9 Splitsing van de gemeente Groningen en instelling van de gemeente Haren

Splitsing van de gemeente Groningen en instelling van de gemeente Haren

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen houdende splitsing van de gemeente Groningen en instelling van de gemeente Haren ( 36052 ).

(Zie vergadering van 8 februari 2023.)

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het voorstel van wet van het lid Van Houwelingen houdende splitsing van de gemeente Groningen en instelling van de gemeente Haren, Kamerstuk 36052.

Ik heet uiteraard de heer Van Houwelingen van harte welkom. Hij wordt in vak-K ondersteund door Lidewij de Vos en Rick de Vries. Beiden zijn medewerker bij de fractie van Forum van Democratie. Ook hen heet ik van harte welkom, want het was ongetwijfeld weer een hele klus om alle vragen te beantwoorden.

Verder heet ik uiteraard ook de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties welkom in vak-K. Zij zal bij de behandeling van dit wetsvoorstel optreden als adviseur van de Kamer. Welkom ook aan allen die dit debat volgen op de publieke tribune en op afstand, en aan de leden.

De eerste termijn van de zijde van de Kamer vond plaats op 8 februari jongstleden en vandaag zijn we dus toegekomen aan de beantwoording. Het is de bedoeling om de gehele wetsbehandeling vandaag af te ronden.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Wij starten met de heer Van Houwelingen. Meneer Van Houwelingen, u heeft het woord.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u, voorzitter. Bij het indienen van een wetsvoorstel komt, zoals u weet, een en ander kijken. Ik zou daarom graag allereerst een aantal mensen willen bedanken die dit wetsvoorstel mogelijk hebben gemaakt. Allereerst ons onvolprezen Bureau Wetgeving en wetgevingsjurist Valérie Smit in het bijzonder, zonder wie dit wetsvoorstel er niet was geweest. Ook de minister en de ambtenaren op haar ministerie die ons hebben geholpen, in het bijzonder de heer Boerman, wil ik graag bedanken.

In eerste instantie dacht ik dat een voorstel om een zo fel bevochten herindeling als de herindeling van de voormalige gemeente Haren weer terug te draaien, met tandengeknars begroet zou worden op het ministerie. Maar via via heb ik begrepen dat men het wetstechnisch een interessante uitdaging vond. De afgelopen decennia zijn er immers — het werd in de eerste termijn van de Kamer ook al benoemd — elk jaar weer gemeenten in ons land samengevoegd, maar er is nog nooit een bestaande gemeente opgesplitst in twee of meer nieuwe gemeenten. Dat dit echter in principe mogelijk zou moeten zijn, daarover waren de juristen bij Bureau Wetgeving en het ministerie het gelukkig snel eens.

Het simpele feit dat er dankzij dit wetsvoorstel voor het eerst serieus nagedacht is en nu ook gedebatteerd wordt over het opsplitsen van een gemeente, in plaats van het samenvoegen van gemeenten, vind ik op zichzelf — de heer Bisschop zei dit in zijn bijdrage ook al — winst, ongeacht de uitkomst van het debat. Dat gemeenten maar verder en verder zouden moeten opschalen is wat ons betreft allerminst een gegeven, integendeel. De trein kan ook de andere kant op bewegen.

Tot slot zou ik mijn collega's Rick de Vries, Lidewij de Vos en Rebecca de Knegt, die hebben meegewerkt aan het wetsvoorstel, graag nog persoonlijk willen bedanken.

Voorzitter. Ik zou mijn beantwoording, die in totaal denk ik ongeveer drie kwartier in beslag zal nemen, graag willen onderverdelen in drie blokjes. In het eerste blokje zou ik graag kort de meer algemene overwegingen willen geven die achter het indienen van dit wetsvoorstel liggen. Dat wil zeggen de kritiek die wij hebben op de in onze ogen doorgeschoten schaalvergroting van allerlei publieke instituties, waaronder dus ook gemeenten. In het tweede blokje zal ik kort ingaan op de belangrijkste redenen voor het indienen van dit specifieke wetsvoorstel, de Harenherstelwet.

Tot slot zal ik in het derde blokje de vragen ingediend in de eerste termijn door de Kamer beantwoorden. Ik wil hierbij graag ook de sprekers in de eerste termijn van de Kamer — de heer Bosma, de heer Bisschop, mevrouw Leijten en mevrouw Van der Plas — hartelijk bedanken voor hun opmerkingen, kritiek en suggesties met betrekking tot het wetsvoorstel.

Voorzitter. Al lang intrigeert het mij dat met name de afgelopen decennia allerlei publieke instellingen — ziekenhuizen, scholen, woningcorporaties, rechtbanken en gemeenten — door fusies enorm in omvang zijn gegroeid, terwijl er in het algemeen best veel weerstand is van medewerkers, patiënten, ouders, huurders en inwoners tegen het opschalen van ziekenhuizen, scholen, woningcorporaties en gemeenten. Die komen daarmee namelijk, zo wordt vaak gezegd, soms bijna letterlijk op afstand te staan en worden onpersoonlijker en bureaucratischer. Patiënten willen hun streekziekenhuis niet verliezen. Ouders willen niet dat hun kind naar een grote, anonieme leerfabriek gaat. Inwoners zijn gehecht aan hun gemeente.

Zijn grote publieke instellingen misschien efficiënter? Kan dat een rechtvaardiging zijn voor deze fusiedrift? Dat klinkt plausibel, maar is slechts tot op zekere hoogte het geval. Instellingen kunnen vanuit een economisch oogpunt ook te groot zijn, waardoor ze juist inefficiënt worden. Dat is inmiddels het geval met bijna al onze publieke instellingen. Ze zijn, ook vanuit bedrijfseconomisch oogpunt, te groot. Professor Jos Blank heeft daar veel over gepubliceerd. Om een indruk te geven: vanuit bedrijfseconomisch oogpunt is, ook internationaal gezien, een omvang van ongeveer 250 bedden optimaal voor een ziekenhuis. Echter, het aantal Nederlandse ziekenhuizen is sinds de jaren tachtig meer dan gehalveerd. Een gemiddeld Nederlands ziekenhuis heeft nu ongeveer 500 bedden. Idealiter zou een woningcorporatie ongeveer 2.500 huurwoningen hebben. Echter, ook het aantal woningcorporaties is in ons land sinds de jaren tachtig meer dan gehalveerd. Het gevolg is dat een gemiddelde woningcorporatie inmiddels 8.000 huurwoningen heeft. Met andere woorden, dat is vanuit bedrijfseconomisch oogpunt meer dan drie keer te groot. Zo gaat het maar door. Hetzelfde kunnen we zeggen over de scholen, de rechtbanken en de politie. Bij de politie is er inmiddels zelfs nog maar één organisatie over: de landelijke politie. Die opereert, zoals we weten, allesbehalve vlekkeloos. Hetzelfde kunnen we ook zeggen over onze gemeenten. Daar hebben we het vandaag over.

Ondanks de weerstand bij inwoners, leraren, patiënten et cetera, ondanks de bureaucratisering, die onvermijdelijk gepaard gaat met schaalvergroting, en ondanks de extra kosten, zijn deze schaalvergrotingsoperaties in onze publieke sector er de afgelopen decennia toch gekomen. Hoe kan dit? We zien daarbij steeds weer hetzelfde hoofdargument voor opschalen terugkeren, in verschillende benamingen; denk aan "bestuurskracht", "professionalisering", "strategische autonomie", "integraliteit" en "toekomstbestendigheid". Het zijn typische consultancytermen, die, zodra je ze met een hamertje beklopt, hol blijken te klinken en doorgaans niets om het lijf hebben.

Als grote instellingen professioneler zijn en meer bestuurskracht hebben, hoe kan het dan zo zijn dat juist veel van die grote instellingen de afgelopen decennia in de problemen kwamen? Ik noem de diplomafraude bij onderwijskolos Inholland of het derivatenschandaal bij de voormalig grootste woningcorporatie van ons land: Vestia. Het derivatenschandaal was een schandaal waarbij de kleine woningcorporaties in ons land uiteindelijk financieel moesten bloeden om het grote Vestia uit de brand te helpen.

Er is ook geen enkel bewijs dat de geleverde kwaliteit in een grote publieke instelling beter is, integendeel. Een maand geleden ongeveer hadden we in deze zaal een debat over de sluiting van twee van de vier kinderhartchirurgiecentra in ons land. Volgens de minister was het zo dat hoe meer operaties er jaarlijks in een kinderhartchirurgiecentrum worden verricht, hoe hoger de kwaliteit is. Dat wil zeggen: hoe minder kans op complicaties, mortaliteit et cetera. Maar dat wijzen de wetenschappelijke studies helemaal niet uit. Sterker nog, volgens die studies zijn zowel kleine centra met minder dan 100 operaties per jaar als heel grote centra met meer dan 350 operaties per jaar niet goed vanuit het oogpunt van patiëntveiligheid. Optimaal zou zijn zo'n 250 operaties per jaar per centrum. Met 1.000 operaties per jaar in Nederland zou vier, dus het huidige aantal, precies goed zijn. Toch wil de minister terug naar twee centra.

Voorzitter. Het lijkt wel alsof er een blind geloof is dat groter automatisch ook altijd beter moet zijn en dat kleine instellingen, simpelweg omdat ze klein zijn, allerlei risico's zouden lopen en niet professioneel genoeg zouden kunnen zijn. In een boek dat ik hierover heb geschreven, noem ik dit "microfobie", angst voor het kleine. We zouden het wellicht ook "macrofilie", liefde voor het grote, kunnen noemen.

Voorzitter. Deze, in mijn ogen, irrationele voorliefde voor schaalvergroting, deze cult van het kolossale, is duidelijk zichtbaar bij onze gemeenten, waar we het nu over hebben. We hadden na de Tweede Wereldoorlog meer dan 1.000 gemeenten in ons land. Nu zijn dat er, ondanks een sterke bevolkingsgroei, nog maar iets meer dan 300. Een enorm aantal gemeenten is dus verdwenen de afgelopen decennia. Dat gebeurde overigens bijna altijd tegen de zin van de inwoners in. Er zijn bij herindelingen door de jaren heen tal van lokale referenda georganiseerd waarbij inwoners zich voor of tegen een herindeling konden uitspreken. Vrijwel altijd spreekt de bevolking van een gemeente zich dan met overgrote meerderheid, niet zelden meer dan 80% of 90%, uit tégen de voorgestelde herindeling. Bijna altijd zien we dat die herindeling uiteindelijk toch wordt doorgedrukt. Met andere woorden, de ongeveer 700 gemeenten die sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog uit ons land zijn verdwenen, zijn bijna altijd opgeheven tégen de zin van de inwoners in.

Voorzitter. Hopelijk hoef ik niet te betogen dat dit vanuit democratisch oogpunt, maar ook vanuit het oogpunt van lokale autonomie, bijzonder dubieus is. Inmiddels is een Nederlandse gemeente gemiddeld zo'n 50.000 inwoners groot. Daarmee behoren Nederlandse gemeenten tot de grootste gemeenten van Europa. En dat terwijl zo'n 20.000 inwoners per gemeente optimaal lijkt te zijn, zowel vanuit het oogpunt van efficiëntie, waar professor Maarten Allers veel onderzoek naar heeft gedaan, als vanuit het oogpunt van democratie en participatie, waar professor Bas Denters heel veel onderzoek naar heeft gedaan.

Ondanks dit alles lijkt de herindelingswals vrijwel niet te stoppen te zijn. Professor Bas Denters noemde dat in 1996 al "het succes van falend beleid" in een artikel in het tijdsschrift Bestuurswetenschappen. Het beleid is succesvol in zoverre dat er, met bijna mathematische precisie, elk jaar gemiddeld zo'n tien gemeenten verdwijnen vanwege een herindeling. Maar het beleid faalt vervolgens op alle fronten, want de politieke participatie en betrokkenheid in de nieuwe, grotere gemeente nemen af, de kosten per inwoner nemen toe en de kwaliteit van de voorzieningen vermindert.

