10 Begroting Economische Zaken en Klimaat en Nationaal Groeifonds 2024

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024 ( 36410-XIII );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds voor het jaar 2024 ( 36410-L ).

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Minister Jetten:

Dank u wel, voorzitter. Het is een indrukwekkend tempo waarop u dit kunt doen. Ik zal proberen iets langzamer te praten maar toch ook vrij snel door de beantwoording heen te gaan.

Voorzitter. We zijn de eerste generatie die gevolgen van klimaatverandering merkt en de laatste generatie die daar iets aan kan doen. Die inmiddels historische woorden van Barack Obama blijken steeds vaker waarheid te worden. We beginnen de gevolgen van klimaatverandering immers in Nederland en wereldwijd steeds meer te voelen. De zomers worden heter en het weer wordt extremer. Juli 2023 was de warmste maand ooit. Ook in Nederland zijn er vaker hittegolven en wordt het sinds kort ook 40 graden. Dat zal steeds vaker het geval zijn, lieten de wetenschappers van het KNMI deze week zien. Droogte, bosbranden, extreme regenbuien en overstromingen zorgen ervoor dat mensen huis en haard moeten verlaten, oogsten mislukken en delen van de wereld onleefbaar worden. We beginnen klimaatverandering te voelen.

Tegelijkertijd is dit ook het moment dat het tij keert. Vijf jaar geleden was Nederland nog het vieste jongetje van de klas in Europa. Inmiddels zijn we Europees kampioen zonnepanelen en staat een derde van alle Europese laadpalen voor elektrische auto's in Nederland. Tot augustus 2023 werden er al 110.000 warmtepompen geïnstalleerd, evenveel als in het recordjaar 2022. Ons energieverbruik is terug op het niveau van 1970 en inmiddels is bijna de helft van onze elektriciteit groen opgewekt. Onze CO2-uitstoot daalt daarmee flink. Inmiddels is die al ruim 30% lager dan in 1990. Daarmee is voor het eerst het klimaatdoel van 2030 binnen bereik. Kortom, Nederland laat zien dat we dit kunnen. We kunnen de klimaatdoelen halen. We zijn op de goede weg maar tegelijkertijd ook nog maar net begonnen. We zullen dus keihard moeten werken om klimaatneutraal te worden, maar ik heb een rotsvast geloof dat dat kan.

Deze begroting is daarvoor weer een belangrijke nieuwe stap. Ik ben blij dat die vandaag door uw Kamer wordt behandeld. Er gaat veel geld naar het klimaatbeleid. Dat is ook hard nodig, ten eerste omdat klimaatverandering zorgt voor enorme schade aan mens en natuur en voor enorme kosten, en ten tweede omdat we als Nederland competitief moeten blijven en gebruik moeten maken van de economische kansen die de transitie ons biedt. Nietsdoen is uiteindelijk duurder dan nu actie ondernemen. Nietsdoen is dus geen optie.

Om klimaatverandering tegen te gaan investeert de overheid in duurzame maatregelen die een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met ten minste 55% ten opzichte van 1990 mogelijk moet maken. Dat doen we niet alleen maar samen met de andere landen in Europa. We bouwen aan een nieuw en duurzamer Nederland met een klimaataanpak die bedrijven, organisaties en mensen in staat stelt om mee te komen, die vervuilers laat betalen en vooroplopers beloont en die ervoor zorgt dat de klimaatdoelen voor het eerst binnen bereik liggen door de plannen nog concreter uit te werken. Daarbij is alleen plannen maken niet genoeg, maar moeten we ons focussen op uitvoeren, uitvoeren, uitvoeren.

Voorzitter. Dat brengt mij bij de beantwoording van de vragen van afgelopen dinsdag. Ik zal allereerst ingaan op een aantal vragen over klimaat, mondiaal en nationaal. Dan volgt een verdere verdieping op een aantal vragen over de industrie. Ten derde komen de vragen over het klimaatfonds, ten vierde kernenergie, ten vijfde energie-infra en ten zesde netcongestie. Er is in eerste termijn ook een groot aantal amendementen ingediend, maar we zien op dit moment heel veel wijzigingen op de amendementen binnenkomen. Dus als u het goedvindt, voorzitter, zou mijn voorstel zijn om in de tweede termijn de appreciatie van de amendementen te geven.

Voorzitter. Allereerst het thema klimaat. Mevrouw Kröger noemde in haar bijdrage de VN-klimaattop over een aantal weken. Daar was ik heel blij mee, want we hebben het veel over klimaat in eigen land, maar we moeten klimaatverandering ook in internationaal perspectief bekijken. Want klimaatverandering raakt niet alleen Nederland maar vaak ook heel kwetsbare landen die vaak amper hebben bijgedragen aan CO2-uitstoot en het veranderende klimaat.

Eind november tijdens de COP28 in Dubai nemen we de eerste Global Stocktake. Dat is eigenlijk een grote momentopname na Parijs om met elkaar vast te stellen hoever we zijn om de opwarming van de aarde tot anderhalve graad te beperken. Het is nu al duidelijk dat we mondiaal meer moeten doen, dat er een flinke schep bovenop moet, zowel op de vermindering van de uitstoot als op adaptatie, het aanpassen aan klimaatverandering, maar ook op loss en damage, de manier waarop we omgaan met landen en gebieden die te maken hebben met klimaatschade. Als opvolging na die wereldwijde momentopname zullen alle landen — in Europa doen we dat als EU gezamenlijk — ook nieuwe klimaatplannen moeten maken voor de jaren na 2025. Het is aan de Europese Commissie om daarbij ook met een voorstel te komen voor het doel voor 2040. Daarbij zal de Commissie zich baseren op het advies van de Europese wetenschappelijke klimaatraad. Het doel voor 2040 moet een ambitieuze en logische stap zijn richting een Unie die uiterlijk in 2050 klimaatneutraal is. Ik denk dat mevrouw Kröger de nieuwe Eurocommissaris daar net als ik al uitgebreid over heeft gehoord in het Europees Parlement. Daarmee laat de nieuwe Eurocommissaris zien dat hij ook toewerkt naar dat ambitieuze doel voor 2040 en dat het afbouwen van fossiele voordelen daar onderdeel van is. Dat is nodig om die transitie ook echt te helpen. Hoe meer we het afbouwen van fossiele voordelen in Europees verband doen, hoe beter het is, want u weet dat ongeveer de helft van die fossiele voordelen vastzit in Europees beleid. Ik zal de nieuwe Eurocommissaris dus ook houden aan zijn ambitieuze belofte aan het Europees Parlement.

In het verlengde van de aangenomen motie-Paternotte/Bontenbal ben ik bezig om in aanloop naar de VN-klimaattop het afbouwen van fossiele voordelen op te nemen in het Europees mandaat. Daarmee kunnen we andere landen oproepen tot meer transparantie over de fossiele subsidies die zij nog verstrekken. Ik zal naar aanleiding van de Energieraad aan de Tweede Kamer terugkoppelen hoe dat in het mandaat voor de VN-klimaattop komt.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik denk dat het inderdaad heel belangrijk is dat Nederland deze ambitieuze doelstellingen van de nieuwe Klimaatcommissaris steunt. Ik wil toch heel graag nog bevestigd horen dat Nederland in Europa ook echt pal gaat staan voor die 90% CO2-reductie in 2040.

Minister Jetten:

Er ligt nog geen formeel voorstel van de Europese Commissie. Dat zal in het begin van het aankomende jaar komen. Dan zal ik de Kamer ook zo snel mogelijk laten weten wat het standpunt van het kabinet daarover is. Maar ik heb eerder al aangegeven dat het wel heel logisch is als we de Europese wetenschappelijke klimaatraad volgen. Die heeft een heel duidelijk advies gegeven van 90%.

Voorzitter. Dan ga ik van het globale naar het nationale. De heer Eerdmans vroeg naar een eerste reactie op de scenario's van het KNMI. Het kabinet zal binnenkort een formele en uitgebreide reactie geven op deze klimaatscenario's van het KNMI. Dat zal ik samen met de minister van Infrastructuur doen. Maar laat me daar alvast een paar dingen over zeggen. Op 9 oktober jongstleden heeft het KNMI laten zien wat de impact van klimaatverandering is op Nederland en op het Caribisch deel van het Koninkrijk. Die scenario's zijn heftig, want bij een blijvend hoge uitstoot gaan we mondiaal toe naar een opwarming van de aarde met 4,9 graden. Als we alles op alles zetten om klimaatverandering tegen te gaan, dan zou het tot zo'n 1,7 graden beperkt kunnen blijven; dat is nu het beeld. Het KNMI heeft voor die beide scenario's, dus van 4,9 graden opwarming en 1,7 graden opwarming, twee varianten voor Nederland uitgewerkt: een variant met een droog klimaat en een variant met een nat klimaat. Dat levert dus vier schetsen van onze mogelijke toekomst op.

In alle scenario's zijn die toekomstbeelden voor Nederland zeer impactvol. Alle seizoenen worden warmer. We krijgen meer tropische dagen en minder vorstdagen. De winter wordt in alle scenario's natter, de zomer in alle scenario's droger. Hittegolven komen vaker voor, het wordt vaker heet en er zijn vaker extreem zware buien. Als we in het hoge en droge uitstootscenario terechtkomen, betekent dat dat aan het eind van deze eeuw 40 graden Celsius gewoon elk jaar voorkomt in Nederland en dat dat in de steden kan oplopen tot 50 graden door hittestress. Met name in dat hoge en droge scenario neemt ook de kans op extreme droogte toe. Een gemiddelde zomer in onze toekomst wordt dan ongeveer even droog als de extreem droge zomer die we dit jaar hebben gezien. Dat heeft grote impact op onze watervoorziening en grote impact op onze voedselproductie. De scenario's van het KNMI laten ook zien dat in het Caribisch deel van het Koninkrijk de risico's op orkanen en extreme hitte fors toenemen. De zeespiegel voor onze Noordzeekust blijft fors stijgen. In het lage scenario gaat het om 26 tot 73 centimeter, en in het hoge scenario 59 tot 124 centimeter. Dat betekent dat de zeespiegel zelfs in het lage scenario al in 2150 met meer dan een meter gestegen kan zijn. Dat vraagt grote aanpassingen voor onze veiligheid. Het geeft ook de ernst van klimaatverandering aan. Klimaatverandering is niet een ver-van-ons-bedshow, maar kan juist in een laaggelegen deltaland als Nederland grote impact hebben.

Gelukkig schetst het KNMI ook dat veel van die schade te voorkomen is, niet alleen met aanpassingen van onze ruimtelijke ordening, maar ook door de uitstoot maximaal terug te dringen en daarmee de negatieve gevolgen op lange termijn zo veel mogelijk voor te zijn. Kortom, die KNMI-scenario's zijn wederom een onderstreping van de grote impact van klimaatverandering op het Koninkrijk der Nederlanden en ook van de noodzaak om de komende jaren alles op alles te zetten om de uitstoot terug te dringen.

Voorzitter. Dan een aantal specifieke vragen over het klimaatbeleid die zijn gesteld. Mevrouw Kröger en mevrouw Teunissen vroegen naar het afgelopen voorjaar. Toen is er een groot klimaatpakket aangenomen met 122 maatregelen voor extra CO2-reductie richting 2030. "Maar waarom zijn er sindsdien geen extra klimaatmaatregelen bijgekomen?" We zien in de Klimaat- en Energieverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving dat Nederland nu, met het ingezette beleid, op koers is om die 55% CO2-vermindering in 2030 te halen, maar wel als we voortvarend aan de slag gaan met de uitwerking en de uitvoering van dat beleid. Tegelijkertijd laat de Klimaat- en Energieverkenning ook zien dat er in een aantal sectoren echt nog wel het een en ander moet gebeuren, met de landbouwsector voorop. Er zijn ook grote uitdagingen in onder andere de mobiliteitssector.

Het kabinet is in juli demissionair geworden, anders had het kabinet in deze zomerbesluitvorming en bij Prinsjesdag op basis van die KEV gekeken of er aanvullende maatregelen mogelijk waren. We vinden dat nu niet passen bij de demissionaire status, maar we zetten wel alle voorbereidingen in gang, zodat ook na de verkiezingen een nieuw kabinet heel snel besluiten kan nemen over klimaatmaatregelen die nog genomen moeten worden. Daarvoor loopt er onder andere een ambtelijke werkgroep, die alle mogelijke maatregelen daarvoor schetst. Ik heb al eerder aan de Kamer toegezegd: zodra die ambtelijke werkgroep klaar is, wordt dat rapport ook met de Tweede Kamer gedeeld.

De heer Eerdmans (JA21):

Het ging over de opwarming en de scenario's van het KNMI. We hebben het er al eerder over gehad in dit debat dat de meningen verdeeld zijn over de vraag in hoeverre het alarm dat wordt geslagen reëel is en hoeveel scenario's voldoen aan de verwachting dat onze temperatuur 50 graden wordt of dat de zeespiegel met 3 meter stijgt. Mijn vraag is meer de volgende. U geeft, denk ik, terecht aan dat we ons zullen moeten voorbereiden op die veranderingen. Dat is ook iets wat echt breed wordt gedeeld, omdat die zomers er anders uit gaan zien, er grotere stormen komen en het waterbeheer echt zal worden geraakt. Maar de volgende vraag blijft toch elke keer staan. Aan de voorkant zegt u nog in bijna dezelfde zin: "Wij zullen ook moeten werken aan klimaatverandering. Wij moeten het klimaat zien aan te passen." Dat is al becijferd. Dan komen we uit op die vier nullen met een drie en een zes als je kijkt naar de Nederlandse bijdrage aan de verlaging van de wereldtemperatuur. Kunt u nog eens een keer uitleggen waarom die miljarden voor Nederland het doel bereiken dat u nastreeft, namelijk minder opwarming?

Minister Jetten:

Inderdaad, we moeten ons als Nederland aanpassen aan het veranderende klimaat. Of het nou het lage of hoge scenario wordt; het vraagt wat voor de leefbaarheid van onze steden, maar ook voor goede voedselproductie. Het vraagt dat we ons daarop aanpassen, bijvoorbeeld met goed watermanagement. In het deltaprogramma onder de verantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur wordt de komende jaren ook echt gewerkt aan die klimaatadaptatie. Daar zullen keuzes voor nodig zijn. Er zullen ook extra investeringen nodig zijn om ons land daar goed op voor te bereiden.

Het KNMI zegt ook, net als heel veel internationale adviseurs: zet wel alles op alles om de uitstoot te verminderen, zodat we bij het laagst mogelijke scenario uitkomen en de impact van extreem weer zo beperkt mogelijk blijft. Daar moet je vooral internationaal voor aan de slag. Het Europese emissiehandelssysteem en het Europese bronbeleid voor de industrie en de mobiliteitssector zijn cruciaal om die klimaatdoelen te halen en daar de Europese bijdrage aan te leveren. Nederland voert dat Europese beleid ook voor een deel uit. De inzet van dit kabinet — dat heeft minister Adriaansens net denk ik ook al goed toegelicht — is om er ook voor te zorgen dat de klimaattransitie een verdienmodel van Nederland kan zijn. Het zijn ook Nederlandse bedrijven die nieuwe technologieën ontwikkelen voor bijvoorbeeld hybride warmtepompen of voor electrolysers.

Door in Nederland fors te investeren, maken we dus niet alleen onze eigen samenleving en economie weerbaarder voor klimaatverandering, maar zorgen we er ook voor dat we er in het buitenland geld mee kunnen verdienen. Die technologieën kunnen we namelijk ook weer exporteren. Het pakket van afgelopen voorjaar is een forse miljardeninvestering. Die gaat vooral naar alle randvoorwaarden, dus energie-infrastructuur, waterstofopwek en het subsidiëren van de isolatie van huizen zodat de energierekening naar beneden gaat. Maar de volle breedte van het klimaatbeleid van het kabinet gaat verder dan alleen dat.

De heer Eerdmans (JA21):

Dat verdienmodel is met name een betaalmodel, natuurlijk. Als je kijkt naar de begrotingen van Nederland, dan zie je dat er volgens mij 25 miljard geparkeerd staat in een fonds waarbij er echt geld wordt onttrokken. Klimaatleermeester Jetten en ik blijven van mening verschillen over het nut en het rendement van de investeringen om het klimaat aan te passen. Dat is volgens mij een moeilijke route om de minister daarvan te overtuigen, maar laat ik dan de volgende vraag stellen. Zouden wat u betreft al die miljarden die u parkeert voor het invloed hebben op de wereldtemperatuur, niet veel effectiever ingezet kunnen worden in dat adaptatiemodel?

Minister Jetten:

Nee. Daarom begon ik net ook met die KNMI-scenario's. Die zeggen wel heel duidelijk dat als we in dat hoge scenario terechtkomen en wereldwijd de uitstoot niet weten terug te dringen, de impact dan niet alleen wereldwijd maar ook op Nederland gewoon heel erg fors is. Het is dus in ons belang, in ons Nederlands belang, om ervoor te zorgen dat we de klimaatverandering zo veel mogelijk afremmen. Dat ten eerste.

Ten tweede. Op de investeringen in het Klimaatfonds komen we straks uitgebreid terug, maar u kent Rotterdam als geen ander hier. In de Rotterdamse haven zijn honderden, duizenden bedrijven waar honderdduizenden Nederlanders hun boterham verdienen. Dat zijn bedrijven die nu nog veelal draaien op olie, gas en andere fossiele brandstoffen. Die bedrijven kloppen aan bij deze twee ministers met de vraag: hoe gaat u mij ondersteunen zodat ik over tien en twintig jaar ook nog kan concurreren met de bedrijven in Amerika en in China? Daar hebben we groene elektronen van wind op zee, groene waterstof en ook waterstofinfrastructuur voor nodig om die industriële clusters in dit land met elkaar te vinden. Dat zijn nou juist de grote investeringen die we met dit Klimaatfonds doen. Als u het niet wil doen voor het klimaat, dan hoop ik dat u die investeringen wel wilt steunen om in ieder geval het Nederlandse bedrijfsleven concurrerend te laten zijn met bedrijven uit het buitenland.

De heer Eerdmans (JA21):

Er staan bij ons in Rotterdam inderdaad van die megaturbines op de Maasvlakte. Ik heb in Rotterdam weleens vanuit de raad de vraag gesteld: wat verdient Nederland nou aan banen door die windmolens? Het antwoord was: zero. De wieken kwamen uit Spanje, het onderstel kwam uit Frankrijk en het middenstuk kwam uit België. Het enige wat we deden, was af en toe een reparatie op zee. Dan ging er een bootje van Nederland daarnaartoe. Daar konden we dan nog 2 fte aan kwijt, geloof ik. Het is dus een onzinverhaal dat die groene industrie ons zo veel banen oplevert. Die technologie komt allemaal uit andere landen. Waar baseert de minister op dat dit een verdienmodel is?

Minister Jetten:

Ik ben heel blij met dit voorbeeld. Dit was inderdaad een aantal jaren geleden het geval, omdat wij keilang hadden zitten slapen en de Denen, de Duitsers, de Amerikanen en de Koreanen ons keihard voorbij waren gestreefd op windtechnologie. Maar ik zou de heer Eerdmans willen aanbevelen om bijvoorbeeld eens bij het bedrijf Sif te gaan kijken. Dat maakt fundaties voor windmolens, met name ook voor drijvende windmolens straks in de toekomst. Het zit in Roermond en in Rotterdam. Het is een prachtig Nederlands bedrijf waar honderden mensen werken. Het sleept nu opdrachten binnen in heel Europa en in Noord-Amerika. Dat is dus technologie die in Nederland wordt ontwikkeld en voor een groot deel in Nederland wordt gemaakt, die over de hele wereld wordt geëxporteerd om grote windparken voor elkaar te krijgen. Gaat u kijken in Borsele, waar vakmensen in het mbo worden opgeleid om straks op de Noordzee, niet alleen op het Nederlandse deel, die grote windparken te onderhouden. We zijn dus een enorme inhaalslag aan het maken. Dat levert ook veel nieuwe investeringen en veel nieuwe banen op. Het is uiteindelijk ook het toekomstig verdienvermogen voor Nederland, om ervoor te zorgen dat we over tien, twintig jaar ook nog de begrotingen van Onderwijs, Zorg en SZW kunnen betalen, omdat we daar dan onze belastinginkomsten uit halen.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik sluit op een gegeven moment af, voorzitter. Ik geloof best dat er ook banen te verdelen zijn in een nieuwe economie; natuurlijk is dat zo. Maar het is gewoon een fabeltje dat de oude fossiele banen zo eventjes worden ingeruild voor groene banen; dat is niet waar. Dat werd inderdaad een paar jaar geleden verkondigd, maar je prikt door één windmolen heen en het tegendeel blijkt. Er zal dus muziek in zitten, maar echt niet veel voor het moment dat je echt de huidige grote industrie denkt te kunnen vervangen met groene industrie.

Minister Jetten:

Ik denk dat iedereen die in het bedrijfsleven werkt, nu echt met klapperende oren naar de heer Eerdmans zit te luisteren. Bij ons wordt in ieder geval de deur platgelopen door bedrijven uit binnen- en buitenland die in Nederland miljarden willen investeren in schone industrie en die eigenlijk vooroplopen op wat de overheid de afgelopen jaren heeft kunnen faciliteren. Eigenlijk zeggen die bedrijven tegen ons: maak nou extra tempo met de uitbreiding van het elektriciteitsnet en maak extra tempo met de opschaling van groene waterstof, zodat de unieke positie van Nederland ook echt benut kan worden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik zei het al in mijn bijdrage: de minister wou vieren dat de klimaatdoelen eindelijk binnen bereik zijn en de fles champagne ging nog net niet open. Ik zou vooral denken: werk aan de winkel, want er ligt gewoon nog een gigantisch gat. Dat erkent de minister hier ook. De Klimaat- en Energieverkenning was best hard en helder over een gat van 10 megaton. Nu zegt de minister eigenlijk: we gaan weer een werkgroep optuigen en nog een rondje plannen maken. Maar er ligt gewoon een Klimaatwet en er komt zo een Klimaatnota naar deze Kamer. Mijn vraag aan de minister is dus: we hebben een ambtelijke werkgroep gehad en we hebben tig studies met maatregelen; ligt er zo direct als de Klimaatnota hier in de Kamer is, gewoon een aanvullend pakket om dat gat dicht te lopen? Want dat is wat het klimaat nodig heeft.

Minister Jetten:

Er is absoluut geen reden om feest te vieren of achterover te leunen. Dat ben ik met mevrouw Kröger eens. We moeten uitvoeren, uitvoeren, uitvoeren, willen we die klimaatdoelen ook echt halen in 2030. Het is wel voor het eerst dat het PBL zegt dat het kan, waar aan het begin van deze kabinetsperiode nog werd gezegd dat de plannen van het kabinet wel zo'n beetje tegen het maakbare aan zaten. Sterker nog, we hebben in de afgelopen anderhalf jaar nog extra ambities erbovenop geschept en daarvan zegt het PBL nu: het kan. Dat is ook de reden waarom ikzelf in dit kabinet ben gestapt: om uitvoering te geven aan die klimaatactie. In de ramingen van de Klimaat- en Energieverkenning ziet u dat de industriesector, de elektriciteitsopwekking en de gebouwde omgeving gewoon echt heel hard gaan met het terugdringen van die CO2-uitstoot. Zoals ik net ook al zei: met name de landbouw blijft gewoon achter. Daar hadden we natuurlijk de inzet om via het landbouwakkoord tot extra CO2-reductie te komen. Dat landbouwakkoord is helaas geklapt. Een paar weken later viel het kabinet. Als het kabinet niet was gevallen, was er nu een aanvullend landbouwpakket geweest van een missionair kabinet; dat heeft minister Adema ook meermaals gezegd. Het kabinet is niet meer missionair. We doen dus wat we nu nog kunnen: alles uitvoeren wat al is besloten en alles klaarzetten voor aanvullende keuzes die u in de komende maanden hier met elkaar in de Kamer kunt maken.

