19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2257 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2016

Zoals ik al in mijn brief van 8 november jl. schreef (Kamerstuk 19 637, nr. 2254), is de samenstelling van de groep eerste asielaanvragers de afgelopen maanden aanzienlijk gewijzigd ten opzichte van vorig jaar, waarbij aanvragen van personen afkomstig uit een aantal landen die onderdeel uitmaken van de lijst met «veilige landen van herkomst» een groter aandeel in de asielinstroom zijn gaan vormen. In die brief heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over maatregelen om deze instroom te adresseren. In deze brief treft u bedoelde maatregelen aan. Al deze maatregelen hebben tot doel de asielaanvragen snel af te handelen, sneller vertrek uit Nederland te realiseren en de overlast voor onze samenleving zoveel mogelijk te beperken.

In de afgelopen periode was er in eerste instantie een verhoging te zien in het aantal asielaanvragen van asielzoekers uit de Westelijke Balkanlanden. De laatste weken worden juist veel asielaanvragen ingediend door Marokkanen en Algerijnen, die veelal al langere tijd in de EU hebben verbleven (vaak in Duitsland). Hierdoor worden het asielproces en de daarbij horende voorzieningen belast met en verstoord door migranten die eigenlijk niet in de asielprocedure thuis horen. Daarbij komt nog dat zich binnen deze groep asielzoekers een aantal bevindt dat bovenmatig veel overlast veroorzaakt in en rond de opvanglocaties, hetgeen een negatief effect heeft op de leefbaarheid en beheersbaarheid in de gemeenten en in opvanglocaties.

Uiteraard sta ik voor een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Tegelijk constateer ik dat in de afgelopen maanden te vaak oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die geen bescherming nodig hebben. Dit vormt een oneigenlijke belasting voor onze samenleving en tast het draagvlak voor ons asielbeleid aan. Om dit tegen te gaan had ik al een aantal maatregelen getroffen, waaronder het versneld afdoen van deze asielaanvragen (sporenbeleid), het opleggen van een nul-dagen vertrektermijn, het opleggen van een inreisverbod, het aanpassen van de terugkeerondersteuning voor bepaalde landen en het steviger aanpakken van overlastgevende asielzoekers.1 Gezien de ontwikkelingen in de asielinstroom zijn verdere maatregelen nodig. De implementatie van die maatregelen zal steeds plaatsvinden in nauwe samenspraak met de landen van herkomst, in transparantie en een open dialoog gericht op resultaten. Er is een gezamenlijk belang en wederzijdse verantwoordelijkheid om recht te doen aan diegenen die dat nodig hebben, en om op te treden daar waar dat noodzakelijk is. Het kabinet zal actief die contacten en samenwerking blijven opzoeken. Het kabinet zal in dat verband de regeringen van Marokko en Algerije benaderen, ook met het oog op het terugnemen van hun onderdanen.

Snellere asielprocedures

Sinds 1 maart 2016 worden de asielaanvragen van asielzoekers uit veilige landen versneld en met voorrang door de IND behandeld (spoor II van het sporenbeleid). Dit heeft er inmiddels toe geleid dat nu gemiddeld binnen 10 dagen, na aanmelding van de asielzoeker afkomstig uit een veilig land van herkomst, een (negatieve) beslissing op het asielverzoek is genomen. Bij de afwijzing van zijn asielaanvraag krijgt de asielzoeker een terugkeerbesluit om Nederland onmiddellijk te verlaten.

Dit laat onverlet dat de vreemdeling tegen de afwijzing van de asielaanvraag beroep kan instellen bij de rechtbank. Echter in de praktijk zal de slaagkans van een dergelijk beroep zeer gering zijn. Daarom wil ik het gesprek aangaan met de advocatuur om te kijken welke rol zij voor zichzelf zien bij het adviseren en informeren over de opportuniteit van het instellen van beroep in dergelijke zaken, mede met het oog op het voorkomen van een onnodige belasting van capaciteit van IND, advocatuur en rechtbanken wat ten koste gaat van de capaciteit van het behandelen van zaken van mensen die wel met recht een beroep op bescherming doen.

