Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 98, item 24 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 98, item 24 |
Wet collectieve warmte
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-het wetsvoorstel Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte) (36576).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de Wet collectieve warmte. We waren bezig met de beantwoording in eerste termijn van de zijde van de regering. De minister gaat nog een paar overige vragen beantwoorden en daarna een appreciatie geven van alle ingediende amendementen.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister voor Klimaat en Groene Groei.
Minister Hermans:
Dank, voorzitter. Ik was inderdaad bij het blokje overig beland. Daarin ga ik beginnen met de vraag van de heer Grinwis over de vve's en hoe de wet uitpakt voor appartementseigenaren. De heer Grinwis heeft na het WGO samen met de heer Bontenbal een groot amendement ingediend, waar wij voorlichting over hebben gevraagd aan de Raad van State. Tijdens de behandeling van de eerste termijn van de Wet collectieve warmte vorige week vroeg de heer Grinwis mij, even los van de voorlichting, die toen nog binnen moest komen, hoe ik kijk naar de onderliggende gedachte van het amendement. Daar ga ik een paar woorden over zeggen.
De heer Grinwis schetste in zijn inbreng, zowel in het WGO als vorige week, dat zijn doel met het amendement is te voorkomen dat een handjevol appartementseigenaren de aanleg van een warmtenet voor een heel gebouw of zelfs een hele wijk tegenhoudt. De Wet collectieve warmte is ook de juiste plek om de benodigde bevoegdheden voor vve's te regelen. Omdat je dat op een goede manier wil doen en natuurlijk niet wil ingrijpen in eigendoms- en appartementsrechten, hebben wij besloten om er advies over te vragen. Vooropgesteld is dat het kabinet het van belang vindt dat de besluitvorming over vve's bij collectieve warmte goed wordt geregeld. Zo bezien staan we achter het doel van het amendement dat een handjevol mensen niet zo'n belangrijke ontwikkeling kan tegenhouden. Dat maakte ook dat we in de kern een positieve grondhouding hadden tegenover het amendement. Maar, zoals de heer Grinwis al zei, moet het wel juridisch passen en ook evenredig zijn met wat je doet, juist in de richting van de appartementseigenaren.
Vanuit die gedachte ben ik de voorlichting van de Raad van State gaan lezen. Die zijn in die zin kritisch dat zij alles overwegend zeggen dat aan de orde kan zijn dat, omdat effectiviteit en noodzaak niet overtuigend zijn aangetoond, het risico aanwezig is dat een dergelijke inbreuk op dat eigendomsrecht juridisch geen stand houdt. Dan kun je natuurlijk doorzetten op de lijn waar je op zat, maar dan bereiken we ook niet het doel dat we beogen, namelijk zorgen dat warmtenetten ook bij vve's en appartementseigenaren kunnen worden aangelegd. Ik heb gezien dat de heer Grinwis samen met de heer Bontenbal het amendement heeft aangepast. Nu ziet het amendement enkel nog op die situaties waarin de gemeente de aanwijzingsbevoegdheid uit de Wgiw heeft ingezet om een gebied van het gas af te halen. Ook is de verlichting met betrekking tot de stemverhoudingen in het nieuwe amendement teruggedraaid.
Ik denk dat met deze aanpassingen de noodzaak en de beoogde effectiviteit van het amendement, maar vooral ook het doel dat het amendement beoogt, overeind blijven, en, sterker nog, dat zij daarmee krachtiger worden. Ze hebben de kwaliteit van het amendement sterk verbeterd en zijn proportioneel voor het probleem en de oplossing die de heer Grinwis voorstelde. Daarmee verklap ik misschien al een beetje de appreciatie van het amendement, maar de vraag van de heer Grinwis was om wat woorden te wijden aan dit amendement omdat het zo'n groot vraagstuk betreft, en dat heb ik bij dezen gedaan.
De heer Grinwis vroeg in het kader van de vve's ook nog of je de ondersteuning van vve's bij verduurzaming en de aansluiting op het warmtenet, ook financieel, wat meer kunt borgen. Vve's worden onder andere met de versnellingsagenda op een aantal manieren ondersteund bij de verduurzaming van hun gebouw en de aansluiting op het warmtenet. Zo wordt er ingezet op het opleiden van procesbegeleiders die vve's kunnen ondersteunen. Verder is er met vve.mileucentraal.nl een onafhankelijk landelijk kenniscentrum geopend. Vanaf dit najaar kunnen appartementseigenaren daar terecht met hun vragen. Verder worden alle vve's, net als alle warmteverbruikers, beschermd door de tariefregulering en kunnen ze met een gunstige rentekorting lenen bij het Warmtefonds en is de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars beschikbaar.
Voorzitter. Het wetsvoorstel regelt dat bij een aanbod voor aansluiting op collectieve warmte aan de gebouweigenaar duidelijke en begrijpelijke informatie wordt verstrekt. De heer Grinwis vroeg of ik bereid ben om voor appartementseigenaren die informatie verder aan te vullen. Denk aan specifieke aanpassingen aan het gebouw of isolatiemaatregelen die nodig zijn. Als blijkt dat appartementseigenaren meer informatie nodig hebben, dan zal ik dat zeker meenemen in de lagere regelgeving. In de wet zit ook een grondslag die daartoe ruimte biedt. Als blijkt dat bij algemene maatregel van bestuur voor appartementseigenaren meer nodig is, zal ik dat zeker meenemen. Ik wil wel opmerken dat informatie over de technische eisen aan het gebouw, de binneninstallaties en de isolatie-eisen, aan de verbruiker dienen te worden meegedeeld vóór het afsluiten van een leveringsovereenkomst, zodat de verbruiker ook weet welke aanpassingen nodig zijn.
Voorzitter. Dan over geothermie. De heer Grinwis zei daarover in zijn termijn dat dat vaak complexe projecten zijn. Hij schetste dat in Leeuwarden EBN tijdelijk een groter belang zou willen nemen in een project. De heer Grinwis vraagt of ik bereid ben om dat mogelijk te maken, om de ontwikkeling van geothermie voor dat bestaande warmtenet te realiseren. Bij de laatste wijziging van de Mijnbouwwet is een verplichte deelname vastgelegd. EBN neemt deel als niet-uitvoerend partner. Het doel van die deelname is met name kennisborging en kennisdeling. De verplichte deelname is vastgesteld op een percentage tussen 20% en 40%. In de casus in Leeuwarden die de heer Grinwis beschrijft, heeft EBN al een belang van 40% in het project. Een tijdelijk groter belang vereist een uitzondering op de maximale deelname van 40%. Dit is weer belangrijk om te voorkomen dat er onbedoeld marktverstoring plaatsvindt. De Mijnbouwwet biedt geen ruimte voor een tijdelijke uitzondering. Het belang van de ontwikkeling van geothermie in Leeuwarden onderken ik en onderschrijf ik ook. Er zijn op dit moment gesprekken gaande met EBN waarin we zoeken naar een alternatieve oplossing.
Dan de vraag van de heer Grinwis of ik EBN een mandaat kan geven voor SCAN voor proefboringen op plekken waar goede potentie is voor geothermie, maar waar de doorzettingsmacht in de markt nog ontbreekt. De heer Grinwis refereerde hierbij aan een project in Moerdijk. Voor dat specifieke project is het de vraag of de voorgenomen proefboring onder het SCAN-programma kan worden gebracht. Er zal dus moeten worden bezien of een boring in Moerdijk past binnen de contouren van het programma en of hier ook geen sprake is van marktverstoring of van financiële risico's voor rekening van de Staat. Maar het ministerie van KGG is in gesprek met EBN en zoekt naar een passende oplossing. Die vraagt wel om een zorgvuldige afweging.
Dan de heer Vermeer, over consumentenbescherming: waarom is er geen garantiefonds bij faillissementen van warmtebedrijven, zoals dat ook bestaat in andere gereguleerde sectoren? Zijn vraag is of ik wil onderzoeken of dat misschien mogelijk is, samen met de minister van BZK en de minister van Financiën. De leveringszekerheid is een belangrijk aspect en wordt ook met deze wet versterkt en geborgd in elk fase van het traject, dus van de selectie van de kavel, de planning en de uitvoering tot uiteindelijk het toezicht. De ACM toetst dus allereerst of het warmtebedrijf financieel, maar ook technisch en organisatorisch, gezien in staat is om warmte te leveren. Daarna moet een kavelplan worden uitgewerkt en moet een leveringszekerheidsrapportage worden opgesteld, waarin exact beschreven staat hoe de leveringszekerheid wordt gegarandeerd, ook bij storingen. Die plannen moeten vooraf worden goedgekeurd door de gemeente. Tijdens de exploitatie moet het warmtebedrijf ook periodiek rapporteren over risico's en genomen maatregelen. De ACM ziet daarop toe en kan ingrijpen als de leveringszekerheid in gevaar komt.
Er is ook nog een regeling die voorkomt dat verbruikers bij een faillissement van een warmtebedrijf in de kou komen te zitten. Verder kan de curator bij een faillissement om een vergoeding vragen, zodat de levering tijdelijk wordt voortgezet. Aanvullend hierop wordt in samenwerking met Financiën en het ministerie van VRO een waarborgfonds of garantieregeling uitgewerkt. Het primaire doel daarvan is om de toegang tot vreemd vermogen te verbeteren en de financieringslasten te verlagen. De waarborg helpt voorkomen dat een warmtebedrijf in moeilijkheden zou omvallen. Dat is dus ook weer van belang voor de leveringszekerheid.
De heer Vermeer (BBB):
Kan de minister aangeven bij wie de curator dan geld kan ophalen om de boel te laten draaien? Want over het algemeen is het kenmerk van een faillissement dat er geen middelen meer zijn of dat de middelen ontoereikend zijn.
Minister Hermans:
Ik zit even te kijken. We hebben natuurlijk het Warmtefonds. Dat is een garantie om te voorkomen dat ze omvallen. Ik zal dit even precies checken. U vraagt naar de curator. Ik zit even te denken: dat loopt natuurlijk via het college. Ik check dit even en dan kom ik er bij u op terug.
De heer Vermeer (BBB):
Voor mijn gevoel biedt het Warmtefonds meer een garantie bij leningen. Wil de minister dat even meenemen? Dat is wat anders dan in een situatie van faillissement.
Minister Hermans:
Ja, dat klopt.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Hermans:
Voorzitter. Tot slot in het mapje overig een vraag van mevrouw Kröger over de integrale energieplannen. Mevrouw Kröger schetste dat zij eigenlijk per wijk een energieplan zou willen, waarbij je naar het hele integrale energiesysteem kijkt en vandaaruit zeker kan stellen dat een warmtenet de beste optie is. Naar aanleiding van een opmerking daarover in het debat dat wij hadden, in het WGO, zei mevrouw Kröger ook dat het ook een impact kan hebben. Warmteplannen en -programma's die nu gemaakt moeten worden, omkatten naar energieplannen is best een opgave; laat ik het zo zeggen. Naar ik meen, heb ik vandaag een brief naar de Kamer gestuurd over de ontwikkelingen ten aanzien van het decentrale energiesysteem. Daarin staat ook dat we bezig zijn met de interbestuurlijke — ik wilde "internationale" zeggen, maar dat klopt niet — samenwerkingsafspraken met gemeenten en provincies. Die zien eigenlijk ook hierop, want je wilt toe naar zo'n lokale, regionale energievisie. Maar we hebben ook de warmteprogramma's. We moeten er dus voor zorgen dat we niet onnodig extra werk of meer gaan doen. Maar ik deel dat we iets meer, een integraal overzicht van opgaven, kunnen doen als onderdeel van de interbestuurlijke samenwerking en de afspraken die we daarover aan het uitwerken zijn, dus de basis. Volgens mij heb ik de Kamer in december laten weten hoe dat eruitziet. Dat wordt nu verder uitgewerkt. Dit gaat dus ook over de vraag hoe je dan samenwerkt op dat energiesysteem, toewerkend naar een lokaal energieprogramma. Als ik de vraag van mevrouw Kröger in die ontwikkeling, in die beweging, mag zien, dan kan ik toezeggen dat daaraan gewerkt wordt.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de amendementen.
Minister Hermans:
Voorzitter. Dat is een hele stapel. Ook tijdens het debat zijn er nog amendementen binnengekomen. En ik weet dat er ook nog aan amendementen gewerkt wordt. Ik heb er in het WGO en in een brief die ik vorige week gestuurd heb al een aantal van een appreciatie voorzien, maar voor de volledigheid loop ik ze allemaal langs. Alleen zal ik voor degene die ik al geapprecieerd heb niet de inhoudelijke toelichting doen, maar wel nog even het oordeel geven.
De voorzitter:
Ja. En ik geloof dat mevrouw Beckerman nog een amendement wilde intrekken.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, het amendement op stuk nr. 27, alstublieft.
De voorzitter:
Het amendement-Beckerman (stuk nr. 27) is ingetrokken.
Minister Hermans:
Dan gaat het direct van de stapel af. Voorzitter, even één moment, want in de hele ...
De voorzitter:
We beginnen met het amendement op stuk nr. 9.
Minister Hermans:
Jazeker. Ik denk dat ik een stapeltje heb laten liggen in de ambtenarenkamer. Mag ik één minuutje om even dat stapeltje te pakken? Ik heb net zitten rommelen.
De voorzitter:
Ja. Dat lijkt me heel verstandig, anders wordt het een beetje een gekke avond. We schorsen even.
Minister Hermans:
Dank. Ik loop even weg om m'n stapeltje te halen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de Wet collectieve warmte. Ik ga het woord geven aan de minister van Klimaat en Groene Groei, die de amendementen gaat appreciëren.
Minister Hermans:
Voorzitter, de administratie is weer op orde, dus ik ga beginnen.
Ik begin met het amendement op stuk nr. 7 van de heer Flach. Dat is geapprecieerd in het WGO. Dat was oordeel Kamer en dat blijft natuurlijk oordeel Kamer.
Dan het amendement op stuk nr. 9, ook van de heer Flach, over de vijfdegeneratiewarmtenetten. Dat had ik ook al geapprecieerd: oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 13 van de heer Grinwis over de evaluatiebepaling. Dat is geapprecieerd in het WGO: oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 14 van de heer Flach over de warmteverliezen. Dat is ook al geapprecieerd met oordeel Kamer.
Dan spring ik naar het amendement op stuk nr. 33 van mevrouw Postma en mevrouw Rooderkerk, over de betaalbaarheid. Het gaat over vastleggen dat de relatieve betaalbaarheid van warmte geborgd is bij de inwerkingtreding van de op kosten gebaseerde tariefregulering. Ik geef dit amendement oordeel Kamer. Het legt eigenlijk een toezegging en een uitwisseling vast die we gedaan hebben in het debat. Dat stond volgens mij ook in de nota naar aanleiding van het verslag, maar ik denk dat het goed is om het ook in de wet vast te leggen, ook met het oog op het doel van de wet: betaalbaarheid, betaalbare warmtevoorziening. Ik vind het dus logisch, en daarom oordeel Kamer.