Professor Denters constateerde dat al in 1996, dus meer dan een kwart eeuw geleden, maar desondanks zijn provincie en Rijk doorgegaan met het herindelen van gemeenten. Het irrationele herindelingsbeleid lijkt niet te stoppen te zijn. Dat is een van de redenen waarom Forum voor Democratie met deze Harenherstelwet is gekomen. Zoals gezegd, willen we laten zien dat de trein niet alleen de andere kant op kán, maar ook móét gaan rijden. We moeten stoppen met samenvoegen, fuseren en herindelen en moeten te grote publieke instituties opsplitsen. Met deze initiatiefwet wil Forum voor Democratie laten zien dat het ook anders kan en dat het alsmaar samenvoegen van bijvoorbeeld gemeenten geen gegeven is, geen wet van Meden en Perzen. Sterker nog: we kunnen gemeenten ook splitsen, in plaats van samenvoegen. We denken dat daar veel behoefte aan is onder de bevolking. We merken dat het tij aan het keren is. Nederlanders hebben genoeg van allerlei grote, anonieme en dikwijls bureaucratische instellingen waar ze weinig of geen invloed op kunnen uitoefenen, of dat nou scholen, ziekenhuizen, bedrijven of gemeenten zijn.

Wat dat laatste betreft: deze week meldt het tijdschrift Binnenlands Bestuur, op basis van enquêteonderzoek van onder andere ANP en Kieskompas, dat bijna de helft van de Nederlanders, 46%, negatief staat tegenover het herindelen van gemeenten. Slechts 17% staat daar positief tegenover. Het centraliseringsdenken, het opschalingsdenken, is naar onze mening veel te ver doorgeschoten. Met deze initiatiefwet wil Forum voor Democratie laten zien dat het dus ook anders kan. Met andere woorden: we kunnen instellingen zoals gemeenten ook kleiner maken door ze te splitsen.

Voorzitter. Nu ga ik naar mijn tweede blokje toe, dat specifiek gaat over deze initiatiefwet: de herstelwet Haren. Deze initiatiefwet richt zich op een specifieke casus: het ontvlechten van Haren uit de gemeente Groningen en het daarmee, voor Haren althans, ongedaan maken van de herindeling uit 2019. Waarom deze wet? En waarom Haren? De herindeling van de voormalige gemeente Haren is een interessante casus en een heel mooi voorbeeld van het in onze ogen irrationele herindelingsbeleid dat de afgelopen decennia is gevoerd.

Allereerst bestaat er over het gedwongen karakter van de herindeling, althans bij de inwoners van de voormalige gemeente Haren, geen enkele twijfel. In 2014 al sprak een ruime meerderheid van driekwart van de Harense bevolking zich in een referendum uit tegen een herindeling met de gemeente Groningen. De gemeenteraad, en de gemeenteraad staat zoals bekend aan het hoofd van de gemeente, heeft bovendien tot het eind de rug recht gehouden en zich verzet tegen deze herindeling. Met andere woorden, de bevolking van de gemeente Haren en het politieke orgaan dat de bevolking van Haren vertegenwoordigt, waren tegen de herindeling. Er was dus wat de voormalige gemeente Haren betreft geen enkel democratisch mandaat voor deze herindeling.

Was het dan misschien zo dat de voormalige gemeente Haren bijzonder slecht bestuurd werd, waardoor provincie en Rijk wel moesten ingrijpen? Er is helemaal niets wat hierop wijst, integendeel. Zoals al in de eerste termijn van de kant van de Kamer is opgemerkt, is de gemeente Haren door Elsevier Weekblad zelfs meermaals gekozen als de beste, dat wil zeggen meest leefbare en aantrekkelijke gemeente van Nederland. De gemeente Groningen stond in 2016 in die ranglijst trouwens op plek 98 en de voormalige gemeente Ten Boer, de derde gemeente die betrokken was bij deze herindeling, op nummer 158.

Had de voormalige gemeente Haren misschien onoplosbare financiële problemen die een herindeling noodzakelijk maakten? Allerminst. In tegenstelling tot sommige andere gemeenten is de gemeente Haren nooit een artikel 12-gemeente geweest of zelfs maar onder verscherpt preventief financieel toezicht van de provincie geplaatst, integendeel. Uit toezichtsbrieven van de provincie blijkt op geen enkele wijze dat de gemeente Haren in financiële problemen is gekomen of dreigde te komen. In 2016 kwam het COELO-instituut, gespecialiseerd in de financiën van gemeenten, zelfs tot de conclusie dat de financiële positie van Haren "niet uitzonderlijk is". "Er zijn veel gemeenten die er vergelijkbaar voorstaan", zo schrijft het COELO in zijn conclusie. Het vervolgt: "Ook Ten Boer en Groningen scoren niet op alle financiële kengetallen beter."

Voorzitter. Dat laatste is een understatement. Uit de jaarlijkse financiële benchmark van BDO voor de 100.000-plus-gemeenten blijkt namelijk dat de gemeente Groningen op 31 december 2018, aan de vooravond van de herindeling dus, op de onderste plaats stond, in de twee jaar daarna op de op één na onderste plaats en op 31 december 2021 weer op de onderste plaats met een solvabiliteit van slechts 8%. Met andere woorden, de gemeente Haren stond er financieel beter voor dan de gemeente Groningen. Een gedwongen herindeling met die gemeente kan dan natuurlijk nooit een oplossing zijn voor vermeende acute financiële problemen, die er dus niet waren bij de gemeente Haren.

Samengevat. Zowel de inwoners als de gemeenteraad van de voormalige gemeente Haren waren mordicus tegen een herindeling. De financiële positie van de gemeente maakte een herindeling allerminst noodzakelijk. Wat de kwaliteit van de leefbaarheid betreft behoorde de voormalige gemeente Haren tot de absolute top van Nederland. Dus nogmaals, waarom moest de gemeente Haren tegen de zin van de inwoners per se opgaan in de gemeente Groningen? Hier komt dus het magische begrip "bestuurskracht" om de hoek kijken. Het is in de eerste termijn van de Kamer geregeld genoemd.

Voorzitter. Laat ik allereerst een wat langer stuk integraal citeren dat afkomstig is uit een stuk dat de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur onlangs schreef over het begrip "bestuurskracht" in relatie tot herindelingen in het algemeen en de voorgenomen herindeling van de gemeente Scherpenzeel in het bijzonder. "Het begrip 'bestuurskracht' speelt ook in deze casus een intrigerende rol. Het wordt te pas en te onpas gebruikt en het lijkt een vanzelfsprekende inhoud te representeren. Bovendien is het begrip gehuld in de dracht van objectiviteit en neutraliteit." "Wat bestuurskracht is, kan kennelijk worden vastgesteld, om niet te zeggen uitgerekend. In veel beleidsdomeinen wordt bestuurskracht als begrip gebruikt. Er is inmiddels een omvangrijke markt voor bestuurskrachtonderzoek en bestuurskrachtadvisering. Daarbij valt op dat conclusies die uit onderzoeken naar bestuurskracht worden getrokken de schijn van objectiviteit wekken en tegelijkertijd de pretentie van neutraliteit uitstralen. Ook in discussies over herindeling in den lande is bestuurskrachtonderzoek een middel dat door veel partijen wordt ingezet en dat ook voor vrijwel alle gewenste en ongewenste uitkomsten bruikbaar lijkt te zijn. Dat is ook in Scherpenzeel het geval. Wij volstaan met twee opmerkingen over bestuurskracht. Bestuurskracht is geen objectief begrip omdat het op allerlei theoretische vooronderstellingen berust die in de complexe werkelijkheid van politiek en bestuur nooit valide en betrouwbaar te operationaliseren zijn. Bestuurskracht is bovendien geen neutraal begrip omdat het nooit los te zien is van politieke keuzes en van opvattingen over overheidstaken — ware het alleen al omdat onderzoeken naar bestuurskracht politieke ambities centraal stellen en dat de aanpassing van die ambities ook een verandering van het denken over de bestuurskracht zou moeten opleveren."

Kortom, "bestuurskracht" is een niet-neutraal, politiek begrip waar, volgens de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, onvermijdelijk altijd politieke keuzes en aannamen aan ten grondslag liggen. In zoverre doet het denken aan de kritische discussie die langzaam op gang lijkt te komen — die juichen wij overigens toe — over het gebruik van modellen in de politieke besluitvorming. Ook modellen zijn nooit neutraal, al was het maar omdat er onvermijdelijk allerlei aannames en impliciete politieke keuzes aan ten grondslag liggen. Zoals professor Meester het in zijn laatste boek mooi beschrijft: "Een model is vaak niet meer dan een mening verpakt in cijfers." Hetzelfde geldt dus voor het begrip "bestuurskracht".

Bij de discussie over herindelingen in het algemeen en de herindeling van de gemeente Haren in het bijzonder is het begrip "bestuurskracht" zonder twijfel gebruikt als een politiek instrument. Ik durf zelfs te zeggen: als een politiek wapen. Het ging erom om een door sommigen gewenste politieke keuze, namelijk de herindeling van de gemeente Haren, waarvoor geen democratisch draagvlak was, waarvoor geen financiële noodzaak was en waarvoor vanuit het oogpunt van leefbaarheid geen enkele reden was, desondanks te kunnen legitimeren en door te drukken. Bestuurskracht als argument voor deze herindeling was en is niet meer dan politieke bluf. Om dit in te zien, hoeven we niet veel meer te doen dan het onderliggende bestuurskrachtrapport uit begin 2016, getiteld Verkenning zelfstandigheid gemeente Haren, erbij te pakken. Het is de directe aanleiding voor de herindeling.

Ik was meer dan tien jaar lang onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. Ik heb dus menig onderzoeksrapport gelezen. Ik heb echter zelden zo'n volstrekt hol, nietszeggend en van modewoorden en consultancytaal doordrenkt rapport gelezen als dit bestuurskrachtonderzoek. Neem bijvoorbeeld dit stuk uit het rapport: "De gemeente Haren heeft geen op gestructureerde wijze verkregen beeld van de noden, behoeften en wensen binnen de Harense samenleving. Opgaven worden onder meer door raad en college geagendeerd op basis van individuele signalen van inwoners en partners en politieke wensen. Dit betekent dat visies, beleid en plannen over het algemeen niet onderbouwd zijn met feitelijke en integrale inzichten."

"Feitelijke en integralen inzichten" en "gestructureerde wijze" klinken serieus en stoer, maar wat wordt hiermee in hemelsnaam bedoeld? Levert het rapporteren van een loszittende stoeptegel door een individuele burger geen feitelijk inzicht op? En waarom is een zogenaamde "meer structurele en integrale werkwijze" nodig? Wat is eigenlijk überhaupt een structurele en integrale werkwijze? Wat is er mis met het afgaan op individuele signalen van burgers? De gemeente Haren was immers een van de beste gemeenten van Nederland om in te wonen. Bovendien stemde driekwart van de Harenaren in 2014 tegen een opschaling van hun gemeente naar een niveau dat volgens dit consultancybureau, zonder te onderbouwen wat dit is en waarom dit het geval zou zijn, zogenaamd gestructureerder en integraler zou kunnen gaan werken.

Ik noem nog een citaat uit dit rapport: "De gemeente Haren neemt een geografische sleutelpositie in in de corridor Groningen-Assen. Hoewel deze positie de gemeente onderhandelingsruimte geeft, werkt de gemeente loyaal mee aan de gebiedsopgaven op het gebied van transport en logistiek. De vraag is of de gemeente de weelde van haar sleutelpositie in de toekomst kan blijven dragen. De vraag is of het bestuur, onder druk van de inwoners, altijd prudent zal omgaan met deze machtsfactor."

Wat staat hier in hemelsnaam, en waarom is het een probleem? "Het is de vraag of de gemeente de weelde van haar sleutelpositie in de toekomst kan blijven dragen." Dus het feit dat Haren geografisch goed ligt, is volgens dit onderzoeksbureau blijkbaar een probleem omdat de gemeente wellicht in de toekomst de weelde van de sleutelpositie niet kan blijven dragen? Is dit nou een serieus onderzoek of is dit De Speld?

Tot slot. Nogmaals, dit is de conclusie van het rapport dat aan de basis ligt van de gedwongen herindeling. Het is de onderbouwing voor het enige argument, te weinig bestuurskracht, dat überhaupt gegeven kan worden voor het herindelen van de gemeente Haren.

