Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 86, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 86, item 5 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (grondslag voor maatregelen inzake het (particulier) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ( 35756 ).
De voorzitter:
Aan de orde is de wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, Kamerstuk 35756. De staatssecretaris van IenW is nog steeds bij ons. Het wordt een heugelijke bijeenkomst, want we hebben straks een heuse maidenspeech van de heer Haverkort, de vierde spreker van vandaag. Daar gaan we dus allemaal eens even extra goed voor zitten.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van der Plas van de fractie van BBB. Ik geef haar graag het woord en zij heeft zes minuten spreektijd aangevraagd. Het woord is aan haar.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Boeren en burgers in Nederland, en de mensen op de tribune natuurlijk ook, van harte welkom bij dit mooie debat.
Voorzitter. Als we bepaalde partijen in deze Kamer mogen geloven, is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen om ons voedsel te behoeden voor ziekten en plagen zo'n beetje de hel op aarde. Er wordt gedaan alsof boeren en tuinders zomaar wat doen, vrolijk in het rond spuiten en zich geen ene bal aantrekken van hun omgeving. Er wordt gedaan alsof ze hun bodem doodspuiten en dan 's avonds gniffelend met een glaasje wijn nagenieten van hun helse werk. Wat weinig mensen zich realiseren, zijn de volgende punten.
Eén. Boeren willen bodems niet doodspuiten. De bodem is hun bestaan. Boeren en tuinders hebben niets aan een dode bodem, want zonder bodemleven groeien er geen gewassen en geen gras. Zonder gewassen en gras is er geen voedsel. Zonder voedsel is er geen inkomen. Zonder gewasbescherming hadden wij ons huidige welvaartsniveau nooit gekend. Dan was er honger geweest. Noordwest-Europa heeft sinds de komst van gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van de Tweede Wereldoorlog, nooit meer een hongersnood gehad die werd veroorzaakt door misoogsten vanwege plantziektes of plagen.
Drie. Leven zonder honger heeft ons de mogelijkheid gegeven om ons verder te ontwikkelen, om te kunnen worden wat we willen worden, om te zijn wie we willen zijn en om te werken aan een welvarend land.
Vier. Omdat 0,3% van de bevolking dagelijks kan zorgen voor goed, veilig, duurzaam, betaalbaar en altijd beschikbaar voedsel, kunnen wij, de andere 99,7% van Nederland, iets anders doen. Wij hoeven niet het land op om te zaaien, te telen of te oogsten. Daar hebben wij onze boeren, tuinders en telers voor. Laat ons daar dankbaar voor zijn, want zonder hen konden wij hier niet met een riant salaris debatteren over gewasbeschermingsmiddelen, middelen die ervoor kunnen zorgen dat de voedselvoorziening op peil blijft.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter, misschien is het goed om mevrouw Van der Plas erop te wijzen wat het onderwerp is van vandaag. Dat gaat over gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Altijd fijn om een tip te krijgen van een collega. Ik weet heel goed wat het onderwerp is. Ik heb het debat namelijk zelf aangevraagd. Misschien kunt u dus gewoon even luisteren naar wat ik te zeggen heb en naar waar ik tot kom, voordat u binnen één minuut al aan de interruptiemicrofoon staat om mij een reprimande te geven.
Voorzitter, ik ga verder, als u dat goedvindt.
De voorzitter:
Ja, want de minister van Landbouw is er vandaag bijvoorbeeld ook niet bij. Dat heeft ook een reden.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Klopt. Ik heb ook geen enkele vraag gesteld. Ik heb alleen een betoog gehouden, als inleiding.
De voorzitter:
U continueert.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik snap heel goed waar het hier over gaat, want ik zit hier al een jaartje.
Dat gezegd hebbende, ligt met een toenemende wereldbevolking en toenemende onrust in werelddelen een voedselcrisis wederom op de loer. Wat gebeurt er als minder deskundige mensen keuzes maken over zaken waar zij geen experts in zijn en als zij op de stoel gaan zitten van beoordelingsinstanties die wetenschappelijk onderbouwen of middelen al dan niet veilig zijn? Ik heb het dan over de Europese voedselautoriteit, de EFSA, en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het Ctgb. Ik verwijs hiermee naar het amendement dat is ingediend, dat veel verder reikt dan de wetswijziging die voorligt. Door dit amendement kan naast het verbieden van gewasbeschermingsmiddelen bij uiterwaarden nabij vrijwel ieder oppervlaktewater gewasbeschermingsgebruik in de landbouw verboden worden. Dit leidt tot een absoluut onwerkbare situatie.
Ik begrijp niet dat GroenLinks, D66 en de PvdA niet leren van de crises om hun heen. Kijk naar Sri Lanka. Daar bedachten ze ook dat de landbouw het helemaal zou moeten doen op biologische wijze, zonder gewasbescherming en kunstmest. Wat volgt? Zware voedseltekorten en een dreigende hongersnood. Het is ondenkbaar dat we hier in de Kamer besluiten dat door wetenschappelijke instanties beoordeelde, aan zeer hoge eisen en selectieprocedures onderworpen middelen worden verboden in de landbouw omdat Kamerleden die er de expertise niet over bezitten dat graag willen. Er wordt door mensen geschreven dat ...
De voorzitter:
Er is een vraag van de collega van het CDA, mevrouw Van der Plas.
De heer Van der Molen (CDA):
Ik snap de kritiek van mevrouw Van der Plas op het amendement, maar baalt mevrouw Van der Plas er dan niet van dat dit onderwerp, dat eerst een hamerstuk was en eigenlijk gewoon zo aangenomen zou worden, door mevrouw Van der Plas zelf onthamerd is? Daardoor liggen er nu namelijk dit soort amendementen, waar u terecht kritisch op bent. Het was anders een hamerstuk geweest. Dan was het klaar. Dankzij het feit dat u het heeft onthamerd, liggen er nu amendementen die wellicht veel te ver gaan. Baalt u daar niet van?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee, dat is hoe wij werken in een democratie. Ik vraag een debat aan omdat ik vind dat we het hier nog een keer over moeten hebben. Het staat iedereen vrij om amendementen in te dienen, al zijn het er tien waar ik het niet mee eens ben. Dat vind ik helemaal prima. Zo werkt de democratie. Het is alleen maar mooi dat we het kunnen hebben over dingen die belangrijk zijn. Of zo'n amendement het gaat halen, moeten we nog maar zien.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Ik vind het toch een wat giftig betoog van collega Van der Plas, omdat zij hier doet alsof Kamerleden, collega's, die gewoon hun werk doen, zomaar wat doen. Dat werp ik verre van mij. Sterker nog, D66 is een partij die de wetenschappelijke beoordeling van de feiten altijd zeer serieus neemt, of het nou gaat om gewasbeschermingsmiddelen of om de stikstofproblematiek. Dat is iets wat mevrouw Van der Plas zich zou kunnen aantrekken, want ook bij stikstof gelden wetenschappelijke feiten. Het zou heel goed zijn als de BoerBurgerBeweging ook daarin gewoon de wetenschap volgt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik volg ook graag de wetenschap, van het Ctgb, inderdaad. Dat geeft ook aan wat wel en niet toegelaten is. Daar heeft de heer De Groot mij nog nooit over gehoord. Maar het is een opmerking en geen vraag.
De voorzitter:
Nog één ding: u heeft het over "het" amendement, maar er zijn drie amendementen. U bedoelde het amendement …
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het amendement van de PvdA, D66 en GroenLinks.
De voorzitter:
Het amendement-Bromet.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Het amendement over het gebruik buitendijks en bij het oppervlaktewater.
De voorzitter:
Ja, het amendement-Bromet, op stuk nr. 7.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
O ja, mevrouw Bromet was de eerste indiener.
Ik ga verder. Er wordt door mensen geschreven: gif, het kan zonder. Alles kan, maar laten we wel reëel blijven. Er is biologische teelt in Nederland, maar dat was slechts 3,2% van het areaal in 2017. Slechts 5% van de markt is biologisch. Dit is exact het verschil tussen consument en burger: de burger wil geen gele velden en wil alles biologisch, de consument wil voedsel voor weinig geld en slaat vaak het biologische schap over.
Voorzitter. Laten we een voorbeeld nemen aan Sri Lanka en hier niet dezelfde fout maken. Ik roep mijn collega's er dan ook toe op om een uitgekristalliseerd beeld van de gevolgen van het amendement-Bromet te hebben voordat ze hun stem geven aan dit amendement. Hoe kan D66 als coalitiepartner een coalitieakkoord ondertekenen waarin ze de uitvoering van het gewasbeschermingsprogramma onderschrijft en dan nu met zo'n amendement komen? Ik begrijp daar niks van. Ik ben ook benieuwd naar wat de andere coalitiepartners hiervan denken.
Een generiek verbod heeft ook ongewenste neveneffecten. Met het wetsvoorstel worden ook bepaalde biologische en ecologische middelen verboden, zoals Ultima voor onkruid in de openbare ruimte en Escar-Go voor de slakken in de tuin. Die zijn soms domweg nodig om plagen te bestrijden. Een generiek wetsvoorstel met dat soort neveneffecten kunnen we hier toch niet goedkeuren? Wat wil de Kamer dan? Helemaal geen middelen meer? Beseffen we hier wat dat betekent? Ik ben ook absoluut voor het zo veel mogelijk beperken van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door particulieren. Sterker nog, het lijkt mij een goed idee om ervoor te zorgen dat er verkooppunten komen voor gewasbeschermingsmiddelen of bestrijdingsmiddelen waar gecertificeerd personeel uitvraagt of de koper om kan gaan met het middel. Kan de staatssecretaris aangeven of zo'n systematiek wellicht mogelijk is voor gewasbeschermingsmiddelen in de particuliere handel? Hoe zou de staatssecretaris dat kunnen realiseren?
We schrijven ook niet zomaar medicatie voor aan mensen die wat nodig hebben om gezond te blijven. Dan gaan ze via de dokter langs de apotheek en dan krijgen ze voorlichting; dat brengt bewustwording. Zelfs als je een pakje Rennies koopt bij het Kruidvat, wordt nog gevraagd of je uitleg over het middel nodig hebt. Overigens, in het oppervlaktewater komt jaarlijks 140 ton medicijnresten terecht, ten opzichte van 17 ton bestrijdingsmiddelen. Gaan we die medicijnen dan ook verbieden? We weten ook helemaal niet wat er vanuit het buitenland in ons water komt.
Voorzitter. Ik rond af. LTO Nederland wil samen met betrokkenen, waterbeheerders en belangenbehartigers in een gebiedsgerichte aanpak in beeld brengen wanneer in welke uiterwaarden en buitendijkse gebieden geen gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden gebruikt. Kan de staatssecretaris aangeven of zij daar mogelijkheden voor ziet als tussenoplossing die bij de praktijk aansluit? De EFSA en het Ctgb zijn de instanties die beoordelen of een middel toelaatbaar is en of een middel effectief en veilig is voor mens, dier en milieu. Er ligt ook een aangenomen motie van Van den Anker/Ziengs waarin wij ons als Kamer hebben uitgesproken dat het wetenschappelijk oordeel van het Ctgb moet worden gevolgd. Hoe ziet de staatssecretaris dit in het licht van het wetsvoorstel en van het amendement-Bromet?
Tot slot. Er wordt nu een "nee, tenzij" voorgesteld, met uitzonderingen wanneer bepaalde middelen toch mogen worden ingezet. Mijn voorstel op basis van input uit de verschillende sectoren zou zijn een "ja, mits"-beleid. Kan de staatssecretaris aangeven of zij bereid is om te onderzoeken of het wetsvoorstel kan worden gewijzigd en op die manier kan worden verruimd? Ik overweeg een motie op dat punt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Vestering van de fractie van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Volgens mij is het doel van medicijnen nog altijd om mensen beter te maken. Volgens mij is het doel van landbouwgif om onkruid, insecten of wat dan ook echt dood te spuiten en kapot te maken. Dat is het initiële doel, dus daar zit een wezenlijk verschil in.
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de wetswijziging die voorligt. Er kunnen straks beperkingen gesteld worden aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw. Dat is de hoogste tijd, want de Kamer riep al in 2014 op tot een verbod op de verkoop van middelen met glyfosaat erin aan particulieren.
Maar anno 2022 zie ik Roundup nog altijd in de schappen van de bouwmarkt staan. De motie-Ouwehand/Schouw kon destijds niet uitgevoerd worden omdat er geen wettelijke grondslag voor was. Met deze wetswijziging komt die er wel. Ik roep de staatssecretaris dan ook op: maak gebruik van deze wettelijke mogelijkheid en voer de wens van de Kamer uit. Graag een reactie.
