8 Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2019 ( 35000-XIV ).

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik heet de minister van harte welkom, evenals de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Bij een begroting melden zich altijd heel veel mensen aan als spreker. Bij deze begroting zijn het er in totaal dertien. Ik geef allereerst het woord aan de heer Madlener van de PVV.

De heer Madlener (PVV):

Dank u wel, voorzitter, op deze avond. We hebben weer een echte minister van Landbouw. Het CDA zit ook in de regering, en de nieuwe minister van Landbouw blijkt ook nog eens een charmante boerendochter te zijn, dus niks aan de hand, zou je zo zeggen. Maar in werkelijkheid blijken er gitzwarte wolken te hangen boven de Nederlandse landbouw en visserij. Het kabinet komt met prachtig klinkende plannen, maar in werkelijkheid zal het voor veel bedrijven en agrarische ondernemers het begin van het einde zijn. Steeds weer verschuilen veel partijen zich achter mooie visies, kortzichtig milieubeleid, of achter de Europese Unie en de bureaucratie waar zij zelf deel van uitmaken. Het lijkt soms wel of Nederland en de Europese Unie de Nederlandse landbouw en veeteelt moedwillig een kopje kleiner willen maken. Veel nieuwe regelgeving voor agrarische ondernemers pakt in de praktijk nadelig uit voor Nederlandse boeren, met soms keiharde gevolgen en faillissementen voor juist de kleinere Nederlandse familiebedrijven.

Een van die vele dieptepunten is het fosfaatbeleid. Het melkquotum werd afgeschaft in 2015 en vervangen door zogenaamde fosfaatrechten. Talloze melkveehouders werden daardoor enorm benadeeld, doordat er een oneerlijk systeem is bedacht om die fosfaatrechten toe te kennen. Tot op de dag van vandaag is er nog geen oplossing gevonden voor de knelgevallen, met zeer schrijnende gevolgen, mogelijk zelfs een aantal gevallen van zelfdoding door radeloze ondernemers.

De PVV heeft al vaak aandacht gevraagd voor een echte oplossing. Ik overhandig de minister dan ook graag het nieuwste artikel van Geesje Rotgers met als titel Nederland in de fout bij het toedelen van fosfaatrechten. Daarin wordt uitgebreid en duidelijk het probleem beschreven en een mogelijke oplossing aangereikt.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de griffier, of die het kan overhandigen aan de minister.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Madlener (PVV):

Ik overhandig het via de voorzitter, zoals dat hoort, aan de minister.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Madlener (PVV):

Ik doe bij dezen nogmaals een beroep op de minister om nog één keer persoonlijk in gesprek te treden met de actiegroep Innovatief uit de Knel om een oplossing te bedenken. Is de minister daartoe bereid, is mijn vraag. Ik hoop en reken eigenlijk op een toezegging. Mocht die er toch niet komen, dan zal ik een motie indienen.

Voorzitter. Is het eigenlijk wel leuk om boer te zijn in dit land? Zijn de administratie en regeldruk niet een onwerkbaar geheel aan het worden? Dat de Kamer inmiddels het spoor bijster is, bleek begin dit jaar. Totaal verkrampt en overtrokken waren de reacties op de onregelmatigheden in het I&R-systeem. "De grootste fraude ooit" werd het door sommigen genoemd. De voedselveiligheid was in gevaar. 2.100 bedrijven werden gesloten, de administratieve chaos was compleet. Er werd in deze Kamer gesproken van "de grootste fraude ooit", maar het bleek allemaal erg overtrokken en in de meeste gevallen gewoon om een slordigheid te gaan. Dit toont wel aan hoe verkrampt de politiek omgaat met de agrarische sector. De administratieve werkelijkheid gaat een eigen leven leiden dat niets meer te maken heeft met de werkelijkheid. De verstikkende regeldruk is gewoon doorgeschoten en de overheid faalt in dezen.

Voorzitter. Bij de pluimveehouders is het ook schrijnend. Ook hier zijn ondernemers gedupeerd door slecht overheidsbeleid en een falende uitvoering. Het rapport van de commissie-Sorgdrager over de fipronilaffaire was heel duidelijk. Waarom is de regering nog steeds niet bereid haar eigen fouten en aansprakelijkheid in dit dossier te erkennen? Is de minister nu eindelijk bereid om die pluimveehouders, die te goeder trouw waren, schadeloos te stellen of in ieder geval deels tegemoet te komen in de geleden schade?

Voorzitter. De PVV wil graag een diervriendelijke landbouw. De plofkip is uitgebannen in de Nederlandse supermarkten en dat is een goede zaak, maar de achterdeur staat wagenwijd open. Nog zo'n 70% van alle Nederlandse vleeskippen zijn plofkippen, vooral voor de export. Ook staat de achterdeur open doordat er veel sjoemelkipfilet en eieren worden geïmporteerd uit Oekraïense megastallen, die vaak nog met EU-subsidie zijn gebouwd. Ook hier vragen wij altijd aandacht voor deze oneerlijke concurrentie en dit dierenleed, dat we niet moeten willen. Wat gaat de minister hiertegen doen, vragen wij voor de zoveelste keer. En met "sjoemelkipfilet" bedoel ik natuurlijk het omzeilen van de regelgeving door Oekraïne, door in grote hoeveelheden stukken kip anders te labelen en zo de regels te omzeilen.

De visie kringlooplandbouw dreigt een lege huls te worden en lijkt economisch ook niet goed doordacht. We steunen de wens om minder kunstmest te gebruiken. Daar hebben we vaak om gevraagd. Maar zelfs dan produceert Nederland nog meer mest dan we zelf gebruiken. Als dat goed verwerkt of geëxporteerd wordt en niet in het oppervlaktewater belandt, is dat geen enkel probleem. Mest is immers een hele belangrijke grondstof. Maar in Nederland zijn de mestregels zeer streng geworden, zelfs strenger dan de regels voor zwaar chemisch afval, en is de export onnodig ingewikkeld en duur gemaakt. Zo hou je het mestprobleem natuurlijk zelf in stand. Tegelijkertijd sluit de Europese Unie een sojadeal met Trump, om meer goedkope soja te importeren. De fosfaatbalans zal hierdoor nog negatiever uitslaan voor Nederland. Dat is ten nadele van Nederlandse boeren. Het staat haaks op Nederlands beleid. Is deze deal eigenlijk vooraf wel besproken met Nederland? Wat is het Nederlandse standpunt hierover eigenlijk?

De Europese Unie is ook bezig om een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid uit te werken. Ook dat dreigt weer in het nadeel van Nederlandse boeren uit te pakken. Nederlandse boeren gaan waarschijnlijk minder geld krijgen uit de EU-subsidiepotten, die wij betalen. De Europese landen lijken meer te gaan ontvangen. Opnieuw gaat er geld van Nederland naar Oost-Europa. Wij betalen onze eigen ondergang. Onder anderen de Nederlandse melkveehouders hebben dan ook onlangs gewaarschuwd voor de zeer schadelijke gevolgen voor Nederland. Dat is toch onacceptabel? Gaat de minister hier een stokje voor steken in Brussel? Het antwoord kan ik wel raden, maar goed, ik vraag het opnieuw.

Dan het volgende voorbeeld: boeren pesten. Het is een hele droge zomer geweest. Het is mooi weer geweest, maar het heeft weinig geregend. De boeren hebben hierdoor schade geleden, vooral op de droge zandgronden. De waterschappen hebben niet voldoende water kunnen aanleveren via de sloten en hebben beregeningsverboden aangekondigd. Hele oogsten zijn verpieterd. Deze minister zegt dan: wij gaan de boeren niet tegemoetkomen, dat is bedrijfsrisico. Maar nu blijken de buitenlandse boeren wel massaal gesteund te worden door hun regeringen. Ik noem even een paar landen waarvan de regering zei: wij gaan onze boeren wel tegemoetkomen voor die schade. Dan noem ik België, Duitsland, Denemarken, Polen en Zweden, alle ons omringende landen dus. Die steunen allemaal hun eigen boeren vanwege de droogte en Nederland doet dat als enige niet. Ik kan dat niet anders uitleggen dan dat je gewoon je eigen sector aan het kapotmaken bent. We zetten onze eigen boeren bewust op achterstand ten opzichte van de buitenlandse concurrentie. Zoals altijd zijn het natuurlijk de kleinere familiebedrijven die weer het hardst worden geraakt. Dus weer mijn vraag: gaat deze minister nu eindelijk eens opkomen voor onze boeren?

Dan de gewasbeschermingsmiddelen, de bestrijdingsmiddelen. Niemand wil ze, wij liever ook niet, en er komen dus steeds strengere regels. Nederland was ook voor een verbod op glyfosaat, met steun van de PVV. Maar wat gebeurt er in de praktijk? Nederland verbiedt het en andere landen vragen uitzonderingen en laten het gewoon toe. Nederlandse boeren mogen het dus niet meer gebruiken en buitenlandse boeren wel. Zo krijgen we opnieuw concurrentievervalsing en dat gaat maar door in de EU. Onze supermarkten liggen straks dus weer vol met goedkope producten uit landen waar deze middelen wel gebruikt mogen worden. Er wordt dus weer met twee maten gemeten, uiteraard weer in het nadeel van Nederland.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat roept een interruptie op van mevrouw Lodders. We hebben met elkaar de afspraak gemaakt om acht vragen te stellen tijdens dit debat. Gaat uw gang.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, ik zal het turven.

Het gaat met name om de laatste vraag van de heer Madlener. Ik hoor een heel aantal voorbeelden waarbij de Nederlandse boer geraakt wordt. Dat begrijp ik zeer. Sommige dossiers zijn ook zeer complex. Maar als het gaat om glyfosaat, hoor ik eigenlijk een verhaal van twee kanten. Aan de ene kant bent u voor een verbod en tegelijkertijd huilt u hier krokodillentranen dat onze boeren, onze professionals, dat middel niet meer mogen gebruiken.

De heer Madlener (PVV):

Het is een soort principe geworden in de Europese Unie dat we één markt hebben. Daar profiteren we natuurlijk van. Wij kunnen onze producten verkopen in het buitenland. Maar in de productie-eisen is er helemaal geen sprake van één markt. Als Nederland strenger gaat worden voor onze boeren dan ze in het buitenland zijn, dan gaan we natuurlijk onze eigen sector beschadigen. Wat er had moeten gebeuren, is dat glyfosaat in heel Europa wordt verboden en niet alleen maar in Nederland. Dat is het punt dat ik hier wil maken. Nieuwe regels, die soms heel pijnlijk zijn voor iedereen, komen altijd op het bordje van Nederlandse boeren terecht. Dat is al jaren aan de gang. Zo zijn we onze eigen sector aan het beschadigen. Het wordt tijd dat Nederland eens op gaat komen voor die sector en zegt: Nederland gaat dat niet in z'n eentje doen, we doen het allemaal. De grenzen staan open en nu worden onze boeren beconcurreerd met producten die met glyfosaat goedkoop worden geproduceerd. Dat is gewoon oneerlijke concurrentie. Wij vragen daar altijd aandacht voor. Ik hoop dat de VVD ons daarin gaat steunen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat roept ook een interruptie op van mevrouw Bromet. Gaat uw gang.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het gaat over glyfosaat. De heer Madlener doet net alsof wij hier altijd de strengste zijn van heel Europa, maar in België is glyfosaat voor particulieren verboden en hier niet. Vindt de heer Madlener dat dat hier ook verboden moet worden?

De heer Madlener (PVV):

Ik weet nog dat, in de tijd dat ik taxateur en makelaar was, ik tuindersbedrijven moest taxeren en dat die gifschuren vol lagen met producten uit België. Iedereen neemt dat dan mee. Als je in één land iets verbiedt en in een ander land niet, dan vraag je natuurlijk om problemen met de grens. Het is dus niet handig.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Net als mevrouw Lodders net zei: u meet met twee maten. Aan de ene kant vindt u dat er minder gif moet komen. Aan de andere kant, als er dan gif verboden wordt, zoals in België voor particulieren, dan zegt u: dan halen ze het wel van over de grens. Dat vind ik met elkaar in tegenspraak. Ik vraag nogmaals: wil de PVV ook glyfosaat voor particulieren verbieden? Dat zou GroenLinks een lief ding waard zijn.

De heer Madlener (PVV):

De heer Graus heeft namens de PVV volgens mij al jaren gesmeekt om een verbod op glyfosaat. Maar dat is niet het punt dat ik wil maken. We willen natuurlijk allemaal af van zo veel mogelijk bestrijdingsmiddelen. Waar het hier om gaat, is oneerlijke concurrentie. Dat punt wil ik hier maken. Nederlandse boeren worden op achterstand gezet ten opzichte van buitenlandse boeren. Dat geldt voor het mestbeleid. Dat geldt voor het glyfosaat. Dat geldt voor zoveel zaken. Dat is wat ik duidelijk wil maken. Het wordt tijd dat Nederland eens op gaat komen voor zijn eigen ondernemers. Dat is waar het hier om gaat.

De voorzitter:

Dat roept nog een interruptie op. Gaat uw gang.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik wilde zorgvuldig omgaan met mijn interrupties, maar dit moet mij toch van het hart. De heer Madlener staat hier te pleiten voor de boeren. Daar ben ik heel erg blij mee. Maar tegelijkertijd zet hij hier een beeld neer van boeren die bezig zijn met bestrijdingsmiddelen. Ik kan u één ding zeggen: boeren bestrijden geen gewassen, boeren beschermen gewassen. U heeft het over een gelijk speelveld. Dat begint met dat erkennen en met de ruimte geven aan onze professionals, in Nederland maar ook in Europa, om die middelen op een goede manier te gebruiken. Het helpt niet om hier met deze krokodillentranen te staan.

De heer Madlener (PVV):

Wat de VVD hier krokodillentranen noemt, dat noem ik gewoon keihard valse concurrentie en het falen van ook uw partij, de VVD, om op te komen voor onze eigen belangen. De VVD is vertegenwoordigd in het Europees Parlement. Het zijn uw ongekozen bestuurders die daar zitten en die onze boeren op achterstand zetten. Het is uw regering die dat allemaal doet. Ik heb dagelijks huilende boeren over de vloer die mij vertellen hoe erg het gesteld is. Als ik de dossiers zo zie, dan staan Nederlandse boeren op achterstand, en dan pakt ieder beleidsvoornemen altijd in het nadeel van Nederland uit, en dan kunnen we weer meer betalen aan Oost-Europa, en dan komt er weer Oekraïense kipfilet, op een totaal oneerlijke wijze geproduceerd, op de markt hier. Dat is het punt dat ik hier wil maken. Dan kunt u wel over krokodillentranen beginnen, maar u zou beter kunnen ingaan op het argument dat Nederland niet opkomt voor zijn eigen boeren.

De heer Geurts (CDA):

Ik zou zowat zeggen: wat een schizofreen verhaal. De afgelopen jaren heeft de PVV namelijk zo'n beetje alle moties van de Partij voor de Dieren die de duimschroeven bij onze land- en tuinbouw willen aandraaien, gesteund. Dus wordt dit het nieuwe beleid van de PVV? Of houdt de heer Madlener gewoon leuk even het verhaal en komt de heer Graus zo meteen de stemming gewoon weer de andere kant op drukken?

De heer Graus (PVV):

Mevrouw de voorzitter, ik wil een punt van orde maken.

De voorzitter:

Een punt van orde. Gaat uw gang.

De heer Graus (PVV):

Ik heb twaalf jaar de begroting LNV gedaan. Onder andere het betere verdienmodel voor kleine gezins- of familiebedrijven kwam bij mij vandaan. Alles ten behoeve van de boeren. Ook tegen de nekslagen die ze vanuit de Europese Unie krijgen, hebben wij als enige iets proberen te doen.

De voorzitter:

Wat is uw punt van orde?

De heer Graus (PVV):

Dat is mijn punt van orde: dat hier gewoon keihard gelogen wordt.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Graus (PVV):

Als iemand is opgekomen voor de kleine gezins- en familiebedrijven, dan zijn wij het wel geweest.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Graus. Het is niet helemaal een punt van orde.

De heer Madlener (PVV):

Ik kan hier nog aanvullen dat de heer Graus zich altijd hard maakt voor eerlijke concurrentie. We hebben het hier over oneerlijke concurrentie, ook binnen de EU. Dat is waar ik de heer Graus gelijk in moet geven. Hij heeft het altijd over eerlijke concurrentie gehad. Als wij strenger zijn voor onze boeren dan de buitenlanders voor hun boeren, dan hebben we een achterstand. Ik hoop dat u het daar op zijn minst mee eens kunt zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef weer het woord aan de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Wat er nu gebeurt, vind ik een bijzonder figuur. Er zijn in één keer twee PVV-woordvoerders, die allebei geen antwoord geven op de vraag die ik aan hen stel. Ik herhaal die nog maar een keer. Wat is nou het werkelijke verhaal van de PVV? Wat is nou het werkelijke stemgedrag? Ik mag vanaf 2012 Kamerlid zijn. Ik kan alleen maar concluderen dat de meeste moties van de Partij voor de Dieren gesteund worden door de PVV.

De heer Madlener (PVV):

Ik kan met deze vraag niet zoveel. Ik zou graag concreet een motie willen horen, wil ik u daar een antwoord op geven. De lijn is wat ik hier wil vertellen. Waar ik hoop dat u mij in zult steunen, is dat we onze eigen boeren eerlijk moeten laten concurreren. Dat gebeurt niet in deze EU, waar ook het CDA groot vertegenwoordigd is. Ik zie constant dat regelgeving uit de EU, behalve dat die verstikkend werkt voor die ondernemers, oneerlijk uitpakt. In Nederland mag het niet en in België wel. Dat is toch niet goed? Wij betalen onze eigen concurrenten in Polen en Oekraïne.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Madlener (PVV):

Onze bijdrage gaat omhoog en de boeren in Polen krijgen straks weer meer. En u vindt dat goed!

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

De heer Madlener (PVV):

Nou ja, zo gaat het dus steeds, voorzitter.

De voorzitter:

Ik merk het.

De heer Madlener (PVV):

Het volgende onderwerp is varkensvlees. Nederland is een enorm grote producent van varkensvlees. Je ziet ze nooit, die varkens, want die arme varkens staan hun hele leven binnen in een stal met een voedselsilo erop, maar het kabinet heeft bedacht dat er veel kleinere varkensboeren weg moeten. Ja, het zijn weer de kleinere varkensboeren die zullen omvallen. Een "warme sanering" noemen ze dat. Ik denk dat het woord "warm" slaat op de temperatuur van de voorhoofden van die kleine varkensboeren die zich gedwongen voelen hun bedrijf te verkopen of te beëindigen. De Rabobank voorspelt dan ook 5% minder varkens maar 60% minder ondernemers, dus 5% minder varkens maar 60% minder ondernemers. Dat betekent dus weer een gigantische schaalvergroting. Het zijn dus weer de kleinere ondernemers die getroffen worden door dit kabinetsbeleid.

Voorzitter. Het zal duidelijk zijn dat de toekomst er voor veel boerenbedrijven steeds grimmiger uitziet. Er zijn inmiddels zo veel verstikkende regels dat, wanneer mijn zoontje straks aan mij vraagt "papa, hoe moet je boer worden?", ik zal moeten antwoorden "zoon, dan moet je rechten gaan studeren". Dat zie je dus ook terug in de cijfers. De schaalvergroting gaat maar door. Kleinere, vaak innovatieve boeren zien geen toekomst meer en stoppen. Steeds minder kinderen kunnen het bedrijf van hun familie overnemen. Steeds meer boeren gaan naar het buitenland om nog te kunnen ondernemen. Ik vraag de minister dan ook: stop die schaalvergroting en houd het Nederlandse platteland leefbaar, juist ook voor kleinere ondernemingen en gezinsbedrijven. Toets ieder nieuw beleid aan dit principe. Is de minister daartoe bereid?

Dan ga ik over naar de visserij, voorzitter, want daar ziet het er niet beter uit. De Nederlandse pulskorvisserij dreigt door Europa de nek te worden omgedraaid. De Noordzee wordt vol windmolens gebouwd. En als er een harde brexit komt, mogen de Britse wateren straks niet meer worden bevist door Nederlandse visserijbedrijven. De laatste IJsselmeervissers worden uit hun bootjes gejaagd door de milieubeweging. Ook hier pakken zich dus donkere wolken samen boven onze visserijtraditie. De minister toont betrokkenheid — prachtig — maar daar redden wij het niet mee. Sla eens met die Nederlandse vuist op wat tafels in Brussel! Wees niet zo braaf. Wees niet zo slaafs. Andere landen komen keihard op voor hun belangen, maar Nederland is altijd weer het braafste jongetje van de klas in Europa.

Dan de natuur, voorzitter. Hier heb ik een bericht zoals we dat ongeveer ieder jaar lezen; vanaf het moment dat ik leerde lezen, kan ik mij dat herinneren. Dat is het volgende bericht: "Sinds 1970 zijn de populaties wilde dieren wereldwijd met 60% afgenomen. Het Wereld Natuur Fonds komt tot die conclusie in het tweejaarlijkse Living Planet Report over de wereldwijde biodiversiteit. Het WNF ziet als reden voor de afname de vernietiging van leefgebieden, onder meer door de landbouw." Overbevolking wordt als oorzaak weer zorgvuldig gemeden, want dat is natuurlijk aan de hand. Er is overbevolking op de wereld, in Afrika, noem maar op.

Ook de rol van Nederland wordt weer iets te rooskleurig voorgesteld. In 2006 heb ik hier al namens de PVV gewaarschuwd dat Nederland milieubeleid voert dat heel vaak slecht is voor het milieu. Dat klinkt gek, maar het is echt zo. Neem het bijmengen van biobrandstoffen en het grootschalig gebruik van palmolie, gesubsidieerd. Een paar jaar geleden heb ik hier ook gewaarschuwd voor het verbranden van hout in de kolencentrales. Dat is ook milieubeleid en ook slecht voor het milieu. Maar zoals gewoonlijk luistert niemand daarnaar en gaat Nederland er lekker mee door. Terwijl de Kamer spreekt over kringlooplandbouw is Nederland een van de grootste importeurs van palmolie ter wereld. De supermarkten liggen inmiddels vol met etenswaar boordevol met palmolie. Gezond is anders en de gevolgen voor het oerwoud zijn desastreus. De afgelopen tien jaar is de palmolie-import gestegen met een kwart. Daar is heel wat tropisch regenwoud voor nodig. Ik heb ongeveer uitgerekend dat er inmiddels een oppervlakte van 216.000 voetbalvelden nodig is om de palmolie te kunnen produceren voor de Nederlandse industrie. Het is dan ook cynisch dat het WNF-rapport zegt dat Nederland een complimentje verdient omdat er wat meer vis in de rivieren zit.

Maar ten slotte nog een positieve noot, voorzitter. Want Nederland was altijd goed in het enorm efficiënt produceren van voedsel op relatief kleine boerderijen, die toch in staat zijn om te concurreren op de wereldmarkt. Dat is knap. In die relatieve kleinschaligheid kunnen nog steeds heel veel gezinnen hun brood verdienen en kunnen er zelfs meer landschapselementen een plek vinden. Meer houtwallen en bloemrijke akkerranden kunnen het landschap sieren en tegelijkertijd de Nederlandse natuur helpen. Ik hoop dat de minister als boerendochter nu echt gaat opkomen voor het Nederlandse platteland, de boeren en de vissers en zich niet meer achter de EU verschuilt. Het zijn uw eigen bureaucraten van uw eigen partijen daar in Brussel. Nog wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Graus van de PVV. Ik wil nog even aangeven dat we vandaag alleen de eerste termijn van de Kamer doen en morgen het vervolg. Gaat uw gang.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik ben ontdaan. Ik heb het vóór meneer Madlener twaalf jaar gedaan. Wij waren juist altijd voor Europese samenwerking. Een beter verdienmodel voor de boeren kwam bij ons vandaan. We zijn tegen verstikkende wet- en regelgeving. We waren als enige tegen al die verstikkende fosfaatwet- en regelgeving. We waren de enige partij. De boeren krijgen daar nu allemaal de nekslag van, net als van alle andere regels uit Brussel. Daar waren wij als enige tegen. Dus hoe durft iemand te zeggen dat wij niet voor de boeren zijn opgekomen? Niet voor de megastallen, maar voor de kleine gezins- en familiebedrijven hebben wij gevochten als een leeuw. Ik heb dat nota bene nog zelf, in persoon gedaan.

Het verhaal van een beter verdienmodel haalde ik al aan, en dat we mest niet als een afvalstof moeten zien, maar dat fosfaten juist schaarse middelen zijn die zuurstof binden voor mensen en dieren. Dat we een tekort hebben aan fosfaten. Dat we mest moeten zien als de beste bouw-, grond- en energiestof. Dat was ons verhaal. Dat is in het begin door niemand gesteund. Nu wel, nu het bijna te laat is en de boeren allemaal op sterven na dood zijn. Nu opeens krijgen we steun.

Mevrouw de voorzitter. Als dierenambassadeur wil ik het natuurlijk speciaal over de dieren gaan hebben. Ik ben ooit de Kamer ingegaan om te vechten voor de rechten van dieren. Ik wil ook graag dat de rechten van dieren in de Grondwet worden vastgelegd, zoals mijn fractievoorzitter meneer Wilders ook al eens heeft gepoogd, nog samen met mevrouw Halsema en ten tijde van de Groep Wilders. Ik ben nu in ieder geval bezig met een initiatiefwet, die ik heb voorbereid. Die ga ik waarschijnlijk samen met mevrouw Femke Merel Arissen van de Partij voor de Dieren indienen. Zij heeft hier in de plenaire zaal aangegeven dat we dat mogelijk samen gaan doen, als dat allemaal nog doorgaat. Ik hoop dat dat vlug mag gebeuren. Het moet ook haalbaar zijn. Anders gaan we niet al die ambtenaren inschakelen die ook heel veel belastinggeld kosten. Vandaar dat ik hier een paar jaar mee heb moeten wachten. Ik merkte dat de Kamer er niet klaar voor was en dan moet je niet voor de bühne maar iets gaan doen. Zo zit ik niet in elkaar. Ik bewaak het geld van de burgers heel goed. Ik kom dus alleen maar met zoiets als ik weet dat het kans van slagen heeft.

Mevrouw de voorzitter. Rechten van dieren in de Grondwet; graag een reactie. Ik wil ook dat er gevangenisstraffen en torenhoge boetes komen voor dierenbeulen. Ik heb dat al gezegd. Ga dat nou eens regelen, samen met de minister van Justitie en Veiligheid. Naming en shaming van dierenbeulen. Pak die diergerelateerde ondermijnende criminaliteit nou eens aan, en ook hondengevechten en illegale hondenhandel, met broodfokkers die al die zielige stumperds op de markt brengen die niet eens fatsoenlijk kunnen ademhalen. Dat is door de PVV al in 2010 in het regeer- en gedoogakkoord terechtgekomen, maar daar is weinig of niets mee gedaan. Ik hoop dat deze minister dat oppakt.

En inderdaad: gevangenisstraffen en voor alle dierenbeulen een levenslang verbod op het houden van dieren, ongeacht hoe erg het vergrijp. Het zijn gewoon bewezen recidivisten. Het zijn zieke idioten. Als je iets kan doen met een weerloos wezentje zo hypersensitief als een diertje, ben je gewoon knetter-, knettergek. Dan ben je gestoord en dan dien je gewoon je leven lang geen dieren meer te houden.

Morgen gaan wij hier in een VAO nog een apart debat voeren over de paarden. Het AO, het algemeen overleg, heeft al plaatsgevonden. Ik wil graag een reactie hebben op een rapport van Dier&Recht uit maart 2018 over de wantoestanden in de maneges. Dat wil ik de minister dadelijk even overhandigen. Als mijn rechterhand, meneer Madlener, dat dadelijk even kan geven? Dank u wel, meneer Madlener. Hij is nu nog mijn loopjongen.

De voorzitter:

Dat gaat via mij, de voorzitter, en dat doet de heer Madlener heel charmant; dank u wel.

De heer Graus (PVV):

Op dat rapport zou ik graag een reactie hebben. Als dat kan, het liefst voor morgen, want ik wil morgen tijdens het VAO — het wordt toch al een korte nacht voor de minister — mogelijk een motie indienen waarin ik de minister vraag om al die aanbevelingen over te nemen en het Paardenbesluit uit 2011 te verankeren in wetgeving. Over de paarden ga ik morgen verder, als u mij toestaat.

De voorzitter:

Dat is prima. Ik denk dat de minister morgen ook een reactie geeft op het rapport. Of dat lukt voor de behandeling wachten we morgen even af.

De heer Graus (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Er zijn nog steeds problemen met het Dierenwelzijnsteam, een elite-eenheid van de NVWA, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Dat zijn echt helden. Ze hebben laatst ook weer allerlei wantoestanden aangetroffen bij slachthuizen. De minister mag trots zijn op die mensen, waar zij ook de baas van is. Maar er zijn nog steeds problemen. Nog steeds spelen er intern veel zaken die discussie opleveren. Het toezicht op dierenartsen schiet nog steeds tekort. Zo zijn er ook door de inspecteurs uit het Dierenwelzijnsteam ernstige wantoestanden aangetroffen waar niet direct tegen geageerd werd, niet direct op geacteerd werd. Dat heeft te maken met het feit dat al die mensen worden ingedeeld ten behoeve van andere problemen die minder belangrijk zijn dan dierenmishandeling. Ik noem derogatie of zo; met alle respect, maar een dierenbeul aanpakken zou bij mij voorgaan. Ik hoop dat dat voor de minister ook het geval is.

Ik heb trouwens ook heel veel gehaald uit ... Zal ik de bron noemen, voordat dadelijk weer ambtenaren worden verdacht, want dat gebeurt altijd? Het Openbaar Ministerie heeft slachthuizen in het noorden in het vizier. Dat is gewoon een openbare bron. Dat de minister dat ook weet, want ik merk dat iedere keer als ik iets zeg een paar ambtenaren op het matje worden geroepen. Ik vind het niet correct dat dat gebeurt. Zo werkt dat natuurlijk niet; bovendien zou dat wel moeten mogen. Immers, de dierenpolitie, agenten aan het front, mogen van de korpsleiding ook gewoon met mij praten. Die krijgen echt geen verbod opgelegd.