In het kader van de mogelijkheden van het versnellen van de doorlooptijden van de beroepsprocedure is op ambtelijk niveau reeds gesproken met de Rechtspraak. Afgesproken is om asielzoekers die ernstige overlast veroorzaken met voorrang af te doen bij de rechtbanken.

Snellere Dublin-procedure

Zoals hierboven gemeld bevinden zich onder de recente instroom veel Marokkanen en Algerijnen die al langere tijd in de EU verblijven en in een ander land (vaak Duitsland) reeds een asielprocedure hebben doorlopen. Ook hier gaat het om evident kansloze asielverzoeken, waarbij de vreemdeling op grond van de Dublinverordening zo snel mogelijk wordt overgedragen aan het land waar hij reeds een asielprocedure heeft doorlopen (spoor I van het sporenbeleid). Om ook de afdoening in deze zaken te versnellen heeft de IND extra mensen ingezet op deze zaken. Mijn inzet is erop gericht dat de gemiddelde doorlooptijd van deze Dublinprocedures met ongeveer 10 weken wordt verkort.

Omdat voor een deel de doorlooptijd van deze procedures afhankelijk is van de snelheid van reageren van de andere lidstaat, bijvoorbeeld bij het beantwoorden van het verzoek om terugname van de asielzoeker, ben ik in gesprek met deze andere landen om de samenwerking binnen het proces zo effectief mogelijk te laten verlopen. Overigens geldt ook ten aanzien van de Dublinprocedure dat de asielzoeker de mogelijkheid heeft om tegen het besluit om hem terug te sturen naar de andere Dublinlidstaat in beroep te gaan. Ook bij deze beroepen is in de praktijk de slaagkans nihil en zal ik om dezelfde reden ook dit betrekken bij het eerder genoemde gesprek met de advocatuur.

Minder opvang

Voorts heb ik het COA gevraagd om opvangvoorzieningen voor Dublinclaimanten meer toe te spitsen op deze doelgroep, zodat deze maximaal ten dienste staan van een snelle procedure en hun vertrek naar de verantwoordelijke Dublinlidstaat. Daarnaast wordt bezien waar deze voorzieningen versoberd kunnen worden.

Asielzoekers wier aanvraag is afgewezen in de versnelde procedure (spoor II) krijgen, zoals reeds aangegeven een terugkeerbesluit om Nederland onmiddellijk te verlaten. In de praktijk zien we dat daarna hoger beroep vooral wordt ingesteld enkel om verblijf en gebruik van faciliteiten te verlengen. Om dit te ontmoedigen wordt na eerste afwijzing de opvang beëindigd en een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.

Sneller in vreemdelingenbewaring

Nadat de (evident kansloze) asielaanvraag in een snelle toelatingsprocedure is afgewezen zal, in de gevallen dat dit mogelijk is, ook het daadwerkelijke vertrek van de vreemdeling in kwestie snel worden uitgevoerd. Gelet op de omstandigheid dat het hier gaat om vreemdelingen die veelal oneigenlijk gebruik maken van de asielprocedure en de daarbij behorende voorzieningen zal, uiteraard binnen de daarvoor geldende juridische kaders, in alle gevallen worden beoordeeld of in vreemdelingenbewaringstelling van de betreffende vreemdeling en daarmee gedwongen vertrek mogelijk is. Met het oog op het goed kunnen motiveren van de reden van de bewaring investeren de ketenpartners in een betere dossieropbouw van de vreemdeling. In de afgelopen weken zijn in dit kader reeds enkele vreemdelingen in bewaring gesteld. Om het instrument vreemdelingenbewaring in deze gevallen nog vaker te kunnen toepassen, wordt ook gewerkt aan een spoedige aanpassing van het Vreemdelingenbesluit.