Dan het amendement op stuk nr. 35 van mevrouw Postma over tariefregulering en tarieflimieten.
De voorzitter:
U slaat het amendement op stuk nr. 34 over. Dat was een vervanging van het amendement op stuk nr. 32.
Minister Hermans:
Dat is alweer vervangen?
De voorzitter:
Ja. Dan mag u toch doorgaan met het amendement op stuk nr. 35.
Minister Hermans:
Mocht er toch iets niet kloppen aan het einde, dan ...
De voorzitter:
Dan komen we erop terug. Het amendement op stuk nr. 35.
Minister Hermans:
Het amendement op stuk nr. 35 over tariefregulering en tarieflimiet. Oordeel Kamer.
Dan het amendement op stuk nr. 37, van de heer Kops. Dat gaat over het vervallen van de stilzwijgende aanvaarding. Dit amendement moet ik ontraden. Het is ook gewoon belangrijk om duidelijkheid te verschaffen. Mensen moeten ook niet ineens zonder een aansluiting komen te zitten.
Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 38, ook van de heer Kops, gaat over het altijd mogen opzeggen van je overeenkomst. Ook dit amendement ontraad ik.
Het amendement op stuk nr. 41, van mevrouw Kröger, gaat over een heffing op restwarmte voor alle restwarmteproducenten en een evaluatie van restwarmtebepalingen. Ik moet dit amendement ontraden. Restwarmte is een belangrijke warmtebron. De ACM kan een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom opleggen wanneer restwarmteproducenten niet meewerken. Het invoeren van een heffing kan conform de Grondwet alleen als de grondslag en de hoogte van de heffing bekend zijn en vastgelegd worden in de wet. Hiervoor is nog onderzoek nodig naar de juridische houdbaarheid ervan. Ik sta wel positief tegenover een evaluatiebepaling om de effectiviteit van het ophaalrecht te toetsen na vijf jaar en op basis van deze evaluatie een verslag met toegespitst beleid te maken.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, over het amendement op stuk nr. 41, dat is ontraden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Deze tekst stond in artikel 43 van de Warmtewet. Ik begrijp dus dat kennelijk de grondslag ontbreekt en dat dat niet mag van de Grondwet. Maar dat bleek dus in de Warmtewet eigenlijk al — wat is het? — veertien jaar niet goed gestaan te hebben. Mijn vraag aan de minister is eigenlijk waarom zij artikel 43 uit de Warmtewet niet van een grondslag heeft voorzien en waarom zij het niet gewoon goed in deze Wcw heeft gezet. Kunnen we dat niet alsnog gewoon doen? Waarom verliezen we iets wat in de Warmtewet gewoon goed stond?
Minister Hermans:
Ik check even of wat u zegt klopt met hoe het in de huidige wet staat. Ik heb het niet in deze wet gezet, omdat we een andere keus maken. We kiezen voor het ophaalrecht.
De voorzitter:
De minister gaat door met haar betoog.
Minister Hermans:
Voorzitter. Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 43, van mevrouw Postma. Dat gaat over tarieven na vergroting van het warmtekavel. Of nee, dat gaat over het niet vergroten van een warmtekavel als dat leidt tot hogere tarieven. Oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 45, van de ...
De voorzitter:
Amendement. U zei "motie", maar het is een amendement.
Minister Hermans:
Amendement, excuus. Het amendement op stuk nr. 45, van de heer Grinwis, mevrouw Kröger en mevrouw Rooderkerk, gaat over het warmteservicebedrijf. Daar heb ik ook in mijn eerste termijn een aantal dingen over gezegd. Zo'n regionaal warmteservicebedrijf heeft als voordeel om in de opstartfase sneller een lokaal warmtebedrijf op te kunnen zetten en tegelijkertijd schaalvoordelen te kunnen benutten. Er zitten ook risico's bij. Daar heb ik eerder op gewezen. Er zijn al partijen actief die die rol kunnen vervullen. Je wilt dus de verstoring van een gezonde marktwerking tot een minimum beperken. Ten tweede moet het lokale warmtebedrijf voldoende autonomie houden ten opzichte van het warmteservicebedrijf waaraan de taken worden uitbesteed. Op die beide punten gaat het amendement in. Het bevat voorstellen om de risico's te beperken. Daarmee geef ik het amendement op stuk nr. 45 oordeel Kamer.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 45 heeft oordeel Kamer.
Minister Hermans:
Het amendement op stuk nr. 46, van de heer Kops, maakt het mogelijk om overeenkomsten altijd op elk moment op te zeggen. Dat moet ik ook ontraden. Dat gaat echt in tegen hoe we de wet, en ook de daarmee gepaarde kostensystematiek, willen inzetten.
Dan het amendement op stuk nr. 49, van de heer Erkens en de heer Bontenbal. Dat gaat over het verlengen van de ingroeiperiode van zeven tot tien jaar. Ik heb in mijn antwoorden over de governance daarover al een aantal dingen gezegd. Ik acht dit niet noodzakelijk, om een aantal redenen, die ik niet zal herhalen. De mogelijkheid van tien jaar zit in de wet, te evalueren na vijf jaar. Ik denk dat wij daarmee de ruimte hebben. Ik zie wel wat de heer Erkens en de heer Bontenbal, met wie hij dit amendement indient, beogen, namelijk het vergroten van de investeringszekerheid en investeringsbereidheid. Ik kom straks nog op wat inmiddels het amendement op stuk nr. 74 is. Dat gaat over de aanwijsperiode. In de balans denk ik dat daar wat meer ruimte zit om het doel te realiseren dat de heer Erkens beoogt. Daarmee ontraad ik dit amendement.
Dan het amendement op stuk nr. 52, van mevrouw Kröger, over het laten vervallen van de voorwaarde dat aangewezen warmtebedrijven moeten instemmen als een collega een warmtekavel verkleint. Dit amendement moet ik ontraden. Er is gekozen voor de instemming van het aangewezen warmtebedrijf omdat een en ander mogelijk gevolgen kan hebben voor het terugverdienen van de investering door het warmtebedrijf en ook voor de toekomstplannen van het warmtebedrijf. Zonder instemming kan er bijvoorbeeld sprake zijn van een schadevergoeding, omdat je je gaat mengen in het eigendomsrecht. De gemeenten hebben ook aangegeven dat zo'n potentiële schadevergoeding het verkleinen van een warmtekavel bemoeilijkt. Daarom ontraad ik het amendement.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 52 wordt ontraden. Mevrouw Kröger heeft daar een vraag over.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
In de eerste plaats vind ik het echt van belang dat het aan de gemeente is om een afweging te maken. De minister stelt dat het gaat om een eigendomsrecht, maar het betreft een fase voordat een kavel definitief is vastgesteld. Op dat moment is er ook nog geen eigendom. Het kan zijn dat er inderdaad een vergoeding gegeven moet worden omdat een warmtecoöperatie van dezelfde bron gebruikmaakt, maar er is in de Warmtewet al voorzien in de vergoeding voor derden.
Minister Hermans:
Het amendement zegt: laat de voorwaarde vervallen dat het aangewezen warmtebedrijf moet instemmen als een collega een warmtekavel verkleint. Het warmtebedrijf is dus aangewezen. Ik zei "eigendomsrecht". Mevrouw Kröger heeft gelijk: dat moet ik even corrigeren. Op het moment van aanwijzen gaat het om een verworven recht om te kunnen exploiteren en investeren. Daar baseert een bedrijf zijn toekomstplan op en daarvoor zou je dan moeten compenseren. Daar ziet die schadevergoeding op.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
We hebben een hele wet die gaat over publieke warmtebedrijven, waarbij het dus niet gaat om het maken van winst of dat soort zaken. Het gaat om het dienen van het algemeen belang. Dit amendement regelt dat, in lijn met de Wgiw, de regie bij een gemeente ligt om de afweging te maken wat het beste is in het algemeen belang. Ik zie niet in waarom een warmtebedrijf instemmingsrecht heeft. Nogmaals, het gaat niet om een eigendomsrecht. Eventueel kan er wel een vergoeding moeten zijn voor bepaalde gemaakte uren of iets dergelijks, maar laten we het in proportie zien.
Minister Hermans:
Ook publieke warmtebedrijven hebben natuurlijk zekerheden nodig. Je moet weten waarin je investeert, of je het kunt terugverdienen en noem maar op. Op het moment dat je bent aangewezen, heb je dus een verworven recht om te gaan investeren en exploiteren op de warmtekavel waarvoor je bent aangewezen. Als je gaat verkleinen, kan dat potentieel een inbreuk maken op die plannen. Kijk, een warmtebedrijf met een publiek meerderheidsbelang … Ik verwacht wel dat, als een warmtegemeenschap zich bijvoorbeeld meldt om op een deel van de kavel een warmtenet aan te leggen en dat misschien wel met meer tempo en draagvlak kan doen, die instemming volgt. Overigens geldt ook nog vaak dat die warmtegemeenschappen kleiner zijn dan 1.500 aansluitingen en dan geldt sowieso een andere procedure. Maar dit alles gezegd hebbende geldt nog steeds dat ook een publiek bedrijf wel een vorm van zekerheid moet hebben, en dus betrokkenheid of instemming moet verlenen als dit aan de orde is.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Je kunt er advies of inspraak op geven, maar instemming is echt een heel zwaar middel. Dat geef je aan een partij die ook een belang heeft. Ik vind het ingewikkeld dat pas daarna de investeringen voor de definitieve kavel worden gedaan. Dit gaat nog over een fase van planning. Als er een definitieve kavel gegeven is, maak je pas definitief de keuze hoe je die gaat inrichten. Ik vind het verregaand om daar warmtebedrijven instemmingsrecht op te geven.
Minister Hermans:
U weet welk belang ik hecht aan het feit dat we gaan werken met publieke warmtebedrijven. Maar ook voor die bedrijven geldt dat ze bedrijfseconomisch solide moeten kunnen opereren. Ook zij kunnen failliet gaan en ook zij hebben zekerheden nodig. Ik vind dat je, als je na aanwijzing overgaat tot exploitatie-investeringen, een instemmingsrecht hebt. Dus daarom ontraad ik het amendement.
Voorzitter. De heer Flach heeft een amendement ingediend in het kader van de discussie over "wie het eerst komt, die het eerst maalt". In een situatie waarin meer warmtebedrijven met een publiek meerderheidsbelang of warmtegemeenschappen geïnteresseerd zijn om een aanvraag voor een aanwijzing in te dienen, wordt er een selectieprocedure geïntroduceerd. Eerder, in het WGO, ontraadde ik dit amendement vanwege de zorg dat de mogelijkheden voor gemeenten om overleg te voeren met partijen, zoals warmtebedrijven, te veel zouden worden beperkt. In de nieuwe versie van het amendement, zoals het nu voorligt, is steviger verankerd dat de selectieprocedure alleen wordt toegepast als uit een inventarisatie blijkt dat er meerdere geïnteresseerde partijen zijn. De hoofdregel blijft gelden dat als er maar één geïnteresseerde partij is, er geen selectieprocedure hoeft te worden toegepast. Daarmee geef ik het amendement op stuk nr. 55 oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 58, van mevrouw Kröger, gaat over de deelname van de Nationale Deelneming Warmte aan de regionale warmtebedrijven en andere warmtebedrijven met een publiek meerderheidsbelang. Hierover hebben we vrij uitgebreid gedebatteerd. Dat is terecht, want ik weet dat dit een belangrijk onderwerp is. Ik denk dat ik mijn argumenten voldoende heb gegeven en om die reden moet ik dit amendement ontraden.
De voorzitter:
Dat was het amendement op stuk nr. 58?
Minister Hermans:
Ja, dat was amendement op stuk nr. 58.
Dan kom ik nu bij het amendement op stuk nr. 59, van mevrouw Postma, over een wijziging om de inzet van houtige biomassa voor basislastwarmte uit te sluiten voor nieuwe installaties. Hierover hebben we in het WGO ook al gesproken. Ik meen dat mevrouw Postma toen afwezig was op het moment dat ik de amendementen van een appreciatie voorzag. Ik moet dit amendement ontraden. Biogrondstoffen zijn noodzakelijk in een klimaatneutrale circulaire economie. Ik kan daar op dit moment geen beperking aan opleggen.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik heb natuurlijk even teruggekeken wat de reactie was, en we hebben ook iets gedaan met die reactie. Dit amendement is dus echt aangepast. Het gaat er nu om dat houtige biomassa niet wordt gebruikt als basis, maar bijvoorbeeld nog wel voor piekbelasting of als noodvoorziening. We hebben de feedback dus wel degelijk meegenomen. Ik vroeg me af of dat misschien nog iets verandert aan de appreciatie.
Minister Hermans:
Dat heb ik gezien, dank daarvoor. De inzet van houtige biomassa voor basislastwarmte voor de gebouwde omgeving wordt al afgebouwd. Nieuwe subsidies worden niet verstrekt en zonder subsidie is het ook niet rendabel. Voor de waardering van duurzame bronnen volgt de Warmtewet de EU-Richtlijn hernieuwbare energie. Ik heb hierover vandaag al veelvuldig met mevrouw Kröger van gedachten gewisseld. Biomassa geldt daarin als hernieuwbare energiebron, mits wordt voldaan aan strenge duurzaamheidscriteria. Warmtebedrijven zijn ook verplicht om aan die eisen te voldoen. Via deze wet kan ik daarom geen extra eisen stellen aan hernieuwbare bronnen.
De voorzitter:
Ontraden?
Minister Hermans:
Ja, ontraden.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ja, even kort. Technisch gezien kan het wel, omdat dit dan bij de Europese Unie moet worden aangemeld voor een ontheffing. Je zou dit dan dus kunnen toevoegen en kunnen zeggen dat we houtige biomassa in dit geval niet meetellen. Technisch gezien is dat dus mogelijk.
Minister Hermans:
Wat je dan doet, als je al uitkomt via deze route, is een nationale kop plaatsen. Dat draagt bij aan een onnodige complexiteit voor de markt. Ik kan nog veel meer argumenten noemen. Via een oneigenlijke route ga je dus een aangepaste definitie maken van wat een hernieuwbare bron is. Dat kan gevolgen hebben voor veel bredere toepassingen. Ik vind dat niet goed en niet wenselijk, en daarom ontraad ik het amendement.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 59 blijft ontraden.
Minister Hermans:
Bovendien, doordat er geen nieuwe subsidies worden verstrekt, wordt het gebruik al afgebouwd. Het is dus niet zo dat we dit nog apart gaan stimuleren.