Vorig jaar moest het Dierenwelzijnsteam al stoppen, omdat de uren op waren. Gekker kan niet, hè; we leven niet in de middeleeuwen. Ook werd gezegd dat alleen maar de ernstige meldingen mochten worden opgepakt. Uit een nieuwsbrief van FNV blijkt dat er een grote angstcultuur heerst bij de dierenartsen. Dierenartsen worden geïntimideerd bij slachthuizen; dat gebeurt al tientallen jaren lang. En ze durven niets te zeggen, omdat ze bang zijn om hun baan te verliezen. Het is een schande. Laat nou iedere dierenarts vergezeld gaan van een dierenpolitieman of -vrouw; dan is het zo afgelopen. Want gaat iemand dan intimideren of bedreigen, dan wordt hij bij zijn veter gepakt, gaat hij mee en is het einde oefening. Eigenlijk zouden we die direct uit het slachthuis moeten verwijderen en een levenslang verbod op het houden van dieren, ook privé, moeten geven.

Ik wil de minister als goede hoeder van de schaapjes verzoeken er zorg voor te dragen dat een dier niet meer als een economisch goed door deurwaarders in beslag genomen kan worden. Het is te gek voor woorden. Heeft iemand een huurschuld, nou, dan nemen we de hond mee. Dat kan toch gewoon niet! Sommige mensen zijn het zelf schuld, maar de meesten komen onverhoopt en onvoorzien in de problemen. Dan ga je toch niet een diertje in beslag nemen. Dat is vaak het laatste wat ze hebben. Ik weet hoe het is als je verdriet hebt. Dan is zo'n dier een soort troost, een laatste redmiddel dat je hebt om te overleven. Blijf daar alsjeblieft van af! Ga dat nou eens regelen, minister, als herder van het dierenwelzijn.

Ik wil de minister ook verzoeken de door haar beloofde steun en het budgettair commitment (Kamerstuk 32336, nr. 73) ten behoeve van transitie proefdiervrije innovaties na te komen, in samenwerking met de ministeries van OCW, VWS, EZK en IenW en uiteraard onder de regie van de minister van LNV. Er liggen inmiddels al zes aangenomen moties-Graus op dit vlak. Ik krijg graag een reactie. Van die dierproeven kunnen we heel snel af; het is echt zinloos. Dieren zijn totaal niet representatief. Het is echt onzin dat we nog iets op dieren testen. Dat is not done. Dat gebeurt ook niet meer. Het is ook toegezegd dat daar zo vlug mogelijk een einde aan komt. Er zijn genoeg alternatieven.

Ook verzoek ik de regering, de minister in dezen, om in samenwerking met de ministeries van LNV en Justitie en Veiligheid de mogelijkheden te onderzoeken om het verbod op diermishandeling terug te plaatsen in het Wetboek van Strafrecht en om vage normen rondom dierenwelzijn te verduidelijken. Dat is momenteel nog in dierenwetgeving vastgelegd, gezondheids- en welzijnswetgeving voor dieren — we hebben de Wet dieren — maar ik wil dat dat teruggaat naar het Wetboek van Strafrecht, opdat ook rechters beter kunnen acteren. Wat mij betreft mag er ook een dierenkamer komen, en ook een dierenofficier van justitie. Daar hebben we al een keer samen met de SP om gevraagd. Er moet daar nu echt iets gaan gebeuren.

Ook wil ik de minister verzoeken om, in samenwerking met de ministeries van LNV en Justitie en Veiligheid, door het vastleggen van rechten van dieren in wetgeving duidelijk inhoud te geven aan het dierenbeschermingsrecht, opdat een rechter zich kan beroepen op normatieve grondslagen. Een rechter zit momenteel vaak met z'n handen in het haar. Er zijn ook maar weinig rechters en officieren van justitie die verstand hebben van dit soort zaken rondom dierenmishandeling. Het is allemaal veel te vaag, want wat is nou dierenmishandeling? Wat is verwaarlozing? Wanneer mag een dierenpolitieman een dier wel of niet in beslag nemen? De dierenpolitie zit met de handen in het haar, net als rechters en hulpofficieren en officieren van justitie. Het kan gewoon niet. Er moeten normatieve grondslagen komen. Graag een reactie.

Tot slot nog het stalbrandpreventieplan Stable Safe, waardoor dieren kunnen vluchten tijdens een brand. Ik wil met gezwinde spoed een praktijkproef daarmee, ter voorkoming van stalbranden en duizenden verbrande dieren per jaar. Ik vraag dat echt al vanaf 2010. Er ligt een aangenomen motie-Graus ten behoeve van een stalbrandpreventieplan in samenwerking met verzekeringsmaatschappijen die korting willen geven, de brandweer, de boeren, boerenorganisaties en noem allemaal maar op. Doe daar nou eens iets mee, want we kunnen niet iedere keer al die dieren laten verbranden. Ze moeten kunnen vluchten. Sprinklers hebben vaak geen zin, want daarvan krijg je vaak rookontwikkeling en dan stikken ze voordat de brandweer er is. Ze moeten dus echt kunnen vluchten. Stable Safe is een systeem dat werkt op een onderdruksysteem van de voersilo's, waardoor de dieren kunnen vluchten. Het is vrij goedkoop aan te leggen en de boeren krijgen korting. Het kan gewoon zo in iedere boerenpraktijk en op iedere boerderij worden toegepast. Graag een reactie daarop.

Mevrouw de voorzitter, ik moet gaan afronden. Ik wil de minister nog verzoeken om het specialistische dierenwelzijnsteam van de NVWA — de helden, het eliteteam van de minister; het zijn de besten die er bestaan bij de NVWA — onder te brengen bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Waarom? Omdat die mensen tegenwerking krijgen binnen hun ministerie. Dat gaat niet. Ze zitten achter recidivisten aan. Ze zitten echt achter de grootste rotzakken van ons land aan, waaronder recidivisten. Ze moeten kunnen ressorteren onder het ministerie van Justitie en Veiligheid. Daar moet LNV zich helemaal niet mee kunnen bemoeien. Dat ministerie moet niet kunnen zeggen: en nu gaan jullie op mestzaken en nu gaan jullie dít doen. Nee, ze moeten onder het ministerie van Justitie en Veiligheid vallen en echt alleen met strafrechtelijke zaken bezig zijn. Graag een reactie.

Mevrouw de voorzitter, de dierenpolitie. De dierenpolitie is aardig op peil. De meeste mensen denken dat de dierenpolitie niet meer bestaat, maar ze zijn zelfs aan het groeien. Er worden zelfs nog ieder jaar dierenpolitiemensen opgeleid. Ze zijn helaas taakaccenthouder geworden, met dank aan D66, maar ze zijn er nog wel. Zorg dat dat team ook kan blijven bestaan. Doe daar moeite voor tijdens de ministerraad en blijf lobbyen bij de minister van Justitie en Veiligheid. Zij halen namelijk zeer ernstige dierenbeulen uit de maatschappij, die zich ook vaak vergrijpen aan mensen. Dus wees dat voor. We kunnen dat voor zijn.

Tot slot. Ik was laatst met de minister op bezoek bij het Landelijk Expertisecentrum Dierenmishandeling. Toen werd nog tegen mij en de minister gezegd dat Monique Verkerk, de enige forensisch arts die we hebben, geen forensisch arts was. Ze is het inmiddels wel. Zorg alstublieft dat zij betrokken wordt bij het LED, want zij is geslaagd. Toen werd op de faculteit diergeneeskunde terecht gezegd: ze is geen forensisch arts. Maar nu is ze het wel, dus nu kan er niet meer om haar heen worden gegaan. Ik wil dus dat die Monique Verkerk, op wie we trots op mogen zijn en die waarschijnlijk de enige veterinair forensisch arts in heel Europa is, betrokken raakt bij het Landelijk Expertisecentrum Dierenmishandeling, dat ik vroeger trouwens het Landelijk Expertisecentrum Dierenwelzijn noemde.

Dank u wel en een gezegende avond, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Graus. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Lodders van de VVD.

Mevrouw Lodders (VVD):

Een boterham met kaas en een appeltje. Voorzitter, dat was mijn ontbijtje van vanmorgen. En of het nou het ontbijt, de lunch of ons avondeten is, onze Nederlandse boeren, tuinders en vissers zorgen voor kwalitatief goed, gezond en betaalbaar voedsel. Het lijkt een vanzelfsprekendheid: de goedgevulde schappen ...

De voorzitter:

Sorry, voordat u van start gaat, wil de heer Graus nog een kleine aanvulling doen op zijn bijdrage. Ik geef hem even de gelegenheid daartoe.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik werd er namelijk door de griffier op gewezen dat de minister inderdaad al een reactie heeft gestuurd op het rapport van Dier&Recht over misstanden in maneges. Ik wil graag dat de minister de aanbevelingen die daarin worden gedaan, gaat overnemen. Ik wil ook dat het Paardenbesluit 2011 in wetgeving wordt verankerd. Daar had ik graag een reactie op gehad. Ik zeg dit voor de duidelijkheid, zodat daar geen misverstanden over bestaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Helder, volgens mij. Ik geef het woord weer aan mevrouw Lodders om eigenlijk een nieuwe start te maken. Gaat uw gang!

Mevrouw Lodders (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Een boterham met kaas en een appeltje. Voorzitter, dat was mijn ontbijtje van vanmorgen. Of het nou het ontbijt, de lunch of ons avondeten is: onze Nederlandse boeren, tuinders en vissers zorgen voor kwalitatief goed, gezond en betaalbaar voedsel. Het lijkt een vanzelfsprekendheid: goedgevulde schappen in de supermarkten, het winkeltje met streekproducten of de boer die verse melk, aardappelen en eieren verkoopt. En toch is het niet zo. Onze boeren, tuinders en vissers zijn vaak afhankelijk van omstandigheden waarop ze nauwelijks of geen invloed hebben. Of het nu de onzekerheid is over de op handen zijnde brexit of dat het gaat om de spanningen in de wereld, de uitdaging rondom het klimaat of de overlast die door sommige mensen wordt ervaren: het is bewonderenswaardig hoe boeren, tuinders en vissers soms onder lastige omstandigheden, omringd door onzekerheden en soms spanningen, hun werk doen. Daar wil ik eerst mijn waardering voor uitspreken.

Voorzitter. Voordat we vooruitblikken, kunnen we in het licht van de soms lastige omstandigheden niet anders dan ook nog terugkijken. Het afgelopen jaar illustreert hoe onvoorspelbare weersomstandigheden een grote invloed hebben op het werk van onze boeren en tuinders en op de beschikbaarheid van voedsel. Hevige regenval en met water ondergelopen percelen in het voorjaar betekenden voor sommige boeren dat de aardappel- en uienoogst al in het begin van het groeiseizoen mislukt is. Dit werd gevolgd door een extreem droge zomer met uitzonderlijk hoge temperaturen. Boeren waren, waar dat kon, dag en nacht aan het werk om de gewassen van water te voorzien. Inmiddels zijn de meeste producten geoogst, maar was er een tegenvallende opbrengst. Sommige boeren hebben niet eens kunnen oogsten. De prijzen zullen dit jaar hoger zijn, maar het is zeer de vraag of daarmee de lagere opbrengsten en de inspanningen überhaupt kunnen worden gecompenseerd. Daarom herhaal ik dat het geen vanzelfsprekendheid is dat de schappen goed gevuld zullen zijn. Ik vind dat we daar best vaker bij stil mogen staan.

Voorzitter. Een jaar geleden stond ik hier met het voorstel om de Week van de Boer te introduceren, een week waarin we extra aandacht en waardering voor onze boeren en tuinders uitspreken, een week waarin we stilstaan bij waar ons voedsel vandaan komt. De VVD-fractie is blij met de invulling die de minister aan deze oproep heeft gegeven. Begin oktober heeft zij in de Week van de Boer met filmpjes van bekende en minder bekende Nederlanders de boeren bedankt. Dat is zeer terecht. Het is een belangrijke waardering voor de soms moeilijke omstandigheden waarin zij hun werk moeten doen. Laat dit een jaarlijks terugkerende week zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Madlener. Gaat uw gang.

De heer Madlener (PVV):

Ik zat even met mijn collega te overleggen, dus misschien heb ik het gemist. Ik hoorde mevrouw Lodders spreken over de droge zomer, de verpieterde oogsten en de problemen die dat teweegbrengt bij de boeren. Maar ik heb niet gehoord of zij vroeg aan de minister om de boeren schadeloos te stellen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Nee, dat heb ik ook niet gevraagd. De heer Madlener heeft afgelopen zomer kunnen zien hoe ik namens de VVD heb geprobeerd om, in ieder geval als het gaat om wet- en regelgeving, dusdanig ruimte te bieden dat de boeren kunnen handelen. Ik ga niet iets vragen waar ik niet daadwerkelijk invulling aan kan geven.

De heer Madlener (PVV):

Ik dacht even: nou, dat is een mooi verhaal van de VVD, want die bijzondere weersomstandigheden komen niet zo vaak voor en daardoor is er schade bij boeren. Ik heb net in mijn termijn ook gezegd dat alle ons omringende landen de boeren wel tegemoetkomen. Ik denk dus: nu komt de VVD ook met de vraag om de boeren tegemoet te komen, maar u komt met niks. En dan noemde u het bij mij net "krokodillentranen".

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Madlener (PVV):

Mijn vraag is waarom de VVD niet gewoon met de concrete vraag komt om iets voor die boeren te doen.

Mevrouw Lodders (VVD):

De vraag van de heer Madlener aan de minister is natuurlijk een loze vraag, want de oplossing heb ik van de heer Madlener niet gehoord. We hebben in dit huis vaker — en dat gaat niet alleen over het afgelopen jaar, want we hebben verschillende extreme omstandigheden gehad — met elkaar het debat gevoerd. Wij hebben als parlement met elkaar gekozen voor bijvoorbeeld een brede weersverzekering. Daar mag je en kan je van vinden wat je wil, maar dat zijn stappen die wij als Nederlands parlement gezet hebben. Dan is het gemakkelijk om tegen de minister te zeggen: nou, gaat u maar even compenseren. Ik zou van de heer Madlener willen weten hoe hij dat wil compenseren. Want met alle respect: de boeren zitten niet te wachten op vragen met een lege portemonnee.

De voorzitter:

Een interruptie betekent dat u een vraag krijgt, maar u stelt nu ook een aantal vragen. Dus ik geef de heer Madlener iets meer tijd om eventueel daarop nog te reageren.

De heer Madlener (PVV):

Ja, ik hoor altijd dat de VVD een ondernemerspartij wil zijn die met miljarden strooit naar het bedrijfsleven, soms zelfs het buitenlandse bedrijfsleven of buitenlandse beleggers. Hier laat u het volledig afweten. Het gaat hier om honderden of duizenden ondernemers. Het zijn ook ondernemers hoor, boeren. En nu komt u met een tranentrekkend verhaal over de slechtste oogst en de droogte. Dat heb ik net ook gedaan, maar dan komt u met niks, terwijl alle landen om ons heen dat wel doen. Dus de VVD laat de Nederlandse agrarische ondernemers keihard vallen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Nee, ik herhaal deels wat ik eerder heb aangegeven. Wij hebben in de afgelopen zomer, ook tijdens het zomerreces, daar een aantal keren aandacht voor gevraagd om te zorgen dat er in de wet- en regelgeving voldoende ruimte is zodat boeren ook kunnen anticiperen op de droogte. Overigens is gebleken dat dit niet helemaal naar mijn zin is gegaan, maar ik heb er wel voor gepleit. Wij hebben hier met elkaar bij het vorige gemeenschappelijk landbouwbeleid ervoor gekozen om onder andere die brede weersverzekering vorm te geven. Ik denk dat we dat ook mogen waarderen. Het allerlaatste wat ik op dit punt zou willen zeggen, is dat we los van deze landbouwbegroting volgende week met elkaar gaan spreken over de Belastingdienst en als er één kabinet is dat de lasten verlaagt, ook voor ondernemers, dan is het dit kabinet.

Ik ga verder, voorzitter. De Nederlandse land- en tuinbouw staat wereldwijd hoog aangeschreven. Het zijn niet alleen de producten die we wereldwijd vermarkten, maar ook onze kennis en innovaties zijn een belangrijk exportproduct. Ongeveer 73.000 bedrijven zijn actief in de landbouw, bosbouw en in de visserij. Ruim 100.000 mensen vinden hun dagelijkse werk in de kas, op het veld of op het water. Ongeveer 9% van alle banen is gelinkt aan de agro- en foodsector. Al deze mensen hebben er de afgelopen jaren voor gezorgd dat er in totaal voor 101 miljard euro aan producten en kennis is geëxporteerd. Belangrijk voor onze economie en daarmee belangrijk voor onze welvaart.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie de heer De Groot al staan.

De heer De Groot (D66):

Ik kijk even of dit blokje voorbij is. Ik heb een vraag over export, als dat mag.

De voorzitter:

Mevrouw Lodders, ik kijk even naar u. Was u al klaar met het blokje export? Ik had het idee dat u net een punt zette.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ja, ik ga naar de volgende alinea.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Dank u, voorzitter. Ik sprak laatst een boerin uit Peru die hoog in de Andes aardappelen verbouwt, papas. Zij heeft daar een gezin en een heel dorp dat daar mede van profiteert. Alleen, waar ze nou last van had, waren die fantastische Nederlandse exportproducten, namelijk hele mooie grote aardappels uit Nederland die daar voor 20% onder haar prijs op de markt kwamen. Zij gunde die Nederlandse boeren natuurlijk ook hun export — net als D66 — maar wat moeten we nou met zo'n signaal? Ik vind het toch wel heel serieus. Hoe moeten we daarnaar kijken?

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat vind ik een wat ingewikkelde vraag. Als we het probleem dat de heer De Groot schetst willen oplossen door tegen onze boeren en tuinders te zeggen dat zij niet meer moeten exporteren, creëren we in Nederland een hele vreemde situatie. Natuurlijk gun je iedereen over de hele wereld de kans om landbouw te bedrijven, om producten te telen. Ik denk dat een heel belangrijk punt is dat het exporteren van kennis verlegd is, dat wij dat vroeger minder deden dan nu. Dus ik moet zeggen: we gaan steeds meer kennis exporteren. Vorig jaar, of twee jaar geleden inmiddels al, heb ik bij de begroting mijn verhaal gewijd aan de export van aardappelen en de kennis daaromheen. Onze Nederlandse aardappel kunnen we telen met ongeveer 100 liter water. Wereldwijd is dat gemiddeld 290 liter water. Voor 1 kilogram rijst heb je al gauw 2.5000 liter water nodig. Dus laten wij onze kennis over hoe je de aardappel op een goede manier teelt, delen met de mensen uit het voorbeeld van de heer De Groot. Ik denk dat daar heel veel kans, ruimte en gelegenheid voor is. Maar het lijkt me onverstandig om de export stil te zetten.

Voorzitter. Niet iedereen waardeert de sector. Sommige mensen ondervinden hinder in hun dagelijks leven. Problemen als de uitstoot van broeikasgassen, fijnstof of de achteruitgang van biodiversiteit worden al snel in z'n totaliteit aan de sector toegeschreven. En dat is niet terecht. Natuurlijk staat ook deze sector voor een aantal forse uitdagingen. Naast voedsel produceren willen we natuurlijk de problemen die er zijn aanpakken. Met het ondertekenen van de klimaatafspraken zullen ook de land- en tuinbouw een bijdrage moeten leveren. Maar te vaak horen we als oplossing voor deze uitdaging dat er minder gedaan moet worden: minder landbouw, minder dieren, minder keuze voor de consument. Dat is niet onze oplossing en dat kan ook niet, want de wereldbevolking groeit. In Nederland zullen we rond 2040 ongeveer 18,4 miljoen mensen hebben en wereldwijd 9,5 miljard mensen. Deze mensen moeten allemaal eten. Ook stijgt de welvaart wereldwijd, waardoor meer mensen meer kunnen uitgeven aan voedsel. Nederland kan en moet hier een belangrijke rol in spelen. En dat kan ook. Dan heb ik het weer over de kennis die we kunnen delen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Mevrouw Lodders ziet het als een zware verantwoordelijkheid voor Nederland om de wereld te voeden. Maar de vraag is: ten koste van wat? Zij zegt in haar bijdrage ook: het verlies aan biodiversiteit wordt te vaak op het bordje van de boeren gelegd. Maar 80% van de biodiversiteit in Nederland is verdwenen. De weilanden zijn gifgroen; er groeien geen bloemen meer en het aantal weidevogels neemt elkaar jaar af. Ten koste van wat wil zij export en wil zij de graanschuur voor de wereld zijn?

Mevrouw Lodders (VVD):

Mevrouw Bromet zou niet uit mijn woorden mogen opmaken dat wij de graanschuur voor de hele wereld zijn, want dat heb ik niet gezegd. Nederland kan een heel belangrijke rol spelen in de wereldvoedselvoorziening, vooral met kennis en expertise. Die lijn breng ik niet alleen dit jaar naar voren; ook vorig jaar heb ik die tijdens de begroting naar voren gebracht. Juist onze kennis en innovaties dragen bij aan efficiëntie en productiviteit. We kunnen er niet omheen: de wereldbevolking groeit en de mensen zullen wel voldoende te eten moeten hebben. En dat is heus niet tegen iedere prijs.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat is goed om te horen en GroenLinks is het er ook mee eens dat kennis een belangrijk exportproduct kan zijn voor de rest van de wereld. Alleen, als het gaat over de klimaatopgave moeten wij in 2050 95% van de CO2-uitstoot gereduceerd hebben. De landbouw zal daaraan een bijdrage moeten leveren. Ik zei dat vanochtend tegen een paar boeren op het Plein. Hun ogen werden toen ontzettend groot: 95% reductie van CO2! Hoe kijkt mevrouw Lodders daartegenaan?

Mevrouw Lodders (VVD):

Daar kan ik heel kort op reageren, want volgens mij heb ik dat aangegeven. We hebben de klimaatafspraken met elkaar ondertekend. Alle sectoren, dus ook de land- en tuinbouw, moeten daaraan een bijdrage leveren. Ik ga niet vooruitlopen op wat daaruit komt. Vanavond is er ook een debat over het klimaatakkoord. We weten allemaal dat de klimaattafels bezig zijn met een verdere verdieping, of een verbeterslag — ik weet niet hoe ik het moet noemen. Maar dat er een opgave ligt, is zeker. Die zal ik ook niet wegschuiven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mevrouw Lodders schetst hier een beeld alsof de boeren en tuinders in Nederland gezond voedsel voor ons allemaal produceren en dat we allemaal zouden verhongeren als ze dat niet zouden doen. Maar een heel belangrijk deel, misschien wel de helft, gaat naar de voedselverwerkende industrie. Aan de andere kant wijzen allerlei experts ons erop, en waarschuwen ze ons ervoor, dat we helemaal niet zo gezond eten en dat we misschien een keuze moeten maken voor inderdaad gezonde groente en gezond fruit, voor plantaardige eiwitten en voor minder voedsel dat eigenlijk geen voedsel is maar gewoon vulling, troep, suiker, met bijvoorbeeld honderd soorten toetjes die we helemaal niet nodig hebben. Is de VVD in elk geval bereid om dat onderscheid te maken, tussen voedsel dat goed voor ons is en voedsel dat je als een soort luxe kunt beschouwen? En dan gaat het eigenlijk om een luxe met nare kantjes, want we worden er niet gezond van.

Mevrouw Lodders (VVD):

Mevrouw Ouwehand heeft goed naar mijn inbreng geluisterd, want ik heb net geschetst dat mensen zich natuurlijk zorgen maken. Maar laten we wel zijn: er wordt voldoende en kwalitatief goed voedsel geproduceerd in Nederland. Een aantal partijen, zeker ook de partij van mevrouw Ouwehand, geeft vaak als antwoord: minder, minder, minder. Minder dieren, minder landbouw en minder keuze voor de consument. Het is niet onze oplossing.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik verzin dit niet zelf. We kunnen de wereld voeden. Dat is een grote opgave. Ik mag aannemen dat de VVD er ook achter staat dat we de honger de wereld uit helpen. Er zijn tal van wetenschappers en onafhankelijke rapporteurs en adviseurs die hebben gezegd: dat gaan we alleen maar halen als we gezonder en plantaardiger gaan eten. Dan moet je dus afscheid nemen van heel veel vlees en heel veel zuivel, en zeker van die zooi die we niet nodig hebben. Mijn vraag is eenvoudig: is de VVD bereid om dat te erkennen? Er liggen natuurlijk prachtige perspectieven die dat voedsel gaan produceren, dus laten we samen kijken naar wat er kan. Maar daar hoort ook de keuze bij dat we het luxe voer, het slechte voedsel, wat minder doen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik word bijna uitgedaagd om hier een debat te hebben over preventie met betrekking tot voedsel. Dat wil ik niet doen, want volgens mij is dat vorige week tijdens de begroting van VWS al aan de orde geweest en het zal in de komende maanden best nog een keer op de agenda staan. In dat debat zal ook naar voren komen dat er veel meer aspecten zijn die kunnen bijdragen als we het hebben over gezondheid en gezonde levensstijl. Dat zijn niet alleen de keuzes die mevrouw Ouwehand maakt. Het is ook niet de keuze die de VVD maakt om allerlei dingen te verbieden of minder te doen.

De heer Moorlag (PvdA):

Het zal mevrouw Lodders wel bekend zijn dat de milieuruimte in Nederland beperkt is. De agrarische ondernemers schuren tegen de randen aan, bijvoorbeeld als het gaat om fosfaat, stikstof en CO2. Zouden we dan in Nederland niet wat selectiever moeten zijn met de landbouw en zeggen: misschien moeten we in sommige bedrijfstakken toch wat gaan krimpen? Ik noem een voorbeeld. Er worden hier 10 miljoen varkens volgestopt met voer dat wordt geïmporteerd. Die gaan levend de grens over. Zou het niet beter zijn dat die 10 miljoen varkens worden gefokt in de landen waar ze naartoe gaan en dat Nederland selectief is op die onderdelen van de sector die echt waarde creëren en waarde toevoegen aan dit land? Daarmee verruimen we de milieuruimte voor de overige boeren. Hoe kijkt mevrouw Lodders daartegen aan?

Mevrouw Lodders (VVD):

Het is een heel bijzondere keuze om te zeggen: dan gaan we het in Nederland maar minder doen. Alsof al die bedrijven die nu dag in, dag uit, week in, week uit werken — 24 uur per dag durf ik haast wel te zeggen als we het even bij de varkenshouderij houden — geen toegevoegde waarde hebben voor de economie in Nederland. Ik heb zonet niet voor niets de cijfers geschetst om dat aan te geven. Het gaat niet alleen om de centen, maar ook om de werkgelegenheid, om de mensen die een baan hebben in die sector of in de verwerking van producten. Het is dus een heel andere, veel bredere, discussie die je zou moeten voeren. Daarbij komt ook dat we het probleem verleggen als we de productie verplaatsen naar de landen om ons heen. Wij hebben met heel veel landen in de wereld het klimaatakkoord in Parijs ondertekend. We staan voor een opgave. Daar loopt de VVD niet voor weg. Wij vinden dat binnen de verschillende sectoren, waar nu ook de tafels zijn, naar oplossingen gezocht moet worden. Daar staan we voor aan de lat en dat zal best een opgave zijn. Maar ik ben er ook van overtuigd dat wij, met alle innovaties en kennis die wij hebben in dit land, op het gebied van de land- en tuinbouw goede stappen kunnen zetten.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik denk dat ik me niet duidelijk genoeg heb uitgedrukt. De suggestie in de beantwoording van mevrouw Lodders is er een om boeren te gebieden om te stoppen met hun activiteiten. Maar we weten gewoon dat heel veel boeren de komende tijd gaan stoppen. We weten dat er geen opvolgers zijn. Zou je dan nu niet de tijd en de gelegenheid moeten nemen om tot een zachte sanering te komen van delen van de agrarische sector? Daarmee zouden we milieuruimte en ontwikkelruimte kunnen creëren voor de ondernemers die heel graag willen doorboeren in dit land.

Mevrouw Lodders (VVD):

Er is sowieso een natuurlijk proces gaande. Boeren die stoppen, verkopen hun bedrijf aan hun buren of aan boeren in de omgeving. Je ziet dat daar al verplaatsing gaande is. Mijn fractie kiest er niet voor om als eerste te kijken naar de omvang van de veestapel. Dat is om de argumenten die ik zojuist bij de eerste interruptie naar voren heb gebracht.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Lodders (VVD):

De VVD-fractie ziet in de landbouwvisie van de minister belangrijke aanknopingspunten om de land- en tuinbouw richting 2030 vorm te geven: niet minder, maar anders. De VVD ziet een kringlooplandbouw waarin gebruik en hergebruik van grondstoffen en reststromen centraal staan. Dichtbij wat kan en regionaal of internationaal wat moet. Een landbouw met meer aandacht voor het bodemleven, zodat mineralen die onttrokken worden voor de productie van voedsel aangevuld kunnen worden. Een landbouw met aandacht voor plantgezondheid en waarin minder gebruik gemaakt wordt van kunstmest, omdat alternatieven uit mest dezelfde of betere resultaten geven. Kringlooplandbouw kenmerkt zich wat ons betreft ook door precisielandbouw waar drones voedingsstoffen en gewasbeschermingsmiddelen op de juiste plek toedienen. Kringlooplandbouw draagt bij aan een verdere reductie van CO2 en fijnstof.

Kringlooplandbouw is niet de landbouw waarin we teruggaan in de tijd. Nee, we gaan juist een stap vooruit, waarbij Nederland met de jonge boeren en de agrarische ondernemers van nu in 2030 nog steeds toonaangevend zal zijn op het gebied van voedselproductie. Zij doen dat op een efficiënte manier met zo veel mogelijk gebruik van eigen grondstoffen en hergebruik van reststromen, en energieneutraal.

Voorzitter. Het is een visie met ambitie. Een visie met ambitie vraagt om lef. Lef om de boeren en tuinders die aan de slag willen, de ruimte te bieden om dat te kunnen doen. Daar heeft mijn fractie nog best wat zorgen over, want op welke manier gaan we de belemmeringen wegnemen waar boeren tegenaan lopen? Of het nu gaat om het gebruik van reststoffen, de inzet van groene kunstmest, of het optimaal kunnen toedienen van dierlijke mest: er zijn vele voorbeelden die een belemmering zijn voor het sluiten van kringlopen, voor het optimaal benutten van dierlijke mest en om een goede bodempraktijk te kunnen voeren. Ik vraag de minister om een uitvoeringsagenda op te stellen waarin staat op welke wijze zij de visie concreet gaat vertalen naar beleid en hoe zij belemmeringen in kaart gaat brengen, hoe zij de onderzoeksinstituten gaat betrekken bij de kennisvragen en hoe zij de boeren en tuinders zelf gaat betrekken bij de te nemen stappen. En misschien de belangrijkste: hoe gaat de minister Brussel bewegen tot meer ruimte voor innovaties die nodig zijn om de kringlopen te sluiten?

De eerste nationale proef zal de herziening van het mestbeleid zijn. De minister heeft dan de gelegenheid om haar ambitie om te zetten in daden. Met name op de nutriëntenkringloop en de bodemvruchtbaarheid zijn grote winsten te boeken. Ik kijk uit naar deze daden.