De voorzitter:

Mevrouw Teunissen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Volgens mij heb ik nog een interruptie, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, ik heb slecht nieuws voor u.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Oké.

De voorzitter:

De volgende keer beter. Ik vind het ook hard, hoor. Maar ja …

Mevrouw Christine Teunissen (PvdD):

Ik wil wel even doorgaan waar mevrouw Kröger is gebleven. De minister somt op wat er allemaal is gedaan. Hij constateert eigenlijk zelf dat het nog niet genoeg is, want het PBL heeft gezegd dat het kan, maar er is nog een heel groot gat tussen kunnen en vervolgens doen. We zien nu bij de landbouw dat de CO2-uitstoot nauwelijks afneemt en dat daar nog helemaal geen plan ligt, behalve dat er vrijwillig kan worden uitgekocht. Verder ligt er nog helemaal geen plan. We hebben dus een extra pakket maatregelen nodig. Dan denk ik ook aan het laaghangende fruit. De minister kan zeggen dat hij nu demissionair is, maar er liggen inderdaad al plannen, scenario's en onderzoeken. Een van die onderzoeken betreft de gedragsverandering en stelt dat we daarop moeten inzetten. Dat zegt het IPCC ook. Ik vraag me dan af waarom de minister nu niet inzet op bijvoorbeeld een verbod op fossiele reclames. We weten namelijk gewoon dat dat effect heeft.

Minister Jetten:

Gedragsverandering is inderdaad een heel belangrijk onderdeel van effectief klimaatbeleid. Daarom voeren we nu, ook aangemoedigd door uw partij, een veel intensievere campagne Zet ook de knop om. Vorig jaar ging die puur over energiebesparing, maar nu gaat die in de volle breedte over wat overheden, bedrijven en mensen kunnen doen om groenere, schonere keuzes te maken. In die campagne geven we heel concreet advies over hoe je met gedrag meer positieve impact kunt maken. Die campagne gaat meerdere jaren lopen. Op die manier proberen we het te ondersteunen. U heeft ook gezien dat we heel veel circulaire keuzes aanmoedigen, bijvoorbeeld als het gaat om circulaire plastics of biobased bouwen. Het gaat dus om een steeds bredere aanpak om tot groenere keuzes en schoner gedrag te komen. Fossiele reclames zijn onderdeel van die discussie. Gisteren of dinsdag was dat hier ook al in de orde in een interruptiedebat. Het is heel moeilijk om te bepalen welk type reclames je dan wel en niet wilt toestaan. Ik heb uw Kamer daar ook al meermaals over geïnformeerd. Zoals toegezegd, heb ik ook wetenschappers gevraagd om daar nog nader advies over uit te brengen. We zijn er ook over in gesprek met initiatiefnemers van verschillende actiegroepen die pleiten voor een verbod op dit soort reclames.

Mevrouw Christine Teunissen (PvdD):

Dit klinkt allemaal heel mooi, maar wat ik de minister hier eigenlijk hoor zeggen, is dat we nog steeds een gat hebben. Tegelijkertijd zegt de minister dat er wordt ingezet op campagnes, circulaire economie en zo. Dat zijn allemaal stimulerende maatregelen, terwijl we uit al die rapporten allang weten dat we moeten normeren en beprijzen. Daarmee kunnen we dat gat opvullen. Het stelt me echt teleur dat de minister nu zegt: we zijn demissionair, dus we kunnen niks. Ik verwacht eigenlijk dat er op zijn minst nog steeds wel een plan ligt voor het dichten van dat gat. Ik zie niks nieuws. Er staat: we kunnen het doen. Maar ik zie geen actie daarop. Ik verwacht echt een plan van de minister, heel concreet, over de manier waarop we dat gat gaan dichten.

Minister Jetten:

De reden waarom we nu dat aanvullende rapport laten opstellen, is precies dat er daarmee een goede beleidsmix van normeren, beprijzen, subsidiëren/financieren ligt, juist voor de sectoren waar het nu achterblijft. De sectoren industrie en elektriciteitsopwekking zijn op weg om de doelen van 2030 te halen. Het is duidelijk dat we onder andere rondom de leaseauto, de landbouw en het landgebruik extra stappen zullen moeten zetten. Daar zullen de adviezen zich vooral op toespitsen.

Mevrouw Christine Teunissen (PvdD):

Even concluderend. Ik zie toch dat de minister weer geen extra stappen zet en dat er weer een rapport komt. We hebben genoeg rapporten liggen, dus dit is weer vooruitschuiven. Het gaat erom dat we nu moedige keuzes durven te maken en dat we echt zeggen: we gaan de landbouw omvormen, we gaan stoppen met landbouwsubsidies en we gaan de boeren helpen omschakelen. Dat soort plannen zie ik in de verste verte nog niet. Dat vind ik heel zorgelijk als we kijken naar de KNMI-scenario's. De minister uit zijn zorgen daarover. Die zorgen zijn terecht en oprecht. Dat zie ik aan de minister. Maar er moet wel iets extra's volgen, want anders zijn we nu in juichstemming en zitten we hier volgend jaar weer, maar is er nog steeds geen fundamentele verandering. Dat kunnen we ons echt niet meer veroorloven.

Minister Jetten:

Dat ben ik met mevrouw Teunissen eens. Dat is ook de reden waarom we dit voorjaar 122 extra klimaatmaatregelen hebben genomen. Dan is het doel van 55% minder uitstoot al binnen bereik. Als je dat de komende tijd met een nieuw kabinet nog gaat aanvullen met goede keuzes voor onder andere de landbouwsector, ga je de doelen van 2030 echt ruimschoots halen. Dat is dan een verdere versterking van wat er al ligt.

Voorzitter. Daarmee heb ik al antwoord gegeven op een paar andere vragen die nog in dit blok zaten. Ik kom nog bij een aanvulling op een aantal industrievragen. De heer Boucke had mij specifiek gevraagd hoe fossiele voordelen, fossiele subsidies, nu ook nieuwe, innovatieve bedrijven in de weg kunnen zitten. Het gaat namelijk niet alleen om het afbouwen van fossiele productieprocessen die niet meer bij een schone economie passen, maar ook om de vraag hoe je dat nieuwe opbouwt voor het verdienvermogen van de toekomst. Als belangrijkste werkpaard van onze energietransitie hebben we daarvoor natuurlijk de SDE++-regeling. Die kan niet alleen worden gebruikt door bestaande bedrijven, maar is ook toegankelijk voor nieuwe, jonge bedrijven en kleinere bedrijven. Het gaat uiteindelijk om het rendabeler maken van de meest impactvolle projecten met zo'n SDE-subsidie. Uit het Jaarbericht Staat van het mkb 2022, blijkt dat er op dit moment zo'n 1.000 start-ups en scale-ups actief zijn in Nederland in de bedrijfstakken energie, landbouw en voedsel. In die bedrijfstakken zijn hele grote slagen te slaan wat betreft het opbouwen van de nieuwe, schone economie. Je moet onder andere denken aan bedrijven die actief zijn rondom plantaardig voedsel en kweekvlees. Die worden dus ook volop ondersteund door het kabinet. We zijn daarnaast bezig met de opbouw van een nieuwe, schone industrie. Als voorbeeld noem ik de slimme normering die we hebben aangekondigd voor circulair plastic. Die is een combinatie van een normering op circulair plastic, een extra CO2-heffing op verbranding van plastic en de inzet van een subsidie waarvan bedrijven die klaarstaan om in Nederland op grote schaal circulaire plastics te gaan produceren, gebruik kunnen maken. Verder ziet u op het dashboard van de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie dat er de afgelopen jaren elke keer tientallen grote projecten zijn geweest die gebruik hebben gemaakt van dit soort investeringssubsidies om de nieuwe, schone industrie in Nederland van de grond te krijgen.

Voorzitter. Dan kom ik bij financiering en het Klimaatfonds. Daar zijn een aantal vragen over gesteld. Ik begin met een vraag van de heer Erkens, die me uit het hart gegrepen was.

De heer Boucke (D66):

Ik vergat in mijn inbreng een vraag te stellen die hoort bij het blokje dat de minister net behandelde. Mijn vraag gaat over het afbouwen van aardgasketens. In het Nationaal Plan Energiesysteem wordt benadrukt dat dat belangrijk wordt. In Duitsland is er al een einddatum voor aardgas. Ik vroeg me af hoe de minister hiertegen aankijkt. Moeten we in Nederland niet ook een einddatum instellen voor het gebruik van aardgas?

Minister Jetten:

Dank voor de aanvullende vraag. Natuurlijk weten we allemaal dat we uiteindelijk af moeten van alle vormen van fossiele brandstoffen in ons energiesysteem. Van de fossiele brandstoffen die we de komende jaren nog inzetten, is aardgas, tussen aanhalingstekens, de schoonste. Aardgas zal in de transitieperiode dus nog lang een grote rol spelen. Maar op een gegeven moment zal die rol ook afnemen, omdat er groen gas komt, en waterstof in allerlei verschillende vormen. Je moet je dus afvragen hoelang je fossiel aardgas nog nodig hebt, ook om te voorkomen dat we allerlei desinvesteringen doen in infrastructuur of in productie-installaties die op een gegeven moment niet meer op aardgas zouden kunnen draaien. Ik vind de suggestie van de heer Boucke om hier in navolging van Duitsland naar te kijken dus eigenlijk wel een goede. Ik zou hem willen toezeggen dat ik in het Nationaal Plan Energiesysteem ook ga kijken naar een uitfasering van aardgas, al zal dat dus vooral aan het einde van de uitfasering van fossiel zijn.

Voorzitter. Dan dus financiering. De heer Erkens stond uitgebreid stil bij groen gas. We hebben grote ambities voor de opschaling van groen gas in Nederland. Het was een mooi bruggetje van de heer Boucke; groen gas kan immers ook een deel van het fossiele aardgas helpen uitfaseren. Er zijn in Nederland een aantal hele mooie projecten, niet alleen rondom mestvergisting, maar ook rondom superkritische vergassing, waarbij allerlei andere moeilijk te recyclen stromen kunnen worden omgezet in groen gas. Ik ben bezig met een wetsvoorstel voor de verplichte bijmenging van groen gas, om daarmee de businesscases voor dat soort groen gasinstallaties de komende jaren flink beter te maken.

Vooruitlopend op dat wetsvoorstel zijn heel veel ondernemers al bezig te kijken of ze zo'n groen gasproducent kunnen worden. Het is heel vervelend dat we de basisbedragen voor groen gas vlak voor de definitieve openstelling van de SDE++ hebben moeten aanpassen. Er was sprake van een menselijke fout in het eerdere advies van het Planbureau voor de Leefomgeving. Deze aanpassing was daarmee onvermijdelijk, omdat ik anders niet zou voldoen aan de Europese staatssteunregels. Doorgaan met de oorspronkelijk gecommuniceerde bedragen zou waarschijnlijk geleid hebben tot terugvordering van subsidies bij ondernemers die nou net zo goed bezig zijn. Daarom heb ik moeten besluiten om die bedragen nog aan te passen. De basisbedragen die voor de komende openstellingsronde gelden, zijn nog altijd wel fors hoger dan de bedragen in voorgaande jaren, maar als overheid wil je natuurlijk voorspelbaar zijn en dan is dit soort latemomentaanpassingen zeer onwenselijk. Ik heb het PBL dus heel stevig gevraagd om met een nieuw advies te komen voor kleinschalige monomestvergisters voor de SDE-openstellingsronde van 2024. Ik ben in gesprek met een aantal provincies en een aantal grote gemeenten in het buitengebied, waar veel van dit soort ondernemers zitten die hiermee aan de slag willen. Ik ben met de provincies ook bezig om een goed ruimtelijk kader te ontwikkelen, zodat we de vergunningverlening en inpassing voor dit soort vergisters makkelijker kunnen realiseren. Ik verwacht dan dat ik begin 2024 een besluit kan nemen over het aanvullende advies en de bedragen voor volgend jaar. Maar laat ik nogmaals richting al die ondernemers uitspreken dat ik het ook heel vervelend vind dat we die bedragen op zo'n laat moment hebben moeten aanpassen. Ik ben wel heel blij met de vele projecten die nu in de pijplijn zitten.

De heer Erkens (VVD):

Dat begrijp ik ook. Maar het is ontzettend lastig voor ondernemers die zich voorbereiden en een businesscase maken, en die misschien al projectkosten gemaakt hebben, om een groengasproject te starten. Een aantal dagen van tevoren zijn ze erachter gekomen dat de voorwaarden toch veranderd zijn. Dat is meer dan vervelend. Ik denk ook dat het de investeringszekerheid vermindert, voor iets wat we wel nodig hebben om de doelen van 2030 te halen en om de boeren een nieuw verdienmodel te geven. Ik wil de minister vragen om, als hij hierover in gesprek is met de provincies en de sector, te bekijken of de overheid gemaakte onkosten mogelijk kan vergoeden. Het is een fout geweest van de overheid. Daardoor hebben deze ondernemers onterecht kosten gemaakt. Ik snap dat je de subsidiebedragen niet verder kunt verhogen, want als die teruggevorderd moeten worden, is het vertrouwen misschien nog lager. Maar kan de minister wel met een open houding kijken naar de gemaakte onkosten, projectkosten en ga zo maar door?

Minister Jetten:

Ik denk dat het beste advies voor al deze ondernemers vooral is: maak gebruik van de openstellingsronde die nu gaat plaatsvinden. Daarbij kunnen, in het kader van de businesscases, alle kosten worden meegenomen. Ook deze subsidies zijn aanzienlijk hoger dan in voorgaande jaren. Er is dan veelal ook sprake van een rendabele businesscase, hoewel iets minder rendabel dan met de bedragen die eerder waren gecommuniceerd, maar het besluit is nog steeds rendabel. Ik kan helaas, net als bij andere technieken, dit soort onkosten niet vergoeden. Dat zijn helaas de spelregels van de SDE++. Maar ik zal u binnenkort, als ik het wetsvoorstel naar de Kamer stuur, in de begeleidende brief ook even updaten over de gesprekken die ik met de provincies, gemeenten en de sector heb gevoerd. Als de heer Erkens dan vindt dat het te weinig heeft opgeleverd, dan kunnen we daar t.z.t. het debat verder over voeren.

Mevrouw Christine Teunissen (PvdD):

De Partij voor de Dieren was heel verbaasd dat subsidies voor mestvergisters überhaupt nog in het Klimaatfonds staan. We hebben gezien dat mestvergisting helemaal niet bijdraagt aan een oplossing, maar dat het een schijnoplossing is geweest. Dat heeft Cees Veerman van het CDA zelfs nog gezegd. Hij heeft toegegeven dat die mestvergisters alleen maar zijn gebruikt om het zogenaamde mestprobleem te verdoezelen en niet daadwerkelijk op te lossen. En nu hebben we het als een klimaatoplossing gepresenteerd, terwijl het niks doet voor de uitstoot. Het zorgt ervoor dat je nog steeds evenveel mest overhebt, maar dan met heel veel extra troep daarin, met bijmenging waar heel veel fraude omheen gebeurt. Bovendien is het een lock-in voor de vee-industrie zoals we die kennen. Het kan alleen maar bestaan naast een vee-industrie met gigantische hoeveelheden mest. En daar moeten we nu juist van af. Dus het is geen integrale oplossing. Naast dat het geen oplossing is voor het klimaat is het ook geen oplossing voor de dieren, is het geen oplossing voor de waterkwaliteit, is het geen oplossing voor de omwonenden die in de stank van zo'n mestvergister zitten. Dus mijn vraag aan de minister is: waarom staat dit nog in de plannen en is het niet allang geschrapt als zijnde een schijnoplossing?

Minister Jetten:

Ik zou het toch even in perspectief willen plaatsen, want het is niet zo dat we zeggen: ga nu maar gewoon door met alles wat de landbouwsector produceert en dan gaan we alle mest die er in Nederland is straks via mestvergisting omzetten in groen gas. Die ambities zijn vele malen kleiner. We willen een beperkte hoeveelheid groen gas in Nederland produceren. Een deel ervan kan via mestvergisting. En dat mag dan alleen maar het sluitstuk zijn van het verdienmodel van de landbouwsector. Het kan niet een hoofddoel op zich worden. Ook bij een forse duurzamere landbouw en een fors ingekrompen veestapel zal er mest zijn. Die mest kan worden verwerkt en kan onder andere worden omgezet in groen gas. We kijken daarbij goed naar de potentiële CO2-reductie die we daarmee kunnen realiseren. Daar zal ik u bij het wetsvoorstel ook over informeren. Maar juist in de gesprekken met de provincies over de gebiedsgerichte aanpak benadruk ik ook dat mestvergisting een sluitstuk kan zijn van een duurzaam verdienmodel voor de landbouwsector en dus niet een hoofddoel omdat ook wij die lock-in willen voorkomen.

Mevrouw Christine Teunissen (PvdD):

Maar dit is helemaal niet mijn punt. Ook al is het een sluitstuk, het is nog steeds een onderdeel van de oplossing, terwijl het eigenlijk een onderdeel van het probleem is. We lossen hier niks mee op, ook niet het mestprobleem want er blijft nog steeds zwaarvervuilde mest over die we ook weer moeten verwerken en waar de boeren voor moeten betalen en die het allemaal weer weg moeten brengen. Dus het lost geen enkel probleem op, ook al is het een sluitstuk. Daarom wil ik de minister vragen om daar alsjeblieft van af te stappen. Steek die 100 miljoen in de energietransitie zodat we echt een versnelling bewerkstelligen in plaats van vast te houden aan een techniek die een schijnoplossing is en niks voor elkaar krijgt.

Minister Jetten:

Ik ben het eens met mevrouw Teunissen dat dit niet de kern is van de landbouwaanpak die we moeten kiezen als land. Het begint natuurlijk bij kringlooplandbouw, biologische landbouw en veel duurzamere landbouw met een kleinere veestapel, waarbij we ook kijken hoe boeren een fatsoenlijke boterham kunnen verdienen. Maar bij die fatsoenlijke boterham die boeren moeten kunnen verdienen, kan ook horen productie van groen gas via mestvergisting, op een beperkte schaal die ook past bij dat toekomstbeeld van de landbouwsector. Dus dat zullen we de komende jaren verder met elkaar moeten ontwikkelen als we de uitgewerkte plannen voor de landbouwsector hebben waar we het net over hebben gehad.

Mevrouw Christine Teunissen (PvdD):

Voorzitter, hier gebruik ik dan mijn laatste interruptie voor, want de minister doet nu voorkomen dat we nog in gesprek gaan met de landbouwsector over hoe die toekomst eruit komt te zien. Dát is nou precies het probleem. We hebben hier helemaal geen tijd meer voor. Dit zou juist het laaghangend fruit moeten zijn. Voor de boer levert het ook niks op. Die moet hiervoor leningen aangaan. Het is dus helemaal niet heel erg lucratief om een mestvergister te hebben; daar moet je gewoon leningen voor aangaan. Ga de boeren nou eens echt helpen met een perspectief. Help ze om om te schakelen naar een duurzame landbouw. De plannen daarvoor hebben we nog steeds niet gezien. Maar stop alsjeblieft met schijnoplossingen die niets opleveren, niet voor de boer en niet op de lange termijn voor het klimaat en voor de natuur.

Minister Jetten:

Dan zou ik toch wel willen wijzen op bijvoorbeeld de regio Twente, waar provincie, gemeenten en boeren gezamenlijk kijken hoe als onderdeel van het Nationaal Programma Landelijk Gebied de veestapel in de regio Twente aanzienlijk kleiner kan worden de komende jaren en hoe gezamenlijke projecten van monomestvergisting een onderdeel kunnen zijn van het gezamenlijk verdienmodel in de regio. Dus er wordt wel degelijk heel goed gezamenlijk nagedacht over hoe de landbouwsector er in de toekomst uit kan zien en hoe dit daar een beperkt onderdeel van kan zijn.

De heer Eppink heeft gevraagd of in het licht van de huidige financiële situatie het nog verstandig is om een Klimaatfonds van deze omvang in de begroting te hebben staan. Het Klimaatfonds is natuurlijk een uitwerking van het coalitieakkoord, toen we nog andere financiële tijden hadden. Dat ben ik met de heer Eppink eens. Maar het Klimaatfonds zoals we dat nu hebben, past wel degelijk binnen de budgettaire kaders. Bovendien zijn we als kabinet van mening dat dit fonds nodig is omdat het een aantal essentiële investeringen in de verduurzaming van het energiesysteem en de economie mogelijk maakt en die ook nodig zijn voor het verdienmodel van de toekomst. Bovendien is het geld uit het Klimaatfonds vooral bedoeld voor investeringen in burgers en bedrijven. Bij mensen thuis gaat het vaak om een forse verlaging van de energierekening door subsidies voor isolatie. Bij het bedrijfsleven gaat het om het opschalen van de groenewaterstofproductie, de productie van groene elektronen en nieuwe productieprocessen die voor bedrijven, van bakkers tot de grootindustrie, leiden tot forse verlaging van de kosten en de mogelijkheid om te kunnen verduurzamen. Het Klimaatfonds is wat dat betreft dus ook vooral een investering in burgers en bedrijven in Nederland.

De heer Eppink (BBB):

Laten we dan kijken naar wanneer het Klimaatfonds in elkaar werd gezet. Toen waren er nog tijden en was er nog een hele wereld. Zoals u zelf al heeft gezegd, is dat allemaal veranderd. Dan kijk ik ook naar de stijging van de inflatie en de kosten van vooral het materiaal. Voor wind op zee is er een toename van de kosten van 20% tot 40%. Die kosten lopen voortdurend op en de aanleg van 2 gigawatt kost … Dan moet ik het wel even goed hebben. Het doel is 21 gigawatt op zee en dat kost 42 miljard met de huidige stand van zaken. Dat is meer dan er in het Klimaatfonds zit. Mijn vraag is dus wat nog mogelijk is. Het is niet dat ik ertegen ben, maar ik wil weten wat nog reëel en betaalbaar is. Die windmolenparken worden namelijk ook steeds verder van de kust aangelegd. Dan wordt de zee dieper, worden de aanlegkosten hoger en zijn de kabels duurder. Op die manier ga ik me vragen stellen. Wat is reëel? Zoals u weet, heb ik een keer in deze zaal de heer Drees aangehaald: niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk.

Minister Jetten:

Wind op zee is inderdaad een heel belangrijk onderdeel van onze energietransitie en moet straks zo'n 80% van de elektriciteitsproductie voor z'n rekening nemen. Dat financieren we ook buiten het Klimaatfonds om, dus het Klimaatfonds is echt bedoeld voor alle zaken die ik net noemde. De windparken op zee worden tegenwoordig echt zonder overheidsbijdrage geveild. Bedrijven zijn heel happig op het realiseren van die windparken op de Noordzee. Ik heb ook in de schriftelijke beantwoording wat nader duiding gegeven over verschillen tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Ik kom zo meteen nog even terug op een aantal vragen van de heer Boswijk.