Dan het amendement op stuk nr. 61 van mevrouw Kröger, over democratische zeggenschap als voorwaarde opnemen in de definitie van warmtegemeenschappen door het introduceren van een gelijk stemrecht voor alle leden. De wet biedt al de mogelijkheid voor warmtegemeenschappen om in statuten te bepalen dat deelnemende leden, vennoten of aandeelhouders een gelijk stemrecht hebben. Een verplicht gelijk stemrecht, zoals wordt voorgesteld in het amendement, vind ik onwenselijk. Het gaat verder dan wat er wordt gevraagd in de Europeesrechtelijke implementatie van de bepalingen over warmtegemeenschappen in de Richtlijn hernieuwbare energie. Het doet ook geen recht aan het principe dat een grote mate van zeggenschap gerechtvaardigd is wanneer de financiële inbreng groter is. Een gelijk stemrecht kan daardoor partijen die bereid zijn om een grotere financiële inbreng te leveren, afschrikken. Daarom ontraad ik het amendement.
Dan het amendement op stuk nr. 62.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb hier een vraag over. De Europese richtlijn heeft het specifiek over effectieve controle en autonomie. Ook in de guidance bij de Europese richtlijn staat: om misbruik te voorkomen en een bredere participatie te garanderen, moeten hernieuwbare-energiegemeenschappen in staat zijn om autonoom te blijven ten opzichte van individuele leden en andere traditionele marktspelers. Hoe borgt de minister dat als het niet is via een gelijk stemrecht?
Minister Hermans:
Het gaat om een verplicht gelijk stemrecht; dat wordt in het amendement voorgesteld. In de wet zit de mogelijkheid voor warmtegemeenschappen om in statuten te bepalen dat leden gelijk stemrecht hebben. Die mogelijkheid is er en die kan dus worden toegepast.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Elke vereniging in Nederland kan gelijk stemrecht toepassen. Dat is niet iets heel bijzonders voor een hernieuwbare-energiegemeenschap. Hierbij is specifiek de guidance vanuit de Europese Commissie dat je die autonomie moet borgen en dat je effectieve controle nodig hebt om misbruik te voorkomen. Daarom mijn vraag: hoe borgt de minister dat?
Minister Hermans:
Door wat ik net schetste over hoe je het gelijke stemrecht kunt organiseren. Mevrouw Kröger heeft gelijk dat het breder geldt. Maar het geldt dus ook hier. Dat is een route om te voorkomen wat mevrouw Kröger zegt. In de guidance, waaruit mevrouw Kröger citeert, staat niet dat je dit altijd met "one man, one vote" moet vormgeven. Excuses voor het Engels. De een-op-eenvertaling dat je het in een verplicht gelijk stemrecht moet vormgeven, zie ik niet. Langs die route van het gelijke stemrecht denk ik dat je bij misbruik, waarvan ik hoop dat het nooit aan de orde is, kunt ingrijpen.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog. We waren bij nr. 62 gebleven.
Minister Hermans:
Het amendement op stuk nr. 62 van de heren Flach en Bontenbal. Voorgesteld wordt om bij kleine collectieve warmtesystemen buiten een warmtekavel te kiezen voor een vrijstellingsregeling, met enkel een meldplicht en een bekwaamheidstoets door ACM. Dit amendement kan ik oordeel Kamer geven. Gemeenten hebben met een vrijstellingsregeling en een meldplicht minder sturing dan bij een ontheffingsprocedure. Dat kan de toekomstige uitrol van grote collectieve warmtevoorzieningen in een warmtekavel belemmeren. Tegelijkertijd zit er ook een voordeel aan, namelijk dat kleine warmtesystemen sneller gerealiseerd kunnen worden. Dat kan weer bijdragen aan het tempo in de warmtetransitie. Vandaar dat het oordeel Kamer krijgt.
Voorzitter. Dan het amendement op stuk nr. 63 van de heren Flach en Bontenbal. Even kijken, is dit niet hetzelfde amendement? Nee, excuus. Dit amendement gaat over een vrijstellingsregeling voor kleine collectieve warmtesystemen ten behoeve van nieuwbouwprojecten. Voorgesteld wordt om voor een warmtekavel waarvoor nog geen uitgewerkt kavelplan is vastgesteld te kiezen voor een vrijstellingsregeling met enkel een meldplicht en een bekwaamheidstoets door de ACM. Dit amendement moet ik ontraden. Het opnemen van een vrijstellingsregeling met enkel een meldplicht voor gebouwgebonden systemen ten behoeve van nieuwbouw levert veel onzekerheid op voor de warmtekavel, het aangewezen warmtebedrijf en de verbruikers, ook als voor een deel van de warmtekavel nog geen uitgewerkt kavelplan geldt.
De heer Flach (SGP):
Daar heb ik toch een vraag over. De amendementen op de stukken nrs. 62 en 63 lijken erg op elkaar, omdat ze zijn gesplitst. In de vorige ronde ging het nog om één amendement, maar het is op verzoek van de minister gesplitst. Daarbij is ook aangepast dat het nu nog louter gaat om nieuwbouwprojecten. De vorige keer dat het amendement ontraden werd, was een van de argumenten dat het zou leiden tot cherrypicking. Juist om die reden hebben we het amendement nu beperkt tot nieuwbouwprojecten, want juist die projecten hebben enorme last van vertraging. In deze fase, met de huidige situatie op de woningmarkt, hebben we meer snelheid nodig. Dit is een amendement dat daaraan bijdraagt. Het is dus teruggebracht tot nieuwbouwprojecten, die anders een vertraging tot wel twee jaar kunnen oplopen. Ik vraag de minister of dit wellicht nog tot een herziening van haar oordeel zou kunnen leiden. Het amendement is echt minder vergaand dan het vorige amendement.
Minister Hermans:
Ik herinner me de discussie in het WGO. Nieuwbouwprojecten kunnen ook cherry's zijn binnen de kavel. We hebben er toen over gesproken. We hebben dit ook gewogen nadat we het amendement gezien hebben. Een vrijstellingsregeling geeft voor gemeenten een beperkte mogelijkheid om de regie te voeren en publieke belangen te wegen. De gevolgen voor de tarieven voor de verbruikers kun je dan ook niet meewegen bij het al dan niet toestaan van zo'n klein collectief waardesysteem in geval van nieuwbouw, waar we het nu over hebben.
Bij de aanwijzing van een warmtekavel zal het warmtebedrijf altijd aannames hebben over de verwachte afzet. Initiële investeringen in de infrastructuur zijn gebaseerd op aannames, ook over de potentie van het collectieve warmtesysteem als dat volledig is uitgerold. Een vrijstelling voor nieuwbouwprojecten kan tot gevolg hebben dat het voor het aangewezen warmtebedrijf verlieslatend wordt, of dat de tarieven voor de verbruikers in een warmtekavel fors omhooggaan. Dat alles bij elkaar vind ik niet wenselijk. Daarom ontraad ik het amendement.
De heer Flach (SGP):
Dat begrijp ik, maar dat is slechts één argument. Op het moment dat voor een nieuwbouwproject nog niet gekozen is voor een warmtenet, zullen de eigenaren van het appartementencomplex een duurzame oplossing willen. Als ze dan geen gebouwgebonden systeem kunnen kiezen met die vrijstelling, omdat ze daar twee jaar op moeten wachten, zullen ze voor iets anders kiezen. Dat kan een all-electricoplossing zijn. Dat betekent dat ze sowieso niet meer teruggaan naar dat warmtenet, als dat er al komt. En als ze dat wel zouden moeten doen, omdat de gemeente dat van hen eist, of wat dan ook, is er sprake van een enorme kapitaalvernietiging doordat afstand moet worden gedaan van die all-electricoplossing. Je brengt dus appartementseigenaren juist in de fase van die twee jaar in enorme problemen. Richting de stemmingen bekijk ik graag nog met het ministerie hoe we het amendement zo kunnen verwoorden dat het wél kan, want dit is echt wel een knellend probleem voor een nieuwbouwproject met appartementen.
Minister Hermans:
In het voorbeeld dat de heer Flach nu schetst, gaat het over een klein collectief warmtesysteem waarvoor men een ontheffing kan krijgen, zonder dat men later alsnog de verplichting krijgt om aangesloten te worden op een warmtenet. In dit specifieke geval zal het probleem zich niet voordoen. Natuurlijk ben ik altijd bereid om op weg naar de stemmingen nog te kijken of we elkaar kunnen vinden. Maar de overwegingen die ik net schetste, ook de overweging dat je in dit soort gevallen nog steeds aan cherrypicking kan doen, blijven wel overeind.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 63 blijft ontraden?
Minister Hermans:
Ja.
Dan het amendement op stuk nr. 64, van mevrouw Kröger, over het afdwingen van meer transparantie in meetgegevens en correctiefactoren, wanneer bij blokverwarming de warmte niet individueel gemeten wordt. Dat amendement geef ik oordeel Kamer.
Dan het amendement op stuk nr. 65 van de heer Grinwis en de heer Erkens. Het gaat over de tarieven per kavel of de tarieven per warmtebedrijf. Ik ben daar in de beantwoording uitgebreid op ingegaan, maar volgens mij waren beide leden toen niet in de zaal. Om de redenen die ik in het debat genoemd heb, moet ik het amendement ontraden. Ik zie de heer Grinwis nu naar voren snellen, dus voordat ik iets inhoudelijks ga zeggen, zal ik misschien eerst … Nee?
Ik wilde er namelijk langs twee lijnen iets over zeggen. Aan de ene kant de uitvoering. Een van de redenen om dit voor te stellen, betrof een argument van de heer Grinwis over de uitvoeringslast en een opmerking die de ACM daarover zou hebben gemaakt. De verwachting is dat de uitvoeringslast niet verschilt. Het is werk en het kost tijd voor de warmtebedrijven om al die gegevens aan te leveren. Daar zei ik ook al iets over in de richting van de heer Erkens. Maar het is niet de verwachting dat er sprake is van meer uitvoeringslast bij de tarieven per kavel, dan bij de tarieven per bedrijf. Dat is iets anders dan voor de kleine collectieve warmtesystemen, maar daarover krijg ik straks nog een motie van de heer Grinwis om mij daarop aan te sporen.
Dan over hoe de wet in elkaar zit en de keuzes die in de wet zijn gemaakt. Vanuit die gedachte zijn de tarieven per kavel een belangrijk onderdeel van het voorstel. Het zorgt ervoor dat gemeenten en warmtebedrijven sámen kunnen sturen op lagere tarieven voor inwoners, omdat de kostendalingen in de gemeenten zelf blijven. Het voorkomt dat warmtegebruikers met een tariefschok te maken krijgen als het eigendom van het warmtenet wijzigt, bijvoorbeeld van privaat naar publiek, iets wat we in de komende periode zullen zien. Het past ook bij de uitlegbaarheid van wat warmteverbruikers, dus de aangeslotenen, betalen voor "hun", zeg ik tussen aanhalingstekens, warmtenet. Als je het per warmtebedrijf gaat doen, kom je op gespannen voet met twee uitgangspunten: de regierol van de gemeenten en de overdracht van het eigendom van privaat naar publiek. Zoals ik zei, gaat het om de potentiële tariefschok.
De voorzitter:
Daarmee is het oordeel voor het amendement op stuk nr. 65: ontraden?
Minister Hermans:
Ja.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is volgens mij consistent met het wetgevingsoverleg.
Minister Hermans:
Dat is dan op zich goed nieuws.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is inderdaad altijd positief. Wat minder positief is … Ik weeg de argumenten iets anders. We hebben achter de schermen nog contact gehad — niet de minister en ik, maar haar medewerkers en ik — over een alternatief, namelijk om terug te schalen. In het amendement wordt dan niet gezegd "het moet op bedrijfsniveau", maar in het amendement wordt de mogelijkheid opgenomen om in een AMvB de keuze te maken tussen tarieven per kavel of per warmtebedrijf. Dat zou dan wel kunnen. Het was mij alleen onduidelijk of die route wel op oordeel Kamer zou kunnen rekenen. Kan de minister daar iets over zeggen? Dus dan staat er niet in het amendement: het moet op bedrijfsniveau in plaats van op kavelniveau. Maar dan wordt het een nader te maken keuze in een AMvB, omdat er argumenten kunnen zijn om soms toch voor bedrijfsniveau te kiezen, bijvoorbeeld vanwege de complexiteit en de uitvoeringslasten.
Minister Hermans:
Ik wil even goed begrijpen wat de richting is die de heer Grinwis schetst. Je zegt dus niet in het amendement dat het per bedrijf moet in plaats van per kavel, maar je zegt: stel in lagere regelgeving vast wat je doet en neem nog even de tijd om goed te onderzoeken wat nou wijsheid is. Interpreteer ik dan goed wat de heer Grinwis beoogt met het aan te passen amendement?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja.
Minister Hermans:
Als de heren Grinwis en Erkens het amendement aanpassen, dan zal ik daar natuurlijk opnieuw naar kijken en de Kamer een oordeel geven. Ik geef wel vast een winstwaarschuwing. Het geeft de ruimte om die afweging goed te maken, maar het leidt op een bepaalde manier ook weer langer tot onzekerheid, en dat is nu juist iets waar we vanaf willen door de behandeling nu te doen en hopelijk de wet aan te nemen. Ik weet dus niet of ik tot een positief oordeel kom na een aanpassing, omdat ik zeker zal meewegen dat de onzekerheid blijft bestaan. Maar ik ga het sowieso bekijken, want dat hoort erbij als er een nieuw of gewijzigd amendement komt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik hoop dat de minister er na de wijziging iets welwillender naar wil kijken dan zij nu heeft gedaan, als we het gaan wijzigen. Want als wij het wijzigen en zij houdt het oordeel ontraden aan, dan is dat natuurlijk niet heel gunstig. Maar oké, voorlopig houden we het zo en dan gaan we na het debat nog even in overleg.
De voorzitter:
Dan blijft het amendement op stuk nr. 65 ontraden. Mogelijk komt er een vervangend amendement. Dan komt er ook een aparte appreciatie.
Minister Hermans:
Voorzitter. Dan het amendement op stuk nr. 66 van mevrouw Beckerman. Dat wil de mogelijkheid in de Wcw opnemen om bij lagere regelgeving te bepalen dat sommige tarieven voor warmte volledig of deels in rekening worden gebracht bij de gebouweigenaar. Dit amendement geef ik oordeel Kamer. Volgens mij hebben we het hier in het WGO ook even over gehad. Ik moet er één opmerking over maken, namelijk dat ik niet vooruit kan lopen op welke keuzes er gemaakt gaan worden over de verdeling van de kosten. Maar verder deel ik de strekking van het amendement, dus oordeel Kamer.
Dan het amendement op stuk nr. 67 van mevrouw Kröger. Dat wil gemeenten verplichten om warmtegemeenschappen te betrekken bij het vaststellen van een warmtekavel en het wil gemeenten verplichten om warmtegemeenschappen die ondersteuning nodig hebben om zich te organiseren, te ondersteunen. Dat amendement geef ik oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 68 van de heer Vermeer gaat over overgangsrecht bij aanbesteding. Indien de aanbestedingsprocedure al is gestart, de inschrijvingen al zijn ontvangen, maar de procedure nog niet is afgerond na inwerkingtreden van de Wcw, wil dit amendement het mogelijk maken dat het warmtebedrijf dat de aanbesteding wint alsnog een aanwijzing op grond van het overgangsrecht krijgt. Hierbij zal binnen een half jaar een gunningsbeslissing moeten plaatsvinden en uiterlijk drie maanden daarna moet een overeenkomst zijn getekend. Dit amendement kan ik steunen, dus oordeel Kamer.