De voorzitter:

Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Baudet van Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FVD):

Ik wil ingaan op deze laatste citaten over het wel of niet kunnen dragen van de weelde van een sleutelpositie. Ik weet niet of de heer Van Houwelingen zo ver wil gaan, maar is het niet zo dat daar dan toch een bepaald motief achter lijkt schuil te gaan, een bezorgdheid vanuit het landelijk bestuur dat Haren mogelijk niet mee zal werken met bepaalde plannen rondom infrastructuur en dat soort zaken? Is dat waar hij op hint of hoor ik het dan verkeerd?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank aan de heer Baudet voor deze vraag. Nu ik er zelf zo over nadenk, zou dat inderdaad een van de achterliggende redenen kunnen zijn. Het wordt zo niet in het rapport geformuleerd, maar het blijft desalniettemin heel vreemd dat dit dan een reden is om de gemeente Haren te herindelen. Het feit dat de gemeente Haren zo'n sterke positie heeft en in zekere zin autonoom kan opereren, is dan de reden voor de herindeling. Dat is dan de reden. Dat lijkt me dan dus niet in het belang van de gemeente Haren, maar misschien in het belang van de provincie. Maar zo heeft het natuurlijk nooit in de rapporten gestaan.

De heer Baudet (FVD):

Dat is een beetje dat Amerika komt om Irak te bevrijden omdat daar olie ligt of zo; een beetje dat idee.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ja, inderdaad, een vals argument. Dank u wel.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik vervolg mijn betoog.

Dit is het laatste citaat uit dat rapport: "Het bovenstaande overziend is de keuze voor zelfstandigheid van de gemeente Haren een keuze met de … " Ik wil dat toch even noemen. Dat is een lidwoord dat hier niet hoort te staan in de conclusie van dat rapport, dat ook vol taalfouten staat en cijfers die niet kloppen in de tabellen. "Dat leidt tot veel maatschappelijke en financiële risico's", staat in het rapport. "De financiële spankracht van de gemeente is beperkt", staat in het rapport, "bij een hoog voorzieningenniveau en schuldenpositie, ook al zijn er de afgelopen jaren stevige stappen gezet naar verbetering van de financiële situatie". Einde citaat.

Dus gebrek aan een integrale visie, een sleutelpositie waarvan de weelde niet gedragen kan worden en financiële problemen die niet ernstig en acuut zijn en volgens de auteurs van het rapport zelf al zijn opgelost. Dat zijn de redenen om te concluderen dat er te weinig bestuurskracht is voor het zelfstandig laten voortbestaan van de gemeente Haren.

Voorzitter. Het is treurig en in onze ogen zelfs lachwekkend dat een gemeente die lang gewaardeerd werd door haar inwoners, die financieel geen acute problemen had, en werd gezien als de meest leefbare gemeente van Nederland, op basis van een rapport met dit soort volstrekt onzinnig consultancygeblaat, in onze ogen, vanuit de provincie het label "onvoldoende bestuurskracht" opgedrukt heeft gekregen en vervolgens tegen de zin van de inwoners in is vernietigd en is opgegaan in de gemeente Groningen, want dat is wat er is gebeurd.

Er is in onze ogen geen enkele goede grond gegeven en te geven voor deze herindeling. En dat is nog niet alles. Het herindelingsproces zelf is bijzonder rommelig en onstuimig verlopen; dat kwam ook in de termijn van de Kamer aan bod. De gang van zaken was zelfs zo dubieus dat onderzoeker Jan Lunsing over de procedure die voorafging aan deze herindeling, een boek heeft geschreven, met als titel Het verzet van Haren. Op de kaft van dat boek stelt prof. Elzinga, bestuurskundige: "Dit boek laat nog weer eens zien dat de procedure van herindeling ondeugdelijke elementen bevat en er onvoldoende rechtsbescherming is." En Dirk van der Meulen, een schrijver, vat het boek als volgt samen: "Hoe ook de inwoners van Haren ten prooi vielen aan bestuurlijke intriges en blind vertrouwen in schaalvergroting blijkt uit dit boek waarin vaak tenenkrommende politieke besluitvorming van binnenuit wordt beschreven."

Dat proces was inderdaad ondeugdelijke en tenenkrommend, voorzitter. Zo heeft de commissaris van de Koning zijn bevoegdheid om een waarnemend burgemeester te benoemen gebruikt voor het aanstellen van burgemeesters, in Haren dus, die voor het herindelen van de gemeente Haren waren. Dit kan in onze ogen worden gezien als het misbruik maken van bevoegdheden, omdat zo de gemeente Haren een aanvoerder van het verzet werd onthouden.

Hoe belangrijk zo'n aanvoerder is, blijkt uit de afgeblazen herindeling van de gemeente Scherpenzeel, waar burgemeester Klein wél zijn poot stijf heeft gehouden, waarvoor hij trouwens een prijs heeft moeten betalen. Een paar uur nadat bekend was gemaakt dat de herindeling van Scherpenzeel door het Rijk werd afgeblazen — hulde hiervoor overigens, zeg ik tegen de minister — heeft de commissaris van de Koning deze populaire burgemeester op staande voet ontslagen, wat lijkt op een ordinaire politieke wraakactie. Zo gaat dat blijkbaar in dit land als je als burgemeester niet doet wat de provincie wil maar wat de inwoners van je gemeente willen.

Veelzeggend is ook dat in het officiële besluit van Gedeputeerde Staten van Groningen, vastgelegd in de brief van het college aan Provinciale Staten van 1 september 2015 staat: "Ons uitgangspunt is dat gemeentelijke herindeling niet wordt opgelegd." Dit schrijft dus het college. "Dit betekent dat ons college niet eigenstandig gebruik zal maken van zijn bevoegdheid om herindelingsvoorstellen te doen als daarvoor geen draagvlak bij de betrokken gemeente bestaat."

Toch is dit gebeurd. Bovendien is dit besluit niet te vinden in het herindelingsadvies, zoals de heer Bisschop terecht opmerkte in zijn termijn. Met andere woorden: Gedeputeerde Staten zijn een belofte die zij eerder hebben gemaakt, niet nagekomen en hebben uiteindelijk toch de gemeente Haren gedwongen om te herindelen. Bovendien is het Rijk, en daarmee dus ook deze Kamer, over dit besluit van de provincie toentertijd niet goed geïnformeerd doordat dit besluit niet is meegenomen in het herindelingsadvies van de provincie, en op basis van dit herindelingsadvies hebben Rijk en Kamer besloten de gemeente Haren op te heffen.

Tegen dit alles kon de gemeente Haren zich bij de rechter bovendien niet verdedigen. Nederland heeft namelijk weliswaar het Europees Handvest inzake lokale autonomie getekend, maar een uitzondering bedongen op de verplichting die in het handvest is opgenomen om lagere overheden in staat te stellen bij de rechter in beroep te gaan tegen een besluit van de rijksoverheid. In laatste instantie kan dus alleen de Tweede Kamer het onrecht rechtzetten dat de gemeente Haren in onze ogen met de gedwongen herindeling in 2019 is aangedaan. Nogmaals, een gedwongen herindeling waarvoor geen enkele goede grond of rechtvaardiging te vinden is.

Dat dit door de provincie Groningen wel zo is voorgespiegeld op de vage grond van onvoldoende bestuurskracht, is wat ons betreft niet anders te karakteriseren dan als politieke bluf. Met een beetje gezond verstand is deze bluf ook zo te doorzien. Want hoe kan het zijn dat een gemeente zoals Haren met ongeveer 20.000 inwoners onvoldoende bestuurskracht zou hebben voor de taken die een gemeente moet uitvoeren, terwijl landen met een vergelijkbaar aantal inwoners, zoals Liechtenstein en San Marino, voldoende bestuurskracht hebben voor het uitoefenen van alle taken die een soevereine staat toekomen? Dat kan simpelweg niet kloppen, tenzij Rijk en provincie het takenpakket van een gemeente kunstmatig zo ingewikkeld hebben gemaakt dat de bestuurlijke opgave van een Nederlandse gemeente inmiddels zwaarder is dan die van deze soevereine staten. Maar dan moeten we daar natuurlijk wat aan gaan veranderen in plaats van onze gemeenten verder en verder te blijven opschalen totdat er straks nog maar één gemeente over is en onze provincies de nieuwe gemeenten worden.

En nu, vier jaar na de herindeling, zijn de inwoners van Haren beter af dan Groningen? Is dat zo? Niets, zo denken wij, wijst hierop. Integendeel, de lasten zijn sterk gestegen en de voorzieningen zijn uitgekleed. Ik begin met de lasten. De opsomming is overigens niet volledig, voorzitter. De ozb is in Haren drie keer verhoogd en komt voor woningen met een gemiddelde woningwaarde neer op een verhoging van ruim één derde. Kantines, kleedkamers en accommodaties in eigendom van sportverenigingen worden nu ook aangeslagen voor de ozb. In Haren is het precario ingevoerd en verhoogd. De toeristenbelasting is verhoogd. De hondenbelasting is in Haren ingevoerd en bovendien de hoogste van Nederland, namelijk €129 per hond. In Haren betaalt een gemiddeld huishouden nu €200 meer per jaar aan afvalstoffenheffing, ook door een wijziging van de wijze waarop afval wordt ingezameld. Overigens zijn hierover door Harenaren 600 zienswijzen ingediend. Het college heeft die naast zich neergelegd en daar geen antwoord op gegeven. En ten slotte zijn de leges verhoogd.

Tegenover deze toch erg grote verhoging van de lasten op alle terreinen staat een uitkleding van de voorzieningen. Een paar voorbeelden. En deze opsomming, voorzitter, is ook niet volledig. Aan de groenvoorziening in Haren wordt zichtbaar minder gedaan. Als straatverlichting stuk is, duurt het soms maanden voordat die is gemaakt. Het is nog steeds niet duidelijk of het zwembad over drie jaar een verlenging van het contract krijgt. Het gemeentelijk loket, dat volgens de bestuursovereenkomst zou blijven, is niet meer toegankelijk voor mensen met bouwaanvragen. Daarvoor moet men naar een andere locatie in de gemeente. En tot slot wordt er significant minder gestrooid dan in de voormalige gemeente Haren.

Kortom, Haren lijkt de portemonnee van Groningen te zijn geworden. Maar dat is nog niet alles. De gemeente Groningen is van plan om in en om Haren, de stad die zo mooi en groen was, Vinex-locaties en zonneparken aan te leggen. De lijnen naar het bestuur van de gemeente Groningen zijn, zoals verwacht, een stuk langer. Brieven gericht aan het college worden pas laat beantwoord. Vroeger kon je als inwoner van Haren de wethouder gewoon even aan zijn jasje trekken, maar nu is dat niet meer mogelijk. De inwoners van Haren schrijven hierover in een brief van 4 november 2021 gericht aan Rutte het volgende. Ik citeer. "Omdat de bevolking van Haren minder dan 9% van het totale inwoneraantal van Groningen uitmaakt en de korte lijnen met het bestuur, de raad en de ambtelijke organisatie, die ze in Haren gewend waren, zijn verdwenen, is zij elke invloed op het beleid en de uitvoering, dus ook op de woonomgeving, kwijtgeraakt. De betrokkenheid bij de gemeentepolitiek en de bereidheid om zich als vrijwilliger in te zetten voor een gemeenschap, die ten tijde van de gemeente Haren zo groot waren, zijn sterk afgenomen. De herindeling is in Haren door velen ervaren als een wederrechtelijke opdeling van de gemeente, ofwel een annexatie."

Dit patroon zie je elke keer weer terug bij herindeling. Onderzoek van onder anderen professor Denters laat dit ook zien: na herindeling daalt de betrokkenheid van inwoners bij hun gemeente en neemt de maatschappelijke en politieke participatie, dat wil zeggen de opkomst bij verkiezingen, af. Zo worden dus de sociale cohesie en onze democratie ondermijnd. Ook daarom is het zo belangrijk deze herindeling ongedaan te maken. Niet alleen is er werkelijk geen enkele goede reden te bedenken voor de herindeling en zijn de inwoners van Haren op een onrechtmatige grond en op basis van op zijn minst een uiterst dubieus verlopen herindeling tegen hun zin in beroofd van hun gemeente, met alle gevolgen van dien, waaronder toenemende lasten, teruglopende voorzieningen. Deze herindeling, daarnaast, tast ook het sociale weefsel en het vertrouwen in de democratie aan.