De heer Futselaar (SP):

Even iets over de landbouwvisie en de visie van de VVD op die visie, zal ik maar zeggen. Ik herken er namelijk ook veel in wat mij bevalt. Een van de dingen die erin staan, is dat het huidige model van productieverhoging en kostprijsverlaging leidt tot schaalvergroting en dat dit eigenlijk niet meer is wat wij willen. Ziet de VVD dat ook zo? In dat geval zie ik een wat ander perspectief dan de partij in het verleden heeft gehad.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik weet niet of dat een andere is dan de partij in het verleden heeft gehad. Het is natuurlijk wel zaak om te kijken of we daadwerkelijk die meerprijs kunnen toevoegen. Ik weet dat daar een aantal belemmeringen voor zijn. Er zit dus echt een aantal hele grote uitdagingen in deze visie. Voor mijn partij is het belangrijkste dat we een aantal stappen snel kunnen zetten. Die zijn er volgens mij: het sluiten van de kringlopen, hergebruik van reststoffen en veel beter gebruik van meststoffen. Dan zijn we al best een eindje op weg. We hebben het dan misschien niet meer over een toevoeging aan de opbrengstenkant, maar misschien eerder over kostenefficiency op zo'n bedrijf. Het is natuurlijk van de gekke — de heer Futselaar kent de voorbeelden ook wel — dat een akkerbouwer die er een pluimveetak naast heeft, de mest van zijn pluimveebedrijf moet afvoeren en vervolgens aan de andere kant de rekeningen staat te betalen van de kunstmest. Dat is natuurlijk heel gek.

De heer Futselaar (SP):

Zeker. Er zijn allemaal maatregelen waarbij we kunnen discussiëren over hoe, wanneer en op welke termijn we die kunnen invoeren. Maar er staat ook wel echt een analyse in de visie waarom het huidige systeem niet houdbaar is. Dan kom ik toch wel op dat principe van: "Marges zijn laag. Wat moet ik doen? Moet ik uitbreiden? Want dan kan ik een nieuwe stal betalen, en een lening bij de bank et cetera." Zo zit je dan in die cyclus waarvan ik vind dat die vrij goed beschreven wordt. Ik vraag niet alleen aan mevrouw Lodders of zij de mogelijke oplossingen ziet, maar ook of zij de onderliggende analyse herkent in die landbouwvisie.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik vind een van de belangrijke punten in die visie dat er een aantal forse belemmeringen in zit, zeker als het gaat om die mestwetgeving. Daarom heb ik die niet voor niets genoemd. Op het moment dat je die kan beslechten, help je de boeren en tuinders ook. Kijk, ik ga niet de woorden van de heer Futselaar een-op-een overnemen, maar natuurlijk liggen daar een aantal uitdagingen.

De heer Futselaar (SP):

Ik vraag mevrouw Lodders niet om mijn woorden over te nemen, maar volgens mij raakten die wel aan wat er in de landbouwvisie staat. Maar goed, ik constateer gewoon dat verschillende mensen behoorlijk verschillende dingen in het document kunnen lezen en dat kan in de toekomst nog weleens een probleem zijn.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat is de reden waarom ik vraag om een uitvoeringsagenda waarin we op korte termijn gewoon wat meer duidelijkheid krijgen over welke richting het op moet gaan, zeker als het gaat om het bepalen van het beleid maar zeker ook als het gaat om het bepalen van de onderzoeksopdrachten. En die zullen ook nodig zijn.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik deel wel een beetje de zorg van mevrouw Lodders over hoe je een visie gaat vertalen in een concrete praktijk. Ze pleit voor een uitvoeringsagenda. Wij hebben bij een aanpalend ministerie, onder regie van een bewindspersoon die ook van VVD-huize is, een heel proces ingericht om allerlei stakeholders bij elkaar te halen, om die partijen uit de schuttersputjes te halen en om te zien dat je gezamenlijk zo'n agenda kunt gaan maken. Dat is het klimaatakkoord in wording. Alle beperkingen die daaraan zitten, komen later vanavond nog aan bod. Maar ziet mevrouw Lodders wel heil en betekenis in zo'n aanpak?

De voorzitter:

Dank u wel. U zei het zelf al: vanavond is er, als het goed is, nog een debat over klimaat. Maar ik geef even mevrouw Lodders het woord om hierop te reageren.

De heer Moorlag (PvdA):

Maar hier gaat het om de kringlooplandbouw, voorzitter. Ik wil daar eenzelfde proces inrichten als voor het klimaatakkoord.

De voorzitter:

Dank u wel. Helder. Mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

De heer Moorlag draait, als ik het goed inschat, vandaag overuren met vanavond nog een debat.

Voorzitter. Ik vind dat we hier eigenlijk een slag sneller kunnen, aangezien er al een visie ligt. Ik denk dat het gewoon heel erg belangrijk is dat we op een redelijke termijn die uitvoeringsagenda moeten hebben en wat mij betreft is dat ergens begin volgend jaar. Daarin moet staan welke stappen we gaan zetten. Op het moment dat we over zouden gaan tot een kringloopakkoord of een landbouwakkoord — de heer Moorlag heeft er al eerder voor gepleit — zijn we, denk ik, zo weer een jaar kwijt en dat zou ik zonde vinden. Volgens mij is dat ook niet nodig.

Voorzitter. Een ander punt waar ik bij stil wil staan, is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Mijn fractie maakt zich al langere tijd zorgen over deze organisatie en we hebben al vaker een aantal hardnekkige problemen geconstateerd. Soms had dat ernstige gevolgen: onvoldoende doorpakken bij geconstateerde tekortkomingen en geen enkele prikkel om de kosten van de organisatie laag te houden en om daarmee de kosten een-op-een door te berekenen aan het bedrijfsleven. Daarnaast maken wij ons ook zorgen over de risicobeoordeling die moet leiden tot risicogericht toezicht. Bij nieuwe producten — ik denk dan bijvoorbeeld aan insecten voor humane en dierlijke consumptie — duurt het vaak érg lang voordat duidelijk is aan welke voorwaarden voldaan moet worden. En het is niet duidelijk in hoeverre het risicogericht toezicht deze nieuwe producten in beeld heeft.

Voorzitter. Het BuRO — dat staat voor Bureau Risicobeoordeling & onderzoek — is een onafhankelijk onderdeel van de NVWA dat gevraagd en ongevraagd advies uitbrengt over de risico's voor de voedselveiligheid, productveiligheid, plant- en diergezondheid, dierenwelzijn en natuur. Hiermee heeft dit bureau invloed op het beleid. Het werkt ook beleidsregels uit. Mijn fractie is van mening dat het maken van beleid en het uitwerken van beleidsregels niet thuishoort bij de NVWA. Wat de VVD betreft hoort dat thuis bij de verschillende vakministeries. De NVWA dient zich bezig te houden met het toezicht, conform de regels die het ministerie stelt. Mijn fractie realiseert zich dat dit een behoorlijke koerswijziging is, maar wij zien voldoende aanknopingspunten om deze koerswijziging in te zetten. Graag hoor ik van de minister of zij deze signalen herkent en deelt en, zo niet, welke argumenten zij heeft om het maken van beleid en het uitwerken van beleidsregels wel te laten plaatsvinden door de NVWA. Ik kom hier in tweede termijn zeker op terug.

Voorzitter. Ik noemde al de kosten van de NVWA die doorgerekend worden aan het bedrijfsleven. Ook hiervoor heeft mijn fractie al meerdere keren, bij verschillende bewindspersonen, aandacht gevraagd. De NVWA heeft door haar kostenstructuur en het systeem van doorrekenen van de kosten aan het bedrijfsleven geen enkele prikkel om de kosten laag te houden. We hebben dat recent nog gezien bij het voorstel van de fusie van twee laboratoria, waarbij de structurele kosten omhoog zouden gaan. De minister heeft bij een eerder debat toegezegd dat die kosten niet doorgerekend zouden worden aan het bedrijfsleven, maar het is voor het bedrijfsleven en voor ons als Kamer niet mogelijk om dat te controleren. Mijn fractie is op zoek naar een instrument of een prikkel die ervoor zorgt dat de NVWA haar kosten zelf ook laag wil houden. Kan de minister daarop ingaan? Ook hierop overweeg ik in tweede termijn terug te komen, dan wel een motie in te dienen.

Tot slot, voorzitter — ik zie de rode letters dat ik moet afronden — zou ik de minister willen vragen om een actuele stand van zaken in het fosfaatdossier. Kan de minister aangeven hoe het staat met de afwikkeling van de bezwaren en de ontwikkelingen rondom het vleesvee? Een reactie op het artikel uit V-focus is al gevraagd door de heer Madlener, maar ik zou met name willen vragen of de minister wil ingaan op de zorg die daarin naar voren wordt gebracht over de opfok en export.

Voorzitter, wat mij betreft dank, en nogmaals — ik begon ermee — dank aan de boeren die iedere dag weer, het jaar rond, voor ons eten zorgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is wel nog een interruptie van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb even tot het einde van het betoog gewacht, want ik had eigenlijk verwacht dat de VVD zou ingaan op twee punten waarvoor ze zich altijd sterk maakt, namelijk: "afspraak is afspraak" en "we gaan niet zomaar belastinggeld uitgeven". Daarover heb ik twee vragen. De eerste gaat over de warme sanering van de varkenshouderij. Daar gaat 200 miljoen belastinggeld heen en ik mis de analyse. Heeft de VVD enig idee hoe het zo is gekomen dat het nu nodig is om in die gebieden te saneren? De tweede gaat over "afspraak is afspraak". Eind 2018 moet de biggensterfte in de varkenshouderij zijn teruggedrongen tot 10,5%. We zijn bijna eind 2018. Ik heb niet de indruk dat ze er zijn. Welke conclusie gaat de VVD eraan verbinden als dit doel niet is gehaald?

Mevrouw Lodders (VVD):

Allereerst de warme sanering. Over dat traject hebben we al langer met elkaar gesproken. In het regeerakkoord is deze afspraak gemaakt. Ik denk dat mevrouw Ouwehand vooral heel erg blij moet zijn dat daar geld voor beschikbaar is. Ik denk dat mevrouw Ouwehand dat graag anders had willen inzetten. Er kan een analyse aan ten grondslag liggen dat we nu deze stap zetten, maar het feit is dat we hiermee aan de slag gaan. Wat betreft de biggensterfte: ik denk dat het niet zo eenvoudig is als werd geschetst, alsof we aan een knop kunnen draaien om dat bij te stellen. Ik denk dat alles op alles gezet moet worden om te proberen om dat streefcijfer te halen, maar het is wat mij betreft iets te gemakkelijk. Ik haal dan ook een ander voorbeeld aan, het terugdringen van het aantal stalbranden. Dat zouden we ook graag zien met z'n allen, denk ik. Maar ook daarvoor is, zou ik in ieder geval aan mevrouw Ouwehand willen meegeven, een grondige analyse nodig van de oorzaak. Ook daarbij kunnen we niet zomaar aan een knop draaien. U mag de vraag stellen, maar ik ga me hier niet verbinden aan een uitspraak over wat we doen als het niet gehaald wordt. Het belangrijkste voor mijn fractie is dat de inspanning geleverd wordt, en dat zie ik in ieder geval in de sector.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Eerst even over het punt van de biggensterfte. Ik wil de VVD eraan herinneren dat de nota van het tweede paarse kabinet is geschreven door de heer De Groot, of minister Brinkhorst, maar de VVD zat daarin. Zij zat in dat kabinet. De VVD was toen voorstander van een beleid dat het ongewenst is om door te fokken op kenmerken die leiden tot welzijnsgebreken en zei dat we dat zouden gaan stoppen. Hét probleem van de biggensterfte is dat er is doorgefokt op te grote worpen. De sector heeft tien jaar de tijd gehad om dat terug te brengen. Zegt de VVD nu echt: wat we toen steunden onder Paars II vergeten we, en zelfs na tien jaar vrijblijvende pogingen van de sector verbinden wij er nog geen enkele conclusie aan als we het doel niet halen?

Mevrouw Lodders (VVD):

Mevrouw Ouwehand suggereert hier dat dit aan de knop draaien is. Boeren werken met levend vee. Ik zie dat er inspanningen gepleegd worden. Volgens mij moeten we dat vooral heel erg waarderen. Tegelijkertijd zetten we in op dierenwelzijn. We hebben daar met elkaar regelmatig debatten over. De eisen worden ook aangescherpt. Maar nogmaals, het is niet een knop waar je zomaar aan kunt draaien.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mijn vraag is toch wat er gebeurd is met de VVD. Ik heb hier een brief voor me van minister Van Aartsen. Die zei in 1996: "Hartstikke leuk, er is een plan van aanpak van LTO. Ik zie een jaar later geen verbetering: huppekee, doorpakken. Binnen een jaar resultaten, anders komen er gewoon wettelijke maatregelen." Dát was de VVD toen. Nu zegt mevrouw Lodders dat de VVD nu is: tien jaar lang creperende biggetjes en als het niet gelukt is om dat ietsje terug te dringen, vinden we nog steeds niet dat we kunnen ingrijpen. En bedankt ...

Mijn tweede vraag gaat over de sanering van de varkenshouderij. Ik zou toch heel graag die analyse willen. De Partij voor de Dieren heeft steeds gezegd dat nieuwe vergunningen niet handig zijn. Nu moet er 200 miljoen naar die sanering, maar is er geen analyse hoe die situatie uit de hand heeft kunnen lopen en is er dus ook geen garantie dat het niet nog een keer gebeurt. Is de VVD bereid om in elk geval die analyse te vragen aan de minister?

Mevrouw Lodders (VVD):

Gezien deze vraag zal mevrouw Ouwehand die analyse zéker vragen. Dus daar wacht ik dan het antwoord maar eens op af. De reden dat we deze stap hebben gezet? Ik zou zeggen in de richting van mevrouw Ouwehand: tel je winst.

Wat betreft het creperen van biggetjes en dergelijke: dat is een beeld dat ik echt niet overneem van mevrouw Ouwehand. Er wordt heel zorgvuldig omgegaan met onze dieren in de veehouderij. Dat is misschien niet de manier waarop mevrouw Ouwehand het graag zou zien, maar ik wil echt afstand nemen van het beeld dat hier neergezet wordt, alsof varkens machines zijn en biggetjes liggen te creperen. Echt, integendeel. Aan dat beeld doe ik niet mee.

De voorzitter:

Dank u wel. Uw zesde vraag, mevrouw Ouwehand. Ga uw gang.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Je kan wel zeggen dat je er niet aan meedoet, maar kan mevrouw Lodders dan hier misschien even schetsen hoe die biggetjes daar sterven? Kan zij bevestigen dat dieren worden doodgeslagen tegen de muur? Vindt zij dat dan een humane manier van het laten doodgaan van weerloze dieren? Mevrouw Lodders kan toch wel bevestigen dat er geen dierenarts komt om een biggetje dat het niet gaat halen, pijnloos uit zijn lijden te verlossen? Als dat wel zo is, moet zij daar de bewijzen voor overleggen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik neem afstand van het feit dat veehouders allemaal maar biggetjes doodslaan tegen muren. Als dat zo is, is dat overigens onacceptabel en moeten we daarop ingrijpen. Dus als dat geconstateerd wordt: aanpakken, die handel. Maar hier het beeld creëren dat iedere veeboer op die manier zijn werk doet, daarmee doen wij echt al die mensen meer dan tekort die met hart en ziel, 7 dagen in de week, 24 uur per dag en het jaar rond bezig zijn met hun vee. Daar doe ik dus niet aan mee.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Futselaar was iets eerder bij de interruptiemicrofoon, maar ik heb het idee dat de heer Graus er al helemaal klaar voor is. Ik begrijp nu dat de heer Futselaar een ander punt heeft. Dan geef ik het woord aan de heer Graus.

De heer Graus (PVV):

Mevrouw Lodders zei net dat zij niet bekend is met de oorzaak van stalbranden. Maar de Partij voor de Dieren en de PVV proberen al sinds 2010, en zelfs eerder, om dat dossier op de agenda te zetten. Die branden worden heel vaak veroorzaakt door knaagbranden, door pest- en plaagdieren en ook heel vaak door niet deugende elektriciteit en dat soort dingen, of doordat een warmtelamp in de fik vliegt. Begrijp ik het goed dat mevrouw Lodders, die toch, denk ik, al acht jaar woordvoerder LNV is, niet weet waar een stalbrand vandaan komt?

Mevrouw Lodders (VVD):

Zeker wel. Volgens mij hebben we ook daar in het regeerakkoord gelukkig een aantal voorstellen voor gedaan waar we mee aan de slag moeten, want de analyse van de heer Graus is terecht. Ongediertebestrijding is een van de dingen waar we in achterlopen, want boeren mogen zelf niet meer aan ongediertebestrijding doen in en rondom de stallen. Ik denk dat dat een hele belangrijke oorzaak is. Daar moeten we iets mee doen. In de stallen van 20, 30, 40 jaar geleden zag je veel minder automatisering. Dus dat er in het kader van de automatisering een keer kortsluiting ontstaat, is denk ik een gevolg van de ontwikkeling van de veehouderij. Ik ben daar niet blij mee, want ik krijg ook pijn in mijn buik als ik de beelden zie. In de interruptie gaf ik aan dat er af en toe wordt gesuggereerd dat het een kwestie is van aan de knop draaien en dat we daarmee het aantal stalbranden kunnen verminderen. Ik denk dat het niet zo gemakkelijk op te lossen is. We moeten wel alle energie daarop inzetten.

De heer Graus (PVV):

Omdat het zal blijven voorkomen zolang de homo sapiens bestaat, zullen we dierenmishandeling en ook stalbranden hebben, wat niet altijd direct door moedwillige dierenmishandeling gebeurt. Wil mevrouw Lodders mij dan in ieder geval steunen dat het vluchtprogramma, het Stable Safe-systeem waardoor dieren kunnen vluchten bij een brand, in de praktijk wordt getest? Dat wil mevrouw Lodders ook niet en dat begrijp ik niet. "Preventie als beste biocide" zijn de woorden van dr. Weijman, onze pest- en plaagdierdeskundige, de beste van heel Europa. Hij zegt: je kan het voor zijn. Dan hoef je niet zo veel dieren te doden, ook pest- en plaagdieren niet.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ja, je kan het voor zijn. Preventie is altijd heel erg goed, dus daar zal je altijd op in moeten zetten. Ik denk dat de heer Graus net zo vaak als ik stallen bezoekt. Hij weet ook dat de rommel, het voer, voerresten en dergelijke ongedierte aantrekken. Op het moment dat ze er eenmaal zijn, moet je als boer wel de handvatten hebben om ze te kunnen bestrijden, want anders krijg je echt deze problemen.

Dan het tweede punt, het systeem waar de heer Graus wel vaker voor gepleit heeft. Volgens mij zijn er een aantal proefopstellingen geweest. Ik vind dat het echt aan de stalbouwers is om een proefopstelling neer te zetten. Overigens — dat debat hebben we ook vaker gehad — is het niet zo dat dieren wegvluchten van de vlammenzee. Ik heb zelf van wat dichterbij de ellende mee mogen maken dat dieren de vlammen in vluchtten. Dat hoeven we hier niet te bespreken, want dat is weer een heel ander onderwerp. Maar ook dat is dus niet zo eenvoudig, zeg ik tegen de heer Graus.

De heer Futselaar (SP):

En dat verschilt weer per diersoort.

Ik heb even de opmerking van mevrouw Lodders op mij in laten werken over beleidsregels bij de NVWA en dat de NVWA die niet zelf zou moeten maken. Ik zou daar toch een toelichting op willen vragen, niet omdat ik het er niet mee eens ben, maar omdat ik het nog niet helemaal bevat. Moet ik mij voorstellen dat het zover gaat dat een controleur van de NVWA die een stal inloopt uitsluitend zou mogen handhaven op wat op de centimeter af nauwkeurig is vastgelegd in wetgeving die wij hier maken? Want dan hebben wij nog wel wat te doen in het produceren van regels. Of bedoelt mevrouw Lodders het alleen op een ander niveau? Ik worstel een beetje met wat zij wil zeggen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ben heel blij met deze vraag van de heer Futselaar. Het moge duidelijk zijn dat het een koerswijziging is en ook eentje die je niet van vandaag op morgen gerealiseerd hebt. Dat is precies wat het moeilijk maakt. Je ziet nu dat de NVWA zelf beleid en beleidsregels uitwerkt. Ik noemde heel kort het voorbeeld dat we nieuwe bedrijvigheid in Nederland krijgen. Mensen produceren insecten voor humane consumptie die ze eventueel willen exporteren. Ik heb met een aantal ondernemers gesproken. Die lopen al tweeënhalf jaar te wachten op duidelijke wet- en regelgeving die bij de NVWA vandaan moet komen en waar de NVWA op gaat controleren. Als het gaat om humane consumptie, vind ik dat dat echt thuishoort bij VWS. Gaat het om diervoeding, dan hoort het thuis bij LNV. Als we kijken naar het aantal discussies: we hebben het heel recent over het chloormiddel gehad. Volgens mij was het de heer Futselaar die daar vragen over heeft gesteld. Ook daar vind ik dat er in de hele casus veel te veel bij de NVWA ligt: adviesvragen, wel overnemen, niet overnemen. Nee, bij dat soort middelen wil ik gewoon een duidelijke uitleg van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, met name de Volksgezondheidtak. Zij moeten aangeven wat wel en niet kan. Adviezen van bijvoorbeeld het RIVM legden ze naast zich neer en er werd een andere invalshoek gekozen. Dat duurt te lang. Dat hoort echt bij de vakministeries thuis. Dus dat ik was ik bedoel. Tuurlijk loop je dan altijd in de praktijk, bij controles, aan tegen "hé, kan dit wel, kan dit niet?" Ja, je wil het ook praktisch geregeld hebben, maar uitwerken van beleid en uitwerken van beleidsregels vind ik thuishoren bij de vakministeries.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft door alle interrupties bijna 45 minuten gesproken, dus knap volgehouden. Dan geef ik heel graag het woord aan de heer Weverling van de VVD. Ik stel voor dat we na zijn inbreng even schorsen voor de dinerpauze.

Gaat uw gang.

De heer Weverling (VVD):

Dank u, voorzitter. Zoals mijn collega Lodders al zei, mogen we trots zijn op onze boeren, tuinders en vissers. Zij zorgen ervoor dat we elke dag te eten hebben. Zonder de vissers op de Noordzee geen visje in de pan, zonder de tuinders in het Westland geen tomaat in je salade en zonder de veehouders in Friesland geen stukje vlees op je boterham. Ook al zorgen deze groepen voor diverse producten, één ding hebben ze gemeen: hun inzet voor een steeds innovatievere sector. Innovatie zit in de genen van alle Nederlandse boeren, tuinders en vissers. Ruimte voor innovatie moet door overheden worden gestimuleerd en niet worden tegengewerkt. Aan het kabinet dus ook de opdracht om hiervoor de juiste situatie te creëren, zowel in ons eigen land als in Europa. Want hoe frustrerend is het voor ondernemers dat ze worden tegengewerkt door Europese regelgeving? Bovendien belemmert het de duurzame vooruitgang van sectoren en daarmee ook van de maatschappij.

Voorzitter. Tot zover enkele inleidende woorden. Ik ga een aantal belangrijke aandachtsgebieden af.

De Nederlandse tuinbouw is wereldwijd toonaangevend en geroemd vanwege haar gesloten, duurzame en circulaire teeltsysteem. Niet voor niets vroeg de VVD vorig jaar aandacht voor de innovatieve Nederlandse greenports. Dit zijn de gebiedsclusters van de Nederlandse tuinbouwsector. Deze sector biedt oplossingen voor mondiale uitdagingen en stelt de vraag centraal waar we over enkele decennia willen staan. Om de belangrijke rol die ze nu hebben de komende jaren vast te houden, zal er moeten worden ingezet op nieuwe methoden, zoals een duurzame warmte- en CO2-voorziening en het benutten van geothermie oftewel aardwarmte. Ook de verdere modernisering van het teeltareaal, het werken aan biobased oplossingen, het werken met weerbare gewassen en gezonde planten en de circulaire economie zijn van groot belang voor een duurzame en innovatieve ontwikkeling van de greenportclusters. Naar aanleiding van onze greenportmotie heeft de minister onlangs de Kamer geschreven dat zij proactief werkt aan een tuinbouwakkoord, een uitvoeringsagenda en verschillende gesprekstafels. Wij zijn daar blij mee en danken de minister dan ook voor deze aanpak. Kan de minister aangeven op welke termijn zij denkt een tuinbouwakkoord te kunnen sluiten?

Voorzitter. De land- en tuinbouw is niets zonder de innovatieve Nederlandse zaadveredelingssector. De zaadveredelaars hebben te maken met belemmerende regelgeving door een uitspraak van het Europese Hof. Om de zaadveredelingssector succesvol te houden, maar belangrijker nog, om te komen tot een meer circulaire landbouw, is het van belang dat het kabinet zich zal inzetten om nieuwe methoden, zoals CRISPR-Cas9, buiten de ggo-regulering te houden. Ons voedselsysteem is afhankelijk van de juiste regelgeving en het duurt normaal gesproken al jaren voordat er een nieuw ras kan worden geïntroduceerd. De eerste stap is dus om urgentie te creëren in Brussel en bij andere lidstaten. Vanmorgen in de Volkskrant sprak de minister zich positief uit over de toekomst van CRISPR-Cas. Ik zou de minister willen uitnodigen om ook haar standpunt hier in eerste termijn met onze Kamer te delen en tegelijkertijd aan ons uit te leggen hoe zij in Brussel denkt voor elkaar te krijgen dat de CRISPR-Cas-technologie alsnog doorgevoerd gaat worden en wij niet op achterstand komen. Hoe denkt de minister dit aan te pakken in Brussel?

De uitspraak van het Europese Hof is ook schadelijk voor ons vestigingsklimaat. Nederland is van oudsher een land met veel zaadveredelingsbedrijven en dus veel kennis hierover. Kan de minister toelichten of zij signalen heeft ontvangen van bedrijven in deze sector die Nederland of de EU zouden willen verlaten vanwege deze uitspraak en, zo ja, wat kan zij daar dan aan doen?

Voorzitter. Nieuwe, verbeterde plantenrassen zijn belangrijk voor de voedselzekerheid. Het kwekersrecht is van belang voor het ontwikkelen van nieuwe plantenrassen. Ook kennisdeling is hier van groot belang. In haar brief over kwekersrecht van vorige week schrijft de minister hierover: "De afgelopen jaren is de financiering van deze additionele taken onder druk komen te staan. (...) tussen de partijen zal ik conform het advies van de Auditdienst Rijk de financiën met ingang van 2019 weer op voldoende niveau brengen." Einde citaat. Ik heb het iets ingekort, zoals u merkt. Kan de minister toelichten wat zij bedoelt met "op voldoende niveau brengen" van die financiën?

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):

Ik ga even een eindje terug naar CRISPR-Cas9 en het interview. De heer Weverling vroeg de minister om dat in eerste termijn toe te lichten. Ik zou eigenlijk met klem willen vragen om dat niet te doen. Ik hou er namelijk niet van om nieuws uit de krant te moeten lezen. Ik stel voor dat we met z'n allen wachten op een fatsoenlijke beleidsbrief en dat we er dan over praten.

De heer Weverling (VVD):

Voorzitter. Graag wil ik ingaan op een andere grote opgave voor de toekomst.

De voorzitter:

U gaat over uw eigen woorden. U vervolgt uw betoog.

De heer Weverling (VVD):

Sorry. Ik vervolg mijn betoog, want ik zag het meer als een punt van orde van de heer Futselaar. Excuus.

Ik ga graag in op de groene steden. De combinatie van bebouwing en groen, vooral in stedelijke gebieden, is van groot belang. Door de klimaatverandering wordt het warmer en natter in steden. Dat vraagt om slimme oplossingen. Bovendien zorgt groen voor zuurstof, verkoeling, en waterbuffering, en stimuleert het biodiversiteit. Daarnaast is groen goed voor het welzijn en de gezondheid van mensen. Is de minister bereid om met andere ministeries, provincies, gemeenten en misschien zelfs waterschappen in gesprek te gaan over het vergroenen van steden en dorpen? Ook kan het vergroenen van steden een rol spelen in het stimuleren van voedselproductie dichter bij de burger. De VVD wil daarom verder inzetten op het concept "feeding and greening the cities". Is de minister bereid om in het kader van onze internationaliseringsstrategie samen met haar collega voor Buitenlandse Handel te bekijken welke mogelijkheden er zijn om dit concept wereldwijd aan de man te brengen?

In dit kader is de wereldtuinbouwtentoonstelling Floriade 2022 in Almere een mooi moment om het concept "feeding and greening the cities" te markeren en te werken aan voorbeeldprojecten. Optimale samenwerking tussen rijksoverheid en gemeenten is hierbij van groot belang. Bij de Floriade komt dit allemaal samen. Bovendien blijft het ook na de expo een permanente groene stad van de toekomst. De VVD is dan ook blij dat er gisteren een brief kwam waarin er werk wordt gemaakt van de samenwerking met Almere. De VVD blijft graag op de hoogte van de toekomstige samenwerking van het ministerie met de organisatie van de World Expo Floriade. Ik heb drie vragen hierover aan de minister. Kan zij mondeling toelichten waaruit haar afspraak met Almere precies bestaat? Wanneer is de Floriade in Almere ook voor het kabinet geslaagd? Zij moeten er niet alleen voor staan; wanneer is ook het kabinet tevreden over die expo in 2022? En kan de minister toezeggen de Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van de innovatieve projecten en de daaraan gekoppelde financiën, zodat wij dat kunnen monitoren?

Voorzitter. Dan nog een onderwerp over groen en natuur. Tijdens het AO Natuur dit jaar heb ik gevraagd om een plan van aanpak om de groene boa's in de Nederlandse natuurgebieden beter in positie te brengen. Door toenemende recreatieve druk, maar belangrijker nog, door toenemende criminaliteit in natuurgebieden komen zij ogen en oren tekort. Het gisteren toegestuurde plan van aanpak is een goede aanzet, maar wat ons betreft verre van volledig. Wat mij betreft is het nog een concept en gaat de minister met de natuurorganisaties praten om de groene boa's de erkenning te geven die zij verdienen. Groene boa's hebben te maken met onderbezetting, te grote afstand tot de politie en te weinig goede communicatiemiddelen. Er is behoefte aan meer capaciteit, meer opleidingsbudget en een betere uitrusting. Ook gaat het om de principiële vraag wie verantwoordelijk is voor toezicht en handhaving in natuurgebieden. Zijn dat de grondeigenaren en natuurbeheerders of is dat de overheid? En wie betaalt de opruimkosten? Het kan toch niet zo zijn dat natuurorganisaties dit zelf moeten betalen? Is de minister bereid om tot een plan van aanpak te komen dat ook echt samen met de natuurorganisaties is opgesteld?