Dan het amendement op stuk nr. 69 van mevrouw Postma. Dat gaat over efficiëntienormen voor warmteverliezen in lagere regelgeving. Dit amendement moet ik ontraden. Het introduceert een aanvullende norm per net op warmteverliezen. In de Wcw zitten verschillende waarborgen en prikkels. Eerder had ik het amendement-Flach — ik ben het nummer heel even kwijt; o, het was het amendement op stuk nr. 14 — oordeel Kamer gegeven. Ik deel het belang van warmteverliezen, maar het amendement op stuk nr. 69 gaat te ver en wordt dus ontraden.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik vind toch dat er een verschil zit tussen het amendement-Flach en het amendement dat ik heb ingediend. Het amendement-Flach ziet erop dat er een inspanning gedaan wordt voor een verbetering. Mijn amendement regelt de mogelijkheid om wat meer normstellend bezig te zijn, zonder dat dit verplicht wordt gesteld. Het regelt de mogelijkheid voor het geval je dat zou willen. Dat zou je in lagere regelgeving kunnen doen als blijkt dat de vrijwillige inspanning toch niet voldoende is. Dat geeft net even een haakje om eventueel tot actie over te gaan.
Minister Hermans:
Dit gaat om een aanvullende norm. Zoals ik al zei: in de wet zitten een aantal waarborgen en prikkels om ook op warmteverliezen te sturen. Aan de ene kant heb je duurzaamheidsnormering. Die verplicht bedrijven om uitstoot te verminderen. Warmteverliezen beperken is daarbij een logische optie. Daarmee is het dus ook niet een vrijwillige inspanning, zeg ik tegen mevrouw Postma. Dat zijn namelijk gewoon eisen in de Wet collectieve warmte. Ik vind een aanvullende norm onwenselijk om het volgende. Door grote verschillen tussen systemen is een redelijke norm moeilijk vast te stellen, maar een dwingende norm werkt ook kostenverhogend. We hebben het ook veel over de betaalbaarheid gehad. Ik moet dat waar dat niet nodig is echt beperken. Aangezien die inspanningsverplichting er al is — ik zeg nogmaals tegen mevrouw Postma dat het meer is dan een vrijwillige inspanning — ontraad ik dit amendement.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 69 is ontraden.
Minister Hermans:
Dan hebben we het amendement op stuk nr. 70. Dat is het vve-amendement van de heer Grinwis en de heer Bontenbal, waar ik net in de beantwoording al wat over zei. Het amendement zoals dat nu gewijzigd is, komt tegemoet aan de kritiek van de Raad van State. Daardoor zullen de gevolgen voor de leden van vve's kleiner zijn en wordt er toch tegemoetgekomen aan het doel dat de heer Grinwis beoogt en dat ik ook steun. Op deze manier geef ik het amendement oordeel Kamer.
Dan heb ik hier het amendement op stuk nr. 71, van de heer Vermeer, over dat de tarieven voor tijdelijke en definitieve afsluiting gelijk moeten zijn. Dat amendement moet ik ontraden. Warmtebedrijven maken kosten om een kleinverbruiker af te sluiten. Het afsluittarief reflecteert die kosten. De kosten van een definitieve afsluiting zijn hoger dan die van een tijdelijke afsluiting.
De heer Vermeer (BBB):
Ten opzichte van de vorige versie hebben we wel wat veranderd. In de vorige versie hebben wij gezegd dat het tarief van €5.250,99 voor definitieve afsluiting moet worden kwijtgescholden en moet worden vervangen door een redelijke vergoeding. Dat kan namelijk bij warmtenetten, in tegenstelling tot bij aardgas. Bij aardgas moet de gasaansluiting om veiligheidsredenen echt verwijderd worden, maar dat hoeft niet bij dit type aansluitingen. Dan is het eigenlijk heel vreemd dat een tijdelijke afsluiting van twee jaar maar €586,73 kost. Dat zou dan het vervangende tarief moeten zijn. Zo staat dat ook in het amendement. Het is namelijk niet bedoeld voor iemand die een jaar rond de wereld gaat reizen of zo. Het is bedoeld voor de situatie waarin iemand een huis heeft gekocht en dat doorverkoopt aan een ander, zodat er dan gewoon weer aangesloten kan worden, ook met lage kosten, waarna het aantal gebruikers weer toeneemt. Eigenlijk is het met dit amendement ook helemaal niet onze bedoeling dat mensen gaan afsluiten. De bedoeling is dat ze durven aan te sluiten, omdat de drempel om er een keer mee te stoppen veel lager is. Vervolgens moet dat zo goed functioneren dat ze er nooit meer aan denken om het te veranderen, want waarom zou je dat doen als alles goed functioneert?
Minister Hermans:
Ook bij de definitieve afsluiting van een warmtenet moet de warmteleiding verwijderd worden, in het kader van de veiligheid. Dat geldt niet bij tijdelijke, maar wel bij permanente afsluiting. De kosten van definitief afsluiten zijn dus hoger. Als je dat gelijk zou maken aan het tijdelijk afsluiten, dan worden de tarieven voor tijdelijke afsluiting hoger of komen de hogere kosten van een definitieve afsluiting terecht bij de overige warmteverbruikers. Dan wordt het dus duurder voor overige gebruikers. Dat vind ik niet wenselijk en daarom ontraad ik het.
De heer Vermeer (BBB):
Zou de minister toch nog een poging willen doen om bij de ACM te vragen of de optie die ik geef dan een goed alternatief zou zijn? Want zij kennen de hele prijsopbouw en zij kunnen het beste inschatten wat een redelijk tarief zou zijn. Maar om nou per definitie te stellen dat het altijd €5.200 moet zijn, klopt gewoon niet met hoe het praktisch werkt.
Minister Hermans:
Het amendement vraagt nu om de tarieven voor tijdelijke en definitieve afsluiting gelijk te trekken. De vraag die de heer Vermeer mij nu stelt, is of ik nog eens wil nagaan wat nou een redelijk tarief is voor afsluiting. Ik ben natuurlijk altijd bereid om dat nog een keer te vragen, maar ik zeg er wel bij dat het afsluittarief is gebaseerd op een kosteninventarisatie die de ACM doet. Dat is hoe het zit. Dat hebben we ook nog een keer gecheckt naar aanleiding van dit amendement. Ik denk dus dat het niet heel veel verandert aan wat ik net zei. Maar ik zal het natuurlijk nooit weigeren om iets nog een keer na te gaan.
De heer Vermeer (BBB):
De ACM geeft zelf aan te kijken naar gemiddelde kosten. Maar dan berekent men meteen het uiterste deel van alles weghalen. Terwijl er gewoon tussenvormen zijn, juist bij warmtenetten. Er zijn allerlei warmtenetten die heel simpel gewoon af te sluiten zijn met een dop of wat dan ook, of waar je tijdelijk iets dicht kunt zetten. Dat is heel wat anders dan het verwijderen van de hele installatie. Het is eigenlijk ook helemaal niet mijn bedoeling dat die verwijderd wordt.
Minister Hermans:
Nee, maar daar zit precies het verschil. Bij de definitieve, permanente afsluiting moeten er echt dingen verwijderd worden. Dat brengt logischerwijs ook hogere kosten met zich mee. Een tijdelijke afsluiting is natuurlijk een ander verhaal.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Vermeer (BBB):
Ik probeer toch uit te leggen dat als iemand om een definitieve afsluiting vraagt, ik het redelijk vind dat die €5.200 betaald moet worden. Maar als iemand bij wijze van spreken zegt "nee, je hoeft alleen maar even de kraan dicht te zetten; laat verder de spullen zitten", zit daar nu een eindtijd van twee jaar in, wat ook weer een gemiddelde is van hoe die bedrijven dat blijkbaar toepassen, want de ACM haalt dat gewoon op uit de markt. Ik vraag om daar even naar te kijken en te bezien of daar een tussenvorm voor gevonden kan worden.
Minister Hermans:
Wat de ACM doet …
De heer Vermeer (BBB):
En anders mag de ACM ook even contact opnemen met mij over wat ik precies bedoel.
Minister Hermans:
Tot slot. Nogmaals, iets nog een keer nagaan of checken zal ik nooit weigeren, dus dat ga ik doen. Maar voor de volledigheid toch even het volgende. De ACM kijkt naar de gemiddelde werkelijke kosten van afsluiten, tijdelijk en definitief. Op basis daarvan wordt een tarief bepaald. Er zijn dus twee tarieven, eentje voor tijdelijke en eentje voor definitieve afsluiting. Ik ontraad het amendement op stuk nr. 71, maar mijn toezegging om nog een finale check te doen staat.
Voorzitter. Dan het amendement op stuk nr. 72 van mevrouw Kröger, over een faciliterend kader dat warmtegemeenschappen moet ondersteunen en hun kennispositie versterken. Dit kader dient periodiek te worden geactualiseerd met inbreng van representatieve organisaties van warmtegemeenschappen. Oordeel Kamer, kortheidshalve.
Dan het amendement op stuk nr. 73 van mevrouw Rooderkerk en mevrouw Postma, over het creëren van de mogelijkheid om via een rijksbijdrage de tarieflimiet te verlagen, om daarmee de aantrekkelijkheid van collectieve warmte te verbeteren. Ik geef dit amendement oordeel Kamer, omdat ik heel goed snap wat de onderliggende gedachte en bedoeling van het amendement zijn, maar ik moet er wel een kanttekening bij plaatsen. Voorwaarde voor de daadwerkelijke invoering is natuurlijk wel dat er budget beschikbaar is. Dat moet ik er hier wel bij zeggen. Maar de wens voor een mogelijkheid om dat via een tarieflimiet te doen, snap ik en kan ik steunen. Oordeel Kamer, dus.
Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 74 is van de heren Erkens, Bontenbal, Grinwis en Flach en gaat over het verlengen van de aanwijzingstermijn naar 40 jaar. Er is hier veel over gezegd en gewisseld, vandaag maar ook vorige week, toen de heer Erkens er nog opmerkingen over maakte, en in het WGO. Het amendement dat ik nu voor me heb, is een gewijzigd amendement. Ik snap de intentie en de bedoeling heel goed. Ik snap dat dit amendement gericht is op de investeringszekerheid voor juist de korte termijn, om de periode die nu komen gaat te vergroten. Maar er zitten nog elementen in die dit amendement lastig maken, waardoor ik het moet ontraden.
Ik zou nog graag twee suggesties willen doen of mee willen geven aan de heer Erkens om over na te denken. Dan zal ik er nogmaals naar kijken met een positieve grondhouding. Dat gaat over waar je nou de bewijslast neerlegt als je de investering gaat toetsen: ligt die bij de ACM of bij het warmtebedrijf? De tweede gaat over een delegatiegrondslag in de wet om ook een toetsingskader voor die investeringen te kunnen maken, zodat je goed kan zien of het echt de investeringen zijn waar je deze verlenging op van toepassing wil verklaren. In de vorm zoals die er nu ligt, moet ik 'm ontraden, maar ik geef dus nog twee suggesties mee, waarna ik er nog met een positieve blik naar wil kijken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
We hebben het hier in het WGO ook stevig over gehad en wat mij betreft is dit echt een amendement dat raakt aan de basis van waarom we de wet hebben, namelijk zo snel mogelijk over naar publieke warmtebedrijven. Ik begrijp het eigenlijk niet zo goed. Het amendement zegt: oké, het wordt standaard 40 jaar, maar je kan het inkorten en dat moet dan getoetst worden. En de minister zegt nu: dat moet dan getoetst worden door de ACM. Is dat de richting die ze op wil?
Minister Hermans:
Wat ik wil zeggen is het volgende. Het amendement regelt dat men voor investeringen die binnen de aanwijzingstermijn nog niet zijn terugverdiend, een restwaardevergoeding ontvangt volgens een in de regelgeving vastgestelde restwaardebepaling. Op dit moment is een aantal parameters in de rekenregels voor de restwaardebepaling en de tariefregulering nog onvoldoende uitgewerkt om de restwaarde na afloop van de aanwijzingstermijn uit te kunnen rekenen. Daar probeert het amendement iets aan te doen door in de transitieperiode, waarin ook private investeringen nog nodig zijn, nog meer investeringszekerheid te bieden door de maximale aanwijzingstermijn met 10 jaar te verlengen tot 30 jaar. Nee, sorry. Met 10 jaar te verlengen, dus van 30 naar 40 jaar. In de nieuwe versie van het amendement — dat is dus echt een wijziging en naar mijn mening ook een verbetering ten opzichte van de vorige versie — is geregeld dat hier dan natuurlijk daadwerkelijk investeringen tegenover staan. Hoe het amendement nu is opgebouwd, is dat dat moet worden getoetst door de ACM. Dus de bewijslast of het hier om een nieuwe daadwerkelijke investering gaat, ligt bij de ACM. Ik vind dat dat anders moet zijn en dat die bij het warmtebedrijf moet komen te liggen. Dan hebben bedrijven ook de prikkel om die informatie aan de ACM te verstrekken en is het aan de ACM om dan — daarom wil ik ook graag die grondslag voor het toetsingskader — te toetsen: is hier daadwerkelijk sprake van een significante daadwerkelijke investering en kunnen we op grond daarvan die termijn, die aanwijzingstermijn, met 10 jaar verlengen?
De voorzitter:
Mevrouw Kröger? Nee? Mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik probeer ook even te begrijpen wat er gebeurt. De minister is dus het amendement van de VVD aan het ontraden en daarbij een soort uitleg aan het geven van de wijziging. Maar het is gewoon ontraden, toch?
Minister Hermans:
Het amendement zoals het nu voorligt, ontraad ik. Ik geef twee opties en als de heer Erkens bereid is om dat nog te wijzigen, wil ik er nog een keer naar kijken en zal ik dat ook met een positieve grondhouding doen. Dat heb ik bijvoorbeeld ook bij het warmteservicebedrijf gedaan. Ik heb gezegd waarom ik daar plussen en minnen in zag en waarom ik het belangrijk vond om bepaalde minnen dan wel in een amendement te zien. Ik vind dat niet heel gek als je zo met elkaar op zoek bent naar hoe we nou zorgen dat uitgaande van die publieke warmtebedrijven, wat de kern is van de wet, toch de komende tijd die investeringen van de grond komen. Als je dan nog iets kan doen om die investeringszekerheid te vergroten, ben ik bereid daarnaar te kijken, maar dus wel met deze twee suggesties. Het is aan de heer Erkens of hij daar iets mee doet. Doet hij daar niks mee, dan moet ik het amendement op stuk nr. 74 ontraden, zeg ik nogmaals.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik begrijp dat de VVD onderling aan het afstemmen is in het debat. Dat is op zich prima, maar ik wil wel een vraag stellen.