Op 16 oktober 2019 deed de ministerraad bij monde van minister De Jonge de volgende uitspraak: "Daar waar het misgaat, moet de overheid herstellen wat er is misgegaan, goedmaken wat er verkeerd is gegaan. Dat is wat de overheid moet doen." Dat is precies wat er wat ons betreft moet gebeuren. Dit wetsvoorstel biedt de Tweede Kamer de kans iets te herstellen wat is misgegaan, iets goed te maken wat verkeerd is gelopen.

Dat het herindelingsbeleid op foute aannames berust, lijkt bovendien — en als dat zo is, is dat zeer hoopvol, voorzitter — ook langzaam door te dringen bij het kabinet. Tot mijn verbazing — en dit was een aangename verrassing — heeft het kabinet namelijk op het allerlaatste moment een streep gezet door de voorgenomen herindeling van de gemeente Scherpenzeel. In het geval van Scherpenzeel heeft de minister wél door de bestuurskrachtbluf van de provincie heen gekeken en geconcludeerd dat de zogenaamde bestuurskrachtproblematiek waarmee de provincie schermt, geen reden kan zijn voor een gedwongen herindeling. Vanzelfsprekend is dit alles ook van toepassing, zoals ik zojuist heb betoogd, op de gedwongen herindeling van de gemeente Haren. Wat ons betreft is de Tweede Kamer hierbij aan zet; vandaar dat we dit initiatiefwetsvoorstel hebben ingediend. Het kabinet kan een motie naast zich neerleggen, maar een aangenomen wetsvoorstel moet worden uitgevoerd. We hebben begrepen dat, onder coalitiedwang, partijen die eigenlijk tegen de gedwongen herindeling van Haren waren in 2018, voor hebben moeten stemmen. Dit initiatiefwetsvoorstel kan uiteraard geen onderdeel zijn geweest van de coalitieonderhandelingen, en hierover kan dus, mag ik aannemen, vrij worden gestemd. Mijn oproep zou dan ook zijn aan deze Kamer: grijp deze kans en — in de woorden van dit kabinet — maak goed wat is misgegaan.

Tot slot, voorzitter, zal ik heel kort ingaan op een aantal vragen die in de eerste termijn van de kant van de Kamer zijn gesteld, en waar ik zojuist in mijn bijdrage nog niet op ben ingegaan. Allereerst zou ik heel graag de sprekers van de kant van de Kamer hartelijk willen bedanken voor hun kritiek, constructieve inbreng en waardevolle suggesties. Meerdere partijen vroegen zich af of een consultatie, liefst in de vorm van een referendum, niet verstandig zou kunnen zijn, voordat besloten wordt om die herindeling ongedaan te maken. Die herindeling is immers alweer vier jaar oud. Vanzelfsprekend is Forum voor Democratie een groot voorstander van referenda. Maar in het geval van Haren ligt er al een referendumuitslag, namelijk het referendum uit 2014, toen driekwart van de Harense bevolking zich heeft uitgesproken tegen deze herindeling. Wat ons betreft stáát dit resultaat en is er geen reden om vier jaar later te twijfelen. Integendeel; zoals we zagen, zijn de lasten na de herindeling alleen maar toegenomen en de voorzieningen in de voormalige gemeente Haren uitgekleed. Er is onvrede over de besluitvorming in Groningen, en Harenaren vrezen de komst van een zonnepark. Desalniettemin zijn we ook niet tegen een referendum, zolang dit referendum beperkt is tot de inwoners van de voormalige gemeente Haren. Als alle inwoners van de huidige gemeente Groningen mogen stemmen in het referendum — het is in de eerste termijn van de Kamer al genoemd — is het immers vergelijkbaar met het referendum over bijvoorbeeld het terugdraaien van de annexatie van de Krim waarbij ook inwoners van Rusland mogen meestemmen. Dat lijkt ons niet wenselijk.

Ik kon me goed vinden in de bijdrage van de heer Bosma, waar ik met veel plezier naar heb geluisterd. Inderdaad, zoals de heer Bosma zei: bestuurskracht is apekool. Het is een niet-neutraal politiek begrip dat bewust wordt ingezet van hogerhand om herindelingen door te drukken. Het is een begrip waarbij de politieke conclusie "herindeling is nodig" rechtstreeks volgt uit de aanname die eronder ligt, namelijk "kleine gemeenten hebben onvoldoende bestuurskracht".

Ook werd ons gevraagd naar precedenten: zijn er al eerder gemeenten opgesplitst en wat kunnen we hiervan leren? Onder anderen de heer Bisschop vroeg ons dat. Er zijn vrijwel geen voorbeelden te vinden van het ontvlechten van gemeenten. Dat is op zich al veelzeggend. Met uitzondering van het voorbeeld dat werd genoemd door de heer Bisschop, namelijk het splitsen van de gemeente Ermelo in twee nieuwe gemeenten, Ermelo en Nunspeet, in 1972, zijn mij dan ook geen precedenten bekend, in ieder geval geen naoorlogse precedenten. Deze splitsing van Ermelo is prima verlopen, voor zover we hebben kunnen achterhalen. Sterker nog, Ermelo en Nunspeet zijn eerder al in 1812 gesplitst, in 1818 weer samengevoegd en in 1972 dus wederom gesplitst. Het splitsen van gemeenten kan dus, uiteraard. Natuurlijk kunnen herindelingen door de wetgever ook weer ongedaan worden gemaakt.

Zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij dit initiatiefwetsvoorstel nemen de gemeente en de gemeenteraad van Groningen het voortouw in het voorbereiden van de splitsing, mocht dit initiatiefwetsvoorstel worden aangenomen. Daarbij wordt in de toelichting in artikel 8 van het wetsvoorstel gesuggereerd bij de uitwerking van het uitwerkingsplan voor de splitsing een bestuurscommissie in te stellen die voor de helft uit Groningers en voor de andere helft uit Harenaren bestaat, zodat ook de belangen van de Harenaren voldoende geborgd zijn. De gemeente Groningen is primair verantwoordelijk voor de splitsing van de gemeente Groningen in twee nieuwe gemeenten. Dat is onvermijdelijk. Mochten de twee nieuwe gemeenten geen overeenstemming kunnen bereiken over de verrekening die nodig is in verband met uit de herindeling voortvloeiende voorzieningen, dan regelt artikel 14 van deze initiatiefwet een bemiddelende rol met doorzettingsmacht voor de minister van Binnenlandse Zaken en dus bewust niet voor de provincie, gezien de dubieuze rol die de provincie heeft gespeeld bij het laten opgaan van Haren in de gemeente Groningen.

Dan wat betreft de details van de splitsing. De heer Bosma vroeg zich bijvoorbeeld af hoeveel vuilniswagens naar Groningen en hoeveel er naar Haren zullen gaan na de ontvlechting. Dat is uiteraard onderdeel van het uitwerkingsplan van de gemeente Groningen en de nieuwe gemeente Haren. Dat is zeker niet iets wat we hier in de Tweede Kamer bij wet moeten willen gaan vastleggen.

Tot slot merkte de heer Bosma op dat Haren een typisch VVD/D66-bolwerk is. Hij vroeg zich af of de inwoners van Haren door hardnekkig op deze twee partijen te blijven stemmen niet hebben verdiend wat ze is overkomen. Waarom laten we de inwoners van Haren niet in hun eigen sop gaarkoken, vroeg de heer Bosma. Het is inderdaad natuurlijk nooit verstandig om op de VVD of D66 te stemmen, maar dat hebben de inwoners van de voormalige gemeente Haren inmiddels geleerd. De lokale D66-afdeling in Haren heeft door de gedwongen herindeling zelfs de partij verlaten. Hier past denk ik mildheid en genade, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Bosma, die er niet bij kan zijn. Het is mooi en veelzeggend dat de inwoners van de voormalige gemeente Haren, die de strijd nog niet hebben opgegeven, nu met Forum voor Democratie optrekken in een gevecht het onrecht ongedaan te maken en hun voormalige gemeente te herstellen. Mensen maken fouten en iedereen verdient een tweede kans, dus we zetten ons met deze herstelwet-Haren graag ook in voor de inwoners van de voormalige gemeente Haren.

De heer Bisschop zou ik graag willen bedanken voor zijn inbreng. Ik ben het helemaal met de heer Bisschop eens dat de Wet ARHI ook zou moeten voorzien in de procedure om gemeenten te splitsen in plaats van alleen maar samen te voegen. Sterker nog, dit initiatiefwetsvoorstel is deels ook bedoeld, zoals ik heb opgemerkt, om dit denken de andere kant op te versterken. Ook begrijp ik de zorgen van de heer Bisschop over het onconventionele karakter van dit wetsvoorstel. Een gemeente die al bestaat, wordt van bovenaf weer gesplitst. Zoals ik heb proberen te betogen, twijfel ik echter niet of dat kan en mogelijk is, net zomin als dat er hele goede gronden en redenen voor zijn, niet in de laatste plaats het herstellen van het onrecht dat in onze ogen de inwoners van de voormalige gemeente Haren is aangedaan door hen tegen hun zin in van hun gemeente te beroven.

Ik zou ook mevrouw Van der Plas graag willen bedanken voor haar waardevolle opmerkingen en suggesties, en voor het compliment dat dit wetsvoorstel een mooi voorbeeld is van een nieuwe bestuurscultuur, waar zo vaak over wordt gesproken. Ik ben het ook eens met mevrouw Van der Plas dat niet deze splitsing onverantwoord is, zoals de Raad van State in zijn advies suggereert, maar dat juist de gedwongen samenvoeging van de gemeenten Haren en Groningen onverantwoord was.

Ik ben ook de heer Baudet zeer erkentelijk voor zijn inbreng. Met zijn opmerking "laat zo'n splitsing maar eens gebeuren" karakteriseert hij de geest achter dit wetsvoorstel, denk ik, heel goed. Het is niet een kwestie van kunnen. Het is een kwestie van willen. De heer Baudet vroeg ook hoeveel gemeenten de initiatiefnemer op de lange termijn in ons land wenselijk acht. Dat zijn er in ieder geval veel meer dan we nu hebben. Als we kijken naar kosten per inwoner en het niveau van politieke participatie en betrokkenheid, dan lijkt een gemeente van gemiddeld zo'n 20.000 inwoners optimaal te zijn, zo wijst ook de literatuur uit. We moeten dan dus eerder denken aan de 1.000 gemeenten die we na de oorlog hadden, dan aan de iets meer dan 300 gemeenten die we nu nog overhebben.

Tot slot merkte de VVD op dat er wel degelijk goede gronden zijn voor deze herindeling, zonder deze goede gronden te specificeren. Misschien kan de VVD dit alsnog doen, want ik heb dus geen idee wat deze goede gronden zouden kunnen zijn. De VVD stelt ook, wederom zonder dit te specificeren, dat er veel goeds zou zijn gebeurd in Haren na de herindeling. Misschien zou de VVD ook dit nader kunnen toelichten, want ook hier tast ik, en ik denk ook de Harenaren die vandaag op de publieke tribune aanwezig zijn en meekijken, volledig in het duister.