De heer Graus (PVV):

Wat die groene boa's betreft: een boa is niet meer van deze tijd en ook niet meer opgewassen tegen de groeiende criminaliteit. We hebben hier in de Staten-Generaal een hoorzitting gehad waaruit bleek dat in Brabant de groene boa's en ook de dierenpolitie het niet meer redden. Ze hebben daar zelfs arrestatieteams moeten inzetten tegen de georganiseerde zware criminaliteit en de stroperij in de bossen en velden. Mijn vraag aan mijn collega Weverling is dus waarom hij ons niet steunt wat betreft de dierenpolitie.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Weverling.

De heer Graus (PVV):

Een boa is daar niet tegen opgewassen. Zij hebben geen politionele of strafrechtelijke bevoegdheden. Zij hebben niet de juiste bewapening. Die mensen kun je niet inzetten tegen de georganiseerde zware misdaad.

De voorzitter:

Dank u wel. Uw vraag is helder.

De heer Weverling (VVD):

Groene boa's inzetten gaat wat ons betreft veel verder dan de dierenpolitie. Ik ben met beiden mee geweest. Met de dierenpolitie was dat voor de zomer. Zij doen zeer indrukwekkend werk en komen ook echt bij de mensen thuis. De groene boa's zijn veelal in dienst van natuurorganisaties. Ze zijn de ogen en oren in de natuurgebieden. Dat is toch echt iets anders dan de dierenpolitie. Maar beiden zijn gewoon heel belangrijk.

De heer Graus (PVV):

Dat is echt onzin. Sorry, maar ik heb de convenanten mede opgesteld met meneer Opstelten. Toen de dierenpolitie er kwam, hebben wij een memo geschreven. In het convenant staat dat de dierenpolitie zich met alle dieren mag bemoeien: wilde dieren, landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren. Het is echt onzin wat hier wordt gezegd. Een groene boa is niet opgewassen tegen de groeiende criminaliteit en ook niet tegen stroperij. Daar zijn boa's niet tegen opgewassen, daar hebben ze niet de juiste bevoegdheden voor en daar hebben ze niet de juiste bewapening voor. Kom op, meneer Weverling, wees eens volwassen hierin en steun ons alstublieft.

De voorzitter:

Meneer Weverling. Het is een herhaling, maar goed.

De heer Weverling (VVD):

Het gaat ook over afvaldumping van xtc. Het gaat ook over zedenzaken. Voor mijn gevoel is de groene boa daar niet de enige partij in, maar zeker ook niet de dierenpolitie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Een mooi pleidooi van de heer Weverling over groen in de stad en over meer biodiversiteit. Daar gaat het uiteindelijk om. Groen in de stad is ook belangrijk voor de recreatie, voor schone lucht. Mag ik de VVD-fractie zo begrijpen dat zij nu ook voorstander is van natuurinclusief bouwen?

De heer Weverling (VVD):

Ik weet niet welke definitie mevrouw Dik-Faber daar precies aan hangt, maar natuurinclusief bouwen lijkt mij een goed uitgangspunt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat vind ik echt fantastisch om te horen. Natuurinclusief bouwen gaat over het zodanig ontwerpen van je nieuwbouwwoningen of renovaties dat ook bijvoorbeeld vleermuizen een plekje kunnen krijgen, of andere bijzondere dieren. Die kunnen soms onder druk staan door de gebouwde omgeving. Ik ben dus gewoon heel blij met deze woorden van de heer Weverling en ik omarm de nieuwe koers van de VVD-fractie.

De voorzitter:

Laten we kijken of de heer Weverling zich herkent in de definitie die nu wordt uitgesproken.

De heer Weverling (VVD):

Nou, ik weet uit mijn tijd als wethouder nog dat vleermuizenkolonies voorkwamen dat door woningcorporaties woningen gesloopt konden worden en er nieuwbouw gepleegd kon worden, omdat die vleermuizen er zaten. Daar ben ik dus toch iets kritischer op. Maar ik snap uiteraard uw interpretatie. Wat ons betreft moeten er slimme oplossingen komen. We moeten groen in de steden juist ook stimuleren. We hebben heel veel groen buiten de steden, maar binnen de steden is dat ook van belang, zeker met het veranderende klimaat.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

De heer Weverling (VVD):

Zeker, voorzitter. Ik ga door naar de visserij. Ondanks het feit dat ook de Nederlandse visserijsector erg innovatief te werk gaat, is de sector in een complexe situatie terechtgekomen. Dit heeft grote effecten op de vissers en hun families. De VVD is van mening dat het kabinet alles op alles moet zetten om een verbod op de pulsvisserij te voorkomen, de aanlandplicht te versoepelen zodat overtollige bijvangst bijvoorbeeld niet met rode verf overgoten hoeft te worden, en om ervoor te zorgen dat bij het plaatsen van windmolens in de Noordzee nadrukkelijk rekening gehouden wordt met de belangen van vissers en dat gekeken wordt naar multifunctioneel gebruik van deze windmolenparken. Heeft het ministerie van LNV voldoende positie bij de discussie over de windmolenparken op zee? Dat is mijn vraag aan de minister. Is de minister van mening dat er voldoende wordt gedaan om de belangen van de vissers en de natuur te borgen?

Voorzitter. Er is sprake van onderbenutting door de Nederlandse visserijsector van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij, het EFMZV. Dat is ook geconstateerd door de Algemene Rekenkamer. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat het EFMZV aantrekkelijker wordt voor de sector om gebruik van te maken? En kan het ministerie ondersteuning bieden aan de sector, zodat er meer geld beschikbaar komt voor innovatieve projecten voor de visserij?

Tot slot nog het punt van de op 4 juli 2017 breed aangenomen motie-Weverling c.s., waarin wordt geconstateerd dat er verbeteringen mogelijk zijn in het informatieproces van begrotingen en jaarverslagen van het ministerie naar de Kamer. Wij beogen met die motie meer informatie te krijgen over de voortgang van beleid en beleidswijzigingen, en inzichtelijker te maken wat de relatie is tussen de doelstellingen, prestaties en middelen van beleid en de effecten van gevoerd beleid. Voor de begroting van 2019 was dit nog niet mogelijk. Kan de minister toezeggen om hier voor de begroting van 2020 wel aandacht voor te hebben en te gaan werken met prestatie-indicatoren?

Voorzitter. De plenaire zaal van de Tweede Kamer, de kas, visserskotters en de boerenstal lijken op het eerste gezicht ver van elkaar verwijderd. Maar als je er goed over nadenkt staan ze toch heel dicht bij elkaar. Wij, hier, hebben de kans om onze boeren, tuinders en vissers de tools te geven die ze nodig hebben om steeds verder te innoveren, om zo een antwoord te kunnen geven op mondiale uitdagingen. Daar staat de VVD voor en we zullen voor deze groepen dan ook blijven strijden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik zie een interruptie van de heer Moorlag. Gaat uw gang.

De heer Moorlag (PvdA):

Waar het in die motie in de kern om gaat, is dat dat belastinggeld doelmatig en effectief wordt besteed en dat dat ook transparant is voor de Kamer. Op dit beleidsterrein beslaan de fiscale faciliteiten ongeveer het dubbele van het budget van de begroting. Is de heer Weverling met mij van mening dat we ook wat meer zicht zouden moeten krijgen op de effectiviteit en doelmatigheid van die fiscale faciliteiten, ook in het licht van het feit dat er een beleidswijziging bij LNV komt, in die zin dat het concept van kringlooplandbouw uitgerold moet gaan worden in de komende jaren?

De heer Weverling (VVD):

Voorzitter. Wat wij destijds beoogd hadden, had ook nog te maken met het ministerie van EZK. Dat is nu opgesplitst. Waar het om gaat is de indeling van onder andere de begroting, maar met name de prestatie-indicatoren. Volgens mij is er een soort indicator dat het aantal leden van een natuurorganisatie een soort meetpunt is of het wel of niet goed gaat. Dat zou ik eens tegen het licht gehouden willen hebben, want dat voelt een beetje als een zwakke indicator om te weten of je natuurbeleid bijvoorbeeld goed is te definiëren.

De heer Moorlag (PvdA):

Mevrouw Lodders van de VVD-fractie pleitte zo-even voor een uitvoeringsagenda voor de kringlooplandbouw. Zou het dan ook niet dienstig zijn dat je niet alleen de middelen die je er rechtstreeks aan besteedt maar ook de fiscale faciliteiten gaat beoordelen aan de hand van prestatie-indicatoren voor zo'n uitvoeringsagenda voor de kringlooplandbouw?

De heer Weverling (VVD):

Mijn collega Lodders heeft hiervoor heel uitgebreid verteld over onze visie op kringlooplandbouw. Die vraag had daar heel goed bij gepast. Zij is ook de belastingwoordvoerder. Ik denk dat die vraag ook heel goed bij dat debat zou passen, meneer Moorlag.

De voorzitter:

Dank u wel. Wij gaan nu even schorsen voor het diner. Ik stel voor dat wij om 19.50 uur verdergaan met het debat. Dan beginnen we met GroenLinks.

De vergadering wordt van 19.03 uur tot 19.54 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is nog steeds de begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Er zijn al een aantal leden geweest en ik geef nu allereerst het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. In mijn eerste week als Tweede Kamerlid, vlak voor de zomer, schreef ik op Twitter: GroenLinks wil de partner zijn van boeren die willen verduurzamen. Ik was blij verrast door de vele boeren die mij naar aanleiding van deze tweet uitnodigden op hun boerderij. Tijdens het reces bezocht ik daarom heel wat boeren. Geen boer was hetzelfde. Ik was bij akkerbouwers en veehouders en bij oude en jonge boeren, en ik reisde van Brabant naar het uiterste noorden van Nederland, Schiermonnikoog. De boeren lieten mij trots hun bedrijf zien, spraken over hun liefde voor hun vak en lieten zien wat zij dachten dat goed was voor hun bedrijf en de samenleving. Eén ding zeiden ze allemaal: we willen weten waar we aan toe zijn. Het landbouwbeleid van de afgelopen jaren was weinig consistent. Opeenvolgende ministers en staatssecretarissen stortten beleid uit over de boeren, maar weinigen wisten waar ze aan toe waren. De melkquota werden afgeschaft, er was een Actieplan Vitalisering Varkenshouderij, onder voorzitterschap van Ed Nijpels schreef een SER-commissie een rapport over de duurzame veehouderij, dat door dit kabinet in een la werd gestopt, en er werden fosfaatrechten geïntroduceerd. En de boeren, zij gingen door met boeren.

Er is nog iets wat de boeren allemaal zeiden toen ik ze bezocht: we willen gewaardeerd worden. De voedselschandalen die zich voordeden in de afgelopen jaren deden de boeren geen goed. Q-koorts, de insectensterfte, fipronil, elke week een nieuwe stalbrand en mestfraude: de boer had slechte pers. Eén boer die ik sprak, zei: ik hoef niet meer koeien, ik ben blij met wat ik heb en ik geniet het allermeest van de wandelaars die mij complimenteren met de vele grutto's op mijn land.

Hier in de Kamer verliep het debat langs voorspelbare lijnen, met CDA en VVD aan de ene kant van het spectrum, betogend dat zij het beste met de boer voorhadden, en de Partij voor de Dieren aan de andere kant. Reikhalzend keek iedereen uit naar de visie van minister Schouten. Waardevol en Verbonden, had zij die visie genoemd. De banken reageerden positief, Natuurmonumenten was blij met de visie, LTO vond dat de minister de goede koers te pakken had en zelfs Greenpeace was blij dat de minister de realiteit onder ogen zag. Die realiteit is, en dat is GroenLinks van harte met de minister eens, dat de huidige landbouw in Nederland niet houdbaar is. Want wie niet ziet voor welke problemen we staan, is blind. 80% van de Nederlandse biodiversiteit is verdwenen. Weilanden zijn groen als gras en er bloeien geen bloemen meer. Insectenpopulaties nemen schrikbarend af. En zelfs de neergang van onze nationale vogel, de grutto, wordt niet gekeerd. Het is goed dat de minister zegt dat het zo niet langer kan, dat de landbouw zoals die nu is, onhoudbaar is geworden.

Maar dat bijna iedereen juichend reageerde op de visie geeft te denken. Het zou ook wantrouwend moeten maken. Want wat staat er dan in als in een heel gepolariseerd krachtenveld ineens iedereen enthousiast is? De uitgangspunten zijn goed, maar een concrete uitwerking ontbreekt. Zonder zicht te hebben op de consequenties kan iedereen de visie steunen. Pas bij de uitwerking zal blijken dat er ook pijnlijke keuzes gemaakt zullen moeten worden. Als de uitgangspunten uit de visie serieus genomen worden en iedereen daadwerkelijk vindt dat natuur, milieu en klimaat geen slachtoffer meer mogen zijn van de landbouw, betekent dit een enorme omwenteling.

Voor GroenLinks betekent de visie van de minister: minder dieren, een beter inkomen voor de boer en een natuur die niet lijdt onder de landbouw. Op geen van deze drie punten worden concrete voorstellen gedaan. Het eerste punt, minder dieren, wordt omzichtig ontweken in de visie, terwijl iedereen weet dat de landbouw in Nederland onder andere onhoudbaar is door de veel te grote aantallen dieren. Ik kan me ook niet voorstellen hoe een kringlooplandbouw eruitziet met die gigantische hoeveelheden vee die in Nederland in grote stallen worden gehouden. Kan de minister dat iets meer uitleggen?

Voorzitter. We staan voor grote uitdagingen in Nederland, maar het goede nieuws is dat er ook goede oplossingen zijn. Het probleem van dit kabinet is dat het een taboekabinet is, met een taboe op kilometerheffing, een taboe op het sluiten van kolencentrales en ja, een taboe op het verkleinen van de veestapel. Ook na het verschijnen van de landbouwvisie staat de wereld niet stil. De visie wordt nergens in verband gebracht met de conceptafspraken uit het klimaatakkoord en met wat de BBL-berekeningen hierover zeggen. GroenLinks wil die uitwerking wel. De boeren vragen om duidelijkheid. Geef ze die dan ook! En wees ook eerlijk, want voor sommige boeren betekent dit misschien wel het eind van hun bedrijf. En wees ook langdurig duidelijk. De boeren hebben er genoeg van om elke keer een andere kant op te gaan.

Ik sprak vanmorgen een paar boeren op het Plein. Hun ogen werden groot toen ze hoorden dat de CO2-uitstoot in 2050 met 95% moet zijn teruggedrongen. Ze hebben echt geen idee van wat dat zal betekenen voor de agrarische sector.

De heer De Groot (D66):

Ik ga in op het verkleinen van de veestapel. Van de 200 miljoen besteedt het kabinet 120 miljoen aan het verkleinen van de varkensstapel, want er zijn ruim 1 miljoen varkens. Dat is toch het verkleinen van de veestapel? Of vergis ik me?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Jazeker, en dat is ook iets waar GroenLinks heel erg blij mee is. Alleen denken wij dat dit slechts het begin is van de veel grotere sanering die plaats moet vinden.

De heer De Groot (D66):

Het is ook een heel dure maatregel, want als we gaan doen wat GroenLinks wil, dus het saneren van de veestapel op die manier, heb je een veelvoud van dat bedrag nodig. Daarom moeten we juist over naar kringlooplandbouw. Dan verbaast het me des te meer dat u zegt dat het een taboe is voor dit kabinet om de veestapel te verminderen. Kennelijk is dat geen taboe. U trekt er in uw eigen begroting geen cent voor uit om dat mogelijk te maken, dus ik vind de kritiek op deze manier wel heel makkelijk.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Heel vaak wordt gezegd dat de veehouderij problemen heeft omdat er bijvoorbeeld geen bedrijfsopvolging is. Je zou ook kunnen zeggen dat het een kans is. Er wordt in de visie helemaal niet gesproken over het gesprek dat aangegaan wordt met de sector over de enorme veranderingen die plaats moeten vinden. GroenLinks zou veel liever hebben dat we samen met de sector gaan kijken hoe we dit voor elkaar kunnen krijgen in plaats van dat we ontkennen dat er een probleem is. Want dit staat echt voor de deur.

Voorzitter. GroenLinks zou veel liever laten zien dat het kabinet leiderschap toont en met de boeren gaat praten over de verkleining van de veestapel en hoe die met zo min mogelijk pijn gepaard kan gaan. Dat liever dan de kop in het zand steken en net doen alsof de huidige veehouderij door kan gaan zolang je die maar kringlooplandbouw noemt. GroenLinks wil net als de VVD en de PvdA een concretisering van de landbouwvisie, eentje die langer meegaat dan de komende twee jaar van dit kabinet. GroenLinks wil een beleid dat kan rekenen op breed draagvlak, ook in de volgende kabinetsperiodes waarin andere partijen de regering zullen vormen. Graag horen wij van de minister hoe en wanneer zij met de uitwerking komt.

GroenLinks reikt daarbij de hand naar het kabinet. Wij willen dat de minister nog voor de zomer een landbouwakkoord sluit met boeren, natuurorganisaties en andere betrokken partijen, waarin ook de klimaatopgaven voor de landbouw worden betrokken. Dan ligt er straks een uitwerking die ook gedragen kan blijven worden door toekomstige kabinetten en die de boeren duidelijkheid geeft. In tweede termijn zullen wij hier samen met de PvdA een voorstel voor doen.

GroenLinks heeft natuurlijk zelf ook ideeën over de nieuwe landbouw. Ik was deze zomer bij de boeren op Schiermonnikoog, een eiland in de Nederlandse topnatuur, een eiland ook waar zeven boeren hun bestaan hebben. De natuur op het eiland heeft te lijden onder de landbouw. Dat zien de boeren zelf ook, maar ze willen blijven. Ze realiseren zich dat dat alleen kan door zich aan te passen. Ze besloten om niet meer te kiezen voor kwantiteit, maar voor kwaliteit. Ze hebben er geen lol in om de melkwagen elke keer te zien vertrekken zonder dat ze weten waar hun melk terechtkomt. Ze willen helemaal niet produceren voor de wereldmarkt. Daarom zullen zij uit eigen beweging hun veestapel verkleinen van 650 naar 430 melkkoeien. Ze starten hun eigen Schiermonnikoogse zuivellijn. Om hun melk- en kaasfabriek te starten hebben ze een financieel steuntje in de rug nodig. Wij hebben een amendement ingediend om dit te regelen, niet alleen voor de boeren van Schiermonnikoog, maar juist om te leren van dit project dat voor heel veel andere boeren in Nederland een voorbeeld zou kunnen zijn, een modelvoorbeeld van kringlooplandbouw. Graag een reactie van de minister op dit amendement.

Een tweede voorstel dat ik in de tweede termijn zal doen, gaat over de vermindering van stikstofkunstmest.

De heer Geurts (CDA):

Even over het amendement van het lid Bromet van de GroenLinksfractie. Ik haal daaruit dat gepoogd wordt een alternatief verdienmodel te creëren om de krimp van de veestapel te bewerkstelligen. Ik zie mevrouw Bromet knikken, dus ik zit op de goede weg en ik interpreteer het goed. Dan vraag ik me af of de agenda van GroenLinks is dat er alleen nog maar voedsel geproduceerd mag worden voor onze eigen inwoners in Nederland.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Niet per se, maar GroenLinks vindt dat er geen plaats zou moeten zijn in Nederland voor bulkproductie. Dus wel voor kwaliteitsproductie maar niet voor de grote bulk. GroenLinks vindt niet dat er geproduceerd hoeft te worden voor de markt van China. Wij zien eerder dat de inkomens van de boeren kunnen verbeteren als ze niet hoeven te concurreren met landen die veel gunstiger mogelijkheden hebben om te produceren, met lagere lonen en grotere oppervlakten land en waar ze die race to the bottom steeds maar vol moeten blijven houden. Wij kiezen voor kwaliteit van producten en een betere prijs voor de boer.

De heer Geurts (CDA):

Ik denk dat we nog een paar debatten gaan voeren over hoe dat verdienmodel dan verbeterd wordt, maar ik concludeer in ieder geval dat GroenLinks het exportmodel dat Nederland heeft ten grave draagt vanavond. Dat is één. Ik lees ook in het amendement — en mevrouw Bromet geeft het zelf ook aan — dat die melkveehouders van 650 naar 430 dieren gaan. In dat amendement staat ook: het mag maar een lening zijn en de veestapel mag tijdens en na de looptijd van de lening niet meer groeien. Stel nou dat dit experiment misgaat, wat zegt u dan tegen deze melkveehouders? Want ze mogen niet meer terug naar hun oorspronkelijke aantal dieren. Eigenlijk is het gewoon gedaan met deze melkveehouders als dit experiment niet lukt.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat is juist de reden waarom ik dit amendement indien, omdat ik denk dat het een heel goed plan is dat de boeren hebben en ik ook heel graag wil dat het lukt omdat het een voorbeeld kan zijn, een illustratie van het feit dat wat betoogd wordt in de visie van minister Schouten ook werkelijkheid kan worden. Het zou verschrikkelijk zijn als het mislukt, want dat zou niet alleen betekenen dat dit experiment mislukt, maar ook dat de hele kringlooplandbouw een idee-fixe is.

Een tweede voorstel dat ik in de tweede termijn zal doen, gaat over de vermindering van stikstofkunstmest. In de kringlooplandbouw is idealiter geen kunstmest meer nodig. GroenLinks wil een heffing op stikstofkunstmest. De minister heeft aangekondigd dat zij het mestbeleid in 2019 gaat herzien. Ons voorstel zou daarin meegenomen kunnen worden.

Een derde idee dat de aandacht verdient in de ogen van GroenLinks is de verhoging van het grondwaterpeil in veenweidegebieden. Een derde van Nederland heeft veen als bodem. Het zijn de groene weilanden met de sloten waar Nederland zo beroemd om is. De bodems dalen door het lage grondwaterpeil en stoten daarbij veel CO2 uit. In het conceptklimaatakkoord staat het verhogen van de waterpeilen als een van de grote oplossingen genoemd om de uitstoot van CO2 te verminderen. Een hoger waterpeil is ook goed voor waterberging en biodiversiteit, maar betekent ook heel veel voor de bedrijfsvoering van de boeren in het veenweidegebied. In het voorjaar van 2019 zal ik de Kamer mijn initiatiefnota Veelzijdig veen toesturen, waarin ik met voorstellen zal komen om het veen te behouden, de weidevogel te redden en de boer van een inkomen te blijven voorzien.

Voorzitter. Afgelopen week kwamen de duurzaamheidswerkgroepen van ChristenUnie, D66, CDA, VVD en GroenLinks met voorstellen om de landbouw in Nederland te verduurzamen. GroenLinks wil niet alleen langs de zijlijn staan roepen, maar meehelpen aan de enorme opgaven die er liggen voor de landbouw. Ik hoop daarom dat de coalitiepartijen met open blik naar onze voorstellen zullen kijken in het belang van de boeren, die snakken naar duidelijkheid.

En ten slotte: niet alleen in Nederland is de biodiversiteit dramatisch afgenomen, maar ook wereldwijd blijkt — en dat hoorden we gisteren van het Wereldnatuurfonds — dat de wilde dieren met 60% zijn afgenomen in nog geen 50 jaar. Vorige week dook op Facebook een gruwelijk filmpje op van haaien die werden geslacht vanwege hun vinnen, welbekend van de haaievinnensoep. Ook de haai wordt bedreigd. In de Nederlandse Caribische wateren zwemmen meer dan 25 haaiensoorten. Zij verdienen meer bescherming. GroenLinks vindt het tijd voor een haaienactieplan, afgekort Hap. In tweede termijn zullen wij daartoe een voorstel indienen.

Tot 2016 heeft Nederland jaarlijks bijgedragen aan de Dutch Caribbean Nature Alliance, een organisatie waarin alle Caribische eilanden samenwerken op het gebied van natuurbeheer. GroenLinks vindt dat Nederland zich verantwoordelijk moet voelen voor de natuur en de biodiversiteit op de BES-eilanden. Daartoe hebben wij ook een amendement ingediend. Ik reken op uw steun.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Geurts van het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Een poosje geleden las ik een artikel met de kop "Arts zoekt boer voor gezonder leven". Uit dat artikel kwam naar voren dat in de westerse geneeskunde het besef groeit dat voeding belangrijk is voor een gezond lichaam. Bepaalde vetten in melk, yoghurt en kaas hebben ontstekingsremmende eigenschappen. Dit soort bestanddelen in voeding kunnen bijdragen aan een versneld herstel en verbetering van de kwaliteit van leven. Met vele onderzoekers ben ik van mening dat verder onderzoek gaat leiden tot een herwaardering van dierlijke producten. Ik ben ervan overtuigd dat in de toekomst meerdere partijen zullen erkennen en herwaarderen dat boeren met hun producten de gezondheid bevorderen.

Voorzitter. Onze boeren, tuinders en vissermannen zorgen ervoor dat wij ons geen zorgen hoeven te maken over of er vandaag of morgen voldoende voedsel beschikbaar is. Zij zorgen ervoor dat wij onszelf en vele burgers buiten Nederland kunnen voeden. Deze prestatie wordt door delen van onze samenleving niet op waarde geschat. Er zijn zelfs organisaties die op activistische wijze de strijd met de landbouw aangaan en de boer, tuinder of visser continu als veroorzaker van milieuschade of dierenleed neerzetten. Onze boeren, tuinders en vissers ervaren mede daardoor grote psychologische druk. Bij de vorige begroting sprak ik al over deze hoge psychologische druk. De minister zou mijn signaal oppakken. Kan de minister aangeven wat er is ondernomen?

Voorzitter. Onze boeren worden te pas en te onpas gevraagd mee te denken, maar waarom zouden ze dat willen doen als tegelijkertijd diverse organisaties en mensen tegen hen zeggen dat ze niet om de natuur geven en moeten stoppen met hun bedrijf? Daarnaast hebben vele voedselproducenten te maken met relatief lage inkomens, verstedelijking en gebrek aan waardering. Hierdoor willen steeds minder jongeren in een boerenbedrijf stappen. Daarnaast worden steeds meer eisen opgelegd door overheden en afnemers. Het CDA is ervan overtuigd dat boeren horen bij Nederland en waardering verdienen. Ze willen duurzaam produceren en willen het beste voor hun dieren. Daarbij hebben ze onder andere een eerlijk inkomen nodig. Nu we weer een eigen LNV-ministerie hebben, kan onze minister dit waarmaken. Daarvoor investeert het kabinet in de landbouw met een fonds voor jonge boeren en met het ondersteunen van de sanering van varkenshouderijen in veedichte gebieden. Dit kabinet gaat de positie van boeren in de keten versterken door oneerlijke handelspraktijken aan te pakken en samenwerking tussen boeren makkelijker te maken. In 2019 moeten al deze plannen tot uitvoering komen. Wat is het tijdpad voor het jongeboerenfonds? En wanneer kunnen varkensboeren zich melden voor sanering en wanneer ligt het mededingingsrechtenpakket voor in de Kamer, zo vraag ik de minister.

Voorzitter. De minister is gekomen met haar landbouwvisie. Het CDA vindt dat deze visie perspectief biedt voor boeren en ons land, maar het gaat nu om de uitvoering. Daarbij wil ik ingaan op drie aspecten: eerlijk inkomen, kringloop en pachtbeleid. Een belangrijk aspect voor het CDA in de visie is een eerlijk inkomen voor boeren en het gegeven dat investering en verdere verduurzaming zich terug moeten kunnen verdienen. In de visie staat onder andere: "Boeren, tuinders en vissers zijn hardwerkende ondernemers en zij verdienen een solide positie in de keten." Een heel belangrijke zin wat het CDA betreft, zeker nu Europa het slagveld van voedselgiganten uit onder andere Azië wordt. Daarom de vraag hoe de minister kan bijdragen aan nieuwe afzetkanalen, ook internationaal, om te zorgen voor een beter inkomen en een betere verbinding tussen stad en platteland.

In de landbouwvisie is terecht aandacht voor de regio's Betuwe en Vechtdal, die zich onderscheiden met typische producten en smaken. Echter, de supermarktbranche kiest veelal niet voor regionaal. Waarom liggen er geen Nederlandse appels in het schap maar wel van de andere kant van de wereld, zo vroeg ik me laatst af. Welke mogelijkheden ziet de minister om met de supermarkten afspraken te maken over het aanbieden van lokale en regionale producten? We denken verder aan het laten bijdragen door supermarkten, bijvoorbeeld door supermarkten te verplichten wat terug te doen voor lokale productie door middel van een promotiefonds.

Een tweede belangrijk aspect van de visie is duurzaam bodembeheer. Het doel is een rijker bodemleven en minder kunstmest. De minister wil hier werk van maken, onder andere door te laten onderzoeken hoe mijn motie over bedrijfsspecifieke verantwoording kan worden ingevuld. Dank daarvoor, maar er is ook meer ruimte nodig in de Europese regelgeving en in de Meststoffenwet. Het CDA denkt aan een bredere uitvoeringsagenda, met te ondernemen acties, om beter bodembeheer en mestaanwending mogelijk te maken.

De heer De Groot (D66):

Ik heb een vraag over het eerlijke en goede inkomen voor de boer in relatie tot kringlooplandbouw. Is de heer Geurts het met mij eens dat het huidige instrumentarium voor de vernieuwing van de landbouw zich te veel richt op het primaire bedrijf?

De heer Geurts (CDA):

Ik zit even voor mezelf de vraag te vertalen. Wat bedoelt de heer De Groot namens de D66-fractie nu met deze vraag: het huidige instrumentarium beperkt tot ...? Ik denk dat het ook wel verstandig is ...

De voorzitter:

Ik geef de heer De Groot anders even de gelegenheid om zijn vraag nader te preciseren.

De heer De Groot (D66):

Om een misverstand te voorkomen: de vernieuwing beperkt zich vaak tot het boerenbedrijf. Dan wordt er een stal vernieuwd en dan denkt men: daar gaan we de markt wel mee winnen. Maar is de heer Geurts het niet met mij eens dat wij veel meer moeten investeren, juist om die vernieuwingen naar de markt te brengen, met ondersteuning van ketensamenwerking?

De heer Geurts (CDA):

Als het gaat om dat specifieke voorbeeld van ketensamenwerking, heeft u me snel mee. Het staat in ons verkiezingsprogramma en dat is wat wij ook als CDA al een aantal jaren uitdragen. Ik noem bijvoorbeeld ook het mogelijk maken van algemeenverbindendverklaringen. Bij het vorige kabinet was dat niet mogelijk, maar met dit kabinet gelukkig wel, ook met dank aan D66. Ja, wij zijn er zeker voor om niet alleen het primaire bedrijf te ondersteunen. De hele keten, met alle schakels, heeft die hulp nodig.

De heer De Groot (D66):

Dan de vraag: vindt u dat in de huidige begroting en in het huidige instrumentarium van de minister die ketensamenwerking voldoende plek heeft?

De heer Geurts (CDA):

Uiteindelijk denk ik: de toekomst van de boer in de stal ligt op zijn land. Wat er uiteindelijk gaat gebeuren wordt bepaald door de consument. Ik denk dat dat het kernelement is, dat wij die consument ook moeten verleiden om zaken te doen en soms meer te betalen voor producten.

De voorzitter:

De heer De Groot voor zijn zesde vraag.

De heer De Groot (D66):

Dan zie ik daarvan af.

De voorzitter:

Ik had al zo'n vermoeden. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

De heer Geurts heeft het over appelen van de andere kant van de wereld die in onze schappen liggen. Ik erger mij daar ook verschrikkelijk aan. Ik koop ze ook niet als er staat dat ze uit Argentinië komen, want in mijn eigen tuin staat ook een appelboom. Alleen vind ik het wel opmerkelijk dat de heer Geurts net mijn betoog hekelde met de woorden dat GroenLinks de export ten grave draagt, terwijl hij vindt dat andere landen niet meer zouden moeten exporteren, omdat wij in ons eigen voedsel kunnen voorzien. Graag een reflectie daarop.

De heer Geurts (CDA):

Graag, maar dan zijn we nog wel een paar uur bezig, want ik heb daar nog heel wat over te vertellen op basis van mijn waarnemingen door de tijd heen dat ik op deze aardbodem mag rondwandelen. Waar het mij in de kern om gaat is dat wij zo veel mooie producten die wij in Nederland maken hier eigenlijk niet eten, of in mindere mate. Het gaat om heel veel regionale producten, zoals appels en kersen uit de Betuwe, de mooie provincie Gelderland. Als je dan ziet dat dat niet in de Nederlandse supermarkt terechtkomt, doet me dat pijn. Dan denk ik: dan zijn we die mooie producten aan het exporteren en die Nederlandse producten gaan we dan niet in onze eigen schappen leggen. Daarom staat in ons verkiezingsprogramma dat wij die lokale producten ook hier willen promoten. Uiteraard — want ik denk dat dat ook een vraag is die u aan mij stelt — exporteren wij veel naar Duitsland. Maar er worden daar weinig kersen geproduceerd. Dus in Duitsland zijn ze hartstikke blij met de kersen uit de Betuwe. Ik ben dus hartstikke blij met de export, zeker als je ziet dat de tuinbouw de eerste exporteur ter wereld is.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Een derde aspect is het pachtbeleid. Het CDA is zeer verheugd dat staatssecretaris Knops op verzoek van de CDA-fractie erop heeft ingezet dat het Rijksvastgoedbedrijf weer agrarische gronden in langdurige pacht gaat uitgeven. Dit doet recht aan het duurzaam bodembeheer en geeft meer bedrijfszekerheid aan boeren. Nu is het reguliere pachtbeleid nog aan de beurt, waar nu steeds meer pacht geliberaliseerd wordt. De vraag die ik daarover heb luidt: wanneer gaat de minister hierover de knoop doorhakken?

Met collega Von Martels, hier ook aanwezig in de bankjes van de CDA-fractie, ben ik van mening dat de Nederlandse tuinbouw wereldwijd koploper is, met een glastuinbouwsector waar we trots op mogen zijn en die ook vooroploopt in de reductie van CO2. De onlangs gepubliceerde landbouwvisie is heel uitgesproken over de plantaardige teelten. In de toekomst zal er steeds nauwkeuriger geteeld moeten worden en zal er veel aandacht voor plantgezondheid moeten zijn. Geïntegreerde gewasbescherming zal leidend zijn en veredeling, preventie, goed bodem- en waterbeheer, inzet van biologische plagenbestrijders en de inzet van laagrisicomiddelen vormen daarbij het fundament. Het zijn mooie woorden, maar op welke wijze gaat de minister de sector ondersteunen, zodat er een bloeiend perspectief geboden blijft worden? Het CDA pleit voor een sterke marktpositie voor een duurzaam geteeld product. Van de andere kant zien we dat door een afnemend middelenpakket belangrijke teelten die ook van groot economisch belang zijn, dreigen te verdwijnen. In hoeverre wordt de sector de tijd gegund om aan nieuwe doelstellingen te voldoen, zo vraag ik de minister. Het CDA pleit — ik hoop dat dat ook het antwoord is — voor een realistische aanpak, waarbij het bedrijfsleven tijdig kan anticiperen.

Voorzitter. Een thema dat niet in de visie terechtgekomen is, betreft de gevolgen van verstedelijking voor landbouw en natuur. In de afgelopen decennia was er steeds meer landbouwgrond nodig voor het opvangen van de bevolkingsgroei, de vestiging van bedrijven op industrieterreinen en een verbeterde mobiliteit. Tussen 1950 en 2016 is zo'n 550.000 hectare grond aan de landbouw onttrokken. Dit heeft twee gevolgen waar we het veelal niet over hebben. Allereerst het belang van steden voor de natuur. We hebben het nooit over natuurinclusieve steden. Ook het meest groene en linkse college van onze steden, dat van Amsterdam, heeft hier geen noemenswaardige aandacht voor. Onlangs verscheen een onderzoek waaruit bleek dat in Amsterdam het groen wordt verdrukt.

De voorzitter:

Uw zesde vraag aan de heer Geurts, mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Speciaal bewaard. Het CDA heeft gisteren al tegen De Telegraaf verteld dat men meer groen in de stad wil. GroenLinks is daar heel blij mee. Ik heb naar aanleiding van het stukje in De Telegraaf even contact gehad met mijn collega's in Amsterdam, van dat hele groene bestuur daar, en die zeiden: ja, wij werken heel prettig samen met het CDA als het gaat over vergroening van de stad. Zij hopen dan ook dat zij volgende week, als zij een voorstel doen om parkeerruimte op te offeren voor groen, op de steun van het CDA kunnen rekenen.

Ik heb een vraag. Het CDA heeft al eerder, in een bespreking over de woningbouw, gezegd dat het Rijk zich moet gaan bemoeien met de woningbouw in de steden, omdat de steden zelf niet over de brug zouden komen. Als er dan zo veel woningen in de stad moeten komen en als de stad niet verder mag verstenen, wat is dan de plek waar die woningen moeten komen? De stad moet vergroenen, maar moet het groen ook verstedelijken in de visie van het CDA?

De heer Geurts (CDA):

Het is een vrij lange interruptie met allerlei elementen die ik graag stuk voor stuk zou langslopen, maar dat zult u me wel niet toestaan, voorzitter. Ik richt me dus maar op de laatste vraag. Ik ben het overigens niet eens met allerlei stellingnames in de interruptie. Waar moet er gebouwd worden? Moet alles in de Randstad gebouwd worden? De Achterhoek is een mooie plek. Daar kunt u ook wonen. Laten we zorgen voor goede verbindingen. Limburg, daar kunnen we ook mooi wonen. En zo zijn er nog heel veel plekken. Ik zie dat de heer Moorlag Groningen ook in de aanbieding doet. Prima, het mag. We gaan daar zaterdag ons partijcongres houden. Mogelijk dat we u daar ook zien. Het kan dus ook op andere plekken, het hoeft niet allemaal rondom die steden. Maar ik maak me echt zorgen. Het meest groene college heeft er de afgelopen jaren niet aan bijgedragen en heeft ook niet in het nieuwe collegeakkoord staan dat ze voor behoud van natuur zijn. Het woord "natuur" komt er maar één keer in voor, en weet je in welk verband? Dat mensen in achterstandswijken natuureducatie zouden moeten gaan volgen. Dat is de enige keer dat het woordje "natuur" daarin voorkomt. En ondertussen wel zo'n 550 voetbalvelden aan natuur laten verdwijnen!

De voorzitter:

Laten we hier inderdaad geen lokale politiek gaan bedrijven. Vervolgt u uw betoog.

De heer Geurts (CDA):

Dank dat u mij daartoe beperkt.

Gezien de verwachte toename van stedelijk gebied moeten we het ook gaan hebben over het behoud van biodiversiteit in de stad en daarmee over een leefbare stad. Het CDA stelt voor dat er een programma voor natuur-inclusieve steden wordt gestart met natuurvrijwilligers en gezamenlijk met het ministerie van Binnenlandse Zaken, provincies en gemeenten. Zo moet de bouw van huizen en kantoren, maar ook het inrichten van parken en bermen en het plaatsen van bomen nog meer gericht worden op een grotere soortenrijkdom en het samenleven met de natuur.

Dan het tweede gevolg van verstedelijking. Door de afname van landbouwgrond veroorzaakt de overheid intensivering van de landbouw. Wanneer gaan de overheden hun verantwoordelijkheid daarvoor nemen? Mestverwerking, slim mestgebruik en kunstmestvervangers zijn nodig om die intensivering op te vangen. Daarom stellen wij voor dat de overheden een financiële bijdrage leveren aan een fonds voor innovatief en slim mestgebruik, als er agrarische gronden worden onttrokken voor grootschalige stedelijke woningbouw. Graag een reflectie van de minister hierop.

Voorzitter. Ik kom bij de melkveehouderij. Bij de wetsbehandeling over de invoering van fosfaatrechten in 2016 sprak ik over een boerin die voormalig staatssecretaris Van Dam vroeg of ze nog bestaansrecht had. Haar melkveebedrijf lag in zijn handen en dat vond zij doodeng. Ik sprak toen over een terechte vraag en een noodkreet. Deze vraag leeft nog steeds bij vele boeren en hun gezinnen. Veel melkveehouders zijn, ook door de zogenaamde kalverfraude, onterecht in de verdachtenbank geplaatst. Geen 7.700, geen 2.100, maar zo'n 75 gevallen zijn er uiteindelijk overgebleven. Ik ben benieuwd hoeveel hiervan uiteindelijk veroordeeld zullen worden. Heeft de minister ideeën hoe de sector geholpen kan worden om het imago verder te versterken? En dan gaat het niet om het imago van de minister, maar om dat van de melkveehouderij.

Voorzitter. Het fosfaatrechtenstelsel heeft veel melkveehouders keihard getroffen. Er zijn veel knelgevallen. Het CDA pleit voor meer flexibiliteit voor melkveehouders, zodat zij de rechten bij een klein tekort kunnen aanvullen, zonder dat er afgerond wordt. Hiertoe heb ik twee weken geleden een motie ingediend, samen met collega Lodders, waarover de landsadvocaat een advies zou geven. Dat advies hebben we nu. De uitkomst, zeg maar het antwoord, is voor mij teleurstellend. Weer is een oplossingsrichting voor knelgevallen onmogelijk gebleken. Wanneer denkt de minister dat alle beroep- en bezwaarprocedures en aanvragen voor knelgevallen bij RVO zijn afgerond? Ik meende dat de vraag ook door de VVD gesteld was. Terwijl ik mijn tekst voordraag, realiseer ik me dat.

Voorzitter. Een stukje Hollandse glorie dreigt te verdwijnen. We stonden vanmorgen voor het Kamergebouw. Daar zag je het ook, die Hollandse glorie althans. Door het fosfaatrechtensysteem worden namelijk minder fokvaarzen opgefokt. Is de minister bereid om met organisatie Vee&Logistiek te zoeken naar oplossingen voor deze tak? Dat vraag ik via u, voorzitter, aan de minister.

Om de ...

De voorzitter:

U valt al stil. De heer Bisschop voor zijn interruptie.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb het stellige gevoel dat de heer Geurts hier nog iets meer over wil vertellen. Mijn vraag aan de heer Geurts is of hij zelf een oplossingsrichting heeft. De vraag neerleggen bij de minister is natuurlijk de geijkte weg. Dat hoort ook zo, maar de creativiteit van de heer Geurts kennende en waarderende, zou hij misschien alvast wat richtingen kunnen aangeven.

De heer Geurts (CDA):

Ik zou zeker de creativiteit van de minister niet onderschatten.

De heer Bisschop (SGP):

Nee, en zij heeft bovendien een hele staf tot haar beschikking. Maar ik doe een beroep op u.

De heer Geurts (CDA):

Kijk, toen ik in de zomer van 2016 met dit dossier begon, heb ik me voorgenomen om ervoor te zorgen dat er zo min mogelijk knelgevallen zouden voorkomen. We hebben allerlei voorstellen gedaan als CDA om het aantal knelgevallen zo klein mogelijk te houden. Dat gebeurde met steun van andere partijen en ook wij hebben anderen weer gesteund. Ik moet nu constateren, eind 2018, dat er nog te veel knelgevallen zijn. Je ziet dat ondernemers door het beleid ineens de keuze maken om bijvoorbeeld geen fokvaarzen meer op Nederlandse bodem te laten opgroeien. Ik maak me daar zorgen om, omdat het net aan de andere kant van de grens, bijvoorbeeld in Duitsland, wel gebeurt. Export wordt al genoemd. Dieren worden weer teruggehaald. Er is sprake van dierziektes. Ik maak me daar zorgen om. Ik heb dat even nodig om neer te zetten dat de oplossingen op dit moment niet zo gemakkelijk meer zijn.

We hebben tussen die zomer van 2016 en nu heel wat debatten mogen voeren. Ik heb voorgesteld om fosfaatrechten uit de nertsenhouderij naar de melkveehouderij over te zetten. Dat lukte niet. Ik heb als CDA geprobeerd te regelen dat we combibedrijven met varkens en melkvee de keuze laten om met de fosfaatrechten van hun varkens in de melkveehouderij verder te gaan als ze met die varkens stoppen. Als je van de week de brief van de minister goed leest, zie je dat de Europese Commissie zó inzet op die grondgebondenheid dat je er bijna moedeloos van wordt. Zou er nog wel een oplossing zijn voor al die knelgevallen? Die moet er wel komen, want ik maak mij grote zorgen dat aan het eind van het jaar heel veel gezinnen te horen krijgen dat ze tonnen aan boetes moeten gaan betalen aan de overheid. En dat kunnen we toch niet laten gebeuren?

De heer Bisschop (SGP):

Ik ben het geheel eens met het betoog van de heer Geurts. Of we constateren: er zijn tonnen aan onbenutte fosfaatruimte blijven liggen en de ondernemingen, de boerenbedrijven en de familiebedrijven zijn daar gewoon ronduit de dupe van geworden. Daar maak ik mij mede met de heer Geurts zorgen over.

De heer Geurts (CDA):

De eerste interruptie was: welke oplossingen zijn er nog? Ik wil op dit moment geen valse verwachtingen wekken bij die gezinnen. Tot op heden zijn helaas alle ideeën linksom of rechtsom om juridische of om niet-juridische redenen onuitvoerbaar of niet werkend gebleken.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

De heer Geurts (CDA):

Ik kom bij de visserij, voorzitter. Boven de kottersector pakken zich grote onweerswolken samen: de aanlandplicht, het dreigende verbod op de puls, de brexit, de komst van windmolenparken en het sluiten van gebieden voor natuur. De minister heeft veel werk verricht en te verrichten om voor hen een toekomst zeker te stellen. Voor de vissers is het ongelofelijk zuur dat zij het deksel op de neus krijgen op het moment dat zij zich toeleggen op innovatie door te gaan vissen met dat pulstuig. Welk toekomstperspectief krijgt de visser in de visie van de minister? Daarnaast stelt de Algemene Rekenkamer vast — we hebben daar laatst een technische briefing over gehad — dat Nederland tot en met het boekjaar 2016/2017 nog geen uitgaven bij de Europese Commissie heeft gedeclareerd voor visserijsubsidies. Daarmee dreigt het Nederlandse budget voor innovatie en verduurzaming in de visserij volgens mij te vervallen. Kan de minister aangeven wat de oorzaak is van het geringe aantal ingediende declaraties?

Ik heb nog een paar losse punten, voorzitter. In maart jongstleden werd een motie van CDA, D66 en VVD aangenomen die de regering verzocht voor de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector, de KDS in de volksmond, in overleg met het bedrijfsleven een toekomstscenario uit te werken en de Kamer voor de komende begroting daarover te informeren. Kan de minister de stand van zaken toelichten?

En, voorzitter, helaas moet ik het bij elke begroting ook hebben over de NVWA. Mijn collega Lodders heeft daar al een aantal woorden aan gewijd en ik sluit me daar voor een groot deel bij aan. Ook het CDA is van mening dat bij de NVWA meer zal moeten gebeuren om de kosten te beheersen in plaats van meer te willen doorberekenen. Daarnaast is het in mijn ogen discutabel om overhead en concernkosten toe te rekenen aan bedrijven en niet aan de algemene middelen. Kan de minister daarop reflecteren?

En afsluitend, voorzitter: het CDA heeft vertrouwen in mensen, vertrouwen in de samenleving en daarom vertrouwen in de toekomst. Bovendien doen we als CDA ons werk in de overtuiging dat Gods schepping ons gegeven is om goed te beheren en om haar beter achter te laten voor onze kinderen en kleinkinderen. En ik wens ons als Kamer, de regering en de ambtenaren bovenal Gods zegen toe.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Madlener voor zijn laatste interruptie vanavond!

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter, dank u wel, want Gods zegen zullen we volgens mij wel nodig hebben. De heer Geurts heeft namens het CDA een aantal zeer pijnlijke dossiers genoemd: de pulskorvisserij, de mestproblematiek, de fosfaatrechten en de schrijnende gevallen. Ik heb er niets aan toe te voegen; we delen dat allemaal. Maar laten we wel wezen, het zijn allemaal problemen die mede veroorzaakt zijn door het CDA. Het CDA is medeverantwoordelijk voor alle wetgeving die nu zo knelt. En we hebben het hier niet over iets wat onmogelijk opgelost kan worden, want het gaat om een administratief probleem waar we Europa voor nodig hebben. Ik heb er al diverse malen voor gepleit dat Nederland met zijn vuist op tafel gaat slaan en de minister-president gaat inzetten. Nederland betaalt het meeste aan Europa en toch zitten we hier met een administratief probleem dat door het CDA mede is veroorzaakt. Het kan toch niet zo zijn dat het zo lang duurt voordat er een oplossing is? Het kan toch niet zo zijn dat het CDA zegt: er is misschien niet eens een oplossing? Het gaat om een administratief probleem!

De voorzitter:

Uw vraag is?

De heer Madlener (PVV):

Er zijn landen in Europa die met de vuist op tafel slaan. Polen, Griekenland, niemand houdt zich eraan. En wij zouden het dan niet kunnen oplossen? Mijn vraag aan het CDA, aan de heer Geurts is: vindt u ook niet dat we tot op het hoogste niveau keihard moeten inzetten op een oplossing, wat die ook is? Steunt u mijn oproep aan de minister om nog een keer om tafel te gaan met die knelgevallen om samen een oplossing te bedenken?

De heer Geurts (CDA):

Dit is een beetje een herhaling van wat er zonet gebeurde toen twee PVV'ers mijn interruptie aan het belagen waren. Ik ben overigens blij dat zo veel moties van de Partij voor de Dieren die de PVV gesteund heeft, het niet gehaald hebben. Ik heb een heel lijstje waarbij ik denk: dan waren de boeren nog veel slechter af geweest. Maar dat even terzijde. Op het hoogste niveau, zei de heer Madlener. Ik heb zonet in mijn betoog al een paar keer aangegeven dat deze minister zich meer dan inzet om dit soort dossiers, die zij ook maar op haar bureau vond toen ze aantrad, op te lossen. Ik heb dus geen enkele twijfel aan de inzet. U vraagt om onze minister-president. Ik weet niet hoe het allemaal reilt en zeilt binnen het kabinet, maar ik kan me voorstellen dat deze minister genoeg haar mannetje staat. Als zij het nodig acht dat de minister-president in Europa ook nog een paar machtswoorden spreekt, zal zij dat zeker doen. Misschien moet ik de rest van de vraag dan maar doorgeleiden aan de minister. Gebeurt dat dan ook? Daar kan ik geen oordeel over geven.

De voorzitter:

Helaas, meneer Madlener, ik geef nu het woord aan mevrouw Lodders. De PVV heeft als fractie acht interrupties gehad. Dat hebben we met elkaar afgesproken. Het is al veel. Helaas.

De heer Geurts (CDA):

De heer Graus heeft alles van u opgesnoept, maar dat kon u verwachten!

Mevrouw Lodders (VVD):

De kwestie van de fosfaatrechten is in het interruptiedebatje zo-even ook al aan de orde geweest. Daarover zijn veel vragen gesteld. Volgens mij voelen we allemaal de pijn daarover. Mijn vraag aan de heer Geurts gaat over iets anders. Hij sloot zich aan bij veel opmerkingen over de NVWA die ik naar voren heb gebracht. Ik zou toch graag een iets preciezere duiding willen hebben. Ik heb het gehad over een inzet, een koerswijziging, als het gaat om de NVWA in relatie tot het uitvoeren van beleid en het ontwikkelen van beleidsregels. Nu ligt dit voor een heel aantal dossiers bij de NVWA. Wat is de mening van het CDA daarover?

De heer Geurts (CDA):

Ik lig er nog net niet wakker van, maar doordat mevrouw Lodders van de VVD en ik zo vaak samen optrekken rond de NVWA lijken we soms wel klonen van elkaar. Dat is ook wel een risico. Maar heel specifiek wat uw punt betreft het volgende. Ik merk in de praktijk dat een minister al vrij snel kan zeggen: ja, dat is aan de NVWA, die gaat daarover; die is onafhankelijk. Ook bij het fipronil zien we dat. Het debat daarover gaan we nog voeren. Wij als CDA zien veel dat de NVWA eigen keuzes maakt, waarvan ik denk: dat zijn politieke keuzes; kunt u die als NVWA-organisatie wel maken? Over fipronil gaan we het nog hebben. Een ander concreet voorbeeld is hoe in de pluimveeslachterijen bepaalde Europese regels toegepast moeten worden. Dat wordt in Nederland door de NVWA zelfstandig ingevuld, waar in alle andere Europese landen de politiek verantwoordelijke zegt: zo gaan we het doen; zo moeten de Europese regels uitgevoerd worden. Ik merk dat de NVWA het wel heel scherp neerzet allemaal.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Geurts (CDA):

Dat geeft dan ook problemen. Je ziet in de statistieken dat er zo veel afgekeurd wordt, terwijl er geen afkeuring zou zijn als het in dezelfde situatie in Duitsland, in België of op andere plekken zou gebeuren.

De voorzitter:

Mag ik u vragen iets korter te reageren, hoe boeiend het ook is?

De heer Geurts (CDA):

Mijn gedrevenheid, voorzitter!

De voorzitter:

Ja, die voelen we allemaal, maar het is fijn als u het iets compacter kan doen. Mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat was een heel lang antwoord, maar ik ben blij dat ik kan constateren dat het CDA eigenlijk op dezelfde lijn als de VVD zit als we het hebben over het maken van beleid en het toepassen van beleidsregels; daarbij gaat het natuurlijk ook over Europese normen. Dat zou niet thuishoren bij een NVWA. Dat hoort bij een vakministerie, zodat we de bewindspersoon ter verantwoording kunnen roepen of inhoudelijke vragen aan de bewindspersoon kunnen stellen.

De heer Geurts (CDA):

Die mening deel ik.

De voorzitter:

Kijk eens aan. U was nu heel kort, dank u wel. Dan de heer Moorlag, voor zijn interruptie.

De heer Moorlag (PvdA):

Over een toekomstvaste landbouw. De heer Geurts zei al dat hij gedreven is. Hij komt gedreven op voor de belangen van de agrarische sector. Dat valt ook te prijzen. Als je kijkt naar de toekomstbestendigheid is de lijn die het CDA al sinds zijn ontstaan heeft gevoerd er een van subsidiariteit. Is het dan denkbaar voor de heer Geurts om de visie van de minister uit te laten werken door alle betrokken partijen in de hele keten, zodat er een aanpak komt waarbij de hele keten verantwoordelijkheid neemt voor een toekomstvaste landbouw met inkomenszekerheid en continuïteit voor boerenbedrijven? Dit dan wel onder de harde randvoorwaarde dat er een fatsoenlijk inkomen komt voor boeren, want dat deel ik volledig met de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Er ligt een landbouwvisie, gepresenteerd door de minister. Daar heeft ze allerlei partijen voor geconsulteerd, zo heb ik begrepen. Die visie moet nu tot uitvoering komen. Op het moment dat we dat à la het klimaatakkoord zouden doen, wordt er nog wel een poosje over gepraat. Ik ben nu zover dat ik zeg: laten we gewoon die stappen gaan zetten. Ik heb net al een paar speerpunten genoemd. Ongetwijfeld hebben andere collega's die ook. Bij ons zijn dat onder andere bodembeheer en plantgezondheid. Laten we gewoon die stappen gaan zetten. Laten we die deelaspecten ook samen met betrokkenen doen. Dan gaan we gaandeweg gewoon werken. Maar ik heb geen vertrouwen in nog meer praatsessies en nog een landbouwakkoord, iets waar u de vorige keer mee kwam, toen ik dit ook al heb gezegd.

De voorzitter:

Dank u wel. Dit is uw zevende vraag, meneer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Ja, voorzitter. "Geen vertrouwen erin", dan diskwalificeert de heer Geurts naar mijn smaak toch wel alle partijen in de keten. Ik zou de heer Geurts toch in overweging willen geven om in elk geval eens na te denken over het gezegde "alleen ga je sneller, maar samen kom je misschien wel verder".

De heer Geurts (CDA):

Met dat laatste ben ik het eens, voorzitter.

De voorzitter:

Kijk eens aan. De heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

We krijgen vanavond ongetwijfeld ook nog de olifant achter het behang van de heer Moorlag. Twee vragen aan de heer Geurts. De eerste gaat over de greenports en de tuinbouw. Hij had wat mooie woorden over de tuinbouw en over plantgezondheid en zo. Hoe heeft hij de brief van de minister ervaren over het tuinbouwakkoord, de uitvoeringsagenda en dergelijke zaken?

De heer Geurts (CDA):

Dit wordt een risico; ik kijk mijn collega even aan. De heer Von Martels is bij ons woordvoerder tuinbouw. Dus ik zou nu voor hem moeten gaan spreken. Ik hoop dat dat goed gaat. Er zitten heel goede elementen in de brief die we samen met de minister tot uitvoering moeten brengen. Dat gaan we ook doen. Als er elementen in zitten waar we het niet mee eens zijn, ga ik u dat morgen vertellen, in de tweede termijn.

De voorzitter:

Dat lijkt mij heel concreet. De heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Dan mijn tweede vraag. Die gaat over het vergroenen van steden. We hebben daar beiden nu een pleidooi voor gehouden, maar ik heb het idee dat het bij u in de krant gister wat duidelijker was dan hoe u het nu vertelde. Wat beoogt u nou? Minder tegels, meer groen? Hoe moet de minister het gaan realiseren?

De heer Geurts (CDA):

Jazeker. Als we Amsterdam weer als voorbeeld nemen: daar zit het meest groene college, dat er in werkelijkheid niets aan doet; ik kan het niet vaak genoeg zeggen. Je ziet in de wijken dat de achtertuinen gewoon volgetegeld worden. Als er clusterbuien komen, kan het water niet meer weg. Als je meer natuur aanplant, heggen en struiken, gaat de temperatuur in die steden een paar graden naar beneden. Dat zijn dingen die gewoon moeten gebeuren. Het verbaast mij dan dat in Amsterdam de kunstgrasvelden, de grasvelden van sportverenigingen die niet-natuurlijk zijn aangelegd, meegeteld worden voor de vergroening.

De voorzitter:

Dank u wel. Toch de oproep om ons een beetje te concentreren op het debat van vandaag, hoe interessant ik zelf de Amsterdamse politiek ook vindt.

De heer Geurts (CDA):

Dan zullen we het daar op een later moment samen nog eens over hebben, voorzitter.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Dank u wel, meneer Geurts. Dan geef ik graag het woord aan de heer Futselaar van de SP.

De heer Futselaar (SP):

Dank u wel, voorzitter. Nederland kan trots zijn op zijn prachtige natuurgebieden en de organisaties en individuen die deze gebieden beheren en beschermen. Die krijgen niet altijd de waardering in de samenleving die ze verdienen. Er zijn zelfs groepen en individuen die hun taak bemoeilijken. Dat stond niet in mijn spreektekst, maar ik dacht: ik zeg het nu even voor de balans in het debat.

Ik stond hier een jaar geleden bij mijn eerste begrotingsbehandeling. Daar herhaalde ik eigenlijk steeds mijn betoog: het kan zo niet langer in de landbouw in Nederland. Dat waren grote woorden voor een halfjaar zittend Kamerlid en dat viel ook, geef ik toe, niet bij iedereen in deze zaal even goed. Dat is prima, want in een democratisch debat hoor je verschillende opvattingen te hebben. Maar ik wil niet verhullen dat het mij daarom goed deed om in de landbouwvisie van de minister te lezen dat zij stelt dat de huidige Nederlandse voedselproductie onhoudbaar is en tegen haar grenzen aanloopt. Dat zijn ook grote woorden. Ik zou zelf zeggen dat ze al over de grens heen is op sommige gebieden, maar niettemin moet ik constateren dat de analyse van de SP en van de minister van de problemen al redelijk dicht bij elkaar beginnen te komen. Dat vind ik winst. Alleen daarom is de landbouwvisie van de minister wel degelijk een belangwekkend document dat misschien zelfs een apart debat had verdiend, maar dat was ons niet gegund. Dus ik wil hier een compliment geven. Er staat best veel in deze visie waar de SP zich in kan vinden. Ja, het blijkt dat veel mensen in de visie lezen wat ze willen lezen. Maar toch, je kunt een breuk met het verleden zien met een heldere analyse waar problemen zijn en een aantal goede richtingen waarnaar gestreefd wordt. Concrete doelen missen vaak, maar dat is misschien ook wel wat te veel gevraagd voor een visie.

De innovatiekracht van de Nederlandse landbouwsector gebruiken, grondstoffengebruik en negatieve gevolgen voor biodiversiteit en waterkwaliteit minimaliseren, ja, dat is prima. En ja, ik vind ook echt nog wel iets van dierenaantallen. Dat is precies hetzelfde als vorig jaar, maar laat ik het daar dit jaar nou eens niet over hebben. Maar er zijn ook goede dingen. Regionaal produceren, hartstikke goed. Mijn regio's zijn denk ik wat kleiner dan die van de minister op dit moment, maar daar zie ik winst in. Ja, minder kunstmest gebruiken, hartstikke goed. De Europese kunstmestlobby is machtig, dus ik ben benieuwd hoe we dat gaan doen, maar ik vind het een uitstekend streven. Dus wat de SP betreft moet het debat zich niet zozeer toespitsen op het wat, maar op het hoe.

Het zal de minister misschien niet verrassen als ik zeg dat het uitwerkingshoofdstuk wat de SP betreft wel de achilleshiel is. De minister legt eigenlijk de uitwerking bij de sector. Af en toe mag de overheid de regie voeren en als er echt geen vooruitgang is, dan mag er misschien voorzichtig iets met wet- en regelgeving komen. Maar dan zijn we eigenlijk alweer jaren verder en dat is tijd die wij niet hebben. Ik begrijp heel goed de nadruk op de eigen verantwoordelijk van de sector vanuit de ideologische samenstelling van dit kabinet. Ik ben het er ook gewoon mee eens dat bedrijfsvoering in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de ondernemer is. Maar ik wil hier wel zeggen dat ik denk dat het naïef is om te denken dat de benodigde transitie uit de sector zelf kan komen, niet vanwege onwil, maar omdat het heel moeilijk is om een voortrekkersrol te nemen als je sociaal-economische situatie al heel precair is, zoals bij veel boeren. Het is niet vanzelfsprekend om nieuwe investeringen te doen als je marges heel erg klein zijn, zelfs al is dat noodzakelijk om op termijn te kunnen overleven.

Voorzitter. Wij maken geen regels om boeren te treiteren, al begrijp ik best dat het soms zo lijkt. Wij maken zelfs niet alleen regels om natuur of water te beschermen, al zijn dat op zichzelf respectabele doelen. Wij doen dat ook om een gelijk speelveld te creëren, om te zorgen dat iedereen aan dezelfde normen moet voldoen. Als wij verwachten dat boeren individueel grotere stappen gaan zetten en daarmee misschien wel hun directe concurrentiepositie verslechteren, dan vrees ik dat wij lang kunnen wachten. Hoe ziet de minister dit dilemma, vraag ik mij af. En specifiek — dat is al eerder aangehaald — hoever en op welke termijn wil zij gaan in de uitwerking? Wanneer kunnen wij die verwachten? Een voorbeeld: als zij over de veeteelt schrijft dat de inzet van het kabinet is om voor de periode tot 2030 de nutriëntenkringloop in de veevoeding te verkleinen en op het laagst mogelijke niveau te sluiten, oké. Maar wat is het laagst mogelijke niveau? Is de minister bereid om dat op een gegeven moment te gaan kwantificeren? Wat is de termijn waar we naar gaan kijken, verder dan 2030? Wat zijn de stappen die we willen zien? Op welke momenten maken we de balans op? Heel concreet: gaan wij bijvoorbeeld jaarlijks een voortgangsbrief over de visie krijgen, of halfjaarlijks zelfs, zodat we met elkaar kunnen kijken: waar staan we en schiet het genoeg op? En als het niet opschiet, kan de minister dan ook zeggen of er een moment is waarop ze zegt: nu ga ik wel ingrijpen?

De NVWA — er is al meer over gezegd — staat onder voortdurende druk. Overbemanaged en onderbemenst heeft de NVWA eigenlijk een onmogelijk groot takenpakket. Er ontstaat een waterbedeffect waarbij de dienst van crisis naar crisis sleept en ondertussen reguliere controletaken onder druk komen te staan. Ik zal daarom simpelweg de minister vragen wat ik altijd vraag op zo'n moment: zijn de middelen die de NVWA ter beschikking heeft naar de mening van de minister voldoende om hun taken naar behoren te kunnen uitvoeren?

Voorzitter. De druk die de veehouderij op haar omgeving legt is onverminderd groot. Dat betreft onder andere gezondheidsproblemen. We hebben het recente VGO-onderzoek gezien waarin opnieuw het verband tussen geitenstallen en longklachten wordt bevestigd. Toen we hier vorig jaar stonden hadden twee provincies een geitenstop aangekondigd. Recent zijn er een aantal meer overstag gegaan. Ziet de minister niet zo langzamerhand aanleiding om zelf in te grijpen, al is het maar om er bij provinciebesturen op aan te dringen om maatregelen te nemen? Want er zijn nog steeds provincies die dat niet hebben gedaan en die dat wel zouden moeten doen.

We zijn afgelopen week opnieuw opgeschrokken door een aantal ernstige stalbranden. Tienduizenden varkens en kippen zijn op afschuwelijke wijze levend verbrand. We gaan daar later uitgebreid over debatteren, maar ik wil toch nu vragen wanneer de minister eindelijk het Bouwbesluit gaat aanpassen voor bestaande stallen. Hoelang duurt die aangekondigde verkenning nou nog? We zijn volgens mij al bijna een jaar bezig en we kunnen nu niet eens eisen dat er moderne brandalarmen in de stallen zitten.

Veehouderij heeft ook gevolgen voor biodiversiteit en waterkwaliteit. Op mijn verzoek kregen wij onlangs een brief over de voortgang van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn, en specifiek de 40 kwetsbare waterwinbeschermingsgebieden. In die brief toont de minister zich heel optimistisch. Maar wij lezen de brief en zeggen: de minister had een deadline gesteld voor 30 juni 2018 en die is gewoon niet gehaald door alle actoren. Dat schept niet zo veel vertrouwen bij ons voor de toekomst. Kan de minister aangeven wat zij gaat doen om de snelheid in dit proces te houden? Want die lijkt er niet in te zitten.

Dan is de staat van de Nederlandse biodiversiteit schrikbarend. Er is onder andere door GroenLinks al een en ander over gezegd. Vorig jaar, weet ik nog, stonden wij hier vol optimisme over de verklaring van Driebergen, maar het deltaplan biodiversiteit is er ook nog steeds niet. Hoelang wachten we daarop? Hoelang hebben we de mogelijkheid om te wachten, gezien de situatie waarin Nederland verkeert? Dus eigenlijk: welke aanvullende maatregelen gaat de minister nemen voordat de laatste grutto het land verlaat? Dan denk ik ook aan wetgeving en wijs ik erop dat de landbouwvisie terecht zegt dat de grootste winst op het gebied van biodiversiteit te halen is op landbouwgrond. Wat gaat u doen op dit gebied?

Een van de maatregelen die onze natuur moet beschermen is het Programma Aanpak Stikstof, maar dat staat zwaar onder druk, niet in het minst door mogelijke uitspraken vanuit Brussel op 7 november. Het PAS was ons plan B. Er is geen plan C. Heel simpel: als op 7 november het zwarte scenario uitkomt en de juridische basis onder het PAS wegvalt, en op 8 november sommige provincies zeggen dat ze geen vergunningen kunnen uitgeven, wat gaat de minister dan op 9 november doen? Dit is wel een risico voor ons hele proces.

Tot slot: de Regio Deals. Dat is een beetje een vreemde eend in de bijt voor deze commissie, maar deze minister gaat erover. Dit kabinet verspijkert voor 950 miljoen aan regionale afspraken met eigenlijk geen ander duidelijk doel dan brede welvaart. Met een lijstje van randvoorwaarden, zoals cofinanciering, gaat het kabinet aan de hand van aanvragen dit geld verdelen. Ik ken geen ander kabinetsterrein waar zo veel geld met zulke vage doelstellingen wordt verdeeld. Ik ben dan de radicale socialist, maar ik vind het een rare manier van belastinggeld verdelen. Ik wil de minister vragen of zij bereid is om, voordat het kabinet begint aan een potje bestuurlijk monopolie over wie wat krijgt, deze Kamer een duidelijke brief te sturen met criteria waar deze voorstellen op gaan worden beoordeeld en welke doelen bereikt moeten worden. Dan is er in ieder geval een minimum van transparantie.

De voorzitter:

Dank u wel. Keurig. Precies binnen de tijd. Dat vind ik heel knap.

Ik geef graag het woord aan de heer De Groot van D66.

De heer De Groot (D66):

Dank u, voorzitter. We staan vandaag voor de allereerste zelfstandige begroting van een ministerie van LNV. Dat is natuurlijk mooi op zich, maar een ministerie verdient haar bestaansrecht louter en alleen bij prestaties. Dat is ook nodig, want we moeten op deze aarde 70% meer voedsel gaan produceren en we hebben niet 70% meer aarde. Ik ben gisteren ook geschrokken van de berichtgeving over biodiversiteit. 60% minder soorten planten en dieren dan in de tijd waarin ik geboren ben. Dat is dus 40 jaar geleden. Daarom moeten wij naar kringlooplandbouw, want we kunnen zo niet verdergaan. Zo'n transitie is minstens zo lastig als de energietransitie. Wat we nodig hebben, is duidelijkheid, durf en daadkracht van deze minister.

Dan gaat het over kringlooplandbouw. Wat betekent dan die regie? Dat betekent regie op vier ontwikkelingen. De eerste: diervoeder dat niet concurreert met voedsel. De tweede: rijpe in plaats van rotte mest. De derde: natuurlijke omgang met de bodem. We hebben jarenlang gewassen gevoed, maar we moeten de bodem gaan voeden. Daar zit 3,5 miljard jaar innovatie in. En tot slot: voedselverspilling tegengaan. Dat zijn de vier elementen van kringlooplandbouw volgens D66. De minister heeft een mooie visie daarop geschreven. Zij heeft ook voor draagvlak gezorgd, zowel bij de landbouwkant als bij de natuurkant. Dat betekent dat deze nota niet op de rotsen is gevallen. Dat betekent ook dat we helemaal niet verder hoeven te polderen maar dat deze minister kan gaan timmeren.

De transitie vergt een structurele en langjarige verandering van de spelregels van onze voedselproductie. Waar hebben we het dan over? In de eerste plaats dient er een norm te komen voor kringloopefficiëntie op bedrijfsniveau. Waarom een nieuwe norm? Nu hebben we allemaal regels die gaan over de middelen, over ammoniak, fosfaat enzovoorts. Daar komt straks klimaat bij. Maar laten we nou zorgen voor één norm op bedrijfsniveau waarbinnen een boer zijn bedrijf kan optimaliseren naar zijn of haar omstandigheden. Het is belangrijk om daarover na te denken. Graag een reflectie hierop van de minister.

In de tweede plaats hebben wij een platform nodig.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet schiet zo snel van haar stoel dat ik haar de gelegenheid geef om meteen te interrumperen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik heb een vraag over die norm op bedrijfsniveau. Ik heb me ook af zitten vragen hoe kringlooplandbouw eruitziet als je het hebt over megastallen waar duizenden varkens of tienduizenden kippen opeengepakt zitten. Kan de heer De Groot mij wat meer vertellen over hoe kringlooplandbouw in die gevallen eruitziet?

De heer De Groot (D66):

Dan kijk je naar de vier elementen die ik noemde. Je gaat dus kijken naar wat die varkens eten. Varkens zijn bij uitstek verwerkers van reststromen. Die moeten we veel efficiënter gaan inzetten. Dan ga je kijken op welke manier de mest uit die stallen komt. Nu komt dat samen in de mestkelder. Daar gaat een ongelofelijke hoeveelheid ammoniak en methaan de lucht in. Dat kan zo niet verder, of het nou een grote of een kleine stal is. Vervolgens ga je zorgen dat die mest daadwerkelijk bijdraagt aan de bodemgezondheid. Op dat terrein zal een varkenshouder dan een samenwerking moeten aangaan met een akkerbouwer. Dat zijn elementen waarmee je naar zo'n stal kunt kijken.

De voorzitter:

Dit is uw laatste mogelijkheid om te interrumperen, mevrouw Bromet. Gaat uw gang.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Hoeveel akkers moet je hebben om al die mest uit die megastallen te verspreiden over Nederland?

De heer De Groot (D66):

Die vraag is niet te beantwoorden. Uiteindelijk moet je Nederland zien als één gemengd bedrijf. Dat betekent eigenlijk dat je net zo veel dierlijke productie hebt als dat je mest kwijt kunt op de Nederlandse akkergronden en graslanden. Daar moeten we uiteindelijk naartoe.

De voorzitter:

De heer Moorlag heeft daar ook nog een vraag over. Gaat uw gang voor uw laatste interruptie.

De heer Moorlag (PvdA):

De heer De Groot pleit voor één norm op bedrijfsniveau, begrijp ik. Hij vraagt de minister om daarop te reflecteren. Maar de heer De Groot heeft zelf toch ook wel een idee wat die norm zou moeten zijn? Mijn vraag aan hem is: wat is die norm?

De heer De Groot (D66):

Ooit hadden melkveehouders de zuivelquota. Dat was eigenlijk best een eenvoudig instrument waarbinnen zij hun bedrijf konden optimaliseren. Maar de normen die we nu hebben, zijn veel meer gebaseerd op ammoniak, fosfaat enzovoorts. De huidige norm om efficiëntie te meten is gebaseerd op CO2 per kilo vlees of per liter. Dat is juist niet wat we moeten hebben, omdat in die norm niet de grondstoffen zitten waarmee wij de aarde zo belasten. Ik heb het antwoord niet, in alle eerlijkheid, maar er zijn wel andere normen, bijvoorbeeld op basis van exergie, die naar het systeem kijken. Die kun je ook vertalen naar bedrijven. Ik stel geen gemakkelijke vraag, maar dat is wel nodig om te zorgen dat elke boer weet waar hij aan toe is.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb vanavond geconcludeerd dat GroenLinks ons exportmodel ten grave gedragen heeft. Ik wil het ook even testen bij D66. Ik ben van mening dat ons exportmodel grotendeels binnen het kringloopmodel overeind kan blijven. Deelt de D66-fractie mijn mening?

De heer De Groot (D66):

Absoluut, maar niet in de huidige vorm. Een groot deel van ons huidige exportmodel is gericht op tegen zo laag mogelijke kosten zo veel mogelijk produceren, heel weinig onderscheidend op de markt. We moeten er uiteindelijk naartoe dat boeren en ketens zich kunnen onderscheiden met producten en productiewijzen waar ze extra geld mee verdienen. Dus het antwoord is: met minder dieren, met minder productie, meer verdienen.

De heer Geurts (CDA):

Dat worden nog leuke debatten de komende tijd. Maar dat weten we. Dat gaan we ook gewoon meemaken. Een ander punt: de heer De Groot had het er net over dat er een richtingsgetal moet komen waarop je de kringloop kunt afrekenen. Zou het in de ogen van de heer De Groot ook zo kunnen zijn dat dit opgebouwd is uit bijvoorbeeld rapportcijfers, zodat je voor bepaalde elementen een 8 of een 9 haalt en voor sommige elementen een 7, maar dat je niet overal een 10 voor hoeft te halen?

De heer De Groot (D66):

Ik kan me voorstellen dat er zoiets uitkomt. Als het maar werkbaar is en als het er maar toe leidt dat alle boeren in Nederland binnen de kringlooplandbouw een efficiënt bedrijf kunnen hebben en zich kunnen onderscheiden. Het zou dus inderdaad kunnen dat een dergelijke norm zich laat vertalen in rapportcijfers waarbinnen boeren dan zelf aan de gang kunnen.

De heer Futselaar (SP):

Er is een toch wel interessante, verschillende interpretatie zichtbaar van de visie als het gaat om export. Als ik het zo mag uitleggen zegt de heer De Groot: we stappen toch wat af van het model van het produceren van goedkope bulkproducten en gaan op andere dingen concurreren. Meneer Geurts lijkt wat minder enthousiast over die transitie. Ik zou graag willen weten hoe de auteur van de visie dat ziet, in de persoon van de minister. Ik hoor graag wat haar mening is.

De voorzitter:

Dat is volgens mij een vraag aan de minister. Heel slim. Ik vraag de heer De Groot om weer verder te gaan.

De heer De Groot (D66):

Ik heb aangegeven dat er een nieuwe norm nodig is. In de tweede plaats hebben we een platform nodig waarin alle vernieuwende partijen samen aan de slag kunnen gaan en aan het timmeren kunnen gaan. Geen enkele partij is daarbij uitgezonderd. Dat gaat natuurlijk over boeren, maar dat gaat ook over supermarkten, ketens, natuur- en milieuorganisaties, landschapsorganisaties en banken.

Ik noem dat platform maar even een clubhuis. Boven de deur van dat clubhuis hangen drie bordjes. Op het eerste bordje staat: je neemt als je hier naar binnen gaat alles mee wat je hebt. De boeren nemen dus hun grond mee, de banken nemen hun geld mee en de minister neemt haar regels mee. Het tweede bordje dat daar hangt is: je mag alles ruilen wat je hebt. Aan die tafel wordt dus geruild. Het derde bordje dat er hangt is: je mag ook fouten maken.

Wat gaat de minister dan meenemen naar dat clubhuis? Ik heb vier categorieën: kennis, regels, geld en marktorde. Ik loop ze even langs. Kennis gaat over boeren voor kennis en kennis voor boeren. In de eerste plaats moet ze de topsectoren oplijnen met de kringlooplandbouw. Daar is nog heel wat in te doen.

In de tweede plaats dient ze samenwerking tussen kennisinstituten te bevorderen. Dat is heel erg belangrijk. We hebben veel meer kennis over de biologie nodig. Die is er niet altijd bij Wageningen, maar bijvoorbeeld wel bij het Nederlands Instituut voor Ecologie of bij het Louis Bolk Instituut aan de Universiteit Utrecht, en noem maar op. De financiële stromen in het huidige topsectorenbeleid beperken zich tot de WUR en TNO. Hoe gaat de minister samenwerking bevorderen, vooral op het gebied van de biologie?

We hebben ontwerpprincipes nodig voor kringlooplandbouw. Ik noemde er al een paar, over bodem en mest, maar dat is geen blauwdruk. Die moeten groeien. Hoe gaat de minister dat faciliteren?

Er moet ook gekeken worden naar het groene onderwijs. Ik ben benieuwd hoe de minister dat gaat aanpakken. Heel belangrijk zijn toegankelijke opensourcedatabanken voor boeren waar ze gewoon informatie kunnen krijgen over goede omgang met mest en goede omgang met bodem. Er is een databank, Bionext, die uit de biologische landbouw komt. Het wekt de verbazing dat daar onlangs de stekker uit is getrokken. Het zijn kleine kosten en een groot plezier voor boeren om dat soort dingen in de lucht te houden.

Tot slot: onafhankelijk advies. In het Europese landbouwbeleid is er de mogelijkheid om boeren te adviseren op een onafhankelijke manier en om dat te financieren vanuit Brussel als onderdeel van het nationale plan. Wat ik nou zo vreemd vind, is dat de minister zich daartegen lijkt te verzetten. Daarbij moeten we wel bedenken dat iedereen die op het boerenerf komt daar komt om iets te verkopen. Men noemt zich dan tevens adviseur. Daar klopt natuurlijk helemaal niks van. Ik hoef niet de landbouwvoorlichting terug, zoals vroeger, maar laten we nadenken over een manier om boeren te helpen om echt stappen te zetten richting kringlooplandbouw.

Voorzitter. Dat was kennis. Ik ga nu naar de regels. De VVD heeft ook al gesproken over belemmerende wetgeving. Vorig jaar is door deze Kamer unaniem een motie aangenomen die de minister de opdracht geeft om belemmeringen in wetgeving in kaart te brengen. In alle eerlijkheid: ik heb daar nog niets van gezien. Het gaat ook over de derogatie. Kunstmest is al genoemd. Vanochtend lees ik in de krant dat de minister zich verbaast over het feit dat dat verplicht is in de derogatie. De minister mag zich verbazen, maar zij is ook de baas, dus zeker ook in de positie om er iets aan te doen. Dan gaat het ook over een aparte categorie voor wormen en insecten. Het zijn kleine zaken, waarvan de minister had aangekondigd dat daar rond de zomer een keuze in zou worden gemaakt. Ik heb het ook niet gezien. Wat gaan we doen met het bodempaspoort? Algemeen verbindend verklaren? Graag ook een reactie daarop. Hoe gaan we dat inzetten?

Tot slot wil ik vanuit D66 pleiten voor een echt radicale aanpak van experimenten. Wat mij betreft mag dat ook met een experimenteerwet. De huidige green deals, of het Loket Ruimte in Regels, zijn eigenlijk onvoldoende. De ondernemers die ik spreek zijn allen toch zeer gefrustreerd door waar ze tegen aanlopen als het gaat om investeringen in kringlooplandbouw.

Dan kennis, regels en natuurlijk het geld. Banken zijn over het algemeen risicomijdend. De minister zet het borgstellingsfonds in om risico's voor een deel af te zetten. Dat is een mooie ruil die je kunt maken. Zet ook het Europees landbouwbeleid in, niet alleen voor klimaat, zoals onlangs goed is aangekondigd in de klimaatappreciatie. Maar noem, gelet ook op de klimaatpotentie van kringlooplandbouw, beide in één adem: klimaat en kringlooplandbouw. Graag een duidelijke toezegging dat in de uitwerking van het GLB die twee begrippen in één adem worden genoemd.

Tot slot de marktordening. Het gaat hier, heel belangrijk, om nieuwe samenwerkingsvormen. Ik zei al dat de vernieuwing in de landbouw zich niet mag beperken tot het boerenbedrijf. Ik zie in artikel 11 van de begroting geen stimulering van ketenconcepten. We hebben vandaag nog een brief gekregen. Er is heel veel te doen rondom de boer, maar ketenconcepten zie ik niet. Ik sprak laatst een varkenshoudster die bezig is met Hamletz, en ik hoorde dat zij zelf bezig was met het maken van een logootje op de printer voor haar vernieuwende producten. Dat is natuurlijk een situatie die je niet moet hebben; professionals moeten er gewoon voor zorgen dat die vernieuwingen ook naar de markt kunnen worden gebracht.

Voorzitter. Uiteindelijk gaat het erom dat boeren geld kunnen verdienen in deze transitie. Dat betekent dat zij zich moeten kunnen onderscheiden op de markt. In dit clubhuis gaan we aan de slag. Dat kan voor D66 morgen. Het ruilmodel, het transitiemodel: zorg dat er buiten een heldere norm komt, want zo kunnen we voorbij het stadium van de leuke projectjes komen, waar we tot nu toe in bleven steken.

Voorzitter, dan natuur. Allereerst heb ik begrepen dat de minister nu echt stappen zet op het vlak van monitoring van de natuur. Het gaat wel langzaam, maar het gaat vooruit. Ik houd het goed in de gaten. Ik maak me vreselijk zorgen over de enorme achteruitgang van het koraal in het Caribisch gebied. Het is niet per se een kwestie van geld, maar het is wel een kwestie van goed bestuur. Dan gaat het gewoon om een vuilverbrandingsinstallatie die staat te roken op Sint-Maarten, om niet-werkende afvalzuiveringen, terwijl het technisch allemaal mogelijk is. Dit vergt echt leiderschap. Alsjeblieft, minister: ga hiermee aan de slag. Ik weet dat men de neiging heeft om allemaal naar elkaar te wijzen. Een ander gaat over het Caribisch gebied, maar het is ons koraal, het is het koraal van de mensen die daar wonen. Het is dus de basis van bestaan en het is ook onze basis van bestaan.

Dan iets dichter bij huis: de beheersautoriteit voor de Waddenzee. Graag een nadere blik op de planning. Dan het project Rijke Waddenzee, het Actieplan Broedvogels en Swimway. Het zijn projecten die dit jaar aflopen, maar ze zijn goed geëvalueerd. Hoe gaat de minister deze projecten meenemen richting de uitwerking van de Waddenzee 2050?

Over samenwerking gesproken: hoe voorkomt de minister dat klimaatadaptatie en energietransitie negatieve gevolgen hebben voor natuur en landschap? Ook heb ik nog een vraag over de Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers. Daar werken natuur- en milieuorganisaties samen aan klimaatbufferprojecten. Ziet de minister een mogelijkheid om deze projecten te ondersteunen?

Het regeerakkoord voor nationale parken is natuurlijk een grote wens van D66. Ik weet dat de minister daarmee hard aan de slag is, maar wat is de planning?

Last but not least: dierenwelzijn. De minister heeft daarover een goede nota geschreven. Daarbij gaat het om de inspanningen in internationaal verband alsook die in nationaal verband ten aanzien van onze landbouwhuisdieren, maar gaat het er ook om dat mensen gewoon gezonde honden kopen en dierenbeulen worden gestraft. Dat zijn goede aanzetten, maar ik maak mij met velen zorgen over de stalbranden. Ik denk dat de aanpak in aanzet goed is, maar hoe gaan we dit nou versnellen? Is dan eens in de vijf jaar een stalkeuring op elektra voldoende?

Voorzitter, ik rond af. Deze nota over kringlooplandbouw is een enorme kans. Ik denk dat we hier met elkaar deze kans moeten gaan grijpen. Daarom zit ik in de politiek. Daarom zit ik in de Kamer. De minister heeft draagvlak. Er hoeft niet verder gepolderd te worden. Er kan vanaf morgen worden getimmerd. D66 roept deze minister op om de leiding te nemen over deze belangrijke transitie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, want ik vroeg me even af waar de dieren bleven in dat clubhuis van D66. Ik denk dat ze daar niet in passen, want het zijn er veel en veel te veel. Ik weet toevallig dat de heer De Groot als medewerker de dierenwelzijnsnota van toenmalig minister Brinkhorst heeft geschreven. Daarin werd afgesproken dat de veehouderij er binnen tien jaar heel anders uit zou zien en dat in 2012, maar uiterlijk toch 2020, het perspectief van het dier leidend zou zijn en dat fokkerijmethoden die leiden tot ernstige welzijnsproblemen niet meer tot de mogelijkheden zouden behoren. Nou, de eerste deadline, van 2012, hebben we niet gehaald en 2020 is best wel dichtbij. Ik zie in de landbouwnota alleen maar de vraag: is het dierenwelzijn meegewogen? Vraagteken. Gaan we de doelen halen die de heer De Groot in het jaar 2000 op papier heeft gezet?

De heer De Groot (D66):

Dat is de minister van LNV geweest, toenmalig minister Brinkhorst. Maar inderdaad zag D66 in die tijd al het belang van dierenwelzijn in. Het is ook de eerste nota geweest over dierenwelzijn. Volgens mij zat er toen nog geen Partij voor de Dieren in de Kamer. De nota had ook een mooie titel: Houden van dieren. Dat delen we. Maar wat ik ook met u deel, is dat het hemeltergend langzaam gaat. Ja, het heeft even geduurd voordat D66 weer kon gaan regeren en dat is toch de enige manier om stappen te zetten op het gebied van dierenwelzijn.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft nog één interruptie over, mevrouw Ouwehand. Dat weet u? Goed, gaat uw gang.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, die heb ik ook bewaard speciaal voor de heer De Groot. In die nota stond namelijk ook: we gaan eerst kijken of het met de sector lukt; de sector krijgt de gelegenheid om werkplannen te maken, maatwerk en zo, maar als dat niet lukt gaan we toch maatregelen nemen. De grap is dat ook minister Verburg deze doelstellingen overeind hield, toen D66 niet regeerde. Uiterlijk in 2022 zou het perspectief van het dier leidend zijn. Nou zien we dus dat de doelen op zich niet veranderd zijn, maar dat de aanpak niet heeft gewerkt. Zegt D66 hier nu met de Partij voor de Dieren dat de sector zijn kans heeft gehad en dat het tijd is voor andere instrumenten? Deze aanpak was namelijk al beloofd door minister Brinkhorst: dan zouden er wettelijke maatregelen komen. Die vrijblijvende aanpak heeft dus niet gewerkt en we hebben nog maar twee, drie jaartjes te gaan. We moeten het wel regelen.

De heer De Groot (D66):

Nogmaals, ik deel dat het langzaam gaat. Ik deel ook de ongerustheid over dat tempo. Maar uiteindelijk ben je als boer zelf verantwoordelijk voor de manier waarop je met je dieren omgaat. Dat stond ook in die nota. Tegelijkertijd zien we dat de markten elke keer leiden tot kostprijsverlaging en schaalvergroting. Dat staat ook goed beschreven in de nota. Dat is niet altijd in het belang van het dier. Daarom moet je ook werken aan een structurele verandering van de hele sector. Je moet perspectief bieden, zodat je ook beter met dieren kunt omgaan. Als het mag, voorzitter, noem ik één leuk voorbeeld van kringlooplandbouw. Dat is het OERei; ik maak toch even reclame. Die kippen zijn gevoed met insecten die zijn gevoed op voedselresten. Kippen zijn insecteneters. Het leuke is dat de kippen, doordat ze de hele tijd bezig zijn om daarachteraan te scharrelen, hun verenkleed nog hebben. Ook hoef je geen snavels te kappen. De kippen zijn rustiger en hebben een beter leven, alleen al door op een andere manier te kijken naar onze landbouw. Ik ben het met u eens dat het langzaam gaat, maar laten we het radicaal aanpakken want dan gaan we het echt doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Nu ben ik eigenlijk wel benieuwd of mevrouw Ouwehand dat wist.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Van dat radicale?

De voorzitter:

Ja.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben heel benieuwd hoe D66 gaat stemmen over onze moties.

De voorzitter:

Kijk eens aan. U hoeft daar verder niet meer op te reageren, meneer De Groot. Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Moorlag van de PvdA voor zijn bijdrage.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Zeker zijn van goed, gezond, veilig en eerlijk voedsel, voedsel van dieren die een fatsoenlijk leven hebben en voedsel van goede grond: als we dat willen, moeten we stoppen met de roofbouw. De manier waarop we ons voedsel nu produceren is niet houdbaar. Er wordt roofbouw gepleegd op de natuur en op ons leefmilieu: te veel gif, mest, CO2, stikstof, dierenleed, te veel uitbuiting van boeren, een voedingsindustrie die te winstgedreven is en retailers die mensen aanzetten tot de koop van kiloknallers en voedsel dat te veel zout, vet en suiker bevat.

De PvdA wil een breuk met het bestaande systeem. De landbouwvisie van de minister is een hele goede stap. De PvdA onderschrijft het doel van circulaire landbouw. Het pad naar dat doel is echter ongeplaveid. Mijn vraag aan de minister is hoe zij dat pad gaat plaveien. Hoe bereiken wij een wezenlijke systeemverandering, een systeemsprong? Ik heb eerder gepleit voor een traject dat overeenkomt met de aanpak van het klimaatakkoord. De heer De Groot pleit voor een clubhuis waar alleen maar de boeren, de financiers en de overheid in plaats mogen nemen. Naar mijn smaak moet er echt een veel bredere ketenaanpak met alle partijen komen om het concept van circulaire landbouw uit te werken; dus niet om te polderen, maar om samen te timmeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Een interruptie van de heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Ik weet niet of dit telt als interruptie. Ik heb uitdrukkelijk gezegd dat er niemand is uitgesloten in dat clubhuis. Het gaat inderdaad om banken en boeren natuurlijk, maar vooral ook om ministers, natuurorganisaties, ketenorganisaties en ook nieuwe verbanden zoals de Smart Food Alliance of het kringloopinitiatief van boeren dat langjarig wil helpen. Iedereen is welkom in dat clubhuis. Ik heb dat net gezegd en wil dat even gecorrigeerd hebben.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank voor die aanvulling. Waar het mij als PvdA'er om gaat, is dat die landbouwvisie niet gaat ontaarden in een landbouwhallucinatie. De grens tussen een visie en een hallucinatie is soms flinterdun.