De voorzitter:
De minister dient de Kroon, hè?
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Nou ja, iedereen snapt van welke partij de minister is. Het lijkt me dat je daar niet heel moeilijk over hoeft te doen. Op zich prima, maar ik wil dan wel een vraag stellen over de inhoud. In de brief zegt de minister: ik kan het niet helemaal inschatten, maar die tien jaar langere termijn zal bedrijven niet echt verder helpen en het zal misschien ook niet zo veel doen in de kosten die het met zich meebrengt voor de publieke sector, die het vervolgens moet overnemen. Dan gaat het om de gemeenten, de overheden. Mijn vraag is als volgt. De VNG en Netbeheer Nederland geven aan dat dit een prijsopdrijvend effect zal hebben. Het gaat er namelijk voor zorgen dat bedrijven langer de tijd hebben om macht te verwerven, om een gebied te verwerven, om hun positie te versterken, om meer mensen aan te laten sluiten. Kortom, dit gaat een bedrijf gewoon meer waard maken en dat maakt het voor de overheid duurder om vervolgens het publieke meerderheidsbelang te verwerven. Ik wil mevrouw Hermans vragen om hierop te reageren, omdat ...
De voorzitter:
"De minister."
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Minister Hermans. Sorry, het is laat, voorzitter. Ik wil minister Hermans vragen om hierop te reageren, omdat ik niet wil dat er onduidelijkheid over bestaat. VNG en Netbeheer Nederland zijn hier namelijk heel duidelijk over.
Minister Hermans:
We hebben over de eerste versie van het amendement dat de heren Erkens, Bontenbal, Grinwis en Flach indienden advies gevraagd aan een aantal partijen. Daar kwam een genuanceerd beeld uit. Het kan inderdaad een effect hebben, maar het kan in zo'n project als in Schiedam, waar we het vanavond over gehad hebben, net dat benodigde duwtje in de rug geven om toch tot realisatie te komen. Vanuit die gedachte heb ik gekeken naar dit amendement. Overigens heb ik steeds naar alle amendementen welwillend gekeken, zo van: hoe kan ik tegemoetkomen aan de wensen van de Kamer om de wet nog beter te maken of het doel dat we voor ogen hebben nog meer kracht bij te zetten? Dat doe ik ook bij dit amendement. Kijk, het is belangrijk dat er daadwerkelijk geïnvesteerd wordt of dat de investeringen daadwerkelijk gerealiseerd worden. Daarom is dat toetsingskader belangrijk. Ik vind het belangrijk dat het warmtebedrijf aantoont dat ze dit daadwerkelijk willen gaan doen en gaan realiseren. Nogmaals, het is echt bedoeld om in die aanloop, of misschien beter gezegd, in de opstart wanneer de wet net van kracht is de projecten die we hiermee misschien van de kant krijgen ook echt van de kant te krijgen. Maar in deze vorm moet ik het amendement nog ontraden en in een aangepaste vorm ga ik er nog een keer naar kijken.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Het is natuurlijk al de derde keer dat we dit debat uitgebreid voeren. Eerder op deze avond gaf de minister nog aan dat dit voor Schiedam niet nodig is. In het geval van Schiedam wordt de restwaarde namelijk nog verrekend, zei ze. Een andere oplossing zou niet nodig zijn. Vorige week was ik in Amersfoort. Daar geven ze aan: wij maken ons hierover grote zorgen, want dit gaat een prijsopdrijvend effect hebben. Kortom, dit gaat de belastingbetaler en de overheid heel veel geld kosten. De minister zegt: de een zegt dit en de ander zegt dat. Ik kan me voorstellen dat energiebedrijven wat anders zeggen, maar als de VNG dit duidelijk zegt, net als Netbeheer Nederland, dan vind ik het wel van belang dat dit op tafel komt. Of wellicht wil de minister hiernaar onderzoek laten doen. Het is namelijk wel van belang dat wij weten wat dit gaat kosten voor mensen.
Minister Hermans:
Nu worden wel echt woorden die ik over het project in Schiedam heb gebruikt, door elkaar gehaald. Ik heb gewoon geschetst hoe de wet in elkaar zit, waar het project potentieel tegen aanloopt en welke oplossing de wet kan bieden. Dat was gewoon een feitelijke uiteenzetting. Ik heb daarin ook geschetst dat door de aanloopperiode in Schiedam, een periode van vijf of zes jaar, het project buiten de investeringszekerheidstermijn valt. Daar kan dit amendement een oplossing voor zijn. Of dat zo is, weet ik niet zeker. Daarom is dat ook niet de reden dat ik hier op deze manier op reageer. Nogmaals, in deze vorm moet ik het amendement ontraden. Maar ik geef bij dit amendement aan hoe er mogelijk nog iets van te maken is, want als je in deze fase nog iets van een investeringszekerheid kunt bieden, ben ik daartoe bereid.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Rooderkerk. Kijk, u heeft een discussie over een amendement dat er nog niet is. Ik wil het nu niet afkappen. Het is niet dat ik daarvoor pleit, maar om een heropening vragen is altijd mogelijk. Maar nu kwamen we wel een beetje los van het amendement dat al ontraden is.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Wat ik daarover wil zeggen, is dat het nu steeds over Schiedam gaat. Dat is één gemeente, maar in de VNG zitten heel veel gemeenten, en die geven ons aan dat dit een prijsopdrijvend effect heeft. Ik vind het belangrijk dat dat in dit debat duidelijk is. Want nu ontstaat er vaagheid over inderdaad een niet-ingediend amendement, terwijl gewoon duidelijk is dat dit amendement om heel goede redenen is ontraden. En die begrijpen wij ook heel goed. Dat punt wilde ik graag nog even maken, voorzitter.
Minister Hermans:
Het amendement is wat het nu is. Dat ontraad ik. Wordt een ander of gewijzigd amendement ingediend, dan zal ik daar voorafgaand aan de stemming nog op reageren. Mogelijk wordt het amendement van de heer Flach ook nog aangepast. Dan doe ik dat ook daarbij. Dan zal ik de overwegingen en afwegingen delen en tot een oordeel komen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het lastig, want dit raakt gewoon het fundament van de wet. We krijgen nog een schriftelijke appreciatie van iets waarover de minister nu tegenover de VVD aangeeft wanneer het dan misschien wel oké is. Dit amendement zegt: standaard 40 jaar, en dan is het mogelijk om een soort inkorting te krijgen. Waarom zegt de minister niet "nee, ik ga niet mee in die standaard 40 jaar, maar er kan wel maatwerk geleverd worden als dat nodig is"? Dat begrijp ik eigenlijk niet. Dat is toch precies de "andersomme" — hoe zeg je dat precies? — realiteit? Want dat hoor ik de minister zeggen, bijvoorbeeld over Schiedam.
Minister Hermans:
Wat mevrouw Kröger nu zegt, is in feite wat ik suggereerde, hoe ik de aanpassingen zie. Want dan keer je de bewijslast namelijk om. En dat vind ik belangrijk. Dat meen ik echt uit de grond van mijn hart. Het is aan het warmtebedrijf om te laten zien wat het van plan is en welke investering — welke significante investering, want het woord "significant" is gekoppeld aan het overgangsrecht — het gaat realiseren. In die zin is dat naar de letter misschien net ietsje generieker dan het woord "maatwerk", zoals mevrouw Kröger het invulde. Maar het is wel aan het warmtebedrijf om dat te bewijzen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij was dat niet wat ik zei. Dit amendement regelt dat het standaard 40 jaar wordt. Door bepaalde handelingen die gedaan moeten worden, wordt het dan misschien toch weer 30. Ik vind het gewoon problematisch dat de minister dreigt mee te gaan met een amendement dat louter prijsopdrijvend werkt en eigenlijk haaks staat op de intentie van de wet om een publieke route te kiezen.
Minister Hermans:
Ik ontraad het amendement dat op dit moment voorligt, precies ook om de redenen die mevrouw Kröger noemt. Ik geef suggesties die ertoe leiden dat ik er met een positieve grondhouding nog een keer naar kan kijken. Want ik zie wat daar voor de heer Erkens, en overigens ook voor de heren Bontenbal, Grinwis en Flach, onder ligt, wat voor hen belangrijk is. Ik zei het net ook al: ik heb op eenzelfde manier gereageerd op de eerste versie van het amendement over het warmteservicebedrijf. Daar zag ik risico's in, maar ik dacht: die risico's kan je mitigeren en dan kan ik er met een positieve grondhouding naar kijken.
De heer Erkens (VVD):
Ja, leuk, meerdere interruptiedebatten over mijn amendement en hoe het aangepast moest worden. Misschien kan ik dan zelf ook het debat daarover voeren, dus laten we dat doen. Maar nee. Het tweede punt van de minister kunnen de indieners volgen — we hadden net even overleg met elkaar — want dat gaat inderdaad over de toetsing achteraf, over of aan de voorwaarden voldaan is voor de verlenging, omdat dat inderdaad ook betekent dat je niet een uitbreiding aankondigt en het dan niet doet om maar 40 jaar te krijgen. Dus we zullen kijken hoe we dat kunnen inpassen in het amendement. De eerste voorwaarde van de minister, daar hebben we wel twijfels over, omdat de omkering van de bewijslast het probleem niet oplost dat er nu is, namelijk de onzekerheid die bedrijven ervaren om te investeren in nieuwe aansluitingen. Als je als bedrijf, waar het wantrouwen om nog te investeren in warmtenetten heel groot is, waar het wantrouwen ook heel groot is richting bepaalde gemeentes door de ervaringen van de laatste jaren, met elkaar een traject moet ingaan waarin misschien, aan het einde van de rit, na een aantal jaren besloten wordt dat je toch een verlenging krijgt, waardoor je die investeringszekerheid hebt ... Dat mist dan toch wel de essentie van het amendement. Dus ik wil de minister vragen hoe zij dat voor zich ziet, want investeringszekerheid aan de voorkant is wat er nu voor private partijen nog ontbreekt om mee te investeren. Als je aan de eerste voorwaarde die de minister noemt, zou voldoen, zou dat wegvallen.
Minister Hermans:
Maar dat toetsingskader is belangrijk, want dan heb je objectieve criteria. Die geven aan de voorkant zekerheid. Maar ik vind het wel logisch dat je tegen een warmtebedrijf zegt: het is aan u om de juiste informatie te verstrekken aan de ACM om die toets te kunnen doen.
De heer Erkens (VVD):
Ja, maar dan ligt het eraan hoe lang het traject is en hoe concreet en transparant het toetsingskader is. Dat vind ik wel lastig te voorspellen op basis van wat je nu in een amendement vastlegt. Want als dat nog vaag is en heel veel onzekerheid creëert, zou je als bedrijf een traject kunnen ingaan waarin je investeert in het team, het aanvragen van een vergunning et cetera, om er na een aantal jaren misschien dan toch achter te komen dat je aan bepaalde voorwaarden, die niet duidelijk genoeg zijn, niet voldoet.
Minister Hermans:
Kijk, als je dit doet, dan komt dit in lagere regelgeving, en die moet nog worden uitgewerkt. Ik ben het eens met de heer Erkens dat dat dan wel snel duidelijk moet zijn, want dit hangt allemaal samen met de duidelijkheid die je graag wil. Het toetsingskader zou ook nog kunnen worden voorgehangen aan de Kamer, zeg ik nu even als gedachte. Maar je hebt wel objectieve criteria nodig, juist om aan de voorkant die zekerheid te geven. En ik snap dat dat niet jaren moet duren, want dan schiet het het doel voorbij dat de heer Erkens, de heer Flach, de heer Grinwis en de heer Bontenbal met dit amendement beogen.
De voorzitter:
Ja. En dan is er nog één amendement: dat op stuk nr. 75.
Minister Hermans:
Dat is het amendement van de heer Grinwis over vve's en de grens die bepaalt met hoeveel afnemers een systeem buiten het toepassingsbereik van de Wcw valt; die moet worden verhoogd van tien naar maximaal twintig aansluitingen. En voorts moeten, in plaats van kunnen, zoals het nu is opgenomen, in een algemene maatregel van bestuur de begrippen "geen redelijk rendement" en "significante verhoging van tarieven" nader worden uitgewerkt. Dat amendement geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
Ja, heel goed. Nou, dan zijn we nu aan het einde gekomen van de eerste termijn van de minister.
We zijn dan toe aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Er is al heel veel uren over deze wet gesproken, dus ik hoop dat het blijft bij het indienen van moties. Er zijn zo veel amendementen ingediend dat ik hoop dat er een wat kleiner aantal moties wordt ingediend — maar ik ga daar niet over. We gaan wel weer naar de sprekerslijst. Als eerste geef ik het woord aan de heer Grinwis, die het woord voert namens de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. We komen langzamerhand in de buurt van de eindstreep van de behandeling van deze grote en belangrijke wet, de Wet collectieve warmte. Daar is door velen hard aan gewerkt. Respect voor alle betrokken ambtenaren, voor het meedenken vanbuiten dit huis. En dank aan de minister voor de adequate beantwoording.
Als ChristenUniefractie waren we vóór de indiening al overtuigd van de noodzaak van deze wet. Tegelijkertijd komt het aan op de praktijk. Warmtesystemen zijn ingewikkeld en kostbaar. Meerdere projecten zijn tot stilstand gekomen. Bij andere projecten, die wel doorgingen, moest en moet er vaak veel geld worden bijgelegd. De voorbeelden heb ik in mijn eerdere bijdragen genoemd. Gaat de Wcw een zetje in de goede richting betekenen? Wordt een collectieve warmteoplossing daadwerkelijk een betaalbare oplossing voor huishoudens? Daar zijn goede amendementen voor ingediend. Ik heb daar zo meteen ook nog een motie voor.
Ik licht kort nog een amendement toe dat ik sinds vorige week heb gewijzigd. Dat is het vve-amendement. Dat is voor mijn fractie toch wel een cruciaal amendement op deze wet. Eerder vandaag heb ik dus, naar aanleiding van het advies van de Raad van State en gelet op het gevoerde debat, het amendement gewijzigd ingediend. Voor dit sterk gewijzigde amendement, inclusief de goede onderbouwing, wil ik de betrokken ambtenaren heel hartelijk bedanken. Zonder hen was me dit niet gelukt. Dank ook aan de minister voor het "oordeel Kamer". Ik hoop op een brede meerderheid voor dit voor appartementsbewoners belangrijke amendement.
De toelichting spreekt op zich voor zich, maar ik weet het: deze is van niet geringe omvang. Daarom zet ik de belangrijkste wijzigingen nog even op een rij. Ten eerste wordt het amendement nu beperkt tot wijken waarin de Wgiw geldt. Voordat een gemeente immers een gebied als Wgiw-gebied kan aanwijzen, gelden er meerdere waarborgen, waaronder de betaalbaarheid. Er geldt dankzij een eerder amendement-Erkens c.s. bij de Wgiw een betaalbaarheidstoets. Voordat een gemeente een besluit neemt dat een wijk van het aardgas af moet, moet zij onder andere toetsen of er een alternatieve warmtevoorziening beschikbaar is en of de betaalbaarheid ook goed geregeld is. Ook de toelichting is aangevuld op dit punt.