Voorzitter. Helemaal tot slot. Dit initiatiefwetsvoorstel biedt de Tweede Kamer de kans om een fout uit het verleden te herstellen. Ik zou zeggen: grijp deze kans.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Houwelingen, voor uw toelichting op het initiatiefwetsvoorstel en de beantwoording van de vragen. Ik moet zeggen dat u in ieder geval een uitstekend gevoel voor tijd heeft, want u heeft het goed ingeschat aan de voorkant. Maar voordat ik het woord ga geven aan de minister, heeft u nog een interruptie van de heer Bisschop, van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Dank aan de initiatiefnemer, ook voor de reactie op een aantal vragen. Ik zou graag nog een nadere toelichting hebben op de laatste vraag die ik in mijn bijdrage heb geformuleerd. Dit wetsvoorstel voorziet eigenlijk al in een richting die ingeslagen zou moeten worden. Mijn suggestie, mijn vraag, in de richting van de initiatiefnemer was: zou het niet beter zijn om een tussenstap te maken en eerst te verkennen of te laten verkennen welke opties er liggen en dan van daaruit in overleg met de betrokkenen een keuze te maken? Zou de collega daar nog wat nader op willen reflecteren?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank aan de heer Bisschop voor zijn vraag. De gedachte die achter dit wetsvoorstel ligt, is om de status quo ante te herstellen. Wij vinden dat dat eerst moet gebeuren. Ik begrijp de opmerking van de heer Bisschop dat er misschien andere modaliteiten te vinden zijn, maar wat ons betreft moet dit onrecht eerst ongedaan gemaakt worden. Vanuit de nieuwe positie kan de gemeente Haren eventueel besluiten om opnieuw een herindeling aan te gaan; dat staat haar vrij. Maar dit moet wat ons betreft eerst hersteld worden. Dat is de gedachte achter deze wet.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

De gedachte achter deze wet is mij duidelijk, maar we hebben nu al een aantal jaren met een nieuwe feitelijke situatie te maken. Dan kun je ervoor kiezen om een-op-een terug te gaan naar hoe het vroeger was, maar er zijn dingen gepasseerd enzovoorts. Vandaar dus toch nog een keer mijn vraag: wijst de initiatiefnemer een verkenning van opties, die naast elkaar worden gezet, op basis waarvan stappen worden gezet, af of is dat bespreekbaar?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Alles is uiteraard bespreekbaar, maar dat we dit afwijzen, komt in zekere zin voort uit bescheidenheid. We hebben gesproken met mensen uit de gemeente Haren. Zij zeiden tegen ons onder andere: wij willen misschien samen met Tynaarlo. Dat is die andere gemeente. Dat had ik natuurlijk in het wetsvoorstel kunnen opnemen, maar wie ben ik om een andere modaliteit te bepalen voor de gemeente Haren? De hele gedachte achter deze wet is om de oude situatie te herstellen en de Harenaren dan zélf — daar gaat het om! — te laten beslissen hoe ze vanuit die positie hun toekomst willen vormgeven. Anders gaan wij dat als Tweede Kamer voor hen invullen en dat lijkt me niet wenselijk.

De voorzitter:

U heeft ook nog een interruptie van de heer Baudet van Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FVD):

Ik zat toch nog even na te denken over de reden waarom dit gebeurt. Het is heel interessant om het concept "bestuurskracht" te ontleden, denk ik. Ik weet niet of mijn vorige interruptie helemaal duidelijk was. Die ging over de valse motieven. Ik hoor in het betoog van de heer Van Houwelingen — misschien is het daarom ook zo sterk — dat hij niet gaat vissen naar de achterliggende motieven. Het is een heel feitelijke beschrijving van wat er gebeurt. De argumenten die worden gegeven, slaan in elk geval nergens op, dus waarom gebeurt het dan toch? Is er dan misschien een ander motief? Ik heb naar u geluisterd en ik wil u iets voorleggen. Als u daar niet op wilt ingaan, dan moet u dat natuurlijk niet doen, maar zou het niet zo kunnen zijn dat bestuurskracht een metafoor is en dat daarmee bedoeld wordt: het vergroten van de controle vanuit de rijksoverheid, of uiteindelijk vanuit de EU-overheid? Is dat niet waar dit eigenlijk over gaat? Als je een weg wilt aanleggen of als je wilt dat er overal lockdowns komen — het maakt niet uit, alles wat men wil, bijvoorbeeld azc's — dan heb je veel meer controle als je grote bestuurlijke molochs creëert. Dat geldt ook voor scholen. Is het niet zo dat je bijvoorbeeld genderindoctrinatie veel gemakkelijker ...

De voorzitter:

Uw vraag is, meneer Baudet?

De heer Baudet (FVD):

... op scholen kunt implementeren als die scholen niet van de docenten en de ouders zijn, maar als dat conglomeraten zijn waar anonieme bestuurders zitten die het lesprogramma samenstellen, zeg maar? Nogmaals, als de indiener er niet op wil ingaan, dan niet. Maar ik ben gewoon hardop aan het denken. Is dat niet wat hier eigenlijk gebeurt, namelijk dat dit gewoon het mechanisme is waarlangs het bestuurlijke centrum zijn greep op het land wil vergroten?

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wil de heer Van Houwelingen vragen om hier kort op te reflecteren. We hebben het natuurlijk over een initiatiefwetsvoorstel. Ik heb ook de eerste termijn gedaan en ik realiseer me dat de heer Baudet daarover toen ook een vraag heeft gesteld. Ook gelet op de tijd zou ik willen voorkomen dat we een brede beschouwing gaan houden. De heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank voor de vraag. We kunnen dit natuurlijk nooit zeker weten, maar er is wel een bepaald patroon zichtbaar. Ik denk niet dat daar per se opzet of kwade wil achter zit, maar wel is het zo dat men misschien vanuit een bepaalde controlezucht inderdaad steeds grotere eenheden wil. Het woord "bestuurskracht" zie je ook in andere vormen terug, bijvoorbeeld als het gaat om Europese eenmaking. Dan is de term die gebruikt wordt "strategische autonomie". Je ziet het in verschillende hoedanigheden terugkomen. Elke keer is de oplossing hetzelfde, namelijk het centraliseren en het vergroten van instituten, waardoor je er minder controle op krijgt, zeker vanuit democratisch perspectief. Ik denk dat wij dat allebei heel zorgelijk vinden.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Baudet.

De heer Baudet (FVD):

Dus minder controle bij de burgers, bij de gewone mensen. Of, in het geval van scholen, bij de ouders. Maar meer controle bij de centrale instellingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Exact, ja. Dat is wat er denk ik op grote schaal gebeurt in alle instituten.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, de heer Baudet.

De heer Baudet (FVD):

Kan de heer Van Houwelingen daar dan ook een waardeoordeel aan verbinden? Kan hij uitleggen waarom een wereld die democratischer is, decentraler, beter is dan een wereld die centraal bestuurd wordt?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dat is natuurlijk de kernvraag. Uiteindelijk is het zo dat mensen hun eigen leven willen kunnen vormgeven. Het is niet wenselijk en niet fijn om op alle punten in zekere zin gecontroleerd te worden. Onze mening is dat we als mens beter af zijn in een samenleving waarin we controle kunnen uitoefenen op onze instituten, op het land, op scholen, op ziekenhuizen — op onze gemeenten dus — dan in een samenleving waarin dat niet zo is en alles eenvormig, bureaucratisch en hetzelfde wordt. Het is natuurlijk een politiek waardeoordeel dat dit onwenselijk is.

De voorzitter:

Dank u wel voor de beantwoording, meneer Van Houwelingen. Daarmee bent u aan het einde van uw inbreng gekomen. Nogmaals dank, en dank ook aan de collega's die hieraan bijgedragen hebben. De minister van Binnenlandse Zaken is al in de gelegenheid om de vragen die aan haar als adviseur zijn gesteld te beantwoorden. Ik geef het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter. Het is inderdaad een bijzondere positie waarin ik nu in de Kamer mag zijn, als adviseur van de Kamer om enkele zaken nog mee te geven. Voordat ik dat doe, wil ik allereerst mijn waardering uitspreken voor Kamerleden die zelf wetsvoorstellen maken en ook voor degenen die dat ondersteunen. Het vergt een enorme inzet om dat te doen. Dat weet ik uit eigen ervaring. Het vraagt ook veel doorzettingsvermogen. Ik wil de leden van Forum voor Democratie echt complimenteren met het feit dat zij dit hebben gedaan. Ik kan aan het betoog van de heer Van Houwelingen horen dat hij dit met veel zorg en aandacht heeft gedaan.

Voorzitter. Ik ben inderdaad vandaag aanwezig bij dit debat als adviseur van de Kamer. In die hoedanigheid zal ik zo ingaan op de diverse vragen die zijn gesteld en ook op hoe ik in mijn positie als adviseur het wetsvoorstel waardeer. Ik zou graag eerst een aantal algemene opmerkingen willen maken.

Ik realiseer mij heel goed dat een herindeling voor betrokkenen echt impactvol kan zijn. Voor sommige mensen is een gemeente namelijk meer dan een bestuurlijke entiteit. Het gaat ook over identiteit, over herkenbaarheid, over betrokkenheid en zeggenschap. Als een gemeente ophoudt te bestaan en als dat tegen de zin van iemand uit de samenleving is, kan dat inderdaad gepaard gaan met emoties, omdat je ziet dat een deel van die identiteit die je voelt in een gemeente, weggaat. Een andere groep mensen hecht minder waarde aan de bestuurlijke indeling en kijkt naar heel andere aspecten, zoals de kwaliteit of de continuïteit van de dienstverlening en de grootte van de ambtelijke organisatie. Daarom is het altijd heel belangrijk om in de aanloop naar een herindeling te onderzoeken hoe de samenleving kijkt naar het voorstel van de herindeling. Daarom gaat er vaak een meerjarig proces van wikken en wegen aan zo'n gemeentelijke herindeling vooraf. Voordat zo'n wetsvoorstel hier in de Tweede Kamer en daarna in de Eerste Kamer terechtkomt, is er al op veel verschillende plekken over gesproken.

Meerdere leden van de Kamer, en ook de heer Van Houwelingen, zeiden dat processen altijd beter kunnen. Terecht merkte de heer Bisschop in eerste termijn op dat het goed is om te blijven leren en om in de spiegel te blijven kijken. Dat geldt natuurlijk voor ons allemaal. In 2019 is daarom een nieuw beleidskader vastgesteld. Ik hecht eraan om te benadrukken dat dit is gebeurd nadat de gemeenten Groningen, Ten Boer en Haren zijn samengevoegd. Een deel van de leerpunten is ook opgepakt. Dat komt onder andere tot uiting in het toegenomen belang dat aan draagvlak wordt toegedicht. Ook is de procedure aangepast in die gevallen waarin een provincie besluit een herindeling van bovenaf te initiëren, artikel 8 van de Wet algemene regels herindeling. Maar dat houdt niet in dat je moet stoppen met leren. We hebben met de herindeling van de gemeente Vijfheerenlanden ook gezien dat we moeten kijken op welke andere vlakken we bij grensoverschrijdende herindeling het beleidskader gemeentelijke herindeling wellicht nog verder moeten aanpassen.

Ik ben het ook eens met de heer Baudet dat het af en toe heel goed is om boven de problematiek te gaan hangen en om meer in algemene zin te spreken over de waarde van het openbaar bestuur en hoe je dat inricht, en over de fundamentelere vragen als het gaat om bestuurlijke organisatie. We zullen de komende tijd verder in gesprek gaan met de Kamer over de Actieagenda Sterk Bestuur, maar ook over de initiatieven die ik neem om tot een kader te komen voor de taken binnen het decentraal bestuur. Ik ben het met de leden eens dat je taken op het juiste niveau moet beleggen. Sommige taken kunnen veel beter bij gemeenten terechtkomen, terwijl andere taken overtuigend bij de rijksoverheid worden neergelegd, bijvoorbeeld in een centralisatietendens.

Ik vind het daarbij van belang — en dat heb ik ook in de betogen gehoord — dat we niet moeten werken vanuit blauwdrukken. Dat is gewoon niet goed. Ik vind dat we niet moeten gaan werken aan een blauwdruk van wat we willen met het openbaar bestuur, alsof we van hieruit kunnen bepalen wat het beste voor gemeenten is. Daar hebben gemeenten en provincies namelijk zelf een belangrijke stem in. Het kan om opschaling of afschaling van taken gaan. Daar zitten verschillende aspecten aan vast. Dit als meer algemene uitgangspunten, omdat naar voren werd gebracht om wat algemener naar het openbaar bestuur te kijken.