De heer Eppink wijst terecht op de kosten van het netwerk op de Noordzee. Die zitten niet in die veilingen waar bedrijven gebruik van maken, omdat we TenneT al opdracht hebben gegeven om dat netwerk te bouwen. We zijn wel aan het kijken of het als we straks steeds verder uit de kust windparken ontwikkelen, op een gegeven moment niet verstandiger wordt om waterstofproductie op zee te doen, zodat we het gasnetwerk op de Noordzee kunnen hergebruiken. Dan hoeven we geen nieuwe kabels te trekken, maar maken we slim gebruik van de infrastructuur die er al ligt. We kijken ook hoe we de windparken van Nederland kunnen verbinden met die in het Verenigd Koninkrijk om gezamenlijk forse kostenbesparingen voor elkaar te krijgen. In het voorjaar kom ik met een betere doorkijk op het elektriciteitsnetwerk op de Noordzee. Ik ben het namelijk met de heer Eppink eens dat we heel scherp naar de maatschappelijke kosten moeten blijven kijken en ervoor moeten zorgen dat we die parken tegen de laagst mogelijke kosten ontwikkelen.

De heer Eppink (BBB):

Het gevolg is dan natuurlijk dat de meerkosten in de prijs van de aanleg van deze parken, terug te vinden zijn in de prijzen. De prijs van elektriciteit gaat dus omhoog. Men spreekt over €0,12 tot €0,15 per kilowattuur. Dat is bij kerncentrales veel lager. En dan vraag je je af: wordt elektriciteit niet een soort luxeproduct? Want welke burger kan dat nog betalen?

Minister Jetten:

Daarom moeten we ook wel kijken naar de totale prijs van elektriciteit. Ja, het kan zo zijn dat de kosten voor het netwerk toenemen, maar windproductie op zee is op dit moment buitengewoon lucratief. We zien ook dit jaar een hele grote productie van wind op zee tegen lage tarieven. Op termijn, als we een groter aandeel wind op zee hebben, zou dat juist kunnen leiden tot een daling van de elektriciteitsprijzen. Ik denk dus dat we elke keer moeten kijken naar de kosten van de ontwikkeling, de exploitatie en het netwerk. Dat zal ik dus als we in het voorjaar de update hebben zo goed mogelijk voor uw Kamer in beeld proberen te brengen.

De heer Eppink (BBB):

Oké, dank u.

De heer Erkens (VVD):

Ik wil nog even doorgaan op dit onderwerp. Eén vraag kan inderdaad gaan over de hoogte van de nettarieven in de toekomst. De tweede vraag is hoe die toegedeeld worden aan gebruikers. Daar bestaat natuurlijk wel veel discussie over. Wat doet het met je concurrentiekracht? Wat betalen huishoudens? Hoe verdelen we dat over de jaren heen? Waar ik eigenlijk naar zoek — misschien heeft de minister daar ook een idee over — is het volgende. Kunnen we verder laten onderzoeken hoe dat in de toekomst moet worden vormgegeven? Ik ben anders bang dat een deel van die kosten disproportioneel bij een gedeelte van de bevolking of een gedeelte van de bedrijven plaats gaat vinden.

Minister Jetten:

Dat is een terechte vraag. In eerdere debatten is de vraag ook weleens opgekomen. Je ziet in welke mate we mogelijk ook elektriciteit gaan exporteren naar de buurlanden. Kan je daar dan ook ergens een deel van de kosten in verwerken, zoals we dat nu ook hebben gedaan met de kosten voor de gasopslagen? Wij hebben hier een inventarisatie op lopen, maar ik weet even niet uit mijn hoofd waar dat in gaat terugkomen. Ik zal dat zo meteen in de tweede termijn nog laten weten. Mevrouw Koekkoek had gevraagd naar de rol die de financiële sector kan spelen bij het terugdringen van CO2-uitstoot. De financiële sector is daarbij heel cruciaal. De vele miljarden die de financiële sector beheert en investeert, kunnen ook echt een positieve impact hebben als die meer op duurzame keuzes worden gericht. We zijn ook allemaal kwetsbaar voor klimaatverandering en voor kosten die in de toekomst op ons af kunnen komen. Ook de financiële sector speelt dus een belangrijke rol bij de advisering bij bestaande assets. In Nederland hebben we met de financiële sector een klimaatcommitment afgesproken waarin de sector ook echt zijn verantwoordelijkheid neemt. Ze lopen daarin ook voorop ten opzichte van veel andere landen. We zijn wel aan het kijken hoe dat nog beter kan worden versterkt. Ik heb samen met de minister van Financiën, de minister van Economische Zaken en mijzelf een verkenning aangekondigd naar maatregelen die de impact nog verder kunnen vergroten. We inventariseren daarbij ook meteen hoe we dat kunnen doen binnen een gelijk Europees speelveld, of in ieder geval met de buurlanden, omdat die financiële sector natuurlijk echt over de grenzen werkt. De impact wordt dus alleen maar groter en beter als we dat op Europees niveau kunnen doen.

Voorzitter. Dan kom ik bij kernenergie. De heer Erkens, de heer Stoffer en, denk ik, ook de heer Boswijk vroegen naar de kennisinfrastructuur en naar de Small Modular Reactors.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank voor de beantwoording. Ik erken ook dat de financiële sector een positieve bijdrage kan leveren. Ik had inderdaad in de schriftelijke beantwoording gelezen dat er een verkenning ligt en dat daar eind van het jaar, laten we zeggen, de conclusies over uitkomen. Ik wil de minister nog iets vragen, juist ook omdat we het Europese speelveld gelijk moeten trekken en dat nog weleens lang kan duren. Wat zijn nou de vooruitzichten? We zitten natuurlijk al in oktober. Ik loop dus een beetje vooruit met de vraag, maar niet heel erg, denk ik. Wat zijn nou de vooruitzichten? Wanneer kunnen we gaan handelen? Afgelopen jaar is er namelijk ook weer heel veel geld naar fossiele obligaties gegaan.

Minister Jetten:

In die verkenning kijken we dus ook echt naar hele concrete te nemen maatregelen. Moet je bijvoorbeeld zaken beter wettelijk verankeren, of wetgeving aanpassen? De financiële sector daagt ons daar eigenlijk ook toe uit. Een aantal banken en verzekeraars die nu heel erg vooroplopen, zeggen namelijk: ik wil graag een eerlijker speelveld met mijn concurrenten. Kunnen we niet voor iedereen de lat hoger leggen? Je kunt aan de kopvroeg vragen of ze nog harder willen rennen, maar het heeft eigenlijk meer impact als je zorgt dat de achterblijvers ook aan dezelfde standaarden gaan voldoen. Dat is echt de inventarisatie die we aan het maken zijn, zodat we daarna ook snel kunnen handelen. Deze twee ministers, de minister van Financiën en de minister voor Buitenlandse Handel pleiten in alle Europese discussies, bijvoorbeeld over de hervorming van de Europese energiebelastingen en een aantal financiële afspraken daarover, voor het in lijn brengen met het Parijsakkoord van wet- en regelgeving voor de financiële sector. Ze zitten hier dus bovenop.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, en fijn dat we erbovenop zitten. Ik probeer toch een beetje te zoeken naar: wanneer kunnen we dan actie ondernemen? Want wetgeving starten is goed, maar wetgeving duurt ook vrij lang. Kunnen we volgend jaar al concrete stappen nemen? Laat ik de vraag vrij open stellen.

Minister Jetten:

Ik denk wel dat het nu ook aan de volgende formatietafel en het volgende kabinet is om te bepalen welke maatregelen uit de inventarisatie worden omgezet in wet- en regelgeving. Wij hebben daar een paar keer per jaar overleg over met de financiële sector, dus we kunnen dan snel handelen en snel schakelen.

Voorzitter. Over kernenergie is mij gevraagd naar de kennisinfrastructuur. Die is cruciaal, willen we de komende jaren de plannen voor kernenergie realiseren. Ik kan de heren geruststellen, want de middelen die in het Klimaatfonds zijn opgenomen — 25,5 miljoen reeds toegekend en 39,5 miljoen gereserveerd — zijn bedoeld voor een meerjarige versterking van de nucleaire kennisbasis en kennisinfrastructuur. Dan gaat het echt om het aanstellen van hoogleraren en PhD-posities. Zoals een van u ook zei: dat doe je niet voor één jaar; dan moet je als onderwijsinstelling zeker weten dat je voor meerdere jaren die aanstellingen kunt aangaan. Dat is nadrukkelijk de bedoeling van dat geld, onder andere van die 11 miljoen die voor 2024 in de boeken staat. Dan gaat het echt om de leerstoelen voor de komende tijd.

Het is ook nodig dat de sector zelf het definitief helemaal eens wordt over de besteding van die in totaal 65 miljoen. We willen dat zowel in het vakonderwijs, het mbo, als bij de hbo's en de TU Delft, voor de komende decennia een aantal opleidingen goed beschikbaar zijn. We hebben ook extra geld uitgetrokken voor toegepast onderzoek, en kernenergie toegevoegd aan het missiegedreven innovatiebeleid. Dat was geloof ik ook een motie van de heer Erkens. Ik kan u geruststellen: die 65 miljoen is echt bedoeld voor de meerjarige verplichtingen.

U drieën hebt ook vragen gesteld over kleine modulaire reactoren. Ook daar is in het Klimaatfonds zo'n 65 miljoen euro voor opgenomen, om beter te kunnen ondersteunen bij onderzoek naar en ontwikkeling van die kleine reactoren. 3,1 miljoen is toegekend voor 2023 en 2024. Daarna nog 61 miljoen tot en met 2030. Ik heb de afgelopen weken overleg gevoerd met de gedeputeerden van de provincies waar nu in het provinciale coalitieakkoord is opgenomen dat de ontwikkeling van kleine reactoren in ieder geval de interesse van die provincies heeft. Ik heb tegen de gedeputeerden gezegd: laten we nou voorkomen dat ieder voor zich onderzoeken gaat opstarten. We gaan nu dus in één programma alle krachten daarvoor bundelen, voortbouwend op onderzoeken die reeds in Nederland en het buitenland zijn uitgevoerd. Onderdeel van die programma-aanpak wordt ook een gestandaardiseerde werkwijze om locatieonderzoek te doen, zodat provincies zelf kunnen nadenken over de vraag waar in de provincie en waar in industriële clusters binnen de provincie dit eventueel van meerwaarde zou zijn. In een volgende brief over kernenergie zal ik u een update geven over deze programma-aanpak van het Rijk en een vijf-, zestal provincies die daaraan gaan deelnemen.

De heer Boswijk (CDA):

Dank aan de minister voor deze heldere antwoorden. Ik heb nog wel een vraag. Ik weet namelijk een gemeente die heel graag wil en waar het ook perfect fysiek past in de omgeving maar ook heel goed past in de industriële omgeving. Daar zit er dus ook meteen al een cluster omheen dat daaraan behoefte heeft. Ik weet tegelijkertijd dat die gemeente zich bevindt in een provincie die iets minder enthousiast is. Ik ben wel benieuwd hoe we daarmee omgaan.

Minister Jetten:

Ik zal in ieder geval alle provincies uitnodigen om mee te doen aan die programma-aanpak. Wellicht kan de heer Boswijk mij buiten dit debat om nog wat nadere duiding geven. Dan duik ik daar gewoon even in. Er worden heel veel verschillende technieken gepromoot, maar er zijn nog maar weinig technieken echt zover doorontwikkeld dat ze in de komende jaren tot wasdom kunnen komen. In eerdere analyses hebben we ook gezien dat niet elke techniek goed in het Nederlandse systeem past. Door al vanuit die voorselectie door te redeneren om te bezien wat er past bij de vraag van zo'n industrieel cluster, kunnen we heel veel stappen eigenlijk overslaan en kunnen we veel sneller tot een concreet gesprek komen. Dus als u aan mij wilt doorgeven over welke locatie het gaat, dan ga ik daar gewoon naar kijken.

De heer Erkens (VVD):

Dank voor de beantwoording van de minister. Ik heb een vraag over de levensduurverlenging van de bestaande kerncentrale in Borssele. Die loopt inderdaad in 2033 af. Vandaag is er een advies uitgekomen dat aangeeft dat er nog geen uitspraak gedaan kan worden over die verlenging omdat alle technische onderzoeken naar hoelang je de levensduur kunt verlengen en hoe dat op een veilige manier kan, niet zijn uitgevoerd. Kan de minister daarop misschien een antwoord geven? Ik snap dat ik hem nu misschien overval aangezien het een nieuw stuk is. Het zou in de tweede termijn kunnen. Maar ik ben wel heel benieuwd hoe we kunnen voorkomen dat dit op de lange baan geschoven wordt. Het zal namelijk ook in de Tweede Kamer en Eerste Kamer behandeld moeten worden.

Minister Jetten:

Ik ga daar straks in de tweede termijn wat nader op in. Ik zat hier net in mijn stoel het eerste bericht daarover te lezen. Juist vanwege de motie-Hermans over zo veel mogelijk versnellen, zijn we een aantal processen parallel aan het doen. Dat leidt er soms toe dat nog niet alles in één keer op tafel ligt. Maar als het kan, zal ik er in de tweede termijn even wat nader op ingaan. Anders krijgt u daar snel van mij een update over. Dat doe ik dan samen met de staatssecretaris van IenW, die hier primair voor in the lead is.

Voorzitter. Dan kom ik bij energie-infrastructuur, breder dan alleen kernenergie. Het was de heer Erkens die aandacht vroeg voor de Delta Rhine Corridor, zoals die tegenwoordig in half Engels wordt genoemd. Dat is een prachtig stukje energie-infrastructuur van de Rotterdamse haven via Moerdijk naar het cluster Chemelot en het Duitse achterland. Er zijn al vele jaren mooie dromen over Delta Rhine Corridor. De huidige minister van Infrastructuur was ooit als raadslid en wethouder in Rotterdam al betrokken bij de eerste stapjes die in het denken werden gezet, en is nu samen met deze twee ministers en de minister voor VRO betrokken bij de daadwerkelijke realisatie ervan. Met de Delta Rhine Corridor kunnen we een aantal stoffen en grondstoffen die cruciaal zijn voor het verduurzamen van ons industrie, op een veilige en snelle manier vervoeren via buisleidingen in plaats van over de weg, het spoor of het water. Daar zijn de laatste tijd nieuwe inzichten bij gekomen. Als je dan toch zo'n buisleidingennetwerk gaat aanleggen, neem daar dan ook meteen een buisleiding voor groene waterstof in mee. Als er met zo veel wind op zee ook potentie is om met elektrificatie de industrie te vergroenen, kunnen we dan niet ook een kabel via een diepe aanlanding, zoals dat heet, heel ver Nederland in brengen, zodat de elektriciteit direct in Chemelot kan worden gebruikt? Dat biedt enorme kansen voor het industriële cluster in Limburg.

We hebben de afgelopen tijd met betrokken parttijen, bedrijven en staatsdeelnemingen gekeken wat nou de scope is die echt met een goede businesscase te realiseren is in de Delta Rhine Corridor. We hebben heel veel tijd gestoken in de gesprekken en de samenwerking met Duitsland. Deze hele infrastructuur wordt echt aantrekkelijker als we ook de verbinding met Duitsland kunnen maken. Daarvoor moesten we even Noordrijn-Westfalen en de federale staten op één lijn krijgen, maar dat lijkt gelukt. Er zijn ook een aantal ruimtelijke knelpunten. Je zou misschien denken: we hebben ooit bij wet dat tracé voor de buisleidingen gereserveerd. Maar daar is in de loop der jaren toch het een en ander op gebouwd. We zijn ook nog een aantal technische onderzoeken aan het doen om die knelpunten te overbruggen. Daarmee komen we tot een aangepaste planning. Die is op 5 oktober jongstleden met uw Kamer gedeeld. De beoogde realisatie is als volgt. In 2025 en 2026 nemen we alle ruimtelijke besluiten, geven we vergunningen en lossen we een aantal van de fysieke knelpunten op. In 2028 en 2029 kan het netwerk in gebruik worden genomen. We zorgen er via het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie voor dat die planning echt goed aansluit op de plannen in Moerdijk en Chemelot. Ik ben blij dat we sinds kort Gasunie hebben als deelnemer aan dit consortium, omdat daarmee veel meer financiële slagkracht en uitvoeringskracht ontstaat. Zoals gezegd zijn deze twee ministers samen met de minister van IenW en de minister voor VRO, dus met z'n vieren, heel hard aan het trekken aan dit mooie project.

De heer Thijssen vroeg nog naar groene waterstof. Groene waterstof zal in de eerste jaren schaars zijn. Dan is de vraag: waar zet je die in? Dat is eigenlijk heel simpel: we willen die inzetten op de plek waar het de grootste positieve klimaatimpact kan hebben. Dat is de zware industrie, waar elektrificatie geen of onvoldoende oplossing biedt, en het zware transport. Wij gaan als kabinet niet bedrijf voor bedrijf kiezen wie er aan de beurt is. Maar door de aanleg van die waterstofinfrastructuur sturen we natuurlijk indirect wel heel erg op wie er als eersten aan de beurt zijn. Die waterstofinfrastructuur komt in de eerste jaren in de zware-industrieclusters. Dan zijn het de industrie en het zwaartransport die daar gebruik van kunnen maken. Later willen we dat netwerk verder uitbouwen naar onder andere cluster 6-bedrijven en maakbedrijven in de regio. We zien voorlopig geen ruimte om schaarse waterstof in te zetten in de gebouwde omgeving of onderdelen van de industrie, waar andere alternatieven voorhanden zijn. Via het Nationaal Plan Energiesysteem sturen we daarop. Ook in het MIEK sturen we natuurlijk op de realisatie van die infrastructuur.

De voorzitter:

Ik kan nog steeds tot acht tellen, meneer Thijssen, maar u mag bij de interruptiemicrofoon staan zolang als u wilt. Het is een prachtig plekje en u heeft heerlijk uitzicht, dus houdt u niet in.

Minister Jetten:

Ik ben er bijna, voorzitter. Zoals gezegd had de heer Boswijk nog wat meer vragen gesteld over wind op zee. Wind op zee is cruciaal om onze klimaatdoelstellingen te halen en minder afhankelijk te worden van fossiele energiebronnen die we uit het buitenland moeten importeren. We zetten alles op alles om rond 2030 21 gigawatt aan wind op zee te bouwen op het Nederlandse deel van de Noordzee, en in de jaren daarna 50 en 70 gigawatt.

In een aantal landen om ons heen zien we dat de aanbestedingen voor wind op zee tegenvallen. In de schriftelijke beantwoording heb ik al uitgelegd waarom de situatie in het Verenigd Koninkrijk echt anders is dan in Nederland, namelijk juist omdat we in Nederland dat netwerk bij TenneT hebben belegd. We zagen bij de laatste tenders zeer veel interesse van zowel bedrijven uit Nederland als uit het buitenland om mee te doen aan de Nederlandse tenders. Die interesse zien we ook voor de tenders die we in het komende jaar gaan openstellen.

We doen het een en ander om die voorspelbaarheid, waar de heer Boswijk naar vroeg, verder te optimaliseren. We hebben bij de aanvullende routekaart de planning van alle tenders al gecommuniceerd, dus bedrijven weten precies wanneer in de komende jaren die tenders plaatsvinden, zodat zij zich erop kunnen voorbereiden. In de tender voor IJmuiden Ver Alpha en Beta hebben we de tendercriteria al eenduidiger geformuleerd, ook naar aanleiding van feedback van de windsector, zodat het voor hen duidelijker is op basis van welke criteria we de biedingen beoordelen en zij zich er beter op kunnen voorbereiden. Ik zie mogelijkheden om dit ook bij de komende tenders nog beter te doen. Eén hele duidelijke roep vanuit de sector is: zouden we niet kunnen komen tot standaardisatie van de tiphoogte van de turbine, zodat je niet een race tot the bottom krijgt om elke keer maar weer grotere windmolens te bouwen, waardoor bedrijven ook weer grotere schepen nodig hebben et cetera, et cetera. Ik weet nu nog niet of dat de oplossing is, maar ik wil wel heel serieus bekijken of dat zou kunnen helpen om succesvol te blijven tenderen in Nederland. In brede zin bekijk ik hoe ik de spelregels van de beoordeling nog duidelijker kan maken.

Tot slot vindt hier in Nederland in november, twee dagen voor de verkiezingen, de North Sea Energy Conference plaats, dus de Noordzee Energieconferentie. Daar zullen we met alle landen rondom de Noordzee samenkomen om echt tot betere systeemintegratie te komen, voor al die landen de systeemkosten fors te drukken en ook de draagkracht van de ecologie op de Noordzee te versterken.

Voorzitter. Dan sluit ik af met het onderwerp netcongestie. Ik had daar eigenlijk ook mee kunnen beginnen. Ik denk namelijk dat ik al zo'n drie weken na mijn aanstelling als minister voor Klimaat en Energie heb gezegd dat de netcapaciteit de grootste uitdaging wordt voor dit land om de klimaatdoelen daadwerkelijk te gaan halen. We hebben te maken met een dubbel succes. We hebben veel sneller veel meer duurzame opwek dan we ooit hadden gedacht en we hebben ook veel snellere elektrificatie in eigenlijk alle sectoren van de samenleving. De druk op het elektriciteitsnet neemt dus enorm toe. We moeten er daarom voor zorgen dat we veel snellere energie-infrastructuur bijbouwen. Daarvoor moet de vergunningverlening sneller, moet de investeringskracht van de netbeheerders groter en moeten we slimmer omgaan met de vakmensen die daarvoor beschikbaar zijn. Maar zelfs met die miljardeninvesteringen kunnen we niet vooruit blijven bouwen. Het net zal, ook met al die uitbreidingen, de komende jaren gewoon knellen. We moeten het net dus ook beter benutten met onder andere flexibelere contracten, flexibel netgebruik, het beter gebruikmaken van de spitsstrook op het hoogspanningsnet en het stimuleren van innovatieve oplossingen.

De heer Erkens heeft in zijn bijdrage onder andere genoemd de inzet van energiehubs, zodat op bedrijventerreinen bedrijven veel beter met elkaar energie kunnen uitwisselen en we daar bijvoorbeeld tot makkelijkere groepsaansluitingen kunnen komen. De heer Stoffer en de heer Boucke hadden daar laatst ook nog een paar mooie praktijkvoorbeelden van.

Ik heb goede hoop dat uw Kamer begin volgend jaar de Energiewet behandelt. Daar zit heel veel wet- en regelgeving in om dit soort innovatieve oplossingen sowieso veel beter mogelijk te maken, maar ik heb een vermoeden dat deze Kamer de begroting ook nog gaat amenderen voor wat extra geld voor de aanpak van netcongestie op bedrijventerreinen. Ik kom straks, in tweede termijn, bij de appreciatie van de amendementen, maar ik vind de gedachtegang een hele verstandige, zodat we met netbeheerders en bedrijventerreinen samen hier sneller nog meer verlichting kunnen geven.

Tot slot. Ik zal de Kamer binnenkort — dat zal nog voor het verkiezingsreces zijn — een uitgebreide brief sturen met een update, de laatste stand van zaken van netcapaciteit in alle regio's in Nederland. In diezelfde brief kondig ik samen met de ministers van Economische Zaken, Volkshuisvesting en IenW extra onorthodoxe maatregelen aan waarmee we met name op het gebied van sneller bouwen en beter benutten nog meer tempo willen maken, omdat we echt alles op alles moeten zetten om de netcongestie zo veel mogelijk te lijf te gaan.

Voorzitter. Dat was mijn beantwoording in eerste termijn.

De heer Kops (PVV):

Ik begrijp dat de minister klaar is. Het klopt dus dat hij verder niks meer gaat zetten over de energierekening? Ik heb daar in mijn betoog heel veel over gezegd. Het gaat voornamelijk over de betaalbaarheid. Mensen leven in energiearmoede en kunnen het echt niet meer betalen. Wat gaat de minister daaraan doen, zou mijn eerste vraag zijn.