De afspraak tussen het Rijk en de tuincentra is nu dat het winkelpersoneel van tuincentra mensen moet ontmoedigen om Roundup te gaan kopen. Maar waarom laat de staatssecretaris dit gif dan überhaupt nog in de winkels staan? Het is toch een rare constructie dat de overheid het aan de winkels zelf overlaat om de verkoop van hun producten te ontmoedigen?
Dan heb ik nog een vraag aan de staatssecretaris. Europese lidstaten moeten ervoor zorgen dat er geen landbouwgif gebruikt wordt in gebieden die beschermd worden onder de Kaderrichtlijn Water en in grondwaterbeschermingsgebieden. We weten dat Nederland de doelen van de Kaderrichtlijn Water niet gaat halen voor 2027, wat wél de afspraak is. Die afspraak is al eerder uitgesteld met twaalf jaar. Ook over vijf jaar, zoals het er nu uitziet, zal de kwaliteit van het water nog altijd slecht zijn, onder andere door landbouwgif. We weten dat we nog steeds te hoge concentraties landbouwgif in ons drinkwater vinden. Waarom stelt het kabinet geen verbod in op het gebruik van landbouwgif in deze gebieden, terwijl de Europese richtlijn dat wel vereist, zowel voor het gebruik buiten als binnen de landbouw?
Voorzitter. Mijn fractie vindt de voorliggende wetswijziging wel echt te beperkt. Het gaat immers over slechts 1 tot 2% van het totale landbouwgifgebruik buiten de landbouw. Alle kleine beetjes helpen, maar het grote gebruik wordt hiermee niet aangepakt. Verreweg het meeste gif wordt binnen de landbouw gebruikt. Dat heeft dan ook de meest schadelijke gevolgen. Nederland kent het hoogste gifgebruik per hectare landbouwgrond van de EU. Recent onderzoek van UNICEF wijst uit dat een op de twaalf kinderen in Nederland wordt blootgesteld aan een te hoge mate van vervuiling door landbouwgif. Vorige week liet nieuw onderzoek zien dat er steeds meer restanten van de meest gevaarlijke landbouwgiffen op ons groente en fruit gevonden worden. Op maar liefst 61% van de Nederlandse appels werden restanten van de meest schadelijke landbouwgiffen gevonden. Blijkbaar worden die giffen in de afgelopen jaren dus niet minder maar meer gebruikt. We zien het ook terug in de afzetcijfers van het afgelopen jaar die recent zijn gepubliceerd. Nederland heeft niet minder landbouwgif gekocht maar er is een flinke toename te zien.
Voorzitter. Bij de meest gevaarlijke stoffen hebben we het dan over middelen waarvan bekend is dat ze zeer giftig zijn, dat ze zeer moeilijk biologisch afbreekbaar zijn, kankerverwekkend, schadelijk voor de voortplanting of hormoonverstorend. Ook kunnen het stoffen zijn die zich ophopen in de voedselketen of die het DNA van mensen kunnen beschadigen. Er zijn dus nog steeds middelen met deze gevaarlijke stoffen op de Nederlandse markt. Een groot deel van deze zeer gevaarlijke middelen staat sinds 2015 op een Europese lijst van stoffen die voor vervanging in aanmerking komen. Vanwege de grote risico's voor de volksgezondheid en het milieu zijn lidstaten verplicht om middelen met deze stoffen geleidelijk uit te faseren. Maar wat blijkt? In de zeven jaar dat deze regel bestaat, heeft Nederland nog geen enkel middel op basis van deze stoffen vervangen door een minder schadelijk alternatief. Al die middelen zijn nog steeds op de markt.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ten eerste vind ik het wel grappig dat er nu niet wordt geïnterrumpeerd over het onderwerp van het debat, omdat er kennelijk een welgevallig verhaal wordt verteld, maar dat terzijde. Over landbouwgif in drinkwater wordt een beetje gedaan alsof dat alleen maar in Nederland plaatsvindt, maar wij leven in een rivierdelta en vanuit Duitsland en België komen rivieren binnen. In Limburg is de drinkwatervoorziening weleens stopgezet omdat er veel landbouwgif in de Maas zat, maar dat dus uit België kwam. Ik wil daarin ook best stappen maken; hou me ten goede. Het is niet dat ik zeg dat alles maar moet kunnen. Maar kunnen we het dan niet beter op Europees niveau bekijken en gaan onderzoeken — dat is indirect ook een vraag aan de staatssecretaris — waar die middelen precies vandaan komen? Want het is niet zo dat er een dam zit bij Duitsland, dat het water daar stopt en dat wij ons eigen rivierwater hebben. We hebben geen bergen in Nederland, dus dat komt ergens anders vandaan. Dat is eigenlijk mijn vraag.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Fijn dat mevrouw Van der Plas in ieder geval bereid is om te kijken naar de mogelijkheid om landbouwgif in te perken, weliswaar op Europees niveau. Maar ik heb net nog een pleidooi van dezelfde mevrouw gehoord dat landbouwgif zo fantastisch is en dat het zo ongelofelijk nodig is voor de Nederlandse landbouw. Als je kijkt naar het gifgebruik per hectare landbouwgrond in de EU, dan heeft Nederland het hoogste percentage gifgebruik. Ik vind wel dat je, voordat je naar een ander gaat wijzen omdat die het niet goed zou doen, altijd eerst bij jezelf moet beginnen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wijs niet naar een ander. Ik zeg niet dat alles wat in de rivieren zit uit Duitsland en België komt. Dat heeft mevrouw Vestering mij helemaal niet horen zeggen. Maar het lijkt mij wel goed om met de landen om ons heen — Duitsland, België en misschien ook wel Frankrijk en wat verderop — te onderzoeken wat wij gezamenlijk kunnen doen aan het terugdringen van residuen van gewasbeschermingsmiddelen of bestrijdingsmiddelen in het water. Dat is eigenlijk mijn vraag. Mijn vraag was ook of mevrouw Vestering bereid is om daarnaar te kijken. Punt twee, even kort. Ik heb helemaal niet gezegd dat landbouwgif fantastisch is. Dat hoort mevrouw Vestering in haar hoofd. Ik heb gezegd dat we gewasbeschermingsmiddelen wel nodig blijven houden voor een goede voedselvoorziening. Dat is iets heel anders dan dat ik zeg dat landbouwgif fantastisch is. Ik zou het sowieso nooit landbouwgif noemen, dus dat klopt al niet.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Het is inderdaad zo dat, als we willen zorgen voor een goede landbouwvoorziening en voldoende voedsel, we moeten stoppen met die waanzinnige, bizarre hoeveelheid landbouwgif. Vanmorgen kregen we in een belangrijke sessie over het gebruik van landbouwgif opnieuw te horen dat er een toename is van 7% in de verkoop van landbouwgif in Nederland. Ik vind dat echt schokkend. Als je weet dat dat schadelijk is voor mensen, voor dieren en voor onze leefomgeving en het neemt alleen maar toe, dan maak ik me daar hele grote zorgen over. Wat betreft de concrete vraag over de landen om ons heen: laten we inderdaad met die andere landen in gesprek gaan. Laten we bijvoorbeeld het voorbeeld van Luxemburg volgen, dat glyfosaat al verboden heeft. Laten we daar een voorbeeld aan nemen.
De voorzitter:
Heel kort, afrondend.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Glyfosaat is natuurlijk maar één middel. Glyfosaat wordt niet op akkers gespoten om gewassen te beschermen tegen plagen. Dat is een heel ander middel. Maar goed, volgende week hebben we nog een debat over gewasbeschermingsmiddelen. Voorzitter, u brengt me helemaal van mijn à propos met mijn vragen.
De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we gewoon naar de volgende vragensteller.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ga even terug en dan kom ik misschien nog wel even terug, als dat mag.
De voorzitter:
Ja, als u het weer weet te vinden, dan is dat altijd goed.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, mag dat?
De voorzitter:
Ja, u bent altijd welkom.
De heer Van der Molen (CDA):
Mevrouw Van der Plas zei dat als een andere woordvoerder uitgebreid over landbouw begint, er niks wordt gezegd omdat dat blijkbaar welgevallig is. In ieder geval was de aftrap mij als CDA-woordvoerder niet welgevallig. Maar ik zou toch willen proberen om het te houden bij het onderwerp waar het vandaag over gaat en dat is het gebruik van deze middelen buiten de landbouw. Als ik goed geïnformeerd ben, staat er voor volgende een debat gepland over gewasbeschermingsmiddelen binnen de landbouw. Ik zou zeggen: leef u uit! Als we het vandaag bij dit onderwerp kunnen houden, dan kunnen we het debat wellicht afronden binnen de tijd die we hebben. Dan lopen we er ook niet tegen aan dat de staatssecretaris bij negen van de tien vragen of opmerkingen moet verwijzen naar een collega.
De voorzitter:
Ja, want bij het debat van volgende week is de minister van Landbouw, de heer Staghouwer, wel aanwezig.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Zeker, alleen is het dan niet mogelijk om de wet te amenderen. Dat is de reden dat ik hier vandaag sta. Het was zeker niet mijn bedoeling om over mijn tijd heen te gaan, maar wellicht moet u dat dan ook niet doen.
Voorzitter. Ik wil wel graag wettelijk vastleggen dat het gebruik van in ieder geval de meest schadelijke middelen drastisch ingeperkt wordt. Ik heb daarvoor een amendement ingediend. Mooie beloftes en nobele streefdoelen hebben we nu namelijk vaak genoeg gehoord. Het is tijd voor concrete reductiedoelen met harde deadlines, zoals een reductie van 50% van het gebruik van de meest schadelijke middelen in 2025 en een reductie van 95% in 2030.
Deze doelen sluiten naadloos aan bij het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 van het kabinet. Hierin is met de sector afgesproken dat de land- en tuinbouw in Nederland in 2030 bestaat uit een duurzame productie met weerbare planten en teeltsystemen, waardoor ziekten en plagen veel minder kansen krijgen. Daardoor kan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk worden voorkomen. Dat schrijft het kabinet zelf.
De voorzitter:
Dat is het amendement op stuk nr. 8, vertel ik even.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Een mooi nummer.
Dat schrijft het kabinet dus zelf. Om ervoor te zorgen dat dit doel geen loze belofte wordt, zorgt mijn amendement op stuk nr. 8 ervoor dat de reductiedoelstellingen voor in ieder geval de meest schadelijke giffen in de wet komen te staan. Dat lijkt me toch wel het minste dat we vandaag kunnen doen.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Ik wil even inhaken op de openingszin van mevrouw Vestering. Ik verbaas me al langer over het overtuigde gevaar van gewasbeschermingsmiddelen dat geschetst wordt, terwijl er veel minder aandacht wordt besteed aan de risico's van medicijngebruik. Als een gewasbeschermingsmiddel goed wordt gebruikt, dan is dat een sluitstuk van een heel proces. Ik meende mevrouw Vestering te horen zeggen — als ik het niet goed gehoord heb, laat ik me graag corrigeren — dat medicijnen tot doel hebben om herstel te bewerkstellingen en dat gewasbeschermingsmiddelen tot doel hebben om leven te doden. Maar dat doen de stoffen in medicijnen toch ook? Dat zijn alleen hele kleine levenseenheden. Daar zit toch geen verschil tussen? Wilt u overwegen om de gewasbeschermingsmiddelen eens te bekijken vanuit het perspectief van de medicijnkast?
Mevrouw Vestering (PvdD):
Misschien had ik niet moeten aanhaken op de eerdere bijdrage van mevrouw Van der Plas, want dan raakt natuurlijk alles in de war. Mevrouw Van der Plas refereerde aan de uitgifte van medicijnen. Dat doe je bij een apotheek, met een duidelijke instructie. Daar haakte ik op aan. Als we kijken naar de waterkwaliteit, dan zien we inderdaad dat medicijnresten een hele negatieve impact hebben op het milieu en het waterleven. Dat geldt overigens in een grotere mate ook voor mest- en landbouwgif. Het is dus zeker zo dat die ook negatieve effecten hebben, maar mijn verwijzing ging eventjes over de specifieke uitgifte.