Ten tweede is de toelichting aangevuld met hoe de opt-outmogelijkheid in de Wcw aansluit op die van de Wgiw, dus dit is allemaal een stuk duidelijker.
Ten derde is het deel over de stemverhoudingen geschrapt. Dat was het punt waar in deze Kamer het debat over ging, onder andere met collega's Vermeer en Erkens. Dat betekent dat het zo blijft zoals het nu in het Burgerlijk Wetboek is opgenomen, dan wel in de reglementen van de vve's, met vaak hogere besluitvormingseisen dan een gewone meerderheid bij dit soort ingrijpende projecten. Meestal is dat twee derde, maar soms ook meer, zoals driekwart.
Voorzitter. Over het amendement op stuk nr. 75 is het net al gegaan, dus daar zal ik niks over zeggen. Ik kom tot mijn moties. Ik heb een kwartetje. Allereerst de volgende.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het voortduren van stilstand van de warmtetransitie gepaard zal gaan met 1,2 miljard euro extra jaarlijkse nationale kosten, onder meer vanwege de noodzakelijke extra netverzwaring;
overwegende dat de relatieve betaalbaarheid van collectieve warmte ten opzichte van andere warmtebronnen randvoorwaardelijk is voor het succes van de warmtetransitie en niet wordt geborgd door de Wet collectieve warmte;
overwegende dat bestaande regelingen niet toereikend zijn en bijvoorbeeld de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) reeds is uitgeput;
verzoekt de regering zodanig flankerend beleid te ontwikkelen en te presenteren dat de relatieve betaalbaarheid van collectieve warmte is geborgd ruim voor de inwerkingtreding van fase 2 van de tariefregulering, zowel voor huurders als voor eigenaren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Motie twee.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de ACM stelt dat het vaststellen van kostengebaseerde tarieven per net voor alle kleine collectieve warmtesystemen — meer dan 500 netten met minder dan 1.500 kleinverbruikers — niet uitvoerbaar is, gezien de uitvoeringslasten en de administratieve lasten;
overwegende dat een kostengebaseerd referentietarief voor de ACM en warmteleveranciers eenvoudiger is uit te voeren;
verzoekt de regering om voor kleine collectieve warmtesystemen een kostengebaseerd referentietarief te hanteren en dat nader uit te werken in het Besluit collectieve warmte (AMvB),
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De derde motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de aansluiting van veel vve's op het warmtenet een essentieel onderdeel vormt van de algehele warmtetransitie;
overwegende dat de noodzakelijke doorzettingsmacht van de vve's ingrijpend is voor een individuele eigenaar en dat daarvoor de betaalbaarheid van collectieve warmte cruciaal is;
overwegende dat de besluitvorming voor vve's rond de warmtetransitie technisch, juridisch en communicatief complex is en ondersteuning door gemeenten en warmtebedrijven daarom belangrijk is;
verzoekt de regering om binnen het aangekondigde flankerend beleid omtrent collectieve warmte met specifieke ondersteuningsvoorstellen voor het vve-bestuur en individuele appartementseigenaren te komen, bijvoorbeeld door de ondersteuning voor vve's in het Nationaal Warmtefonds te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ten slotte.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat met het huidige tempo het doel van een productie van de geothermiesector van 15 petajoule in 2030 niet wordt gerealiseerd;
constaterende dat dit komt doordat onder andere (technische) risico's onvoldoende worden ondervangen en de afzetmogelijkheden onzeker zijn;
overwegende dat voor een versnelling van de sector kan worden gedacht aan ketenontwikkeling, grootschalige en gestandaardiseerde boringen, en vermindering van ondergrondse risico's door EBN;
verzoekt de regering in overleg met EBN voorafgaand aan de komende begrotingsbehandeling van het ministerie van Klimaat en Groene Groei met nieuwe voorstellen te komen om de ontwikkeling van geothermieprojecten te versnellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Dat was mijn stapeltje en tot zover mijn tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Postma is de tweede spreker in de tweede termijn, namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. We hebben eens zitten tellen: we zitten al meer dan 24 uur met elkaar te debatteren over dit wetsvoorstel. We zijn begonnen met een wetgevingsoverleg dat 12 uur aantikte. We hebben vorige week de eerste termijn van de Kamer gehad, met goede discussies met elkaar. En nu dan de afronding. Volgens mij is het dat allemaal waard. NSC heeft vooral geprobeerd om de betaalbaarheid goed naar voren te brengen. We hebben een aantal amendementen ingediend, om met name betaalbare warmtenetaansluitingen voor huishoudens te krijgen. Voor ons is het enorm belangrijk dat het vaste tarief wordt verlaagd in verhouding tot het variabele tarief, zodat het juist voor huishoudens met een kleine beurs een mooie vorm van energie is.
We hebben veel met elkaar gewisseld. De amendementen zijn geapprecieerd. Ik heb nog drie moties die ik graag wil indienen. Een daarvan gaat over een vereveningsfonds, waarover we ook een amendement hebben.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het vereveningsfonds met een tarieflimiet huishoudens kan beschermen tegen extreem hoge kosten;
overwegende dat het oneerlijk is dat alleen de gebruikers van warmtenetten meebetalen aan het vereveningsfonds, omdat warmtenetten verzwaring van het elektriciteitsnet voorkomen en dit ten bate komt aan alle Nederlanders;
verzoekt de regering om voor de inwerkingtreding van fase 2 te komen met een verkenning van beleidsopties over hoe het vereveningsfonds ook kan worden gedekt met andere maatregelen, waarbij in de uitwerking opties worden neergelegd met verschillende percentages, bijvoorbeeld 50% en 25% boven het gemiddelde tarief,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Postma (NSC):
De motie is bedoeld om te kijken hoe je het vereveningsfonds op zo'n manier kan vullen dat het een mooie buffer is als de tarieven om wat voor reden dan ook de pan uit schieten.
De volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er volgens TNO zonder aanvullende financiële steun voor huishoudens in 2025 naar schatting tussen de 6,6% en 7,6% van de huishoudens in Nederland te maken heeft met energiearmoede en dit neerkomt op 550.000 tot 640.000 huishoudens;
constaterende dat differentiëren binnen het vastrecht een van de manieren is om vaste kosten voor deze huishoudens te verlagen;
verzoekt de regering in het Bcw te kiezen voor differentiatie van vaste tarieven, bijvoorbeeld op basis van oppervlakte of piekverbruik, als de tarieven daardoor eerlijker worden en het niet leidt tot te hoge uitvoeringslasten;
verzoekt de regering er verder voor te zorgen dat als vaste tarieven op basis van piekbelasting worden gedifferentieerd, dit niet gebeurt op basis van het verbruik op bijvoorbeeld één dag, maar een langere periode, zoals de wintermaanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Postma (NSC):
Dan mijn laatste motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het budget voor de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen overtekend is;
overwegende dat veel huishoudens afhankelijk zijn van deze subsidie om aangesloten te worden op een warmtenet;
verzoekt de regering in kaart te brengen wat de aanvullende behoefte aan subsidie als gevolg van het overtekenen van de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen is;
verzoekt de regering verder opties te verkennen voor het uitbreiden en verlengen van deze regeling en een inschatting te geven van het mogelijke effect van deze opties op het aantal warmtenetaansluitingen, en dit gereed te hebben voor de start van de nieuwe kabinetsonderhandeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Postma (NSC):
Voorzitter, dat was het wat mij betreft voor vandaag.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Kröger namens de fractie van GroenLinks-PvdA. De laatste motie van mevrouw Postma is medeondertekend door mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De voorzitter let op!
Voorzitter. Het is een heel lang debat geweest, in meerdere delen. Ik ga eerlijk zeggen dat ik nog steeds met een dubbel gevoel naar de wet kijk. Aan de ene kant ben ik echt heel blij met de hoofdkeuze van deze wet, namelijk de publieke route. Met warmtebedrijven in publieke handen zetten we echt een belangrijke stap. Maar ik zie wel dat het een wet is die heel veel regels en bureaucratie optuigt en daardoor dreigt de wet innovatie en kleine initiatieven moeilijker te maken. En ondertussen is de betaalbaarheid niet heel stevig geregeld.
Er zijn een aantal hele mooie amendementen ingediend die de wet echt kunnen gaan verbeteren. Daar ben ik blij om. Dat is het vruchtbare van vandaag. Ik merk dat de route die de minister kiest vooral de grootschalige hogetemperatuurwarmtenetten betreft, in plaats van al die lokale initiatieven waarbij het veel meer gaat om integrale energieoplossingen. Ik hoop dat daar nog meer ruimte voor komt. Ik zie ernaar uit om de brief te lezen over decentrale energiesystemen, want ik denk dat die hoognodig zijn en dat die helpen voor een betaalbare oplossing.
Om dat nog wat verder aan te jagen, heb ik de volgende vier moties. Ik ga heel snel lezen, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de potentie van warmtegemeenschappen groot is: tot 25% van alle warmtevoorziening;
overwegende dat warmtegemeenschappen de slagingskans van een warmtenetproject vergroten en daarmee de doelstellingen van de warmtetransitie helpen te bereiken;
overwegende dat er momenteel een groot aantal pionierende initiatieven zijn die de weg voorbereiden voor meer warmtegemeenschappen, maar deze groep lastig voorbij de initiatiefase komt;
overwegende dat daar verschillende oorzaken achter zitten, zoals onduidelijkheid over wet- en regelgeving, het ontbreken van en onduidelijkheden over het waarborgfonds en de uitdaging om eigen vermogen te organiseren en het verkrijgen van aantrekkelijke financiering met vreemd vermogen;
overwegende dat de Europese richtlijn voorschrijft dat lidstaten zorg moeten dragen dat energiegemeenschappen een gelijke kans van toetreding op de markt krijgen en een faciliterend kader moeten inrichten voor energiegemeenschappen;
verzoekt de regering in overleg met warmtegemeenschappen het nationale waarborgfonds zo vorm te geven dat deze aansluit op de karakteristieken van warmtegemeenschappen;
verzoekt de regering om snel tot een actieplan te komen om invulling te geven aan het faciliterend kader voor warmtegemeenschappen, met daarbij ook steun om het organiseren van eigen vermogen in de sector te versnellen;
verzoekt de regering om maatwerk te bieden aan projecten die nu al een gedegen ontwikkeld plan hebben maar vast dreigen te lopen doordat nu nog een faciliterend kader en een waarborgfonds ontbreekt, zoals onder andere het geval is bij Warm Heeg en MeerEnergie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Wij steunen het amendement-Postma/Rooderkerk waarin staat dat de betaalbaarheid geborgd moet zijn voordat je van fase 1 naar de volgende fase gaat. Ik vind het wel belangrijk dat er vaart achter zit, want ik maak mij zorgen dat we anders te lang blijven hangen in het niet-meer-dan-andersprincipe. Dat is echt niet goed voor het vertrouwen in en het draagvlak voor de warmtetransitie. Vandaar dat ik de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat betaalbaarheid een grote zorg is in de warmtetransitie en nu nog onvoldoende is geborgd;
overwegende dat voor het vertrouwen in de warmtetransitie de overstap naar transparante kostengebaseerde tarieven van groot belang is, maar dat dit niet noodzakelijkerwijs tot lagere tarieven leidt en er daarom extra waarborgen nodig zijn;
overwegende dat de ACM aangeeft twee tot vier jaar nodig te hebben om te komen tot het kader voor toezicht op de kostengebaseerde tarieven in fase 2;
verzoekt de regering om alles in het werk te stellen om binnen vier jaar na ingaan van de wet naar fase 2 (op kosten gebaseerde tarieven) over te gaan en het benodigde aanvullende beleid op betaalbaarheid, bijvoorbeeld een prijsgarantie of een investeringsbijdrage of een korting op nettarieven, snel te ontwikkelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
In de oude Warmtewet, artikel 43, was gewoon een heffing op restwarmte voorzien. Ik denk dat het goed is als we ook in deze wet die grondslag bieden, zodat het op termijn, na een evaluatiebepaling, mogelijk wordt om die in te voeren. Vandaar dat ik de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat restwarmte een betaalbare manier is om duurzame warmte te leveren via warmtenetten en zo energieverspilling tegen te gaan;
overwegende dat tot op heden er slechts minimaal gebruik wordt gemaakt van restwarmte in warmtenetten;
overwegende dat de effectiviteit van de uitkoppelplicht nog moet blijken en een heffing op lozing van restwarmte een extra prikkel kan zijn;
overwegende dat zo'n heffing bovendien een prikkel kan zijn om efficiënter om te gaan met energie;
overwegende dat de mogelijkheid tot een heffing reeds in de Warmtewet was opgenomen, maar zonder gedegen grondslag;
constaterende dat er nu nog geen eenduidig systeem is voor het nauwkeurig meten en controleren van restwarmtelozing;
verzoekt de regering een grondslag voor te bereiden op een heffing of een verbod op het lozen van restwarmte,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Tot slot, voorzitter. Er is veel discussie over de betaalbaarheid van warmte. We hebben anderhalf jaar geleden een stevig debat gehad, en toen is er een reparatiewet gekomen om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld een verhoging van de energiebelasting niet doorwerkt in de warmtetarieven binnen het niet-meer-dan-andersprincipe. Wat mij betreft moeten we er ook echt voor zorgen dat als ETS2 wordt doorgevoerd, dit niet leidt tot hogere warmtetarieven. Dat zou echt een vreemde ontwikkeling zijn. Vandaar dat ik de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ETS2 een verduurzamingsprikkel is;
overwegende dat warmte al de duurzame optie is en een verduurzamingsprikkel daarom ondoelmatig is;
verzoekt de regering om onderzoek te doen naar het effect van ETS2 op de gasreferentie en de kosten van warmtebedrijven en indien ETS2 leidt tot hogere warmtetarieven te verkennen hoe daarvoor kan worden gecorrigeerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Flach namens de SGP.
De heer Flach (SGP):
Dank u wel, voorzitter. 24 uur debatteren wil niet per se zeggen dat de wet er beter van wordt, maar ik vond het wel een mooi debat, omdat vanuit alle partijen duidelijk was dat die wet er moet komen. Vanuit verschillende perspectieven hebben we geprobeerd om de wet aan te vullen, te verbeteren en aan te scherpen. Dank aan de minister en de vele ambtenaren die eraan hebben gewerkt voor hun bereidwilligheid.
Voor de SGP was met name de publieke route een bottleneck. We zijn namelijk van mening dat we ons niet de luxe kunnen veroorloven dat we private partijen in een vroegtijdig stadium gaan verliezen, omdat ze al veel geïnvesteerd hebben, maar ook omdat ze veel kennis hebben. Door het amendement van de VVD waarmee de termijn wordt opgerekt naar 40 jaar, denk ik dat er voldoende zekerheid wordt geboden aan private bedrijven om in de Nederlandse warmtetransitie te blijven investeren. Zo kunnen publiek en privaat samen blijven werken aan de uitrol van warmtenetten. Dat was één aspect.
Daarnaast hadden we wat punten die op zichzelf elk wat kleiner zijn. Die zijn gevat in amendementen, bijvoorbeeld om op tijd te kijken naar tariefregulering, om zeerlagetemperatuurnetten te verankeren, om het "eerst komt, eerst maalt"-principe te vervangen door een selectieprocedure, om warmteverliezen te beperken en om vrijstelling te verlenen in plaats van ontheffing voor kleine collectieve warmtesystemen en gebouwgebonden systemen. Dat waren in totaal zes amendementen. Vijf daarvan zijn beoordeeld met oordeel Kamer. Dank daarvoor. Aan de zesde zullen we de komende dagen nog gaan werken, om ook die zo te krijgen dat die ingepast kan worden in deze wet.
Er blijven nog twee moties over.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering in het Besluit collectieve warmte bij de tariefregulering voor (zeer)lagetemperatuurwarmtenetten uit wil gaan van vaste gebruiksonafhankelijke tarieven en er op langere termijn geen mogelijkheid meer is om vrijwillig afspraken te maken over afwijking van het gereguleerde tarief;
overwegende dat zeerlagetemperatuurwarmtenetten een wezenlijke rol kunnen spelen in de warmtetransitie, omdat ze relatief goedkoop zijn aan te leggen, gebruikmaken van lokale warmtebronnen en ook voorzien in levering van koude;
overwegende dat het voor het goed functioneren en in balans houden van zeerlagetemperatuurwarmtenetten van belang is dat er prikkels zijn voor efficiënt gebruik van en het in balans houden van het net via een vorm van gebruiksafhankelijke tarieven;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat er op korte en lange termijn ruimte blijft voor het hanteren van gebruiksafhankelijke tarieven bij zeerlagetemperatuurwarmtenetten, bij voorkeur door dit op te nemen in het Besluit collectieve warmte,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Flach (SGP):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het voorliggende wetsvoorstel geen ruimte biedt voor een publiek minderheidsaandeel in een warmtebedrijf van een warmtegemeenschap;
overwegende dat de positie van warmtegemeenschappen wordt versterkt als hun warmtebedrijven het kapitaal en de expertise van publieke partijen als gemeenten en netwerkbedrijven kunnen benutten;
overwegende dat de landsadvocaat kritisch is over zo'n publiek minderheidsaandeel, omdat het de principiële keus voor een publiek warmtebedrijf zou verzwakken en het niet in lijn zou zijn met de Europese Richtlijn hernieuwbare energie;
overwegende dat de landsadvocaat eraan voorbijgaat dat warmtegemeenschappen ook de lokale, publieke belangen dienen, zoals verondersteld wordt in de Europese Richtlijn hernieuwbare energie, en dat het in de definitie van de richtlijn gaat over overwegende zeggenschap van lokale leden en aandeelhouders;
overwegende dat het ontbreken van de mogelijkheid voor genoemd publiek minderheidsaandeel geen recht doet aan de in de Europese richtlijn gewenste gelijkwaardige behandeling van energiegemeenschappen, waaronder warmtegemeenschappen, aan andere producenten;
verzoekt de regering de mogelijkheid van een publiek minderheidsaandeel in warmtebedrijven van warmtegemeenschappen in overleg met representatieve organisaties van warmtegemeenschappen en de Europese Commissie nader te onderzoeken, en de Kamer hierover binnen een halfjaar te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Beckerman namens de Socialistische Partij, in haar tweede termijn.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met een aantal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in het wetsvoorstel niets is geregeld voor dochterondernemingen of uitbestedingsconstructies van verhuurders of vve's;
overwegende dat dochterondernemingen of uitbestedingsconstructies van verhuurders of vve's daardoor toch onder de Wet collectieve warmte vallen en niet onder het huurrecht;
overwegende dat het niet logisch is dat deze dochterondernemingen of uitbestedingsconstructies van verhuurders of vve's als zelfstandige warmtebedrijven worden gezien, aangezien zij eigendom zijn van of nauw verbonden zijn met de verhuurder;
overwegende dat huurders hier een nadeel van kunnen ondervinden;
verzoekt de regering in het onderzoek naar de gevolgen van het Acantusarrest uitgebreid in te gaan op de positie van dochterondernemingen van vve's en verhuurders, en de Kamer hierover rond de zomer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Deze motie komt in de plaats van het eerder ingetrokken amendement op stuk nr. 27.
In het debat hebben wij meermalen gerefereerd aan het advies van Rooijers, de verkenner. Zijn advies, om het samen te vatten, luidde als volgt. We moeten uit deze impasse komen, want dit leidt tot onzekerheid; dit leidt ertoe dat er niet meer geïnvesteerd wordt. Om uit die impasse te komen, stelde hij een route voor waarbij bestaande grote warmtebedrijven genationaliseerd worden. De Socialistische Partij is een groot voorstander van die route. Ze wil graag uit deze impasse komen en dient daarom de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat verkenner Rooijers adviseert om de warmtetransitie weer op gang te brengen door private warmtebedrijven over te nemen en te bundelen in vier regionale publieke warmtebedrijven;
overwegende dat de verkenner constateert dat publiek eigendom van warmtenetten noodzakelijk is om versnelling mogelijk te maken en bestuurlijke versnippering tegen te gaan;
spreekt haar steun uit voor de hoofdlijnen van het advies van verkenner Rooijers,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Daarmee roepen we de Kamer dus op om voor die route te kiezen. De volgende twee moties geven het kabinet ook een opdracht in die richting, als ze aangenomen worden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat verkenner Rooijers adviseert om private warmtebedrijven op te kopen en te bundelen in vier regionale publieke warmtebedrijven;
overwegende dat publieke regie noodzakelijk is om de warmtetransitie weer op gang te brengen, maar dat de uitvoerbaarheid, kosten en benodigde samenwerking met private en decentrale partijen hierbij essentieel zijn;
constaterende dat de geschatte kosten voor overname uiteenlopen van 2 miljard euro tot 5 miljard euro en dat er behoefte is aan inzicht in verschillende uitvoeringsopties;
verzoekt de regering een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de verwachte kosten van uitvoering van het advies van Rooijers, inclusief overname-, reorganisatie- en uitvoeringskosten;
verzoekt de regering tevens om verschillende scenario's uit te werken voor de uitvoering van het advies, waaronder varianten met volledige, gedeeltelijke en gefaseerde overname, en daarbij aandacht te besteden aan kosten, doorlooptijd, juridische haalbaarheid en impact op de voortgang van de warmtetransitie, en daar de Kamer begin 2026 over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Beckerman (SP):
En de laatste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat verkenner Rooijers adviseert om de private warmtebedrijven op te kopen en onder te brengen in regionale publieke warmtebedrijven;
overwegende dat duidelijkheid over de bereidheid tot verkoop van deze bedrijven essentieel is voor het realiseren van publieke regie op warmte;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met de betrokken warmtebedrijven over hun bereidheid tot verkoop aan het Rijk en onder welke voorwaarden, en daar de Kamer begin 2026 over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Voor ons is dit eigenlijk het essentiële punt. Maar zeker ook de betaalbaarheid hangt hier volgens ons vrij direct mee samen.
Wij hebben duidelijk gemaakt dat wij kiezen voor solidariteit. Wij kiezen het liefst voor landelijke, of ten minste regionale, tarieven, zodat regio's, bijvoorbeeld plattelandsregio's, waar warmtenetten misschien wel wenselijk maar ook duurder zijn, niet de kosten daarvan hoeven te dragen. Dat kan volgens ons het meest logisch via deze publieke route van nationalisatie.
Daar laat ik het bij. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Rooderkerk namens de D66-fractie. Gaat uw gang.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Ik wil graag beginnen met het bedanken van de ambtenaren die heel hard hebben gewerkt aan deze wet en ons ook hebben geholpen bij de ondersteuning en bijvoorbeeld bij onze amendementen. Het is een belangrijk moment. We hebben het laatste debat over de Warmtewet. Het is van cruciaal belang dat we doorwerken aan de energietransitie. Stilstand is geen optie. De warmtetransitie is van belang voor onze energie- en onafhankelijkheidsambities. Het wordt niet makkelijk, maar het kan wel. De werkelijkheid is hard. Sinds het Klimaatakkoord van 2019 stokt de uitrol van warmtenetten. Projecten in Amsterdam en Utrecht werden on hold gezet en het nationale doel is gehalveerd van een half miljoen naar 200.000 aansluitingen in 2030. Daarmee dreigen we miljarden extra uit te geven aan netverzwaring en blijven we afhankelijk van fossiele energie. Dat kan en mag niet gebeuren. Daarom roep ik het kabinet en de Kamer opnieuw op tot voortvarendheid.
Voorzitter. Geen transitie zonder draagvlak. Draagvlak valt of staat bij de maandelijkse rekening van mensen. Warmte moet voor bewoners een "onweigerbaar aanbod" zijn. Daarom is het zo van belang dat we de betaalbaarheid nu al regelen in deze wet. De minister heeft eerder aangegeven toe te willen naar prijsgarantie, maar wat ons betreft is het van groot belang dat we dat nu al mogelijk maken. Daarom heb ik een tweetal amendementen ingediend, samen met mevrouw Postma. Het eerste is het amendement op stuk nr. 33. Dat regelt de relatieve betaalbaarheid van de warmte ten opzichte van andere opties, zoals gas of elektrische boilers. Het tweede is het amendement op stuk nr. 73. Dat regelt de openstelling van het vereveningsfonds voor het Rijk, om daar middelen aan toe te kunnen voegen en daarmee te zorgen voor de betaalbaarheid van de warmtenetten. Daarnaast is het van groot belang dat dit demissionaire kabinet ook echt met middelen over de brug komt, want op dit moment kan de businesscase op veel plekken niet uit. Maar hiermee maken we mogelijk dat dat kan worden gedaan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik wil nog even reageren op het amendement over de relatieve betaalbaarheid. Ik heb daar een motie op ingediend, waar ook de naam van mevrouw Rooderkerk onder staat, namelijk over dat het er echt niet toe mag leiden dat we te lang in fase 1 blijven. Ik wil mevrouw Rooderkerk vragen of zij die zorg deelt en of ze deelt dat die relatieve betaalbaarheid alleen gaat over fase 2 en niet over waar we nu in zitten.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ja, zeker. Er staat ook duidelijk in het amendement dat het gaat over fase 2. We hebben de motie samen ingediend, omdat het van belang is dat we daar ook zo snel mogelijk toe overgaan, maar op dit moment komen we al tekort. Ik had eigenlijk graag gezien dat de minister bij de Voorjaarsnota hier al geld voor had geregeld.
Wij dienen ook een tweetal moties in om daar ook aan bij te dragen. De eerste motie gaat over de Warmtenetten Investeringssubsidie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de WIS te vaak ontoereikend is voor warmteprojecten bij bestaande woningen en gebouwen en daardoor onderbenut blijft;
constaterende dat warmtebedrijven daardoor niet altijd in staat zijn om een passend en betaalbaar aanbod te doen voor bewoners op locaties waar warmtenetten maatschappelijk gezien de beste oplossing zijn;
overwegende dat collectieve warmte op veel locaties maatschappelijk gezien de meest kosteneffectieve duurzame optie is;
overwegende dat de warmtetransitie een cruciale rol speelt in het reduceren van de kosten voor de aanleg van elektriciteitsnetten;
overwegende dat de warmtetransitie een noodzakelijke stap is voor Nederland om energieonafhankelijk te worden;
verzoekt de regering om de subsidiekaders van de WIS door te ontwikkelen en daartoe in ieder geval in gesprek te gaan met de Warmtealliantie, en de Kamer daar voor Prinsjesdag over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dan de tweede motie om de regeldruk te verminderen en subsidies samen te voegen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er volgens de Algemene Rekenkamer veel verschillende subsidies zijn in de warmteketen die op punten in strijd zijn met elkaar, niet gelijk lopen in tijd en vanuit de ministeries van VRO en KGG verstrekt worden;
constaterende dat subsidies hierdoor averechts werken of simpelweg niet gebruikt kunnen worden en de warmtetransitie hierdoor vertraagt;
verzoekt de regering de subsidiëring voor de warmtetransitie integraal te bekijken en te versimpelen door subsidies zo veel als mogelijk samen te voegen of te schrappen;
verzoekt de regering om hierbij specifiek te bezien hoeveel van de middelen ingezet kunnen worden in de vorm van capex-subsidiëring om daarmee de investeringskosten te drukken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Erkens is ook de volgende spreker. Hij spreekt zijn inbreng in tweede termijn uit namens de VVD-fractie. En hij doet dat bondig, heeft hij mij net beloofd.
De heer Erkens (VVD):
Voorzitter. Ik zal het bondig houden. Twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat moet worden voorkomen dat de warmtemarkt versnipperd raakt doordat afzonderlijke gemeenten eigen warmtenetten ontwikkelen met bijbehorende organisaties;
overwegende dat schaalgrootte en professionalisering essentieel zijn voor een kostendaling en dat het daarom pas vanaf een bepaalde schaalgrootte verantwoord is om een warmtenet aan te leggen;
verzoekt de regering eisen op te nemen in de investeringssubsidie voor warmtenetten aangaande de schaalgrootte en de professionaliteit van een warmtebedrijf,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Erkens (VVD):
En de tweede motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in de Wcw criteria worden opgesteld waaraan een private partij moet voldoen om als minderheidsaandeelhouder actief te kunnen zijn onder de Wcw;
overwegende dat deze criteria te weinig bewegingsruimte laten voor private partijen om als minderheidsaandeelhouder deel te nemen, wat ertoe kan leiden dat publiek-private samenwerking niet tot stand komt;
van mening dat pensioenfondsen een cruciale rol kunnen spelen bij de realisatie van warmtenetten en dat het daarom in de Wcw aantrekkelijker moet worden gemaakt voor pensioenfondsen om te investeren;
verzoekt de regering om in overleg met pensioenfondsen de criteria waaraan private partijen moeten voldoen om als minderheidsaandeelhouder actief te kunnen zijn, te versoepelen middels een AMvB, zodat het voor pensioenfondsen aantrekkelijker wordt om te investeren in warmtenetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Erkens (VVD):
Geen lange beschouwingen, voorzitter. Ik zou het kort houden.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot de heer Vermeer namens de BBB-fractie.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Lang vergaderen is niet per se een garantie voor goede kwaliteit, zoals mijn collega net ook al zei. We hebben dat ook bijvoorbeeld bij de Pensioenwet gezien. Wij blijven het niet goed vinden dat de afsluitkosten nu juist voor meer draagvlak een grote drempel vormen. Ik krijg daar verschillende geluiden over binnen. Er zitten toch zeker nog mensen naar dit debat te kijken, waaronder mijn ouders en een van mijn zussen, en ze snapten er geen bal van. Maar dat komt waarschijnlijk doordat ze zelf een cv-installatie en een houtkachel hebben.