Minister Jetten:

Ik heb daar in de schriftelijke beantwoording uitgebreid antwoord op gegeven, maar ik kan hier zeker even proberen dat samen te vatten. We hebben natuurlijk het afgelopen jaar gezien dat door de gascrisis de energierekening van Nederlandse burgers en bedrijven echt is ontploft. Daarom hebben we heel vergaande maatregelen genomen met het prijsplafond, de TEK-regeling, het Noodfonds Energie en fors meer geld voor het isoleren van huizen. We zien nu dat de situatie op de energiemarkt is gestabiliseerd. Veel prijzen zijn fors gedaald. Energieleveranciers bieden weer contracten aan die ver onder het prijsplafond liggen. En in tegenstelling tot een jaar geleden kunnen consumenten ook weer vaste contracten afsluiten, als je meer zekerheid over de energierekening wil. Dit soort ontwikkelingen komen onder andere door ingrepen die we in wet- en regelgeving hebben gedaan, aangemoedigd door de Kamer.

Ik ben het met de heer Kops eens dat, ondanks dat dat goed nieuws is, er natuurlijk nog steeds heel veel Nederlandse huishoudens zijn waarvoor de energierekening nog steeds heel hoog is. Daarom hebben we met energieleveranciers afgesproken om het Noodfonds Energie ook volgend jaar voort te zetten, zodat huishoudens die denken in energiebetalingsproblemen te komen, geholpen kunnen worden om die betalingsproblemen voor te zijn. Met het Nationaal Isolatieprogramma zorgen we ervoor dat mensen überhaupt een lagere energierekening kunnen krijgen, omdat ze minder energie gebruiken.

Helemaal tot slot, voorzitter. De Europese Commissie staat het niet meer toe om vanaf 1 januari aanstaande het prijsplafond voort te zetten, want het was een crisismaatregel tijdens de gascrisis vorig jaar.

De heer Kops (PVV):

Dat klinkt natuurlijk allemaal leuk en aardig. En inderdaad, de minister heeft het meerdere malen over dat Noodfonds Energie. Ook schriftelijk gaat hij daar uitgebreid op in. Het is natuurlijk hartstikke goed dat dat er is, maar het is wel iets te makkelijk. We moeten natuurlijk voorkomen dat mensen überhaupt op zo'n noodfonds aanspraak moeten gaan maken. Het is natuurlijk van de zotte dat mensen hun energierekening niet meer kunnen betalen en dan afhankelijk zijn van zo'n noodfonds. De minister zegt: ja, de prijzen zijn aan het dalen. Maar wat niet daalt, is bijvoorbeeld de energiebelasting. Dat energieprijzen stijgen en dalen op de markt, is een feit. Maar deze minister gaat zelf over de energiebelasting op gas, en die gaat alleen maar omhoog en omhoog. In tien jaar tijd is de energiebelasting op gas met 200% gestegen. Dit jaar stijgt de energierekening volgens het CBS met zo'n €700, waarvan meer dan de helft door hogere belastingen. Ook Energievergelijk.nl heeft berekend: volgend jaar gaat de energierekening ook weer met zo'n €170 omhoog door een hogere energiebelasting op gas. Dan is mijn vraag aan de minister: als nu al honderdduizenden huishoudens in energiearmoede leven en de minister dus zelf een probleem erkent door dat tijdelijk noodfonds te verlengen, hoe kan hij dan tegelijkertijd besluiten: nou nee, het is goed dat die energiebelasting op gas verder gaat stijgen?

Minister Jetten:

Het grote voordeel van dat tijdelijke noodfonds is dat het heel gericht is, zodat we het geld ook echt inzetten voor de huishoudens die het nodig hebben en niet, zoals bij het prijsplafond, ook heel veel mensen worden geholpen die niet zielig zijn. Dat ten eerste. Daarnaast heeft het kabinet er bij de Miljoenennota voor gekozen om hele forse koopkrachtpakketten uit te trekken. We weten ook van vorig jaar dat de koopkracht van mensen, dus hoeveel ze overhouden in hun portemonnee, vooral is geholpen als je maatregelen neemt rondom de belasting op werk, als je gerichte maatregelen neemt met de toeslagen. Dat is veel effectiever dan mensen te helpen via de heel generieke maatregelen op de energierekening. Het pakket dat het kabinet nu heeft gekozen, helpt lage en middeninkomens juist meer dan als we aan de knop van de energiebelasting hadden gedraaid of het prijsplafond hadden voortgezet zoals we dat dit jaar hebben gekend.

De heer Kops (PVV):

Deze teksten horen we natuurlijk vaker. Al jarenlang horen we teksten als: we moeten kijken naar het grotere plaatje. Ondertussen zijn er wel honderdduizenden huishoudens in dit land die die energierekening gewoon niet meer kunnen betalen. Dat is de realiteit. De minister zegt dat zo'n tijdelijk noodfonds gerichter is, maar als zo'n noodfonds überhaupt al moet bestaan in dit land, moet hij toch erkennen dat er fundamenteel iets fout gaat met de betaalbaarheid van de energie? Dan blijft mijn vraag staan, namelijk: hoe kan de minister in hemelsnaam besluiten dat we de energiebelasting op gas verder gaan verhogen? De achterliggende gedachte daarvan is om mensen te verleiden om van het gas af te gaan en bijvoorbeeld een warmtepomp te kopen, maar dat geld hebben de mensen al helemaal niet! Ze worden dus gewoon geconfronteerd met een nog hogere energierekening komend jaar. De minister kan het toch niet laten gebeuren in een land als Nederland, een van de rijkste landen ter wereld, dat mensen hun energie niet meer kunnen betalen? Kan de minister op z'n minst zeggen: nee, die energierekening gaat sowieso niet omhoog volgend jaar?

Minister Jetten:

Nee, dat soort beloftes kan geen enkele politicus doen. We kunnen er wel met koopkrachtmaatregelen voor zorgen dat mensen meer geld overhouden in de portemonnee. Maar ik ben het vooral eens met het eerste deel van de interruptie van de heer Kops: we moeten er vooral voor zorgen dat mensen überhaupt minder energie hoeven te gebruiken zodat de energierekening fors daalt. Het is dus isoleren, isoleren, isoleren en ervoor zorgen dat ook op sociale huurwoningen veel meer zonnepanelen worden uitgerold, zodat die huurders ook kunnen meeprofiteren van de winsten die met zonne-energie te maken zijn. Het kabinetsbeleid is er nu vooral op gericht om stappen te zetten met isoleren in de wijken met de slechtste energielabels, waar over het algemeen ook het vaakst energie-armoede voorkomt. Dan zijn we de mensen aan het helpen die echt de steun van de overheid hierbij nodig hebben.

De heer Kops (PVV):

Opnieuw, deze teksten horen we al zo lang. Wat hebben mensen thuis daar op dit moment aan? Natuurlijk, wie wil nou niet minder energie verbruiken? Wie wil er nou geen goed geïsoleerd huis? Wie is er tegen isoleren? Niemand. Maar ondertussen zijn er mensen die in een tochtige huurwoning zitten, die afhankelijk zijn van de verhuurder en die geen kant op kunnen. Die krijgen op dit moment simpelweg te maken met een torenhoge energierekening, met energie-armoede. Maar deze minister besluit gewoon om volgend jaar gewoon weer verder te gaan met het verhogen van de energierekening, met het verhogen van de energiebelasting op gas. Maar de energiebelasting op gas in Nederland is nu al een van de hoogste, zo niet de hoogste, van heel Europa. Dat kan de minister toch niet laten gebeuren voor al die mensen die inderdaad in een slecht geïsoleerde woning wonen? Dat kan toch niet?

Minister Jetten:

Het is echt topprioriteit van de minister voor Volkshuisvesting om juist op die plekken extra tempo te maken met het isoleren van huizen voor een lagere energierekening. Ik zou nogmaals aan iedereen die nog op een energiecontract zit met flexibele tarieven, de oproep willen doen om naar de vergelijkingssites te gaan en om zich te laten informeren. Een vast energiecontract kan je namelijk vele euro's per maand schelen, want we hebben het met elkaar mogelijk gemaakt dat de energieleveranciers weer worden gedwongen om ook vaste tarieven aan te bieden. Dat scheelt vaak aanzienlijk in de kosten die mensen voor energie moeten maken.

De heer Dijk (SP):

Ik had in Groningen de dubieuze bijnaam Jimmy Schimmel. Dat is misschien een beetje gek, maar die naam kreeg ik van huurders die constant in schimmelwoningen zaten met torenhoge energierekeningen, vol tocht, vocht en schimmel. De huurders waar ik het nu over heb, zitten vaak nog steeds in tocht-, vocht- en schimmelwoningen. Vaak lukt het met acties, met heel veel druk, en met veel weerstand van woningcorporaties en veel verhalen van "u moet beter ventileren" en "u moet beter verwarmen en de kachel volop openzetten". Al die huurders waar ik het nu over heb, hebben de afgelopen jaren hun kachel uitgedraaid. Ze zaten met dekens op de bank, in de kou en in het vocht. Hun kinderen lagen in schimmelslaapkamers. Dat zijn de mensen die de afgelopen jaren de meeste energie hebben bespaard, niet omdat ze dachten "ik ga vijf minuten korter douchen, omdat dat goed is voor het milieu", maar omdat ze doodsbang waren voor de energierekening — en terecht, want de mensen waar ik het nu over heb, zaten al jarenlang met de hoogste energierekeningen, al jarenlang! Voor hen had de energiemarkt al gefaald. Zij vingen al jarenlang de klappen op van alle torenhoge energierekeningen. Hier werden die pas gevoeld toen er een oorlog was in Oekraïne en de prijzen echt door het dak gingen. Toen kwam er een energieplafond. Mijn vraag is: waarom is dat energieplafond weg? Voer dat weer in, en kap met het subsidiëren van bedrijven die dikke winsten maken. Waarom heeft dit kabinet überhaupt het energieplafond afgeschaft? Voor al die huurders waar ik het net over had, die in de schimmel, in de tocht en in het vocht zitten, is dit probleem nog steeds ontzettend reëel. Dan komt u niet weg met een of ander energienoodfonds waar je moet aankloppen als je al diep in de problemen zit.

Minister Jetten:

Allereerst: verlenging van het prijsplafond is gewoon niet mogelijk, omdat de Europese Commissie die wettelijke ruimte niet biedt. Dat is het hele saaie, formele antwoord. Daarna zou ik me eigenlijk voor een heel groot deel willen aansluiten bij het gloedvolle betoog van de heer Dijk. Ik ben afgelopen jaar op allerlei plekken in het land op werkbezoek geweest, juist ook om met bewoners van dit soort huizen in gesprek te gaan. Een van mijn laatste werkbezoeken was in Arnhem. Als je daar ziet wat de staat is van het onderhoud van die huurwoningen ... De woningcorporatie moet zich de ogen uit de kop schamen dat ze dit soort woningen nog aanbieden anno 2023. Deze woningcorporaties, maar ook heel veel particuliere huurders, moeten veel meer tempo maken met het beter isoleren van die huizen, zodat de bewoners van die huizen zijn geholpen met überhaupt een prettiger leefklimaat, maar ook een lagere energierekening, en inderdaad niet meer in de stress hoeven te zitten en niet meer hoeven te denken: ik zet de lamp of de verwarming maar niet aan, omdat ik anders bang ben voor de energierekening aan het eind van de maand. Dit laat ook zien dat de aanpak van dit probleem niet in energiebeleid zit. De aanpak van dit probleem zit in beter beleid op het gebied van volkshuisvesting, met hele strakke prestatieafspraken met die woningcorporaties, die dankzij het afschaffen van de verhuurderheffing veel meer financiële slagkracht hebben om die huizen ook daadwerkelijk aan te pakken. Dan helpen we die mensen pas echt.

De heer Dijk (SP):

Daar ben ik het helemaal mee eens. Dat moet gebeuren. Dat had allang moeten gebeuren. Dat had al 10, 20 of 50 jaar geleden moeten gebeuren als het om woningbouwcorporaties gaat. Het is hetzelfde verhaal als ik net hield over zeggenschap en democratie. Woningbouwcorporaties moeten woningbouwverenigingen worden waar huurders de baas over zijn. Als dat al was gebeurd, dan hadden zij namelijk wél zonnepanelen op het dak laten zetten. Dan hadden zij hun woningen wél geïsoleerd. En dan hadden we geen idioten bij die woningbouwcorporaties gehad die in Maserati's gingen rondrijden. Dit had allang moeten gebeuren. Maar dat is mosterd na de maaltijd. Hier hebben de mensen niets aan die dit jaar weer een torenhoge energierekening hebben en die ook bang zijn om nu contracten af te sluiten voor langere tijd. Want wat zien we nu? Ik zag het vanochtend nog in De Telegraaf. Ja hoor, de oorlog tussen Israël en de Palestijnen zorgt voor een hogere energierekening, voor de hoogste stijging van de gasprijs in de afgelopen vier maanden. Deze minister moet dus niet wijzen naar woningbouwcorporaties of naar anderen. Ik ben het helemaal eens met wat de spreker van de PVV net zei. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat mensen niet moeten aankloppen bij dat energienoodfonds, dat ze daar niet terecht hoeven? Dat is de vraag. Dat lukt niet met een stijging van het minimumloon met 1,2%, waarvan uw collega trouwens zei dat het zo ontzettend gevaarlijk is voor het vestigingsklimaat en dat het mkb er weleens failliet op kan gaan.

Minister Jetten:

Daarom heeft het kabinet deze zomer ook een heel breed koopkrachtpakket aangekondigd dat er in de volle breedte voor zorgt dat juist lage- en middeninkomensgroepen er het komende jaar op vooruitgaan, zodat mensen zich de stijgende kosten waar ze mee geconfronteerd worden ook kunnen veroorloven. Ik ben het helemaal met de heer Dijk eens: waren we maar tien jaar geleden begonnen met het aanpakken van de huursector, want het is inderdaad een schande dat juist de mensen met de kleinste portemonnee het afgelopen jaar de grootste klappen van de energiecrisis hebben moeten opvangen. Het Nationaal Isolatieprogramma zal in een paar jaar tijd — in alle eerlijkheid: dat gaat niet in een maand of in een jaar tijd — die slecht geïsoleerde woningen moeten aanpakken, zodat we die mensen ook echt een structurele oplossing kunnen bieden.

De heer Dijk (SP):

Dan constateer ik tot slot, en daar zit dan ook een vraag in, dat hier pleisters worden geplakt. Aan de lopende band worden er pleisters geplakt. Er moet een energienoodfonds komen. Ik ben blij dat u het toegeeft, hoor, daar niet van. Ik ben blij dat uw partij daarover van mening is veranderd, dat u ook vindt dat we woningbouwcorporaties meer ruimte moeten geven en dat we die niet hadden moeten belasten, waardoor huurders meer belasting betaalden. Ik ben daar heel blij om, maar het is allemaal pleisters plakken. We hadden het bij de vorige minister ook: als het ging om het verduurzamen van energie, was het steeds maar pleisters plakken. Nu had u een middel, een prijsplafond, waarmee u enige zeggenschap en echt regie nam over een verziekte energiemarkt, en dan schaft u het af en wijst u naar Brussel. Ik wil niet lullig doen, maar het is niet mijn partij geweest die heeft gezegd dat er een Europese energiemarkt moet komen met Europese regels. U had een voorvechter moeten zijn richting Europa, door daar als echte pro-Europaminister de beuk erin te gooien en te zeggen: "We willen weer een energieplafond invoeren. Wij gaan in Nederland over onze eigen energieprijs." En dat gaat u nu niet doen. Het is dus allemaal pleisters plakken. Soms zijn ze goed; het is in ieder geval beter dan niks. Maar het is veel te weinig en veel te laat.

Minister Jetten:

Ik wil niet flauw doen, want dit is volgens mij het eerste debat dat de heer Dijk doet op het thema klimaat en energie en het is indrukwekkend hoe goed hij zich al staande weet te houden. Maar uw voorganger heeft mij hier twee dagen lang de maat staan nemen omdat ik een prijsplafond wilde invoeren dat ongericht was en alle groepen in de samenleving financieel tegemoet ging komen. Toen hebben we met elkaar geconcludeerd: we zullen het gericht moeten doen, zodat we alleen de mensen helpen die het ook echt nodig hebben. Volgens mij is de heer Dijk dat ook met mij eens. Laten we nou niet gaan pleiten voor de verlenging van een plafond dat ongericht is. Laten we vooral kijken hoe we de mensen die het nodig hebben kunnen ondersteunen. Op dit moment is het allerbeste wat we kunnen doen isoleren, isoleren, isoleren, zodat mensen überhaupt minder energie verbruiken. Ik hoop dat de Eerste Kamer snel de afbouw van de salderingsregeling behandelt, zodat huurders niet meer hoeven te betalen voor mensen met zonnepanelen. We hebben met de woningcorporaties ook 100 miljoen extra voor zon op huurdaken kunnen uitrollen. Met het Noodfonds Energie kunnen we de huishoudens die dat nodig hebben heel gericht ondersteunen. Ik ben het met u eens dat dat het plakken van een pleister is, maar dat is wel de beste pleister die we nu hebben. Laten we ondertussen de kern van het probleem voor de komende jaren tackelen.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter, even voor de orde: het is geen interruptie.

De voorzitter:

Ja, het is wel een interruptie.

De heer Dijk (SP):

Nee, het is geen interruptie. Ik wil even één ding opmerken over het prijsplafond. Wij zijn altijd voor een prijsplafond geweest …

De voorzitter:

Oké, is goed, ja.

De heer Dijk (SP):

… maar niet voor miljarden voor de de bedrijven die winst maken op energie.

De voorzitter:

Het is opgeschreven en genoteerd voor de eeuwigheid. De heer Erkens.

De heer Erkens (VVD):

De minister noemde ook een aantal keer dat energiebesparing belangrijk is. Dat delen we volgens mij. Energie die we niet nodig hebben omdat we er warm bij zitten, is prima. Maar we krijgen de laatste jaren ook best wel vaak het advies in de Kamer — daar hebben we het dan met elkaar over — dat we energie ook duurder moeten maken om te verduurzamen. Wat vindt de minister daarvan? Is energie geen basisbehoefte? Zou die niet zo goedkoop mogelijk moeten zijn, als die maar schoon is?

Minister Jetten:

Schoon moet het doel zijn, inderdaad. We hebben prijsprikkels in onze energiebelastingen zitten om van vervuilende energieopwekking naar schone energieopwekking te gaan, of van gasgebruik naar elektriciteitsgebruik. We zijn niet alleen de aardgasbelasting aan het verhogen; we zijn ook de elektriciteitsbelasting aan het verlagen. Je kunt op verschillende manieren prijsprikkels inzetten. Soms maak je iets duurder en maak je iets anders goedkoper om uiteindelijk die schone keuzes zo veel mogelijk te stimuleren. Maar ik ben het met de heer Erkens eens: uiteindelijk zijn minder CO2-uitstoot en het verduurzamen van de samenleving natuurlijk de hoofddoelen van al dat klimaatbeleid. Het hoofddoel is niet om daar geld mee op te halen.

De voorzitter:

Tot zover de termijn van de regering. De tweede termijn. Het woord is aan de heer Graus. De heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Waarom gaat de staatssecretaris niet nog wat zeggen?

De voorzitter:

Omdat ik begrijp dat er geen vragen zijn gesteld aan de staatssecretaris en omdat er aanstaande maandag een WGO Groningen is.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ik heb een hele rits met vragen gesteld over de versterkingsoperatie in het Groninger gasveld. Ik had het idee dat hij daar nog wat over ging zeggen. Er is wel wat …

De voorzitter:

Maar dat is allemaal WGO, hè.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ja, WGO … Ik heb …

De voorzitter:

De staatssecretaris wil best iets zeggen; daar gaat het niet om, begrijp ik.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Graag.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Er komt een wetgevingsoverleg dat helemaal gewijd is aan Groningen. Volgens mij zijn alle vragen van de heer Van Haga die niet direct met dat wetgevingsoverleg te maken hebben maar breder zijn, keurig schriftelijk beantwoord. Ik ben dus heel benieuwd waar hij op doelt als hij zegt dat hij nu antwoorden wil hebben. Ik had hem namelijk eigenlijk aanstaande maandag verwacht.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Laten we dat nu maar doen. Ik heb gevraagd of de versterkingskosten ongeveer 11 miljard bedragen. Dan wordt er geantwoord dat de versterkingskosten geheel bij de NAM in rekening worden gebracht, maar dat is natuurlijk geen antwoord. De vraag was: is het oorspronkelijke bedrag 11 miljard? En, zo ja, komen we dan ongeveer op de helft uit? Ik heb ook nog gevraagd: klopt het dat in de zogenaamde Wiebesovereenkomsten ongeveer de helft of in ieder geval een substantieel deel is weggegeven? Dat ziet op het verschil tussen de Ollongrenovereenkomsten en de Wiebesovereenkomsten. Wat is dus het verschil? Dan heb ik ook nog gevraagd: is dit te kwalificeren als staatssteun? Dan zegt de staatssecretaris: er is helemaal geen sprake geweest van weggegeven bedrag. Maar vervolgens zegt hij: er loopt een arbitrage om dit bedrag te incasseren. Dat lijkt in tegenspraak met elkaar, want de NAM is toch de arbitrage gestart? Graag dus eerst antwoord op die vragen.

De voorzitter:

Ja, dat begrijp ik ook wel een beetje en de staatssecretaris gaat daar antwoord op geven, maar nogmaals: maandag is er een wetgevingsoverleg. Ik vind het ook een tikje bezwaarlijk om dat onderwerp hier iets te veel te gaan uitbenen, omdat de andere woordvoerders Groningen vandaag niet aanwezig zijn. Maar goed, de staatssecretaris.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Zal ik het kort doen, voorzitter? Ik ga het heel kort houden. Op alle vragen van de heer Van Haga wordt keurig schriftelijk antwoord gegeven. Hij is het misschien niet eens met die antwoorden. Dat kan natuurlijk altijd, maar het feit dat er een arbitrage gaande is, wil nog niet zeggen dat we de helft hebben weggegeven. Dat betekent dat er een arbitrage gaande is. Wat betreft de versterkingskosten: ook op die vraag wordt keurig antwoord gegeven. In de schriftelijke antwoorden wordt ook keurig geduid waar de Wiebesovereenkomsten volgens ons over gaan. Ook daar is een antwoord op gegeven. Daarom zag ik ook af van antwoorden in de eerste termijn, want ik dacht: dat is een goede methode; we doen het schriftelijk en de rest doen we maandag.

De voorzitter:

De rest doen we maandag, meneer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter, dat is toch wat te makkelijk. Ik spaar mijn interrupties op om precies dit te bevragen en dan gaan we nu zeggen: het WGO is maandag. Ik heb nog een andere vraag gesteld. Er wordt nu dus gezegd dat er niets is weggegeven in die Wiebesakkoorden, terwijl ik dat toch wel suggereer en denk dat het waar is. Ik heb nog een vraag: is alles wel gemeld aan de Tweede Kamer en aan de parlementaire enquêtecommissie, en dan met name de memorie van eis van de NAM van het najaar 2022 met de formele standpunten over het vergoeden van de versterkingskosten? Is deze memorie van eis overgelegd aan de parlementaire enquêtecommissie of niet? Zo nee, waarom niet?

Staatssecretaris Vijlbrief:

Op de eerste vraag, of alles gemeld is aan de Tweede Kamer, is ook een schriftelijk antwoord gegeven, namelijk: ja. Op die tweede vraag van meneer Van Haga … Kunt u nog eens zeggen over welk stuk u het dan precies heeft?