De heer Bisschop (SGP):
Dank voor deze toelichting, maar het is geen antwoord op de vraag. Het is terecht dat mevrouw Van der Plas erop wijst dat de hoeveelheid medicijnresten in water vele malen de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelenresten overstijgt. Het gaat mij echter even om het volgende. Klopt het dat mevrouw Vestering vindt dat medicijnen niet zijn bedoeld om ziektekiemen te doden en gewasbeschermingsmiddelen wel? Is dat het beeld dat bij de Partij voor de Dieren leeft?
Mevrouw Vestering (PvdD):
Volgens mij zit er ruis in de communicatie. Ik denk dat ik dat allereerst moet vaststellen. We hebben het over een vergelijking met de uitgifte van medicijnen. Dat gebeurt bij een apotheek. Daar krijg je een bijsluiter en een instructie bij over de manier waarop je het medicijn zou moeten gebruiken. Landbouwgif mag je kopen. Je kan ergens in een la een plannetje stoppen, met een dikke laag stof erop, over hoe je het zou moeten gebruiken, maar er is geen enkel toezicht of geen enkele handhaving mogelijk op hoe landbouwgif daadwerkelijk op de akkers wordt gebruikt. Vervolgens is de registratie over de hoeveelheid en de wijze waarop landbouwgif in Nederland gebruikt wordt ook niet toegankelijk en transparant. Het is niet transparant en niet inzichtelijk. Daarin zit dus een heel groot verschil. Dat is ook niet de vergelijking die ik heb gemaakt. Overigens is het zo dat de waterkwaliteit het meest te lijden heeft van de landbouwgiffen en de meststoffen.
De heer Bisschop (SGP):
Daar zijn de meningen wat over verdeeld, maar ik begrijp dat mevrouw Vestering in elk geval het voorstel van mevrouw Van der Plas ondersteunt om het beargumenteerd uit te geven en in de winkel ook maatregelen te nemen. Maar ik constateer dat u niet op mijn vraag ingaat. Ik hoorde u zeggen — ik wil graag weten of dat klopt — dat medicijnen genezen, mensen beter maken, en gewasbeschermingsmiddelen of "landbouwgif", zoals u dat noemt, bedoeld zijn om te doden.
De voorzitter:
Helder.
De heer Bisschop (SGP):
Maar die medicijnen doden toch ook levende cellen? Ik zou een reflectie willen op dat punt.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik vind dit een beetje een gekke vraag. Misschien kan ik er daarom tot twee keer toe niet echt een antwoord op geven. Er is nooit een vraag gek, is mij ook geleerd, dus ik ga mijn best doen om 'm alsnog te beantwoorden. Landbouwgif is in eerste instantie bedoeld om onkruid, schimmels en insecten te doden. Dat is het eerste doel van landbouwgif. Dat is zo. Medicijnen zijn natuurlijk bedoeld voor consumptie, om mensen en dieren beter te maken. Maar die hele vergelijking ging over een totaal ander punt.
De voorzitter:
Ik heb u nu drie keer gehoord, meneer Bisschop. U stelde hele lange vragen. Mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Als ik een schimmelinfectie heb op mijn voet — ik mag niet hopen dat ik het ooit krijg — en ik krijg daar een zalfje voor, wat doet dat zalfje dan?
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik vind dit een beetje buiten de orde gaan. Ik wil graag even terug naar landbouwgif.
De voorzitter:
Neenee, u moet óf antwoord geven óf niet. U moet dit niet aangrijpen om een ander verhaal te vertellen.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik ga hier niet over voetschimmel zitten praten.
De voorzitter:
Oké, prima. U …
Mevrouw Vestering (PvdD):
Landbouwgif maakt mensen ziek. Het geeft ze Parkinson. Mensen krijgen er kanker van.
De voorzitter:
Jaja, ja, ja.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Daar hebben we het vandaag over.
De voorzitter:
Ja, ja, ja. Mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mevrouw Vestering haalt het natuurlijk wel zelf aan. Ik snap dat ze er een beetje omheen draait.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dat is echt onzin.
De voorzitter:
Neeneenee. Mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Als je als mens een schimmelinfectie hebt en je krijgt een zalfje, dan doodt dat zalfje die schimmel. Als een plant een schadelijke schimmel heeft, dan gebruikt de teler op dat moment een middel om die schimmel te verwijderen, te doden, om de plant gezond te maken. Dat is precies hetzelfde als wat er met medicijnen gebeurt. Het is exact hetzelfde. Ik wilde gewoon even constateren dat dat zo is.
Mevrouw Vestering (PvdD):
En dan alsnog is het zo dat je daar ook binnen de landbouw op verschillende manieren mee kunt omgaan, door middel van rotatiegewassen, door teeltstroken; er zijn allerlei manieren om dit soort situaties überhaupt te voorkomen.
De voorzitter:
Prima.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dat is preventie. Daarbij is ook de inzet van het kabinet nodig.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Bromet van de fractie van GroenLinks.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik was medewerker Landbouw en Natuur in de fractie van GroenLinks tussen 2010 en 2013. Het beste resultaat dat ik als medewerker binnengehaald heb, was een motie die ik getypt heb — ik zie me nog typen in het oude gebouw van Justitie — waarin we schreven dat er een verbod moest komen op het gebruik van glyfosaat op verhardingen. Een Kamerlid heeft dat hier toen prima binnengesleept. Waarom schreven we dat dat verbod op verhardingen er moest komen? Wij rekenden op een meerderheid als we de landbouw buiten het debat hielden. Dat is nu nog steeds een zinnetje dat terugkomt in het wetsvoorstel, in de stukken en ook in het debat hier. Het gaat over bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw. Dat had er niet mee te maken dat GroenLinks niet overal veel minder bestrijdingsmiddelen wil, want dat willen we wel, maar we willen een politieke meerderheid. Er is hier in de Tweede Kamer echt al jaren een politieke meerderheid voor het verbieden en terugdringen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Maar het werkt in de praktijk nog niet zo erg. We hebben vanochtend inderdaad een heel interessante briefing gehad. Daarin bleek bijvoorbeeld dat het gebruik van glyfosaat, waar het hier ook heel vaak over gaat, tussen 2019 en 2020 met 20% is gestegen. Dat gebeurt terwijl we er dus vanaf willen. We gaan helemaal de verkeerde kant op.
Het leuke was eigenlijk dat dat wetsvoorstel het haalde, dat ik vervolgens wethouder werd, en op dag één van mijn wethouderschap zei: ik wil niet meer dat er met gif gespoten wordt. Ik zei: ik weet dat het verboden gaat worden, ik ben hier nu wethouder namens GroenLinks en het zou echt een blamage zijn als er hier dan een gifspuitkarretje rond zou rijden. Dat vonden de medewerkers van de gemeente best ingewikkeld. Zij zeiden: ja, maar dat doen we hier altijd zo. Ik zei: ja, maar nu is GroenLinks hiervoor verantwoordelijk, ben ik verantwoordelijk voor de openbare ruimte en wil ik gewoon dat we ermee stoppen. Er kwam een alternatief: de borstelwagen. Dat had echt heel veel voeten in de aarde, want gif is veel makkelijker. Dat spuit je op de bestrating en dan is het onkruid weg. Bij een borstelwagen moet je eerst vegen, en je moet borstelen, en je moet zo'n borstelwagen hebben, en er waren plekken die overgeslagen werden, en dan stonden de raadsleden natuurlijk allemaal vooraan om zich daarover te beklagen. Ik vroeg de raad om wat geduld te hebben en om dit uit te proberen. Na een jaar kwam de evaluatie van die alternatieve manier van onkruidbestrijding. Inmiddels was ook de wet in werking getreden. Een VVD-raadslid vroeg mij: ja, kunnen we niet gewoon weer beginnen met spuiten, want dat is veel efficiënter? Ik vond het echt een glorieus moment toen ik hem kon zeggen: nee, dat kan niet, want het is wettelijk verboden. Daarbij wist ik dat ik zelf de motie had getypt waarmee we dit hier in Den Haag voor elkaar hadden gekregen.
Nadat het verbod was ingesteld, zijn alle gemeentes in Nederland overgegaan op alternatieve manieren van onkruidbestrijding, juist door dat wettelijke verbod. Dat is ook best prima gegaan. Op sommige plekken in Nederlandse gemeenten groeit wat meer onkruid dan vroeger, maar onkruid is altijd ook een plantje en de biodiversiteit neemt af, dus het is ook maar net hoe je daarnaar kijkt.
Voorzitter. U kunt zich voorstellen dat het voor mij echt wel een klap in het gezicht was dat de gifindustrie met succes dit verbod heeft aangevochten, en dat daardoor dit verbod eigenlijk nu ook niet meer geldt. Ik ben daarom heel blij dat er een reparatievoorstel ligt. Ik wil de bewindspersoon zeggen dat wij dit voorstel van harte ondersteunen. Ik heb wel een vraag. Gaat het verbod dat mogelijk gemaakt wordt door deze wetswijziging, dan ook daadwerkelijk en echt gelden? Ik vind dat dat in de stukken nog een beetje in het midden blijft. Ik zou het ook tegenover al die wethouders groenvoorziening die nu beginnen in de gemeentes, heel prettig vinden als we duidelijkheid zouden geven, en als de rijksoverheid zou zeggen: nee, jullie moeten doorgaan met die alternatieve manier van onkruidbestrijding en terugkeren naar gif is niet aan de orde. Ik hoor graag een reactie daarop.
Voorzitter. Ik heb een amendement gemaakt; mevrouw Van der Plas begon er al over. Dat amendement is eigenlijk bedoeld om het kabinet wat meer ruimte te geven om in te grijpen als er excessen plaatsvinden. We hebben vanochtend voor de zoveelste keer te horen gekregen dat de eisen uit de Kaderrichtlijn Water, die bepaalt dat het water schoon moet zijn in 2027, waarschijnlijk niet gehaald zullen worden door Nederland. Ik wil hier nogmaals een keer gezegd hebben dat Nederland daarmee een heel, heel groot risico neemt. GroenLinks heeft vanaf 2010 gewaarschuwd voor de problemen met stikstof. Pas drie jaar geleden werden de problemen manifest in een rechtszaak. Ik wil hier nog een keer zeggen — het is al vaker gezegd — dat wij een dergelijke, tweede crisis riskeren, een crisis die minstens zo groot is als de stikstofcrisis, met het niet nakomen van de Europese afspraken over schoon water in Nederland in 2027. Het is heel makkelijk om te zeggen: het gaat ons niet lukken. Maar we hebben er al zo veel jaren aan moeten werken, maar dat nagelaten. En we kunnen dat nu alsnog rechtzetten. Het amendement heb ik gemaakt om het kabinet ruimte te geven om de waterkwaliteit in Nederland te verbeteren. Ik denk dat ik Nederland daarmee behoed voor hele hoge boetes die zullen volgen vanuit Europa als we niet zorgen dat het water schoon is, en voor het verder op slot zetten van de hele economie, analoog aan wat nu aan de hand is met de stikstofcrisis.
Voorzitter. De Kamer is gewaarschuwd.
De voorzitter:
O, bij dezen. Er gaat een siddering door de zaal. Ik vertel nog even dat uw amendement stuk nr. 7 heeft gekregen.
Dan is nu het heugelijke moment aangebroken van de maidenspeech van de heer Haverkort. Hij heeft aangegeven dat hij, ondanks het gebruik, best wil toestaan dat interrupties plaatsvinden. Ik weet niet wat hem heeft geïnspireerd om deze mededeling te doen, maar als voorzitter zou ik het toch waarderen dat we gewoon van het begin tot het eind ononderbroken naar zijn bijdrage gaan luisteren. Het woord is aan onze maidenspeecher, aan ons feestvarken van vandaag, de heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik verheug me níét op vragen over voetschimmel. Laat ik daarmee beginnen.
Voorzitter. Het was in het voorjaar dat mijn grootvader overleed dat ik werd geboren. Het was 1972. Mijn vader was enkele jaren daarvoor met zijn ouders, vier broers en zeven zussen verhuisd van hun boerderij in Slagharen naar het nieuwe land in Flevoland. Daar, in Swifterbant, werkte hij op het land. Aardappelen, suikerbieten, tarwe, uien, bonen, akkerbouw.
