19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2152 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 februari 2016

Tijdens het vragenuur van 10 november 2015 heb ik uw Kamer toegezegd te rapporteren over het aantal Syrische zaken waarin de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) in 2015 artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag (hierna: Vlv) heeft toegepast (Handelingen II 2015/16, nr. 22, item 3). Met deze brief doe ik de toezegging gestand. Vooruitlopend op de Rapportagebrief Internationale Misdrijven 2015 deel ik tevens met de Kamer algemene cijfers in het kader van 1F-tegenwerpingen en het vertrek van deze vreemdelingen.

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Artikel 1F Vlv bepaalt dat personen niet in aanmerking komen voor bescherming van dit verdrag wanneer er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf, een misdrijf tegen de menselijkheid, een ernstig niet-politiek misdrijf buiten het land van toevlucht, dan wel handelingen die in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties. Artikel 1F Vlv is door middel van de EU Kwalificatierichtlijn1 opgenomen in de Europese asielregelgeving: het betreft dan ook niet een uitsluitend Nederlandse rechtsregel, maar geldt voor alle bij het Vluchtelingenverdrag aangesloten partijen en voor alle Europese lidstaten. Handhaving van artikel 1F Vlv is inherent aan het waarborgen van de integriteit en het maatschappelijk draagvlak van het systeem van internationale bescherming.

Immigratie- en Naturalisatiedienst

Binnen de IND worden onderzoeken in het kader van artikel 1F Vlv uitgevoerd door een daartoe gespecialiseerde afdeling (Unit 1F). Elke zaak waarin artikel 1F Vlv van toepassing zou kunnen zijn, wordt individueel onderzocht.

De werkzaamheden van de Unit 1F omvatten het uitvoeren van onderzoeken naar vreemdelingen ten aanzien van wie er aanwijzingen bestaan dat zij in verband kunnen worden gebracht met gedragingen als genoemd in artikel 1F Vlv. Deze onderzoeken kunnen plaatsvinden in het kader van een asielprocedure, maar ook naar aanleiding van een verzoek tot naturalisatie of de aanvraag van een reguliere vergunning. Verder kunnen reeds verleende verblijfsvergunningen asiel en regulier op grond van artikel 1F Vlv worden ingetrokken.

Het onderzoek van de Unit 1F kan resulteren in tegenwerping van artikel 1F Vlv, in de conclusie dat artikel 1F Vlv niet van toepassing is, of de onderzoeken worden voortijdig afgebroken omdat bijvoorbeeld een asielaanvraag is ingetrokken of de vreemdeling uit Nederland is vertrokken.

Cijfermatige gegevens

Vanaf de eerste tegenwerpingen van artikel 1F Vluchtelingenverdrag in 1992 tot 1 januari 2016 is aan ongeveer 950 vreemdelingen in eerste aanleg 1F tegengeworpen. In ongeveer 10 zaken is een vergunning verleend op grond van de duurzaamheids- en proportionaliteitstoets.

In onderstaande tabel staan de cijfers over het aantal 1F-tegenwerpingen van de afgelopen 10 jaar uitgesplist. Deze cijfers zijn per jaar uitgesplitst naar asielzoekers en andere vreemdelingen aan wie een artikel 1F Vlv is tegengeworpen.

Jaar

Totaal aantal vreemdelingen 1F-tegenwerping

In het kader van (intrekken) vva-(on)bep (asiel)

In het kader van (intrekken) andere aanvraag (niet-asiel)

2005

20

20

Geen

2006

20

20

Geen

2007

40

40

<10

2008

30

30

Geen

2009

30

30

Geen

2010

20

20

Geen

2011

30

30

<10

2012

40

40

<10

2013

30

30

Geen

2014

50

50

<10

2015

30

30

Geen

TOTAAL1

340

330

10

X Noot
1

Door de afronding op tientallen kan het totaal afwijken van de optelsom van de cijfers per jaar. De cijfers van minder dan 5 zijn weergegeven als <10.