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Over de memorie van eis van de NAM van het najaar 2022 met de formele standpunten over het vergoeden van de versterkingskosten.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dan moet ik nagaan of die ook aan de enquêtecommissie gegeven is. Dat neem ik aan als de enquête toen nog liep, want dat was precies op het breukvlak tussen de enquêteverhoren en het rapport. Dat weet ik niet precies, maar dat zal ik nagaan.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Tot slot. Ik vraag dat omdat er op 21 februari 2023 een presentatie is gegeven aan de staatssecretaris. Daarin zijn al deze dingen aan de orde gekomen. Het is niet aan de Kamer gemeld. Het ging over een onjuiste advisering en contractering door WJZ, EZK en Pels Rijcken, over politieke verantwoordelijkheid en over ontkenning en bescherming van de organisatie. Het ging over het onvolledig informeren van de parlementaire enquêtecommissie door het niet overleggen van de memorie van eis van de NAM. Het ging over staatssteun, over dat substantiële bedrag dat is weggegeven. Ik zou dus graag een eerlijk antwoord willen hebben. Is deze presentatie gehouden? Klopt het dat al deze dingen aan de orde zijn geweest en dat die niet zijn gemeld aan de Tweede Kamer? De rest van al mijn vragen zal ik schriftelijk stellen.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Er is geen presentatie gehouden. Ik denk dat ik weet op welk gesprek de heer Van Haga doelt. Daar ga ik niets over zeggen, want dat heeft te maken met zijn laatste vraag: klopt het dat er een integriteitsonderzoek is gestart? Ook wordt er verwezen naar een klokkenluidersmelding. Ik heb inderdaad een gesprek met die klokkenluider gehad; dat klopt.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ik stel de rest van mijn vragen schriftelijk, want dit leidt tot niks.

De voorzitter:

U bent ook maandag van harte welkom; hou u niet in.

Nogmaals, tot zover de termijn van de regering. Dan gaan we over naar de tweede termijn. Omdat de heer Boswijk weg moet, heeft hij verzocht als eerste te mogen spreken. Dat sta ik hem graag toe. Het woord is aan hem.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan collega Graus. Ik moet inderdaad eerder weg, dus ik dacht: dan sneak ik er even tussendoor. Dank aan de ministers voor de antwoorden. Het was een goed inhoudelijk debat. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat elektrificatie (direct of indirect) een essentieel onderdeel is van de verduurzaming van de industrie, maar dat de precieze ontwikkeling van de elektriciteitsvraag in de industrie nog onzeker is;

constaterende dat er bij het aanbod van duurzame elektriciteit onzekerheid bestaat over de groei;

overwegende dat investeringszekerheid en gelijk opgaan van verduurzaming van de industrie met het aanbod van hernieuwbare energie belangrijke voorwaarden zijn om de klimaatdoelen voor zowel de industrie als de energiesector te halen;

overwegende dat gezamenlijke projectontwikkeling meer investeringszekerheid voor zowel de industrie als de energiesector kan bieden, maar dat de trajecten voor de verduurzaming van deze sectoren momenteel nog gescheiden zijn;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe gezamenlijke projectontwikkeling voor verduurzaming van de industrie enerzijds en het opschalen van het aanbod van duurzame energie anderzijds beter kan worden gefaciliteerd en in kaart te brengen welke beleidsinstrumenten (zoals de maatwerkafspraken) daar geschikt voor zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Erkens en Grinwis.

Zij krijgt nr. 29 (36410-XIII).

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Graus van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Graus (PVV):

De moties, meneer de voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de zero-emissiezones af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus en Van Haga.

Zij krijgt nr. 30 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, mochten zero-emissiezones onverhoopt toch blijven bestaan, ontheffing te verlenen aan kleine, zelfstandige mkb'ers, waaronder bakkers, bouwondernemers, marktkoopmannen en rondreizende evenementen, waaronder circussen en kermissen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Stoffer en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 31 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om een "Taskforce Behoud Traditionele Ambachten", mede ten behoeve van voorkoming van leegstand in winkelstraten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Stoffer, Eerdmans en Van Haga.

Zij krijgt nr. 32 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering marktmachtsmisbruik te voorkomen door de Autoriteit Consument & Markt (ACM) te laten onderzoeken of er sprake is van een eerlijk speelveld in de huurmarkt voor winkelvastgoed,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Stoffer en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 33 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering te onderzoeken wat de uitwerking is van een wettelijk vastgelegde maximale stijging van de huur voor winkelvastgoed op de leegstand in winkelstraten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Stoffer en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 34 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de mkb-toets als periodieke check in te zetten om te zien waar regeldruk onbetaalbaar en onuitvoerbaar is, ook ten behoeve van bestaande wet- en regelgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Stoffer, Eerdmans en Van Haga.

Zij krijgt nr. 35 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering gezien de valse concurrentie vanuit Azië en in het kader van het strategisch belang voor de nationale veiligheid ter bescherming van onder andere onze kust en vitale infrastructuur op zee, om overheidsaanbestedingen strategisch te benutten en te gunnen aan onze eigen nationale trots, de Nederlandse maritieme maakindustrie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Van Strien, Stoffer, Eerdmans en Van Haga.

Zij krijgt nr. 36 (36410-XIII).

De heer Graus (PVV):

Dan de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regeldrukkosten voor ondernemers alleen in 2022 al structureel zijn toegenomen met 194 miljoen;

voorts constaterende dat een derde van de regels nauwelijks uitvoerbaar is;

verzoekt de regering om een concrete reductiedoelstelling van 25% en deze in te zetten als voorbeeldbeleid richting andere departementen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Van Strien, Eerdmans, Van Haga en Stoffer.

Zij krijgt nr. 37 (36410-XIII).

De heer Graus (PVV):

Gezegende avond, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Van hetzelfde! De heer Kops.

De heer Kops (PVV):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit jaar volgens het CBS de energierekening gemiddeld €669 is gestegen, waarvan meer dan de helft door hogere belastingen;

constaterende dat volgens energievergelijk.nl de energierekening komend jaar gemiddeld €171 zal stijgen door een verhoging van de energiebelasting op gas;

constaterende dat volgens gaslicht.com de energiebelasting op gas in tien jaar tijd 200% is gestegen;

verzoekt de regering de belasting op gas in 2024 niet te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kops.

Zij krijgt nr. 38 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat windturbines op zee funest zijn voor de visserij;

constaterende dat windturbines op land ziekmakend kunnen zijn voor omwonenden;

verzoekt de regering om alle windturbineplannen en -projecten te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kops.

Zij krijgt nr. 39 (36410-XIII).

De heer Kops (PVV):

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dat is snel. De heer Erkens van de VVD.

De heer Erkens (VVD):

Dank u, voorzitter. Ik dien eerst de moties in en dan heb ik nog een aantal vragen aan de minister.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland een marginale CO2-heffing heeft in het kader van de verduurzaming van de industrie;

constaterende dat bedrijven die willen verduurzamen maar dat niet kunnen doordat de overheid de randvoorwaarden zoals een aansluiting op het stroomnet niet altijd op orde heeft, deze kosten ook maken;

verzoekt de regering een stringente hardheidsclausule voor de nationale marginale CO2-heffing gericht op vermijdbare uitstoot uit te werken en te implementeren uiterlijk op 1 januari 2025,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Erkens, Boswijk, Grinwis, Stoffer en Eppink.

Zij krijgt nr. 40 (36410-XIII).

De heer Erkens (VVD):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat meerdere steden zero-emissiezones instellen in het kader van hun verduurzamingsbeleid alsook het verbeteren van de luchtkwaliteit;

constaterende dat de snelle ingangsdatum van deze zero-emissiezones voor forse kosten kan zorgen voor kleine mkb'ers, zoals bakkers en bloemisten, en dat het onwenselijk is dat ze niet meer naar hun zaak zouden kunnen met hun eigen bestelbusje;

verzoekt de regering om kleine mkb'ers ten minste een ontheffing te geven bij nieuwe zero-emissiezones tot ten minste 2028,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Erkens, Stoffer, Krul, Graus en Eppink.

Zij krijgt nr. 41 (36410-XIII).

De heer Erkens (VVD):

Dan kom ik bij de derde motie. Maar ik kan ook eerst de vragen pakken, voorzitter.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik wacht wel tot de derde termijn, anders.

De heer Erkens (VVD):

Oké.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er onvoldoende structurele middelen beschikbaar zijn gesteld voor nucleaire kennisinfrastructuur;

overwegende dat structurele middelen ervoor kunnen zorgen dat er onder andere begonnen kan worden aan het instellen van leerstoelen, het opzetten van technische opleidingen alsook het investeren in innovaties;

verzoekt de regering voor de jaren 2025 tot 2030 structurele middelen vast te zetten voor nucleaire kennisinfrastructuur met een jaarlijks budget van 9 miljoen en dit te dekken uit het bestemde geld daarvoor in het Klimaatfonds en om dit in de voorjaarsnota 2024 vast te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Erkens en Boswijk.

Zij krijgt nr. 42 (36410-XIII).

De heer Erkens (VVD):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de motie-Kröger c.s. (Kamerstuk 32813, nr. 1300) over het opstellen van scenario's voor het afbouwen van verschillende fossiele subsidies is aangenomen;

constaterende dat het onderzoek alle effecten moet meewegen bij het opstellen van dergelijke scenario's;

overwegende dat het afbouwen van fossiele subsidies kan leiden tot weglekeffecten en het verminderen van een gelijk speelveld;

verzoekt de regering in het bouwstenendocument voor de formatie expliciet aandacht te besteden aan mogelijke weglekeffecten, de impact op een gelijk speelveld en onze economie, en de effectiviteit van al bestaand klimaatbeleid zoals het ETS,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Erkens en Boswijk.

Zij krijgt nr. 43 (36410-XIII).

De heer Erkens (VVD):

Dat waren de moties.

De voorzitter:

Eén korte vraag van mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De laatste motie roept natuurlijk de opmerking op dat het ook moet gaan om de opbouw van nieuwe, innovatieve industrie, maar dat staat ook in de motie. Mijn vraag gaat eigenlijk over de eerste twee moties. Dit kabinet heeft het met moeite binnen bereik om de doelen te behalen. Deze twee moties betekenen eigenlijk minder CO2-reductie. Wat stelt de VVD dan voor om toch die megatonnen te halen?

De heer Erkens (VVD):

Laten we de twee moties los van elkaar bespreken.

De voorzitter:

Een kort antwoord.

De heer Erkens (VVD):

Dat gaat wel moeilijk worden, want het is een inhoudelijk onderwerp.

De voorzitter:

Nee, dat kunt u.

De heer Erkens (VVD):

Ik zal proberen om niet ...

De voorzitter:

... inhoudelijk te zijn. Dat is altijd goed.

De heer Erkens (VVD):

Haha! Over de CO2-heffing het volgende. We hebben gezegd dat we het voorjaarspakket op dat punt zouden steunen, zodat de marginale heffing omhooggaat. Nederland heeft als enige Europese land een marginale heffing. Het enige wat wij zeggen is dat bedrijven die willen verduurzamen en concrete plannen maken, maar door vertragingen op het gebied van infrastructuur te horen krijgen dat ze vier jaar moeten wachten, door zo'n heffing niet onverhoopt omgeduwd moeten worden. Daar gaat het om. Ik kan er heel duidelijk over zijn: het gaat níét om een excuus voor bedrijven om niet te verduurzamen. Het gaat echt om de bedrijven die concrete plannen hebben, maar die stap buiten hun schuld niet kunnen zetten.

De voorzitter:

Dan had u nog een paar vragen. Tegen mevrouw Kröger zeg ik: we houden het bij één vraag. Ik heb namelijk echt beloofd om om 16.30 uur klaar te zijn. We hebben hierna nog een begroting te behandelen.

De heer Erkens (VVD):

De minister zou nog terugkomen op de verlenging van de kerncentrale in Borssele en de technische onderzoeken, dus daar wacht ik op.

Ik heb veel goede voorstellen gezien van de collega's, met name in de amendementen, om de uitvoering van de klimaatplannen in de komende jaren te verbeteren. We zullen daar met een open blik naar kijken.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Prima. Er is nog een vraag van de heer Graus.

De heer Graus (PVV):

Meneer de voorzitter, meneer Van Haga tekent zeker een vijf- of zestal moties mee. Ik wacht alleen even op de nummering en dan laat ik hem toevoegen. Is dat goed?

De voorzitter:

Ja, perfect. Dan de heer Van Strien.

De heer Van Strien (VVD):

Voorzitter. De begrotingsbehandeling EZK is een mooi ding. Samen hebben we gewerkt om onze banen en boterhammen van de toekomst veilig te stellen, om bedrijven en innovatie hier in Nederland te houden, om ondernemers kansen, en werkgevers ruimte en armslag te geven om hier te groeien, zodat ze de belastinginkomsten genereren waarvan we onze mooie publieke voorzieningen van betalen. We hebben deze ondernemers en werkgevers keihard nodig om te bouwen aan een welvarend, innovatief, duurzaam Nederland, om samen met overheden en kennisinstellingen de oplossingen voor de grote maatschappelijke opgaves waarvoor we staan te bedenken. Zij zijn degenen die ervoor zorgen dat we de dromen en ambities kunnen verwezenlijken die we hier als politiek van links tot rechts hebben. Zij zijn degenen die het geld verdienen, voordat we het kunnen verdelen of voordat we kunnen verduurzamen. Ik ben dan ook blij met een aantal toezeggingen van de minister die ons verdienvermogen gaan versterken en dien nog twee moties in.

De eerste is voor een verkenning van een breed ondernemersakkoord.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bedrijfsleven van zelfstandigen en mkb'ers tot internationale grootbedrijven onmisbaar is voor onze banen, boterhammen, belastinginkomsten en de oplossingen voor de grote maatschappelijke opgaven waar we voor staan;

constaterende dat het belangrijk is dat politiek, kabinet en bedrijfsleven schouder aan schouder bouwen aan het welvarende, duurzame en innovatieve Nederland;

verzoekt de regering te verkennen of het in aansluiting op de strategische agenda ondernemingsklimaat van toegevoegde waarde is om een wederkerig en breed ondernemersakkoord te formuleren waarbij de overheid onder andere voorspelbaarheid, dienstbaarheid en wendbaarheid inbrengt en het bedrijfsleven onder andere goed ondernemerschap, belastingbetaling, maatschappelijke verantwoordelijkheid en transparantie;

verzoekt de regering om een regierol voor de minister van EZK in dezen en de verkenningen voor dit traject op korte termijn te starten ten behoeve van de oordeelsvorming van de volgende Kamer en het volgende kabinet, en de Kamer over de voortgang te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Strien, Stoffer, Graus, Van Haga, Romke de Jong en Eppink.

Zij krijgt nr. 44 (36410-XIII).

De heer Van Strien (VVD):

De tweede motie gaat over strategisch aanbesteden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het van belang is dat de overheid slimmer, strategischer en innovatiegerichter gaat inkopen in de sectoren die van wezenlijk belang zijn voor onze strategische autonomie en innovatieve verdienvermogen;

constaterende dat andere Europese landen er beter in slagen om op een wijze aan te besteden en in te kopen waardoor hun nationale industrie wordt verstrekt en dit bewerkstelligd wordt binnen de Europese regels;

constaterende dat wanneer Nederland dit niet doet, onze industrieën en ons bedrijfsteven derhalve een almaar groeiende concurrentienadeel hebben;

verzoekt de regering helder in kaart te brengen hoeveel Europese aanbestedingen in Nederland gegund worden aan Nederlandse, Europese en uit derde landen afkomstige inschrijvers en hoe daarbij de Nederlandse industrie betrokken wordt en beter betrokken kan worden;

verzoekt de regering te reageren op het zwartboek aanbestedingen dat in juni aan de minister van EZK is aangeboden en te verklaren waar de daarin genoemde grote verschillen door ontstaan;

verzoekt de regering daarbij ook te onderzoeken welke barrières Nederlandse bedrijven ervaren bij aanbestedingen in andere lidstaten en op basis van deze bevindingen zo nodig voorstellen te doen voor een herziene aanbestedingsstrategie die de aanbestedingspositie van de Nederlandse maakindustrie versterkt;

verzoekt de regering de Kamer hierover uiterlijk voor de zomer 2024 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Strien, Amhaouch, Graus, Eerdmans, Van Haga en Eppink.

Zij krijgt nr. 45 (36410-XIII).

De heer Van Strien (VVD):

Ik dank de minister ook omdat zij heeft toegezegd een aanjager financiering mkb aan te stellen. Onze oproep is: laat hem of haar zich focussen op het echt verbeteren van het brede bancaire en non-bancaire financieringsklimaat voor mkb'ers. Laat hem of haar erkend eigenaarschap van dit probleem hebben, met ruimte en mandaat om alle betrokken partijen samen te brengen en te verbinden, om zodoende tot oplossingen te komen. Graag de bevestiging van de minister.

Voor wat betreft regeldruk hebben we zojuist een prachtige motie ingediend met de heer Graus. Het is een ambitieuze motie.

Voor wat betreft verduurzaming van het mkb gaat de heer De Jong — ik zie hem nu niet zitten — zo dadelijk een prachtige motie indienen.

We hebben een heel mooi amendement ingediend over de herverdeling van de ROM's, waar de heer Thijssen, zo heb ik net begrepen, ook bij aansluit. Ik zou willen vragen of dat toegevoegd kan worden.

Ik dank de minister en de collega's voor dit goede debat. Moedig voorwaarts voor ons verdienvermogen, zou ik zeggen.

Dank.

De voorzitter:

Mooi. Dan de heer Dijk van de SP.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter. Zoals het woord "kapitalisme" al aangeeft, is de factor kapitaal bovengeschikt aan de factor arbeid. Dat betekent dat bij alle strategische afwegingen in de economie het winstoogmerk van een kapitaalverschaffer centraal staat. Dit leidt tot excessen, zoals de uitbuiting van de mens en ernstige vervuiling van het milieu.

Om meer te doen dan pleisters plakken, moet onze economie vergaand gedemocratiseerd worden, voor schoon werk, een schone leefomgeving en een eerlijke verdeling van de door arbeid gecreëerde welvaart. Daarom dien ik de volgende voorstellen in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vakbond en de werknemers van Tata Steel samengewerkt hebben aan het plan Groen Staal voor een duurzame, toekomstbestendige groene staalproductie in Nederland;

overwegende dat de verduurzaming van de industrie een enorme (regionale) impact heeft en dat daarom de werknemers, de vakbond, milieuorganisaties en de bewoners uit de omgeving een stem moeten hebben over hoe de toekomst van de industrie eruit moet zien;

verzoekt de regering bij de maatwerkafspraken de voorwaarde op te nemen dat het bedrijf samen met de werknemers, de vakbond, milieuorganisaties en bewoners uit de omgeving een sociaal plan opstelt hoe het bedrijf duurzaam en toekomstbestendig in Nederland kan blijven produceren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijk en Thijssen.

Zij krijgt nr. 46 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het besluit om te blijven of te vertrekken nu alleen aan investeerders van de industrie zelf is;

constaterende dat subsidies voor het verduurzamen van de industrie geen garantie zijn dat de bedrijven daarmee in Nederland blijven en dat dit ertoe kan leiden dat de industrie alsnog verdwijnt;

van mening dat (groene) industrie noodzakelijk is voor de Nederlandse economie, werkgelegenheid en (lokale/regionale) gemeenschappen;

verzoekt de regering om alleen subsidies voor verduurzaming beschikbaar te stellen voor de twintig grootste uitstoters indien werknemers een doorslaggevende stem krijgen over het besluit of het bedrijf in Nederland moet blijven of niet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 47 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat eventueel geld voor maatwerkafspraken met vervuilende bedrijven door de belastingbetaler opgebracht wordt;

verzoekt de regering alleen geld aan bedrijven te geven in de vorm van maatwerkafspraken als de overheid daar aandelen voor terugkrijgt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 48 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering heeft besloten het Tijdelijk Noodfonds Energie ook in 2024 weer open te zetten;

constaterende dat de overheid en de energiebedrijven in 2023 allebei 50% van het budget voor hun rekening namen;

constaterende dat de verdeling in 2024 voor twee derde bij de overheid terechtkomt en voor maar een derde bij de energiebedrijven;

verzoekt de regering om ook voor 2024 de bijdrage van energiebedrijven op 50% te stellen zodat het totale budget voor het Noodfonds Energie toeneemt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 49 (36410-XIII).

De heer Dijk (SP):

En tot slot om de voorzitter een plezier te doen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de plastictaks de prijs van producten voor mensen verhoogt maar dit producenten niet dwingt tot verduurzaming van de productie;

overwegende dat dit het draagvlak voor de klimaatmaatregelen ondermijnt;

verzoekt de regering de plastictaks zo snel mogelijk af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 50 (36410-XIII).

Dank u wel. We hebben achter de coulissen een zuurstoftank staan. Daar kunt u even op adem komen.

(Hilariteit)

De voorzitter:

De heer Boucke.

De heer Boucke (D66):

Dank, voorzitter. Ik heb geen moties, dus ik kan het rustiger aan doen dan de heer Dijk.

Voorzitter. Allereerst dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording van de vele vragen. Ook dank aan de minister voor Klimaat voor de toezegging dat hij aan de slag gaat met het aardgasafbouwpad binnen het Nationaal Plan Energiesysteem. Dank aan de minister van EZK voor de toezegging dat ze de voortgang van de maatwerkafspraken inzichtelijker zal maken.

Dan nog even aandacht voor een amendement dat ik heb ingediend om vele scholen te verduurzamen. Het budget is inderdaad het afgelopen jaar verhoogd, maar dat budget was binnen een dag al op. Om die reden denk ik dat dit amendement heel belangrijk is om onze scholen beter te isoleren en duurzamer te maken.

Ten slotte een woord van dank aan alle leden van deze commissie voor de vele inhoudelijke debatten. Het is een heel kleurrijk gezelschap. Ik ga de passie van mevrouw Kröger missen, evenals de colleges van de heer Bontenbal die inmiddels geen onderdeel meer uitmaakt van deze commissie, en het taalkleed van de heer Grinwis die nu ook niet aanwezig is. Ik ga dat allemaal missen maar via het scherm kan ik het wel allemaal blijven volgen. En woord van dank ook aan de bodes en de Griffie voor het vele werk dat ze verzet hebben. En helemaal ten slotte een groot woord van dank aan mijn medewerkers achter in de zaal, Maaike, Bouke en Doris, voor het vele harde werk. Dank u wel!

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dus u heeft een medewerker die Bouke heet?

De heer Boucke (D66):

Zeker.

De voorzitter:

Ik vind dat wel heel verwarrend, hoor. Dus hoe gaat dat dan bij uw fractie? Hé, Bouke, kom eens bij Boucke? Het roept allemaal vragen op.

De heer Boucke (D66):

Dit gaat de Handelingen in.

De voorzitter:

Ja. Dan is nu het woord aan de heer Romke de Jong.

De heer Romke de Jong (D66):

Ja, voorzitter, dat heb ik niet, maar zolang de regionale ontwikkelingsmaatschappij afgekort wordt tot ROM-ke vind ik het helemaal prima.

Ik heb een motie en die gaat over de financiering.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mkb-ondernemers met te weinig onderpand een duurzaamheidslening kunnen afsluiten middels de BMKB-Groen maar dat deze regeling niet voldoende toereikend is voor kleine ondernemingen met een kleine financieringsvraag;

constaterende dat de Kamer meerdere malen heeft verzocht om duurzaamheidsleningen ook voor kleine ondernemers tegen een lage rente beschikbaar te maken, conform Kamerstuk 36200-XIII, nr. 64, Kamerstuk 36200, nr. 157 en Kamerstuk 32637, nr. 574;

verzoekt de regering om per 1 juli 2024 middelen uit het voorjaarspakket voor verduurzaming van het mkb vrij te maken ten behoeve van duurzaamheidsleningen tegen een lage rente voor kleine ondernemers;

verzoekt deze middelen te beleggen bij een microfinancieringsmaatschappij om ondernemers zo snel mogelijk te helpen met duurzame investeringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Romke de Jong, Amhaouch, Van Strien en Stoffer.