Voorzitter. Als kind speelde ik op de boerderij. Ik bouwde hutten met mijn broers, maakte pijl en boog van de takken van de lijsterbes en voetbalde en fietste. Daardoor leerde ik wel doorzetten, want fietsen ging voor mijn gevoel altijd gepaard met tegenwind. De middelbare school was 25 kilometer heen en 25 kilometer weer terug. Wanneer het kon en mocht, hielp ik mijn vader. Samen met een schoffel door de bieten, onkruid wieden, de transistorradio aan de riem — Radio 1 — en stoffige klei rondom de voeten, en kletsen over van alles. Later begreep ik van mijn oma — zij is uiteindelijk bijna 100 geworden — hoe trots zij was op mijn vader dat die boerderij dankzij hard werken en doorzetten zorgde voor het inkomen van ons gezin, maar daarnaast ook zorg droeg voor het inkomen, zodat mijn ooms en tantes uit het gezin van mijn grootouders bijna allemaal een universitaire studie konden volmaken.
Voorzitter. Mijn moeder komt uit Biervliet, Zeeuws-Vlaanderen. Mijn opa en oma hebben ook daar hun boerderij in Zeeland eind jaren zestig verlaten, om als pioniers in Biddinghuizen hun nieuwe leven te beginnen. Voor mijn moeder, toen een meisje van 18, was dat een hele grote stap. Ze werd onderwijzeres. In die tijd werd je geacht om je werk neer te leggen als je zwanger werd. We komen van ver als het gaat om vrouwenrechten en we zijn er helaas ook nog lang niet. Kijk naar wat er in de Verenigde Staten gebeurt met abortus, maar kijk ook naar wat er hier gebeurt met MeToo.
Voorzitter. Mijn moeder was er altijd. Ze bleef daarnaast werken, werd raadslid en wethouder en bouwde zo aan haar gemeente Dronten. Wellicht is daar toen mijn politieke interesse gewekt. Ik weet dat ze kijken. Ook mijn oma — zij leeft nog; inmiddels is ze 103 — kijkt en luistert volgens mij mee.
Voorzitter. Na mijn studie werkte ik als leidinggevende bij VolkerWessels aan onze geweldige railinfrastructuur. Daar leerde ik dat het beter wordt als je durft te vernieuwen. Ook als ondernemer heb ik veel kunnen bereiken door te innoveren. Innovaties zijn namelijk nooit afhankelijk van techniek of van een klinkende businesscase. Innovaties slagen alleen als mensen verandering accepteren, en dat intrigeert mij. Hoe kun je mensen verleiden tot vernieuwing, verandering, verbetering?
Ik leerde mijn vrouw in Deventer kennen. We kochten een huis — dat kon toen nog als jongere — en kochten drie jaar later een groter huis in Eefde in de Achterhoek. Daar werd op 20 maart 2005 om halfvijf 's ochtends onze dochter geboren. Enkele momenten na de geboorte gaf de verloskundige aan dat het niet helemaal goed ging en moest ik 112 bellen. Binnen een paar minuten stonden twee ambulances bij ons op de stoep en namen vier stoere broeders, gekleed in blauw-gele striping, onze dochter mee en lag ze even later aan allerlei slangen en monitoren in het ziekenhuis in Zutphen. Inmiddels zit ze in 5VWO en is het een geweldig mooie blakende puber van 17. De essentie, waarom ik dit vertel, is dat je mij in dit land nooit zult horen klagen over ons zorgsysteem. Mijn dochter dankt haar leven eraan en ik betaal met liefde de verzekeringspremie, zodat we ook aan anderen die zorg kunnen blijven bieden.
Voorzitter. Ons leven is goed, en naarmate ik ouder word, realiseer ik me meer en meer dat dat komt doordat ik leef in Nederland. Ons onderwijssysteem, onze infrastructuur, onze zorg en onze cultuur zorgen ervoor dat inwoners vrij kunnen leven, werken en ondernemen. Ik realiseer me ook dat dat niet voor iedereen vanzelfsprekend is. Ik realiseer me dat het beter kan en beter moet voor al die mensen in Nederland die hulp nodig hebben en er wat van willen maken, net als mijn ouders, net als mijn grootouders.
Beter worden, voorzitter, geldt ook voor onze eigen omgeving. Natuurlijk, er is veel aandacht voor klimaat, CO2 en stikstof. Maar veel inwoners in dit land maken zich ook zorgen over de smeerboel dichter bij huis. Schone grond, frisse lucht en helder water zijn niet meer overal vanzelfsprekend. We zijn echt een grens gepasseerd als inwoners van Zeeland geen vis meer kunnen eten uit hun Schelde of als ouders in Wijk aan Zee het klimrek moeten schoonmaken voordat ze hun kinderen erop kunnen laten spelen. Dat, voorzitter, drijft mij als lid van uw Kamer. Beter worden. Mijn verhaal gaat over vernieuwing, hard werken, ondernemen, ergens iets voor overhebben, letterlijk ergens iets voor overhebben, en dat dan delen met elkaar, zodat we er samen beter van worden.
Buschauffeurs, monteurs in de wegenbouw die bij nacht en ontij asfalt onderhouden of vangrails repareren, verpleegkundigen, juffen zoals mijn moeder, ondernemers en hun medewerkers, boeren zoals mijn vader en hulpverleners bij de brandweer, de politie of het leger: daar zit de kracht van onze samenleving. Dat is de overgrote middengroep die de waarden van Nederland overeind houdt en waarvoor wij de randvoorwaarden kunnen, nee, moeten, verbeteren. Beter, door te pionieren zoals mijn grootouders, beter worden voor hen, voor toekomstige generaties, voor mijn dochter en mijn zoon, voor onze kinderen. Beter, voorzitter, maar niet door elkaar hier vliegen af te vangen, door te kiften of door te vitten op elkaar, niet door wantrouwen te voeden of te liegen. Vertrouwen is niet iets wat je krijgt of verdient. Vertrouwen is dat wat je geeft en waarvan je hoopt dat het gedeeld wordt. Van delen word je rijk, van delen word je beter.
Voorzitter. Ik woon in de Achterhoek, de mooiste regio van dit land, en dat is zo om drie redenen. Ten eerste kijken mensen daar naar elkaar om. Noaberschap is ons exportproduct. Nergens zijn meer mantelzorgers te vinden dan daar. Als tweede zorgen innovatieve ondernemers, veelal in de maakindustrie, voor een heel sterke regionale economie met veel banen. En als derde wordt het land beheerd door boeren, waardoor ons Achterhoekse coulisselandschap behoort tot de mooiste ter wereld.
Voorzitter. Ik ben opgegroeid op een boerderij. Ik woon nu in een fantastische boeren leefomgeving en geniet daar van de geur van vers gemaaid gras en van het geluid van knetterende trekkers. Dat landschap heeft voor mij een belangrijke relatie met het voorliggende wetsvoorstel, want na de Tweede Wereldoorlog heeft de landbouw in Europa ervoor gezorgd dat de honger is verdwenen. Dat is mede mogelijk geworden door gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, gewasbeschermingsmiddelen die mijn vader bijvoorbeeld gebruikte bij de teelt van aardappelen om ziektes als fytoftora te voorkomen. Gewasbeschermingsmiddelen kunnen helaas ook hun weerslag hebben op de biodiversiteit, op schoon water of op schone grond. In het verleden hebben we in sommige gevallen zelfs gewasbeschermingsmiddelen gebruikt die we achteraf gezien beter niet hadden kunnen gebruiken. Daarom vindt de VVD het goed dat middelen wetenschappelijk worden beoordeeld voordat ze mogen worden toegelaten en gebruikt. Het is goed dat de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid kijkt naar de werkzame stoffen in middelen en dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het Ctgb, in Nederland waakt over de balans tussen het gebruik van middelen en de noodzaak van het bestrijden van plagen. Het is juist die balans die zorg draagt voor verstandig gebruik, zodat plagen en exoten bestreden worden en ons water, onze lucht en onze bodem zo min mogelijk belast worden. Het is prettig te constateren dat we met dit wetsvoorstel in balans invulling geven aan de motie-Van den Anker/Ziengs uit februari vorig jaar. Daardoor wordt het beter.
Voorzitter. Met dit wetsvoorstel krijgt het wetenschappelijk verantwoord gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ook buiten de landbouw een wettelijke basis, en er wordt daarmee een juridische omissie gerepareerd. Dat had van de VVD-fractie als hamerstuk mogen worden afgedaan. Echter, ik ben de fractie van de BoerBurgerBeweging ook wel erkentelijk voor het onthameren, want dat geeft mij in ieder geval de gelegenheid vandaag mijn maidenspeech met u te delen. Staat u mij toe, voorzitter, één vraag aan de staatssecretaris te stellen. De VVD krijgt nog weleens te horen dat het toelatingsproces voor nieuwe gewasbeschermingsmiddelen lang duurt, erg lang. Wil zij met het Ctgb in gesprek om dat proces zo veel mogelijk te versnellen? Daar wordt het namelijk beter van. De VVD zal geen amendement indienen en vóór het wetsvoorstel stemmen.
Ik dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dit was een maidenspeech om door een ringetje te halen, een prachtig persoonlijk verhaal. U heeft de zaal stil gekregen. We kennen inmiddels uw hele familie, Biervliet, Swifterbant. En ik begrijp dat uw hele familie kijkt, dus dat is ook nog eens goed geweest voor onze kijkcijfers.
Als u hiernaartoe komt, dan is het mij een eer en genoegen om u als eerste te feliciteren, en dan staan anderen klaar. En u krijgt nog een bos bloemen ook, zie ik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder. Ik geef graag het woord aan de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, dank u wel. Laat ik beginnen met mijn collega Haverkort te bedanken voor zijn prachtige maidenspeech, en hem daarmee te complimenteren en te feliciteren. Ik voelde als zoon, ook, van een akkerbouwer natuurlijk veel verbinding met collega Haverkort. Prachtig en herkenbaar, die knetterende trekkers, en die immer voortdurende strijd tegen die schimmelziekte in uw bijdrage, fytoftora. En als het gaat om zijn tocht tegen de wind in naar de middelbare school: daar versloeg hij mij toch, want ik hoefde slechts 23 kilometer.
Voorzitter, dan ga ik over naar de inhoud van mijn bijdrage, al was dit natuurlijk veel leuker. We hebben allemaal onze verantwoordelijkheid als het gaat om de bescherming van biodiversiteit en een schoon leefmilieu. En die verantwoordelijkheid begint in onze eigen tuin, het stukje grond waarover wij de zorg hebben gekregen om die op een goede en duurzame manier te beheren, voor onze leefomgeving, voor onszelf én voor onze kinderen. UNICEF stelde vorige week nog in een rapport dat Nederland bij de slechtst scorende landen hoort wanneer het gaat om kinderen in een gezond leefmilieu te laten opgroeien. Dat komt voornamelijk door hoge concentraties bestrijdingsmiddelen in onze leefomgeving, naast geluidsoverlast van wegen en vliegvelden. Het zo snel mogelijk afbouwen, ontmoedigen en uiteindelijk verbieden van bestrijdingsmiddelen voor particulieren en buiten de landbouw, lijkt me dan ook een logische stap die sowieso genomen moet worden. Met deze wetswijziging wordt een juridische basis gelegd voor het in de toekomst eventueel mogelijk maken van een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door particulieren. Daarnaast wordt met dit wetsvoorstel een verbod geherintroduceerd voor professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Dit naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak door het gerechtshof in Den Haag. Even over dat laatste. Het verbod gold al tussen 2017 en 2020, maar werd omvergekegeld door het gerechtshof in deze mooie stad, omdat simpelweg een wettelijke basis voor het verbod ontbrak. Dat wordt nu gerepareerd. Dat vindt de ChristenUniefractie een goede zaak.
We hebben wel een enkele zorg en dus een vraag hierover. Uiterwaarden en buitendijkse gebieden worden meegenomen in deze wetswijziging. Dat is logisch, gezien hun primaire functie als waterberging. Uiterwaarden zijn uniek voor Nederland, maar rivieren en hun beddingen zijn er overal in Europa. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook of zij zich wil inzetten voor een gelijk speelveld in Europa, mocht er toch overgegaan worden tot een verbod. Is er een risico dat gemeenten in het kader van kostenbesparing verder overgaan op onderhoudsvrije verhardingen in plaats van groen, aangezien met duurzaam groenbeheer meer tijd en dus geld is gemoeid? Ik kan er niet zo mooi over vertellen als collega Bromet, maar als het risico er is, hoe wil de staatssecretaris daar dan mee omgaan? Nog een twitteraccount — trouwens, mensen, volg dat account — maar dan over onderhoudsarmoe in gemeenten in plaats van in betegelde tuinen met te veel betonnen bodems, waar het enige groen bestaat uit een stukkie kunstgras: dat moeten we niet willen.