Ik zal nu ingaan op hoe ik in mijn positie als adviseur aankijk tegen dit initiatiefwetsvoorstel en hoe ik dat inhoudelijk waardeer. In de kern beoogt het lid Van Houwelingen met het indienen van dit wetsvoorstel dat een deel van de herindeling van Groningen, Haren en Ten Boer uit 2019 weer ongedaan wordt gemaakt. Daarmee komt hij tegemoet aan de onvrede die bij een deel van de inwoners van de voormalige gemeente Haren nog steeds blijkt te zijn. Het debat gaat in beginsel niet over de vraag hoe de herindeling tot stand is gekomen en of dat een juist besluit is geweest. Het besluit om de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer samen te voegen, is na een uitvoerig besluitvormingsproces door middel van een wet tot stand gekomen. Daarin zijn alle belangen gewogen en alle stappen om tot een wet te komen, doorlopen. Dat zijn stappen die door de Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de afdeling van de Raad van State zijn gezet, alle stappen die nodig zijn voordat een wetsvoorstel tot een wet komt.

Laat ik allereerst zeggen dat ik er als minister aan hecht dat herindelingen zo veel mogelijk van onderop tot stand komen en dat zij kunnen rekenen op voldoende draagvlak. Daarnaast hecht ik ook aan zorgvuldige en duurzame wetgeving. Op dit laatste aspect ben ik het met de Afdeling advisering van de Raad van State eens dat het voorstel niet voldoet. Om deze herindeling op de voorgestelde manier materieel weer ongedaan te maken, is een onzekere, ingewikkelde en daarmee ook vanuit mijn perspectief als adviseur — maar de Kamer gaat daarover — niet wenselijke exercitie. Als we naar het wetsvoorstel kijken, is bij voorbaat al niet duidelijk hoe er een gemeente ontstaat die ook toegerust is om met de veeleisende vraagstukken van de gemeente om te gaan. Ook is er geen verder onderzoek gedaan naar de zienswijzen van de bevolking over hoe zij tegen een nieuwe herindeling aankijkt. Ik zie ook dat aan een aantal aspecten van de Wet algemene regels herindeling niet is voldaan.

De voorzitter:

Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Baudet van Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FVD):

Ik zit met interesse te luisteren naar de minister. Maar kan zij enige verduidelijking geven op het punt van de veeleisende opgaven van de gemeenten? Volgens mij is dat precies waar het betoog van de heer Van Houwelingen over ging. Het zijn metaforen en algemene begrippen: bestuurskracht en veeleisende opgaven. Maar wat dan? Waar zit voor haar het probleem als de gemeente weer onafhankelijk zou worden?

Minister Bruins Slot:

Dat is inderdaad een goede verduidelijkende vraag. Kijk, als er een nieuwe gemeente Haren zou ontstaan, dan moet er ook een nieuwe ambtelijke organisatie worden opgebouwd, eigenlijk van het begin af aan. Dat vraagt ook om de juiste deskundigheden en de juiste voorzieningen daarvoor. De gemeente moet eigenlijk vanaf het eerste begin weer de veeleisende vraagstukken rondom de jeugdzorg, rondom de Wet maatschappelijke ondersteuning, maar bijvoorbeeld ook rondom de bouw van woningen, gaan oppakken. Het zou mijn advies zijn om dat niet vanuit dit wetsvoorstel te doen, omdat ik met dit traject er onvoldoende zicht op heb dat het in één keer goed tot stand komt.

De heer Baudet (FVD):

Dat zijn uitvoeringsdingen toch? Martin Bosma zei net dat er nergens iets staat over de hoeveelheid vuilniswagens. Ik snap, en volgens mij snapt de heer Van Houwelingen ook, dat als deze wet zou worden aangenomen, er een werkgroep moet komen om een aantal praktische zaken te organiseren. Ik denk dat niemand dat betwist. Er moeten ook nieuwe ambtenaren worden aangesteld die dan het secretariaat van de nieuwe gemeente Haren moeten gaan bestieren. Dat spreekt voor zich. Maar dat zijn toch meer procedurele punten die wat uitwerking vergen dan principiële punten? Het is niet onmogelijk voor Haren om de woningbouw te organiseren. Dat is het ook nooit geweest. Het is niet onmogelijk voor Haren om de jeugdzorg op te pakken. Dat is in het verleden ook altijd goed gegaan. Wat zijn nu de principiële bezwaren tegen de devolutie?

Minister Bruins Slot:

Als we kijken naar de Wet algemene regels herindeling, dan zijn er twee belangrijke eisen aan de voorkant. Zo moet er een lokaal voorbereidingsproces plaatsvinden. De andere eis is dat de consequenties van de ontvlechting in kaart zijn gebracht. Beide zijn tot nu toe niet gebeurd. Ik sta hier als adviseur, maar de Kamer moet oordelen over een wetsvoorstel, waarvan ze niet goed kunnen overzien of het in de praktijk uiteindelijk op een goede manier tot stand wordt gebracht. Als ik kijk naar het splitsen of samenvoegen van gemeenten, dan zeg ik wel tegen de heer Baudet, dat het inderdaad niet onmogelijk is om een gemeente te splitsen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan heeft u ook nog een interruptie van de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Dat splitsen is alleen nog niet wettelijk geregeld. Daar zou naar aanleiding van deze casus misschien werk van gemaakt kunnen worden. Maar ik hoor de minister nu al vrij stevig neerzetten dat het haar niet gewenst lijkt, verwijzend ook naar de procedure die keurig volgens de voorgeschreven regels is doorlopen, maar waarbij juist een aantal kritische kanttekeningen worden gezet. Is het niet verstandig, of misschien moet ik het anders formuleren: is de minister bereid mee te denken in een proces van evaluatie en verkenning van opties, die mogelijk als alternatief zouden kunnen dienen? Is zij bereid op basis daarvan de keuze te maken, in plaats van nu al vrij fors uit te spreken "dat lijkt mij ongewenst"? Het kan ons immers ongewenst lijken, maar dat sluit nog niet uit dat er opties zijn.

Minister Bruins Slot:

Ik sta hier als adviseur van de Kamer, dus de weging is uiteindelijk aan de Kamer. Ik benadruk dat ook omdat ik hierin een andere rol en positie heb. Maar ik heb twee hoofdargumenten aangegeven waarom ik als adviseur de Kamer ontraad om dit wetsvoorstel op dit moment aan te nemen.

Het eerste argument is in het kader van totstandkoming van zorgvuldige en duurzame wetgeving. Het is nog maar twee jaar geleden dat deze Kamer heeft besloten dat er wél tot herindeling van Haren zou worden overgegaan. Dan is er vanuit het oogpunt van zorgvuldige en duurzame wetgeving ook wel wat voor te zeggen dat de Kamer zich afvraagt of ze na drie jaar, of inmiddels bijna vier jaar, weer een ander besluit wil nemen. De vraag is ook of dat uiteindelijk de zekerheid biedt die je wilt geven op het moment dat je wetgeving maakt.

Het tweede argument dat ik aangeef, is dat er op basis van de uitgangspunten van de Wet algemene regels herindeling een zorgvuldig voorbereidingsproces moet zijn. Er moet goed gewogen zijn hoe het draagvlak in elkaar steekt en het is ook van belang dat de uitvoeringsconsequenties in kaart zijn gebracht. Dat is op dit moment niet het geval. Het is aan de initiatiefnemer om daar wel of niet invulling aan te geven, als hij andere acties wil ondernemen om zijn wetsvoorstel verder te brengen. Het is in dit geval niet aan mij als minister, omdat ik hier als adviseur sta.

De heer Bisschop (SGP):

Uw adviezen worden op prijs gesteld. Het kan zijn dat dat verderop in de beantwoording nog terugkomt, want ik heb deze vraag natuurlijk letterlijk gesteld. Dan mag je het ook tot dat moment parkeren. Ik heb daar geen enkele moeite mee. Dan loop ik voor op het schema, zal ik maar zeggen. Maar ik zou wel graag de reflectie van de zijde van het kabinet willen horen over een ontvlechting. Wat zou daarvoor nodig zijn? Hoe zou je dat moeten aanpakken? De Raad van State suggereert een soort analoog proces. Daarover zou ik wel graag het advies van de minister willen horen. Komt dat nog of ...

Minister Bruins Slot:

Dat komt zeker. Ik zal daarin ook ingaan op de vraag die de heer Bisschop heeft gesteld, maar dat probeer ik in enigszins logische volgorde te doen.

De heer Bisschop (SGP):

Ik wacht gespannen af.

Minister Bruins Slot:

Dank u wel, meneer Bisschop.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Dan wachten we dat af. Ik vraag de minister om haar betoog voort te zetten.

Minister Bruins Slot:

Ja, voorzitter. Een ander aspect dat naar voren kwam in het betoog van mevrouw Leijten, maar zeker ook in het betoog van de heer Baudet, is de trend naar schaalvergroting. Allereerst is schaalvergroting voor mij als minister geen doel op zich. Als we kijken naar de gemeentelijke herindelingen van de afgelopen jaren, dan zien we ook dat de trend naar schaalvergroting afneemt. Vorig jaar was er maar één gemeentelijke herindeling, Voorne aan Zee. Dit jaar hebben we geen enkele gemeentelijke herindeling behandeld. Het ziet er ook naar uit dat er komend jaar, dus in 2024, evenmin een gemeentelijke herindeling hier in de Tweede Kamer terechtkomt.

Ik zou het buitengewoon slecht vinden voor het openbaar bestuur als er uiteindelijk één gemeente zou zijn in Nederland. Laat ik daar ontzettend duidelijk over zijn: gemeenten hebben hun eigen karakter, hun eigen identiteit. Mensen zijn vaak ook verknocht aan hun gemeente, dus het zou ook zeer onwenselijk zijn als Nederland in de toekomst uit één gemeente zou bestaan.

Voorzitter. Mevrouw Leijten vroeg in dat kader: ga kijken hoe je tot betere criteria komt voor het toedelen van taken aan gemeenten. Daar wil ik inderdaad aan werken met het beleidskader decentraal bestuur. Zodra ik dat voltooid heb, wil ik het aan de Kamer toesturen om daar met de Kamer over van gedachten te wisselen.

Daarmee komen we bij de belangrijke vraag terecht van de heer Bisschop, die vroeg hoe het nu zit met het splitsen van gemeenten en of er nu in de verschillende wetten en de onderliggende beleidskaders voldoende rekening is gehouden met het feit dat je een gemeente ook kunt splitsen. Voor de goede orde merk ik nog wel graag op dat noch de Gemeentewet, noch de Wet algemene regels herindeling spreken over het samenvoegen van gemeenten. De Grondwet spreekt van het opheffen en instellen van gemeenten en de Wet ARHI spreekt van een "wijziging van de gemeentelijke indeling" en bezigt daarmee een neutrale term.

Op het eerste gezicht lijkt de wet daarmee voldoende ruimte en aanknopingspunten te bieden voor een splitsing van gemeenten, ook wanneer een nieuwe gemeente wordt ingesteld. Wel is het van belang dat in het herindelingsvoorstel zelf dan meer wordt geregeld over de specifieke situatie. Als adviseur van de Kamer heb ik een aantal zaken benoemd die ik van belang vind. Het is van belang om bij een wetsvoorstel meer werk te doen aan de voorkant.

Ik wil de heer Bisschop het volgende toezeggen. Hij stelde namelijk een vraag om verder over na te denken. Ik wil in ieder geval onderzoeken, ook naar aanleiding van dit initiatiefvoorstel, of de Wet algemene regels herindeling, het beleidskader en de handreikingen daaronder voldoende rekening houden met het geval dat een nieuwe gemeente kan worden ingesteld na het splitsen van een gemeente. Het lijkt erop dat de Wet ARHI daar in ieder geval wél voldoende ruimte en aanknopingspunten voor biedt. Voor het beleidskader en de handreiking wil ik hier echter nog eens scherp naar kijken. Een handreiking moet namelijk voldoende handvatten bieden voor gemeenten om het wel of niet te kunnen doen. Ik zal in ieder geval het idee voor een nadere analyse oppakken. Ik denk dat het dan ook goed is om enkele inzichten en reflecties mee te brengen over grensoverschrijdende herindelingen. Daarmee doe ik op dat punt in elk geval een toezegging aan de heer Bisschop.