In 2015 zijn ongeveer 170 onderzoeken uitgevoerd naar vreemdelingen ten aanzien van wie er aanwijzingen waren dat zij in verband kunnen worden gebracht met 1F-gedragingen. Dit aantal is vergelijkbaar ten opzichte van 2014. Bij ongeveer 30 van de 170 vreemdelingen heeft dit onderzoek daadwerkelijk geleid tot het tegenwerpen van artikel 1F Vlv in eerste aanleg.2 Van deze groep is bij ongeveer 20 vreemdelingen een artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) beletsel voor terugkeer naar het land van herkomst aangenomen.

De top vijf van nationaliteiten aan wie artikel 1F Vlv is tegengeworpen in 2015 is als volgt:

  • 1. Syrische

  • 2. Eritrese

  • 3. Nigeriaanse

  • 4. Soedanese

  • 5. Georgische

Syrische Zaken

Uw Kamer heeft gevraagd naar het aantal 1F (Vlv) tegenwerpingen in Syrische zaken. Van de 170 onderzoeken die hebben plaatsgevonden in 2015 betrof het ongeveer 60 onderzoeken van vreemdelingen met de Syrische nationaliteit. Van de ongeveer 30 zaken waarin artikel 1F is tegengeworpen betrof het ongeveer 10 vreemdelingen met de Syrische nationaliteit. Dit aantal is vergelijkbaar met het aantal tegenwerpingen in Syrische zaken in 2014.3

Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V)

De DT&V regisseert het daadwerkelijke vertrek van vreemdelingen die geen recht hebben op verblijf in Nederland. Een vreemdeling komt in de werkvoorraad van de DT&V na ontvangst van het overdrachtsdossier van de IND. Een groot deel van de 1F-zaken die zich in de werkvoorraad van de DT&V bevinden, betreft vreemdelingen die feitelijk niet verwijderbaar zijn. Oorzaken hiervoor kunnen onder meer zijn dat artikel 3 EVRM van toepassing is of dat er sprake is van nog openstaande procedures.

Cijfermatige gegevens

Het aantal vreemdelingendossiers in de werkvoorraad van de DT&V waarin sprake is van artikel 1F Vlv, bedroeg eind 2015 ongeveer 150. Het merendeel (ongeveer 60%) van deze categorie vreemdelingen heeft de Afghaanse nationaliteit. Eind 2015 bedroeg het aantal vreemdelingendossiers in de werkvoorraad van de DT&V waarbij sprake was van artikel 1F Vlv én niet verwijderbaarheid vanwege artikel 3 van het EVRM ongeveer 80.

In 2015 hebben ongeveer 15 1F-ers Nederland aantoonbaar verlaten, waarvan minder dan 10 gedwongen. Eind 2015 zaten er ongeveer 5 vreemdelingen met een 1F- tegenwerping in vreemdelingenbewaring.

Uw Kamer heeft gevraagd hoeveel Syriërs waartegen een 1F- tegenwerping heeft plaatsgevonden in vreemdelingenbewaring zitten ten behoeve van hun uitzetting. Ten aanzien van Syrische vreemdelingen is een artikel 3 EVRM beletsel voor terugkeer naar het land van herkomst aangenomen. Dit betekent dat Syrische vreemdelingen waartegen een 1F-tegenwerping heeft plaatsgevonden niet in vreemdelingenbewaring geplaatst kunnen worden ten behoeve van terugkeer.

Voor vreemdelingen die zijn aangemerkt als 1F’er geldt dat zij niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning en Nederland dienen te verlaten. Dit geldt ook voor Syrische vreemdelingen aan wie artikel 1F Vlv is tegengeworpen.

Alhoewel de feitelijke situatie in Syrië maakt dat het niet mogelijk is om gedwongen terugkeer naar Syrië te realiseren, wordt er door de regievoerders van de DT&V eens per half jaar een gesprek gevoerd met de betreffende vreemdelingen om zelfstandig te blijven werken aan vertrek uit Nederland.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
2

Na de tegenwerping «in eerste aanleg» volgt in vrijwel alle zaken nog een gerechtelijke procedure (beroep en eventueel hoger beroep).

X Noot
3

Tweede Kamerbrief, 5 maart 2015, Kamerstuk 19 637, nr. 1952

Naar boven