Voorzitter. Ik zie dat sommige gemeenten — waaronder vorig jaar nog de gemeente Breda — en particulieren nog werken met lijmstrips tegen de eikenprocessierups. Maar dit soort middelen werkt averechts. De eikenprocessierupsen laten meer brandharen achter. Dat is dodelijk voor ontzettend veel soorten die om de eiken heen leven. Breda lijkt bij zinnen gekomen te zijn, maar geldt dat voor alle gemeenten? In hoeverre deelt de staatssecretaris mijn vrees dat er alleen maar meer gegrepen gaat worden naar dit soort middelen? Wil de staatssecretaris met gemeenten hierover in gesprek gaan, of wil ze de Vlinderstichting op ze afsturen?
De staatssecretaris schrijft dat de verkoop van glyfosaathoudende middelen is gedaald, maar dat de verkoop van middelen met andere werkzame stoffen is toegenomen. Ik vind het zeer zorgelijk dat ook de verkoop van producten die niet zijn toegelaten voor onkruidbestrijding, zoals chloor en azijn, fors is gestegen. Deze producten zijn niet bepaald best voor de bodem.
In dezelfde maand van de evaluatie van de staatssecretaris is CLO, het Compendium voor de Leefomgeving, naar buiten gekomen met cijfers over de herkomst van bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater. Bijna 100% van alle glyfosaatvervuiling kwam uit waterzuiveringsinstallaties en rioleringen, particulieren dus. Hoe strookt dit met uw evaluatie dat de verkoop gedaald is? Of hebben veel Nederlanders nog enorme voorraden Roundup in hun schuurtje staan? Zijn er na oktober 2020 eigenlijk nog evaluaties gedaan naar zowel de koop als het gebruik van bestrijdingsmiddelen door particulieren?
Ondanks de stijging van het gebruik van andere middelen dan glyfosaat stelt de staatssecretaris nog geen gebruik te willen maken van de wettelijke mogelijkheid tot een verbod. Waarom niet? Is zij bereid om dit gezien het UNICEF-rapport en de problemen met de waterkwaliteit in Nederland nog eens te overwegen? Nog een puntje hierbij: veel mensen denken dat het gebruik van azijn en chloor tegen onkruid een natuurlijke, en daarom ecologisch verantwoorde manier van onkruidbestrijding is, wat het niet is. Ze hebben niet door wat de gevolgen voor de bodem zijn wanneer ze die met liters azijn overgieten. Het is niet toegestaan, maar het gebeurt toch. Wat kunnen we er nog meer tegen doen dan het sec niet toestaan? Hetzelfde geldt voor biologische middelen zoals die tegen de buxusmot. In hoeverre hebben mensen door dat deze middelen alle rupsen doden en daarmee desastreus zijn voor vlinders? Het is beter om een andere plantencombinatie in de tuin te kiezen en daarbij te streven naar een ecosysteem in balans, met vogels die rupsen weer opeten, et cetera. Maar dan moet de eerste hit op internet bij buxusmot niet zijn: spuit de boel dood. Dus mijn vraag aan de staatssecretaris is: wil zij in lijn met haar eerdere inzet op het verminderen van glyfosaat ook een actieve campagne voeren tegen overige bestrijdingsmiddelen in huis, tuin en keuken, en daarbij de samenwerking zoeken met onze onvolprezen tuincentra?
Voorzitter. Tot slot. Communicatie door winkelpersoneel en voorlichting door Milieu Centraal hebben geholpen bij het terugdringen van het gebruik van glyfosaat door particulieren. Bijna 100% van die glyfosaatvervuiling in het oppervlaktewater komt van hen vandaan en via de waterzuivering. Dat is misschien wel goed om te beseffen in dit debat, waarin maar al te veel uitstapjes naar boeren zijn gemaakt, terwijl de voorliggende wet daar niet over gaat.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van der Molen van de fractie van het CDA.
De heer Van der Molen (CDA):
De voorzitter was al blij dat ik maar één A4'tje bij me had, tot ik hem erop wees dat het aan beide kanten bedrukt is. Ik wil collega Haverkort natuurlijk van harte feliciteren met zijn maidenspeech. Iedereen in dit huis heeft hem ooit eens een keer gehouden en dat soort momenten zijn de leukste in de loopbaan hier. Ik feliciteer u ook met het hopelijk onbespoten bosje bloemen dat u cadeau heeft gekregen. Ik herkende heel sterk het gevoel dat je oma ook nog meekijkt. Ik mag gelukkig ook nog steeds een oma hebben die op hoge leeftijd debatten volgt. Dat is fantastisch. Dat is de meest onkritische persoon die debatten volgt. Daar krijg je nooit lelijke mails van of anderszins. Het is eigenlijk altijd goed, wat je ook zegt. Fijn dat u op deze manier hier uw werk in de Kamer eigenlijk helemaal hebt af kunnen trappen. Ik wens u daar heel veel succes bij.
Voorzitter. Er zijn maatschappelijke en politieke zorgen over de belasting van mens, dier en milieu door het gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het liefst zouden we natuurlijk helemaal geen gewasbeschermingsmiddelen en biociden nodig hebben. Het gebruik van pesticiden is echter noodzakelijk voor de bestrijding van onkruiden, ziekten en plagen, ook buiten de landbouw. Een goed voorbeeld hiervan is de bestrijding van de eikenprocessierups. De verduurzaming van de gewasbescherming en biociden, zowel in de landbouw als daarbuiten, is in het belang van de gezondheid van mensen en voor onze leefomgeving. Het CDA juicht het dan ook toe dat het kabinet inzet op de verduurzaming van de gewasbescherming en biociden. Tegelijkertijd hebben wij vragen over de noodzaak van deze specifieke wetswijziging.
Voorzitter. Een bestrijdingsmiddel mag in Nederland alleen op de markt komen als het niet schadelijk is. Dat was het argument waarmee twee organisaties van bestrijdingsmiddelenfabrikanten in november 2020 het pesticidenverbod bij de rechter met succes aanvochten. Het algemene pesticidenverbod voor particulieren, dat sinds 2016 van kracht was, had geen wettelijke grondslag, oordeelde het gerechtshof in Den Haag. "De regering kan het gebruik van bepaalde middelen weliswaar op bepaalde plaatsen verbieden, maar heeft geen bevoegdheid om een algeheel verbod uit te vaardigen", zo luidde de uitspraak. Dat is de reden dat we hier vandaag dan ook staan. Met deze wetswijziging wordt een rechtsgrond gecreëerd om bepaalde gewasbeschermingsmiddelen in hun totaliteit te verbieden.
Dat brengt mij direct bij mijn eerste punt. In de memorie van toelichting staat: "Door aanpassing van artikel 80a wordt deze grondslag alsnog gecreëerd, om op een later tijdstip een verbod of een andere maatregel te kunnen stellen. Onzeker is nog of een dergelijk verbod of dergelijke maatregel, zo nodig met uitzonderingen, daadwerkelijk zal worden geïntroduceerd." Dan is de vraag: wat is de bedoeling, staatssecretaris? Komt er dan een verbod, ja of nee? En, zo ja, waarop voorziet zij dan een verbod? Wat zit eraan te komen? Waar is dit dan van afhankelijk? En als dat niet zo is, waarom hebben we dan expliciet deze wetswijziging nodig?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het is een goede vraag van de heer Van der Molen. Eigenlijk is het precies dezelfde vraag die ik ook stelde, maar hij stelt hem met wat meer onderbouwing. Mijn vraag is eigenlijk: wat vindt het CDA zelf dat er zou moeten gebeuren? Vindt het CDA dat het gif spuiten in gemeentes weer terug moet keren, of is het CDA wel tevreden met die karretjes die nu rondrijden?
De heer Van der Molen (CDA):
Tijdens debatten leer je heel veel. Ik heb ook de inbreng van mevrouw Bromet beluisterd, die wethouder Beheer openbare ruimte is geweest. Ik ben ook wethouder Beheer openbare ruimte geweest. Ik werkte met het toen al aangenomen beleid om onkruid in de openbare ruimte niet meer met gif te bestrijden. We deden dat ook niet met borstels, want die metalen borstels laten zware metalen in de natuur achter. Dat vonden wij geen goede zaak. In mijn stad, Leeuwarden, wordt het onkruid dus bestreden met heet water. Laat ik het zo zeggen: het succes daarvan was wisselend. Althans, ik heb op een aantal momenten weleens aan mensen moeten uitleggen waarom we daar genoegen mee zouden moeten nemen. Het is zeker niet mijn opzet om ervoor te zorgen dat heel Nederland weer naar gif terugkeert, zeker niet bij een gemeente. Dat is het punt niet. Het is al eerder door voormalig collega Van den Anker in deze Kamer gevraagd, maar mijn vraag is: waar hebben we dit nou voor nodig? Je stelt namelijk vast dat middelen alleen ter beschikking komen als ze getoetst zijn. Het is dus meer een vraag naar de juridische noodzaak ervan in relatie daartoe dan dat het een pleidooi is om weer volop gif te gaan gebruiken in de openbare ruimte.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dat vind ik een geruststellende gedachte. Ik ben ook benieuwd naar het antwoord van de bewindspersoon, want ik denk dat daarin ook besloten ligt dat dit wetsvoorstel er juist voor is om die gemeentes alternatieve methodes te laten gebruiken en die niet terug te laten grijpen op de gifspuit.
De voorzitter:
U continueert.
De heer Van der Molen (CDA):
Zoals gezegd mag een bestrijdingsmiddel in Nederland alleen op de markt komen als dat niet schadelijk is. Op dit moment wordt het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op drie manieren gereguleerd. Allereerst besluit de Europese Commissie naar aanleiding van wetenschappelijk advies of een werkzame stof als ingrediënt in een gewasbeschermingsmiddel mag worden gebruikt. Daarnaast hebben we in Nederland het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Dit college besluit of een gewasbeschermingsmiddel met een goedgekeurde werkzame stof wordt toegelaten tot de Nederlandse markt en mag worden gebruikt. Een middel is toelaatbaar, indien het gebruik niet leidt tot schadelijke effecten op de gezondheid van mens of dier en niet leidt tot onaanvaardbare effecten op het milieu. Dat wordt beoordeeld op basis van een wetenschappelijke, Europees geharmoniseerde methode. Ten derde kunnen overheden beperkingen stellen aan het toegelaten gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Wat ik nog steeds niet helder heb, is waarom er nu een rechtsgrond wordt gecreëerd om bepaalde pesticiden geheel te verbieden, terwijl de Europese Commissie en het Ctgb deze als veilig bestempelen. Kan de staatssecretaris dat nog eens uitleggen? Kun je iets verbieden waarvan niet is aangetoond is dat het giftig is? Eerder heeft mijn voormalig collega Van den Anker, samen met de VVD, een motie ingediend om bij toelating en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw het oordeel van het Ctgb te volgen. Mevrouw Van der Plas vroeg daar ook al naar. Ik hoor graag van de staatssecretaris of zij nog steeds voornemens is deze motie uit te voeren.
De voorzitter:
Was dit uw bijdrage?
De heer Van der Molen (CDA):
Nee, voorzitter, maar ik zag dat een interruptie aanstaande is.
De voorzitter:
Daar moet u niet op letten, maar goed. Dat houd ik wel in de gaten, namelijk. Mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Een middel is toegelaten of niet toegelaten. Vanochtend hoorden wij in de masterclass die we hadden: je kunt nooit bewijzen dat een middel onschadelijk is; je kunt alleen bewijzen dat een middel schadelijk is. Er blijft dus altijd een onzekerheid. Je wilt een heleboel middelen die nu toegelaten zijn, zeker niet in je drinkwater, in je oppervlaktewater, hebben, zeker niet in het kader van de Kaderrichtlijn Water, waar we over een paar jaar aan moeten voldoen. Ik snap de vraag van de heer Van der Molen aan de staatssecretaris dus wel, maar mijn vraag aan hem is: vindt hij het ook niet belangrijk dat de waterkwaliteit op orde komt en dat de aanwezigheid van die stoffen, die weliswaar toegelaten zijn en nu wel het water vervuilen, geminimaliseerd wordt?