De aanpassing behelst dat een aantal van de zwaardere door het COA genomen ROV-maatregelen, wegens handelen in strijd met de huisregels, mede grondslag kunnen zijn voor de individuele afweging om het instrument vreemdelingenbewaring in te zetten. In voorkomende gevallen kan de inbewaringstelling vooraf gegaan worden door oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 56 Vreemdelingenwet in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL).

Beëindigen terugkeerondersteuning

Terugkeerondersteuning is een onderdeel van terugkeerbeleid dat is gericht op het stimuleren van zelfstandig vertrek en het bieden van perspectief bij terugkeer.

In de afgelopen jaren is ad hoc een aantal groepen vreemdelingen uitgesloten van terugkeerondersteuning, onder andere omdat het vermoeden bestond dat deze ondersteuning mede ten grondslag lag aan de omstandigheid dat zij in Nederland een (kansloze) asielaanvraag indienden. Dit gold bijvoorbeeld voor asielzoekers uit de Oekraïne en Dublinclaimanten uit Mongolië en Wit-Rusland. Meer recentelijk heb ik ook vreemdelingen uit de Westelijke Balkanlanden van terugkeerondersteuning uitgesloten, omdat deze groep vreemdelingen vaak gebruik maakte van deze regeling.

Naar aanleiding van deze ontwikkelingen heb ik gezocht naar mogelijkheden om te komen tot een meer bestendig stelsel van (financiële) terugkeerondersteuning.

Daarbinnen blijft het mogelijk om vreemdelingen tot zelfstandige terugkeer te bewegen, zonder dat dit ertoe leidt dat vreemdelingen die relatief eenvoudig naar Europa kunnen reizen in Nederland ten onrechte gebruik maken van de asielprocedure en de daarbij behorende voorzieningen. Meer concreet betekent dit, dat vreemdelingen uit landen in de ring rond de Europese Unie, waaronder Marokko en Algerije, en vreemdelingen uit visumvrije landen voortaan worden uitgesloten van ondersteuning bij terugkeer. Wel blijft het mogelijk om, daar waar nodig en effectief, maatwerk toe te passen en eventueel terugkeerondersteuning te bieden in het individuele geval. Voor vreemdelingen afkomstig uit andere landen blijft de terugkeerondersteuning bestaan. Dit stelsel zal ik de komende tijd, samen met mijn collega van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, verder uitwerken met alle betrokkenen partijen.

Gecoördineerde integrale lokale aanpak

Waar nodig worden openbare orde maatregelen genomen door het lokale gezag. Hierbij wordt op dit moment de samenwerking tussen relevante partijen geïntensiveerd. In Groningen wordt op korte termijn gestart met een casusgerichte aanpak. Bij deze aanpak werken de partners in de strafrechtketen, de vreemdelingenketen en het lokaal bestuur intensief samen met als doel overlastgevende vreemdelingen snel en gericht aan te pakken. Bijvoorbeeld door versneld afwijzen van het asielverzoek, opleggen van een ROV-maatregel (ontzeggen opvang), strafrechtelijke veroordeling en het in vreemdelingenbewaring stellen indien juridisch mogelijk. Het komen tot een snelle strafrechtelijke veroordeling is de afgelopen week reeds succesvol ingezet en heeft tot de eerste veroordelingen geleid. De problematiek van overlastgevende asielzoekers zal 12 december besproken worden in het Landelijk Overleg Veiligheid Politie ten einde te komen tot een verder uitgewerkte gecoördineerde aanpak op landelijk niveau.

Ik heb veel waardering voor de inzet van al de betrokken partijen in de vreemdelingenketen, de strafrechtketen en het lokaal bestuur. Op deze manier wordt er door ons met vereende krachten aan gewerkt om misbruik van de asielprocedure te ontmoedigen, mensen zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden, bij een afwijzing te stimuleren Nederland te verlaten en overlast aan te pakken en te beperken.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Brief van 31 maart 2016, Kamerstukken 19 637 en 33 042, nr. 2179

Naar boven