Zij krijgt nr. 51 (36410-XIII).

De heer Romke de Jong (D66):

Voorzitter. Dan rest ook mij nog één minuut. Ik zal zo meteen vertrekken naar mijn geliefde rondetafel over de Friese taal, die nu in een van de commissiezalen bezig is. Maar ook vanuit mij een enorm dankwoord aan eenieder met wie ik de afgelopen jaren heb samengewerkt, mijn medewerkers, mijn collega's, maar vooral ook aan de collega's in de Kamer en natuurlijk van de zijde van het kabinet. We hebben echt zaken voor elkaar gekregen. Om met Fries af te ronden: it wie in machtich moai barren. We hebben samen een fantastisch avontuur beleefd. Ik dank u hartelijk en ik spreek u graag weer.

De voorzitter:

Oant moarn!

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

De heer Thijssen, van de Partij van de Arbeid.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik hoop in de tweede termijn van de minister te horen dat ze zich zal houden aan de motie die zegt dat de maatwerkafspraken moeten leiden tot het zo snel mogelijk sluiten van de meest vervuilende fabrieken bij Tata, maar voor de zekerheid dien ik toch deze motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er maatwerkafspraken worden gemaakt met Tata Steel om groen staal te produceren;

constaterende dat de Kamer heeft verzocht om in de maatwerkafspraken met Tata concrete en juridisch afdwingbare afspraken te maken over het zo snel mogelijk uitfaseren van de meest vervuilende onderdelen;

overwegende dat het voor de omwonenden van Tata Steel die nu ernstige gezondheidsproblemen ervaren en gemiddeld tweeënhalve maand korter leven door de uitstoot van het bedrijf van groot belang is dat deze vervuiling zo snel mogelijk stopt;

verzoekt de regering om in de maatwerkafspraken met Tata Steel het overgaan op groene staalproductie in de tijd los te koppelen van de afspraken om de meest vervuilende productieprocessen versneld uit te faseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thijssen en Kröger.

Zij krijgt nr. 52 (36410-XIII).

De heer Thijssen (PvdA):

Dan heb ik toch nog een motie over de maatwerkafspraken, zodat dat de industrie een eerlijk aandeel gaat leveren aan het oplossen van de stikstofproblemen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet zich heeft voorgenomen dat er in alle sectoren een evenredige stikstofreductie moet plaatsvinden met een indicatief doel van 38% reductie voor de industrie;

constaterende dat uit het overzicht van de beoogde stikstofreductie in de gemaakte Expressions of Principles blijkt dat bij veel bedrijven waar maatwerkafspraken worden gemaakt nog niet aan deze doelstellingen wordt voldaan;

verzoekt de regering om in de maatwerkafspraken doelen op te stellen voor stikstofreductie die minstens in lijn zijn met de 38% reductie die van de industrie wordt verwacht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thijssen en Kröger.

Zij krijgt nr. 53 (36410-XIII).

De heer Thijssen (PvdA):

En als laatste toch wel de kern van het debat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het CBS heeft geconstateerd dat er sinds 1995 een trendmatige daling is van de beloning van arbeid, gemeten aan de hand van de arbeidsinkomensquote;

constaterende dat dit betekent dat een kleiner deel van het nationaal inkomen naar arbeid gaat en een groter deel naar kapitaal, waarbij het gaat om tientallen miljarden;

overwegende dat de winsten van bedrijven en de beloning van aandeelhouders recordhoogtes behalen, terwijl meer dan 800.000 mensen in armoede leven;

verzoekt de regering toe te werken naar het verhogen van de arbeidsinkomensquote naar het langjarig gemiddelde, hiertoe beleidsopties in kaart te brengen, en de Kamer hierover in het tweede kwartaal van 2024 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thijssen en Kröger.

Zij krijgt nr. 54 (36410-XIII).

De heer Thijssen (PvdA):

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Amhaouch, van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Ik begin eerst even met een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse economie zich in een transitie bevindt naar een groene en digitale economie met meer strategische autonomie en dat een langetermijnvisie nodig is om deze transitie samen met het grootbedrijf en het mkb succesvol te maken;

overwegende dat verschillende Europese landen hiervoor structureel overleg kennen tussen industrie en overheid en dat er op Europees niveau een European Round Table for Industry bestaat;

verzoekt de regering een verkenning te doen naar een Nationale Strategische Industrie & Technologie Tafel in een vorm die bij Nederland past, waarin de industrie, onderzoeks- en kennisinstellingen en de overheid structureel en transparant overleggen over de toekomst van de economie en ons verdienvermogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch, Van Strien, Romke de Jong, Graus, Stoffer en Koekkoek.

Zij krijgt nr. 55 (36410-XIII).

De heer Thijssen (PvdA):

Ik heb een vraag aan de heer Amhaouch over deze motie. Het is goed om te praten over de manier waarop we naar die groene en digitale toekomst gaan, maar als we dan allemaal bedrijven aan tafel zetten die hele grote belangen hebben bij de huidige, fossiele economie, ben ik bang dat deze tafel niet zo veel gaat oplossen. Is de heer Amhaouch dus bereid om deze motie aan te passen en te zeggen dat de nieuwe economie aan tafel komt? De fossiele lobby moeten we juist niet aan deze tafel hebben. Is hij dat eens met de PvdA?

De heer Amhaouch (CDA):

Ik vind het jammer dat de heer Thijssen deze motie zo benadert. Ik had liever de PvdA onder die motie gekregen. Zo kennen we ook de oude PvdA; die kwam op voor banen. Het gaat namelijk juist om het duurzame verdienvermogen van Nederland. Dat punt over het fossiele is weer zo'n oneliner. We zitten met zijn allen in fossiel. U zit dat misschien ook, in uw auto. Uiteindelijk proberen we samen wel die transitie door te maken, door inderdaad van fossiel naar groen te gaan. Hoe doe je dat met bepaalde technologie? Hoe doe je dat met maatschappelijke impact? Dat doe je met die bedrijven. Daarom had ik toch graag de heer Thijssen onder deze motie gezien, maar dat is mij niet gelukt.

De voorzitter:

Maar dat is niet gebeurd. U continueert.

De heer Amhaouch (CDA):

Nou, dat ligt aan wat de heer Thijssen wil doen. Ik ben klaar.

De voorzitter:

Nee, u gaat gewoon door.

De heer Amhaouch (CDA):

Dan luister ik naar de voorzitter.

De voorzitter:

Oké.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat naar verwachting 19.000 adressen in de buitengebieden niet aangesloten worden op snel vast internet en dat de minister van EZK heeft besloten om hiervoor geen middelen vrij te maken;

overwegende dat aansluiting op snel vast internet een basisvoorziening is die voor iedereen toegankelijk moet zijn, zeker in een hooggedigitaliseerde samenleving;

overwegende dat het kabinet een verantwoordelijkheid heeft om de aanbevelingen uit het rapport Elke regio telt! in de praktijk te vertalen naar concrete oplossingen en dat ook marktpartijen een verantwoordelijkheid naar de samenleving hebben in de digitale transitie;

verzoekt de regering om het initiatief te nemen tot een convenant met marktpartijen en medeoverheden, waarin deze partijen zich gezamenlijk verbinden aan concrete oplossingen om de 19.000 resterende adressen binnen een redelijk tijdsbestek aan te sluiten op snel vast internet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch en Dekker-Abdulaziz.

Zij krijgt nr. 56 (36410-XVIII).

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Ik zie dat het klokje op 25 seconden staat, maar volgens mij klopt dat niet. Ik had volgens mij veel meer spreektijd.

De voorzitter:

U kunt praten wat u wilt, maar dat gaat natuurlijk wel ten koste van de totale tijd die uw fractie heeft.

De heer Amhaouch (CDA):

Nee, de heer Boswijk had drie minuten. Hij heeft daar maar een minuut van gebruikt. Ik heb dus twee plus een.

De voorzitter:

Wij laten de klok wel lopen, maar u krijgt ruzie met uw fractiesecretaris, denk ik.

De heer Amhaouch (CDA):

Nee, ik maak even een punt van orde, voorzitter.

De voorzitter:

Ja?

De heer Amhaouch (CDA):

Ik heb drie minuten spreektijd, of vier minuten zelfs. Dat is even belangrijk. Ja?

De voorzitter:

Ja. Het is genoteerd.

De heer Amhaouch (CDA):

Ja, want het is toch mijn laatste debat, voorzitter. Van mij zult u geen last meer hebben in de toekomst.

De voorzitter:

Nou. Ik ga u enorm missen.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik wil toch de ministers in vak K bedanken, waar ik de afgelopen jaren prettig mee heb samengewerkt. Achter deze ministers zitten natuurlijk ook hardwerkende ambtenaren. Daar heb ik heel veel respect voor; die dank ik ook. Ik dank ze ook voor het geduld dat ze af en toe hebben met ons, vanwege al die schriftelijke vragen. Ik dank natuurlijk ook mijn eigen medewerkers, die achter in de bak zitten, en de collega's in de zaal natuurlijk. Ik denk dat we in deze commissie — ik heb het eerder gezegd — veel discussie hebben gehad op de inhoud en veel samen hebben opgetrokken. Ik dank ook de mensen hier in het huis, die ons elke keer bedienen. Het gaat jullie allemaal goed.

De voorzitter:

Het ga u goed. Het was een plezier om u hier te hebben.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Mevrouw Kröger van GroenLinks. Geen klachten van uw kant?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Het worden steeds meer minuten. Ik heb vijf moties. Ik ga heel rap lezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de transitie naar een klimaatneutraal energiesysteem de kans biedt om ook keuzes te maken over de rol van burgers in dit systeem;

overwegende dat een decentraal energiesysteem, waarbij energie zo veel mogelijk lokaal wordt opgewekt, gedeeld en opgeslagen, grote voordelen biedt, zowel voor het ontlasten van het net als voor het betaalbaar houden van de energierekening;

overwegende dat energiecoöperaties en energiegemeenschappen naast de opwek door huishoudens zelf belangrijke onderdelen zijn van een decentraal energiesysteem;

verzoekt het kabinet om actief te sturen op het versterken van de decentrale opwek, waarbij de mogelijkheden voor burgers om zelf of samen energie op te wekken, te delen en op te slaan, worden vergroot,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Thijssen.

Zij krijgt nr. 58 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat slechts 20% van het hoofdwegennet en ongeveer de helft van de kantoorgebouwen is voorzien van ledverlichting;

overwegende dat het landelijk overstappen naar ledverlichting 6,5 terawattuur aan energie kan besparen;

overwegende dat ledverlichting bijdraagt aan verminderde elektriciteitsverbruik en -kosten;

overwegende dat elektriciteitslevering onder druk staat door de groeiende vraag naar elektriciteit door de energietransitie;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat per 2025 de verlichting van alle rijksgebouwen en -wegen bestaat uit ledverlichting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Thijssen.

Zij krijgt nr. 59 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens het PBL ongeveer 10 megaton uit het klimaatpakket uit de Voorjaarsnota onvoldoende concreet is ingevuld om door te rekenen;

constaterende dat deze 10 megaton hard nodig zijn voor het behalen van de klimaatdoelen van het kabinet;

verzoekt de regering als in de Klimaatnota aangegeven wordt hoe met aanvullende maatregelen het gat gedicht gaat worden, de volgende maatregelen te betrekken:

  • -minstens 4 megaton CO2-reductie in de landbouw via normering, beprijzing en strakke doelen;

  • -normeringen voor huurwoningen waardoor in 2030 alle huurwoningen minstens energielabel B hebben;

  • -het verder aanscherpen van de CO2-heffing;

  • -het normeren van restwarmte waardoor restwarmte wordt benut;

  • -een hogere taakstelling voor duurzame energie op land;

  • -een verplichting in te voeren voor werkgevers om hun werknemers per 1 januari 2025 elektrisch te laten rijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Thijssen.

Zij krijgt nr. 60 (36410-XIII).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat consumenten nog steeds misleid worden door onterechte duurzaamheidsclaims en "greenwashing", waarbij bedrijven zich groener voordoen dan ze daadwerkelijk zijn;

constaterende dat reclame voor vervuilende producten de consumptie aanjaagt van datgene wat de overheid met ander beleid probeert te ontmoedigen;

overwegende dat de IPCC, maar ook de WRR en TNO gedragsverandering als belangrijk onderdeel van de transitie naar een klimaatneutrale samenleving ziet en reclame hier een belangrijke rol in speelt;

verzoekt de regering concrete opties uit te werken voor het beter reguleren van reclames voor vervuilende producten en het tegengaan van greenwashing, en deze in het eerste kwartaal van 2024 met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Christine Teunissen.

Zij krijgt nr. 61 (36410-XIII).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dan de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat we wereldwijd niet op schema lopen met het behalen van de 1,5 gradendoelstelling zoals vastgesteld in het Parijsakkoord;

overwegende dat Nederland en Europa koploper zouden moeten zijn bij het behalen van deze doelen;

constaterende dat de nieuwe Nederlandse Eurocommissaris voor Klimaat zich gecommitteerd heeft aan een Europees doel van ten minste 90% reductie van broeikasgassen in 2040 ten opzichte van 1990;

verzoekt de regering steun uit te spreken voor dit doel en dat actief uit te dragen in Brussel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Thijssen.

Zij krijgt nr. 62 (36410-XIII).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Dan zou ik tot slot nog het volgende willen vragen. Ik had de minister van Economische Zaken gevraagd om mij voor de tweede termijn schriftelijk te voorzien van het advies van de RVO dat het niet mogelijk zou zijn om de energiebesparingsverplichting te handhaven bij de aanvragen van de TEK. Ik heb eigenlijk nog niets schriftelijk ontvangen. Nou begrijp ik dat we niet de hele vergadering kunnen schorsen tot ik het wel ontvangen heb, maar ik hoop dat de minister dit advies waarop zij zich beriep, gewoon nog netjes schriftelijk kan delen. Ik heb hierop nu geen motie ingediend, maar dat zou eigenlijk wel nodig zijn.

Dan heb ik in de 40 resterende seconden nog één heel korte vraag aan de minister voor Klimaat en Energie. Die vraag gaat over de MER voor Borssele. Ik ben benieuwd wat dit nou concreet gaat betekenen voor de termijnen die nu gelden voor Borssele, aangezien de Commissie m.e.r. eigenlijk zegt: er ligt gewoon geen goed onderzoek naar veiligheid en betrokkenheid van de omwonenden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel voor het woord, meneer de voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor hun reactie en alle antwoorden, onder mededankzegging aan de ambtenaren voor de ambtelijke ondersteuning.

Ik heb nog een aantal moties om het debat mee af te sluiten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering een verkenning uit te laten voeren naar de noodzaak van een fonds voor kleine en achtergestelde leningen van 50.000 tot 500.000 euro voor het mkb,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Stoffer.

Zij krijgt nr. 63 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat maatwerkafspraken nu vooral zien op de vijf geografische industrieclusters;

constaterende dat veel bedrijven in het zogenoemde zesde cluster op dit moment aanlopen tegen concrete obstakels in verduurzaming van hun bedrijfsvoering, zoals te weinig capaciteit op het elektriciteitsnet, die niet kunnen worden opgelost met standaardsubsidiegelden en -procedures;

overwegende dat de minister van EZK in haar brief aan de Kamer van 27 september 2023 schrijft dat ze "ook bedrijven buiten de genoemde top twintig de mogelijkheid van een vorm van maatwerk aanbiedt" en dat ze "cluster 6-bedrijven sowieso wil faciliteren om knelpunten aan te pakken";

verzoekt de regering op korte termijn, doch uiterlijk in aanloop naar de Voorjaarsnota 2024, voor de bedrijven uit het zesde cluster die daar behoefte aan hebben ofwel een maatwerktraject op te starten ofwel een plan van aanpak op te stellen dat knelpunten oplost, en additionele financiële behoeftes ten behoeve van verduurzaming van het zesde cluster inzichtelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Grinwis en Erkens.

Zij krijgt nr. 64 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de Adviescommissie Gids Proportionaliteit te vragen om te adviseren over een wijziging van de Gids Proportionaliteit waarin wordt verduidelijkt wat de ruimte is voor het een-op-een contracteren van sociale ondernemingen en het klein mkb en waarin het drempelbedrag voor het een-op-een contracteren van sociale ondernemingen en het klein mkb wordt verhoogd;

verzoekt de regering om in overleg met sociale ondernemingen en kennisinstellingen te verkennen of in de aanbestedingsregelgeving en de toepassing daarvan meer ruimte kan worden geboden aan sociale ondernemingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Stoffer, Amhaouch, Koekkoek, Dijk en Thijssen.

Zij krijgt nr. 65 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse overheid de verantwoordelijkheid heeft voor het implementeren van de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP's);

overwegende dat de UNGP's stellen dat overheden de plicht hebben om mensenrechten te beschermen en dit via hun inkoopbeleid te doen;

overwegende dat de SER in 2019 adviseerde om bij publieke aanbestedingen de naleving van de OESO-richtlijnen en de UNGP's als uitgangspunt te stellen voor centrale en decentrale overheden en dat in de kabinetsreactie is toegezegd om te verkennen of een betere aansluiting met de UNGP's en OESO-richtlijnen kan worden gerealiseerd, maar hier tot nu toe nog geen uitvoering aan is gegeven;

verzoekt de regering om van de OESO-richtlijnen en de UNGP's de norm te maken in het beleid voor Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeverschap en Inkopen (MVOl) van de Nederlandse overheid;

verzoekt het kabinet om het hele MVOl-beleid in lijn te brengen met de OESO-richtlijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Koekkoek, Dijk en Thijssen.

Zij krijgt nr. 66 (36410-XIII).

Dank u wel. Mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Christine Teunissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Je kunt een hele discussie voeren over de vraag of de klimaatdoelen nu voor het eerst binnen bereik zijn: is het glas halfvol of halfleeg? Maar dat we zo niet door kunnen gaan en dat er meer maatregelen bij moeten, staat voorop. De plannen gaan nu uit van het gunstigste scenario, dus van het scenario dat alle bedrijven meewerken en we het precies doen zoals we hebben uitgetekend. Er zitten ook nog veel vaagheden in. Dat strookt helemaal niet met het uitgangspunt van het kabinet dat we moeten koersen op zekerheid. Dat is ook waarom we 60% reductie in de klimaatplannen hebben staan in plaats van 55% reductie.

Zoals ik al eerder heb betoogd, worden emissies in het buitenland nog niet meegerekend, voor het maken van al onze telefoons, flatscreens, SUV's, kleding en sierbloemen. Plus: er wordt niet integraal gekeken. CO2 mag dalen, maar hoe staat het met de natuur, met de schone lucht en met de lucht rondom biomassacentrales en mestvergisters? De natuurcrisis heeft mogelijk nog schadelijkere gevolgen dan de klimaatcrisis. De minister zei al: we gaan niet achteroverleunen. Maar ik zie gewoon geen extra maatregelen, maar die zijn wel hard nodig.

Voorzitter. Dat brengt mij op de fossiele reclame. De minister zei dat hij in gesprek is met groepen die fossiele reclame willen verbieden. Reclame Fossielvrij wacht nog steeds op een officieel gesprek met het ministerie. Ik vraag de minister dus of dit nu ook echt gaat gebeuren. Net zoals fossiele subsidies is fossiele reclame een prikkel de verkeerde kant op. Deze reclames promoten gedrag en een industrie die de klimaatontwrichting juist erger maken. Alle partijen die stemmen voor het afschaffen van fossiele subsidies, zouden dan ook de motie van collega Kröger en mijzelf moeten steunen. Want fossiele reclame is net als fossiele subsidies een belangrijke hindernis in de transitie.

Voorzitter. Dan heb ik nog een motie over mestvergisters, waar we het uitgebreid over hebben gehad.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mestvergisting nauwelijks energie oplevert en dat de klimaatwinst minimaal is;

constaterende dat mestvergisters vrijwel overal op grote weerstand van omwonenden stuiten vanwege de stank, gezondheidsrisico's en mestfraude;

overwegende dat uitbreiding van de mestvergistingscapaciteit een lock-ineffect creëert voor de intensieve veehouderij, omdat mestvergisting afhankelijk is van een mestoverschot;

overwegende dat mestvergisting niet bijdraagt aan een gezond verdienmodel voor de boer, omdat het hun schuldenlast vergroot en een onzekere inkomstenbron is die volledig afhankelijk is van subsidie;

overwegende dat de uitdagingen op het gebied van klimaat, biodiversiteit en dierenwelzijn vragen om fundamentele keuzes en integrale oplossingen;

spreekt uit dat mestvergisting niet past binnen een duurzame, gezonde toekomstvisie voor de landbouw;

verzoekt de regering te stoppen met de stimulering van mestvergisting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Christine Teunissen.

Zij krijgt nr. 67 (36410-XIII).

Mevrouw Christine Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Tot slot nog een motie over de industrie, maar dan de kunstmestindustrie, waar ik het veel over heb gehad in mijn eerste termijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de plannen van de Nederlandse kunstmestindustrie om CO2 af te vangen en op te slaan in Noorwegen wil faciliteren en subsidiëren;

constaterende dat de Nederlandse kunstmestindustrie maar liefst 5% van alle aardgasverbruik in Nederland voor haar rekening neemt, zonder daar energiebelasting over te hoeven betalen;

overwegende dat dit op geen enkele manier klimaatrechtvaardig of duurzaam is;

verzoekt de regering onder geen beding de kunstmestindustrie te faciliteren of te subsidiëren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Christine Teunissen.

Zij krijgt nr. 68 (36410-XIII).

Mevrouw Christine Teunissen (PvdD):

Dan wil ik tot slot de bewindslieden hartelijk bedanken voor de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Eppink van BBB.

De heer Eppink (BBB):

Dank u wel, voorzitter. U heeft mij versneld aan de start gevraagd, maar ik zal rustig starten, als u het niet erg vindt. Ik ben erg blij en heb gehoord van de minister dat het energieverbruik per persoon sinds 1970 niet zo laag is geweest. Ik kan mij 1970 goed herinneren. Toen was er het wereldkampioenschap voetbal in Mexico, meen ik, met Brazilië als winnaar.

De voorzitter:

Pelé was dat, toch?

De heer Eppink (BBB):

Pelé, ja. Brazilië werd winnaar. Dit gaat allemaal van mijn tijd af, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, ik dacht: ik hou u effe aan de praat.

De heer Eppink (BBB):

Maar als je dat hoort over 53 jaar geleden, denk je: waarom maken wij zo veel paniek? We gaan toch eigenlijk de goede kant op? We kunnen met een zekere rust en ingetogenheid verdergaan, maar de grote paniek is niet nodig. We zijn goed bezig. Waarom moet het dan zo duur zijn? Daarom mijn volgende motie. Ik heb er drie, voorzitter, als het nog mag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wind op zee met het streefdoel van 21 gigawatt 42 miljard euro gaat kosten en de financiering onduidelijk is, zowel bij de windturbines als het netwerk;

constaterende dat ook de onderhoudskosten hoger uitvallen dan verwacht;

overwegende dat vanwege hoge materiaal- en bouwkosten en de algehele rentestijging projecten in Engeland en Scandinavië zijn afgeblazen;

overwegende dat bij nieuwe windparken veel verder in zee (geen 20 kilometer, maar 40 tot 60 kilometer) de kosten nog hoger worden;

verzoekt de regering om inzichtelijk te maken waar de dekking van 42 miljard euro voor 21 gigawatt vandaan moet komen;

verzoekt de regering middels een brief te laten weten of deze dekking haalbaar en proportioneel is gezien de toenemende begrotingskrapte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eppink.