De heer Van der Molen (CDA):
Over het streven om het water niet verder te belasten met de uitwerking van deze stoffen ben ik het helemaal met u eens. Aan de andere kant zie ik dat het gebruik van deze stoffen op een aantal plekken noodzakelijk is. Ik heb het over de bestrijding van de eikenprocessierups gehad. Dat is een heel specifiek probleem. Maar zeker ook als het om de landbouw of bepaalde terreinen gaat, kan dat gewoon nog wel een keuze zijn. Het CDA vindt het belangrijk dat, als de minister een verbod instelt, hij of zij dat baseert op wetenschappelijke afwegingen. Want op het moment dat we een verbod instellen, moet dat natuurlijk wel staande blijven als het weer bij de rechter wordt aangevochten. Dan is de vraag: als ze dan toch toegestaan zijn, hoe makkelijk kun je als overheid dan alsnog een verbod instellen? Maar we delen natuurlijk met elkaar dat we proberen om het water in Nederland zo schoon mogelijk te houden, niet alleen voor het gebruik in de landbouw, maar ook voor onze gezondheid: als we de kraan openzetten, willen we er zeker van zijn dat we er in gezondheid niet op achteruitgaan.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dan ben ik benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris.
De heer Van der Molen (CDA):
Dat deel ik weer met mevrouw Bromet.
Voorzitter, tot slot. Of bepaalde gewasbeschermingsmiddelen schadelijk zijn en zo ja, hoe schadelijk dan, is lang niet altijd bekend. In een interview in het dagblad Trouw van 1 december 2020 over dit onderwerp geeft de Wageningse hoogleraar bodemdegradatie en landbeheer Violette Geissen aan dat de normen voor de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen 30 jaar oud zijn. Daarnaast zou er weinig bekend zijn over de effecten van cocktails van chemische stoffen. Onderschrijft de staatssecretaris deze constateringen? Indien dit het geval is, moeten we dan niet juist meer inzetten op het verbeteren van de beoordeling van pesticiden dan op het creëren van een grondslag voor een generiek verbod? Graag een reactie.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel. Dan de heer Tjeerd de Groot van D66.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Ook namens de fractie van D66 hartelijke felicitaties aan de heer Haverkort voor zijn prachtige maidenspeech. Het zijn kunstwerkjes. Het was een mooi inkijkje in het leven van de familie Haverkort. Dank daarvoor. Veel succes, vanaf deze mooie plek.
Ik begin bij de bijdrage van collega Bromet. We gaan terug naar 2011, naar de motie-Grashoff, die, naar nu blijkt, door medewerker Bromet is geschreven. Ook de motie-Ouwehand/Schouw speelt een rol in dit debat. De heer Schouw is een van mijn voorgangers bij D66. Je moet eigenlijk zeggen: je moet ook de verkoop verbieden. Het verzoek aan de regering elke keer, nu al meer dan tien jaar, is duidelijk: voorkom zo veel mogelijk het gebruik van schadelijke gewasbeschermingsmiddelen en bescherm onze gezondheid en onze waterkwaliteit. Deze wet is dus een goede stap voorwaarts. We hopen dat de staatssecretaris deze kans, dit haakje, ook echt zal aangrijpen om dat verbod daadwerkelijk door te voeren en om op die manier het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen. Want het is urgenter dan ooit. Het is al eerder gememoreerd door andere collega's: we staan aan de voet van een stikstofachtige crisis als het gaat om de Kaderrichtlijn Water, dat weten we nu al. Op grond van een motie van D66 is in een vorige kabinetsperiode al nagegaan door het ministerie van IenW wat de risico's zijn als we de doelen van de Kaderrichtlijn Water niet gaan halen. Die zijn flink, want ook de Kaderrichtlijn Water bevat net als de Vogel- en Habitatrichtlijn een verslechteringsverbod. Dat betekent dus dat je lokaal mogelijk ook weer geen vergunningen meer kunt gaan afgeven als je niet kunt aantonen dat die waterkwaliteit niet verslechtert. Dat betekent dat we als Kamer nú moeten handelen en ook daar dus het onnodig gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moeten terugdringen. Met deze wet krijgt de staatssecretaris de mogelijkheid om beperkende maatregelen op te leggen aan particulieren en een verbod op te leggen voor het professioneel gebruik buiten de landbouw, uiterwaarden en buitendijkse gebieden.
Voorzitter. In het licht van die dreiging van de Kaderrichtlijn Water zou het ook goed zijn als de staatssecretaris een bredere bevoegdheid krijgt, niet om het meteen te doen maar wel om te kunnen ingrijpen, ook buiten uiterwaarden, want ook daar dreigt mogelijk uitspoeling of verwaaiing. Dat is natuurlijk niet een maatregel die de staatssecretaris zomaar moet nemen, maar dat is slechts het wettelijke haakje. Dat is ook de strekking van het amendement dat wij mede met GroenLinks en de PvdA hebben ingediend en om te zien dat het verbruiksverbod direct een positief effect heeft gehad op de waterkwaliteit.
Nog een aantal vragen over deze wet die voorligt. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat er geen glyfosaathoudende onkruidbestrijdingsmiddelen aan particulieren worden verkocht, zoals de motie-Ouwehand/Schouw destijds betoogde? Wanneer kunnen we 100% reductie verwachten? Welke extra maatregelen gaat de staatssecretaris nemen en wat is daarvoor het tijdpad?
De staatssecretaris gaf aan dat biologische gewasbescherming nu ook binnen de reikwijdte ligt De D66-fractie vindt dat een goed idee maar we willen ook voorkomen dat biologische bestrijdingsmiddelen door hetzelfde hoepeltje moeten springen als het gaat om de toelating. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat biologische gewasbeschermingsmiddelen altijd voorrang krijgen als er uitzonderingen op de regeling moeten worden aangevraagd? Hoe gaat zij ontwikkelaars van dit soort groene middelen ook helpen te navigeren in de bestaande procedures?
Voorzitter. Afsluitend. In het coalitieakkoord hebben we ook afgesproken dat we de omslag naar geïntegreerde gewasbescherming gaan versnellen, waar collega Staghouwer over gaat, maar ook door de normen voor het gebruik af te stemmen op de Kaderrichtlijn Water. Dat is weer uw portefeuille. Op welke wijze geeft de staatssecretaris invulling aan die bepaling uit het coalitieakkoord? Met andere woorden, hoe gaat zij de doelen van de Kaderrichtlijn Water oplijnen met het gebruik van de middelen? Want alleen zo gaan we onze waterkwaliteit beschermen en gaan we ons aan de wet houden. Dat is het minste wat we hier in dit huis kunnen doen. En zo, om aan te sluiten bij de woorden van collega Haverkort, gaan we de dingen beter maken in dit land.
De voorzitter:
Een prachtig mooi einde. Ik geef graag het woord aan mevrouw Beckerman. Een enkele hongerige collega heeft zich hier al gemeld met de vraag of we nog gaan lunchen vandaag. Het antwoord luidt dat we dat gaan doen na de termijn van de Kamer. Dit is ook een aansporing aan u allen om het kort en puntig te houden.
Mevrouw Beckerman (SP):
Je moet ook nog maar honger hebben na al die verhalen over voetschimmel, voorzitter.
Voorzitter. Ook mijn felicitaties aan de heer Haverkort voor zijn maidenspeech. Het is leuk om te horen hoe hij opgroeide in Swifterbant. Ik mocht ooit in Swifterbant een tijdlang archeologisch onderzoek doen. Het bijzondere aan Swifterbant is dat daar de oudste akker van Nederland is gevonden: 6.000 jaar oud en uniek in Europa. Dat dynamische gebied werd eerst bewoond door mensen die aan jagen en verzamelen deden en die langzaam overstapten op akkerbouw en veeteelt. Zij wisten dat op een bijzondere manier te combineren en gebruik te maken van dat dynamische landschap. Ik moet mevrouw Van der Plas gelijk geven: boeren hebben daarna heel veel geïnnoveerd. Tegelijkertijd is de vraag of we niet tegen de grenzen oplopen en of we niet moeten innoveren, waarbij we hongersnood weten te voorkomen en we kijken of we dat niet anders moeten doen dan we op dit moment doen. Het is dus goed dat we deze wetswijziging vandaag behandelen en dat we volgende week het commissiedebat over gewasbeschermingsmiddelen met de minister van LNV hebben. Wat ons betreft zetten we dat tempo van overleg en debat ook voort, want dit is een belangrijk onderwerp en er is nog een wereld te winnen. Nederland is nog altijd grootverbruiker als het gaat om dit soort gewasbeschermingsmiddelen.
Voorzitter. CLM Onderzoek en Advies heeft in opdracht van het ministerie van IenW onderzocht of er inhoudelijke redenen zijn of noodzaak is om het gebruik van specifieke groepen gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw toe te staan. Een belangrijke aanbeveling is in onze ogen het advies om de nadruk te leggen op preventie en niet-chemische methoden, bijvoorbeeld de inzet van natuurlijke vijanden, en het feit dat in iedere gedefinieerde groep stoffen potentieel risico zit voor het milieu. Onderschrijft de staatssecretaris deze aanbeveling? Kunt u daarop reflecteren? Is uw streven om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw uit te faseren? Wanneer wilt u dit doel bereikt hebben?
Met deze wetswijziging komt een potentieel verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw een stap dichterbij. Kan de staatssecretaris toelichten of het mogelijk is een verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen binnen de landbouw ook te realiseren? Het gaat dus niet om wat de staatssecretaris daarvan vindt of dat ze dat moet regelen, maar of het mogelijk is. We vonden dat in de schriftelijke ronde zeer onduidelijk beantwoord. De SP denkt dat deze wetswijziging een stapje in de goede richting is, maar er wordt minder dan 1% van het totale gebruik van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw gespoten. De staatssecretaris gaf dat ook al aan. Is de staatssecretaris het met me eens dat daar, als we een betere bescherming willen van onze volksgezondheid, onze natuur, onze wateren en onze biodiversiteit, de echte winst valt te behalen?
Voorzitter. Voor de SP zijn er twee belangrijke punten in dit debat. Hoe komt het dat er bij dit wetsvoorstel niet voor een landelijk verbod op of minimalisatie van gebruik in Natura 2000-gebieden is gekozen? Door meerdere collega's is daar al aan gerefereerd. Wij overwegen op dit punt een motie, maar ik zou natuurlijk liever zien dat de staatssecretaris onze zorgen op dit punt kan wegnemen. In artikel 12 van de Richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden wordt hier wel nadrukkelijk om gevraagd. Er worden nu met regelmaat bestrijdingsmiddelen aangetroffen tot ver in beschermde natuurgebieden. Hoe denkt de staatssecretaris bijvoorbeeld over het instellen van een spuitvrije zone van 1 kilometer rondom onze beschermde Natura 2000-gebieden? Is zij bereid de effecten hiervan te laten onderzoeken? Hebben wij volgens haar niet de Europese verplichting om het gebruik in elk geval niet tot in onze natuurgebieden te laten doordringen?
Dan het gebruik in de buurt van kwetsbare groepen. Diezelfde Richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden vraagt heel nadrukkelijk en heel duidelijk om een verbod of minimalisatie in gebieden met kwetsbare groepen, zoals kinderen, zwangeren en omwonenden die worden blootgesteld aan hoge concentraties bestrijdingsmiddelen. Onze vraag is hier eigenlijk hetzelfde als bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen in Natura 2000-gebieden. Waarom is in deze wet niets geregeld voor een landelijk verbod op of minimalisatie van het gebruik van bestrijdingsmiddelen rondom kwetsbare groepen? Hoe denkt de staatssecretaris bijvoorbeeld over het instellen van een spuitvrije zone op 1 kilometer van scholen, speeltuinen, woningen en openbare ruimtes? Graag een reactie. Hoe staat het met het eerder voorgenomen onderzoek naar gezondheidsrisico's voor omwonenden en gebruikers?
Voorzitter. Ik mag u er niet op wijzen dat er een interruptie is, dus ik hou gewoon even een natuurlijke pauze.