De heer Bisschop vraagt ook: waarom hebben die wetten geen evaluatiebepaling? Dat is een bijzondere situatie. Als een nieuwe gemeente wordt ingesteld, dan is dat een nieuwe entiteit. Dan kan je wel een wet evalueren. Daar kan wellicht wat uit komen, ook over hoe de herindeling heeft plaatsgevonden. Het bijzondere in deze situatie is echter dat de gemeenteraad er altijd over gaat wat zij uiteindelijk met dit soort zaken doen. Ik heb als minister geen specifieke bevoegdheden om uiteindelijk met zo'n evaluatie aan de slag te gaan. Die heb ik niet op grond van de Wet ARHI, maar ook niet op grond van bijvoorbeeld de Gemeentewet, omdat gemeenten uiteindelijk een autonome huishouding hebben. We kunnen dus als wetgevende macht evalueren en reflecteren op ons handelen en daarvan leren, maar ik wil niet de verwachting scheppen dat ik in een herindelingsgemeente meer kan of meer mag dan in een andere gemeente. Dan kom ik uit bij wat de heer Baudet aangaf, namelijk dat het niet de bedoeling is dat ik op dat soort punten rechtstreeks een bevoegdheid naar gemeenten toe heb.

Voorzitter. Er is ook een vraag gesteld door de heer Simons. Hij vraagt: kan de minister toelichten hoe de herindeling bij de provinciegrenzen in z'n werk gaat? De Wet algemene regels herindeling schrijft voor dat wanneer een herindeling de wijziging van provinciegrenzen met zich brengt, het herindelingsontwerp wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten met betrokkenheid van alle partijen. De wet gaat ervan uit dat één van de provincies het proces registreert. Dat laat onverlet dat de overwegingen om tot een herindelingsontwerp te komen ook in deze situatie van toepassing zijn. Dat laat alle ruimte voor een voorkeur voor herindeling van onderop. Wel — ik memoreerde het zonet al — blijkt uit de herindeling van Vijfheerenlanden dat het ontbreken van overeenstemming tussen twee provincies best wel complicerend kan werken bij de in- en uittreding van samenwerkingsverbanden. Daar was toen sprake van. Dat behoeft ook echt extra aandacht. Mocht zich dat nog een keer voordoen, dan ligt er bij deze herindeling wellicht een grotere rol voor de minister van Binnenlandse Zaken. Ik denk echter dat het ook goed is dat ik op dit specifieke punt kijk — ik heb al een toezegging aan de heer Bisschop gedaan — of voldoende in het beleidskader is geregeld wat de verschillende aspecten daarbij zijn.

De voorzitter:

U refereert naar de toezegging aan de heer Bisschop. Ik wil vragen of u daar een tijdsindicatie bij heeft. Die hoeft niet op de week nauwkeurig, maar dat helpt de heer Bisschop wellicht. Dan weet hij wanneer hij aan de bel moet trekken en wanneer hij een debat erover kan verwachten.

Minister Bruins Slot:

Ik wil het echt grondig doen. Het is ook geen eenvoudige vraag. Het is namelijk een behoorlijke opgave. Ik kom daar in de tweede termijn even op terug. Dan kan ik namelijk ook een realistische termijn noemen.

De voorzitter:

Prima.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter. De heer Bisschop vraagt ook naar de bestuursovereenkomst. Wat is er precies gedaan? Ik heb de heer Van Houwelingen daar al het een en ander over horen zeggen. Ik ben hier ook echt in mijn positie als adviseur. Ik ben hier niet om een kwalificatie te geven op wat uiteindelijk wel of niet gerealiseerd wordt door de gemeenten. Ik ben hier om een directe reactie te geven op het wetsvoorstel.

Voorzitter. Mevrouw Leijten vraagt naar regionale samenwerkingen. Ik heb inmiddels het onderzoek gedaan waarnaar zij vroeg. De uitkomsten van het onderzoek zitten bij de brief over de actieagenda Sterk Bestuur. Ik vind het belangrijk dat we verdergaan met de kennislacunes die in het onderzoek zitten. Ik heb toegezegd de Kamer op een later moment te informeren over het vervolg van datgene wat mevrouw Leijten eerder gevraagd heeft. Ik werk op dit moment samen met de onderzoekers aan een vervolg op het uitgebrachte onderzoek. Daarbij betrek ik ook de verschillende spelers, het openbaar bestuur en de verschillende behoeften, zodat we gezamenlijk kunnen werken aan een samenwerking die recht doet aan democratisch bestuur, waarbij gemeenten voldoende invloed hebben.

Daarmee kom ik aan het eind van de beantwoording en mijn rol als adviseur voor dit wetsvoorstel. Ik wil nogmaals mijn waardering uitspreken voor de initiatiefnemer en de ondersteuners, want het is echt heel veel werk voor Kamerleden om dit op een goede, gedegen manier te doen; dat realiseren mensen zich niet.

De voorzitter:

Dank u wel. Heel fijn dat u dat nog eens vanuit uw positie benadrukt. Ik denk dat het kabinet daar vaak meer zicht op heeft dan de Kamerleden zelf. Lang niet ieder Kamerlid heeft de moeite en het initiatief genomen, zoals de heer Van Houwelingen in dit geval heeft gedaan.

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van deze termijn van — wat moet ik dan eigenlijk zeggen? — de verdediging van dit initiatiefwetsvoorstel. Ik kijk even of de heer Bisschop behoefte heeft aan een tweede termijn. Dat is het geval. Dan wil ik voorstellen om meteen door te gaan, met het oog op de tijd en de debatten die na dit debat gaan volgen. De heer Bisschop, namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik maak graag gebruik van de gelegenheid om in de tweede termijn het woord te voeren, al was het maar om de initiatiefnemer en de adviseur van de Kamer van harte te danken voor de zorgvuldige beantwoording. In mijn perceptie is die niet altijd helemaal toereikend geweest, maar dat ligt ongetwijfeld ook aan mijn hooggespannen verwachtingen. De dank is er niet minder om.

Ik had een drietal moties, maar ik dien één motie niet in, gezien de toezegging van de minister om te onderzoeken hoe je om zou kunnen gaan met een splitsingsprocedure. Ik hoop dat ze daar binnen een niet al te lange termijn op terugkomt, maar dank dat het primaat van zorgvuldigheid vooropstaat. Er blijven dus twee andere moties over.

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het wettelijk ... Pardon, dat is de foute motie. Dat gebeurt als je het blaadje toch meeneemt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wetgever bij een gedwongen herindeling een belangrijke verantwoordelijkheid op zich neemt en dat bij die verantwoordelijkheid ook een kritische zelfreflectie en evaluatie passen;

constaterende dat een herindeling grote invloed kan hebben op de directe leefomgeving van burgers en dat daarom als uitgangspunt geldt dat het besluit tot herindeling zo veel mogelijk aan gemeenten zelf moet worden overgelaten;

verzoekt de regering om in de situatie van een gedwongen herindeling altijd een evaluatiebepaling in het wetsvoorstel op te nemen die een onafhankelijke evaluatie regelt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 7 (36052).

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds onvrede bestaat over de wijze waarop de gemeente Haren in een herindeling is betrokken;

overwegende dat een onafhankelijke evaluatie van de herindeling van de gemeente Haren niet heeft plaatsgevonden en dat een dergelijke evaluatie nuttige lessen voor de toekomst kan opleveren;

verzoekt de regering in overleg te treden met een onafhankelijke instantie, zoals de Noordelijke Rekenkamer, met het doel een evaluatie te verrichten van de herindeling van de gemeente Haren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop.

Zij krijgt nr. 8 (36052).

De heer Bisschop (SGP):

De Noordelijke Rekenkamer is een suggestie, maar dat kan ook een andere onafhankelijke instantie zijn. Ik erken ruiterlijk dat het suggereren van een bepaalde instantie niet door ons is bedacht, maar door betrokken burgers van de voormalige gemeente Haren.

Voorzitter. Gezien de gevraagde evaluatie zou ik de initiatiefnemer in overweging willen geven om de stemming over het wetsvoorstel uit te stellen totdat de resultaten van die evaluatie bekend zijn. Zoals het wetsvoorstel nu voorligt, zeg ik in alle eerlijkheid en openheid, zal ik mijn fractie adviseren om tegen te stemmen, omdat het onvoldoende gerijpt is en omdat er vooraf een aantal stappen nodig is om tot een evenwichtig besluit te komen.

Voorzitter, ik wil het graag hier bij laten. Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop namens de SGP, voor uw inbreng. Ik kijk even naar de heer Baudet, die zit te knikken. Ik nodig hem van harte uit om zijn inbreng te doen namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FVD):

Dank u wel. Dank voor de reactie van de indiener en het advies van de minister aan onze Kamer. Ik wilde graag om te beginnen een paar dingen zeggen over het advies van de minister aan de Kamer, waar ook mijn interruptie over ging. Ikzelf vind de opmerking dat het nog niet in de praktijk precies is uitgewerkt, geen bevredigende reden om niet mee te gaan in dit voorstel. Ik denk dat eerst de principiële vraag moet worden beantwoord of het ten onrechte is geweest dat Haren is samengevoegd met Groningen. Als dat zo is, dient dat in lijn met wat minister De Jonge heeft gezegd te worden teruggedraaid. De wijze waarop dat in de praktijk dan precies gaat: ik denk dat iedereen snapt dat daar een werkgroep voor moet komen. Dat moet worden uitgewerkt. Er moet worden gekeken hoe dat praktisch precies allemaal vorm krijgt, hoe je, zoals Martin Bosma in zijn interruptie zei, die vuilniswagens weer alloceert. Volgens mij is dat een separate kwestie. Zoals ik het begrijp, gaat de wet over een correctie van iets wat op onjuiste gronden is gebeurd. Natuurlijk moet dat dan uitgewerkt worden. Dat kan gewoon. Maar ik denk dat wat hier voorligt in de Kamer een andere vraag is dan de vraag of de indiener tot in het kleinste detail zou hebben uitgewerkt welke straten dan precies op welke manier betegeld moeten worden als we de samenvoeging gaan terugdraaien. Volgens mij is dat een beetje beside the point, als ik het zo mag zeggen. Ik vond dat dus niet overtuigend.

Het tweede punt waar ik iets over zou willen zeggen, betreft het punt van de centralisatie versus decentralisatie. Ik heb het gevoel dat nu toch onvoldoende naar voren komt in abstracte zin wanneer een centralisatie gewenst is en wanneer niet. Het is ook niet zo dat het altijd beter is om je decentraal te organiseren. Dat is niet waar, denk ik. Denk aan schrijvers. Een schrijver heeft meer mogelijkheden om van zijn werk te leven in Amerika dan in Nederland, omdat die markt in Amerika gewoon groter is. Dat heeft een positief effect op het intellectuele leven bijvoorbeeld, zou je kunnen betogen.

Hoe zit dat nou met de gemeenten? Dat blijft een hele interessante kwestie. Ik had het leuk gevonden als de minister in haar advies aan de Kamer als afgevaardigde van het kabinet daar misschien op een meer algemeen niveau iets over zou hebben kunnen zeggen. Ik denk dat velen toch wel tot de ontdekking zijn gekomen dat bijvoorbeeld een munteenheid op Europese schaal een voorbeeld is van iets wat niet echt handig was. Dat is te groot. Er zijn te veel economische verschillen. Eén zo'n munt werkt niet. Ik kan me voorstellen dat er andere dingen zijn die wel werken, bijvoorbeeld een satellietnetwerk, terwijl andere dingen weer niet werken. Ik vraag me af of dat als het gaat om een gemeente die decentraler is of kleiner is, bijvoorbeeld 20.000 man, ook zo zou werken. Hoe zit dat als je dat op het niveau van een stad zou doen? Zou je eigenlijk moeten zeggen dat we Den Haag en Amsterdam moeten opknippen? Of niet? Misschien kan de indiener en/of de adviseur van de Kamer in de vorm van de minister daar nog iets over zeggen, gewoon in algemene zin. Het centrale punt van de indiener staat gewoon. Er is op onheuse gronden een samenvoeging geweest, tegen de wil van de bevolking in. Die moet worden teruggedraaid. We zullen dat steunen.

De suggesties van de heer Bisschop zullen wij in overweging nemen. Ik vind het heel redelijk dat je eerst een survey doet. Dat lijkt mij op zich prima. Maar daar wachten we ook graag nog even het advies van de indiener over af.