Maar er zijn ook burgers die zich al jaren hardmaken voor een eerlijke rekening en eerlijke contracten voor mensen die aangesloten zijn op een warmtenet. Van hen krijgen wij duidelijke signalen en ik heb die ook doorgestuurd naar de assistent van de minister. Dan hoor je bedragen zoals €211 voor een afsluiting of €484 voor een afsluiting, en dat kan ik allemaal zwart-op-wit aanleveren. Ik hoop dat we daar toch een oplossing voor vinden.
Ik wil de medewerkers van Bureau Wetgeving hartelijk danken, die telkens supersnel met nieuwe versies van de amendementen komen en dat netjes verwerken. Dank ook aan de gemeente Rotterdam, die input gaf voor het amendement over hoe we om moeten gaan met deze overgangsfase en met bedrijven en aanbestedingen die op dit moment lopen. Ik bedank ook de gemeente Harderwijk, waar ik zelf woon. Die hebben mij echt inzicht geboden in hoe een kleinschalig lagetemperatuurwarmtenet daar aangesloten is en functioneert, in combinatie met het waterschap.
Ik hoop dat we hier snel een streep kunnen zetten onder dit proces en dat de wet aangenomen kan worden, zodat al die partijen die hierop wachten, door kunnen gaan.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat was de tweede termijn van de zijde van de Kamer. We gaan een kwartier schorsen en dan krijgen we een appreciatie op de 21 ingediende moties.
De vergadering wordt van 21.35 uur tot 21.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van de regering in de behandeling van de Warmtewet. Deze termijn draait vooral om het appreciëren van de 21 moties. Daartoe geef ik de minister het woord.
Minister Hermans:
Voorzitter. Met het oog op de tijd en het gegeven dat wij al een hele tijd in gesprek zijn, zal ik mij beperken tot het oordeel. Als daar vragen over zijn, dan hoor ik dat natuurlijk graag.
De motie op stuk nr. 76, van de heer Grinwis, mevrouw Rooderkerk en mevrouw Postma: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 77, van de heer Grinwis, de heer Erkens, de heer Flach en de heer Vermeer: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 78, van de heer Grinwis, mevrouw Postma, de heer Flach en de heer Vermeer: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 79, van de heer Grinwis, mevrouw Postma, de heer Erkens en de heer Vermeer: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 80, van mevrouw Postma, mevrouw Rooderkerk, de heer Grinwis en de heer Vermeer: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 81, van mevrouw Postma: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 82, van mevrouw Postma, de heer Grinwis, mevrouw Beckerman en mevrouw Kröger: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 83, van mevrouw Kröger, de heer Grinwis, de heer Vermeer en een naam die ik niet kan lezen. O, ik denk dat het de heer Flach is. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat het niet aan het handschrift ligt, maar aan het printje. De naam is gewoon van het kopietje afgevallen. De motie is ook van mevrouw Postma, mevrouw Beckerman en mevrouw Rooderkerk. De motie op stuk nr. 83 bevat drie verzoeken. Het derde verzoek betreft het maatwerk. Dat verzoek moet ik ontraden. De andere twee verzoeken kan ik oordeel Kamer geven, maar omdat die in één motie zitten — ik kijk ook even naar de voorzitter — moet ik 'm ontraden. Maar mochten de indiener of de indieners genegen zijn om het derde verzoek eruit te halen, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij hebben we het in het debat vaak, ook met meerdere collega's, gehad over juist dit soort projecten, die nu dreigen stil te vallen. Dat vind ik echt belangrijk. Het woord "maatwerk" hoeft niet financieel te zijn. Ik neem aan dat dat de reden is dat de minister hier haar twijfels over heeft. Het kan ook op andere manieren zijn. Ik hoop dus toch dat de minister daar een mogelijkheid toe ziet. Maar ik zou de motie wel graag zo willen laten.
Minister Hermans:
We hebben in het debat het volgende gewisseld. Ik geloof dat de heer Vermeer ook nog even naar de microfoon kwam, nadat wij daar een debat over hadden gehad. Is er nou een mogelijkheid denkbaar om nog eens om de tafel te gaan met projecten die vastgelopen zijn of dreigen vast te lopen? Wat kun je daaruit leren? Wat kun je daarin voor elkaar betekenen? Dat moet dan inderdaad niet zien op een aanvullende, een andere of een nieuwe subsidie. Maar ik ben bereid om dat gesprek met betrokkenen te voeren. Ik had dat ook al toegezegd in het debat.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Medeondertekenaar Vermeer suggereert het woord "ondersteuning" in plaats van "maatwerk". Dat kunnen allerlei soorten ondersteuning zijn.
(Hilariteit)
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het een uitstekende suggestie van de heer Vermeer. Die ondersteuning kan in een gesprek zijn.
Minister Hermans:
Ik moet lachen, voorzitter, want mevrouw Kröger kijkt er ook zo dwingend bij. "Ondersteuning" vind ik al een hele goede suggestie, maar dan dreigt het verder vast te lopen doordat een faciliterend kader en een waarborgfonds nu nog ontbreken. Vooral in dat waarborgfonds zit toch iets van een suggestie dat de oplossing in de financiën zit. Daar kan ik gewoon geen extra toezegging op doen. Maar nogmaals, als er in dat gesprek iets te vinden is waarbij we kunnen helpen en waarvan we kunnen leren waarom het ene project vastloopt en het andere misschien is vlot getrokken, dan wil ik dat gesprek met alle plezier voeren.
De voorzitter:
In deze vorm is de motie ontraden. Misschien komt er nog een aangepaste versie voor de stemmingen, maar dat zien we dan wel. We gaan door naar de motie op stuk nr. 84.
Minister Hermans:
De motie op stuk nr. 84 van mevrouw Kröger, mevrouw Postma en mevrouw Rooderkerk: oordeel Kamer.
Bij de motie op stuk nr. 85 van mevrouw Kröger moet u mij toestaan om een enkel woord hierover te zeggen. Dit gaat over de heffing op restwarmte. We hebben gewisseld in het debat waarom ik dat nu niet kan doen. Als mevrouw Kröger bereid is om nog een aanpassing aan de motie te doen die zegt "doe een onderzoek naar hoe dit eruit zou kunnen zien en wat er nodig is in de wet om dit vorm te geven", zodat we dat hebben liggen mocht dat ophaalrecht zijn werk niet doen, dan kan ik dat op die manier voorbereiden. Maar ik kan het nu niet voorbereiden en gaan doen. Dat moet ik ontraden. Maar als mevrouw Kröger bereid is het aan te passen volgens de constructie die ik net noemde, dan kan ik 'm oordeel Kamer geven.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De motie zegt niet dat het gedaan moet worden. De motie zegt alleen dat het voorbereid moet worden. De minister zegt dat het onderzocht moet worden om het voor te bereiden? Ik ben heel even op zoek. Wat ik vraag, is dat het voorbereid is, dus dat we het juridisch voorbereid hebben. Aangezien het kennelijk veertien jaar foutief in de wet heeft gestaan, zou ik niet willen dat als uit de evaluatie blijkt dat het nodig is, we dan nog moeten beginnen met de juridische voorbereiding. Dat lijkt mij onhandig.
Minister Hermans:
Mijn punt zit in het volgende. We gaan werken met een ophaalrecht. Straks evalueren we de wet. Dan gaan we ook zien of dat ophaalrecht naar behoren werkt. Als dat niet zo is, moeten we mogelijk iets anders doen. Dan zou de route die mevrouw Kröger schetst, de route kunnen zijn. Maar er moet wel onderzoek worden gedaan naar hoe dat er dan precies uitziet en wat je ervoor nodig hebt. Op grond daarvan kan een voorstel worden voorbereid. Die toelichting wil ik erbij geven. Ik kijk nog even naar het exacte verzoek: verzoekt de regering een grondslag voor te bereiden op een heffing op of verbod van het lozen van restwarmte. Als ik dat "voorbereiden" mag zien als "we doen daar onderzoek naar en bereiden een voorstel voor hoe je ermee om zou kunnen gaan als de evaluatie te zijner tijd zegt dat het ophaalrecht niet werkt", als ik het zo mag interpreteren, kan ik de motie oordeel Kamer geven.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat we juridisch weten hoe het zou moeten.
Minister Hermans:
Precies.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Aangezien het kennelijk in die vorige wet veertien jaar niet goed heeft gestaan.
De voorzitter:
Ja, zijn jullie het eens over de interpretatie? Ik zie dat dat zo is. Dan krijgt de motie op stuk nr. 85 oordeel Kamer.
Minister Hermans:
De motie op stuk nr. 86 van mevrouw Kröger krijgt ook oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 87 van de heer Flach, de heer Grinwis en de heer Erkens: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 88 van de heer Flach en mevrouw Kröger moet ik ontraden, onder verwijzing naar een uitgebreid debat dat we gevoerd hebben over de definitie van een warmtegemeenschap, wat daarover in de richtlijn staat en hoe dat in de wet nu is vastgelegd.
De motie op stuk nr. 89 van mevrouw Beckerman: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 90 van mevrouw Beckerman spreekt uit, dus krijgt geen oordeel van mij.
De motie op stuk nr. 91 van mevrouw Beckerman: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 92 van mevrouw Beckerman: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 93 van mevrouw Rooderkerk, de heer Grinwis en mevrouw Postma: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 94 van mevrouw Rooderkerk en de heer Erkens: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 95 van de heer Erkens: oordeel Kamer.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 96 van de heer Erkens en de heer Flach is de laatste motie. Deze motie gaat over de pensioenfondsen. Ik moet deze motie ontraden. Ik wil daar toch een paar woorden aan wijden. Anders dan gesteld in het amendement bevat de wet géén criteria voor private partijen om als minderheidsaandeelhouder actief te kunnen zijn. Het is dus niet mogelijk om zulke criteria met een AMvB te versoepelen. Wel bepaalt de wet welke afspraken tussen private minderheidsaandeelhouders en publieke meerderheidsaandeelhouders er mogen worden gemaakt. Die mogen er niet toe leiden dat de publieke meerderheidsaandeelhouders feitelijk geen doorslaggevende zeggenschap meer hebben in het warmtebedrijf. Dit loslaten en overlaten aan partijen zou kunnen betekenen dat er afspraken worden gemaakt waardoor de publieke doorslaggevende zeggenschap teniet wordt gedaan. Dat staat op gespannen voet met de doelstelling van de Wcw. Ook zal het de Europeesrechtelijke onderbouwing van het voorstel ondergraven.
De pensioenfondsen hanteren zelf criteria om als aandeelhouder actief te kunnen zijn. Die kunnen botsen met het vereiste van publiek doorslaggevende zeggenschap. Ik deel de mening dat betrokkenheid van de pensioenfondsen zeer wenselijk is. Daarom ben ik in gesprek met de pensioenfondsen om te bezien welke ruimte er is binnen het gegeven van de publieke doorslaggevende zeggenschap om te investeren in warmtebedrijven.
Voorzitter. Dan heb ik nog één vraag liggen, een hele korte, van de heer Vermeer over de vergoeding voor de curator bij een faillissement. In het geval een aangewezen warmtebedrijf failliet gaat, kan de curator bij de ACM een vergoeding aanvragen en die is dus bedoeld om de levering dan tijdelijk voort te zetten. Het gaat om een vergoeding van schade die uitstijgt boven het normale bedrijfsrisico, specifiek bedoeld voor het in stand houden van het warmtenet en om de levering voort te kunnen zetten, zodat de leveringszekerheid voor gebruikers gewaarborgd blijft.
Voorzitter. Hiermee heb ik alle moties van een appreciatie voorzien en een laatste vraag beantwoord.
Mag ik één afsluitende opmerking maken? We hebben inderdaad heel veel uren met elkaar gedebatteerd, over de governance, over de betaalbaarheid, de vve's, de kleine collectieve warmtesystemen, de warmtegemeenschappen. Ik doe nu heel veel onderwerpen geen recht. Het is een grote wet, een belangrijke wet. Ik blijf het in de woorden van mevrouw Kröger "de derde belangrijke wet in de energietransitie" noemen. Nogmaals, heel veel dank aan de Kamer voor de voortvarende behandeling en ook de wijze waarop we dit debat hebben kunnen voeren. Ik vind het belangrijk om dit soort grote wetten met een zo breed mogelijk draagvlak door de beide Kamers te kunnen loodsen.
Ik wil vanaf deze plek ook een heel groot woord van dank uitspreken aan alle ambtenaren van het ministerie van Klimaat en Groene Groei. Er zit een gigantisch team, dat vooral kei- en keihard gewerkt heeft de afgelopen weken aan nota's van wijziging, aan brieven, aan alle vragen die door de Kamer gesteld zijn, aan amendementen en alle ondersteuning ook daarbij. Dus via deze weg aan iedereen hierachter in de ambtenarenkamer: heel veel dank!
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Hartelijk dank aan de minister. Ik sluit me daar graag bij aan. Ik dank ook de leden en hun ondersteuning en uiteraard de medewerkers hier in de Kamer, niet in de laatste plaats van Bureau Wetgeving, want er is heel veel aan amendementen gewerkt.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Mevrouw Postma heeft nog een verzoek. Ik geef haar even het woord.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me graag aan bij alle dankbetuigingen. Ik heb één vraag, of het verzoek, namelijk om dinsdag te stemmen over de moties, maar de dinsdag erop over de amendementen. Het zijn echt flink veel amendementen, die ik toch echt even tot me wil nemen en waar ik goed naar wil kijken. Ik hoop op steun voor dat verzoek.
De voorzitter:
Ik zie collega's instemmend knikken. Ik heb nog één vervolgvraag. Is het, omdat het zo veel amendementen zijn, dan ook nog noodzakelijk dat we de stemming over de wet op donderdag doen of kan dat ook op die dinsdag? Het is vaak wel handig om even te kunnen zien welke amendementen zijn aangenomen en verworpen voordat je over de wet stemt. Dan kunnen we dat regelen.
De heer Flach (SGP):
Donderdag is wel in de week van de NAVO-top.
De voorzitter:
Nee, de week daarop.
De heer Flach (SGP):
O, de week erop.
De voorzitter:
Er wordt volgende week over de moties gestemd. Dat doen we alleen fractiegewijs. Mocht het staken, gaan ze door naar de dinsdag daarop. De amendementen komen dus de dinsdag daarop in stemming en de wet uiteindelijk op de laatste Kamerdag. Helder? Er was buiten de microfoon nog een vraag over de Eerste Kamer. Daar ga ik verder niet over. Dit is het traject. Dan zijn we het daarover eens.
Nogmaals heel veel dank aan iedereen. Ik sluit de vergadering.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-98-24.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.