De voorzitter:
U haalt even adem.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben even benieuwd. Ik hoor mevrouw Beckerman namelijk zeggen: spuitvrije zones op 1 kilometer van woningen. Maar dat zou dan toch ook betekenen dat mensen geen onkruidbestrijders meer mogen gebruiken in hun eigen tuin? Ik vraag me af hoe mevrouw Beckerman dat dan voor zich ziet.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik zie het als minimalisatie of als een verbod. Ik denk dat dat een stap in de goede richting is. Ik vond bepaalde stukken van de memorie heel opvallend. Daarin wordt er melding gemaakt van de eindevaluatie van de Green Deal over verantwoord particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. U heeft die memorie waarschijnlijk ook gelezen. Ik vond het volgende opvallend. Daar refereerden meerdere collega's aan, volgens mij. De verkoop van glyfosaathoudende middelen is fors gedaald. Er staat bij: "de verkoop van middelen met andere werkzame stoffen was echter toegenomen, evenals de verkoop van producten die niet voor onkruidbestrijding mogen worden gebruikt." De heer Grinwis refereerde daar ook al aan. Mensen denken dat iets veilig is, maar ondertussen zijn ze hun eigen tuin gruwelijk aan het vervuilen. De heer Grinwis haalde al het voorbeeld van de buxusmot aan, maar er zijn ook mensen die chloor of azijn gebruiken. Wat ons betreft moeten we ook dat terugdringen. Ik dacht dat mevrouw Van der Plas dat ook vond, toch?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, maar ik vind dat wel een lastige. Als je zegt "spuitvrije zones op 1 kilometer van woningen", dan zou dat in mijn hoofd betekenen dat alle middelen die nu gecontroleerd en toegelaten worden — die zijn bij de Welkoop en bij andere tuincentra te verkrijgen — dan ook verboden moeten worden. Ik probeer even te doorgronden wat dat dan betekent. Zou een spuitvrije zone dan ook betekenen dat een burger geen wettelijk toegelaten en gecontroleerd middel mag kopen bij de Welkoop om in zijn tuin iets te spuiten, zoals onkruid? Die burger kan ook een moestuintje hebben waarin een schimmel heerst. Die wil graag zijn sla oogsten. Dat is hartstikke goed, want we willen allemaal lokale teelt. Een spuitvrije zone zou dan kunnen betekenen dat dat niet meer mag. Mevrouw Beckerman geeft heel goed aan dat mensen nu al andere middelen gaan kopen. Hoe vaak hoor ik mensen niet zeggen dat schoonmaakazijn hartstikke goed spul is. Dat is hartstikke verboden! Dat is hartstikke verboden, maar wel vrij verkrijgbaar bij de supermarkt. Chloor is bijvoorbeeld ook vrij verkrijgbaar bij de supermarkt. Ik drijf misschien een beetje door, maar …
De voorzitter:
Nee, hoor.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
… gaan we supermarkten dan verbieden om die middelen te verkopen? Hoe gaan we ons toilet dan schoonmaken? Dat gaat mij een beetje te ver.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik vind het wel een heel terecht punt. Ik vind het goed dat mevrouw Van der Plas daar in dit debat een melding van maakt. We kijken natuurlijk veel naar wat er gebeurt op het boerenland, maar we moeten ook kijken naar wat er gebeurt in de achtertuin. Mensen denken soms wel dat iets veilig is, maar dat blijkt dan helemaal niet zo te zijn. Een verbod op bestrijdingsmiddelen kan ook weer het negatieve effect hebben dat mensen chloor of schoonmaakazijn gaan gebruiken. Ik denk dat er op dit punt niet heel veel verschil tussen ons zit. Ik denk ook dat het niet zo veel zin heeft om enkel dat te doen. We vinden echter wel dat het belangrijk is om een combinatie van maatregelen te nemen, omdat mensen giftige middelen gebruiken in hun eigen tuin. Boeren zouden die nooit gebruiken, maar huishoudens gooien die gewoon in hun tuin. Dat constateert mevrouw Van der Plas terecht. Volgens mij zijn we het dus eens met elkaar.
De voorzitter:
U bent het eens met elkaar.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja!
De voorzitter:
Dan zijn we eruit.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is ook wonderlijk. Nee, hoor.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De voorzitter wil graag dat we eruit zijn, maar …
De voorzitter:
U heeft toch nog een puntje gevonden.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Neeneenee, zeker niet. Ik luister namelijk met heel veel plezier naar de inbreng van mevrouw Beckerman. Maar het is mij nog steeds niet duidelijk of mevrouw Beckerman toe wil naar een verbod op de middelen die nu nog gewoon in de Welkoop te koop zijn. Sorry, dat is reclame. Ik moet ook andere tuincentra noemen.
De voorzitter:
Ik start de pingels wel even in. Dan mag het.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, precies! Moeten die verboden worden? Die middelen zijn namelijk juist goedgekeurd door het Ctgb. Wil de SP, mevrouw Beckerman, toe naar een verbod daarop? Dat is mij niet helemaal duidelijk. Dat snap ik niet.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik denk dat we hier beiden in een soort worsteling zitten, tenminste, dat denk ik. Aan de ene kant zie je dat als je het ene verbiedt, mensen misschien hetgeen gaan gebruiken waarvan ze denken dat het veilig is, maar dat niet is. De voorbeelden zijn net aangehaald. Denk aan chloor en azijn. Is de oplossing dan om alles maar vrij te laten? Nee, dat ook niet. Dat zullen we ook allemaal met elkaar eens zijn. Is het dan verantwoord om het heel absurdistisch te maken en te zeggen: ook middelen die volkomen veilig zijn, gaan we verbieden? Nee, dat is het ook niet. Maar we hebben nu een probleem — volgens mij heeft mevrouw Van der Plas dat ook geconstateerd — namelijk dat er te veel wordt gebruikt, dat er verkeerde middelen worden gebruikt en dat niet alles wat verkocht mag worden ook veilig is, veilig wordt gebruikt en in de juiste combinaties wordt gebruikt. Ik geloof dat u net zelf in uw betoog ook zei: wacht eens even, de verkoop bij de Welkoop en bij die andere ketens gaat helemaal niet zo goed. U denkt dus ook al heel erg richting een andere manier van verkopen, juist aan huishoudens. Als we zien wat de gevolgen zijn voor kwetsbare groepen — ik noemde net ook de Natura 2000-gebieden en u noemde zelf het oppervlaktewater dat vervuild raakt …
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas noemde het al.
Mevrouw Beckerman (SP):
O, excuus, voorzitter.
De voorzitter:
U bent gezellig heen-en-weer aan het praten, maar u moet echt weer ter zake komen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij zijn we het voor een heel groot deel met elkaar eens.
De voorzitter:
Precies!
Mevrouw Beckerman (SP):
We zijn het voor een groot deel met elkaar eens over het doel, volgens mij. We moeten het hebben over het middel. Ik zie heel erg veel in een combinatie, dus dat we veel strenger zijn met wat we verkopen en er tegelijkertijd voor zorgen dat mensen goed geïnformeerd zijn over wat wel en niet veilig is.
De voorzitter:
Helder. Ik zie een maideninterruptie van de heer Haverkort aankomen. Het woord is aan hem.
De heer Haverkort (VVD):
Ik heb twee vragen aan mevrouw Beckerman namens de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Over Swifterbant, denk ik.
De heer Haverkort (VVD):
Nee. Ik herken uw betoog over de Swifterbantcultuur van 6.000 jaar geleden natuurlijk, de oudste boeren van Nederland. Maar daar gaat dit debat niet over. Dit gaat over buiten de landbouw.
Ik heb twee vragen. Ten eerste lees ik in het verslag naar aanleiding van het schriftelijk overleg dat ooit beoogd was om in de Green Deal het gebruik van particuliere middelen een reductie van 50% op te laten leveren en dat het RIVM heeft becijferd dat er veel meer gereduceerd is, namelijk wel 70%. Ik ben dus wat in de verwarring over de discussie dat we die ambitie niet zouden hebben gehaald. Wellicht dat mevrouw Beckerman daarop kan reageren.
Ten tweede suggereert ze dat ook op allerlei andere gebieden een extra verbod zou moeten komen. Mijn vraag aan haar is dan ook de volgende. We hebben het volgens mij heel gebalanceerd in het wetsvoorstel met elkaar vastgelegd. Mijn fractie is daar zeker van overtuigd. Ik hoor mevrouw Beckerman ook praten over een eventuele motie. Heeft het wetsvoorstel de zoektocht naar een antwoord die mevrouw Beckerman nu omschrijft, opgelost, en kunnen we, als we daarmee instemmen, feitelijk de zorgen die ze nu nog tentoonspreidt, wegnemen?
Mevrouw Beckerman (SP):
U heeft twee vragen. Ik heb eerst nog een opmerking. De oudste boeren van Nederland waren niet in Swifterbant. Daar is wel de oudste akker. Ik wil u graag meer vertellen over de oudste boeren, de lineaire bandkeramiek en Zuid-Limburg, maar dat zal de voorzitter niet accepteren.
De voorzitter:
Vertel daar nog eens wat over. Hoe zat het precies?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, voorzitter, laten we een goed debat voeren over archeologie. Dat komt er ook aan in deze Kamer. Maar voor nu ga ik in op uw vraag: klopt het dat wat betreft de Green Deal en particulier verbruik de verkoop van onder andere glyfosaathoudende middelen fors gedaald is? Ja. En — daar komt de komma; dit is een letterlijk citaat — tegelijkertijd nam de verkoop van andere werkzame stoffen toe. Daar ging dus eigenlijk ook het interruptiedebatje over dat ik net met mevrouw Van der Plas had. We zien dan dat het gebruik van het ene middel afneemt, maar dat mensen dus weer voor andere middelen gaan kiezen. En daar werd dus bij opgemerkt dat de verkoop van producten die niet voor onkruidbestrijding mogen worden gebruikt, ook toeneemt. Collega Grinwis haalde het aan, mevrouw Van der Plas haalde het aan. We zien dus dat het enerzijds misschien succesvol was met dat doel, maar dat er anderzijds allerlei andere problemen ontstaan.
U vroeg ook: hebben we dat dan niet uitgebalanceerd gedaan? We zien nu dat het gebruik van middelen in uiterwaarden strenger wordt, want het water ... We hebben ook doelen in de Kaderrichtlijn Water staan. Daar moeten we aan voldoen. Als we daar niet aan voldoen dan zullen we enorme boetes moeten betalen én hebben we onze waterkwaliteit niet op orde. Het is dus heel erg belangrijk dat we meer maatregelen gaan nemen om de kwaliteit van het water op orde te krijgen. En hetzelfde geldt wat ons betreft dus voor die Natura 2000-gebieden. Vandaar dat wij verder willen gaan dan wat er nu voorligt.
De voorzitter:
Heel goed. Ik zie dat u meneer Haverkort in zijn stoel hebt gepraat.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat dacht ik toch. Hij zit nu natuurlijk te googelen op lineaire bandkeramiek.
Voorzitter. Ik was bijna aan het einde gekomen van mijn bijdrage. Laten we het oog op de bal houden. Bijna iedereen in deze Kamer wil een afname van het gebruik van deze bestrijdingsmiddelen, zowel bij het particuliere gebruik als bij het professionele gebruik, en zowel binnen als buiten de landbouw. Ik hoop dat de staatssecretaris het minimaliseren van het gebruik van deze middelen in 2030 nog steeds als een haalbaar doel ziet. Welke stappen wil zij, behalve deze wetswijziging, op korte termijn nog gaan zetten om die doelen dichterbij te brengen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel.
Ik wil even een klein ordedingetje zeggen. We hebben nog drie sprekers te gaan. Zij hebben bij elkaar veertien minuten zuivere spreektijd, dus ongeveer een kwartiertje. Daarna ga ik sowieso schorsen voor de lunch. Maar de vraag is eigenlijk of we deel twee van dit debat niet zouden moeten inplannen voor een ander moment. U heeft zelf nog een commissiedebat. En ook gezien het plenaire schema voor vandaag, begint het een beetje in de soep te lopen. Ik heb hier zelf ook een belang bij, want ik moet vanavond laat ook voorzitten en ik ... Nee hoor. Maar dit is mijn voorstel aan u. Ik kijk eerst even naar de staatssecretaris. Zit er enige druk achter? Ik zie dat zij het eens is met het voorstel. De heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Goed voorstel. Het lijkt me verstandig om het zo te doen, niet alleen gezien de tijd. Ik wil wel meegeven dat het commissiedebat Water natuurlijk gepland staat bij IenW, en dat het commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen, waar u wellicht op doelt, gepland staat bij LNV en met name gericht is op gebruik binnen de landbouw. En dit debat gaat natuurlijk expliciet over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Dus ik ben het niet eens met uw suggestie om dit dan daar te behandelen.
De voorzitter:
Nee, dat was niet mijn suggestie.
De heer Haverkort (VVD):
Dan begrijp ik u verkeerd, maar we hebben dit dan in ieder geval nu scherp. Met uw voorstel om de tweede termijn op een later moment te doen, ben ik het wel eens.
De voorzitter:
Ja. En dan doen we dus overigens ook de eerste termijn van het kabinet op een ander moment. Meneer De Groot.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Steun voor uw voorstel.
De voorzitter:
Heel goed. Meneer Van der Molen. U mag ook uw duim omhoogsteken, hoor.