Verder wil ik de indiener namens de Kamer en namens onze fractie enorm complimenteren met dit grondige, gedegen en interessante voorstel.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Baudet voor uw inbreng namens Forum voor Democratie. Dan kijk ik naar de heer Simons. Hij heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Dan zijn we hiermee gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Kamer. Ik kijk heel even naar de indiener. U wilt meteen door? Oké. Dan geef ik het woord aan de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u, voorzitter. Ik zal het met het oog op de tijd kort houden, hoor. Ik wil allereerst de minister van harte bedanken voor haar advies aan de Kamer. Ik wil ook graag de Kamer zelf bedanken voor de inbreng.

Er zijn nog een paar vragen gesteld. Het hoofdpunt is de opmerking van de heer Bisschop: zou het niet goed zijn om de modaliteiten uit te zoeken en te kijken hoe het ligt bij de inwoners van de gemeente Haren? In mijn termijn heb ik al opgemerkt dat het wat ons betreft in zekere zin als een huis staat dat die herindeling niet verstandig was, dat daar onrecht is geschied en dat dat zou moeten worden hersteld. Vandaar ook dit initiatiefwetsvoorstel. Maar, zoals de heer Baudet ook zei, als er aan de kant van de Kamer behoefte is aan wat meer tijd om onderzoek te doen en om de zaken uit te zoeken, dan stel ik de stemming vanzelfsprekend graag uit. Ik hoop alleen — daarbij kijk ik met een schuin oog naar de minister — dat als dat heel veel tijd gaat kosten, dat vervolgens straks niet weer een argument is om te zeggen: nou, het heeft nu zo lang geduurd; we laten de herindeling nu maar voor wat die is. Ik ben zelf namelijk juist geneigd om de redenering van de minister om te draaien en te denken: we moeten dit zo snel mogelijk herstellen. Ik hoop dat dit dus niet te lang duurt. Maar de stemming stellen we dan uit.

Nogmaals wil ik iedereen van harte bedanken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Houwelingen, voor uw toelichting. We hebben in ieder geval genoteerd dat u de stemming over het wetsvoorstel dan uitstelt. Uiteindelijk gaat u daar natuurlijk zelf over. Als u vindt dat de evaluatie te lang duurt, kunt u het wetsvoorstel altijd alsnog in stemming brengen.

Ik geef het woord aan de minister en ik ga ervan uit dat zij de twee moties apprecieert.

Minister Bruins Slot:

Dat zal ik doen, voorzitter. Het klopt inderdaad — dat is het bijzondere van een initiatiefwetsvoorstel — dat het Kamerlid zelf ook aan het stuur zit wat betreft het vervolg van het voorstel.

De motie van de heer Bisschop op stuk nr. 7 vraagt inderdaad om bij een gedwongen herindeling altijd een evaluatiebepaling op te nemen. Ik heb zonet al aangegeven dat de meeste herindelingsgemeenten zelf na een aantal jaar evalueren hoe de nieuwe gemeente functioneert en hoe de verwachtingen in de praktijk hebben uitgepakt. Voor deze categorie herindelingen voegt een wettelijke verplichting weinig toe aan de praktijk. Tegelijkertijd voel ik met de heer Bisschop mee dat er qua wetgeving in de gevallen dat de gemeente niet op eigen initiatief wordt samengevoegd gevoelsmatig toch een andere, grotere verantwoordelijkheid ligt om te monitoren hoe het in de nieuwe gemeente gaat. Dat plaatst mij wel voor een dilemma, want ik heb geen specifieke bevoegdheden op dit vlak: niet op grond van de Wet algemene regels herindeling, maar ook niet op grond van de Gemeentewet. In de Gemeentewet staat dat gemeenten een autonome huishouding hebben, waarbij zij zelf over dit soort zaken gaan. Daarom heb ik in ieder geval geen rechtstreekse bevoegdheid. Dat zou alleen maar kunnen bij bijvoorbeeld grove taakverwaarlozing. Daarmee moet ik de motie gewoon ontraden.

De heer Bisschop (SGP):

Ik leef mee met de minister, die met dit probleem worstelt. Ik kan haar te hulp komen. Op dit moment heeft de minister inderdaad geen bevoegdheid, maar als wetgever kunnen wij de wetgeving met een bepaling aanpassen, waardoor er in bepaalde gevallen altijd in voorzien moet worden. Dan heeft de minister, of mogelijk haar ambtsopvolger, wel degelijk een bevoegdheid. Dat is de intentie van deze motie.

Minister Bruins Slot:

Dat snap ik. Het is alleen een bevoegdheid zonder dat je daar gevolgen aan kan verbinden. Je kan dan namelijk tot een conclusie komen hoe een dergelijke gemeente tot stand is gebracht en hoe die op dat moment functioneert, maar je hebt geen bevoegdheid om daar iets aan te doen. Het zou ook wat zijn als je daarna als minister van bovenaf een herindeling oplegt, terwijl je juist probeert van onderaf te werken.

De heer Bisschop (SGP):

Zeker. Maar er hebben, zeker als het om gedwongen herindeling gaat, blijkbaar zaken geschuurd in dat proces. Zo'n bepaling zou de minister de taak kunnen geven om erop toe te zien dat die evaluatie er komt en dat die zorgvuldig wordt uitgevoerd. Dat zou zo'n bepaling kunnen inhouden. Het hangt er een beetje van af hoe je dat formuleert. Het is dan gewoon een kwestie van toezichthoudende verantwoordelijkheid. Die kan eventueel ook bij een provincie belegd worden, of waar dan ook. Dat valt allemaal uit te zoeken, maar het gaat erom dat dat gebeurt.

Minister Bruins Slot:

Hierover heb ik zonet al de toezegging gedaan om een verkenning te doen wat betreft het splitsen van voorstellen. Daar zitten natuurlijk dit soort elementen in, maar hiermee gaat de heer Bisschop gewoon een stap verder en dat ontraad ik op dit moment.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Nee, dat deel ik toch niet. Het gaat hier namelijk expliciet niet over splitsen, maar over het evalueren en daar lessen uit trekken. Dat het zorgvuldig gebeurt, valt namelijk ook gewoon onder het toezicht op gemeenten. Het proces wordt dan als het ware met nazorg omringd. Het wordt netjes afgehecht. Dat is een ander verhaal dan de discussie over splitsen. Dat zou eruit voort kúnnen vloeien, maar dat is lang niet per definitie zo.

Minister Bruins Slot:

Ik begrijp de motie van de heer Bisschop nu zo dat die mij de plicht oplegt om een evaluatie te doen, maar als ik de heer Bisschop nu hoor praten, heeft hij het erover dat nieuwe gemeenten de verplichting krijgen om bij gedwongen herindeling zo'n evaluatie te doen. Daar zit voor mij het verschil in. Ik kan als minister namelijk wel zo'n evaluatie in de wet opnemen, maar ik kan er verder niks mee doen, omdat ik ook te maken heb met de autonome positie van gemeenten.

De voorzitter:

Aangezien het van belang is dat er wel duidelijkheid is over wat de motie beoogt en de appreciatie dan ook klopt, geef ik u alsnog het woord. De heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Ik ben u daar zeer erkentelijk voor, voorzitter. Ik begrijp dat het ontraden eigenlijk berust op een misverstand. Het dictum van deze motie zegt: "verzoekt de regering in de situatie van een gedwongen herindeling altijd een evaluatiebepaling in het wetsvoorstel op te nemen die een onafhankelijke evaluatie regelt". Er staat dus niet hoe het geregeld moet worden, maar dat het geregeld moet worden. Er is wat denkkracht van juristen of bestuurskundigen voor nodig hoe je dat het beste kunt inbedden.

Minister Bruins Slot:

Maar ik vind het eigenlijk direct een stap te ver nemen, omdat er best wel wat vragen aan vastzitten, zoals ik ook aangeef. Het is iets anders als de heer Bisschop vraagt om het een keer te onderzoeken of te kijken wat precies de voor- en nadelen zijn. Ik vind het ook van belang om als minister niet op te houden met nadenken, maar om gelijk zoiets verplichtend neer te leggen vind ik wel een stap te ver, in zaken die we proberen meestal zorgvuldig te doen.

De voorzitter:

Daarmee wordt de motie op stuk nr. 7 ontraden. Dan de motie op stuk nr. 8.

Minister Bruins Slot:

Behalve als de heer Bisschop nog tot een wijziging overgaat, maar dat laat ik dan aan de heer Bisschop over. Dan zou ik die opnieuw moeten appreciëren.

Dan nog het punt van de verkenning die ik wil doen naar het splitsen van gemeenten en nieuw te vormen gemeenten. Ik wil in het najaar daarover meer duidelijkheid geven. Dat is een reële termijn.

In dat kader is het ook goed om te vermelden dat dat onderzoek op zich niet van invloed is op de voortgang van dit wetsvoorstel. Ik heb als adviseur een aantal punten meegegeven die de initiatiefnemer zelf kan oppakken, als hij zegt dat hij nog verder wil onderbouwen waar hij mee bezig is. Maar dat onderzoek van mij gaat geen antwoord geven op de vraagstukken waar de initiatiefnemer mee zit. Het gaat mij om de duurzaamheid van wetgeving en om de voorbereiding zoals je bij de Wet algemene regels herindeling hebt. Het is aan de initiatiefnemer zelf om te beslissen wanneer hij het in stemming brengt. Dat is niet afhankelijk van de uitkomst van de verkenning.

De voorzitter:

Maar wellicht is het dan wel nuttig om de appreciatie te horen op de motie op stuk nr. 8. Daarin wordt het verzoek gedaan om die evaluatie op Haren te richten.

Minister Bruins Slot:

Zeker. Dit is aan de provincie Groningen. Het is niet aan mij om een onafhankelijke rekenkamer van een decentraal bestuur te verzoeken onderzoek te doen. Een verzoek daartoe zou van Provinciale Staten kunnen komen. En dan nog is het aan de rekenkamer zelf om te beslissen of hij het wel doet.

Het besluit om de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer samen te voegen was niet onomstreden, maar het is uiteindelijk wel een besluit dat door deze Kamer en de andere Kamer genomen is. Nu ik me in deze herindeling verdiept heb, realiseer ik me heel erg dat deze bij een deel van de inwoners ook nu nog onvrede met zich meebrengt en dat er teleurstelling is. Maar ik zie daar geen aanleiding in om dat door de Noordelijke Rekenkamer te laten doen. Dat is echt iets wat bij de provincie Groningen ligt. Daarmee ontraad ik de motie.

Voorzitter. Dan kom ik bij het punt van de heer Baudet. Ik vind dat de heer Baudet inderdaad een goed punt heeft om wat dieper in te gaan op de argumenten van centralisatie versus decentralisatie, als het gaat om het openbaar bestuur. Dat wil ik op een grondige manier doen. Ik werk aan het beleidskader voor het decentraal bestuur. Daarin wil ik het aspect van centralisatie en decentralisatie als het gaat om de taken van openbaar bestuur ook terug laten komen, zodat we daarover op een ander moment verder van gedachten kunnen wisselen. Ik zie ook dat je daar verschillende afwegingen in kan maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van deze wetsbehandeling. We hebben twee keer ontraden genoteerd op de moties.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we aanstaande dinsdag over de moties gaan stemmen. Het Reglement van Orde voorziet erin dat we pas de week daarna over het wetsvoorstel gaan stemmen. Dan weten we ook of de motie op stuk nr. 8 al dan niet een meerderheid heeft gehaald. Dan kunnen de Kamer en de heer Van Houwelingen een weging maken of het wetsvoorstel nog nader uitgesteld wordt of dat die toch dinsdag in stemming wordt gebracht.

Dat gezegd hebbend bedank ik eenieder voor deelname en uiteraard nogmaals in het bijzonder de initiatiefnemer en de ondersteuning. Ik schors de vergadering voor drie kwartier. Volgens mij staat het volgende onderwerp om 19.10 uur in het schema, dus dat is keurig. Ik schors tot 19.10 uur.

De vergadering wordt van 18.24 uur tot 19.10 uur geschorst.

Naar boven