7 Wijziging van de Wet milieubeheer

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en ter uitvoering van het Klimaatakkoord ( 35626 ).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter. Laat me aan de start van dit debat ook de mensen die vandaag hun maidenspeech hebben gehouden, echt van harte feliciteren. Ik heb dat net al even live gedaan. Fijn dat dat weer kan! Maar ik doe het nu toch ook nog eventjes op deze wijze. Ik vond in de bijdrage van Kiki Hagen de aandacht voor het gelijk van de ander — als ik het zo mag samenvatten — heel erg mooi. Dat vind ik zelf ook altijd erg belangrijk. Bij mevrouw Bouchallikh ging het om het belang om jezelf te mogen zijn in dit land. Dat is ook voor mij een ontzettend belangrijk principe. En het feit dat eigenlijk niemand blij wordt van verspilling en dat we de grondstoffen allemaal zo veel beter kunnen inzetten, is ook iets waar ik al jarenlang mee bezig ben. De bijdrage van de heer De Groot was dus ook heel herkenbaar.

De voorzitter:

Die woorden waarderen wij natuurlijk bijzonder. Dank u voor de vriendelijke woorden. Ik moet nog even toevoegen dat we stemmingen hebben. In principe zijn die na dit debat, tenzij dit debat heel veel tijd kost. Dan moeten we dit debat ergens gaan onderbreken voor die stemmingen. Dat heeft te maken met de aanwezigheid van derden. Dit is dus een aanmoediging aan uw adres en aan de leden om het kort en puntig te houden.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Daar zet ik mij altijd voor in, voorzitter. Dat weet u.

Ik begin even met een algemene hoofdboodschap, omdat veel van uw leden opmerkingen hebben gemaakt die in dezelfde richting wijzen. Dan kom ik daarna op een aantal detailvragen. Het leek me goed om aan het begin van het debat de discussie over biobrandstoffen die ik hoor in uw Kamer en ook in de maatschappij, samen te vatten. Die discussie gaat eigenlijk over de hoeveelheid biobrandstoffen, wat voor grondstoffen en waar je die inzet. Al die vragen zijn terecht. We hebben dan ook echt een biobrandstoffenbeleid, omdat we zorgvuldig willen omgaan met deze waardevolle grondstoffen. Niet voor niets heeft de SER in zijn advies gezegd dat we het niet langer moeten hebben over biobrandstoffen, maar over biogrondstoffen. De vraag in deze hele klimaattransitie waar we met elkaar voor staan is steeds waar we materialen zo hoogwaardig mogelijk inzetten en ook hoe we komen tot die hoogwaardige inzet. Ik begrijp de zorgen en de vragen van uw Kamer dus. Ik deel ook de ambitie om de lat hoog te leggen bij kwaliteit en slimme inzet en ook om het speelveld goed te organiseren voor mogelijke alternatieven als waterstof op stoom. We moeten deze stappen echt met elkaar en met de hele sector samen maken.

Daarom was ik ook zo blij met het SER-advies. Voor dat SER-advies hebben de milieubeweging, de vakbonden, het bedrijfsleven en de overheid samen bekeken hoe we kunnen zorgen voor de zorgvuldige inzet. Dat SER-advies stelt: "We hebben biobrandstoffen voorlopig nog nodig om onze klimaatafspraken na te komen en de omslag naar volledig emissieloos zwaar wegvervoer, binnenvaart, luchtvaart, zeevaart en personenvervoer te kunnen maken. Niet voor niets zijn er daarom afspraken gemaakt in het Klimaatakkoord en in Europa over de inzet tot 2030." Het gaat dus niet over de vraag óf we biobrandstoffen of biogrondstoffen inzetten, maar over hoe we die zo hoogwaardig en zorgvuldig mogelijk inzetten. Ik herken me dan ook in veel van de vragen die hierover gesteld zijn. Zo definiëren we denk ik met elkaar het speelveld.

...

De heer Van Raan (PvdD):

Dank voor deze toezegging. Even precies: we gaan dus nog spreken over het besluit, inclusief de lijst die afgeleid wordt van de bijlagen 9a en 9b?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Die vraag was inderdaad gesteld. De bijlagen zijn door de Europese Commissie vastgesteld, maar ik ben graag bereid om de bijlagen die zijn vastgesteld ter informatie naar de Kamer te sturen als een soort context. Maar we kunnen er niet zelf in gaan shoppen, want dat wordt Europees via een delegated act vastgesteld.

De heer Van Raan (PvdD):

Daarom zei ik ook: de lijst die Nederland afleidt van bijlage 9. Dus het is helemaal niet aan de orde dat we in die Europese lijst gaan schrappen, maar Nederland heeft wel vrijheden om zaken van die lijst over te nemen, als zijnde wel of niet duurzaam. Daar zijn we volledig vrij in. We mogen niet dingen doen die niet op de lijst staan, maar we hoeven niet alles wat op de lijst staat over te nemen. Als we praten over het besluit, dan neem ik aan dat we ook kunnen spreken over de lijst die de staatssecretaris gemaakt heeft op basis van de Europese richtlijn.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Maar dan denk ik dat de heer Van Raan een ander beeld heeft bij hoe dat besluit er dan uit komt te zien. We hebben te maken met categorieën en we stellen limieten aan categorieën, maar binnen die categorieën kunnen er verschillende stromen gebruikt worden. We sturen daarbij minder op stroom A of stroom B. Er is een uitzondering op gemaakt, namelijk palmolie. Daarover is al een afspraak gemaakt met partijen. Overigens ligt er ook een verzoek om dat voor soja te doen. Het is echter niet zo dat we een soort van positieflijst bij dat besluit publiceren.

De voorzitter:

Heel kort.

De heer Van Raan (PvdD):

Aan het begin van het antwoord van de staatssecretaris waren we het helemaal eens met elkaar. We krijgen die lijst en het besluit en daar gaan we dan vervolgens over praten. Maar aan het eind lijkt ze nu weer een soort terugtrekkende beweging te maken.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Nee, nee.

De heer Van Raan (PvdD):

Gaan we nu wel of niet over die lijst praten als we het over het besluit hebben? Het gaat dan om een lijst die de staatssecretaris bijvoegt op grond van de Europese lijst. Ik wil dan dus niet over de Europese lijst praten maar over de vertaling die de staatssecretaris ervan maakt.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Volgens mij dreigen we hier in een semantische discussie te geraken over een stuk dat nog niet in de Kamer ligt. Dus laat ik voorstellen dat ik de stukken zoals voorgenomen naar de Kamer stuur. Daar kan de Kamer altijd over spreken. Ik zal graag de informatie wat betreft de lijsten die de Europese Commissie heeft vastgesteld, daarbij voegen. Als de heer Van Raan van mening is dat hij dan nog iets mist bij die toegestuurde stukken en het besluit, dan kan hij er altijd nog naar vragen. Op die manier voorkomen we in ieder geval dat we onterecht in een semantische discussie terechtkomen met elkaar.

De Partij van de Arbeid vraagt waarom er ten aanzien van lichtere voertuigen wordt gekozen voor een toename van biobrandstoffen. Allereerst: we hebben de doelstellingen van het Klimaatakkoord en daarbovenop de Urgendadoelstellingen. In de discussie over het Klimaatakkoord hebben we gekeken binnen welke sectoren er potentie is om die 49% te halen en wat alles bij elkaar een kosteneffectieve invulling biedt over de verschillende sectoren heen, waarbij alle sectoren een opgave hebben om te groeien. Toen hebben we gezegd dat er ook wat betreft biobrandstoffen een knop is waar we aan kunnen draaien om die CO2-reductie te halen, want die 49% wilden we als kabinet gewoon halen. Toen hebben we het PBL laten berekenen welke mogelijkheden er zouden zijn in welke sectoren. Daar kwam voor biobrandstoffen, zo zeg ik nu uit mijn hoofd, een potentie uit van ongeveer 5 megaton. Die hebben we niet meegenomen. We hebben het gemaximeerd op 2 megaton, juist vanuit de wens om het echt in te vullen en de stijging in te vullen met geavanceerde biobrandstof. Dan moet je ook beperkt zijn in de hoeveelheid die je tot 2030 daarbij kunt opwekken. Zoals uit de jaarlijkse rapportages van de NEa blijkt, worden verder met name dieselvervangers ingezet. Die dieselvervangers richten zich ook op zwaarder vervoer. Daarmee past het ook in de systematiek van het biomassakader dat eigenlijk zegt: je hebt sectoren waar je langzamerhand weer gaat afbouwen, sectoren waar je gaat ombouwen en sectoren waar je gaat opbouwen. Dus voor personenvervoer draagt deze wetgeving juist bij aan elektrificatie en daarmee aan het versterken van het weer uitfaseren in het lichtere vervoer door het toestaan van hernieuwbare elektriciteit. Nederland loopt hierin al jaren voorop. Daarnaast is er nog een bestaande vloot aan auto's die langzaam uitfaseert, waarbij ook brandstoffen nog worden verduurzaamd.

Hoe zien we de tijdlijn? Die vraag is daar dan misschien wel aan gekoppeld. We zetten duidelijk in op elektrificatie. Onderdeel van de afspraken in het Klimaatakkoord is dat we vanaf 2030 geen nieuwe fossiele auto's willen toevoegen aan het Nederlandse wagenpark. Ook in Europa wordt er op dit moment inderdaad onderhandeld en gesproken over het wellicht invoeren van een einddatum voor de verkoop van fossielebrandstofauto's. Je hebt namelijk ook nog de waterstofauto. Die valt onder elektrificatie, zeg ik maar eventjes voor de volledigheid. Daarmee, en ook met onze eigen doelstelling, verschuift het gebruik natuurlijk al langzamerhand, geleidelijk, van licht naar zwaarder transport, omdat we die lichte voertuigen gewoon uitfaseren in het gebruik van biobrandstoffen. We zetten ook in op een versnelde ontwikkeling en beschikbaarheid van alternatieve energiedragers, om dat te vergemakkelijken. Volgens mij memoreerde de heer Grinwis aan het feit dat Nederland echt koploper op het gebied van laadpalen is. Ik geloof dat we zo'n 66.000 laadpunten in Nederland hebben. Daarmee zijn we echt koploper. Dat zetten we ook door met onze Nationale Agenda Laadinfrastructuur. Kortom, we zijn bezig met die verduurzaming en in de praktijk met die afbouw.

Hoe is het duurzaamheidskader meegenomen in dit wetsvoorstel? Nou, dit hele wetsvoorstel is natuurlijk opgesteld. De keuzes die daarin zijn gemaakt en de randvoorwaarden daarvoor betreffen natuurlijk Europese regelgeving, maar daarnaast gaat het ook om ons Klimaatakkoord, de Urgendaopgave en natuurlijk ook het duurzaamheidskader dat we hebben laten opstellen om ervoor te zorgen dat biogrondstoffen eigenlijk door alle sectoren heen op een goede manier worden ingezet. De SER heeft geconcludeerd dat er in beginsel mondiaal en Europees voldoende biogrondstoffen beschikbaar zijn om aan de Nederlandse behoefte te voldoen. De vraag daarbij, en die kwam ook een beetje bij de PvdA vandaan, was: kunnen we gaan werken met een fair share? Nou, de SER heeft mede op basis van onderzoek van het PBL eigenlijk geconcludeerd dat "fair share" lastig te beoordelen is. Zij bevelen heel nadrukkelijk aan om in te zetten op fair trade en certificering van de duurzaamheid van biogrondstoffen. Dat advies is door het kabinet overgenomen.

De ChristenUnie vroeg naar het tijdpad. Ik denk dat 2030 een belangrijk moment is, want dan beogen we als kabinet te stoppen met de verkoop van fossielebrandstofauto's. Daarnaast is het natuurlijk zo dat het wegvervoer, zowel het lichte als het zware wegvervoer, in 2050 zero-emissie moet zijn. Daar streven we met elkaar naar. Voor personenvervoer zal dat waarschijnlijk sneller gaan dan voor het vrachtvervoer. Dan denk ik ook aan de hele inzet op de zero-emissiezones in de binnensteden. 30 tot 40 Nederlandse binnensteden gaan een zero-emissiezone voor vracht afkondigen. Zo werken we in Nederland ook heel actief aan het verduurzamen van dat zwaardere transport, aan de ene kant via elektrificatie maar ook via waterstof. Want waterstof heeft met name voor dat zwaardere transport ook echt een aantal grote voordelen. Ook in de laadinfrastructuur kijken we naar beide.

Dan een vraag naar frituurvet. Alle inzet, wat we ook inzetten, moet aantoonbaar voldoen aan zowel reductie- als duurzaamheidscriteria. Daarbij wordt naar de hele keten gekeken. Ook is een groot deel van de inzet in Nederland afkomstig uit de EU. Dat zijn allemaal voorwaarden die we aan de inzet stellen.

Ben ik bereid om ook de keten mee te nemen? Ja, wij sturen ook actief op afval en residuen. Deze worden gekenmerkt door hoge ketenreducties. Ook sluiten we hoog-ILUC-gewassen uit. Daarmee realiseert Nederland jaarlijks hogere ketenreducties dan andere lidstaten.

Dat waren een paar algemene vragen. Dan kom ik bij een blokje over verschillende stromen, dan nog wat meer over EV, en dan nog een aantal overige vragen.

Bij de verschillende stromen heeft een aantal van de leden aandacht gevraagd voor PFAD. Dat is inderdaad een bijproduct. ILUC is dan geen criterium. Palmolie wordt natuurlijk ook niet alleen gebruikt voor biobrandstoffen, maar ook in belangrijke mate voor voedsel en cosmetica. Palmolie zit echt in ontzettend veel producten. Dan ontstaat er een reststroom die vervolgens kan worden ingezet. Desondanks wordt deze stroom in Nederland nauwelijks ingezet. Maar hij valt sowieso onder de limiet van voedsel. Hij wordt dus zeer beperkt ingezet. "Voedselgewassen in Nederland" was in 2020 1,7% van de inzet van brandstoffen.

De vraag van de VVD ging over het gebruik van biogrondstoffen die over zijn. Nederland zet inderdaad al jaren vrij succesvol in op afvalstroomresiduen als grondstof voor biobrandstoffen. Dit zullen we zeker voortzetten, want die leveren grote CO2-winst op en kennen geen risico's op ontbossing. Soms komen er nieuwe stromen naar boven en is de vraag of deze gecertificeerd kunnen worden als reststroom. Ik zei al tegen de heer Van Raan dat dat een Europese aangelegenheid is. Zo hebben we bijvoorbeeld, op verzoek van de CDA- en de VVD-fracties, voor bepaalde vetten de branche ondersteund om te kijken of dit inderdaad volgens de criteria gecertificeerd zou moeten worden als een reststroom en dat vervolgens bij de Europese Commissie onder de aandacht gebracht. Als er specifieke vragen zijn, kijken we dus of het voldoet aan de criteria, want als we reststromen kunnen inzetten, worden we daar allemaal beter van.

De heer Madlener (PVV):

Ik heb af en toe het idee dat ik in een soort theoretische benadering zit en dat de praktijk heel anders is. Het klinkt allemaal mooi: reststromen, Nederlandse productie. Ik zie juist dat de import van olie voor dieselvervangers in Nederland onder uw staatssecretariaat bijna is verdubbeld. Wij zijn dus gigantisch veel meer gaan importeren sinds u hier staatssecretaris bent. Dat is de praktijk. Dan zijn er ook talloze rapporten die zeggen dat al die biodiesels slechter zijn dan reguliere diesel, slechter ook voor het klimaat. Dus ook qua CO2-uitstoot is het heel ontbrekend. Die uitstoot gaat alleen maar door. Het gebruik van biodiesel gaan we verhogen in de komende jaren, niet verlagen. Zit u dus niet een beetje in een theoretische exercitie door met uw boekhouders in Brussel te rekenen of we alles nakomen terwijl de praktijk een heel andere is, namelijk dat wij oerwouden aan het vernietigen zijn?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik herken de zorgen van de PVV over de oerbossen. Ik waardeer ook dat zij zich daarvoor inzetten. Ik hoop dat die inzet ook voor de Nederlandse natuur geldt. Ik hoop ook dat de zorgen breed voor het klimaat gelden en dat de zorgen over de CO2-uitstoot de PVV ertoe aanzetten om in de breedte de inzet op het tegengaan van klimaatverandering, wat inderdaad ook allerlei effecten heeft op de biodiversiteit, van harte te ondersteunen. Waar het gaat om het tegengaan van klimaatverandering hebben we ook een vervanging nodig van fossiele brandstoffen door biobrandstoffen. Je moet dan wel iedere keer kijken of die biobrandstof onder de streep wel echt beter is voor het klimaat, want anders ben je niet met de goede dingen bezig. Daarom is het ook zo belangrijk dat de Europese Commissie dat onderzoek structureel doet en ook lijsten opstelt op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten. Ze actualiseren die lijst ook met enige regelmaat. Als er een actualisatie plaatsvindt, zal ik de Kamer zeker informeren over wat het laatste onderzoek nu eigenlijk uitwijst over wat het oplevert onder de streep. Dat is natuurlijk wel cruciaal: als het onder de streep niks oplevert, moeten we het niet doen. Daar zijn we het met elkaar over eens. Als het wel wat oplevert, hoop ik dat ook de heer Madlener het steunt.

De heer Madlener (PVV):

Nou, zeker. We zitten niet aan de keukentafel; we zitten in het parlement van de Nederlandse bevolking. Als ik ga zoeken naar feiten, kom ik gewoon op hele andere cijfers dan u. Dan zie ik dat het huidige gebruik van palmolie, maar ook soja, slechter is dan het gebruik van reguliere diesel. Het is ook nog eens duurder voor de automobilist, maar het is ook slechter als het gaat om CO2-uitstoot en om vernietiging van oerwoud, waar wij ons inderdaad natuurlijk druk over maken. Hoe kan het dat u hier met mooie verhalen komt, met rekenexercities en "we moeten voldoen aan", terwijl de praktijk een hele andere is? Wie zitten we voor de gek te houden?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Laten we sowieso zorgen dat we de kiezer niet voor de gek houden, want palm en soja worden in Nederland niet ingezet vanwege de zorgen die er inderdaad zijn over de duurzaamheid van die oliën. We hebben een afspraak gemaakt met de sectoren dat die oliën niet worden ingezet in Nederland. Dat gebeurt dus ook niet. Het is een afspraak die we hebben gemaakt onder het Klimaatakkoord dat dat ook niet gaat gebeuren. Palmolie wordt ook in deze wetgeving uitgesloten. Nogmaals, er ligt een amendement van D66 om ook voor soja de vraag te stellen: als het soja is waarvan je echt kunt zeggen dat er hoogrisicofactoren aan zitten … Als het in Nederland geteeld wordt, zal er geen oerwoud voor gekapt worden, maar als die dreiging er wel is, moet je dat niet willen. Ik zal straks terugkomen op dat amendement, maar er worden in Nederland geen palmolie en geen sojaolie ingezet voor de productie van biobrandstoffen.

De heer Alkaya (SP):

Ik sluit me in dezen wel een klein beetje aan bij de PVV, want als ik het verhaal van de staatssecretaris hoor, lijkt het erop dat we het allemaal met elkaar eens zijn en dat we er makkelijk uitkomen, maar de praktijk is een andere. Zij zegt bijvoorbeeld dat we zo veel mogelijk moeten inzetten op het hergebruik van stoffen en dat we afvalstromen vooral moeten inzetten voor het produceren van biobrandstoffen. Maar ziet zij in dat het resultaat van de wet waar we vandaag over spreken zal zijn dat de import van conventionele biobrandstoffen zal toenemen? Ziet zij dat in?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Nee, want we zijn er zelf bij hoe wij een grens stellen aan de mate waarin die primaire, die eerstegeneratiebiobrandstoffen gebruikt worden. Nederland mocht volgens Europese regelgeving maximaal 7% van die primaire biobrandstoffen, van die eerstegeneratiebiobrandstoffen, gebruiken. Dat was de Europese cap. Ik heb dat in mijn tijd als Kamerlid samen met een Kamerlid van GroenLinks verlaagd. In 2020 was het 1,7%. Er is Europese regelgeving die vervolgens aangeeft dat je nog maar maximaal 1% boven dat aantal in het jaar 2020 mag zitten. We zitten dus heel ver af van de cap die er in eerste instantie was. We zitten echt op een laag percentage en ik vind dat we dat laag moeten houden. Dat is echt onze gezamenlijke inzet. Ik voel daarvoor ook steun vanuit de inbreng in de Kamer. We gaan er nader over spreken bij het besluit, maar ik deel met de heer Alkaya dat we niet die grote groei moeten gaan zien. Dan gaan we in het besluit met elkaar vastleggen.

De heer Alkaya (SP):

Het is fijn dat we ver van die cap af zitten, maar de vraag is natuurlijk: gaat het gebruik van die primaire grondstof voor biobrandstoffen met deze wet toenemen ten opzichte van de huidige situatie of niet? Ik hoor de staatssecretaris niet zeggen: nee, het gaat pertinent niet toenemen. Het zou toch mooi zijn als we dat hier kunnen besluiten? Dan hebben we een deel van de zorgen al weggenomen en kunnen we het over de rest gaan hebben. Sluit de staatssecretaris dit uit?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik kan de intentie zeker onderstrepen, maar het besluit zelf komt er als we dat hier met elkaar nemen. In de wet zitten haakjes. De heer Van Raan en een aantal anderen vroegen of we daar nog met de Kamer over spreken. In dat besluit zitten de percentages en dan kun je vastleggen wat er wel en niet toeneemt. Het is mijn inzet, die denk ik door een heel deel van de Kamer wordt gedeeld, dat we zeer voorzichtig zijn met die eerstegeneratiebiobrandstoffen. Onze gezamenlijke inzet is om dat niet te laten toenemen. Dat besluiten we bij dat besluit. Voor de kijkers thuis klinkt dat misschien een beetje raar, maar de regelgeving zit zo in elkaar dat we nu een wet creëren als een soort raamwerk. Daarnaast komt er nadere regelgeving die op een aantal punten deze wet invult. Daarin worden die percentages vastgelegd.

De heer Alkaya (SP):

Ziet de staatssecretaris in dat het één voor sommige fracties, in elk geval voor mijn fractie, heel belangrijk is voor het ander? Er is een theoretische mogelijkheid dat we vandaag een wet vaststellen waarin we ambities vastleggen, terwijl vervolgens in het besluit blijkt dat we het gebruik van die primaire gewassen niet terugdringen. In dat geval zouden we vandaag wettelijk vastleggen dat we allerlei ellende in de wereld gaan veroorzaken. Dat moeten we toch met z'n allen kunnen uitsluiten? Zou de staatssecretaris misschien in ieder geval kunnen toezeggen dat zij erop gaat toezien dat dat niet gebeurt?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Onze gezamenlijke ambitie is dat we de ellende in de wereld niet laten toenemen. Ik denk dat we er ook voor moeten zorgen dat we dat goed vertalen tussen deze wet en het daadwerkelijke besluit. Absoluut.

De voorzitter:

U continueert.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja. De SGP vroeg nog hoe het zit met het onderscheid van die categorieën "bijproduct" en "residu". Tegen de heer Bisschop kan ik zeggen dat dit zit in de bijlage van de Europese Commissie. Zij maakt dat onderscheid en heeft daar hele duidelijke criteria voor. Als er vragen zijn als "waar past een bepaalde stof", dan is er altijd de gelegenheid om dat onderbouwd bij de Commissie onder de aandacht te brengen. Er is dus een afwegingskader voor.

Over houtige biomassa was er nog een vraag van de Partij voor de Dieren. Hoe kijken we aan tegen het niet toestaan van houtige biomassa? Alle inzet moet aantoonbaar voldoen aan duurzaamheidscriteria. Houtige biomassa kan op deze manier bijdragen. Sommige grondstoffen hiervan zijn door de Europese Unie op de geavanceerde lijst gezet. Het zou zonde zijn als we iets uitsluiten dat geavanceerd is, terwijl we juist de beweging van conventioneel naar geavanceerd willen maken. Blijft dat voor alles geldt dat we moeten zorgen dat het gecertificeerd duurzaam is.

Erkent de staatssecretaris dat er ook bij soja sprake is van CO2-zorgen? Dat is een vraag van de SGP. Wat mij betreft is het ontzettend belangrijk dat de inzet van biobrandstof moet voldoen aan duurzaamheidscriteria én reductiecriteria in de keten. De Nederlandse lijn blijft om geen soja voor brandstof in te zetten. Dat is gelukkig ook al sinds jaar en dag de praktijk.

De heer Van Raan (PvdD):

Over die houtige biomassa. Het is toch wel bijzonder. Aan de ene kant is het kabinetsbeleid om qua energieopwekking houtige biomassa echt zo snel mogelijk uit te sluiten en om daar geen nieuwe subsidies meer voor te verstrekken et cetera. Maar aan de andere kant zegt de staatssecretaris: voor vervoer zou het zonde zijn als we het niet zouden gebruiken. Dat hinkt toch op twee gedachten? Ziet zij die twee gedachten? Ik zie haar nee schudden.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Nee. Als je zou zeggen dat je nergens meer biomassa voor wilt gebruiken, dan zie je dat het totaal geen enkele rol …

De heer Van Raan (PvdD):

Correctie: houtige biomassa.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Voor alle biomassa geldt dat, als je het standpunt zou hebben dat er op geen enkele manier gebruik van kan worden gemaakt in de transitie naar klimaatneutraliteit, er dan een groot gat valt in de mogelijkheden om die klimaatneutraliteit snel te bereiken. Ik zie dat de heer Van Raan knikt en dat hij het daarmee eens is. Bij de inzet van biogrondstoffen gaat het er dus om dat we er steeds naar streven om die op een zo hoogwaardig mogelijke manier te benutten. Dan is het verbranden voor alleen warmte een van de meest laagwaardige manieren. Daarom is het kabinet inderdaad bezig om te kijken naar uitfasering daarvan. De inzet in geavanceerde briobrandstoffen is dan toch net een stapje hoger op die ladder van hoogwaardig gebruik. Dat is natuurlijk waar we met elkaar naar op zoek zijn: een zo hoogwaardig mogelijke inzet. Daarbij past het ook om steeds scherp te zijn. Daarom waardeer ik de vraag van de heer Van Raan ook, zoals altijd. Het zal een proces zijn waarbij we in de tijd zien dat een steeds hoogwaardiger toepassing van bepaalde biogrondstoffen mogelijk is. Daarom gaat de SER qua transitie ook uit van een afbouw- en opbouwpad. Daarbij schuiven we geleidelijk, stap voor stap, naar een zo hoogwaardig mogelijke inzet van deze kostbare grondstoffen.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik zal op mijn lichaamstaal letten, want knikken betekent niet dat ik ermee instem dat je biomassa moet gebruiken om een klimaatprobleem op te lossen. Dat is niet het geval. De minister veralgemeniseert het toch weer en heeft het over biomassa in het algemeen, maar dit gaat echt specifiek over houtige biomassa. Dat verhaal is echt anders. Erkent zij dat op z'n minst?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik vind dat je voor elke stof, voor elke stroom aan biogrondstoffen steeds moet kijken naar die hoogwaardige inzet. Ook als het gaat om houtige biomassa moeten we met elkaar de analyse maken in welke mate dit een rol kan spelen in de gezamenlijke opgave die we hebben. Die opgave, dat doel, moeten we halen. Dat is waar we met elkaar verantwoordelijkheid voor dragen. Dat willen we op een zo goed mogelijke manier behalen. Daarbij moeten we ook echt heel goed de zorgen over het verlies aan biodiversiteit en de zorgen over vervuiling in de gaten houden. We hebben het nu over een covidcrisis, maar er zijn ook een aantal andere hele grote crises die op ons afkomen. Daarbij moeten we steeds de toetssteen hanteren, zo van: helpt dit, helpt dit voldoende of is het tijd om naar een volgende stap te gaan? Zo interpreteer ik eigenlijk ook de vraag van de heer Van Raan naar de toekomst toe. Laten we steeds scherp blijven op de vraag of we bijvoorbeeld voor houtige biomassa al zouden kunnen opschuiven naar een volgende hoogwaardiger toepassing. Ik weet ook zeker dat de Tweede Kamer de bewindspersoon van dienst daar steeds scherp op zal houden. Dat zal ook een ontwikkeling blijven.

Dan het stimuleren van waterstof. Stel dat we langzamerhand, zeker in het lichte vervoer, naar een zo hoogwaardig mogelijke toepassing van biobrandstof willen. Als we dan zien dat er op een gegeven moment alternatieven zijn voor biobrandstoffen, zoals elektrificatie, dan is het dus ook van belang dat we ervoor zorgen dat we waar dat kan de overgang naar elektrificatie maken en dat we geen onnodig beroep meer doen op die schaarse biogrondstoffen. Naast de RED stimuleert het kabinet elektrisch vervoer op allerlei manieren. Daar hebben we op allerlei manieren op ingezet in het Klimaatakkoord. Maar ook via RED II zetten we in op het stimuleren van de inzet van elektriciteit en waterstof. Waterstof wordt een belangrijke energiedrager voor de verduurzaming van vervoer. Niet alleen voor het lichte vervoer, maar met name ook voor het zwaardere vervoer is dat echt een hele interessante optie. Daarom is die stap naar groene waterstof — daar moet het dan natuurlijk wel om gaan — zeer belangrijk.

Dit beleid, dat zich richt op hernieuwbare energie, kan daarin een stimulans geven. Daarom zijn er in dit wetsvoorstel mogelijkheden ingebouwd om hernieuwbare waterstof en gerelateerde brandstoffen in te zetten voor de jaarverplichting. Nationaal ben ik bijvoorbeeld voornemens een stimuleringsfactor toe te kennen, waarin RED II op dit moment nog niet voorziet. We gaan het dus extra aantrekkelijk maken. Daarnaast hebben we de DKTI-subsidieregeling, de uitrol van tankstations en de ontwikkeling van innovatieve toepassingen. Verder ben ik actief betrokken bij het Europese innovatieprogramma voor waterstof. Het gaat onder andere om 60 waterstofbussen die binnenkort in Nederland gaan rijden. Ik heb trouwens ook de eerste waterstoftrein in Nederland mogen introduceren, in het noorden.

Ook de Partij van de Arbeid heeft er nadrukkelijk naar gevraagd. Het is natuurlijk wel van belang dat groene waterstof tegelijkertijd aantoonbaar moet bijdragen aan CO2-reductie. We hebben met EZK en de sector overleg hierover. De operationalisatie daarvan landt ook in latere regelgeving. Ik denk dat dat in belangrijke mate tegemoetkomt aan de vraag hoe het nou zit met zo'n elektrolyzer. Moet die dan meteen in werking treden en dergelijke? Al dat soort vragen zullen we dan hopelijk met elkaar goed uitgewerkt hebben. We willen het opnemen omdat we het graag willen stimuleren. Dan moeten we ook zorgen dat het in de praktijk een stimulans is en niet onwerkbaar is voor de sector. Zo interpreteer ik zeker de vragen op dit punt. We zullen zorgen dat we daar richting de uitwerking op een goede manier invulling aan geven.

De discussie over waterstof in raffinage loopt ook, zeg ik in antwoord op de vraag van de heer Geurts. Volgens mij vroeg hij ook voor een deel naar de praktische belemmeringen die eventueel zouden ontstaan. Ook tegen de heer Geurts zeg ik graag: we moeten echt zorgen dat het dan in de praktijk werkt zoals we het met elkaar inregelen.

Waterstof in raffinage valt wel onder de industrie en niet onder transport, ook wanneer we het hebben over de stimuleringen binnen de RED II. Dan zijn we echt gericht op het stimuleren van de inzet in het transport. Daarnaast zijn er andere instrumenten die we ook inzetten — denk aan de SDE+ — in andere sectoren, waarbij we natuurlijk altijd oog moeten houden voor het feit dat je dingen niet dubbel gaat stimuleren met belastinggeld of met geld dat uiteindelijk door de partijen aan de pomp wordt opgebracht. Daar zullen we zeker scherp op letten.

Dat heeft ook te maken met het vraagstuk van de additionaliteit. Dat volgt ook uit een Europese delegated act; de heer Geurts vroeg daarnaar. De uitwerking daarvan loopt nog. Ik zoek hiervoor natuurlijk zo veel mogelijk ruimte in Europa door de definitie van wat is toegestaan met betrekking tot additionaliteit wat ruimer te maken. Kortom, we zijn met elkaar een puzzeltje aan het leggen. Hoe verhouden die verschillende instrumenten en wettelijke kaders zich tot elkaar? Hoe zorgen we ervoor dat we daar stimuleren waar we het willen stimuleren, niet alleen op papier maar ook in de praktijk? En hoe voorkomen we tegelijkertijd dat er een soort dubbele ondersteuning plaatsvindt? Want dan schieten we ook weer door. Het is een belangrijke discussie samen met EZK om dat goed op elkaar te laten aansluiten.

Hoe garanderen we dat deze wet de overgang naar EV stimuleert, vroeg D66. Ik hoop dat ik daar in belangrijke mate antwoord op heb gegeven. Ik kom zo meteen nog even terug op de inzet in de binnenvaart.

D66 vroeg hoe we aankijken tegen de dubbeltelling factor vier voor EV. De elektrificatie van vervoer is een hele belangrijke ontwikkeling en de jaarverplichting draagt daaraan bij. Een dubbeltelling wordt vastgelegd in de Regeling energie vervoer; dus hier weer het haakje in de regeling met straks de definitieve waarden. Op zich sta ik positief tegenover die factor vier, want daarmee versterken we nog een keertje de inzet in deze ontwikkeling. Als we zien hoe snel deze ontwikkeling gaat, willen we die graag kracht bijzetten. Op zich sta ik daar positief tegenover, maar we komen er nog op terug bij de regeling.

Het CDA vroeg nog hoe een HBE zou kunnen helpen bij laadpalen thuis en het mkb, zodat niet alleen de grote snellaadstations daarvan kunnen profiteren. Kunnen we dat niet ook voor kleinere producenten aantrekkelijk maken? Ik vind dat zeker een interessante optie, nogmaals weer vanuit de wens om de overgang naar elektriciteit in het lichte vervoer zo veel mogelijk te stimuleren. Dat betekent namelijk weer dat we die kostbare biobrandstoffen niet inzetten waar dat niet nodig is. Laadpalen thuis hebben wel een lage bezetting, en daardoor zijn de administratieve lasten relatief hoog. Een mogelijke oplossing zou dan zijn om de mogelijkheid te creëren om laadpalen als het ware te bundelen, te laten inzetten via intermediairs. De heer Geurts refereerde aan het Duitse voorbeeld. Ik zal daar zeker naar kijken, want er komen bij mij wel een aantal vragen op over de uitvoerbaarheid, dubbeltelling en fraude. Als de Duitsers daar een oplossing voor hebben gevonden, ben ik benieuwd wat die oplossing is. Ik wil onderzoeken of dit mogelijk is. Ik zal de Kamer daarover informeren, maar dan ga ik wel ook specifiek in op de vragen die ik hier noem. We willen dat natuurlijk met elkaar hebben uitgezocht voordat we daartoe besluiten.

Voorzitter. Dan nog een aantal overige vragen, allereerst over het toezicht. Het publieke toezicht vindt risicogestuurd plaats. Daarbij wordt gekeken hoe massa en balans op elkaar aansluiten en kloppen. Het private toezicht wordt momenteel Europees vormgegeven via een delegated act. In de ketenanalyse heb ik ook aandacht besteed aan de private werkwijze en de mogelijkheden voor noodzakelijke verbeteringen. Dit wetsvoorstel is nou juist ook een manier om dat toezicht te versterken. Daar hebben we actief op gestuurd met dit wetsvoorstel. Ik wijs nogmaals op de zorgen over de biodieselfraude die er zijn geweest. Het versterken van het publieke toezicht via de NEa zijn echt voor mij een belangrijk element. Dat verankeren we met deze wet. Ik hoop dus uiteraard op steun van de Kamer.

Dan was er nog de vraag van de Partij voor de Dieren om te zorgen dat palmolie omgekat kan worden. Ik denk dat het ook aan PFAD raakt. We moeten inderdaad inzetten op het robuuster maken van de systematiek en transparantie en toezicht versterken. Ik blijf me hier met gelijkgestemde lidstaten hard voor maken. Nogmaals, op het punt van de biodieselfraude hebben we echt actief de contacten opgezocht en met onze Duitse, Franse en Belgische collega gekeken wat nou de andere grote producenten in Europa zijn en hoe we er met elkaar voor kunnen zorgen dat we na eventuele fraudepraktijken die we ontdekt hebben, we allemaal de mazen in het net dichten. Het gaat dus gewoon om continue waakzaamheid. Elke keer als we weer signalen krijgen, moeten we ervoor zorgen dat we die signalen goed onderzoeken en kijken of er reden is om wat dat betreft de monitoring en het toezicht aan te scherpen.

Dan was de vraag van het CDA nog of de invloed van covid bekend is. Dat heeft te maken, denk ik, met de doelstelling van de eerste generatie biobrandstoffen. Er is in 2020 ongeveer 13% minder hernieuwbare energie ingezet dan verwacht. Waar nodig nemen we de impact van corona mee. Dat doen we in al het beleid. Waar we vooral naar gaan kijken, is of het een trendbreuk is of niet. Als het past in de gewone trend, hoeft er geen reden te zijn om daarin iets te veranderen. Maar we komen hierop nog terug bij het besluit.

De Partij voor de Dieren vroeg naar de reflectie op de hoeveelheid bio in luchtvaart die redelijkerwijs mogelijk is. Dat is voornamelijk het terrein van de minister. Dat weet de heer Van Raan. Maar breed, voor de luchtvaart en scheepvaart, weten we dat het om enorme hoeveelheden brandstof gaat. Tegelijkertijd hebben die sectoren daarmee een hele opgave om ook hun sector te verduurzamen. De discussie over op welke wijze dat dan moet gebeuren en welke deelrol biobrandstof, waterstof of andere technologieën daarin kunnen spelen, zal zeker ook nog besproken worden. Op dit moment in de inzet van bio in luchtvaart zeer beperkt. In de eerste conceptvoorstellen over de EU-bijmengverplichting luchtvaart wordt aangestuurd op 5% in 2030, bestaande uit vrijwel geheel geavanceerde biobrandstoffen: 4,3 zou geavanceerde biobrandstoffen zijn en 0,7 hernieuwbare synthetische brandstoffen. Dat is wat er op dit moment besproken wordt in de eerste conceptvoorstellen. Inzet in Nederland van 2030 tot 2050: grondstoffen verbreden en inzetten op synthetisch. Nadere invulling hiervan kunt u vinden in het actieprogramma duurzame luchtvaartbrandstoffen.

De heer Van Raan (PvdD):

Die getallen zijn mij bekend. Het is fijn dat wij over dezelfde getallen spreken. Wat er niet bij staat, is hoeveel energie er nodig is om met name die synthetische e-brandstoffen, die 0,7%, te produceren. Ik vraag me af of de staatssecretaris bereid is om op een rijtje te zetten hoeveel energie ermee gepaard gaat en dat in een brief zet.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Laat ik het verzoek overbrengen aan de minister die dit dossier met de Kamer bespreekt en vragen of zij daar op enig moment nader inzicht in kan geven. Nogmaals, we willen met elkaar precies weten wat we aan het doen zijn. Feitelijke informatie helpt daarbij.

Velen van u hebben vragen gesteld over de binnenvaart. In de binnenvaart worden de komende jaren grote stappen gezet voor verdere verduurzaming. Momenteel is er geen jaarverplichting, maar als Urgendamaatregel is in die green deal binnenvaart en in het Klimaatakkoord de afspraak gemaakt om leveringen aan de binnenvaart wel onder de jaarverplichting te brengen. Deze wetgeving biedt hiervoor de grondslag oftewel het haakje. In het Besluit energie vervoer zal de definitieve keuze gemaakt worden. Een aantal van de zorgen die u heeft genoemd, bespreekt de minister ook met de sector, want dit valt ook onder de portefeuille van de minister. Zij is daarover nog in gesprek met de sector. Ik denk dat het heel belangrijk is dat al deze zorgen besproken worden. Het is wel goed, als kanttekening, om te weten dat de Europese Commissie Nederland heeft gewezen op het feit dat de binnenvaart vanaf 2020 al onder de CO2-reductieverplichting van de Fuel Quality Directive had moeten vallen en dat dit ook gecorrigeerd dient te worden. We hebben dus wel een opgave vanuit de Europese regelgeving. In dit wetsvoorstel wordt dit rechtgezet door brandstofleveranciers aan de binnenvaart onder de reductieverplichting te brengen. Nogmaals, de minister is nog in gesprek met de sector, met inachtneming van al uw zorgen, over hoe en op welke wijze precies. Ook de reductieverplichting wordt aangetoond via het inleveren van een HBE. De reductieverplichting en de jaarverplichting waren in 2020 nagenoeg even hoog. Ook al viel het dus nog niet onder de jaarverplichting, de reductieverplichtingen en de jaarverplichtingen waren in 2020 ongeveer even hoog.

Dan de zorg van de SGP hoe we ervoor zorgen dat er niet gebunkerd gaat worden in Duitsland. We zijn door de Commissie op de vingers getikt, omdat wij het niet goed geïmplementeerd hebben. Je zou zeggen dat daarmee in de EU een gelijk speelveld wordt geborgd. Dan zou dat risico ook klein moeten zijn. Dit komt ook voor een deel uit de Europese verplichting. Nogmaals, deze zorgen — die komen hier nog terug in een paar mooie suggesties voor antwoorden op specifieke vragen — komen eigenlijk op hetzelfde neer. We nemen de zorgen serieus. Er wordt over gesproken met de sector.

In het TNO-rapport — een vraag van de ChristenUnie ging daarover — zijn suggesties voor good housekeeping gedaan. Daar zal uiteraard naar gekeken worden. Ook zullen we de situatie het eerste jaar uiteraard goed monitoren. Daar zal de minister ook op terugkomen in haar brief aan u.

Dan heb ik hier nog een paar antwoorden. Ook de SP had inderdaad gevraagd of het klopt dat andere lidstaten binnenvaart uitsluiten en welke landen dat wel of niet doen. Alle lidstaten horen de binnenvaart onder de reductieverplichting te brengen. De Commissie heeft lidstaten die dit niet hebben gedaan, waaronder Nederland, aangesproken om dit recht te zetten. Daarmee krijg je dus een level playing field.

Klopt het dat het milieuvoordeel gering is in de binnenvaart? Nee, alle inzet van hernieuwbare energie in deze systematiek, ongeacht de bestemming, heeft klimaatwinst. Daar wordt op geselecteerd, want alle inzet moet voldoen aan strenge criteria voor duurzaamheid en ketenreducties.

De SGP vroeg nog om kwaliteitseisen voor biobrandstoffen in de binnenvaart. Deze eisen zijn vastgelegd in de Europese Richtlijn brandstofkwaliteit.

Dan was er nog een vraag van de SP of er geen handhaving komt totdat de kwaliteit gegarandeerd is. Nogmaals, alle brandstoffen die aan de binnenvaart worden geleverd, moeten aan de kwaliteitsstandaarden voldoen. Volgens mij was er eigenlijk een specifieke zorg. Als die er is, kan ik me voorstellen dat ik die nog aan de minister doorgeef voor haar gesprekken met de sector en dat we dan toch nog eens kijken hoe we daar meer helderheid over kunnen geven.

Dan een aparte langzame opbouw in de binnenvaart. Met de wet sturen we op grondstoffen, niet op sectoren. Dat zou echt een systeemwijziging vragen met meerdere HBE's. Dan krijg je een segmentatie. Dat kost heel veel tijd en past dan ook niet bij de voortgang die we in de binnenvaart komende tijd moeten maken.

Dan vroeg de SGP: waarom sturen wij op 27% in 2030, terwijl de Commissie tot 7% à 14% gaat? Naast een Europese verplichting heeft Nederland een afspraak in het Klimaatakkoord gemaakt om meer hernieuwbare biobrandstoffen in te zetten. Dat hebben we gedaan vanuit de overkoepelende doelstelling dat we die met elkaar op een zo kosteneffectieve manier hebben willen verdelen over de verschillende sectoren. Daar was ik mijn inbreng mee begonnen. Beide doelstellingen voor het wegtransport samen met de binnenvaart resulteren in die 27%.

Dan het per kwartaal inboeken van HBE in de zeevaart. Met deze wetswijziging worden stappen gezet om het inboeken tijdens het jaar voor bedrijven te vergemakkelijken. We zijn nog niet zover dat dat per kwartaal kan, omdat dat een grote lastenverzwaring voor de markt betekent, met name voor de kleinere inboekers. Misschien kunnen we dit richting het besluit nog wat verder doordenken, maar op voorhand lijken vooral administratieve lasten daarbij een bezwaar te zijn.

De voorzitter:

Waar bent u, staatssecretaris? Het klinkt een beetje alsof u nu een blokje varia heeft afgerond.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Het klinkt alsof ik hiermee de vragen van de leden beantwoord heb, maar in ieder geval één vraag nog niet.

De voorzitter:

Ja, maar dit was uw termijn?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja.

De voorzitter:

O, heel mooi. Nou, meneer Alkaya, aan u het woord.

De heer Alkaya (SP):

Ik snap dat de binnenvaart ook onder de reductiedoelstelling moet vallen, maar dat is toch wat anders dan meedoen aan deze bijmengverplichting van brandstoffen? Mijn vraag was: klopt het dat de binnenvaart van deze richtlijn is uitgezonderd door bepaalde lidstaten en, zo ja, welke lidstaten zijn dat?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Voordat we ook hierover in een semantische discussie komen: er is een richtlijn waar we aan moeten voldoen en daarnaast is er een green deal gesloten als onderdeel van de afspraken in het Urgendapakket. Die samen leiden tot de afspraak met de sector om dit zo op te gaan zetten. Nogmaals, de minister spreekt met de sector over de specifieke uitwerking en een paar zorgen die ook in uw Kamer zijn genoemd. Daarbij kan het wat afwijken van de landen om ons heen, omdat die niet allemaal op dezelfde wijze een Urgenda-uitspraak en een Klimaatakkoord hebben.

De heer Alkaya (SP):

Dat snap ik. Tegelijkertijd geeft de staatssecretaris geen antwoord op de vraag welke lidstaten dat hebben gedaan. Ik heb van de SGP-fractie gehoord dat het weleens onze buurlanden zouden kunnen zijn die de binnenvaart uitzonderen van de richtlijn, de implementatiewet, waar we vandaag over spreken. Ik zie dan in ieder geval een praktisch risico, maar ook een wat fundamenteler risico, namelijk dat onze binnenvaartschippers straks met een onwerkbare situatie te maken krijgen, omdat wij hier een wet vaststellen waarvan een heel aantal dingen nog in een besluit geregeld moet worden, net als zojuist. Maar dat besluit hebben we nog niet. We gaan dus dingen in de wet vastleggen waarvan de schippers zeggen dat zij daar niet mee uit de voeten kunnen omdat het niet werkt. De staatssecretaris zegt dan: ja, maar de minister is nog in gesprek en we gaan nog over het besluit spreken. Maar dan kunnen we toch niet met een gerust hart over de wet stemmen? Er gaan hier toch essentiële zaken mis?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik denk dat dat niet zo is. In de wet leggen we het Europees wettelijk kader vast: we gaan voldoen aan de verplichting die de Europese Commissie ons allemaal heeft opgelegd en waarvoor de Europese Commissie Nederland op de vingers heeft getikt. Die vertaling maken we hier in de wet, en de verdere uitwerking — daarover zijn veel vragen gesteld — komt terug in het besluit. Daarover besluiten we nu niet, dat komt pas in een volgende ronde. Dan kunnen we zien of de uitwerking van die verplichting zoals die in de wet ligt niet tot onoverkomelijke problemen leidt. Daarbij is de context dat we daarnaast een Klimaatakkoord en een green deal hebben gesloten. Dat is een context die in Nederland net iets anders is dan in een aantal andere landen.

De heer Alkaya (SP):

Tot slot. Die context is duidelijk. Maar het gaat nu specifiek over deze implementatiewet. Wat gaat het effect daarvan op de binnenvaartschippers zijn, niet alleen op hun schepen, maar ook vanwege het waterbedeffect, wat de SGP-fractie ook aangaf? Die informatie hebben we nu dus nog niet. Kan de staatssecretaris ons die informatie alsnog toesturen of gaat zij ervan dat wij over deze wet gaan stemmen zonder dat we die informatie hebben? Gaan Duitsland en België er ook voor zorgen dat hún binnenvaartschippers verplicht moeten tanken met brandstoffen waarin biobrandstoffen zijn gemengd? Of gaan ze dat niet doen?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Waar ik naar kan kijken — maar ik weet niet of wij zomaar kunnen beschikken over die informatie — is naar welke lidstaten de Europese Commissie nog meer heeft gemaand om hun wetgeving aan te passen omdat die niet conform de richtlijn is. Ik zou kunnen kijken of die informatie er is. Zo ja, dan kan ik die u zeker toesturen. Een deel van de Europese wetgeving had al moeten worden omgezet in onze wetgeving, maar dat is nog niet gebeurd. De Commissie vindt dat wij daarmee als Nederland het level playing field verstoren. Dat repareren we met deze wet. Dat moeten we gewoon doen, daar hebben we geen keuze in. Daarnaast is er een aantal uitwerkingspunten die terugkomen in het besluit, waarin een aantal van de zorgen terugkomt. Daarover spreekt de minister nog met de sector. Daarover wordt nog geen besluit genomen, wat dan nu vervolgens onwerkbaar zou zijn. Het gaat om een reparatie die we maken op basis van de richtlijn, waaraan we als Nederland niet voldeden, terwijl een aantal landen om ons heen daar wel aan voldoet. Maar ik ben best bereid om te kijken of we achter de informatie kunnen komen welke landen nog meer door de Commissie zijn gemaand om hun wetgeving aan te passen, als wij daarover kunnen beschikken.

De heer Madlener (PVV):

De discussie over al die soorten oliën en zaden, die gebruikt worden voor die olieproductie, is ingewikkeld, maar we kunnen er wel van uitgaan dat alles wat concurreert met de voedselvoorziening, niet goed is. In mijn informatie heb ik zonet nog kunnen vinden dat Nederland in 2019 nog meer dan de helft palmolie gebruikte voor biodiesel. Ik heb dat net nog gelezen: de helft van de biodieselproductie in 2019 in Nederland zou uit palmolie bestaan. Nu maakt het mij niet zoveel uit of het nou palmolie of iets anders is. Het is allemaal niet goed, want wij willen helemaal af van die hele biodieselbijmenging. Maar ik hoor de staatssecretaris net zeggen: Nederland gebruikt geen palmolie en geen sojaolie om bij te mengen in biobrandstoffen. Dan vraag ik mij af: wat gebruiken we dan wel? En gaat dat aandeel de komende jaren nog stijgen of dalen?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Waar de heer Madlener aan refereert, zijn de reststromen van palmolieproductie. Die reststromen worden wel benut, maar niet het voedselgewas palmolie. Ik denk dat daar de verwarring is ontstaan. Net werd gevraagd om er met elkaar voor te zorgen dat we goed in het oog houden of er geen aanzuigende werking ontstaat, namelijk dat je palmolieschillen of vetzuren gaat produceren voor de bijmenging. Dat was een zorg van de heer Van Raan. Er wordt in Nederland dus niet puur op palmolie ingezet, maar er worden wel restromen uit de palmolieproductie ingezet. Daar zit 'm precies het verschil. Het is belangrijk om dit even op te helderen, want anders ontstaan er hele verkeerde beelden van wat we in Nederland benutten. En ook daarbij is waakzaamheid geboden, zeg ik met de heer Van Raan. Daar moeten we continu met elkaar op letten.

De heer Madlener (PVV):

Nou, waakzaamheid geboden. Wat vaststaat is dat het niet goed is als we de vraag naar palmproducten uit die landen verhogen. In Nederland groeien weinig palmen, althans niet grootschalig. We hebben het er hier dus over of Nederland gaat bijdragen aan een hogere vraag naar vegetarische olie in de komende jaren. Gaat het omhoog of omlaag? En voor welke gewassen gaat de vraag dan omhoog? Of het nou bijstromen zijn of niet: het komt van palmen. Als wij de vraag daarnaar verhogen, doordat die bijmengverplichting verhoogd wordt, dan gaan we dus bijdragen aan extra ontbossing. Wat gaat Nederland nou doen? Hoe ziet het eruit over een paar jaar? Gaat het omhoog of omlaag?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

We hebben als Nederland gezegd dat de groei, zoals voorgesteld in het Klimaatakkoord, moet komen uit geavanceerde biobrandstoffen en dus niet uit voedselgewassen. Dat is de afspraak die we hebben gemaakt. Daarmee gaan we geen extra palmolie, waar de heer Madlener het over heeft, aantrekken, want de groei komt uit geavanceerde biobrandstoffen, dat wil zeggen: uit afval- en reststromen. Daar willen we de groei in Nederland vandaan halen.

De heer Madlener (PVV):

Het is een gigantische hoeveelheid brandstof die wij produceren en verbruiken. Dit gaat dus om zulke grote hoeveelheden. Die kun je toch niet uit frituurvet halen? Daar is toch productie voor nodig, vaak in landen als Brazilië, Indonesië, de Filipijnen, noem maar op. Dat is toch geen restproduct, of het nou een rest is of niet? Het komt uit de productie daarvan.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

De heer Madlener moet toch wel samen met mij het onderscheid maken tussen aan de ene kant palmolie die specifiek geproduceerd wordt voor biobrandstof in concurrentie met voedsel en aan de andere kant palmolie die toch al gebruikt wordt voor al die andere producten. Want het zit in vrijwel alles, van ijsjes tot shampoo, al die producten waarvan ook de heer Madlener er wellicht dagelijks enige nuttigt. In heel veel producten zit palmolie. Dan is het dus ontzettend belangrijk dat de productie van die palmolie gecertificeerd, verduurzaamd wordt. Dat is cruciaal, juist omdat het overal in zit. Een reststroom van die palmolie, die we in al die dagelijkse producten gebruiken, kan worden benut om biobrandstof van te maken. Dat is echt wat anders dan dat we palmolie gaan produceren in concurrentie met voedsel, want dat is waar de Kamer hier terecht zorgen over heeft en waarvan zij niet zou willen dat daar een groei van plaatsvindt.

De heer Madlener (PVV):

Concluderend. Het gaat gewoon om het verhogen van de vraag naar palmproducten. Dat doe je door óf de restromen verplicht bij te mengen óf het hoofdproduct. Het maakt mij niet uit of het een bijproduct is of niet, want het verhoogt de vraag en het gebruik gaat omhoog. Straks is het omgedraaid. Dan is het bijproduct het hoofdproduct geworden en het bijproduct gaat in uw zeepjes.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Maar juist vanuit de discussie die we hier met elkaar hebben over food versus fuel, is het onderscheid tussen hoofdproduct en restproduct eigenlijk de crux. Dat is waar het om draait. Nu zeggen dat het allemaal niks uitmaakt, doet geen recht aan de discussie die we hier hebben en ook geen recht aan het feit dat we ook in Nederland heel scherp zijn op de inzet van voedergewassen voor biobrandstoffen. Daarnaast moeten we alert zijn — eigenlijk vinden de Partij voor de Dieren en de PVV elkaar hier; dat gebeurt niet altijd, maar in dit geval gebeurt het — op de vraag of er niet een moment komt waarop het restproduct interessanter wordt dan het hoofdproduct. Als dat zo zou zijn, ben je verkeerd bezig. Maar als je ziet hoe groot de productie van palmolie is voor allerlei andere producten en waar het allemaal in zit — de heer Van Raan kan dat nog veel beter uitleggen dan ik; hij is ongeveer afgestudeerd op palmolie, volgens mij — dan begrijp je dat je ook een enorme hoeveelheid restproducten overhoudt. Die kun je storten of verbranden, of je kunt er nog biobrandstoffen van maken die fossiele brandstoffen vervangen. Want dat is natuurlijk wel de vervanging die we hier hebben. We moeten steeds blijven kijken of het onder de streep wat oplevert. Ik waardeer ook de scherpte van de Kamer hierin. Als iets onder de streep niks oplevert, dan moeten we het niet doen.

De heer Geurts (CDA):

Over scherpte gesproken: ik begreep dat de staatssecretaris een beetje aan het einde van haar beantwoording in eerste termijn gekomen was, en dit sluit ook wel aan bij de discussie van net. Ik had namelijk nog een vraag openstaan. Ik had gesignaleerd dat fraude tegengaan een belangrijk element was van deze wetgeving. Ik had gevraagd of de staatssecretaris kan aangeven hoe aan publiek en privaat toezicht handen en voeten worden gegeven, en ik vroeg ook om actuele voorbeelden. Dat heb ik nog niet gehoord.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

We hebben de rol van de Nederlandse Emissieautoriteit in het publieke toezicht in de keten bijvoorbeeld echt versterkt. Dat was tot nu toe eigenlijk vooral privaat toezicht. We hebben het publieke toezicht via de Nederlandse Emissieautoriteit versterkt om ervoor te zorgen dat we betere controles hebben op de daadwerkelijke substantie van wat er gebeurt.

De heer Geurts (CDA):

Dat is maar ten dele, want ik zag ook in de nota naar aanleiding van het verslag dat de staatssecretaris zich ervoor inzet om in Europees verband het publieke toezicht uit te breiden. Wat is er dan nog meer nodig, en zijn daar ook voorbeelden bij te noemen? Een concreet voorbeeld heb je hier natuurlijk, namelijk dat er geen fraude gepleegd wordt met die stromen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Een van de punten met betrekking tot certificering is de vraag: wie checkt dan de certificerende instanties? Het gaat dus om het publiek toezicht op de partijen die mogen certificeren dat een bedrijf volgens duurzame criteria een bepaalde stroom certificeert? Dat is zo'n voorbeeld van iets waarvan ik eigenlijk vind dat we dat ook op Europees niveau zouden moeten versterken.

De heer Geurts (CDA):

Afrondend. Begrijp ik hier nou uit dat het wel genoemd wordt, ook in een richtlijn, en dat het een beetje vertaald wordt in de Nederlandse wetgeving, maar dat de Nederlandse situatie nog niet voorbereid is op situaties die mogelijk kunnen ontstaan, zoals de PVV-fractie hier net aangaf?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik heb naar aanleiding daarvan nog eens even gevraagd hoe de Europese Commissie dat doet. Het is een gedeelde zorg van Kamer en kabinet om alert en waakzaam te blijven op de vraag of datgene wat we doen wel echt leidt tot een verbetering. De Commissie hanteert daarvoor een aantal dingen. Ze hebben die lijsten. Die lijsten worden ook met enige regelmaat geactualiseerd. Dat zijn dus lijsten van wat geavanceerd is, wat reststromen zijn en wat residuen zijn. De vraag of je een tippingpoint bereikt, kan natuurlijk betekenen dat iets van zo'n lijst af valt. Dat kan een rol spelen bij zo'n actualisatie. De Europese Commissie kijkt daarbij naar de impact op de bestaande markt, het risico op ontbossing en de principes van circulaire economie. Ik kan kijken of ik daar in de tweede termijn eventueel nog wat nadere informatie over kan geven. Als de heer Geurts daar nog wat preciezere informatie over wil hebben, dan zorg ik daar nog even voor in tweede termijn.

De heer Bisschop (SGP):

Als we deze discussie zo voeren, met de grote aantallen open einden die nog in dit hele voorstel zitten, moet de conclusie van de staatssecretaris dan niet zijn dat dit gewoon voortijdig is? Neem alleen al de wijze waarop de benodigde hoeveelheid voor bijmenging als het ware gebagatelliseerd wordt als "reststromen". Het gaat om miljarden liters, wil je hier werkelijk iets mee doen. En dan heb je nog niet je ambitie bereikt. Het systeem is er dus niet klaar voor. Is de staatssecretaris dat met mij eens, althans, gezien de gestelde ambities? Dat betekent dat je een ander traject moet kiezen om het haalbaar, realiseerbaar en betaalbaar te houden. Is de staatssecretaris dat met mij eens?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dat ben ik helaas niet met de heer Bisschop eens. Hiermee nemen we namelijk juist stappen ten opzichte van de huidige situatie, waarin er ook al inzet is van biobrandstoffen, volgend uit Europese verplichtingen en onze afspraken in het Klimaatakkoord om de doelstelling van 49% te halen. We willen hiermee die waarborg versterken. De heer Bisschop vraagt: is dat al ideaal? Nee, het is nog niet ideaal. Maar het is een belangrijke, versterkende stap. Een deel van de punten die hier in het debat aan de orde komen, vindt een haakje in de wet en krijgt nog een nadere uitwerking in het besluit. Daar is de heer Bisschop zeer mee bekend, ook vanwege zijn goede kennis van de verhouding tussen wetgeving, AMvB's en regelingen. Hij weet ook dat we daarover nog nader komen te spreken. Dit wetsvoorstel is echt een belangrijke versterking van de systematiek die er nu is en biedt daarmee juist een aantal noodzakelijke stappen om verder te komen, eigenlijk in de koers die hij ook schetst.

De heer Bisschop (SGP):

Dat juridische verhaal zal allemaal wel kloppen, maar het gaat mij om de haalbaarheid. Als je deze maatregelen wilt nemen, deze stappen wilt zetten en je je probeert voor te stellen wat er meer nodig is, dan deel ik met de heer Madlener dat het niet anders kán dan dat dat de druk op de markt aan de vraagkant enorm vergroot, dat het risico dat er inderdaad regenwouden voor worden gesloopt dus enorm toeneemt en dat er een enorme druk op komt te staan om tot frauduleuze handelingen over te gaan, om daar beter van te worden of om daar voor het oog maar aan te voldoen. Maar het gaat mij om de concrete uitwerking hiervan. Daar komt dan nog wat bij, waarover ik toch nog maar even een vraag toevoeg. Ik zou de bron even moeten opzoeken, maar Duitsland en België sluiten de binnenvaart op dit moment uit van de bijmengplicht. Natuurlijk moet die binnenvaart ook aan bepaalde eisen voldoen; daar hebben ze hun manieren voor. Maar die landen handelen ten opzichte van die sector dus anders dan Nederland. Dan verstoor je dus weer het gelijke speelveld. Die twee punten wil ik toch nog nadrukkelijk gemaakt hebben.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Eerst op het eerste punt. Eigenlijk hoor ik de heer Bisschop zeggen dat hij best wel snapt dat deze wetgeving de systematiek versterkt. Dat is ook waar deze wet over gaat. Maar hij heeft zorgen of er wel voldoende kan worden toegezien op de totale plas aan biobrandstoffen die we met elkaar gaan inzetten in het licht van prikkels die er eventueel zouden zijn. Ik zou de heer Bisschop daarin kunnen volgen als we echt maximaal, maximaal, maximaal zouden inzetten op die biobrandstof. Ik ben daar terughoudend in geweest. We hebben bij het Klimaatakkoord in kaart laten brengen wat de potentie zou zijn voor het verhogen van de biobrandstoffendoelstelling om de 49% te halen. De heer Bisschop kan zich ook nog herinneren dat dat soms best lastige discussies waren, want je moet in de industrie, in de landbouw, in de gebouwde omgeving én in het transport maatregelen nemen om die 49% te halen. Een makkelijke oplossing zou zijn geweest om dan uit te gaan van de maximale potentiële opbrengst, waarvan het PBL zei: die zou je kunnen invullen door biobrandstoffen. Dat was ongeveer 5 megaton. We zijn op 2 gaan zitten, juist ook omdat ik die behoedzaamheid wil hebben. In theorie snap ik namelijk ook dat er zo'n systematiek kan ontstaan. Als de druk te hoog wordt, dan wordt fraude extra aantrekkelijk. Dit is dus een sector waarin we voorzichtige groei moeten voortzetten, onnodige inzet moeten voorkomen — vandaar dus ook de nadruk op elektrificatie — en waarin we parallel daaraan de borging van dit hele systeem moeten versterken. Daar zetten we ons in Nederland voor in en daar zit ik me ook in Europa voor in.

De heer Van Raan (PvdD):

De laatste woorden van de staatssecretaris bevestigen alleen maar wat de heer Bisschop zegt. Waarom zetten we dit nu al in gang als we nog van alles en nog wat moeten doen? Zo ik al ben afgestudeerd op palmolie, ben ik nog meer afgestudeerd op certificering van certificeerders en op reststromen. Ik zou toch een poging willen wagen om te kijken of de staatssecretaris genegen is om met de heer Madlener en mij, en inmiddels met vele anderen in deze Kamer, op te trekken bij het volgende. Op het moment dat duidelijk wordt dat het restproduct belangrijker wordt dan het hoofdproduct — daar zijn al tekenen van — zetten we meteen een streep. Is de staatssecretaris dat in ieder geval met ons eens? Als wij dat aantonen, en in die richting zijn al geluiden, is de staatssecretaris dan bereid om in ieder geval dit gedeelte in te trekken voor die pfad en dergelijke?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Wat betreft dat intrekken: de vraag is wat je intrekt. Laat ik de heer Van Raan tegemoetkomen. De heer Van Raan kent het commitment waarmee ik dit werk doe. Dat doe ik omdat ik iets wil verbeteren. Als er echt serieus bewijs voor is dat iets op een gegeven moment contraproductief gaat werken, moeten we daar ook weer vanaf. Zo simpel is het. Ik vind wel dat we een betrouwbare overheid zijn. Dat is de kanttekening die ik wil maken. We vragen immers aan ondernemers om te investeren. Ik vind dus wel dat als we tot de conclusie komen … We hebben dat ook met de kolencentrales gedaan. Er is mij wel een aantal keer voor de voeten geworpen dat het een D66-minister was die destijds dacht dat die kolencentrales misschien in het belang van de stabiliteit van onze elektriciteitsvoorziening zouden zijn. Later zijn we met elkaar gaan inzien dat die een groot probleem vormden voor het halen van onze klimaatdoelstellingen. We zijn toen weer tot een uitfasering daarvan gekomen, maar wel op een manier die ook recht deed aan investeringen die zijn gedaan. Als de heer Van Raan zegt "dat vind ik een terecht punt, en we gaan met elkaar zoeken naar een zorgvuldig afbouwpad", kan ik mij daar wel iets bij voorstellen. Voor de inzet van verbranding van houtige biomassa voor warmte heeft de Kamer ook een motie aangenomen die precies vanuit dat perspectief vraagt om ernaar te kijken.

De heer Van Raan (PvdD):

Grappig dat de staatssecretaris dat voorbeeld van houtige biomassa en het afbouwpad noemt, want dat pad is nou juist iets wat er steeds niet komt en er nog steeds niet is. We geven nog steeds 9 miljard tot in 2030 uit aan houtige biomassa. Maar dank voor de toezegging dat de staatssecretaris bereid is om op haar schreden terug te keren als we zien dat het misgaat. De stelling is natuurlijk: we weten allang dat het misgaat. Ik ben dus nog even op zoek naar welk bewijs de staatssecretaris precies zoekt om die draai met ons te maken.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Als we de indruk zouden hebben dat het geen restproduct maar een hoofdproduct is, is dat eigenlijk het tippingpoint waar de heer Van Raan het over heeft. En als we tot de conclusie zouden komen dat productie langs die weg, waarbij ook echt sprake is van indirect land-use change, onder dezelfde categorie zou moeten vallen als palmolie of sojaolie, heb je gewoon een andere discussie met elkaar te voeren.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik heb een vraag in het verlengde van de opbouw dan wel de afbouw. Uit het verleden hebben we natuurlijk ook geleerd dat we door een vraag te creëren, zoals met onze woningen, die voorzien waren van gas, maar ook met onze auto's, die op fossiele brandstof rijden, een markt creëren en ook een padafhankelijkheid richting de toekomst. Kan de staatssecretaris ons er misschien nog in meenemen wat het pad van weer afbouwen is? We hebben het wel al van EV gehoord, maar hoe zit het in de andere sectoren? We hebben hier in de Kamer namelijk allemaal gezegd dat we het zien als een transitiebrandstof. Kan de staatssecretaris daar dus nog wat over zeggen?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja. Volgens mij zijn er in het Klimaatakkoord bepaalde afspraken gemaakt. Dat geldt overigens ook voor de inzet van biobrandstoffen. Dit zijn ook de doelstellingen die we met elkaar moeten halen. Ook in de context van de discussie die ik zonet met de heer Van Raan had, zei ik dat we natuurlijk wel moeten zorgen dat we de doelstellingen blijven halen die we met elkaar hebben afgesproken. De keuzes die je daarin maakt, moeten natuurlijk mede zijn afgestemd op dat grote pad dat je met elkaar wil invullen.

Op het afbouwpad zal ik even in tweede termijn moeten terugkomen, want daar hebben we gewoon geen concrete data voor afgesproken met elkaar. Wel hebben we natuurlijk een belangrijke stip op de horizon gezet met de uitfasering — of eigenlijk wil het kabinet daarmee stoppen — vanaf 2030 van de verkoop van nieuwe auto's die op fossiele brandstoffen rijden.

Mevrouw Hagen (D66):

Het gaat mij met name om het volgende. Kijk, personenvervoer is al te elektrificeren. Maar ik ben vooral benieuwd hoe wij ervoor kunnen zorgen dat we niet alleen een markt creëren maar ook een toekomstperspectief bieden, juist aan de sectoren die nog niet te elektrificeren zijn. Het is prima als dat in de tweede termijn komt.

De voorzitter:

Prima. Tot zover de eerste termijn. De staatssecretaris zet het meteen op een appen, dus we krijgen al die antwoorden straks in tweede termijn. Bestaat er behoefte aan een tweede termijn bij de leden? Ja, dat is het geval. Dat is het verkeerde antwoord, maar goed. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Hagen van de fractie van D66. Zij heeft net als iedereen een derde van de opgebruikte tijd in eerste termijn.

Mevrouw Hagen (D66):

Voorzitter. Dit is echt een bijzondere dag natuurlijk. Mooie, prachtige maidenspeeches, waarvoor veel dank. Ik gaf het net al aan in een interruptie, maar in mijn eerste termijn heb ik er voornamelijk op gewezen dat het belangrijk is dat we ook kijken naar hoe we dit weer gaan afbouwen. We creëren straks een markt voor en vraag naar deze biobrandstof. Ik wil alleen iets opbouwen wat we ook weer kunnen afbouwen.

Ik ben blij met de enigszins positieve reactie van de staatssecretaris op mijn amendement. Ik denk dat het goed is om nog even te horen wat het verzoek tot wijziging is, zodat het ook voor de rest van de Kamer die al steun heeft betuigd, duidelijk is.

Complimenten voor de inzet op EV en het positief staan ten opzichte van factor 4. Hoe sneller we elektrificeren, hoe minder biobrandstof we gebruiken.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Bouchallikh van GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Het is vandaag vaker aan bod gekomen en ook wij willen geen voedsel gebruiken voor biobrandstof. We hebben het amendement van D66 over het uitbannen van soja mede ondertekend. We hopen dat dit amendement een meerderheid krijgt. Ook het amendement van de Partij voor de Dieren over het uitbannen van voedsel zullen wij steunen.

Ook wij zijn voor het stimuleren van de elektrificatie van vervoer. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat elektrificatie van de vervoerssector alle steun kan gebruiken;

constaterende dat de Richtlijn hernieuwbare energie die mogelijkheid biedt, zowel voor wegverkeer als de binnenvaart, waarbij in de richtlijn de vermenigvuldigingsfactor 4 wordt gehanteerd;

verzoekt de regering de vermenigvuldigingsfactor van 4 toe te passen voor elektrisch vervoer, zowel voor wegvervoer als voor binnenvaartschepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 15 (35626).

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Mijn volgende motie gaat over palmolie. Ik heb vandaag geleerd dat de heer Van Raan daar een studie naar heeft verricht. Daar ben ik heel benieuwd naar. Ik zou hier graag een motie over willen indienen. Er zijn gelukkig al veel stappen gezet, maar we maken ons nog zorgen over de bijproducten van palmolie. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat restproducten van palmolie niet worden uitgefaseerd;

overwegende dat deze restproducten als grondstof dienen voor andere industrieën, waardoor de vraag naar palmolie dreigt te stijgen;

verzoekt de regering de negatieve effecten van het bijmengen van deze restproducten op de productie van palmolie te onderzoeken, en wanneer dit is aangetoond stappen te zetten om dit te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh en De Hoop.

Zij krijgt nr. 16 (35626).

De heer Alkaya (SP):

Wanneer zou dat onderzoek afgerond moeten zijn volgens GroenLinks? We gaan er hierover stemmen en dit is een vrij essentieel onderdeel; dat debat hebben we zojuist gehad. Is dit onderzoek een voorwaarde voordat we over de wet kunnen stemmen? Of kan de GroenLinksfractie zich ook een mening vormen over deze wet zonder dat het onderzoek heeft plaatsgevonden?

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik heb daar nog geen datum voor in gedachten.

De heer Alkaya (SP):

Oké. Dus dat betekent dan dat GroenLinks zich ook een mening kan vormen over deze wet, waar dat onderzoek een belangrijk onderdeel in is, namelijk om te zien of deze wet duurzaam uitpakt of niet. Het kan ook heel verkeerd uitpakken. Dat was een belangrijk debat zojuist met de regering. Maar dat onderzoek hoeven we volgens GroenLinks dus niet af te wachten voordat we over deze wet kunnen stemmen?

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Ik heb hier nu even geen antwoord op.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil ook even zeggen dat ik de staatssecretaris inderdaad ken als iemand die de wereld beter wil maken. Dat moet wel even gezegd worden, maar het is wel een wet die aan alle kanten de vraag oproept of je eraan moet beginnen om deze in te voeren, omdat er zoveel risico's zijn. Omwille van de tijd zal ik ze niet allemaal herhalen.

Dank voor de toezegging om de vraag aan de minister door te zetten hoeveel energie er gemoeid is met 4,7% van de e-brandstoffen voor luchtvaart. Dank ook voor de mooie maidenspeeches, nogmaals. We hebben gehoord dat het risico op landgebruik toeneemt. We delen de analyse van de heer Madlener. Er is fraudegevoeligheid.

Voorzitter. Deze wet is gas geven in een doodlopende weg. Daarom de volgende moties en de amendementen die we hebben ingediend.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland niet beschikt over genoeg duurzame bronnen voor biobrandstof;

constaterende dat Nederland door dit tekort grondstoffen moet importeren;

overwegende dat ngo's waarschuwen dat de import van grondstoffen ILUC-risico's en mensenrechtenschendingen en landroof in de hand kunnen werken;

verzoekt de regering om deze externe risico's actief te monitoren, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan en Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 17 (35626).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat per ministeriële regeling vastgesteld gaat worden welke grondstoffen zoals bedoeld in bijlage IX, deel A van de Richtlijn hernieuwbare energie gebruikt mogen worden voor biobrandstof;

overwegende dat niet alle mogelijkheden die op bijlage IX, deel A van de Richtlijn hernieuwbare energie staan echt duurzaam zijn;

verzoekt de regering een voorhangprocedure te verbinden aan de hierboven genoemde ministeriële regeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan.

Zij krijgt nr. 18 (35626).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor het produceren van biobrandstof het gebruik van houtige biomassa niet is uitgesloten;

overwegende dat houtige biomassa grote risico's op ontbossing met zich meebrengt;

verzoekt de regering om alle vormen van houtige biomassa uit te sluiten van gebruik voor biobrandstoffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan.

Zij krijgt nr. 19 (35626).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het gebruik van voedsel- en voedergewassen voor brandstof geen langdurige duurzame optie is;

overwegende dat in de Wet milieubeheer is vastgelegd dat voedsel- en voedergewassen voor biobrandstoffen gebruikt mogen worden;

verzoekt de regering om het gebruik van voedsel- en voedergewassen voor biobrandstof zo snel mogelijk uit te faseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raan en Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 20 (35626).

De heer Van Raan (PvdD):

Dat was het, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar De Hoop van de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik houd het kort. Ik wil graag twee moties indienen, omdat mijn fractie zich toch wel zorgen maakt over het gebruik van de biobrandstoffen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat biobrandstoffen vervaardigd uit voedsel- en voedergewassen leiden tot gebruik van schaarse grond en ontbossing;

verzoekt de regering in het Besluit energie vervoer een afbouwpad voor biobrandstoffen uit voedsel- en voedergewassen op te nemen, zodat hier vanaf 2023 geen gebruik van mag worden gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 21 (35626).

De heer De Hoop (PvdA):

Daarnaast heb ik nog een motie over het impactassessment, waar wij ook in eerste termijn naar gevraagd hebben. Deze motie wordt medeondertekend door mevrouw Bouchallikh van GroenLinks.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat duurzame biomassa beperkt beschikbaar is en Nederland hier geen onevenredig groot beslag op zou mogen leggen;

overwegende dat de door het kabinet voorgenomen inzet van biobrandstoffen in het verkeer, scheepvaart en luchtvaart substantieel is en de gevolgen hiervan nog niet goed in kaart zijn gebracht;

verzoekt de regering een impactassessment uit te voeren naar de verwachte toename in de vraag naar biobrandstoffen door het (voorgenomen) kabinetsbeleid en daarbij indien mogelijk de verwachte herkomst van de biobrandstoffen te betrekken;

verzoekt de regering dit impactassessment de Kamer te doen toekomen voor implementatie van het Besluit energie vervoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 22 (35626).

De heer De Hoop (PvdA):

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Grinwis van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Eerst maar eens een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat elektriciteit veel minder vaak wordt ingeboekt in het Register Energie voor Vervoer (REV) dan biobrandstoffen;

overwegende dat administratieve en financiële drempels het voor kleine spelers in elektrisch vervoer moeilijk maken om elektriciteit in te boeken in het register;

overwegende dat in Duitsland kleine spelers in elektrisch vervoer een derde partij kunnen aanwijzen om elektriciteit geaggregeerd in te boeken;

overwegende dat geaggregeerd inboeken van elektriciteit investeringen in laadinfrastructuur aantrekkelijker maakt;

verzoekt de regering om de mogelijkheden van geaggregeerd inboeken van elektriciteit in het Register Energie voor Vervoer te onderzoeken, en de Kamer over de uitkomsten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grinwis.

Zij krijgt nr. 23 (35626).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Deze motie hoort eigenlijk bij het amendement dat een kan-bepaling in de wet heeft gecreëerd.

Voorzitter. Dan nog een punt over de binnenvaart. De staatssecretaris gaf aan dat zij in gesprek is en gaat met de sector. Aha, de minister! De minister gaat dat doen, hoor ik. Prima. De veiligheid wordt actief bijgehouden en gemonitord. Wordt de Kamer gerapporteerd over die gesprekken en over de veiligheid van bijmengen in de binnenvaart, voordat de bijmengverplichting in de binnenvaart ingaat? Het gaat erom dat wij niet een stap zetten die onverantwoord is.

Dan het laatste punt. De staatssecretaris sprak mij aan op de megatonnen in de mobiliteitssector en koos een nieuw basisjaar, namelijk 2005. Ja, zo kan ik het ook. Het basisjaar dat algemeen wordt gebruikt in klimaatland, is 1990. En ten opzichte van 1990 is de uitstoot nog altijd niet gedaald. Ten opzichte van 2005 is dat wel het geval. Dat klopt, maar we hebben eerst nog een spurt gemaakt van 1990 naar 2005. Wat dat betreft is het niet best gesteld met wat we met z'n allen uitstoten bij al dat verplaatsen, bij al die mobiliteit. Volgens mij zijn we het daarover eens en zijn we het er ook over eens dat het anders en minder moet.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Nog een vraag van de heer Alkaya. Wilt u nog even terugkeren naar het katheder?

De heer Alkaya (SP):

Ik heb eigenlijk een soortgelijke vraag als die ik net aan GroenLinks stelde. Nu hoor ik van de ChristenUnie dat de binnenvaart belangrijk is. De minister gaat erover in gesprek en de ChristenUnie hoort graag wat daaruit komt. Maar het is toch best wel belangrijk wat daaruit komt?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Zeker.

De heer Alkaya (SP):

Dan kunnen wij een mening vormen over waar we over moeten besluiten. We gaan toch niet eerst de wet vaststellen en vervolgens aanhoren wat er met onze zorgen is gedaan? Of is die volgorde logisch volgens de ChristenUnie?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

We gaan inderdaad stemmen over deze wet, maar op dat moment gaat de bijmengverplichting voor de binnenvaart nog niet in. Die wordt pas na een tijdje daadwerkelijk van kracht. Voordat die van kracht wordt, wil ik de uitkomst horen van die gesprekken over de monitoring en de veiligheid van die binnenvaartschepen. Hoe is het gesteld met de toevoerleidingen, de brandstoftanks, de vochtproblematiek en de veiligheidssituatie op die schepen? Dan wil ik horen of het verantwoord is om op dat moment over te gaan tot het bijmengen van biobrandstoffen in de binnenvaart. Dat lijkt mij een prima volgorde. Op dit moment zeggen we dus: wacht even, wij willen als Kamer eerst daarover geïnformeerd worden alvorens dat bijmengen moet gaan plaatsvinden.

De heer Alkaya (SP):

Het lijkt de ChristenUnie dus denkbaar dat we hier een wettelijke plicht gaan vaststellen en vervolgens toch afzien van het handhaven daarop, omdat het niet goed is, omdat het gewoon niet kan? Ik vind dat gek. We hebben net met de SGP-fractie de regering bevraagd op het uitsluiten daarvan. Sommige lidstaten doen dat. Die informatie heb ik ook. De staatssecretaris kon dat niet bevestigen of ontkennen. Die informatie hebben ze simpelweg niet. Dus het is nu een optie om de binnenvaart geheel uit te sluiten. Maar voor de ChristenUnie is dat geen optie, begrijp ik?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Op dit moment gaan wij niet zover. Wij hebben vertrouwen … De staatssecretaris heeft twee dingen toegezegd die wij hebben gevraagd, namelijk dat ze het gaan monitoren en dat ze in gesprek gaan met de sector. Op dit moment is nog niet aan de orde dat die bijmenging stante pede gaat plaatsvinden. Dus ik wacht graag eerst even af wat daaruit gaat komen. Ik heb er alle vertrouwen in dat dit demissionaire kabinet de binnenvaart niet met onveilige schepen op pad stuurt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Madlener van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Het woord is aan hem.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik begon dit debat zeer sceptisch en ik prees de nieuwelingen voor hun nieuwe, frisse moed. En ik moet zeggen dat ik toch wat minder sceptisch ben geworden. Ik begon ermee dat twaalf jaar geleden, 2011 of zo, ik hier hevige discussies had over biobrandstoffen, biomassa en het verbranden van hout in centrales. Ik was toen ongeveer de enige tegenstander, misschien samen met de Partij voor de Dieren maar dan kan ik mij niet meer herinneren. GroenLinks was er in ieder geval erg voor om dat te gaan doen in het kader van CO2-neutraal et cetera. Inmiddels hebben we geleerd van die fouten. Het is een enorme fout gebleken maar het is toch gebeurd. Ik ben er dan nu ook zo bang voor dat we weer beleid gaan inzetten en we over tien jaar moeten zeggen: dat heeft geleid tot enorme ontbossing en de kap van regenwouden. Daar zijn we dan medeplichtig aan. Dat neemt niet weg dat ik nu enigszins hoopvol ben. Er zijn een aantal moties ingediend die heel sceptisch zijn. Ook meneer De Hoop heeft op dat punt een mooie motie ingediend. Ik voel dus wel dat we op onze hoede zijn. Dus we zullen de kritische moties steunen. We gaan niet voor deze Europese wetgeving stemmen, want we weten dat het gebruik van vegetarische olie om te verbranden slecht is voor de oerwouden en de wereld. Dus dat moeten we niet gaan doen. En de PVV zit in deze Kamer om massa-immigratie tegen te gaan en niet om oerwouden te vernietigen. Dat laten we graag aan anderen over. Dus we zullen tegen de wet stemmen en voor de kritische moties. Ik dank de Kamer en de nieuwe mensen voor hun inzet de goede kant op.

De voorzitter:

U bedankt. Dan is het woord aan de heer De Groot van de fractie van de VVD.

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil vanaf deze kant mijn collega's feliciteren met hun maidenspeech en ze danken voor de mooie woorden. Daarnaast wil ik de staatssecretaris bedanken voor de beantwoording en met name over de HBE zeevaart en de eventuele administratieve lastendruk die dat met zich mee zal brengen. De VVD vindt het wel belangrijk dat we goed zicht hebben op waar de grondstoffen vandaan komen en vooral hoe ze worden ingezet in he kader van de biobrandstoffen. Dat is de reden waarom ik kom met de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nu onvoldoende duidelijk is hoe gedurende het jaar de inzet van hernieuwbare energie per eindbestemming, en met name de zeevaart, zich ontwikkelt;

overwegende dat dit inzicht wel wenselijk is om tijdig daarop te kunnen sturen;

verzoekt de regering te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de leveringen van hernieuwbare energie in de zeevaart per kwartaal te laten inboeken;

verzoekt voorts de regering te onderzoeken of de Nederlandse Emissieautoriteit regelmatig, bijvoorbeeld eens per kwartaal, kan rapporteren over de inzet van hernieuwbare energie per eindbestemming en bij beide onderzoeken de impact op de administratieve lasten mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 24 (35626).

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dat was uw bijdrage? Heel goed. Dan de heer Bisschop van de fractie van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Laat ik beginnen met de staatssecretaris te bedanken voor haar inzet om antwoord op de vragen te geven. De aard van de beantwoording was niet geheel bevredigend, zeg ik er meteen bij. Alles bij elkaar maakt dat de afdronk van de behandeling van dit wetsvoorstel en de discussie eromheen bij de SGP toch een wat wrange nasmaak nalaat. We hebben sterk de indruk dat het kabinet en de milieubeweging een beetje met zichzelf in de knoop zitten. De klimaatambities worden steeds verder opgeschroefd zonder zich al te veel te bekommeren over realisme en over de haalbaarheid en betaalbaarheid ervan. De milieubeweging is ook niet te beroerd om te zeggen wat ze niet willen. Geen kernenergie bijvoorbeeld. Terwijl volgens mij, maar goed, puntje, puntje, puntje. Het kabinet laat zich naar ons gevoel ook een beetje opjagen, inclusief het toepassen van extra Nederlandse kopjes op de EU-eisen. Om het een beetje haalbaar en betaalbaar te houden, wordt veel verwacht van biomassa. Hoe het daarmee staat ... Zo langzamerhand gaan er steeds meer ogen open. En biobrandstoffen? Hoe het daarmee staat ... Precies. U reageert niet, want niemand weet het. En CO2-opslag? Nou ...

Voorzitter. Hoe duurzaam is dit allemaal? Is dit niet gewoon van incidentje naar incidentje hollen en op die manier hopen dat je wat goede dingen doet, al is het ongetwijfeld met de beste bedoelingen? Voor ons zijn er grote vraagtekens bij te zetten. Daarom zeggen wij: kies voor duurzame maatregelen, pas ook gewoon in alle nuchterheid je ambities daarop aan, en zet op die manier stappen voorwaarts. Dat er wat moet gebeuren, is niet het punt van discussie, maar wel hoe.

Voorzitter, tot slot heb ik één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is de binnenvaart mee te nemen onder de bijmengverplichting voor biobrandstoffen;

overwegende dat bijmenging van biodiesel risico's met zich mee kan brengen voor scheepsmotoren en dat nog geen gericht onderzoek heeft plaatsgevonden;

overwegende dat volgens het kabinetsplan de binnenvaart in één keer geconfronteerd wordt met het reguliere, hoge bijmengpercentage en bijbehorende prijsrisico's;

verzoekt de regering op korte termijn onderzoek uit te laten voeren naar de risico's van verschillende soorten biobrandstoffen voor scheepsmotoren in de binnenvaart;

verzoekt de regering in overleg met sectororganisaties te bezien hoe de invoering van de bijmengverplichting in de binnenvaart op een zorgvuldige wijze vormgegeven kan worden, en de Kamer hierover voor de behandeling van het voorgenomen ontwerpbesluit voor herziening van het Besluit energie vervoer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Alkaya.

Zij krijgt nr. 25 (35626).

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, ik dank u zeer.

De voorzitter:

U bedankt. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Alkaya van de fractie van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter. Of deze wet uiteindelijk gaat leiden tot het beoogde doel, namelijk een bijdrage leveren aan het tegengaan van klimaatopwarming, hangt te veel af van zaken die vandaag nog niet duidelijk zijn. Vandaar ook de moties die we vandaag hebben gezien, over impactassessments, over nader onderzoek, over gesprekken met sectoren die nog plaatsvinden. Toch moeten we nu al stemmen over een wet waarin we ambities vastleggen en toch ook wel een pad. Dat baart mij zorgen. Ik heb eigenlijk heel veel vraagtekens over of het uiteindelijk gaat leiden tot een bijdrage aan het tegengaan van klimaatopwarming, of misschien zelfs een averechts effect gaat hebben. Daardoor vind ik het eigenlijk niet rijp genoeg om nu over te stemmen. De besluiten die nog volgen hebben namelijk een enorme impact op wat het effect zal zijn. Mocht het onverhoopt wel zover komen dat we die wet aannemen als Kamer zijnde, dan vind ik het wel belangrijk dat sectoren daar geen last van hebben. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er veel onzekerheid is omtrent het bijmengen van biobrandstoffen in de binnenvaart, met betrekking tot zowel de veiligheid als geschiktheid als duurzaamheid;

overwegende dat de handhaving en naleving op de aanvoerketen van biobrandstoffen complex is en fraude vermeden moet worden;

verzoekt de regering om de bijmengverplichting niet te handhaven voor de binnenvaart zolang de veiligheid, geschiktheid en duurzaamheid niet gegarandeerd zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Alkaya en Bisschop.

Zij krijgt nr. 26 (35626).

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter, tot slot. Ik heb op verzoek van de heer Madlener nog even proberen uit te zoeken hoe er is gestemd in het Europees Parlement. Nou, ik kan u garanderen: dat is geen gemakkelijke zaak. Dat laat even zien hoe de Europese Unie werkt. Maar er is een negatief stemadvies naar de fractie gegaan en de fractieleden hebben ofwel tegengestemd ofwel zich onthouden. Wij hebben dus of tegengestemd of ons onthouden. Zover heb ik in de lunchpauze kunnen komen, maar er is nog veel te verbeteren op het gebied van democratie in Brussel. Dat is ook weer bevestigd.

Dank u.

De voorzitter:

Fijn dat u dat even heeft opgehelderd, want dan blijft het ook niet boven de markt zweven. Anders gaan we met een vervelend gevoel het weekend in, en dat willen we ook niet met z'n allen. Dus dank daarvoor.

Hoe lang heeft de staatssecretaris nodig om na te denken? We doen de stemmingen namelijk na dit debat.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Een kwartiertje.

De voorzitter:

Een kwartiertje. Nou, dan schors ik tot 15.15 uur, maar ik hoop dat we eerder verdergaan.

De vergadering wordt van 14.57 uur tot 15.15 uur geschorst.

De voorzitter:

We zijn toe aan de tweede termijn van de regering. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter. Voordat ik inga op de moties en de amendementen, dank ik alle leden voor het debat. Ik denk dat het een mooi debat was en ik denk dat er echt gedeelde zorgen en gedeelde wensen zijn, namelijk dat we dit op een zorgvuldige manier moeten doen. Dat is de rode draad die ik door de inbreng van alle fracties heen hoor.

Er zijn natuurlijk ook verschillen van inzicht — daarop kom ik terug bij de moties en amendementen — maar ik vind het wel belangrijk om nog even te markeren wat deze wet doet. Het is echt een verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Bij de huidige situatie worden een aantal kanttekeningen geplaatst. Deze wet is misschien niet op alle onderdelen perfect 100% waterdicht zoals we het in de toekomst misschien zouden willen hebben voor alles, maar deze wet biedt wel alle grondslagen om klimaatdoelen te realiseren op een duurzame manier, versterkt het publieke toezicht, vergroot de transparantie met onder andere de Uniedatabank, en sluit die hoge ILUC, waar we zorgen over hebben, uit. Als we de wet niet hebben, kunnen we dat dus niet doen. Wat dat betreft beveel ik de wet dus warm aan.

Het besluit zet vervolgens de limieten exact in procenten vast en regelt de stimuleringsfactoren. Dat is dus de vertaling naar de concrete toepassing. Er zijn nog een aantal vragen naar informatie die u nodig vindt voordat het besluit kan worden genomen. Daar kom ik zo meteen op terug bij een aantal van de amendementen.

Voorzitter. De heer Geurts vroeg om een illustratie van dat publieke toezicht. Als je kijkt naar hoe we de fraude bij biobrandstoffen aan het licht hebben kunnen brengen, dan zie je dat we daarvoor niet per schakel hebben gekeken, maar over de schakels heen. De certificerende instelling certificeert een schakel, maar we zien dat we met dat publieke toezicht beter door verschillende schakels heen kunnen kijken: klopt het dan nog allemaal? Dat is een van de punten. We kunnen de financiële administratie vergelijken over de verschillende financiële schakels heen. Dat heeft uiteindelijk aan het licht gebracht wat er misging. Zo gaan we dat publieke toezicht versterken. Het is een heel concrete illustratie van hoe we iets aan het licht hebben kunnen brengen dat we met elkaar niet wilden. We gaan hiermee ondervangen dat dat in de toekomst nog op dezelfde manier kan.

Voorzitter, dan de moties. De motie op stuk nr. 15 van mevrouw Bouchallikh geef ik oordeel Kamer. Bij het toerekenen van de stimuleringsfactor "land" in de regeling energievervoer ben ik inderdaad voornemens om de factor 4 te hanteren conform de RED II. De motie op stuk nr. 15 krijgt dus oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 16 van GroenLinks. In Nederland wordt PFAD niet ingezet, maar ik zal onderzoeken of deze grondstof risico's op aanzuigende werking heeft. Ik zal bij de Commissie checken of het wellicht onder hoge ILUC kan meelopen. Als dat kan, kunnen we met elkaar bij het besluit concreet bespreken wat we daarmee willen doen. Ik laat het oordeel met deze kanttekeningen over aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 17 van de heer Van Raan. Ook daarover laat ik het oordeel aan de Kamer. De monitoring is op Europees niveau bij de Commissie belegd. Het is immers beleid dat de EU-markt reguleert. Ik zal zeker de Kamer proactief informeren. Dat is volgens mij de vraag van de heer Van Raan.

Dan de motie op stuk nr. 18 van de heer Van Raan. Die moet ik ontraden. Wij informeren de Kamer wel over de Europese lijst bij het besluit. Dan heeft de heer Van Raan die informatie dus bij het besluit. De regeling is verder alleen maar de uitwerking daarvan. De politieke besluiten worden genomen wanneer we met elkaar het besluit bespreken.

De voorzitter:

Eén korte vraag, meneer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Excuus, er is toch een misverstand. Ik zal het illustreren met een voorbeeld. Stel dat er op de Europese lijst tien onderwerpen staan. Op de Nederlandse lijst kunnen we er daar tien, maar ook acht van overnemen. Wij willen graag die Nederlandse lijst hebben. Daarover willen wij graag over debatteren in de Kamer en niet over de Europese lijst.

De voorzitter:

Helder.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dat snap ik, maar wanneer het besluit naar de Kamer komt, zal ik ervoor zorgen dat de lijsten daarbij zitten. Dan kan de heer Van Raan zeggen wat hij daarvan vindt. De Nederlandse lijst is een vertaling van de Europese lijst. Daar is namelijk een eerste onderverdeling gemaakt. Wij zorgen dat de Kamer die lijsten heeft. Dan kan de heer Van Raan daarover zeggen wat hij wil. Dat doe ik niet bij de regeling, maar bij het besluit. Dan zorg ik ervoor dat u de informatie heeft over die lijst. Deze motie vraagt om een voorhangprocedure bij een ministeriële regeling. Dat doen we niet, maar ik stuur u het wel. Als we dan met elkaar het besluit bespreken, hebben we ook inzicht in de lijst die we in Nederland gaan hanteren. Het kan zijn dan er dan een verschil van mening ontstaat tussen de heer Van Raan en het kabinet over welke lijst Nederland zou moeten hanteren. Moet er dan bijvoorbeeld nog een nadere selectie plaatsvinden? Dat is een legitieme politieke discussie, maar die voeren we dus wanneer we het besluit bediscussiëren. En ik zal zorgen dat u die informatie dan ook heeft.

De voorzitter:

Helder. Dan de motie op stuk nr. 19.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

De motie op stuk nr. 19 gaat over het uitsluiten van houtige biomassa. Ik ontraad die motie en waarom ik dat doe, hebben we denk ik in het debat voldoende gewisseld. In de EU wordt bepaald of die grondstoffen op een lijst van die specifieke bijlage komen en die trajecten volgen we ook actief. Maar deze motie ontraad ik dus.

Ik zou de indieners van de moties op de stukken nrs. 20 en 21 willen vragen om ze aan te houden. Deze moties gaan over een uitfaseringspad voor dat kleine gedeelte, die 1,7%, dat we nu nog aan voedselhoudende gewassen hebben. We hebben namelijk ook een klimaatdoelstelling met elkaar afgesproken. De heer De Hoop stelt voor om het in 2023 in één keer te schrappen en dat kan effect hebben op het kunnen halen van onze klimaatdoelstellingen. Ik vind het belangrijk dat we over voldoende goede alternatieven beschikken als we iets uitsluiten. Zo niet, dan gaat de CO2-uitstoot omhoog, omdat we het vervangen door fossiele brandstoffen of wellicht door andere biobrandstoffen die slechter zijn dan deze. Ik wil daarom voorstellen dat we de effecten in kaart brengen van het verzoek dat in de moties ligt. Ik zal proberen om dat ten tijde van de discussie over het besluit in uw Kamer te hebben liggen. Dan kunnen we daarna nog een keer met elkaar bespreken of en op welke manier we met deze moties om zouden willen gaan. Mijn verzoek aan de indieners is dus om de moties op de stukken nrs. 20 en 21 aan te houden, want anders moet ik ze ontraden.

De voorzitter:

Ik kijk eerst naar de heer Van Raan, want dat is de eerste indiener van de motie op stuk nr. 20. Gewoon knikken kan ook, meneer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat weet ik, voorzitter, maar dat is nu niet aan de orde. Als we het er al over eens zijn dat het gebruik van die voedselgewassen zo snel mogelijk uitgefaseerd moet worden en als dat ook de inzet van de staatssecretaris is, dan kan ze daar wat ons betreft gewoon mee beginnen.

De voorzitter:

Dus u trekt de motie niet in?

De heer Van Raan (PvdD):

Nee, niet op voorhand.

De voorzitter:

Wat is dan het oordeel van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Voorzitter, dan moet ik ze op dit moment ontraden, gezien de context van de doestellingen die we in het Klimaatakkoord met elkaar hebben afgesproken. Anders is het een hele vage motie die eigenlijk verder niks zegt. Die van de heer De Hoop is veel specifieker. Die vraagt namelijk om een specifieke datum. Daarom lijkt het me goed in kaart te brengen wat de impact is als je hier binnen een specifieke korte termijn voor kiest.

De voorzitter:

Helder. Dan ook even de motie op stuk nr. 21.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Het verzoek is ook hier om die motie aan te houden. Ik zie dat de heer De Hoop knikt, voorzitter.

De voorzitter:

De heer De Hoop lijkt te knikken.

De heer De Hoop (PvdA):

Ja, ik wil 'm wel aanhouden.

De voorzitter:

Heel goed.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik vind de inzet van de staatssecretaris goed, maar de staatssecretaris zei: dan wil ik proberen om het voor het besluit bij de Kamer neer te leggen. Ik wil haar dan wel echt op het hart drukken dat mijn fractie het heel belangrijk vindt dat we het ook werkelijk voor het besluit krijgen.

De voorzitter:

Dat is genoteerd. De motie-De Hoop wordt dus aangehouden.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik ga ervan dat we het dan hebben. Dat is zeker mijn inzet.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer De Hoop stel ik voor zijn motie (35626, nr. 21) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dan de motie op stuk nr. 22. Ook daarin wordt verzocht om voor het implementatiebesluit een impactassessment naar de Kamer te sturen. Dat lijkt mij akkoord. Ik kan de motie dus overnemen of oordeel Kamer laten, want ik ben van plan om dat te doen.

Dan de motie op stuk nr. 23 van de heer Grinwis. De jaarverplichting kan bijdragen aan de uitrol van REV. Het geaggregeerd inboeken van laadpunten kan hier ook aan bijdragen. Er zijn echter ook zorgen. Dat hebben we in het debat met elkaar gewisseld. Dus rekening houdend met deze zorgen wil ik laten onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor dat geaggregeerde inboeken. Er komt straks nog een amendement langs dat hiermee samenhangt, maar het oordeel over deze motie laat ik dus aan de Kamer.

De motie van de VVD op stuk nr. 24 verzoekt om een onderzoek. Ook deze motie laat ik oordeel Kamer. We zullen kijken of een kwartaal geschikt is, maar misschien is een andere periode net beter. Vanwege de administratieve lasten zullen we het in kaart brengen. Dus oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 25 over de binnenvaart. De minister is in gesprek met de sector en voor de behandeling van het besluit zal de Kamer geïnformeerd worden over de gesprekken. Zo interpreteer ik de motie van de heer Bisschop en als dat correct is, geef ik ook deze motie graag oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan mis ik nog de motie op stuk nr. 26.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 26, voorzitter! Dit was namelijk de motie op stuk nr. 25.

De voorzitter:

Ik was weer te vroeg!

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja. Deze motie moet ik ontraden. Alle inzet moet voldoen aan de kwaliteitseisen en de kwaliteit is dus geborgd. De verplichting is ook een Europese eis en daarom moet ik deze motie ontraden.

Dan was er nog een vraag van de heer Grinwis over de kwaliteitseisen. Ik kan het nog een keer herhalen. Het is wel goed om te weten dat er op dit moment al wordt bijgemengd in de binnenvaart. Er is ook een mogelijkheid om die bijmengverplichting als het ware af te kopen. Ik bedoel dus dat je het administratief invult, in plaats van dat je het invult via daadwerkelijke bijmenging in het eigen schip. Uiteraard ben ik bereid om het te monitoren, ook in het kader van de verplichtingen. Dat vind ik een hele reële vraag, dus dat zullen we zeker doen.

De voorzitter:

De heer Grinwis is inmiddels afwezig, maar ergens in dit gebouw haalt hij opgelucht adem.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik weet dat de medewerkers altijd goed meeluisteren.

De voorzitter:

Dat is zo.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

We zullen dat dus zeker blijven monitoren. Maar kwaliteitseisen voor inzet worden natuurlijk ook Europees vastgesteld.

Voorzitter. Dan kom ik bij de amendementen. Allereerst de motie op stuk nr. 8.

De voorzitter:

Het amendement.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Sorry, het amendement op stuk nr. 8. Daarvan zou ik, als dat wat gewijzigd wordt, een nieuwe schriftelijke appreciatie kunnen sturen. Ik ga ervan uit dat dat dan positief is. Dat gaat over het volgende. Het amendement gaat nu voorbij aan het onderscheid wat, net als voor palmolie, nog mogelijk is tussen hoog en laag ILUC-risico op basis van duurzaamheidscertificering. Dat is wel van groot belang, ook met het oog op alle internationale regels. Om dit te ondervangen en het amendement wel mogelijk te maken, zou het nodig zijn om de formulering aan te passen en dat onderscheid daarin mee te nemen. Als de indiener daartoe bereid is, ga ik ervan uit dat ik een positief oordeel kan geven.

De voorzitter:

Wat is hierop uw antwoord, mevrouw Hagen?

Mevrouw Hagen (D66):

Heel kort geformuleerd. Het gaat mij er vooral om dat de huidige situatie eigenlijk in wetgeving plaatsvindt. Als dat zo is, dus geen gebruik van sojaolie voor biobrandstof, dan kan ik met die wijziging instemmen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dat onderscheid is wel even van belang. Als we dat kunnen maken, kunnen we het wettelijk verankeren. Als het amendement gewijzigd is, zal ik ervoor zorgen dat de appreciatie op schrift naar de Kamer toekomt vóór stemming.

De voorzitter:

En dan verwachten wij dus van mevrouw Hagen een nieuwe versie van wat nu nog het amendement op stuk nr. 8 is.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 9 moet ik ontraden. Zoals toegezegd, stuur ik het Besluit energie vervoer altijd ter voorhang aan uw Kamer toe. Dat doe ik ook met het Besluit energie vervoer voor dit implementatietraject. Het vastleggen van limieten en het principe van fair shareis lastig te operationaliseren op het niveau van de AMvB. Daarom ontraad ik het amendement. Maar ik snap de vraag wel. Daarom zou ik, in plaats van dit amendement in de wet te verankeren, willen voorstellen dat ik de Nederlandse Emissieautoriteit vraag om in haar jaarlijkse rapportage over de inzet van biobrandstoffen aan dit aspect aandacht te geven. Die rapportage ontvangt uw Kamer elk jaar. Zo kunnen we met elkaar de vinger aan de pols houden, wat mijns inziens een belangrijke reden is voor dit amendement.

De voorzitter:

Dat is het amendement op stuk nr. 9, maar dat heeft inmiddels een nieuw nummer gekregen, namelijk het nummer 27. Vraag me niet waarom.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

De wegen van de Kamer zijn in sommige opzichten ondoorgrondelijk, voorzitter.

Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 10, over verplichte voorhang van de AMvB ter uitwerking van de BKE-systematiek, krijgt oordeel Kamer. We doen het altijd, maar als de Kamer dat graag op dit punt in de wetgeving verankerd wil hebben, ben ik daar uiteraard niet tegen. Dat lijkt me goed. Eventuele inzet van die BKE-systematiek zou echt nog een nadere weging vragen. We creëren wel het haakje in de wet om het eventueel te zijner tijd mogelijk te maken, maar dat vraagt echt nog een nadere weging. Prima om dat voor te hangen.

Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 11, ook van de heer Grinwis, is een sympathiek idee. We willen allemaal elektrisch rijden stimuleren. Ik sta positief ten opzichte van het voorstel om het met een kan-bepaling op te nemen. Ik heb net al in de mondelinge beantwoording aangegeven dat er een aantal randvoorwaarden zijn die we eerst goed moeten bekijken om te beoordelen of het ook kan en of we het ook met elkaar moeten willen. Maar dit haakje is wat dat betreft oké. Ik ga onderzoeken of het binnen de bestaande regelgeving en handhaving mogelijk zou zijn. Maar daarover komen we dan nog terug naar de Kamer, zoals net al toegezegd in de mondelinge beantwoording.

Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 13 vraagt om een evaluatie. Ik denk dat dat een heel verstandig idee is. Ik geef dat amendement van de heer Geurts dus graag oordeel Kamer, ook omdat het eigenlijk een antwoord is op een deel van de zorgen die vandaag in de Kamer in de context van dit debat naar voren zijn gebracht. Zo'n evaluatie geeft ons ook over een paar jaar de gelegenheid om te zeggen: "We hadden bepaalde zorgen. Daar zijn bepaalde antwoorden en waarborgen op gekomen. Zijn die voldoende of blijkt toch dat we vinden dat we daar een nader antwoord op moeten geven?" We gaan wel door met deze versterking, de verbetering, de stap die we nu kunnen nemen, maar we sluiten niet onze ogen dat we over een paar jaar misschien zeggen dat er meer nodig is. Dus oordeel Kamer.

Dan de amendementen op stuk nr. 12 en stuk nr. 14, die bepaalde dingen uitsluiten; daarom wil ik ze samen beantwoorden. Het is belangrijk om op te merken dat in het systeem van hernieuwbare energie met dit wetsvoorstel per 2022 al wordt gestuurd op het uitsluiten van biobrandstoffen met hoge ILUC-risico's. Het nu per amendement uitsluiten van conventionele brandstoffen leidt tot minder CO2-reductie, en daar hebben we gewoon een verantwoordelijkheid. Nogmaals, ik heb de Kamer al aangegeven dat ik voor de discussie over het besluit nog een nadere toelichting zal geven in antwoord op de moties. Ik raad dus af om dit op dit moment in wetgeving vast te leggen. Dat geldt voor zowel het amendement op stuk nr. 12 als het amendement op stuk nr. 14.

Ik hoop dat ik daarmee aan het einde van de beantwoording ben en de vragen heb beantwoord.

De voorzitter:

Dat lijkt me wel. Er zijn geen vragen meer, stel ik vast. Hartelijk dank aan de staatssecretaris voor haar aanwezigheid vandaag.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de wet, over de amendementen en over de moties. Ik schors voor een enkel minuutje, en dan gaan we stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Bergkamp

Naar boven