Zij krijgt nr. 69 (36410-XIII).

De heer Eppink (BBB):

Dan de tweede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kernenergie de missing link is in de energiemix;

constaterende dat besluitvorming en actie aangaande kernenergie zijn versneld maar nog te traag verlopen;

verzoekt de regering om te kijken hoe het kernenergietraject en de stappen die nodig zijn om uiteindelijk centrales te kunnen bouwen, versneld kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eppink.

Zij krijgt nr. 70 (36410-XIII).

De heer Eppink (BBB):

Die besluitvorming en actie kunnen echt sneller.

De voorzitter:

Over deze motie is er één korte vraag van de heer Erkens.

De heer Erkens (VVD):

Ik ben wel heel benieuwd aan welke versnellingsoptie de heer Eppink nu denkt; ik heb namelijk vaker versnellingsplannen geschreven.

De heer Eppink (BBB):

Ik denk vooral aan specifieke trajecten om op tijd te kunnen beginnen met de bouw. Ik hoorde reeds dat er gelden zijn gereserveerd voor wat daarvoor nodig is, maar ik vind het allemaal nog vrij beperkt als je kijkt naar het gehele bedrag dat uitgegeven wordt voor de klimaattransitie. Ik vind dat er nog wel meer nadruk kan liggen op kernenergie.

De voorzitter:

Prima.

De heer Eppink (BBB):

Dan ga ik verder. Mijn tijd loopt nu in het rood.

De voorzitter:

Ja.

De heer Eppink (BBB):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er voor het mkb meer dan tien stimuleringsregelingen beschikbaar zijn;

constaterende dat inzicht in hoeveel budget er beschikbaar is voor het mkb daarin ontbreekt;

overwegende dat het hierdoor voor het mkb onzeker is of deze regelingen toereikend zijn voor mogelijke investeringen;

overwegende dat huishoudens met soortgelijke uitdagingen zitten;

verzoekt de regering om een overzicht naar de Kamer te sturen over de omvang van de middelen uit het Klimaatfonds die bestemd zijn voor het verduurzamen van het mkb, het klein mkb en huishoudens, en hierbij ook aan te geven of de middelen in verhouding staan tot de eisen;

verzoekt de regering om deze regelingen simpeler en meer toegankelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eppink.

Zij krijgt nr. 71 (36410-XIII).

De heer Eppink (BBB):

Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden en wens hen voor de rest veel succes.

De voorzitter:

Mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter. Dank ook aan de bewindspersonen voor de beantwoording, en dank ook aan de ondersteuning. Ik wil nog twee punten benoemen. Er is een motie aangenomen die vraagt om de vervuilende onderdelen van Tata zo snel mogelijk te sluiten bij het ontwikkelen van de maatwerkafspraken. We hoorden vandaag de minister zeggen dat dat nog niet vaststaat. Dat is zorgelijk, want dat kan leiden tot vertragingen. Nu hebben wij een amendement ingediend om de fossiele subsidie op kolen, waar onder andere Tata gebruik van maakt, af te schaffen. Dan kan de vervuiling niet meer rendabel doorgaan. Volgende week woensdag gaan wij daarover debatteren. Ik roep de collega's dan ook op om dit amendement te steunen; ik hoop dat zij dat doen.

Voorzitter. Dat de klimaatdoelen niet lijken te worden gehaald, is deels toe te schrijven aan de financiële sector. Er gaat meer dan genoeg geld rond om de klimaatdoelen te halen, maar miljarden van de investeringen gaan naar de fossiele economie. De verkenning die nu loopt, is een goede stap, maar het vervolg daarvan, mogelijke wet- en regelgeving, kan nog lang duren. Daarom de volgende motie, zodat we nu al, zo snel mogelijk, actie kunnen ondernemen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering heeft aangegeven opnieuw te gaan onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de financiële sector in lijn te brengen met het klimaatakkoord van Parijs en hier aan het einde van het jaar op terug te komen;

constaterende dat sinds het klimaatakkoord van Parijs er alleen al in Nederland door twee banken meer dan 100 miljard is geïnvesteerd in de fossiele sector via fossiele obligaties, ondanks de belofte dit niet meer te doen;

verzoekt de regering om in de verkenning mee te nemen dat financiële instellingen stoppen met het onderschrijven van fossiele obligaties;

verzoekt de regering om in gesprekken met de financiële sector zich in te zetten om alle instellingen te laten stoppen met het onderschrijven van fossiele obligaties en dit ook uit te dragen in Europees verband, en over de voortgang van deze gesprekken in het voorjaar te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koekkoek.

Zij krijgt nr. 72 (36410-XIII).

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Dank, voorzitter, voor deze relatief snelle ronde qua begroting. Ik heb andere begrotingen, die met minder bewindslieden langer hebben geduurd. Het wil niet zeggen dat de materie makkelijk was en het wil ook niet zeggen dat wij gemakkelijk zullen stemmen over deze begroting. Want zoals gezegd in mijn bijdrage, heeft JA21 diverse problemen met de uitgavenkant van deze begroting.

Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. Op se scenario's van het KNMI krijgen we nog een aparte respons, dus dat wachten wij verder af.

Geen moties, maar wel een amendement waar ik de aandacht op wil vestigen, samen met de heer Stoffer. Het gaat over extra geld voor SMR's, de kleine kerncentrales. Kernenergie is, denk ik, de toekomst. Daar kan een flinke slinger aan gegeven worden, niet alleen mentaal maar ook financieel. Wij zeggen voor het jaar 2023: geen vier ton, maar meer beschikbaar stellen. Vanaf 2024 zou het 2,7 miljoen worden. We weten allemaal dat er 65 miljoen op de begroting staat genoteerd. Haal dat geld nou naar de begroting toe vanuit het fonds en zet dat actief in. Daar wordt ook om gevraagd. De helft van de provincies wil graag aan de slag met die SMR's; daar staan ze eigenlijk voor in de rij. Op die manier kunnen wij ontzettend goed werken aan een stevige voorziening in onze energiebehoefte.

Voorzitter. Ik breng dat amendement graag onder de aandacht van de collega's, mede namens de heer Stoffer. Dank u zeer.

De voorzitter:

Heel goed. De laatste spreker van de zijde van de Kamer ... O, er is nog een vraag van de heer Van Strien. Eén vraag, een korte vraag.

De heer Van Strien (VVD):

Het is geen vraag, maar ...

De voorzitter:

O, het is geen vraag?

De heer Van Strien (VVD):

... nu de heer Eerdmans zelf geen motie heeft, heb ik een opmerking over een motie. Er is wat voortschrijdend inzicht. Het verheugt mij te melden voor de administratie dat de heer Romke de Jong en de heer Eppink zijn toegevoegd aan de motie verkenning breed ondernemersakkoord.

De voorzitter:

Bij dezen genoteerd. De heer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Goed.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de Wet fiscale maatregelen glastuinbouw veel kwekers hun activiteiten zullen moeten staken, omdat zij als grootverbruikers van gas veel meer belasting moeten gaan betalen;

constaterende dat de sector zelf wil verduurzamen en met de overheid een convenant heeft getekend om in 2040 een klimaatneutrale en economisch rendabele sector te zijn;

verzoekt de regering bij de Wet fiscale maatregelen glastuinbouw op de pauzeknop te drukken, zodat kwekers de kans krijgen om op veranderingen in te spelen en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haga en Smolders.

Zij krijgt nr. 73 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering per brief aan de Kamer toe te lichten welke financiële risico's er volgen uit de zogenaamde Wiebesovereenkomsten (IBOV, IBOV+ en het akkoord op hoofdlijnen met NAM, Shell en Exxon), of er een risico is op verkapte staatssteun doordat de NAM minder geld hoeft te betalen en of er daardoor een mogelijke fout zit in de rijksbegroting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 74 (36410-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er twijfel bestaat over het rendement van Carbon Capture and Storage (CCS);

verzoekt de regering te onderzoeken wat het effect is van CCS op het klimaat, wat het rendement is per geïnvesteerde euro en hoeveel energie er verbruikt wordt en hoeveel CO2 er geproduceerd wordt per in de grond gepompte ton CO2,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 75 (36410-XIII).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Tot zover de termijn van de Kamer. Kunnen de bewindspersonen ... Zal ik tien minuutjes schorsen? Meer? Tot 16.30 uur bijvoorbeeld? Ik schors tot 16.30 uur.

De vergadering wordt van 16.17 uur tot 16.35 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris. De heer Graus.

De heer Graus (PVV):

Ik zou even terugkomen op die vier moties die meneer Van Haga zou meetekenen. Dat zou ik aan het begin doen. Meneer Van Haga van Groep Van Haga tekent mee met de motie op stuk nr. 30 over de zero-emissiezones, de motie op stuk nr. 32 over de traditionele ambachten, de motie op stuk nr. 35 over de mkb-toets en de motie op stuk nr. 36 over de aanbestedingen maritieme maakindustrie. Dus die vier moties worden meegetekend door de heer Van Haga.

De voorzitter:

Wij gaan het bijwerken.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dank u wel, voorzitter. Ik neem even heel kort het woord, omdat ik graag wat wil zeggen over een amendement en een motie. Het amendement waar ik wat over wil zeggen, is het amendement op stuk nr. 26 van de heer Erkens. Volgens mij is motie-Erkens cum suis, want er staan een aantal mensen achter. Op 25 mei heb ik in Heerlen een gesprek gehad over de aanpak van de mijnbouwschade in Limburg. We waren toen al overeengekomen dat er een instituut zou komen voor mijnbouwschade en dat de Commissie Mijnbouwschade binnen bepaalde kaders de schade zou gaan beoordelen. Gedurende de zomer is dat verder uitgewerkt door een werkgroep die zowel bestaat uit ambtenaren van ons, van het ministerie, als uit mensen uit de regio. We proberen om de schadeafhandeling zo dicht mogelijk bij de bestaande praktijk te houden. Dat is een aangenomen motie van mevrouw Mulder en mevrouw Beckerman. We moeten nog wat laatste dingen gladstrijken. Ik verwacht dat ik eind oktober naar Limburg kan gaan om een bestuurlijk akkoord te tekenen. Daar is het amendement-Erkens alleen maar heel behulpzaam bij. Aangezien het keurig gedekt is, zou ik het amendement graag oordeel Kamer willen geven. Waarvoor dank.

De voorzitter:

Dat is het amendement op stuk nr. 26 ter vervanging van het amendement op stuk nr. 16. Dit zeg ik even voor de boekhouding.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Ja. Dan zal ik de allerlaatste ingediende motie beoordelen. Dat is de motie op stuk nr. 74 van de heer Van Haga. Hij is nu niet in de zaal. De motie gaat over de korte discussie die ik had over financiële risico's volgend uit, zoals hij het noemt, de "Wiebesovereenkomsten".

De voorzitter:

Dat is de motie op stuk nr. 74.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dat is inderdaad de motie op stuk nr. 74. Die zou ik graag oordeel Kamer willen geven, waarbij ik aanteken dat ik niet zeker weet of ik alles in een openbare brief kan doen. Misschien moet ik sommige dingen vertrouwelijk doen, maar dat zien we dan wel weer. Ik geef oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan hebben we ook nog een aantal amendementen van Beckerman en Nijboer inzake Groningen.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Die amendementen zijn zo intelligent, dat ik tijd nodig heb om die tot mij door te laten dringen. Ik zal die maandag in het WGO nader appreciëren.

De voorzitter:

Dat is heel goed. Dan hebben we een heel weekend om daarnaar uit te zien.

Dan geef ik graag het woord aan de minister.

Minister Adriaansens:

Voorzitter. De moties. Ik probeer zo kort mogelijk te appreciëren. De motie op stuk nr. 29 geef ik oordeel Kamer.

De heer Jetten pakt de moties op die voor hem zijn.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 32. Die motie ontraad ik met verwijzing naar het debat.

De motie op stuk nr. 33 ontraad ik ook om die reden, met verwijzing naar het debat.

De motie op stuk nr. 34 wil ik ontraden, ook met verwijzing naar het debat.

De motie op stuk nr. 35 geef ik graag oordeel Kamer. Die motie gaat over de apk-check en de mkb-toets.

De motie op stuk nr. 36 ontraad ik met verwijzing naar het debat.

De motie op stuk nr. 37 ontraad ik om dezelfde reden. Deze motie ging over de 25% minder regeldruk. De motie heeft een sympathieke doelstelling, maar we moeten het wel kunnen uitvoeren. Ik moet de motie dus helaas ontraden.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 44. Ik geef deze motie graag oordeel Kamer. De motie gaat over het ondernemersakkoord.

De motie op stuk nr. 45 gaat over strategisch aanbesteden. Ik geef deze motie graag oordeel Kamer.

De heer Van Strien (VVD):

Voor de administratie noem ik dat ook de heer Eppink onder de motie op stuk nr. 44 en de motie op stuk nr. 45 hoort.

Minister Adriaansens:

De motie op stuk nr. 46 wil ik ontraden met verwijzing naar het debat.

Met betrekking tot de motie op stuk nr. 47 hebben we gediscussieerd over de zeggenschap. Ik moet deze motie ontraden, met verwijzing naar het debat.

De motie op stuk nr. 48 moet ik idem dito ontraden met verwijzing naar het debat.

De motie op stuk nr. 51 gaat over het beleggen van middelen bij de microfinancieringsmaatschappij. Dat gaat over de middelen uit het voorjaarspakket voor de verduurzaming van het mkb. Ik sta sympathiek tegenover die motie. In lijn met die motie zijn we er al mee gestart. We zijn aan het kijken hoe we daarmee omgaan. Alleen, het maakt onderdeel uit van de voorjaarsbesluitvorming over het Klimaatfonds. Ik kan de motie om die reden geen oordeel Kamer geven. Dat lukt gewoon niet. Maar ik sta wel sympathiek tegenover de motie. Met die annotatie wordt de motie ontraden.

Dan kom ik bij de motie-Thijssen over Tata, de motie op stuk nr. 52. Daar wil ik graag een toelichting bij geven. Ik ben bekend met meerdere moties omtrent dit onderwerp. Ik heb die er nog even bij gehaald. Ik ben bekend met de motie van het lid Hagen en de motie van de leden Hagen, Bouchallikh en Boucke; de een was van juli 2022 en de ander van december 2022. Al deze moties roepen op tot eerdere en meer milieuwinst bij Tata via de maatwerkafspraken.

In de Kamerbrief van 22 september jongstleden van de staatssecretaris van IenW is aangegeven hoe opvolging te geven aan de motie van de leden Hagen, Bouchallikh en Boucke. Ik herhaal voor de volledigheid hier de inhoud van de motie. In die motie wordt gevraagd om te onderzoeken of vooruitlopend op het groenstaalplan extra milieu- en gezondheidswinst te realiseren is, bijvoorbeeld door het al eerder sluiten van de bedrijfsactiviteiten, zoals de Kooksfabriek 2 en/of het uitvoeren van extra maatregelen boven op de Roadmap Plus. Deze afspraak is ook opgenomen in de Expression of Principles die met het bedrijf is overeengekomen in de zomer van 2022. Het is dus daarom ook onderdeel van de gesprekken met Tata.

Als onderdeel van de gesprekken over een eventuele maatwerkafspraak wordt in goed overleg een inventarisatie van de mogelijke maatregelen gemaakt. Die inventarisatie is nog niet volledig afgerond; de gesprekken daarover lopen nog. Ik verwacht dat die inventarisatie onderdeel uitmaakt van het voorstel dat ik eind deze maand van Tata verwacht te ontvangen. Dat is ook wat ik probeerde te zeggen in het debat. Het uiteindelijke doel is om als onderdeel van die maatwerkafspraken te komen tot een pakket van bovenwettelijke milieu- en gezondheidsmaatregelen, gebaseerd op die inventarisatie. Daarmee dragen die maatwerkafspraken bij aan de bredere doelstellingen ten behoeve van het klimaat en de verbetering van de leefomgeving, waarvan ook de stikstofreductie een onderdeel is. Ik beoog daarmee dus, samen met de staatssecretaris, zowel invulling te geven aan de toezegging aan uw Kamer als aan de expliciet geuite wens van de Kamer om binnen die maatwerkafspraken concrete afspraken te maken over de gezondheidsverbeteringen. Tata stelt zich daarbij in de gesprekken die wij voeren constructief op en lijkt dus ook bereid om op dit punt verantwoordelijkheid te nemen. Ik wacht die plannen nu af, zoals ik al heb aangegeven.

Voor alle helderheid: het woord "wanneer" — dat zei ik net al in het debat — in de schriftelijke beantwoording is ongelukkig gekozen. Het is correct dat ik daarop gewezen word. Maar u kunt er wel van uitgaan dat ik in de maatwerkafspraken met het bedrijf alleen overheidsmiddelen zal besteden als het bedrijf aantoont bovenwettelijk bij te dragen aan de gezondheid en het klimaat. Daar kan de Kamer van uitgaan. Het moet gaan om echt ambitieuze afspraken, anders doen we het niet.

Dan ga ik nu naar de motie op stuk nr. 52.

De voorzitter:

Ja.

Minister Adriaansens:

Als ik die interpretatie kan gebruiken bij het appreciëren van de motie, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Mits dat dus de interpretatie is. Dat is de vraag.

De voorzitter:

Die beantwoord gaat worden door de heer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):

Nou ja, ik moet het toch even heel precies doen. Ik snap dat de staatssecretaris van alles doet om de lucht rond Tata schoon te krijgen. De minister is met het bedrijf in gesprek over de maatwerkafspraken, dus die kan ook iets doen. De motie zegt: maak in het kader van de maatwerkafspraken afspraken om de meest vervuilende productieprocessen versneld uit te faseren. Is dat dan nu de inzet van de regering?

Minister Adriaansens:

Ja, dat is de inzet. Het is de inzet om zo snel mogelijk tot ingrepen te komen.

De heer Thijssen (PvdA):

Oké. Daarmee staat dat los van wanneer wij overgaan op groen staal. Dus mijn motie is dan overbodig.

Minister Adriaansens:

Dat is volgens mij precies de crux waarover het gaat. In die motie wordt het stoppen van het een heel expliciet gekoppeld aan het starten van het ander. Dat wordt losgekoppeld. Daarvoor wacht ik de plannen nog af, dus op dat ene stukje van de vraag kan ik geen ja zeggen. Daarom dus mijn interpretatie van de motie.

De heer Thijssen (PvdA):

Sorry, maar nu heb ik weer verwarring. Als u zegt "in 2030 gaat het groenstaalplan komen, maar ik voer de motie-Hagen uit en ik ga zorgen dat zo snel mogelijk de meest vervuilende onderdelen dicht zijn", dan neem ik toch aan dat dit voor 2030 gebeurt.

Minister Adriaansens:

Ja, absoluut. Dat is de inzet. Ik geef volmondig een ja.

De heer Thijssen (PvdA):

Dan is de motie overbodig.

Minister Adriaansens:

Dan zou je kunnen zeggen dat de motie overbodig is.

De voorzitter:

En nu, mevrouw de minister?

Minister Adriaansens:

Nou ja, als de motie overbodig is, is het aan de heer Thijssen wat hij doet. Ik heb ja gezegd met die interpretatie. Dan komt er een debat. De vraag is of de heer Thijssen akkoord is met mijn interpretatie en het debat.

De heer Thijssen (PvdA):

U kunt de motie overnemen of gewoon oordeel Kamer geven.

Minister Adriaansens:

Met de interpretatie en het gesprek dat wij nu gehad hebben, kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

"Met de interpretatie" wordt beaamd door de heer Thijssen, stel ik even vast voor de eeuwigheid. Dan heeft de motie oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:

Ja, dat is fijn. Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 53. Die moet ik ontraden. Ik moet daar wel bij vermelden — en goed verwoorden wat we hebben afgesproken — dat het industriedoel ten aanzien van de stikstofreductie 38% is. We halen dat grotendeels met andere maatregelen. Maatwerk probeert additionele reductie van stikstof te bereiken, maar er zijn wel sterke verschillen in potentieel per bedrijf. Stikstof loopt volwaardig mee daar waar koppelkansen bestaan, maar de focus ligt op CO2-reductie. We hebben dat ook in de verschillende brieven vermeld. Bovendien — en dat moet ik corrigeren — is de bijdrage van de industrie 2% van de depositie. Ik zei dat dat van de emissie was, maar dat was niet correct. Ik wil dat hierbij dus corrigeren. De appreciatie is: ontraden.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 54. Deze motie ontraad ik met verwijzing naar het debat.

De motie op stuk nr. 55, die gaat over de Industry Board, wil ik oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 56 over de internetvoorzieningen in de buitengebieden geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 63 geef ik ook graag oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 64: ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 65: ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 66 van de ChristenUnie zou ik willen aanhouden. Deze motie gaat over het in lijn brengen van MVOI met de OESO-richtlijnen. Ik ben bereid om constructief te kijken naar de tien voorstellen van de ChristenUnie voor een duurzamer en sociaal inkoopbeleid, maar deze motie loopt vooruit op een kabinetsreactie. Bovendien ligt dit onderwerp primair bij de portefeuilles van mijn collega-bewindspersonen: bij IenW voor MVOI en bij Buitenlandse Zaken voor de OESO. Daarom wil ik de motie aanhouden tot de kabinetsreactie.

De voorzitter:

U wilt dat mevrouw Van der Graaf de motie aanhoudt!

Minister Adriaansens:

Ja, dat is eigenlijk de vraag. Correct.

De voorzitter:

Ik zie haar al knikken.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Is het ook mogelijk om afstemming te zoeken met de departementen, zodat we volgende week bij de begroting van BZK een appreciatie, al dan niet per brief, kunnen ontvangen? Is dat nog een tussenweg?

Minister Adriaansens:

U vraagt een appreciatie bij de begrotingsbehandeling van …?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Binnenlandse Zaken. Die begroting is volgende week. Binnenlandse Zaken is het departement dat het inkoopbeleid coördineert. Daarin speelt het een belangrijke rol. EZK heeft hele belangrijke rollen, maar BZK ook, dus daar zit nog een haakje. Ik weet dat de minister afstemming moet zoeken met meerdere departementen. Is het ook een weg om tegen het einde van die begrotingsbehandeling een appreciatie per brief te krijgen van het kabinet? Dan is er nog een extra week overlegtijd.

Minister Adriaansens:

Ja. Ik ga dat proberen. Ik kan het niet garanderen, maar ik ga het wel proberen.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dat wordt gewaardeerd. Dank u.

De voorzitter:

Maar wat doen we nu met die motie?

Minister Adriaansens:

Ik begrijp dat de motie wordt aangehouden tot dat debat.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

We houden dan de motie aan tot de kabinetsappreciatie van de motie. We verwachten die volgende week bij de begrotingsbehandeling van BZK.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van der Graaf stel ik voor haar motie (36410-XIII, nr. 66) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Adriaansens:

De motie op stuk nr. 68 moet ik ontraden met verwijzing naar het debat. Dan heb ik nog een vraag over van mevrouw Kröger. Ik wil voor de volledigheid nog even vertellen hoe dat is gegaan. We hadden de TEK, een crisisregeling die snel in werking moest treden. Dat was op verzoek van de Kamer. Om die reden ben ik geadviseerd om de regeling zo eenvoudig mogelijk te maken, zodat die ook snel in werking kon treden. Het als toegang voor de TEK meenemen van het al dan niet voldoen aan de energiebesparingsplicht, zou de uitvoering veel complexer maken, doordat de criteria niet helemaal overeenkomen. Dat heb ik net in het debat uitgelegd.

