19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1409 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2011

Op 7 december 2010 is een motie van het lid Voordewind c.s. (TK, 2010–2011, 32 500 VI, nr. 60) aangenomen waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken op welke wijze cruciale informatie afkomstig van internationale gerechten tijdig ter kennis van de Nederlandse rechtspraktijk kan worden gebracht en daarover afspraken te maken en de Kamer (over de voortgang) te rapporteren.

In deze brief licht ik toe hoe ik aan deze motie vorm heb gegeven. Daarnaast ga ik in op de informatievoorziening aan de individuele vreemdeling in het kader van een uitzetting, in navolging van mijn toezegging in de brief aan uw Kamer van 30 november 2010 (TK, 2011–2011, 19 637, nr. 1376).

Motie-Voordwind

Tijdens het spoeddebat van 4 november 2010 betreffende de gedwongen terugkeer van Iraakse asielzoekers (Handelingen, 2010–2011, nr. 18, blz. 77-102) heb ik uw Kamer toegezegd afspraken te maken over het verspreiden van brieven van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna het Hof), zoals de brief van 22 oktober 2010 van het Hof. In de brief van 24 november 2010 (TK, 2010–2011, 19 637, nr. 1375), die ook deel uitmaakte van een algemeen overleg van 16 december 2010, heb ik gemeld dat dit type brieven van het EHRM voortaan zo spoedig mogelijk ter beschikking zal worden gesteld van de Nederlandse rechtspraak door deze uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst ervan toe te zenden aan uw Kamer. In aanvulling hierop heb ik met Vluchtelingenwerk Nederland afgesproken dat zij dergelijke brieven via de website www.vluchtweb.nl, een website specifiek bedoeld voor rechtsbijstandverleners aan vreemdelingen, ter beschikking stellen. Op deze manier geef ik uitvoering aan de motie-Voordewind. Daarnaast bestaan er ook andere websites van bijvoorbeeld forum en SDU waar deze informatie kan worden teruggevonden.

Informatievoorziening vreemdelingen bij uitzettingen

Een tijdige en expliciete informatieverstrekking aan de vreemdeling over zijn uitzetting is van groot belang. Deze waarborgt dat tegen de uitzetting desgewenst (tijdig) rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij hetzij de nationale rechter dan wel bij een internationale instantie, in het bijzonder bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

De informatievoorziening aan vreemdelingen omtrent het daadwerkelijke vertrek is als volgt vorm gegeven. Zodra een vreemdeling in vreemdelingenbewaring wordt gesteld, wordt in het detentiecentrum door middel van vertrekgesprekken en informatiebladen duidelijk gemaakt dat de inbewaringstelling op de effectuering van het vertrek ziet. In het geval vreemdelingen op korte termijn zullen worden uitgezet, worden ze in beginsel geplaatst in een uitzetcentrum.

Op een uitzetcentrum wordt zo spoedig mogelijk een vertrekgesprek gehouden met de vreemdeling waarbij deze een informatieblad krijgt uitgereikt waarin relevante informatie staat vermeld over onder andere de reden van het verblijf op het uitzetcentrum, namelijk daadwerkelijke terugkeer op korte termijn, alsmede de maximale duur ervan. Op deze manier wordt de vreemdelingen en de advocaat die hen bij bewaring steeds wordt toegevoegd, duidelijk gemaakt dat na plaatsing in het uitzetcentrum, uitzetting op korte termijn zal plaatsvinden. De informatiebladen in geval van verblijf in een detentiecentrum en uitzetcentrum zijn overigens naar aanleiding van de bezorgdheid van uw Kamer rondom de uitzetting van Iraakse vreemdelingen aangepast om nog explicieter te wijzen op de mogelijke rechtsmiddelen en op de mogelijkheid tot contact met de advocaat.

Vanaf de plaatsing in het uitzetcentrum heeft de vreemdeling de gelegenheid om een verzoek tot voorlopige voorziening in te dienen om uitzetting te voorkomen. In de jurisprudentie wordt inmiddels aangenomen dat de vreemdeling die in een uitzetcentrum wordt geplaatst een spoedeisend belang heeft bij de behandeling van dit verzoek, aangezien bij de plaatsing in een uitzetcentrum expliciet wordt gemeld dat uitzetting op korte termijn zal plaatsvinden.

Tijdens hun verblijf op een uitzetcentrum worden vreemdelingen bovendien vervolgens tijdig en expliciet geïnformeerd over het precieze moment van vertrek uit Nederland. De hoofdregel voor het informeren van vreemdelingen over hun uitzetting is dat dit minimaal 24 uur voor de geplande vlucht gebeurt. Daardoor is verzekerd dat de gedetineerde vreemdeling nog voldoende tijd (minimaal 24 uur) heeft om zijn advocaat te raadplegen in de cruciale uren. Op deze hoofdregel kunnen zowel bij groepsgewijze als individuele uitzettingen door de directeur van het uitzetcentrum waar de vreemdeling onder valt, uitzonderingen worden gemaakt om redenen van beheersbaarheid en veiligheid op het uitzetcentrum. Ook in geval van individuele indicaties bij de vreemdeling, vastgesteld door de Medische Dienst of een psycholoog in het detentiecentrum, kan een uitzondering op de hoofdregel worden gemaakt. Ook in dat geval is gewaarborgd dat de betreffende vreemdelingen tijdig toegang hebben tot de onafhankelijke rechter.

De minister voor Immigratie en Asiel,

G. B. M. Leers

Naar boven