De PvdA vindt ook de verkleining van de veestapel cruciaal. De druk van vooral de intensieve veehouderij op de samenleving is te groot en te schadelijk voor het milieu, het dierenwelzijn en de gezondheid van mensen. De schaalvergroting moet worden begrensd. Tot 2030 gaan naar verwachting nog duizenden boeren hun bedrijven beëindigen. Dat biedt de kans om tot een verdere en snellere sanering van de sector te komen en om productierechten uit de markt te halen. De PvdA wil dit combineren met een aanpak die verloedering en verrommeling van het platteland voorkomt. We moeten voorkomen dat miljoenen vierkante meters aan verwaarloosde, leegstaande bedrijfsgebouwen het platteland gaan domineren en dat deze verworden tot broedplaats van criminelen die daar wietplantages en drugslabs vestigen. De PvdA wil een actieve aanpak. De "Ruimte voor Ruimte"-regeling, indertijd geïntroduceerd in de reconstructiegebieden, moet naar mijn smaak worden verruimd en aangejaagd: leegstaande stallen slopen, woningen terugbouwen, jongeren de kans bieden om betaalbaar in een dorp te bouwen en te wonen en het draagvlak van voorzieningen daar vergroten! Is de minister bereid om die stappen te zetten en om de "Ruimte voor Ruimte"-regeling meer ruimte te geven, aan te jagen en om te komen tot een snellere sanering van de veehouderij? Want daarmee wordt er ook meer milieuruimte gecreëerd voor de overblijvende boeren.

Voorzitter. Beter omgaan met voeding. Een derde van het voedsel in de wereld wordt verspild. Er is één land dat sinds kort koploper is in het bestrijden van voedselverspilling. Dat is Frankrijk. Frankrijk heeft dat heel simpel gedaan. Dat land heeft een wet geïntroduceerd waardoor supermarkten voedsel niet meer mogen weggooien maar beschikbaar moeten stellen aan goede doelen, onder meer voedselbanken. Is de minister bereid om het goede voorbeeld van Frankrijk te gaan volgen? De PvdA-fractie vindt dat Nederland echt bij die koplopersgroep moet gaan behoren.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Volgens mij is er één land koploper in het aanpakken van voedselverspilling en dat is Nederland. Dit parlement en deze samenleving, alle partijen daarin, ondernemen heel veel acties om voedselverspilling tegen te gaan. Dat zien we nog even niet terug in de cijfers, maar er wordt wel heel veel gedaan. Als we de wet van Franrijk een-op-een zouden introduceren in Nederland, gebeurt er werkelijk helemaal niks, omdat er hier al veel meer gebeurt dan wat er nu in Frankrijk aan de hand is. Is de heer Moorlag daarvan op de hoogte?

De heer Moorlag (PvdA):

Ik denk dat ronkende tevredenheid over hoe het in Nederland gesteld is niet op z'n plaats is als je ziet hoeveel er wordt weggegooid en wordt verspild. We zien dat de stappen die in de keten worden gezet nog steeds niet tot voldoende resultaat hebben geleid. In Frankrijk is er een enorme reductie bereikt. Ik wil wegblijven uit de twist over wie de koploper is, maar daar heeft het wel een enorme sprong veroorzaakt. Mijn vraag aan de minister is of zij bereid is om ook met wettelijke instrumenten voedselverspilling te gaan bestrijden, want naar mijn smaak is het echt een breed gedeelde opvatting in deze Kamer dat we daar hard aan moeten gaan werken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Natuurlijk deel ik dit helemaal met de heer Moorlag. We moeten alles op alles zetten om voedselverspilling verder omlaag te brengen, want het komt gewoon nog te veel voor bij alle schakels in de keten. Maar laten we het er ook over eens zijn dat als we een-op-een ideeën uit het buitenland gaan kopiëren, we hier ook niet de vaart erin krijgen. We zullen echt moeten kijken waar de problemen zitten. Het zal moeten worden toegespitst op de Nederlandse situatie. We moeten het met elkaar aanpakken en we moeten dat uitdragen in Europa om samen verder te kunnen komen.

De heer Moorlag (PvdA):

Volgens mij hebben mevrouw Dik-Faber en ik eenzelfde stip op de horizon, hetzelfde doel om de voedselverspilling fors terug te dringen. Vrijwilligheid waar het kan, is mijn motto, maar regels stellen en wetgeving waar het moet, want het gaat gewoon niet snel genoeg. We moeten kijken naar de CO2-opgave die we hebben en we moeten het ook ethisch bekijken. Ja, ik ben nog opgevoed met de gedachte dat je voedsel niet weggooit. Ik vind dat dat gewoon de norm moet zijn.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Ik wil aandacht vragen voor de Floriade. De minister heeft daarover een brief aan de Kamer gestuurd. Die doet wel recht aan dat topevenement, nationaal en internationaal. Het is een evenement met een enorme uitstraling. Van rijkszijde is nu wel een bijdrage toegezegd, maar een aanmerkelijk deel van de benodigde bijdrage van het Rijk is nog niet spijkerhard. Kan de minister verzekeren dat de ontbrekende bijdrage wordt geleverd? Mag Almere zo nodig hopen op een bijdrage vanuit middelen voor de Regio Deals en de klimaatenvelop? Naar de opvatting van de PvdA moet dat evenement echt tot volle wasdom kunnen komen. Dat is echt een uithangbord voor Nederland.

Voorzitter. Ik rond af. Dit kabinet wil het groenste kabinet ooit worden. Dat kan alleen maar slagen als wij alle partijen uit de schuttersputjes weten te krijgen, als wij alle partijen aan tafel weten te krijgen of in het clubhuis van de heer De Groot en als al die partijen samen gaan timmeren aan een uitwerking van de landbouwvisie die de minister heeft gepresenteerd. Die visie moet worden omgezet in een breed gedragen langjarige aanpak. We moeten ermee ophouden om van incident naar incident te gaan. We moeten ophouden met verder juridificeren. Er moet echt een systeembreuk komen. Ik hoop dat de minister dat pad wil gaan plaveien.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. In ons kleine land zijn boeren en tuinders altijd om de hoek, en toch is er een grote afstand tussen boeren en burgers. Tegelijkertijd groeit ook de interesse van burgers voor hun dagelijks voedsel. Ze hebben er dan ook een steeds duidelijker mening over, maar vaak geen idee waar hun voedsel vandaan komt en hoe het geproduceerd wordt. Verbinding tussen boeren en burgers is nodig om elkaar beter te leren kennen en begrijpen, zodat we samen kunnen werken aan een maatschappelijk voedselsysteem voor de 21ste eeuw; een systeem dat houdbaar is, dat goed en veilig voedsel produceert, dat het milieu ontlast en leidt tot verbetering van de biodiversiteit van het boerenland. Een systeem ook waardoor de boer een goede prijs voor zijn producten krijgt en er toekomst blijft voor de agrarische gezinsbedrijven in ons land. De grote trekker op het plein gisteren was het decor voor de presentatie van mijn initiatiefnota Verbinding boer(in)-burger, voedsel dichtbij. In het regeerakkoord is opgenomen dat initiatieven voor het verbinden van boer en burger ondersteund worden. In deze nota doe ik concrete voorstellen om daar invulling aan te geven. Het doet mij plezier deze nota vanavond via de griffier ook aan de minister te kunnen overhandigen, net als aan mijn collega-Kamerleden. Ik zal ervoor zorgen dat deze nota zo spoedig mogelijk ook langs de officiële weg wordt ingediend bij de Kamer.

Voorzitter. Het herstellen van de verbinding tussen boeren en burgers kan allereerst door de brede introductie van regioproducten uit ons land. Deze producten verdienen een prominente plek in het schap van de supermarkt en in producten van de levensmiddelenindustrie. Waarom boontjes uit Marokko als ze ook in eigen land groeien? En helemaal onverteerbaar is het dat kooi-eieren uit Oekraïne worden verwerkt in onze mayonaises. Eten uit de regio is duurzaam en dat geldt zeker als we met de seizoenen mee eten. Uit onderzoek van het Voedingscentrum blijkt bovendien dat dit voor consumenten ook de voordelige keuze is. Een maaltijd met regioproducten uit het seizoen en volgens de Schijf van Vijf is €0,50 goedkoper. Is de minister bereid om in gesprek te gaan met de agrarische sector, de levensmiddelenindustrie en supermarkten over een brede invoering van regioproducten? En is zij bereid om in te zetten op samenwerking in de keten voor het actief inkopen en aanbieden van regioproducten? Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de ruimte die het regeerakkoord geeft aan samenwerking in de keten.

Voorzitter. Er is bovendien meer transparantie in de keten nodig richting consumenten. Ik verwijs hierbij ook naar de campagne #watkrijgtdeboer van LTO. Want wie weet eigenlijk dat de melkveehouder €0,33 ontvangt terwijl een pak melk €0,90 kost? En weten consumenten dat een aardappelteler €0,14 per kilo krijgt terwijl diezelfde kilo in de supermarkt €1,30 kost? Is de minister bereid om te werken aan meer transparantie over de herkomst van producten en de prijs die de boer ontvangt? En ziet zij kansen voor een label, bijvoorbeeld via een QR-code, waarmee ook duurzaamheid en dierenwelzijn inzichtelijk worden?

In juni heeft de minister een brief naar de Kamer gestuurd over de versterking van de positie van de boer in de keten. Hoe staat het met de uitvoering en het versterkt toezicht door de ACM op oneerlijke machtsverhoudingen in de keten?

Voorzitter. In de multifunctionele of de verbrede landbouw zijn al heel mooie initiatieven, zoals zorgboerderijen, boerderijwinkels en kinderopvang. Ongeveer 25% van de boeren en tuinders is actief op het gebied van de multifunctionele landbouw en dit aantal neemt toe. De uitdaging bij multifunctionele landbouw is om het potentieel dat er nog is te verzilveren. Hierbij is er ook een taak voor agrarisch onderwijs, zodat jonge boeren zich bewust zijn van de kansen die er liggen. Agrarisch onderwijs moet óók gaan over de maatschappelijke oogst, of over jouw bedrijf in een maatschappelijke context. Is de minister bereid om samen met de sector een beleidsagenda op te stellen voor versterking en professionalisering van de multifunctionele landbouw, en om knellende wet- en regelgeving in beeld te krijgen en weg te nemen? Is zij ook bereid om samen met de sector en de Wageningen Universiteit aan de slag te gaan om meer actuele kennis te vergaren over omvang en impact van de multifunctionele landbouw?

Over onderwijs gesproken: veel kinderen weten niet meer waar hun eten vandaan komt. Ze zullen misschien antwoorden: uit de supermarkt. Maar waar komt het echt vandaan? Hoe vanzelfsprekend is het om te weten dat melk van de koe komt of een appel gewoon van een Nederlandse fruitteler? Maar ook gezond eten is niet meer vanzelfsprekend. Veel kinderen van 1 tot 12 jaar eten minder fruit, groente en vis dan wordt aanbevolen. Vindt de minister ook dat programma's als Gezonde School verder aangemoedigd moeten worden en dat het doel moet zijn dat iedere school uiteindelijk een gezonde school wordt, als stip op de horizon? Programma's voor voedseleducatie zijn er voldoende, maar het aanbod is versnipperd. Er zijn ook drie ministeries bij betrokken: VWS, OCW en LNV. Kan dit niet meer gestroomlijnd worden? Wat de ChristenUnie betreft gaat iedere basisschoolleerling een keer op bezoek op de boerderij of in de kas.

Voorzitter. Het verbinden van boeren en burgers krijgt ook concreet vorm in de FoodValley. Vorig jaar heb ik met de heer Geurts een motie ingediend om het World Food Center in Ede tot een gezamenlijk succes te maken. Hoe staat het met de uitvoering? Het gaat mij niet om een gebouw, om de stenen, maar om het concept. Juist via het World Food Center weten boeren, wetenschappers en consumenten elkaar straks te vinden rondom het thema voedsel. Graag een reactie.

Dan kom ik op de prachtige visie van de minister op de kringlooplandbouw. De minister heeft een mooie en heldere visie voor de toekomst gepresenteerd om kringlopen te gaan sluiten, met veel aandacht voor biodiversiteit, klimaat, goed bodembeheer, minder grondstofgebruik, eerlijke verdienmodellen en steun voor jonge boeren. Dit sluit ook goed aan bij de visie van de Commissie Grondgebondenheid over de toekomstbestendige melkveehouderij. Ook hier gaat het om lokale kringlopen, die grotendeels zelfvoorzienend zijn in eiwitbehoefte, en om korte ketens. De minister weet hoezeer de ChristenUnie hecht aan grondgebonden landbouw.

Een ander essentieel onderdeel van kringlooplandbouw is biodiversiteit. Hoe staat het met de totstandkoming en financiering van het deltaplan biodiversiteit? Kan het deltaplan biodiversiteit financieel worden ondersteund vanuit de POP-middelen die nog op de plank blijven liggen?

Het is belangrijk dat nu snel de concrete maatregelen bij de visie volgen. Ook vele anderen hebben daarover gesproken. Hoe wil de minister de verdere uitwerking oppakken? Kijkt de minister daarbij ook goed naar de bestaande praktijk van kringlooplandbouw? Wat de ChristenUnie betreft wordt dit een praktijkgericht innovatieprogramma, waarbij de voorlopers centraal staan. We hoeven immers niet opnieuw het wiel uit te vinden.

Laten we in dit kader ook de waarde van het landschap niet vergeten. Denk alleen al aan de waarde van natuur, recreatie en onze woonomgeving. Deze maand is advies uitgebracht over de Monitor Landschap, om de kwaliteit van het landschap landdekkend te kunnen meten. Wat vindt de minister van dit advies? Is zij bereid om dit samen met haar collega's van OCW en van Binnenlandse Zaken verder uit te werken?

Dan mijn misschien wel meest geliefde onderwerp: voedselverspilling. Per jaar wordt er nog altijd ruim 40 kilo per persoon aan voedsel weggegooid. Afgelopen zomer zijn door de droogte veel gewassen zoals paprika's en pruimen verloren gegaan, terwijl deze gewoon eetbaar zijn. Ik denk dat dat voor velen van ons en voor mensen in het land echt een grote frustratie was, zeker ook voor de boer. Zo stond Kromkommer op de Dam in Amsterdam tijdens een actie met 7.000 kilo kromme courgettes, die anders gewoon in de container zouden verdwijnen. Voor deze vorm van voedselverspilling zijn er verschillende oplossingen, zoals bewustwording bij de consument, maar ook het schrappen van de eisen aan de vorm en grootte van groente en fruit. Daarover is een motie van de ChristenUnie aangenomen. Hoe staat het met het gesprek met de supermarkten over cosmetische eisen aan producten? Kan er een afspraak in de keten worden voorgesteld in lijn met het regeerakkoord over ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven? Hoe verloopt het gesprek in de Europese Unie over de cosmetische eisen?

Nu heeft Albert Heijn ervoor gekozen om de houdbaarheidsdata op groente en fruit te schrappen. Ook dat helpt tegen voedselverspilling. Kan dat niet door meer supermarkten worden opgepakt? Kunnen hier concrete afspraken over worden gemaakt? Ik weet dat de minister zich hier graag voor wil inzetten, ook als het gaat om de houdbaarheidsdata op lang houdbare producten.

Voorzitter. Zo'n 8.300 boeren in Nederland doen aan agrarisch natuurbeheer. Zij krijgen hierbij ondersteuning van het Europese geld voor plattelandsontwikkeling, de POP-gelden. Dit zijn mooie initiatieven. Tegelijkertijd blijkt de besteding van POP3-geld vaak moeizaam, door veel bureaucratie en regels. Daardoor dreigt geld op de plank te blijven liggen. Daarnaast blijft het lastig om in te schatten of het geld echt bij de boer terechtkomt. Mijn vraag is of hier meer regie op kan komen, aangezien het om belangrijk innovatiegeld gaat, bijvoorbeeld via het al bestaande Regiebureau POP. Het zou echt jammer zijn als geld op de plank blijft liggen. Agrarische collectieven staan te trappelen om aan de slag te gaan, maar het geld kan ook worden ingezet voor het deltaplan biodiversiteit. Is de minister bereid om met de provincies te kijken of het geld maximaal besteed kan worden en zo ja, hoe dan?

Dan de visserij. Voor de Nederlandse vissers is het een buitengewoon spannende tijd, vanwege de aankomende brexit en het definitieve besluit over de pulskor. Voor de pulsvisserij zijn de voortekenen niet gunstig, maar een positieve maatregel uit het regeerakkoord is een innovatieprogramma voor de vissers. Mijn vraag aan de minister is: hoe staat het met de uitvoering?

Voorzitter, ik rond af. Ik zou graag willen afsluiten met enkele wijze woorden van Prediker: "Ik heb vastgesteld dat voor de mensen niets goeds is weggelegd, behalve vrolijk te zijn en van het leven te genieten." Wat is dat dan, van het leven genieten? "Want wanneer hij zich aan eten en drinken tegoed doet en geniet van al het goede dat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God."

Voorzitter, dat lijkt mij een erkenning voor het harde werken van boeren en tuinders en een pleidooi voor het waarderen van ons dagelijks voedsel. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dik-Faber. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. "De landbouw in Nederland moet er over tien jaar totaal anders uitzien dan nu. Zou het er na al die jaren eindelijk een keer van komen? De grote doorbraak ligt binnen handbereik. Het ministerie is er klaar voor, de plannen staan zwart-op-wit op papier en worden gesteund door het kabinet. De landbouw in Nederland binnen tien jaar helemaal anders."

Gaat dit over de baanbrekende nieuwe visie van minister Schouten op de landbouw? Je zou het bijna denken. Het roer gaat om, het systeem is niet langer houdbaar, zo lezen we immers nu. Maar nee, dit citaat komt uit de NRC en is geschreven op 11 juli 2000, bijna twintig jaar geleden. Het gaat over de visienota van, let op, de VVD, de Partij van de Arbeid en D66 op landbouw. Wat schreven ze? Binnen tien jaar helemaal anders. Zij erkenden toen dat de landbouw tegen maatschappelijke, economische en ecologische grenzen aanliep. In tien jaar tijd, dus uiterlijk in 2010, zou de landbouw ten volle rekening houden met de veiligheid en gezondheid van mens, dier en ecosysteem, volledig voldoen aan de geldende milieuwetgeving, waarbij de nationale milieudoelstellingen zouden zijn gehaald, en zou de biologische landbouw 10% van het landbouwareaal beslaan. Mijn favoriet: de veehouderij zou bovendien stukken kleiner zijn, met minder dieren, minder milieubelasting en uiteraard een beter dierenwelzijn.

Als je dan denkt "nou ja, maar dan had je het CDA nog niet mee, want die liggen altijd dwars", dan zeg ik: nee hoor, ook minister Verburg erkende negen jaar geleden al dat ons huidige voedselsysteem een grote druk legt op het mondiale ecosysteem, en de voedselzekerheid in gevaar brengt. Systeeminnovaties en -veranderingen zouden volgens haar onontbeerlijk zijn. We zouden toe moeten naar — let op — verregaand gesloten kringlopen. Ze vond het ietwat moeilijk om toe te geven, maar toch zei ze dat we minder dierlijke en meer plantaardige producten moesten eten.

Voorzitter. Het waren dus vijf partijen in deze Kamer, die nu in totaal een Kamermeerderheid hebben van 85 zetels, die al lang en breed erkend hebben wat nu in de zogenaamd baanbrekende landbouwvisie van minister Schouten staat. Ik wil de minister best een compliment geven dat ze erkent dat de landbouw is vastgelopen, dat het systeem onhoudbaar is en dat we zo niet verder kunnen, maar we moeten toch echt concluderen dat we heel ver zijn afgedreven van wat politiek zou moeten zijn — het oplossen van de daadwerkelijke problemen — als van ons al wordt verwacht dat we in onze handen klappen als er een erkenning is van wat we al zo lang weten.

Voorzitter, dan specifiek over de dieren. Minister Brinkhorst vroeg in 2001 advies aan de commissie-Wijffels, van het CDA, over de toekomst van de veehouderij. Dat advies loog er niet om. De Nederlandse veehouderij moet terug naar de tekentafel, zei hij. Economisering en schaalvergroting hebben geleid tot amorele verschijnselen. De omgang met dieren is niet zoals we willen en het milieu wordt te veel belast, zei de oud-voorzitter van de Rabobank. De minister noemde de conclusie destijds helder, hard en onontkoombaar. De veehouderij zoals ze was zou voorgoed veranderen. De reactie was helder: dit wordt uitgevoerd, dit komt niet op de plank, want daar liggen al zo veel rapporten dat dit er niet meer bij past. Dat het in de praktijk brengen van dit rapport van de commissie-Wijffels tot een flinke reductie van de sector leidt, lijkt me evident.

In de Nota Dierenwelzijn beloofde minister Brinkhorst — omdat de heer De Groot daar zelf over heeft gesproken, weet ik dat hij die heeft geschreven — dat als richtinggevend perspectief wordt gehanteerd dat gehouden dieren in een omgeving leven waarin ze soorteigen gedrag kunnen vertonen. Binnen tien tot twintig jaar moet de veehouderij zijn omgebogen in de richting van het perspectief van het soorteigen gedrag. Ook minister Verburg beloofde dat in haar Nota Dierenwelzijn. Vijftien jaar later, dus in 2022, zou het perspectief van het dier leidend zijn.

Voorzitter. Daar zijn we nog lang niet. Als je nu aan het regeren bent — ik kijk nadrukkelijk naar D66 en de VVD, die als eerste hiermee begonnen zijn — en je hebt nog maar drie jaar de tijd voor je eigen doelstellingen, dan moet je vaststellen dat je niet kunt wegkomen met een vage nota zonder enige uitwerking. Sterker nog: alle voorstellen voor krimp van de veestapel, die bijna twintig jaar geleden al onontkoombaar werd geacht, worden weggestemd.

Waarom is ervoor gekozen dat drie van deze partijen, of eigenlijk de woordvoerders van die partijen, een rondje werkbezoeken gingen doen en samen een visie gingen schrijven? Wij hadden gehoopt dat de minister, als verantwoordelijke, alle literatuur kennende en met alle erkenning dat het systeem allang is vastgelopen, de moed zou hebben om tegen deze woordvoerders te zeggen: luister beste vrienden, we weten dat het zo niet langer kan. Ze had kunnen wijzen op de doelen voor biodiversiteit, want die gaat dramatisch achteruit. Ze had kunnen zeggen dat het klimaatakkoord eraan komt dat we moeten zien te handhaven, dat we beloften hebben gedaan over dierenwelzijn, en niet in de laatste plaats dat als we nu niet veranderen, alle boeren uiteindelijk het loodje leggen. Ze had kunnen laten zien dat het aantal bedrijven afneemt met de koers van de afgelopen jaren. Dat hadden wij van de minister gehoopt en verwacht.

Ze had zo veel mensen meegehad, ze had kunnen zeggen dat ze de lijn van Van Aartsen zou kiezen. Hij zei toen al dat de sector best eerst zelf een poging mocht doen om de problemen op te lossen, maar dat de overheid zou doorpakken als men niet leverde. Van Aartsen was van de VVD. De minister-president van VVD-huize heeft in dit huis gezegd: ik heb niks met het mensonwaardige stapelen van dieren; u kunt altijd bij mij aankloppen om een einde te maken aan die varkensflats. Dat was gewoon een uitspraak van de VVD. Ook de CDA-voorganger van de minister heeft gezegd dat het met de dieren stukken beter moet.

Laten we kijken naar de beloften en wat ervan is waargemaakt. 10% van ons landbouwareaal was biologisch. Bijna twintig jaar later zitten we op 9,3%. Het aantal dieren zou fors moeten verminderen. Ik heb de lijstjes er even bij gepakt. In 2000 hadden we meer dan 4 miljoen koeien. In 2017 ook. In 2000 hadden we 178.000 geiten. Dat aantal is verdrievoudigd tot 532.000. Het aantal bedrijven is trouwens wel gehalveerd. Dan de zogenaamde hokdieren, die niet bestaan, zoals varkens. In 2000 waren er 13 miljoen. Daarna is het aantal wat afgenomen, maar nu zijn er weer meer dan 12 miljoen varkens.

Er wordt 200 miljoen uitgetrokken voor een sanering van de varkenshouderij. Daar is de Partij voor de Dieren voorstander van, maar we maken ons wel grote zorgen dat er geen analyse is en geen garantie dat we het niet nog een keer laten gebeuren. De Partij voor de Dieren heeft altijd gewaarschuwd voor nieuwe vergunningen, uitbreidingen en nieuwe stallen. Dan was het antwoord altijd: ja, maar het lokale bestuur, de provincies en gemeenten, toetsen gewoon op de milieuregels; maakt u zich maar geen zorgen. En waarom is het dan uit de hand gelopen? Waarom moet er nu worden gesaneerd? Zijn de milieuregels niet streng genoeg geweest? Heeft het lokale bestuur niet streng genoeg getoetst? Er gaat wel 200 miljoen uit de staatskas heen, waarvan nota bene 60 miljoen aan nieuwe subsidies voor de varkenshouderijen, want er is maar 120 miljoen voor de daadwerkelijke sanering. Ik heb uit de pers begrepen dat dit in overleg met de sectororganisatie is gegaan en dat die alleen op die voorwaarde akkoord ging. Alsof die iets te zeggen heeft over de besteding van 200 miljoen van de belastingbetaler! Men ging alleen akkoord als het fosfaatplafond niet naar beneden zou gaan. Ik wil dat de minister uitlegt hoe dat zit. De rechten gaan de markt uit; dat hebben we gevraagd. Maar als het fosfaatplafond niet naar beneden gaat, betekent dat dan dat de mestproductie op een andere manier alsnog vrijkomt? Dan schieten we er toch niets mee op? Graag een uitleg.

Ik was bij de belofte gebleven dat het aantal dieren naar beneden zou gaan. Kippen: in 2000 104 miljoen, in 2017 105 miljoen. Slachteenden: nog geen miljoen in 2000, nu zit het aantal er dik overheen. Als toen al duidelijk was dat we het aantal dieren moesten verminderen omdat we het anders niet voor elkaar zouden krijgen om de landbouw vol houdbaar te maken voor de toekomst, dan is het niet een kwestie van opnieuw een visie schrijven. Dan is het kijken naar de instrumenten die dus niet hebben gewerkt en bepalen hoe je je doelen wel kan halen.

Een andere belofte. Er wordt ten volle rekening gehouden met de veiligheid en gezondheid van mens, dier en ecosysteem. Nou, we kregen de Q-koorts omdat de belangen van de geitenhouderij voorgingen op de gezondheid van mensen. En omwonenden van bollenvelden en andere akkers hebben het nakijken, omdat zij mogen leven in de dampen van het vele landbouwgif dat er op die velden gaat. En de veiligheid van dieren? Ik weet het niet, maar al die stalbranden dan? Dieren zitten opgesloten en kunnen geen kant op! We weten wat we moeten doen, want de aanbevelingen liggen er allang. Het is een kwestie van niet willen uitvoeren. Maar het waren wel deze partijen die die belofte hadden gedaan!

Een andere belofte. Door de vele incidenten zou er meer beleid en toezicht komen. Meer toezicht? Kan de minister zeggen hoe vaak een veehouder in Nederland eigenlijk wordt gecontroleerd? Is dat echt maar één keer in de tien jaar of zit dat anders?

Voorzitter. VVD en D66 zeiden ook dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft voor het tegengaan van welzijnsonvriendelijke methoden die plaatsvinden met gehouden dieren. Ik herhaal: dé overheid heeft de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van welzijnsonvriendelijke methoden.

De heer De Groot (D66):

De Partij voor de Dieren heeft uitgebreid huiswerk gedaan en is nu een lesje geschiedschrijving aan het doen en iedereen de maat aan het nemen. Maar ik wil toch de hand reiken en kijken of we de Partij voor de Dieren ook productief kunnen maken. Ik heb een voorstel gedaan voor een clubhuis. Stel dat de Partij voor de Dieren daar nu naar binnen zou kunnen gaan en zou kunnen bijdragen aan die transitie waar D66 zich voor inzet. Wat zou de Partij voor de Dieren daar gaan doen om met de anderen, niet alleen maar mét de anderen, aan de slag te gaan? Daar ben ik benieuwd naar.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zou de mensen in dat gezellige clubhuis eraan herinneren dat er meer dan genoeg adviezen zijn over hoe we in de toekomst de wereld kunnen voeden zonder dat ten koste te laten gaan van dieren, natuur of milieu. Dan zou ik bijvoorbeeld wijzen op de VN-mensenrechtenrapporteur — een mensenrechtenrapporteur, hè — die zegt: dan moeten we in het rijke Westen fors minder dierlijke eiwitten gaan eten. Dan zou ik dus de heer De Groot uitnodigen om te doen waar D66 altijd al voor is geweest en om gewoon te beslissen dat een krimp van de veestapel onvermijdelijk is. Het is niet verstandig om daarmee te wachten, want daar doe je echt niemand een plezier mee en in de allerlaatste plaats de boeren zelf.

De heer De Groot (D66):

Denkt u dat u daar effectief zult zijn als u daar ook iedereen de les gaat lezen? Denkt u dat dat echt iets voor de dieren zal betekenen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nou, voorzitter, de heer De Groot inmiddels kennende zal ik daar inderdaad een zware dobber aan hebben. Maar ik denk dat burgers van de politiek mogen verwachten dat we onze uiterste best doen om te doen wat nodig is. En het is echt aan de heer De Groot als hij ook nu de andere kant op kijkt en niet erkent dat een krimp van de veestapel nodig is. Zijn eigen minister zei toen al: we gaan dat rapport op de plank leggen, want er liggen er al te veel! Maar daar is toch weer rapport na rapport na rapport aan toegevoegd, waaronder het rapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Dat rapport zegt letterlijk: als je het nu niet doet, als je nu niet inzet op die krimp van de veestapel, dan heb je straks hele hoge kosten en maak je het voor de boeren alleen maar vervelender.