De heer Van der Molen (CDA):
Ik steek mijn duim omhoog, voorzitter.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, de Kameragenda mag natuurlijk nooit in de soep lopen, dus ik steun uw voorstel.
De voorzitter:
Dank voor uw verantwoordelijkheidsgevoel.
De heer Bisschop (SGP):
De Kameragenda loopt natuurlijk voortdurend in de soep, maar dat is een ander verhaal. Steun voor het voorstel.
De voorzitter:
Ja, dat is onze corebusiness. Ik zie de heer Madlener zelfs twee duimen omhoogsteken. Mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ook ik steun het verzoek. Is het dan misschien een idee dat de staatssecretaris de vragen in de tussentijd al schriftelijk beantwoordt, zodat we in de tweede termijn heel concreet verder kunnen gaan zonder dat er eerst weer anderhalf uur antwoord moet worden gegeven?
De voorzitter:
Ja, de staatssecretaris knikt. Die antwoorden gaan dus allemaal uw kant op komen. We gaan met z'n allen een moment ergens in de agenda zoeken waar deel twee van dit debat in kan worden gepropt.
Ik geef graag het woord aan de heer Bisschop van de Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Om te beginnen sluit ik mij graag aan bij de welgemeende felicitaties richting collega Haverkort. Hij hield een mooie, persoonlijke en doorleefde maidenspeech. Ik voelde onmiddellijk een band toen hij vertelde dat hij gewoon een boerenzoon is. Dat verbindt ons.
Voorzitter. Bij de voorbereiding op dit dossier had ik het gevoel dat het eigenlijk een beetje gaat over vertrouwen of wantrouwen. Het coalitieakkoord gaat heel sterk uit van het beklemtonen van de noodzaak dat de overheid vertrouwen heeft in de burgers, maar vervolgens komt er hier een wetsvoorstel dat nog helemaal uit de cultuur van wantrouwen ten opzichte van de burgers voortkomt — zo lijkt het. Ondanks de strenge toelatingsprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen wil de regering daarbovenop de mogelijkheden hebben om verdergaande gebruiksbeperkingen op te leggen. Ik zou zeggen dat dit toch niet echt spoort met vertrouwen in de samenleving.
Voorzitter. U raadt het al: ik heb enkele kritische kanttekeningen bij dit wetsvoorstel. De Kamer heeft een motie van de heren Van den Anker en Ziengs aangenomen, waar al vaker naar is verwezen, waarin de regering gevraagd wordt het oordeel van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden als uitgangspunt te nemen en een verbod alleen toe te passen in uitzonderingssituaties. In het voorliggende wetsvoorstel wordt een grondslag opgenomen voor een generiek verbod op professioneel gebruik buiten de landbouw. Dat verbod zal direct geëffectueerd worden omdat dit al in de onderliggende regelgeving is opgenomen. Ik kan dat niet rijmen met de aangenomen motie. De concrete vraag aan de staatssecretaris is dus of zij in lijn met de aangenomen motie kiest voor een heroverweging van het genoemde generieke verbod.
Bij toelating van middelen wordt al heel kritisch getoetst op milieu- en gezondheidseffecten op basis van uitgebreide onderzoeken, ook wat betreft het gebruik buiten de landbouw. Wat is dan de reden om daarbovenop generiek het professioneel gebruik van allerlei middelen te verbieden? Ondanks alle onderbuikgevoelens komt bijvoorbeeld het middel glyfosaat bij de wetenschappelijke toets door de EFSA er helemaal niet zo slecht af. Daarbij komt dat je professionals niet kunt betichten van onbekommerd spuiten van middelen als glyfosaat.
Ik wil er ook op wijzen dat andere bestrijdingsmethoden, zoals het gebruik van huis-tuin-en-keukenmiddelen als schoonmaakazijn en onkruidbranders ook hun negatieve effecten hebben. Daar is door collega's al voldoende aan gerefereerd, denk ik. Verder lijkt het me verstandig om voldoende middelen in de gereedschapskist te houden om snel en effectief op te treden tegen plagen als buxusmot en eikenprocessierups. Alleen ruimte bieden via ontheffingen en vrijstellingen maakt de aanpak van dergelijke problemen nodeloos complex.
Voorzitter. Het wetsvoorstel geeft de staatssecretaris de mogelijkheid om ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door particulieren te verbieden. De onderbouwing daarvan vinden we mager. De staatssecretaris schrijft dat door een voorlichtingscampagne — ik onderstreep dat nog even: een voorlichtingscampagne — het particulier gebruik van glyfosaat sterk is gedaald en dat daarbij tegelijkertijd het gebruik van middelen met andere werkzame stoffen is toegenomen. Dat is dus een soort waterbedeffect. Particulieren hebben blijkbaar veel over voor een mooie tuin. Wat is het effect als die particulieren zouden stoppen met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en dan maar schoonmaakazijn gaan gebruiken? Wat is het milieueffect daarvan? Dat is niet positief, schat ik zo in. Daarom zien wij meer in betere voorlichting en investering in voorlichting. Dat is beter dan rigoureus verbieden, vanwege dat te verwachten waterbedeffect.
In het wetsvoorstel wordt verder geen onderscheid gemaakt tussen de gewone werkzame stoffen en groene laagrisicostoffen, waarvoor aparte toelatingscriteria gelden. Dat geldt dus ook voor het gebruiksverbod voor professionals. Waarom wordt dit op één hoop geveegd? Is de staatssecretaris ten minste bereid om te kiezen voor een uitzondering voor gebruik van laagrisicomiddelen? Ik heb een amendement ingediend om dat besluit wat te vergemakkelijken.
De voorzitter:
Dat heeft stuk nr. 9 gekregen.
De heer Bisschop (SGP):
Dat is stuk nr. 9. Dat klopt.
De staatssecretaris wil de bevoegdheid creëren om in uiterwaarden en buitendijkse gebieden gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te kunnen verbieden. Zij wil die bevoegdheid daadwerkelijk gebruiken om gewasbescherming op landbouwgronden in uiterwaarden te verbieden. Waar moeten de koeien dan grazen als onverhoopt de distels oprukken? Ik vind het te generiek en te rigoureus.
Waar in de rivieren worden normen voor herbiciden overschreden? Rijkswaterstaat heeft een mooie kaart waarop de resultaten van alle meetpunten worden getoond. We hebben dit eens op een aantal stoffen gecheckt. Wij zijn geen normoverschrijdingen tegengekomen. Daarom zou de SGP zeggen: zorg voor gericht beleid op basis van geconstateerde, reële problemen en niet op basis van vermeende problemen.
Voorzitter, tot slot. Als u het mij toestaat, maak ik nog een opmerking over het amendement dat is ingediend door de collega's Bromet, De Groot en Thijssen met het doel om ook aan de landbouw beperkingen op te leggen wat betreft gebieden waar gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden gebruikt. Aan de ene kant is het een beetje vreemd bij dit voorstel, want dit voorstel heeft een andere focus. Aan de andere kant wil ik erop wijzen — maar goed, de staatssecretaris zal dat naar de collega-minister verwijzen — dat in het activiteitenbesluit allang regels zijn opgenomen voor emissiebeperking en spuitvrije zones langs oppervlaktewater. Je moet er geen spaghetti van maken door er een verbod bovenop te doen. Daar is de duidelijkheid niet mee gediend.
Voorzitter. Ik wil het hierbij laten. Dank u zeer.
De voorzitter:
U bedankt. Dan de heer Thijssen van de fractie van de Partij van de Arbeid.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Natuurlijk ook mijn felicitaties aan collega Haverkort. Heel veel succes met uw werk in de Kamer.
Voorzitter. Op je boterham, in je slaapkamer of in je longen: overal vinden we sporen van pesticiden terug. Pesticiden zijn een meerkoppig monster. Daarom roepen deskundigen al langer op tot een "One Health"-benadering die rekening houdt met meerdere aspecten van de gevolgen van pesticiden: schade aan de natuur, schade aan water, schade aan de volksgezondheid en de kosten daarvan.
Pesticiden hebben heel grote gevolgen voor de allerbelangrijkste bouwsteen van het leven op aarde: water. Het oppervlaktewater is een omvangrijk ecosysteem en een grondstof voor drinkwaterwinning. Daarnaast heeft water een functie voor landbouw, visserij, scheepvaart, recreatie en industrie. Daarom zijn in Europa afspraken gemaakt om de letterlijk en figuurlijk belangrijkste bouwsteen van ons bestaan te borgen. In de Kaderrichtlijn Water is afgesproken dat het water in alle Europese landen uiterlijk in 2027 voldoende schoon en gezond is. De Kaderrichtlijn Water bepaalt dat betrokken landen voor elk stroomgebied een stroomgebiedbeheersplan opstellen, waarin de milieudoelstellingen voor het grond- en oppervlaktewater centraal staat.
Voorzitter. Slechts 1% van het oppervlaktewater in Nederland voldoet aan de Europese afspraak. Meer dan 80% ervan heeft een matige tot slechte kwaliteit. Als daar niet snel verandering in komt, dreigen niet alleen allerlei boetes uit Brussel, maar koersen we dus ook af op een impasse die vergelijkbaar is met die bij de stikstofcrisis. Dat zeiden meerdere deskundigen vorig jaar al. Het PBL rekende in 2020 al voor dat het beleid slechts leidt tot het behalen van 10% tot 15% van de doelen in 2027. Sindsdien is er eigenlijk weinig veranderd.
De PvdA wil een verbod op het gebruik van pesticiden die schadelijk zijn voor mensen, milieu en ecosystemen. Hoewel dit wetsvoorstel geen verbod op dat soort pesticiden inhoudt, is het wel een stap vooruit. Het biedt de staatssecretaris een grondslag om beslissingen te nemen, beslissingen die cruciaal zijn voor de "One Health"-benadering die ik eerder noemde. Het zijn beslissingen die nu genomen dienen te worden om allerlei doelen te halen en om juridische ellende met de Kaderrichtlijn Water te voorkomen, simpelweg om te zorgen voor een veilige leefomgeving, schoon water om in te zwemmen, schoon water voor allerlei leven en schoon water om te drinken.
Ook dit wetsvoorstel zal niet leiden tot het halen van de doelen, maar het biedt een grondslag voor het beperken van het gebruik van pesticiden buiten de landbouw. Een stap vooruit dus. Het amendement van collega Bromet vult die stap vooruit verder aan en biedt de staatssecretaris de mogelijkheid om maatwerk toe te passen. Het kabinet wil immers graag met convenanten werken. Maar er moet dus worden ingegrepen als de vrijblijvendheid in die convenanten niet leidt tot de verplichte resultaten en het land mogelijk op slot gaat, dan niet vanwege te veel stikstof, maar wel vanwege niet voldoende schoon water. Het zorgt er dus eigenlijk voor dat er een tool in de gereedschapskist komt die de staatssecretaris kan gebruiken als dat nodig is. En het zou daarom eigenlijk raar zijn als de staatssecretaris er niet voor is om meer maatregelen te kunnen treffen, al helemaal als die maatregelen nodig zijn om te voldoen aan een wettelijke verplichting en maatwerk bieden. Want tot nu toe hebben de huidige maatregelen en de mogelijkheid voor maatregelen niet geleid tot het verplichte resultaat. Ik ben dan ook heel erg benieuwd hoe de staatssecretaris dit amendement van collega Bromet beoordeelt. Bovendien is in het coalitieakkoord vastgelegd dat de normen voor het gebruik van middelen worden afgestemd op de Kaderrichtlijn Water. Het zou dan ook raar zijn als de coalitiepartijen, tegen de eigen belofte in, dit amendement niet steunen. Ik ben dan ook blij dat een van de coalitiepartijen eronder staat. Ik neem dus aan dat de coalitiepartijen dit amendement wél kunnen steunen. Immers, er moet nu actie worden ondernomen voor een gezonde leefomgeving, én voor schoon water.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De laatste spreker voor de lunch is de heer Madlener van de PVV ... die afziet van zijn spreektijd. Nou, ik wist wel dat er mensen waren in deze zaal die naar mij luisteren. Dat wordt hooglijk gewaardeerd.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Dan schors ik tot 14.00 uur. Daarna hebben we een regeling van werkzaamheden. Dus ik schors tot 14.00 uur, daarna hebben we de regeling van werkzaamheden en deel twee van dit debat zetten wij voor een ander moment in de agenda. Tot zover.
De vergadering wordt van 13.33 uur tot 14.03 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-86-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.