In de schriftelijke set staat ook dat de informatieplicht voor energiebesparing alleen geldt voor bedrijven die meer dan 25.000 kubieke meter gas of 50.000 kilowattuur elektriciteit verbruiken. Voor de TEK-regeling zijn andere criteria van toepassing. Zoals gezegd, heb ik dat ook aangegeven in de beantwoording van de vragen op 10 oktober. De handhaving van de energiebesparingsplicht ligt niet bij de RVO. Die ligt bij de gemeente of de provincie. De uitvoering van de TEK ligt bij de RVO. Het betreft dus meerdere, verschillende, instanties. Overigens is de aanmelding voor de TEK op 2 oktober gesloten. Toen is er een motie ingediend. Dat is de motie op stuk nr. 146 (36200). Daarin is gevraagd, wat al eerder aan de orde is geweest, om de koppeling tussen de energiebesparingsplicht en de TEK door te voeren. Die motie is niet aangenomen. Ik heb dus gezegd dat er in de gesprekken ter voorbereiding van de TEK-uitvoering is gesproken, ook ambtelijk, met al die organen. Toen is gezegd: het is te complex. Dat bedoelde ik ook te zeggen. Het is moeilijk uit te voeren.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Kan de minister mij garanderen dat dit alleen mondeling is gewisseld en niet schriftelijk en dat er geen nota, geen beslisnota, is geschreven over de vormgeving van de TEK en over de mogelijkheden om daar wel degelijk de energiesparingsverplichting in op te nemen als voorwaarde, of op welke manier dan ook? Kan de minister mij garanderen dat dit alleen mondeling is gebeurd?

Minister Adriaansens:

Als ik iets moet garanderen, wil ik het graag volledig checken. Ik stel voor dat ik daar schriftelijk op terugkom.

De heer Van Strien (VVD):

Ik heb een korte vraag. Ik had in mijn tweede termijn gevraagd of de minister kan terugkomen op de clausulering van de aanjager voor het mkb. Als zij meteen zegt het geheel eens te zijn met de heer Van Strien, dan ben ik ook tevreden.

Minister Adriaansens:

Ik ben het helemaal eens met de heer Van Strien.

De heer Van Strien (VVD):

Dan eindigen we met kumbaya.

Dan heb ik nog één vraag, over de motie die de heer Graus en ik hebben ingediend over de regeldruk. Natuurlijk is het zo dat mevrouw Von der Leyen wel met die doelstelling van 25% reductie komt. Ik kan niet helemaal uit de schriftelijke beantwoording halen hoe de minister daarmee wenst om te gaan als zij de motie die haar daartoe oproept, ontraadt.

Minister Adriaansens:

Volgens mij vraagt die motie mij om daar direct op te handelen. 25% is echt een ... Als ik iets toezeg, moet ik het ook kunnen waarmaken. Zo zit ik wel in elkaar. Ik ben in de afgelopen ruim anderhalf jaar heel hard bezig geweest om de regeldruk terug te dringen. Ik zie hoe knap ingewikkeld dat is. Ik sta altijd open om daarover met elkaar van gedachten te wisselen. We zijn het er allemaal over eens dat we een overload hebben. Ik kan hier dan moeilijk volmondig "ja" roepen voor 25%. Ik ben wel heel geïnteresseerd in hoe de Europese Commissie dit wil uitwerken.

De voorzitter:

Eén korte vraag, en dan gaan we verder.

De heer Van Strien (VVD):

Mogen wij dit wel zo interpreteren dat de minister ons op korte termijn gaat informeren over het pad naar die ferme reductiedoelstelling?

Minister Adriaansens:

Ja, absoluut.

De voorzitter:

De heer Graus, kort en puntig.

De heer Graus (PVV):

Ik wil het ook hebben over deze motie van de heer Van Strien, mij en vele andere leden. Normaal wordt er altijd gezegd: we moeten wachten op de Europese Unie, de Europese Unie dit en dat. Nu komt de Europese Unie — ik bedoel de Europese Commissie — zelf met dit voorstel en wordt hier gezegd: we gaan het niet doen. Er wordt dus altijd precies het tegenovergestelde gezegd van wat wij vragen. Ik vind het dus heel raar dat deze motie ontraden wordt.

Minister Adriaansens:

Het is heel mooi om "25%" te roepen. Ik zou ook wel "50%" kunnen roepen. Ik weet niet hoe je dat moet bereiken. Ik vind echt dat een doelstelling realistisch moet zijn. Daar kan ik nu geen onderbouwing voor geven, hoe sympathiek ik het ook vind. Ik sta er volledig achter om te streven naar dat soort reducties, maar dan moet ik echt goed weten hoe we dat gaan doen.

De voorzitter:

Prima. Laten we naar de amendementen gaan.

Minister Adriaansens:

Dan heb ik het amendement op stuk nr. 19, van de heer Van Strien. Ik wil dat amendement oordeel Kamer geven, maar ik heb één opmerking over de dekking. Ik wil hierbij de kanttekening plaatsen dat de resterende middelen van het Toekomstfonds in 2023 opnieuw aan de begroting moeten worden toegevoegd. Met die kanttekening geef ik het amendement oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan geef ik graag het woord aan minister Jetten.

Minister Jetten:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog twee vragen, een aantal amendementen en redelijk wat moties.

De vraag van de heer Erkens en mevrouw Kröger over het nieuws van vandaag ten aanzien van het advies van de Commissie m.e.r. over de bedrijfsduurverlenging van de bestaande centrale Borssele. De staatssecretaris van IenW heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage om advies gevraagd ten behoeve van de onderzoeksopzet voor de opstelling van het MER bij de wetswijziging. Daarop is nu dus advies gekomen. Het is dus niet het definitieve MER-traject, maar een advies ten behoeve van een onderzoeksopzet.

De bedrijfsduurverlenging is verdeeld in verschillende stappen. Dit MER wordt opgesteld ter voorbereiding van de wijziging van de Kernenergiewet. Na het wijzigen van de Kernenergiewet zal de exploitant van de kerncentrale een wijzigingsvergunning voor bedrijfsduurverlenging moeten aanvragen bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, waarbij de ANVS grondig zal toetsen of voldoende is aangetoond dat bedrijfsduurverlenging ook veilig kan. Voor deze aanvraag is de komende jaren nog technisch onderzoek nodig en dat onderzoek start nu.

Hierna worden de precieze milieueffecten in beeld gebracht zodra duidelijk is welke aanpassingen aan de centrale nodig zijn om ook na 2033 in bedrijf te kunnen blijven. Dit maakt onderdeel uit van de vergunningsaanvraag voor de uitbater van de kerncentrale en zal wederom door de Commissie m.e.r. worden getoetst. Zij zullen dan ook weer om advies worden gevraagd. Het ministerie van IenW is samen met het ministerie van EZK voornemens om de aanbevelingen die nu door de Commissie m.e.r. zijn uitgebracht allemaal over te nemen in de aanpak, en het MER bij de wetswijziging daar ook naar in te richten. Het MER bij de wetswijziging zal naar verwachting begin 2024 zijn afgerond.

De heer Eppink had nog een vraag over de kosten van het net op zee. Binnenkort krijgt u als Kamer een uitgebreide update van de te verwachten ontwikkeling van de kosten van het net op zee. Ik kan u daarbij verzekeren dat ik samen met TenneT natuurlijk kijk hoe we de kosten maximaal kunnen drukken, bijvoorbeeld door het net nog maximaler te benutten en, zoals ik eerder aangaf, ook te kijken naar verbindingen met buurlanden en de inzet van het bestaande aardgasnetwerk. We kijken daarbij ook meteen of andere landen zouden kunnen meebetalen aan het net op zee.

Dan een aantal amendementen, voorzitter. Er is door de Kamer, denk ik, de afgelopen 24 uur druk overleg gevoerd om te kijken hoe een deel van het vrijvallende geld rondom een Porthosreservering kan worden ingezet. Ik geef alvast de waarschuwing af dat ik zo meteen al die amendementen zal ontraden. Dat heeft de volgende reden. Het gaat om vrijval van geld in 2023 dat nu door de Kamer wordt ingezet voor 2024. 2024 is een jaar waar we al tegen de 3%-norm aankruipen. Daarom moet ik ook vanwege de begrotingsprudentie al die uitgaven ontraden.

Ik zie echter wel dat de Tweede Kamerleden de afgelopen dagen hebben geprobeerd om met elkaar tot een mooi gevarieerd pakket te komen dat past binnen deze vrijval, waar we een aantal heel belangrijke onderwerpen die ook in dit debat aan de orde zijn geweest, toch ook beter kunnen accommoderen. Ik heb dus sympathie voor de voorstellen die de Kamer doet, maar ik ga ze zo meteen wel formeel ontraden.

Het amendement op stuk nr. 6 ontraad ik ook. Het kabinet kiest voor minder meer in de VWS-begroting en niet voor bezuinigen op dit onderwerp. Overheveling van gelden uit EZK naar VWS is dus niet nodig. Het amendement op stuk nr. 6: ontraden.

Het amendement op stuk nr. 15 van De Jong en Aartsen ontraad ik met verwijzing naar mijn verklaring zojuist aan het begin.

Het amendement op stuk nr. 17 van Eerdmans en Stoffer ontraad ik met verwijzing naar het debat. Er is voldoende geld voor de uitrol van het onderzoek naar kleinschalige reactoren.

Het amendement-Boswijk/Erkens op stuk nr. 18. Dank dat het amendement is gewijzigd en extra is toegespitst op het blijvend ondersteunen van windprojecten. Dat is denk ik een verbetering ten opzichte van het oorspronkelijke amendement, maar met verwijzing naar de dekking ontraad ik dit amendement.

Het amendement-Erkens c.s. op stuk nr. 20 ontraad ik. Hier hebben we het ook uitgebreid over gehad. Het is goed om met bedrijventerreinen aan de slag te gaan, maar met verwijzing naar mijn verklaring van zojuist krijgt ook dit amendement ontraden.

Het amendement-Kröger/Boucke op nr. 27 ontraad ik met dezelfde argumentatie.

Het amendement-Boucke c.s. op stuk nr. 28 ontraad ik met verwijzing naar mijn verklaring van zojuist inzake de dekking.

Het amendement op stuk nr. 57 — daar zijn we inmiddels aanbeland — van mevrouw Kröger en de heer Grinwis. Met verwijzing naar de dekking: ontraden.

Ik denk dat het heel knap is dat de Kamer in zo'n brede samenstelling tot dit gebalanceerde pakket is gekomen.

Dan de moties, voorzitter. De motie op stuk nr. 30 van het lid Graus over zero-emissiezones is in strijd met het beleid van het ministerie van IenW. Die ontraad ik.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 31 van de heer Graus, ook over zero-emissiezones. De motie op stuk nr. 31 is ook ontraden.

De heer Graus (PVV):

De minister was mij net voor. De motie op stuk nr. 31 gaat over de ontheffing voor kleine mkb'ers, waaronder bakkers en bouwondernemers. Ik heb de motie daarover van mijnheer Erkens, mijn Limburgse collega, meegetekend. Ik wil deze motie, de motie op stuk nr. 31, dus sowieso intrekken, omdat ik 'm met Erkens heb meegetekend. Het blijft toch nog een Limburgse motie.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Graus c.s. (36410-XIII, nr. 31) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Jetten:

De motie op stuk nr. 38 van het lid Kops. Met verwijzing naar het debat: ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 39 van het lid Kops. Het is gewoon feitelijk onjuist wat er in de constateringen staat, dus ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 40 van Erkens cum suis. Het kabinet ziet nu niet direct aanleiding om die hardheidsclausule al op te nemen in de Regeling CO2-heffing industrie. De heffing biedt bedrijven namelijk al flexibiliteit ten aanzien van de handel, een dispensatierecht en een carry-backsysteem waarbij ze belasting tot vijf jaar geleden kunnen terugkrijgen. Desalniettemin begrijp ik de zorgen over het op tijd realiseren van alle randvoorwaarden, zoals netcongestie. Daar zetten we natuurlijk vol op in. In een situatie zonder handelingsperspectief om te kunnen verduurzamen, zullen we er echt scherp op moeten toezien of het huidige instrumentarium nog steeds passend is. Deze motie gaat alleen in het dictum wel erg ver, met inclusief implementatie van het voorgestelde. Dus de motie op stuk nr. 40 ontraad ik.

Bij de motie op stuk nr. 41 verwijs ik naar wat ik net al zei. Er kan op de eerste plaats geen uitzondering worden gemaakt op basis van branche of grootte van een bedrijf, dus dit is voor het ministerie van IenW niet uitvoerbaar. Daarnaast zijn er allerlei bestaande overgangsregelingen. De overgangsregeling van Euro 5 naar Euro 6 loopt tot 2028. De overgangsregeling voor vrachtwagens die op 1 januari 2025 maximaal vijf jaar oud zijn, loopt tot 1 januari 2030. Ten slotte is in 2024 de subsidie voor emissieloze bedrijfsauto's nog steeds beschikbaar, waarbij kleine ondernemingen een hoger subsidiepercentage krijgen dan grote ondernemingen. Dus de motie op stuk nr. 41 is ontraden.

De motie-Erkens/Boswijk op stuk nr. 42 geef ik oordeel Kamer.

De motie-Erkens/Boswijk op stuk nr. 43: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 49 van het lid Dijk. Wij hebben inderdaad vorig jaar voor een fiftyfifty verdeling van de kosten van het noodfonds gekozen. De minister voor Armoedebeleid heeft de afgelopen tijd gesprekken gevoerd met de energiebedrijven over de verlenging van dit noodfonds. Zij heeft daarbij ook goed gekeken naar randvoorwaarden die vanuit Brussel worden gesteld voor dit soort publiek-private samenwerkingen. Daarom zijn we op die eenderde-/tweederdebijdrage uitgekomen. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 49.

De motie op stuk nr. 50. Hier hebben we echt te maken met grote hoeveelheden aan plasticafval. We proberen op meerdere manieren plasticafval terug te dringen. Er zijn wel degelijk ook herbruikbare alternatieven, waarmee dus de betreffende winkelier of horecaonderneming ook iets anders kan aanbieden dan een plasticverpakking en dus niet die heffing hoeft te innen bij de consument. Dus de motie op stuk nr. 50 ontraad ik.

De motie-Kröger/Thijssen op stuk nr. 58 krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 59 van Kröger en Thijssen over ledverlichting vind ik buitengewoon sympathiek, maar op dit moment werken we al aan een heel strak schema voor de led-uitrol bij Rijkswaterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf. Daarbij proberen we vanwege de laagst mogelijke maatschappelijke kosten zo veel mogelijk aan te sluiten bij natuurlijke vervangingsmomenten. Ik ben wel binnen het nationaal programma voor energiebesparing aan het kijken hoe we hier nog verder in kunnen versnellen, maar ik vind het op dit moment dus te vroeg om te zeggen dat het per 2025 allemaal geregeld kan zijn. Daar moet ik echt ook met IenW en VRO over overleggen, dus de motie op stuk nr. 58 moet ik ontraden.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, één korte vraag.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Ik had laatst iemand op mijn werkkamer, die kijkt naar ons plafond en die zegt: is hier nou nog steeds geen ledverlichting? We leven in 2023; we zitten in een klimaatcrisis en deze minister vindt het te vroeg om gewoon te zorgen dat er langs alle snelwegen ledverlichting is. Ik wil de motie best aanpassen naar "streven naar" — ik wil van alles — maar laten we met elkaar wel een beetje ambitie tonen; we hebben het over ledverlichting!

Minister Jetten:

Nou ja, het is ook zo dat we beperkte capaciteit hebben bij het Rijksvastgoedbedrijf en Rijkswaterstaat. Zij zijn nu dus met een heel strakke uitrol bezig en de vraag is even of het dan beter wordt als we die gaan aanpassen. Maar als u 'm wijzigt naar "streven", kan de motie wat mij betreft oordeel Kamer krijgen.

De voorzitter:

Dan zien we graag een bijgewerkte motie tegemoet en dan wordt die oordeel Kamer.

Minister Jetten:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 60. Met verwijzing naar het debat: we bereiden een en ander voor voor de formatie, maar dat ga ik niet in de Klimaatnota opnemen; dat past niet bij de demissionaire status. De motie op stuk nr. 60 is dus ontraden.

Ik zou aan mevrouw Kröger willen vragen of ze de motie op stuk nr. 61 wil aanhouden. Volgende week komt nog het nadere advies van de gedragswetenschappers, zoals is toegezegd. Richting mevrouw Teunissen zeg ik dat ik het zelf ook heel lelijk vind dat het gesprek met de ngo's nog niet is geweest. Ik heb dus net meteen gevraagd om dat zo snel mogelijk in te plannen. Dan stel ik voor dat ik u komende maand, dus in november, per brief update over zowel het advies van de gedragswetenschappers als het gesprek met de ngo's. Als mevrouw Kröger de motie dus tot die tijd wil aanhouden, zou dat fijn zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger beaamt dat, dus die is bij dezen aangehouden.

Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (36410-XIII, nr. 61) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Jetten:

Dan ga ik door met de motie op stuk nr. 62. Tja, ik had eigenlijk iets meer ambitie verwacht van mevrouw Kröger. Zij vraagt nu namelijk aan mij om steun uit te spreken voor Commissaris Hoekstra, die 90% reductie wil in 2040, maar het advies van de Europese Wetenschappelijke Klimaatraad is natuurlijk "ten minste 90%", en misschien zelfs wel 95%.

Wat zegt u, mevrouw Kröger? Ja, een aanpassing van de motie zou sowieso goed zijn, maar de motie is vooral ook ontijdig. De heer Hoekstra heeft namelijk als kandidaat-Commissaris van alles gezegd in het Europees Parlement, maar we krijgen nog wel het formele advies van de Europese Commissie in het eerste kwartaal van volgend jaar. Vanwege die ontijdigheid moet ik de motie ontraden, maar misschien kan deze ook gewoon worden aangehouden. In dat laatste geval wachten we even op het voorstel van de Europese Commissie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De minister heeft natuurlijk helemaal gelijk dat dat "ten minste" moet zijn, want in 2040 moeten we eigenlijk klimaatneutraal zijn. Ik kan de motie aanhouden. Ik heb wel nog een vraag over de motie op stuk nr. 60 …

De voorzitter:

Even terug. We stellen vast dat de motie op stuk nr. 62 bij dezen is aangehouden.

Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (36410-XIII, nr. 62) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan gaan we terug naar de motie op stuk nr. 60.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja, naar de motie op stuk nr. 60. Ik ben ervan uitgegaan dat de minister in de Klimaatnota gewoon conform de Klimaatwet met aanvullend beleid komt op het moment dat uit de KEV komt dat er een gat is. Dat is namelijk wat de Klimaatwet voorschrijft. Dit zijn suggesties van wat daarin kan staan, maar dat is verder ook een beetje aan de minister.

Minister Jetten:

Nou ja, ik vind het dan wel een beetje een semantische discussie worden. Het is een nogal richtinggevende suggestie die deze motie doet en daar ga ik geen uitvoering aan geven.

De voorzitter:

Prima. We gaan door.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Kan ik de minister vragen of hij dan wel kan bevestigen dat er aanvullende maatregelen in de Klimaatnota komen om dat gat te dichten?

Minister Jetten:

Nee. Ik heb dit ook al in meerdere debatten aangegeven. In de Klimaatnota worden alle maatregelen die nog in missionaire staat zijn getroffen of verwerkt. Maar het past niet bij de demissionaire status van het kabinet om vergaande aanvullende beleidskeuzes te maken. Dat heb ik al meermaals in deze Kamer toegelicht.

De motie op stuk nr. 67 ontraad ik met een verwijzing naar het debat.

De voorzitter:

De heer Thijssen heeft nog even een korte opmerking. Kort.

De heer Thijssen (PvdA):

Ja, even over die demissionaire status. Die hadden we twee jaar geleden ook en toen heeft de Raad van State heel duidelijk gezegd: het maakt niet uit dat je demissionair bent; je hebt de wet uit te voeren. Er moeten gewoon aanvullende maatregelen komen om het doel te halen.

Minister Jetten:

Nee, "de wet uitvoeren" betekent dat het kabinet aan de lat staat om het wettelijke klimaatdoel te halen. De KEV heeft aangetoond dat we daarvoor op koers liggen. Het is dus echt een andere situatie dan een paar jaar geleden.

De motie op stuk nr. 69, van de heer Eppink, wordt met een verwijzing naar de toelichting die ik net gaf, ontraden.

Dan ga ik door met de motie op stuk nr. 70, ook van de heer Eppink. Ik ben bezig met de uitvoering van de motie-Hermans, waarmee we de realisatie van meer kernenergie maximaal versnellen. De motie op stuk nr. 70 is dus overbodig en ontraad ik.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 71, van de heer Eppink. In het meerjarenprogramma is zo goed mogelijk inzicht gegeven in waar de middelen neerslaan. Nauwkeuriger dan we dat nu al doen, gaat echt niet, want het Klimaatfonds is een verdeelfonds. In de aparte begrotingen van de ministeries wordt nadere toelichting gegeven. In deze begroting en binnenkort in een volgende Kamerbrief geeft de minister van EZK aanvullend inzicht in de regelingen voor het mkb. De motie op stuk nr. 71 is dus ontraden.

De motie op stuk nr. 72. Ik begrijp het verzoek van mevrouw Koekkoek, maar dit gaat iets te snel. Ik ontraad de motie op stuk nr. 72 dus, maar zoals in het debat ook al is aangegeven, zijn we volop met die gesprekken bezig en is duidelijk welke kant het op moet gaan.

De motie op stuk nr. 73 van de heer Van Haga over de glastuinbouw. Met alle respect, u kunt volgende week het Belastingplan behandelen en als u dan wat vindt van het Belastingplan, kunt u dat amenderen of ertegen stemmen, dus deze motie ontraad ik.

De motie op stuk nr. 75 van Van Haga over CCS. Het IPCC, het Internationaal Energieagentschap en ook het Planbureau voor de Leefomgeving geven aan dat CCS nodig is om de internationale klimaatdoelen te halen, dus is deze motie ontraden.

Tot slot, voorzitter. Mevrouw Kröger heeft vorige week bij het tweeminutendebat een motie ingediend, samen met de heren Boucke en Grinwis: de motie op stuk nr. 1296 (32813). Deze motie is door mevrouw Kröger inmiddels gewijzigd en de gewijzigde motie kan ik oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Oké. Dan zijn we rond. Hartelijk dank aan de bewindspersonen.

Minister Jetten:

Voorzitter, mag ik, omdat dit wellicht het laatste debat is dat wij, deze drie bewindslieden, met deze commissie hebben gehad, namens ons drieën het volgende zeggen? Wij zeiden vaak tegen elkaar dat wij de geluksvogels in het kabinet zijn. Er zijn denk ik immers maar weinig commissies die zo diep op de inhoud met elkaar debatteren. Het was altijd heel prettig om met deze Kamercommissie de strijd aan te gaan. We zijn ook zeer dankbaar dat u de moeite heeft genomen om deze begroting nog te behandelen in deze periode tot aan de verkiezingen, omdat er in deze begroting heel belangrijke uitgaven zitten voor burgers, bedrijven en vooral ook de mensen in Groningen. Namens ons drieën dus dank voor de samenwerking.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Tot zover. Dank aan de bewindspersonen, de beide ministers en de staatssecretaris, voor hun bijdrage.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Let even op: aanstaande dinsdag, de 17de, stemmen wij over de moties en de 24ste stemmen wij over de begroting en de amendementen. Tot zover. Hartelijk dank. Ik schors enkele ogenblikken en dan gaan we kijken naar de begroting Sociale Zaken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven