbij moet speciaal worden gedacht aan de zaak Magnitsky. Tijdens een algemeen overleg kortgeleden gaf de minister van Buitenlandse Zaken aan de juridische ontwikkelingen op de voet te volgen. Inmiddels is de genoemde datum van 24 april ruimschoots verstreken. Welke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en tot welk initiatief van deze minister leidt dit in de voorbereiding van de EU-Rusland top? Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet streeft zowel bilateraal als in EU-verband naar een brede, permanente dialoog met de Russische Federatie. De goede betrekkingen maken het mogelijk Rusland aan te spreken op zijn internationale verantwoordelijkheden zoals het belang van een constructieve rol in vredesvraagstukken, op binnenlandse ontwikkelingen zoals in de Noordelijke Kaukasus en op het belang van het respecteren van mensenrechten en fundamentele vrijheden. In de dialoog met Rusland wordt steeds gezocht naar mogelijkheden voor praktische samenwerking. De relatie met Rusland is op vele dossiers goed: Afghanistan, piraterij-, drugs- en terrorismebestrijding. Beide werken al jaren in verschillende fora samen aan de verdere stabilisering en ontwikkeling van Afghanistan, die in het belang van de bredere internationale gemeenschap, inclusief de EU en Rusland, is. Met betrekkign tot de bestrijding van drugssmokkel wordt nauwer samengewerkt via het Paris Pact.

Het kabinet stelt de zaak Magnitsky in de bilaterale contacten met Rusland en tijdens overleg met andere EU-lidstaten aan de orde. Vooruitlopend op het verstrijken van de termijn voor de afronding van het onderzoek naar de dood van Magnitsky heeft het kabinet intensief contact gehad met andere lidstaten over mogelijke vervolgstappen. De voorzitter van de Europese Raad Van Rompuy heeft in een brief aan toenmalig president Medvedev op 18 april jl. zijn zorgen geuit over de trage voortgang van het onderzoek naar de dood van Sergei Magnitsky, alsmede over de postume heropening van de strafzaak tegen hem. Van Rompuy benadrukte dat een spoedige afronding van dit onderzoek wenselijk is, waarbij alle daders bestraft moeten worden. De beperkte stappen tot nu toe kwalificeerde hij als onvoldoende. Het kabinet onderschrijft de conclusie uit Van Rompuy’s brief dat de zaak Magnitsky symbool is geworden voor de ontwikkeling van de rechtsstaat in Rusland. Het kabinet is teleurgesteld dat de recente deadline van 24 april jl. zonder conclusie of reactie op de brief is verstreken. Tijdens de komende EU-Rusland top moet de EU aandringen op spoedige afronding van het onderzoek en berechting van de daders.

Oekraïne

Op 8 juni begint het EK voetbal in Polen en Oekraïne. De leden van de VVD-fractie zijn geen voorstander van een politieke boycot van Oekraïne tijdens het voetbalevenement. Ook deze leden maken zich zorgen over de rechtstaat en vrijheid van meningsuiting in Oekraïne. Met name over de situatie van voormalig premier Julia Timosjenko. Maar er zijn, zeker in Europees verband, andere middelen om de Oekraïense regering onder druk te zetten. Sport en politiek dienen zolang mogelijk gescheiden te blijven. De leden van de VVD-fractie steunen dan ook de regering in de lijn dat het voorliggende Associatieakkoord tussen Oekraïne en de EU niet ondertekend kan worden zonder dat er onomkeerbare hervormingen zijn doorgevoerd in Oekraïne op gebied van de rechtstaat. De leden van de VVD-fractie vinden de behandeling van oud-premier Timosjenko zorgelijk en illustratief voor de verslechterende mensenrechtensituatie in Oekraïne. Wat is op dit moment de situatie van Julia Timosjenko? Kloppen de berichten over marteling en hoe staat het met haar hongerstaking? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de effectiviteit van de stappen richting Oekraïne centraal moeten staan, en niet de symbolische waarde ervan. Is de regering het met de Poolse president Komorowski eens dat een mogelijk politiek boycot van het EK in Oekraïne de huidige Oekraïense president Janukovic in de kaart kan spelen om de banden met Rusland aan te halen? De leden van de VVD-fractie vinden dat sport en politiek zoveel mogelijk gescheiden moeten worden van elkaar. De Europese Unie is aan zet om de politieke pressiemiddelen optimaal in te zetten. Het overdragen van die boodschap aan Oekraïne is volgens de VVD effectiever dan wegblijven tijdens het EK. Is de regering bereid om bij een eventuele aanwezigheid in Oekraïne tijdens het EK, de Oekraïense regering aan te spreken op de behandeling van Timosjenko en over te brengen dat het Associatieakkoord niet getekend zal worden, alvorens haar situatie is verbeterd en zolang rechtsstatelijke hervormingen uitblijven?

Antwoord van het kabinet:

Volgens mediaberichten en foto’s is oud-premier Julia Timosjenko op 20 april jl. bij transport van de gevangenis naar een ziekenhuis ernstig mishandeld door gevangenispersoneel. De berichten over mishandeling zijn bevestigd in een onderzoek door de toenmalige Oekraïense ombudsman, die Timosjenko op 25 april jl. in de gevangenis heeft bezocht.

Op 8 mei jl. hebben de Oekraïense autoriteiten ingestemd met behandeling van Timosjenko in een ziekenhuis in Charkiv, onder toezicht van Duitse artsen die door Timosjenko worden vertrouwd. Het is positief dat de Oekraïense autoriteiten toestemming hebben gegeven voor behandeling buiten de gevangenis door artsen die door de oud-premier worden vertrouwd. Timosjenko heeft haar hongerstaking per 9 mei beëindigd en is op die dag ook overgebracht naar een ziekenhuis.

De bovengenoemde concessie van de autoriteiten indiceert dat onder andere druk van de EU en haar lidstaten op Oekraïne effect sorteert. Ook de beslissing van de Oekraïense regering om een top van Oost- en Midden-Europese landen af te gelasten, die deze week in Jalta zou plaatsvinden en door de meerderheid van de uitgenodigde Europese leiders werd geboycot, laat zien dat Europese druk op Oekraïne werkt en dat Oekraïne er veel aan gelegen is nauwe banden met de EU te onderhouden.

Ondertekening van het EU-Oekraïne Associatieakkoord, waarvan een diepgaand- en veelomvattend vrijhandelsakkoord deel uitmaakt, is tot op heden door de EU aangehouden vanwege de zorgwekkende situatie op het gebied van de rechtsstaat in Oekraïne. Het kabinet meent dat een akkoord met Oekraïne gebaseerd moet zijn op gedeelde waarden op het gebied van rechtsstaat, mensenrechten en democratie. Ondertekening is pas aan de orde wanneer Oekraïne daadwerkelijke stappen zet op deze terreinen. Vanzelfsprekend zal daarbij ook de situatie van Timosjenko en andere leden van de oppositie die in vergelijkbare situaties verkeren, in beschouwing worden genomen. Deze boodschap zal bij verschillende gelegenheden aan Oekraïne worden overgebracht, zoals bij de EU-Oekraïne-samenwerkingsraad, die op 15 mei a.s. in Brussel zal plaatsvinden en bij het bezoek van de Oekraïense viceminister Klimkin van Buitenlandse Zaken aan Den Haag op 16 mei a.s. Minister Rosenthal heeft deze boodschap ook overgebracht bij het bezoek van de Oekraïense minister van Buitenlandse Zaken Grysjtsjenko op 4 april jl.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid zijn net als het kabinet bezorgd over de rechtsstaat en het respect voor mensenrechten in Oekraïne, in het bijzonder over het politiek gemotiveerde proces tegen en de behandeling van voormalig premier Timosjenko. De regering is van mening dat gevolgen moeten worden verbonden aan onderzoeken naar mogelijke mishandeling van mevrouw Timosjenko, verricht door de Raad van Europa en de Oekraïense ombudsman. Er moet zichtbare verbetering komen in de wijze waarop gevangenen in Oekraïne worden behandeld, in het bijzonder ook mevrouw Timosjenko. De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid delen deze opvatting.

De leden van de PVV-fractie waarderen de inspanningen van de regering voor verbetering van het lot van Timosjenko en de overige politieke gevangenen in Oekraïne. Deze leden vinden de inzet van de regering echter wel te zwak waar het gaat om het inkomend OVSE-voorzitterschap van Oekraïne. Wat betreft deze leden wordt er een andere voorzitter gekozen die deze voorbeeldrol wel waardig is. Het is voor de leden van de PVV-fractie onbestaanbaar dat een land als Oekraïne, dat de rechten van politieke tegenstanders met voeten treedt, voorzitter wordt van de OVSE.

Antwoord van het kabinet:

Oekraïne wordt in OVSE-verband regelmatig aangesproken op zijn verantwoordelijkheid als inkomend OVSE-voorzitter. Op Nederlands initiatief heeft de EU eind vorige week in de Permanente Raad van OVSE een verklaring afgelegd waarin zorg werd uitgesproken over de zaak Timosjenko en andere zaken. In deze verklaring werd benadrukt dat respect voor de rechtsstaat een essentiële voorwaarde is voor sluiting van vergaande samenwerkingsakkoorden met de EU. Voorts is Oekraïne gewezen op de speciale verantwoordelijkheid die het land heeft in het licht van het komend OVSE-voorzitterschap in 2013. Ook andere landen, zoals de VS en Zwitserland, hebben namens een groep gelijkgezinde landen kritische verklaringen over Oekraïne afgelegd. Daarmee is de druk op Oekraïne in OVSE-verband opgevoerd.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de behandeling van Julia Timosjenko symbool staat voor de rechtsonzekerheid in de Oekraïense maatschappij en voor de slechte behandeling van gevangenen in de Oekraïne. Deze leden zijn van mening dat het komende EK Voetbal moet worden aangewend om een krachtig politiek protest te laten horen tegen deze situatie. Een onafhankelijk onderzoek, bijvoorbeeld door de OVSE, naar de behandeling van gevangenen in Oekraïne zien deze leden als een belangrijke voorwaarde voor verbetering van de situatie in het land. Het is daarbij van groot belang dat de Europese Unie eendrachtig optreedt. Zal de minister tijdens deze Raad pleiten voor een dergelijk onafhankelijk onderzoek? Zo nee, waarom niet? Kan de regering aangeven welke landen een zelfde positie hebben gekozen als het kabinet? Kan zij daarnaast aangeven op welk moment de regering de Kamer zal informeren over de politieke aanwezigheid tijdens het EK? Deze leden gaan er vanuit dat zal worden ingezet op een stevige veroordeling van de ontwikkelingen in Oekraïne door de Raad.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet bepleit dat de Oekraïense autoriteiten gevolgen verbinden aan onderzoeken naar de slechte behandeling van gevangenen, in het bijzonder ook van mevrouw Timosjenko, die zijn verricht door de Raad van Europa en de Oekraïense ombudsman. De meeste andere lidstaten hebben hun positie nog niet definitief bepaald.

Het kabinet besluit op basis van de dan geldende stand van zaken en mede in het licht van de opstelling van andere EU-lidstaten kort voor aanvang van het Europees Kampioenschap voetbal over politieke aanwezigheid.

De leden van de SP-fractie constateren dat Nederland pas wil overgaan tot ondertekening van het EU-Oekraïne Associatieakkoord wanneer Oekraïne daadwerkelijke en onomkeerbare stappen zet op het gebied van rechtsstaat, mensenrechten en democratie. Hoe en wanneer wordt beoordeeld of er zichtbare verbeteringen zijn op deze terreinen?

Antwoord van het kabinet:

De EU heeft richting Oekraïne duidelijk aangegeven dat verbeteringen op het gebied van de rechtsstaat noodzakelijk zijn voordat de Raad positief kan besluiten over ondertekening van het Associatieakkoord. In eerdere besprekingen van de EU met Oekraïne zijn daarbij onder andere als ijkpunten aangegeven: het beëindigen van selectieve rechtspraak, het zekerstellen van vrije en eerlijke verkiezingen in oktober 2012 met voldoende internationale waarneming en het boeken van vooruitgang op de overeengekomen hervormingsagenda. Het kabinet zal de voortgang van Oekraïne op de hierboven genoemde terreinen beoordelen, mede op basis van rapportages van de Raad van Europa, de OVSE, en de EU, alsmede op basis van eigen analyse van ontwikkelingen in Oekraïne. Daarbij geldt geen tijdslimiet, maar uiteraard geldt hierbij wel hoe eerder, hoe beter.

De leden van de D66-fractie zijn evenals de regering bezorgd over de rechtsstaat en het respect voor mensenrechten in Oekraïne. Zij steunen de regering in het streven om gevolgen te verbinden aan onderzoeken naar mogelijke mishandeling van mevrouw Timosjenko. Een eenduidige EU-lijn voor het bijwonen op politiek niveau van wedstrijden tijdens het EK is wenselijk.

Bosnië-Herzegovina

De regering is van mening dat de indiening van de EU-lidmaatschapsaanvraag door Bosnië-Herzegovina prematuur is en dientengevolge ontmoedigd dient te worden. De leden van de PVV-fractie vinden de EU-lidmaatschapsaanvraag niet alleen prematuur; in de huidige economische crisis is elke EU-uitbreiding onwenselijk en toenadering van Bosnië-Herzegovina is helemaal verwerpelijk. Volgens Human Right Watch slaagt Europa er tot dusverre niet in, zelfs niet met EU-lidmaatschap als beloning in het vooruitzicht, positieve hervormingen en het tegengaan van discriminatie in Bosnië-Herzegovina te bewerkstelligen. Roma, Joden en andere nationale minderheden ondervinden politieke discriminatie. De leden van de PVV-fractie vinden het dan ook onbegrijpelijk dat op 14 maart 2012 zowel de leden van de VVD als die van het CDA in het Europees Parlement ingestemd hebben met verdere toenadering tussen de EU en het kandidaat-lid Bosnië-Herzegovina.

De leden van de CDA-fractie steunen de lijn van de regering dat van sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger geen sprake kan zijn, zolang niet aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Antwoord van het kabinet:

De bespreking van dit onderwerp is uitgesteld tot een volgende vergadering van de Raad Buitenlandse Zaken. Ten aanzien van de door de PVV-fractie geuite zorgen over discriminatie van Roma, Joden en andere minderheden in Bosnië-Herzegovina wordt verwezen naar de antwoorden van 26 april jl. op vragen hierover van de Kamerleden Albayrak en Timmermans (vergaderjaar 2011–2012, aanhangselnummer 2339).

Iran

De leden van de PVV-fractie vragen of de regering van mening is dat het wenselijk is dat het IMF de banden met de Iraanse bank Markazi verbreekt en het IMF het Iraanse lidmaatschap opschort? Temeer daar deze bank een specifiek doelwit is van de internationale economische sancties tegen Iran.

Antwoord van het kabinet:

Opschorting van het IMF-lidmaatschap geschiedt uitsluitend op basis van niet-nakoming van bepaalde financieel-economische verplichtingen door lidstaten. Dat is op dit moment niet het geval. De leden van het IMF, inclusief Iran, zijn verplicht om op een rekening bij de nationale centrale bank bepaalde reserves aan te houden. Het aanhouden van deze reserves is niet in strijd met EU-sanctieregime. De Centrale Bank van Iran valt niet onder het VN-sanctieregime.

Verder blijkt uit het rapport van Oxfam dat 3 mei jl. verscheen, dat sancties nauwelijks effect hebben op de wapenhandel. Iran gaf sinds 2007 570 miljoen dollar uit aan geschut, ondanks het wapenembargo. De bepalingen van het VN-Wapenhandelverdrag zouden niet afdwingbaar zijn en de regels zijn elastisch en multi-interpretabel. Hoe beoordeelt de regering het rapport van de Campagne tegen Wapenhandel hierover? Is de regering bereid hier in VN-verband aandacht voor te vragen?

Antwoord van het kabinet:

Het genoemde Oxfam rapport roept op tot een juridisch afdwingbaar wapenhandelsverdrag. In juli 2012 zullen in VN-verband de officiële onderhandelingen over de tekst van een dergelijk verdrag worden gestart. Het kabinet streeft naar een effectief en robuust verdrag dat bijdraagt aan de wereldwijde regulering van de wapenhandel. Het kabinet streeft naar een verdrag dat landen verplicht om een wapenexportvergunningssysteem op te stellen. In het toekomstige verdrag zal naleving van wapenembargo’s één van de criteria moeten zijn waaraan landen hun wapenexportvergunningen moeten toetsen.

De leden van de SP-fractie achten het van zeer groot belang dat Iran meer openheid geeft over het nucleaire programma. Alles wijst er echter op dat Iran hiertoe slechts bereid is wanneer daar iets tegenover staat. Iran lijkt de indruk te wekken bereid te zijn striktere controles van de IAEA te dulden als deze gepaard gaan met het afnemen of opschorten van sancties. Hoe staat de regering hier tegenover? Is de regering van mening dat Iran tegemoet moet worden gekomen indien het land meer medewerking aan het IAEA verleent? Is er voor de regering een situatie denkbaar waarin de sancties tegen Iran worden afgeschaft? Indien ja, onder welke omstandigheden? Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat voornamelijk de burgerbevolking van Iran de dupe is van de sancties tegen het land?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het van belang dat de druk op Iran onverminderd hoog wordt gehouden om het politieke spoor gaande te houden. De hervatting van de gesprekken van de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad en Duitsland onder leiding van Hoge Vertegenwoordiger Ashton met Iran op 14 april jl. is naar de mening van het kabinet mede een effect van de sancties. Eventuele verlichting van sancties is afhankelijk van nakoming van internationale verplichtingen door Iran en volledige Iraanse samenwerking met het IAEA. Bij de vormgeving van het sanctieregime is er zoveel mogelijk naar gestreefd het regime te raken en de bevolking te ontzien. Het Iraanse regime heeft de sleutel tot verlichting van de sancties zelf in handen.

Sudan / Zuid-Sudan

De leden van de VVD-fractie constateren dat na een ultimatum dat werd gesteld door de VN, de rust aan de grens tussen Sudan en Zuid-Sudan voorlopig lijkt hersteld. De felle gevechten lijken voorlopig tot een einde gekomen. Daarnaast is het positief dat beide landen een vredesplan van de Afrikaanse Unie hebben omarmd. Desondanks komen er nog wel berichten van bombardementen door Khartoum volgens de Zuid-Sudanese regering. Als beide landen niet stoppen met militair ingrijpen, volgen er sancties. De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het vredesplan van de Afrikaanse Unie en het ultimatum van de VN. Kan de regering aangeven of het staakt-het-vuren wordt nageleefd? Op welke wijze is de Europese Unie actief bij het vredesplan van de Afrikaanse Unie?

Antwoord van het kabinet:

Zuid-Sudan heeft de vijandelijkheden gestaakt en besloten zijn politie uit de betwiste regio Abyei terug te trekken. Zuid-Sudan beschuldigde Sudan van bombardementen op 4 en 5 mei jl. in Unity State, Zuid-Sudan. Volgens UNMISS is het sinds 7 mei echter rustig in het grensgebied. Rosalind Marsden, de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor Sudan en Zuid-Sudan, is momenteel in de regio om tenuitvoerlegging van het vredesplan van de Afrikaanse Unie en van de resolutie van de VN Veiligheidsraad te bepleiten.

Naast het grensconflict, baart de positie van Zuid-Sudanezen in Sudan de leden van de VVD-fractie ook zorgen. Zuid-Sudanezen in Sudan lopen nog altijd een groot risico, zoals de recente aanslagen in Khartoum en de situatie in Zuid-Kordofan, laten zien. Is de regering bereid om in Europees verband bij de Sudanese autoriteiten aan te dringen op een betere behandeling van Zuid-Sudanezen in Sudan?

Antwoord van het kabinet:

Nederland organiseert samen met EU Speciaal Vertegenwoordiger Rosalind Marsden op 15 mei a.s. in Brussel een bijeenkomst op hoogambtelijk niveau over Sudan en Zuid-Sudan. De bijeenkomst heeft tot doel de mogelijkheden te onderzoeken voor een effectievere inzet van de EU bij het bijdragen aan oplossingen voor alle uitstaande geschillen, waaronder de status van wederzijdse onderdanen in de beide landen.

De leden van de VVD-fractie maken zich ook zorgen over de opstelling van Zuid-Sudan in het conflict. Het land is grotendeels afhankelijk van ontwikkelingshulp en de olie-inkomsten. Juist de olie-inkomsten worden door Zuid-Sudan nu geblokkeerd. De Zuid-Sudanese minister van Buitenlandse Zaken Nhial Deng Nhial stelt in een interview in BBC’s Hard Talk dat Zuid-Sudan van plan is om de olieproductie, die door Sudan loopt, voor nog eens twee jaar stil te leggen. Dit terwijl het land voor 98% afhankelijk is van de olie-inkomsten. Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat dit onverantwoordelijk is van de Zuid-Sudanese regering en dat het land in Europees verband aangespoord moet worden om zo snel mogelijk de olieproductie weer op te starten?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat het besluit van de Zuid-Sudanese regering tot het stilleggen van de olieproductie niet in het belang is van de ontwikkeling van Zuid-Sudan. De kwestie maakt deel uit van de besprekingen rond de nog uitstaande geschilpunten van het Comprehensive Peace Agreement (CPA) tussen Sudan en Zuid-Sudan.

De leden van de fractie van de PvdA willen allereerst hun zorgen uitspreken over de verslechterende situatie in de regio tussen Sudan en Zuid-Sudan. Het onderwerp staat niet voor de eerstvolgende Raad geagendeerd, maar vergt volgens de leden van de PvdA-fractie wel de nodige aandacht. Een oorlogssituatie dreigt op dit moment en de internationale gemeenschap zit met de handen in het haar. De leden zijn van mening dat het vijf voor twaalf is en verwacht daadkrachtig ingrijpen van de internationale gemeenschap. De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid verwachten hierbij ook een sterke rol voor Nederland, gezien haar staat van dienst in het gebied in de afgelopen jaren. Nederland is actief betrokken geweest bij de ondertekening van het Comprehensive Peace Agreement (CPA) en de zetel van het Internationaal Strafhof (ICC) ligt in Nederland. De haardvuren zijn juist in de drie gebieden – Abyei, South Kordofan en Blue Nile – waar Nederland ten tijde van de ondertekening van het CPA verantwoordelijk voor was. Deelt de regering de mening dat deze «historische» banden juist een actieve betrokkenheid van Nederland vergt? De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben via de motie Dikkers (22 831, nr. 67) in november 2011 al eerder de wens uitgesproken voor een actieve rol van Nederland bij het onderhandelingsproces. Deze motie is helaas verworpen. Kan de regering toelichten hoe zij – een half jaar na indiening van deze motie – tegen dit voorstel aankijkt? Hoe kijkt de regering tegen het voorstel aan om een speciale gezant (op EU-niveau) voor de regio in te stellen? De Noorse en Britste regering geven financiële steun aan het onderhandelingsproces tussen Sudan en Zuid-Sudan. Kan de regering toelichten of zij deze steun voldoende acht? Zo niet, is de Nederlandse regering eventueel bereid om financiële assistentie te verlenen in het onderhandelingsproces? Indien nee, waarom niet?

Antwoord van het kabinet:

Wat betreft de betrokkenheid van de internationale gemeenschap, inclusief China, en de rol van de EU en Nederland daarbij verwijzen wij u naar de brief over dit onderwerp van heden. Het kabinet is niet op de hoogte van een voorstel om een speciaal EU-gezant voor de regio te benoemen. De EU heeft al speciaal vertegenwoordigers voor zowel Sudan en Zuid-Sudan als voor de Hoorn van Afrika.

De VN heeft vorige week in een VN-Veiligheidsraadresolutie benadrukt dat de vijandelijkheden tussen Noord- en Zuid-Sudan moeten stoppen. Indien dit niet gebeurt zullen er sancties volgen. Kan de regering toelichten wat er zal gebeuren indien de situatie verslechtert en wat de rol van de EU zal zijn bij de uitvoering van eventuele sancties?

Op moment mist de lopende UNMISS missie mankracht, materieel en politieke wil om haar «Hoofdstuk VII mandaat» daadwerkelijk en geloofwaardig uit te voeren en kan zij burgers in Zuid-Sudan onvoldoende beschermen. Het The African High Level Implementation Panel (AUHIP) heeft een «Hoofdstuk VII voorstel» voorgelegd aan de VN-Veiligheidsraad. Gezien het gegeven dat de situatie nu zo verslechterd is zou bij de hernieuwing van het mandaat in juni een onderdeel over humanitaire assistentie in het voorstel moeten komen te staan. Is de minister van Buitenlandse Zaken bereid om met zijn EU collega’s te overleggen over het toevoegen van deze component? Indien nee, waarom niet?

Tot slot vragen de leden hoe de regering tegen het verzoek van de militaire vakbond AFMP aankijkt, die onmiddellijke bewapening van Nederlandse UNMISS militairen vraagt. Is de regering bereid om aan deze oproep gehoor te geven? Indien nee, waarom niet?

Antwoord van het kabinet:

Indien Sudan en Zuid-Sudan de VN-Veiligheidsraadresolutie 2046(2012) van 2 mei jl. niet nakomen, zal de Veiligheidsraad mogelijk bijeenkomen om zich te beraden op maatregelen. Indien de VN Veiligheidsraad sancties instelt, zal de EU deze implementeren.

Naar verwachting zal UNMISS in juli op volledige sterkte zijn. Tot op heden verloopt de samenwerking tussen UNMISS en de Zuid-Sudanese autoriteiten goed. Indien de VN van oordeel is dat het mandaat van UNMISS op het terrein van humanitaire assistentie aanpassing behoeft, dan zal het kabinet dit in overweging nemen en ook in EU-verband bespreken. Met betrekking tot bewapening van UNPOL’ers ziet het kabinet geen aanleiding aan de oproep van de militaire vakbond gehoor te geven. UNPOL geeft advies en helpt met capaciteitsopbouw van de Zuid-Sudanese politiemacht. Deze adviseursfunctie vraagt niet om bewapening, die overigens ook niet geoorloofd is onder het betreffende VN-mandaat. UNMISS volgt de veiligheidssituatie nauwgezet en heeft (militaire) eenheden die de veiligheid van de UNPOL’ers waarborgen. De missie wordt door geen van de partijen gezien als doelwit, en heeft bovendien evacuatieplannen ontwikkeld om bij oplopende spanningen (ongewapende) VN-medewerkers te evacueren. Deze werken goed en zijn recent ook lokaal toegepast.

De leden van de PVV-fractie hebben een aantal specifieke vragen over de rol van China in Sudan. China heeft veel geïnvesteerd in Sudan en Zuid-Sudan. Het is dan ook in het belang van China en de Chinese oliemaatschappijen om te zorgen voor een stabiele situatie. China drong er onlangs bij Sudan en Zuid-Sudan op aan om de rechten en de belangen van de Chinese oliemaatschappijen in de beide landen te beschermen, meldde het staatspersbureau Xinhua. Met China als belangrijkste klant en als permanent lid van de Veiligheidsraad kan Peking een grote rol gaan vervullen met het oog op bemiddeling. Welke mogelijkheden ziet de regering om China te bewegen niet alleen te bemiddelen met betrekking tot de eigen belangen, maar ook om tot een vredesoplossing te komen? Is de regering voornemens om in te zetten op Chinese diplomatie of ziet de regering meer heil in een rol voor de VN in de bemiddeling?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van oordeel dat gecoördineerde internationale druk nodig is om beide landen ertoe te bewegen langs politieke weg hun onderlinge geschillen bij te leggen. Het is bemoedigend dat China als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad heeft ingestemd met de VN-Veiligheidsraadresolutie 2046 (2012) van 2 mei jl. Over verdere Chinese betrokkenheid verwijzen wij u naar onze brief over dit onderwerp van heden.

Gezien de ontwikkelingen in Sudan zijn de leden van de CDA-fractie verbaasd dat dit onderwerp niet staat geagendeerd tijdens deze Raad. Genoemde leden maken zich met name zorgen over de positie van Zuid-Sudanezen in Sudan. In de media verschijnen berichten over aanvallen op deze burgers in Sudan. Is de regering bereid dit onderwerp op te brengen tijdens deze raad, zodat deze aanvallen worden veroordeeld in EU-verband? Zal de regering zich daarnaast inzetten voor een oproep in EU-verband aan de Sudanese overheid om expliciet te verklaren dat deze burgers zullen worden beschermd? Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft de VN-Veiligheidsraadresolutie in een verklaring verwelkomd. Het kabinet is van oordeel dat het nu van belang is dat Sudan en Zuid-Sudan gehoor geven aan de VN-Veiligheidsraadresolutie. In de resolutie is onder meer vastgesteld dat beide landen moeten afzien van vijandige propaganda en haatzaaierij. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwlettend en zal, indien de landen op dit punt geen gehoor geven aan de resolutie, in EU-verband oproepen hiertegen stelling te nemen.

De leden van de fractie van de SP constateren dat vorige week de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties een resolutie heeft aangenomen met daarin een stappenplan voor de oplossing van de gevechten en de onderliggende problematiek tussen Sudan en Zuid-Sudan. Een belangrijk onderdeel hiervan is een grensveiligheidsmechanisme. Het is belangrijk dat dit grensveiligheidsmechanisme zowel onafhankelijk als civiel is. Is de regering bereid zich in internationaal verband in te zetten om deze ongewapende monitoringsmissie tot stand te brengen? Verder komen er berichten binnen dat Zuid-Sudanezen in Sudan geregeld groot gevaar lopen. De Zuid-Sudanese regering heeft een verklaring uitgegeven waarin wordt beloofd Sudanezen in het land te beschermen. Sudan heeft een dergelijke belofte niet gedaan. Is de regering bereid in EU-verband aan te dringen op een oproep aan Sudan om te beloven dat Zuid-Sudanezen zich in vrijheid mogen bewegen in Sudan en dat hen niets wordt gedaan?

Antwoord van het kabinet:

Sudan en Zuid-Sudan zijn in juli 2011 al een grensveiligheidsmechanisme (Joint Border Verification and Monitoring Mechanism – JBVMM) overeengekomen. Het kabinet acht het essentieel dat beide landen dit veiligheidsmechanisme direct instellen. De UN Interim Security Force for Abyei (UNISFA) is in december 2011 door de VN-Veiligheidsraad gemandateerd (res. 2024 (2011)) om het JBVMM bescherming en logistieke ondersteuning te bieden. Op dit moment wordt onderzocht in hoeverre mandaat en behoeftestelling van UNISFA aangepast moeten worden om JBVMM te ondersteunen bij het monitoren van een gedemilitariseerde Noord-Zuid grens. Tijdens de eerdergenoemde bijeenkomst over Sudan en Zuid-Sudan op 15 mei a.s. zullen de betrokken EU-lidstaten met EU Speciaal Vertegenwoordiger Marsden onderzoeken op welke wijze de EU kan bijdragen aan de uitvoering van de resolutie. Voor een antwoord op de vraag over Zuid-Sudanezen in Sudan wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van het CDA.

De leden van de D66-fractie constateren dat de recente ontwikkelingen in Sudan en Zuid-Sudan niet op de geannoteerde agenda staan. Zij vinden het wenselijk als de Raad hier toch over zou spreken. De VN-Veiligheidsraad heeft vorige week een resolutie aangenomen met een stappenplan voor de oplossing van de gevechten en de onderliggende problematiek. Zal Nederland zich (in de Raad) stevig uitspreken voor een grensveiligheidsmechanisme? Hoe zal de EU bijdragen aan de uitvoering van de resolutie?

Antwoord van het kabinet:

Voor een antwoord op de vraag over het grensveiligheidsmechanisme wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen van de SP.

Guinee-Bissau en Mali

De leden van de PVV-fractie stellen dat de drugshandel in West-Afrika een grote ontwrichtende en belemmerende impact heeft op de landen in die regio. Niet alleen worden deze landen getroffen door een toename van geweld en georganiseerde misdaad, maar tevens dringt de betrokkenheid bij deze drugshandel door tot in de hoogste bestuurlijke niveaus. Vooral Guinee-Bissau gaat hier onder gebukt. Door een relatief kleine economie en betrokkenheid van de militairen bij de drugshandel is dit land erg kwetsbaar. De prijs voor één kilogram cocaïne ligt in Guinee-Bissau dan ook vele malen lager dan bij landen nabij de Europese kust, zoals Marokko. Bij de buurlanden is het al niet veel beter. In Mali zijn drugsroutes in handen van de Al Qaeda Islamic Maghred (AQIM) groep. Deze groep heeft de controle over de steden in het noordelijke gedeelte van Mali. Met hun drugsgeld financieren zij hun islamitische onderdrukkings- en terreurpraktijken en wapens. In de Raad Buitenlandse Zaken hebben de ministers hun zorg uitgesproken over de groeiende aanwezigheid van Al Qaeda en daaraan gelieerde groepen in het noorden van Mali, alsook over de dreiging die hiervan uitgaat. Het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) pleit voor een grootschalige drugsaanpak in internationaal verband. Ziet de regering de noodzaak om in te grijpen? Op welke termijn kunnen er concrete stappen worden gezet? Ziet de regering ook dat de AQIM een belangrijke rol speelt in de drugshandel tussen West-Afrika en Europa? Welke maatregelen is de regering voornemens te treffen tegen deze terroristische drugsorganisatie? Wat is de effectiviteit van de programma's tegen drugshandel in West-Afrika? De leden van de PVV-fractie doelen dan onder andere op het Regional Programme for West Africa 2010–2014, het Regional Action Plan van ECOWAS en de daaruit voortvloeiende National Integrated Programmes, maar ook op het West Africa Coast Initiative. De World Customs Organization (WCO) stelt dat in voorgaande jaren 69% van het totale volume van cocaïne dat door de douane is opgespoord afkomstig is van boten en schepen. Wanneer blijkt dat inzet van maritieme middelen nodig is, voorziet de regering dan problemen met de huidige inzet van middelen voor de Atalanta-missie en Operation Ocean Shield?

Antwoord van het kabinet:

De recente staatsgrepen in Mali en Guinee-Bissau bevestigen de samenhang tussen verschillende ontwikkelingen en problemen in de regio, waaronder drugssmokkel. Zij tonen het belang van een geïntegreerde benadering aan. Een dergelijke geïntegreerde aanpak van de EU kan mede dienen ter ondersteuning van de activiteiten van regionale en internationale organisaties (zoals ECOWAS, Interpol en de World Customs Organisation) en de VN (UNODC), opdat deze dreigingen op de meest effectieve wijze kunnen worden bestreden.

Nederland heeft bij in de afgelopen weken in EU-kader de noodzaak van de ontwikkeling van een geïntegreerde aanpak voor de West-Afrikaanse-regio benadrukt en bepleit dat bestrijding van drugssmokkel wordt meegenomen in een toekomstige strategie ten aanzien van de Golf van Guinee. Daarbij moet voorop staan dat alleen een coherente aanpak succesvol kan zijn, waarbij alle instrumenten die de EU ter beschikking staan worden ingezet op een elkaar versterkende wijze en in overleg met ander regionale en internationale actoren. Het Nederlandse pleidooi werd positief ontvangen. In de komende periode zal worden onderzocht of inderdaad een dergelijke geïntegreerde EU-strategie kan worden ontwikkeld. De eventuele inzet van maritieme middelen is op dit moment niet aan de orde.

Somalië

Inmiddels heeft HV Ashton besloten Somalië toe te voegen aan de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken. Naar verwachting zal de Raad, mede met het oog op het einde van de politieke transitiefase in Somalië per 20 augustus 2012, de Somalische autoriteiten oproepen om de internationale afspraken over het transitieproces te respecteren. Tevens zal de Raad zijn inspanningen voor piraterijbestrijding willen bevestigen. De regionale maritieme capaciteitsopbouwmissie in de Hoorn van Afrika en de westelijke Indische Oceaan, die de naam EUCAP NESTOR heeft gekregen, zal zich gaan richten op het duurzaam versterken van de maritieme veiligheid in de regio door middel van trainingen en overige capaciteitsopbouwactiviteiten. Het kabinet blijft inzetten op de totstandkoming van een geïntegreerd EU-beleid ten aanzien van Somalië en ziet daarbij een belangrijke rol weggelegd voor de Speciaal Vertegenwoordiger van de EU voor de Hoorn van Afrika, de heer Rondos. Rondos tracht intensivering van de politieke dialoog tussen de Transitional Federal Institutions en andere relevante Somalische en regionale spelers te onderstuenen.

Macedonië

De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat in Macedonië op 3 mei jl. 20 radicale moslims zijn gearresteerd in verband met de moord op vijf christelijke Macedoniërs. Alle verdachten hadden in Afghanistan en Pakistan tegen NAVO soldaten gevochten. De minister van Binnenlandse Zaken verklaarde dat alle verdachten volgers van de radicale islam zijn, wat een gevaar vormt voor het christendom. Naar aanleiding van deze arrestaties zijn er grootschalige demonstraties geweest van salafisten die met Al-Qaeda vlaggen onder luid «allah akbar» en «dood aan de christenen» geschreeuw een eerlijk proces voor de gearresteerden eisten. Twee jaar geleden werd al gewaarschuwd voor de opkomst en toenemende agressiviteit van het wahabisme in Macedonië en de bijbehorende gevaren voor de christenen. Hoe beoordeelt de regering de radicalisering van Albanezen in Macedonië? Is de regering bereid de radicalisering van moslims in Macedonië, en de bestrijding ervan, in EU-verband aan de orde te stellen?

Antwoord van het kabinet:

De vijfvoudige moord in Macedonië die plaatsvond op 12 april jl. heeft geleid tot maatschappelijke ontzetting en verhoging van de etnische spanningen in het land. Het gerechtelijk vooronderzoek in deze zaak loopt nog en het bewijsmateriaal over de precieze toedracht van de zaak is nog niet openbaar. Het kabinet acht het van groot belang dat het recht zijn beloop krijgt, zodat etnische spanningen niet verder aangewakkerd worden. Het zal daarom zowel bilateraal als in EU-verband deze zaak intensief blijven volgen. Als besproken in het AO NAVO op 12 april jl. heeft de minister inmiddels met zijn Griekse en Macedoonse collegae en met de Speciaal Vertegenwoordiger van de SGVN gesproken over de Macedoonse naamskwestie. Uw Kamer ontvangt hierover nadere informatie in de brief over de aanstaande NAVO-top.

Naar boven