De heer De Groot (D66):

Nogmaals, het kabinet zet in op een krimp van de veestapel en trekt daar behoorlijk wat geld voor uit. En nogmaals, wij delen de droom van een duurzamere en betere wereld en meer dierenwelzijn. Maar er is één verschil: u droomt alleen door en D66 realiseert dromen. En dat doe je samen en verder dromen doe je alleen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat vraag ik me af. Ik eet bijvoorbeeld geen dooie dieren en volgens mij de heer De Groot wel. Dus als je het hebt over dierenwelzijn, kan je ook gewoon nu, vandaag, keuzes maken. Je kan boeren vandaag al op weg helpen naar die plantaardige toekomst. Ik ben niet zo van de hoogbewerkte producten, maar de groeiende omzet van vleesvervangers laat zien dat onze producten het supergoed doen. Je kunt boeren helpen door te zeggen: het is toch wel gek dat één van onze succesvolste producenten van vleesvervangers zijn soja niet uit Nederland en niet eens uit Europa kan halen, omdat wij het hier niet telen. We laten enorme kansen voor de boeren liggen en D66 helpt ze dus niet.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb een poosje zitten luisteren naar de bijdrage van mevrouw Ouwehand. Daaruit maak ik op dat er alleen maar tegenstellingen worden gecreëerd en dat boeren in een kwaad daglicht worden gesteld. Ik vind dat verwerpelijk en ik vind het ook niet echt verbindend naar de Kamer toe. Is mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren ook in staat om iets positiefs over onze Nederlandse land- en tuinbouw met ons te delen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben eigenlijk wel blij met deze vraag, want ik was er nog niet aan toegekomen om te benadrukken dat boeren klem zitten in dit systeem. Ik heb zojuist de cijfers genoemd van het groeiende of in elk geval niet afnemende aantal dieren, maar het aantal bedrijven is gehalveerd of zelfs met twee derde gekrompen. De Partij voor de Dieren was in het jaar 2000 nog niet opgericht omdat we dachten: het komt misschien wel goed, gezien de beloftes. Maar het is allemaal niet gebeurd. De Partij voor de Dieren heeft niet geregeerd, en de heer Geurts zei net nog dat hij blij was dat al die moties niet zijn aangenomen. En toch staat de boeren het water aan de lippen. Dan doe je toch iets fout? Dan doet het CDA, dat al die jaren óf heeft geregeerd óf het beleid van de VVD heeft gesteund, toch iets verkeerd? Ik wil dus heel graag een gezonde landbouw voor de toekomst, waarin het boerenvakmanschap weer wordt beloond. Ik koop mijn voedsel echt niet in de supermarkt, die de boeren veel te weinig betaalt. Ik doe echt mijn best om ervoor te zorgen dat boeren een normale boterham verdienen. We hebben daarvoor ook voorstellen gedaan. We leggen de bewijslast bij de supermarkten neer, zodat ze de boeren normaal betalen. En dan laat het CDA het altijd afweten. Wat we ook doen, is de boeren beschermen tegen de handel van buitenaf. Ook daar doet het CDA niet mee.

De heer Geurts (CDA):

Ik vind het erg moeilijk om uit dit antwoord iets positiefs voor de land- en tuinbouw te halen. Ik ben echt heel blij dat de collega van de SGP-fractie zo meteen als laatste het woord in deze Kamer heeft op dit onderwerp, want dan ga ik waarschijnlijk wat positiever naar huis. Nog eenmaal — mijn laatste interruptie wil ik er graag voor gebruiken — vraag ik aan mevrouw Ouwehand: heeft u ook nog wat positiefs te melden richting onze boeren en tuinders, die het op dit moment niet makkelijk hebben? Wat u allemaal schetst, gaat ze echt niet helpen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zoals ik al vaker heb gezegd, denk ik dat boeren er niet bij gebaat zijn als hun vertegenwoordigers ervoor kiezen om alleen maar te zeggen dat ze trots zijn op de Nederlandse tuinbouw en landbouw en dan achter hun rug om beleid kiezen waardoor zij het loodje leggen. Ik noem de fosfaatrechten, ik noem de vrijhandelsverdragen en ik noem de verdere inzet op intensivering en schaalvergroting. Ik denk dat boeren er meer aan hebben als je eerlijk bent. Ik ben een groot fan van biologische en biodynamische tuinders. Ik zou hun graag veel meer steun geven dan nu het geval is. Ik zou graag willen dat de Europese landbouwsubsidies gaan naar deze boeren en niet naar de grootschalige melkveehouders. Dus die boeren wil ik best steunen, maar ze hebben er meer aan als we eerlijk zijn dan als we alleen maar zeggen dat we trots zijn op de boeren en intussen het CDA- en VVD-beleid voeren dat ze naar de rand van de afgrond helpt.

De heer Bisschop (SGP):

Laat ik dan daarmee beginnen. Ik ben trots op de boeren en de vissers die het land voeden en nog zo veel meer dan dat. Dat is ook eigenlijk de kern van mijn vraag. Hoe wil mevrouw Ouwehand bij een afnemende veestapel, bij een afnemende productie, bij een wereldwijd groeiende voedselbehoefte en bij klimaatmigratie en klimaatproblematiek elders in de wereld voorzien in de behoefte aan voedsel? En stel dat die voedselproductie zich zou verplaatsen naar andere landen, wat is dan per saldo de winst als het gaat om productiekwaliteit en om dierenwelzijn? Hebt u zich daar rekenschap van gegeven? In welk opzicht verbetert met wat de boeren en tuinders in Nederland zouden inleveren macro gezien per saldo de situatie als die activiteit elders in de wereld plaatsvindt?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Om te beginnen steunt de Partij voor de Dieren niet de opbouw van vee-industrieën in andere landen, wat de SGP wel doet. We hadden vandaag oud-staatssecretaris Bleker hier op het Plein. Hij heeft een mooi foldertje achtergelaten waarin duidelijk werd dat Nederland koeien exporteert om in andere landen een melkveehouderij op te zetten. Dat doen we ook met andere bedrijfstakken. Maar de heer Bisschop zou zich toch, zeker vanuit zijn beginselen, rekenschap moeten geven van de wetenschappelijke feiten die zeggen dat we de wereld alleen maar kunnen voeden als we plantaardiger gaan eten? De krimp van de veestapel hier in Nederland gaat natuurlijk hand in hand met een inzet op een verandering in ons consumptiepatroon, omdat we veel te veel dierlijk eten en plantaardig ook nog eens gezonder voor ons is. Nogmaals, we kunnen de wereld alleen maar voeden als we plantaardiger gaan eten, om te beginnen hier.

De voorzitter:

Dank u wel. Mag ik ook u vragen om iets korter te reageren?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, ik zal mijn best doen, voorzitter.

De voorzitter:

Fijn, dank u wel. De heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Mevrouw Ouwehand en ik vinden elkaar in het besef dat er inderdaad een proces moet voortgaan waardoor de Nederlandse landbouw anders wordt ingericht. Duurzamer. We verschillen ongetwijfeld over de wijze waarop dat proces ingericht moet worden, maar daarom zitten we ook bij verschillende politieke partijen. Maar mijn vraag is niet beantwoord. Wat is per saldo, macro gezien, de winst als de productie hier in Nederland naar beneden gaat en zich verplaatst naar elders in de wereld? Of heeft de Partij voor de Dieren ook de ambitie om de hele wereld te hervormen en veganistisch te maken of vegetarisch te instrueren? Want er ligt een levensgroot probleem, met een enorm stijgende voedselbehoefte. Daar ligt volgens mij de zwakke plek in uw voorstellen. Bent u dat met mij eens? Nee. Dat weet ik. Maar nu het antwoord.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik denk dat het van groot belang is om een verschil te maken tussen behoefte en vraag. Vraag is een marktding. Er is altijd vraag naar dingen die niet goed voor ons zijn, waar we te veel van hebben. Maar kijk naar de behoefte. Ik citeer Gandhi: er is genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht. Natuurlijk moeten we inzetten op plantaardiger consumptie overal. De heer Bisschop zegt dat die dierlijke productie zich dan gaat verplaatsen. Dan moeten we dat ook aanpakken, om te beginnen door in Nederland te stoppen met het verplaatsen van vee en het ondersteunen van het opbouwen van vee-industrieën elders. We sturen koeien naar Jordanië, waar ze ongetwijfeld onverdoofd worden geslacht. Wat is dat voor waanzin? Nederland kan daar een heel andere rol in spelen. Dat doe ik zelf ook. Ik was vorige week nog bij de Verenigde Naties. Daar heb ik precies dit punt besproken met iedereen die het wilde horen, en ook met mensen die het niet wilden horen. We moeten op al die fronten inzetten.

De heer Bisschop (SGP):

Als het elders zo veel slechter is qua dierenwelzijn, is dat toch geen argument om te zeggen dat we het in Nederland moeten afbouwen? Dat pleit er dan toch voor om op een dierwaardige wijze die productie op peil te houden, zodat die dieren in ieder geval op een waardige wijze aan hun eind komen? Ik snap de ambitie om toe te gaan naar plantaardige voeding, enzovoort. Maar dat is wel een heel andere en veel uitgebreidere missie, die mevrouw Ouwehand in deze bedeling denk ik niet zal realiseren

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

En toch zal het moeten. Ik heb respect voor de grijze haren van de heer Roelof ... Ik bedoel: de heer Bisschop. Gelukkig zijn mensen met nog geen grijze haren al veel verder in deze transitie. Vlees eten is eigenlijk echt een beetje een dingetje voor 50-plussers aan het worden. Veel jongeren stappen over op een dieet met veel minder of helemaal geen vlees. Dus de heer Bisschop heeft gelijk dat we daar een uitdaging hebben, maar ik heb er alle vertrouwen in dat dat goedkomt. En, het moet me echt van het hart, een "dierwaardig einde"? Heeft u weleens in een slachthuis gekeken? Er bestaat niet zoiets als een diervriendelijke slacht en diervriendelijk vlees.

De heer Weverling (VVD):

Kijk, ik respecteer natuurlijk iedereen in dit huis die hier vol passie zijn passie uitdraagt. Maar hoe gaan we die 2 miljard mensen voeden die erbij komen? Ik zeg niet dat dat alleen met dieren moet, dat hoor je mij niet zeggen. Maar uiteindelijk moeten in heel dat ecosysteem dat de wereld is, die 2 miljard mensen extra wel gevoed worden. Wat is uw visie daarop?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nou, juist dat het plantaardig moet. Ik begin een beetje verbaasd te worden over ...

De heer Weverling (VVD):

Maar dan hebben we toch ...

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zal iedereen die daar interesse in heeft de onderzoeken sturen waaruit blijkt — je kan het ook op basis van boerenverstand bedenken — dat je meer plantaardige eiwitten in een dier moet stoppen dan je er aan dierlijke eiwitten uithaalt. Bij varkens is dat misschien een factor vijf tot zeven. Die eiwitten had je rechtstreeks aan mensen kunnen voeren. Vijf tot zeven, daar had je heel veel mensen mee kunnen voeden. Of je hebt 1 kilo ribkarbonades. Nou, dan kan je kiezen. Dan kan je zien hoeveel mensen je daarmee kan voeden. Voor rundvlees ligt dat nog veel hoger. Dan kan het misschien wel gaan om 20 kilo graan, terwijl je daar maar 1 kilo rundvlees aan overhoudt. Dus zeggen alle experts: willen we de wereld voeden, dan moeten we plantaardiger gaan eten. Hier in het rijke Westen eten we sowieso te veel eiwitten, dus daar moet sowieso een derde van af. Van wat er overblijft schrap je een derde dierlijk en dan houd je misschien een derde over. Dan komen we ergens. Dat is het idee. Niet het idee; dat is wetenschappelijk onderbouwd.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de heer Weverling. Ik heb het idee dat u anders denkt. U heeft nog een laatste interruptie. Maakt u daar gebruik van? Als u dat kort wilt doen, graag.

De heer Weverling (VVD):

Nee, dank u wel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, het is een enerverende avond.

Voorzitter. Ik was er nog niet aan toe, maar ik zeg wel: de toekomst is plantaardig. Dat is gezond, we houden lekker landbouwgrond over om terug te geven aan de natuur, ook fijn, we kunnen de wereld voeden en er hoeven ook geen dieren voor te lijden. Nou, wat wil je nog meer?

Voorzitter, ik moet echt even zoeken waar ik gebleven was. O ja, de VVD. Ik benadruk dat zo, omdat mensen soms denken: goh, maar het is natuurlijk wel lastig als je met de VVD en het CDA moet regeren, want die willen nooit wat. Maar de VVD zei: de overheid, niet de sector, heeft een verantwoordelijkheid voor het tegengaan van welzijnsonvriendelijke methoden die plaatsvinden met gehouden dieren, bijvoorbeeld fokkerijmethoden die gewoon leiden tot ernstige welzijnsaantastingen bij dieren. In 2012, maar uiterlijk 2020, aldus de VVD, zouden dieren in de veehouderij soorteigen gedrag mogen vertonen. Die ambitie is later nog onderschreven door het kabinet-Balkenende met het CDA, de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie. Dus alle partijen die vandaag regeren waren aan boord. Dan is dus de vraag: wat gaan we nu doen, welke instrumenten moeten we inzetten, en moeten we niet nog langer vooruitkijken?

Gisteren kwam ik een foto tegen van een kip die vlak bij een slachthuis van de vrachtwagen was gevallen. Ik wil hem graag ronddelen, want alle mooie eufemismen en beloftes ten spijt — we hebben het dan over "uitval" bij kippen en "enige welzijnsaantasting" — dit is hoe het eruitziet. Ik wil het graag ronddelen aan de woordvoerders. Kijk daar even naar: een vleeskuiken in de veehouderij. Zijn of haar hele onderlichaam is ontstoken, omdat het hele leven van dit dier zich af heeft gespeeld in een gesloten stal op strooisel, dat natuurlijk bevuild is geraakt met de eigen uitwerpselen. Iedereen die kinderen heeft of weleens op kinderen heeft gepast, weet: als een luier vuil is, moet je die zo snel mogelijk verwisselen, want anders krijg je uitslag en erger. Deze dieren leven hun hele leven in hun eigen uitwerpselen. Zo ziet dat er dus uit. De zwarte dingen die u ziet aan de onderkant van de poten van het dier zijn zweren. Ze worden ook wel voetzoollaesies genoemd, pijnlijke zweren. Dit ontstaat dus in het korte leven van een kip in de huidige veehouderij. Als we dan hebben afgesproken dat het fokken op extreme groei uiterlijk in 2022 is afgelopen, als we hebben afgesproken dat dieren hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen, hun soorteigen gedrag, dat we met respect met dieren omgaan, is dit dan wat we acceptabel vinden? En als dat niet zo is, hoe gaan we dan binnen drie jaar tijd die situatie veranderen?

Voorzitter. Het natuurlijk gedrag van dieren is volstrekt anders dan de ruimte die ze krijgen in de veehouderij. Kippen leven het liefst in het bos, waar ze 's nachts op boomtakken kunnen slapen. Ze zijn gek op stofbaden om hun verenpak schoon te maken en ze leven in kleine groepen van 4 tot 30 individuen. In de veehouderij zitten ze met minstens 5.000 andere soortgenoten op elkaar. Dat leidt tot grote stress en de dieren gaan elkaar verwonden. Dat komt op geen enkele manier tegemoet aan hun natuurlijke behoeften. We slachten 600 miljoen kippen per jaar, en dan alleen nog maar de dieren die levend uit de stal komen. In de hoogste bezetting — dat is de enige manier waarop geregistreerd wordt — zijn er ook nog eens 10 miljoen kippen die al in de stal creperen. Ik vroeg het zojuist al even in een interruptiedebatje: hoe gaat dat eigenlijk met dieren die niet levend uit de stal komen? Kan de minister bevestigen dat daar geen dierenarts bij wordt gehaald voor individuele zorg ofwel een euthanasie? Die dieren worden gewoon of aan hun lot overgelaten of door de veehouder zelf doodgemaakt. Kan de minister bevestigen dat het er zo aan toegaat?

De regering was het afgelopen jaar nogal blij over en trots op de deal met China, dat na zeventien jaar lobbyen zijn markt heeft geopend voor het kalfsvlees uit Nederland. Als ik dan de minister maar ook mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie hoor zeggen dat mensen misschien niet meer weten waar hun voedsel vandaan komt, dan denk ik: ja, dat klopt, maar alleen maar vertellen dat melk van de koe komt, is natuurlijk maar het halve verhaal. Een koe geeft alleen maar melk als ze een jong heeft gekregen, net als bij mensen. Het is een zoogdier. Dus als een koe niet drachtig is geweest, geeft ze geen melk. Ze wordt geïnsemineerd om een jong te dragen. Als ze dat gebaard heeft, wordt het binnen een paar uur na de geboorte bij haar weggehaald, omdat de melk naar de fabriek gaat om er kaas van te maken en toetjes en pakken melk. Het is een fundamenteel moreel probleem om moeders te maken van zoogdieren die een natuurlijke behoefte hebben om voor hun jong te zorgen, om het te zogen, met als enige doel om het jong weer weg te halen, omdat dat de manier is waarop we aan melk komen. Waarom hebben we het daar niet over? Waarom erkennen we dat niet als een moreel probleem? Is er misschien een reden dat we schoolkinderen wel vertellen dat melk van de koe komt, maar dat we niet vertellen dat dit eraan voorafgaat? Is er misschien een reden dat we schoolkinderen wel meenemen naar een appelboomgaard, maar niet naar een slachterij? Als we ons er niet voor schamen, dan moet je het ook vertellen. Ik denk dat de reden dat we het niet vertellen is dat we allemaal wel aanvoelen dat het misschien toch niet helemaal deugt, dat er misschien toch iets mis mee is.

Voorzitter. Dan de varkens, zeer sociale en pientere dieren. Ze zitten opgesloten in een systeem waarin ze nooit daglicht zien en niet naar buiten kunnen. Er leven 12,4 miljoen varkens in de veehouderij in Nederland, bestemd voor vlees. Ze leven in dichte bedompte stallen en de lucht in de stallen is ronduit giftig, ook al is er sinds 1991 een Europese afspraak waar Nederland aan moet voldoen, namelijk dat de lucht in de stallen niet schadelijk mag zijn voor dieren. Het duurde tot vorig jaar dat er eindelijk een keer een handhavingsprotocol van de NVWA kwam, waardoor ze kunnen gaan handhaven op dit ene hele kleine puntje van het welzijn van deze dieren. Waarom zijn we niet wat scherper? Waarom maken we de omstandigheden van de dieren niet zo dat ze altijd frisse lucht kunnen hebben? Zou dat niet passen bij de natuurlijke behoefte van het dier, waar al zo veel mooie beloftes over zijn gemaakt?

Dan de biggensterfte. Per jaar worden er miljoenen biggen geboren in Nederland. Daarvan sterven er veel, omdat er is doorgefokt op een grote worpgrootte. Er worden dus meer biggetjes geboren dan de moeder daadwerkelijk kan verzorgen. En "verzorgen" is nog een mooi woord, want de moederzeug ligt tussen stangen en de biggen kunnen bij haar drinken, maar zelf heeft ze op geen enkele manier de mogelijkheid om voor haar jongen te zorgen. Sterker nog, ze moet toekijken hoe haar pasgeboren jongen bij haar worden weggehaald, even vastgehouden en zonder verdoving het staartje wordt afgeknipt. Moet je je voorstellen dat dat voor je ogen gebeurt. Die dieren voelen dat heus wel.

Minister Verburg zei over die biggensterfte — 12,9% in 2008 van alle biggetjes die geboren worden: dat is te hoog. Dit moet en kan echt naar beneden en ik geef de sector daar tien jaar de tijd voor, zei ze. Eind 2018 — dat is eind dit jaar — moet het teruggedrongen zijn tot 10,5%. Ik vroeg de minister eerder al: wat als we dat niet halen? Want we zitten dik over de 3,3 miljoen. De minister zei: als we afspraken maken en we halen ze niet, dan vind ik dat onacceptabel. Ik wil van de minister weten wat zij gaat doen zodat op 1 januari 2019 die biggensterfte terug is gebracht. 10,5%: dat gaat nog steeds over zo'n beetje drie miljoen biggen per jaar die dus vlak na de geboorte van ellende al sterven. Is de minister bereid om wetgeving voor te bereiden om die belofte gestand te doen?

Voorzitter. De doelen staan dus allang. De opgave is nu ... Het Planbureau voor de Leefomgeving zegt ook: als je alles al geprobeerd hebt, moet je dus kijken naar andere instrumenten. Minister Brinkhorst zei al: van intensieve samenwerking met de sector zal geen sprake meer zijn. Hij voorzag al dat dat misschien niet heel handig is. Maar de voorman van LTO heeft laatst in een interview laten weten dat zij niet alleen de formatie gewonnen hebben maar ook de visie op de kringlooplandbouw. Dus ik wil van de minister weten met wie ze dat nou afstemt. Heeft zij haar eigen visie? Gaat zij haar eigen uitwerking vormgeven, gelet op alle problemen die al lang en breed bekend zijn en de doelen die wij moeten halen? Of mogen de usual suspects weer aan tafel zitten en gebeurt er dus niks? Dat kan niet meer.

Neem landbouwgif. Nederland stond al in de top drie van de landen met het hoogste gifgebruik in de landbouw ter wereld. Die hoeveelheid gif per hectare is toegenomen met 2%. Dat betekent een verlies van biodiversiteit. De insectensterfte is een enorm probleem. We zijn onlangs met een nieuw onderzoek weer gewaarschuwd voor glyfosaat. Kan de minister hier toezeggen dat er als onderdeel van haar nieuwe landbouwvisie ook een andere koers komt op de toelatingen van landbouwgif in Nederland? Stappen we ook echt af van glyfosaat? Gaan we de toelatingen die in Europa voorliggen, beoordelen op basis van het voorzorgsbeginsel? Als we steeds wachten op het oordeel van de EFSA, dan gebeurt hetzelfde als met de neonicotinoïden, dat gif dat enorm schadelijk is voor bijen. Daar zijn we jaren geleden voor gewaarschuwd, maar de EFSA had heel erg lang nodig om tot de conclusie te komen dat het inderdaad gevaarlijk was. En nu zit dat gif in onze bodem. Dat gaat er niet zomaar meer uit, want dat gif heeft een hoge afbreuktijd.

Voorzitter. Als we onze biodiversiteitsdoelen willen halen en de biodiversiteitscrisis willen stoppen, dan zullen we niet alleen de veestapel moeten laten krimpen en daar een goed saneringsplan voor moeten maken zodat boeren daarin mee kunnen en kunnen omschakelen, maar dan zullen we ook moeten stoppen met dat landbouwgif. Dat vraagt dus meer dan het huidige "we wachten tot het Europese voedsel- en warencomité daar een uitspraak over heeft", want je zit veel te lang met de gevolgen. Verschillende woordvoerders hebben het al aangehaald: de biodiversiteitsrapportage die deze week verscheen, is echt zorgwekkend.

Voorzitter. Ik heb al vragen gesteld over de sanering van de varkenshouderij. Wij hebben deze vragen ook gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken, omdat we steeds van het kastje naar de muur worden gestuurd. Toen ik deze minister iets vroeg over het lokale bestuur, dat nou eenmaal een grote rol heeft in vergunningverlening en toezicht op de veehouderij, zei deze minister: daar ga ik niet over. Nou goed, toen vroegen wij aan de minister van Binnenlandse Zaken: "Goh, er komt 200 miljoen uit jouw kabinet, jouw staatskas. Is er dan misschien iets misgegaan in het functioneren van het lokale bestuur? Zijn zij te ruimhartig geweest met vergunningen of waren de milieuregels niet scherp genoeg?" Toen zei ze: "Mijn collega van LNV gaat daarover." Dus ik sta weer hier.

Ik ben heel benieuwd naar de analyse. Wat is er nou gebeurd? Waren de milieuregels te ruim, heeft het lokale bestuur te ruimhartig vergunningen afgegeven of was er misschien nog iets anders aan de hand? Ik denk niet dat we zonder een antwoord op die vraag die 200 miljoen kunnen uitgeven. En nogmaals, als je 200 miljoen uitgeeft, waarom dan maar 120 miljoen voor een echte sanering en eigenlijk weer 60 miljoen subsidie aan de varkenshouderij? En hoe zit het met het fosfaatplafond?

Voorzitter. Het PBL heeft een mooie schets gegeven, die het "Naar een wenkend perspectief voor de Nederlandse landbouw" noemt. Daarin zeggen ze: we kunnen doorgaan met het huidige model — dat is een politieke keuze — maar dan moeten we ook de consequenties accepteren. Dan moeten we de gevolgen accepteren voor de positie van de boeren, die dat kostenmodel niet overeind zullen houden. Als we kiezen voor die schaalvergroting, technologische ontwikkeling en produceren tegen zo laag mogelijke kosten, dan hebben we op korte termijn in Nederland altijd wel een kleine voorsprong omdat we zo innovatief zijn, maar op de lange termijn kijken andere landen met veel goedkopere grond en veel goedkopere arbeid ons trucje natuurlijk af. Op die wereldmarkt kunnen Nederlandse boeren op de lange termijn dus niet goed concurreren. Dat weten we al heel erg lang. Neem daar nou afscheid van.

De minister en de ChristenUniewoordvoerder zeggen het ook: mensen moeten weer verbinding hebben met hun voedsel. Dat ben ik ontzettend met de minister en de ChristenUnie eens, maar dat gaat op de wereldmarkt natuurlijk niet gebeuren. Het is maar de vraag of het ons lukt om hier in Nederland een kanteling te maken in het verdienmodel van boeren. Daar zouden wij zeer voor zijn. De supermarkten moeten zich kapot schamen dat ze de boeren zo uitknijpen. Wij zeggen: kom met een bewijslast. Laat de supermarkten maar bewijzen dat ze een eerlijke prijs hebben betaald. Laat ook de verwerkende industrie maar bewijzen dat ze een eerlijke prijs heeft betaald. Als het ons al lukt die kanteling te maken, dan kan je dat doen voor de productie voor je eigen land. Maar op de wereldmarkt kan de minister natuurlijk niet met advertenties in Duitse en Roemeense dagbladen, of ik weet niet waar, proberen een verbinding tussen die burgers en de Nederlandse boeren voor elkaar te krijgen. Dat lijkt mij niet.

Dus terug naar het PBL, dat zegt: je kunt wel doorgaan met dit model en niet die systeemveranderingen doorvoeren, maar dan moet je accepteren dat dit de consequenties zijn. En wat ik heel scherp vond van het PBL: de samenleving zal daar andere waarden tegenover blijven stellen en daarmee de legitimiteit van de huidige ontwikkelrichting. Daarmee heeft het PBL het dus eigenlijk over de kritiek vanuit de samenleving, of eigenlijk het publieke belang dat we met zijn allen moeten waarborgen en waar burgers ook om vragen. Burgers hebben recht op bescherming van hun leefomgeving door de overheid. Burgers hebben er recht op dat de overheid de dingen regelt die je als individu niet kan regelen. Dat is niet kritisch zijn richting de boeren. Dat is gewoon zeggen dat dit systeem ten koste gaat van de gezondheid van je leefomgeving, van je kinderen, van de dieren en dat je dat niet wilt. Je wilt dat de overheid daar wat aan doet. Het gaat om die kritiek.

Je moet niet doen alsof mensen kritiek hebben op de boeren. Mensen hebben kritiek op het systeem. De overheid kijkt weg en laat het in stand, tenzij ze dus andere keuzes maakt. Daar pleit PBL ook voor. Die andere keuzes zijn keuzes voor voedsel als een mensenrecht, zodat je ervoor kiest om te redeneren vanuit de vraag hoe we de wereld nou gaan voeden. Wat hebben we nodig? Er is genoeg voor ieders behoefte, maar misschien niet voor ieders hebzucht. Je kan hebzucht makkelijk definiëren als overconsumptie van vlees dat je niet nodig hebt, of honderd soorten toetjes die je niet nodig hebt, of allemaal hoogbewerkt voedsel dat ons niet voedt maar ziek maakt. Kies voor de benadering van voedsel als een mensenrecht en laat dat je leidraad zijn voor de verdere uitwerking. Kies voor boeren en niet voor de agro-industrie. We weten allemaal dat de belangen in de agro-industrie gebaat zijn bij die schaalvergroting, bij die vrijhandelsverdragen en dat individuele boeren die kleinschalig willen werken daardoor uit de markt worden gedrukt. Kies voor de boeren.

Zet in op daadwerkelijke kringlooplandbouw. Dat betekent ook dat je die op regionaal niveau moet sluiten. Je kan niet schermen met het woord kringlooplandbouw als je geen enkele grens stelt aan wat die kringloop dan zou moeten zijn, behalve de wereld. We kunnen in Nederland ons voedingspatroon vérgaand regionaliseren. We hoeven geen palmolie uit Indonesië en ook geen soja uit Latijns-Amerika. Maak die keuze.

Kies voor een daadwerkelijk respectvolle behandeling van dieren. Dat betekent veel minder dieren, erkenning van hun intrinsieke waarde en uitgaan van hun natuurlijke behoefte en gedrag. Doe je dat niet, dan zal de samenleving blijven vragen of de overheid dat alsjeblieft wil regelen. Want in je eentje kun je dat niet. En zet in op landbouw die de biodiversiteit niet langer onder druk zet, maar kies voor vormen van landbouw die zich allang bewezen hebben en waar boeren hun eigen vakmanschap in kwijt kunnen.

De minister presenteerde haar visie op een biodynamisch bedrijf. Dat vond ik een positief teken, omdat biodynamische boeren nauw samenwerken met de natuur. Dat doen ze in de wetenschap dat ze de ecosystemen die de natuur biedt heel hard nodig hebben om een gezonde bodem en een gezonde vruchtwisseling te houden, en om op de lange termijn gezond voedsel te kunnen produceren, niet alleen maar dat ene jaar door alles dood te spuiten wat jou toevallig niet bevalt.

Dat vakmanschap van die boeren, daar moeten we voor kiezen. We moeten hun een steuntje in de rug geven. Daar is geld voor. Er is 365 miljard aan landbouwsubsidies voor de komende zeven jaar. Als we dat nou gebruiken voor een transitie naar een landbouw die alle waarden dient en niet alleen maar de belangen van LTO, dan wordt het een stuk gezelliger in Nederland.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik graag het woord aan de heer Wassenberg, die ook praat namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. "Dieren hebben net als mensen recht op hun bestaan. Zij zijn meer dan een object of eigendom, het zijn levende wezens met een eigen waarde, los van de waarde die de mens er aan toekent. Dat betekent onder meer dat we de dieren die om ons heen leven moeten beschermen en dat we dieren die wij houden of verzorgen een goede behandeling moeten geven." Ik citeer uit de beleidsbrief over dierenwelzijn die de minister van LNV op 4 oktober naar de Kamer heeft gestuurd. Dat zijn prachtige woorden, maar zonder veel betekenis. Want de woorden uit deze beleidsbrief staan in schril contrast met het werkelijke beleid. Een alinea later wordt de bal al bij de houders, de fokkers, de ondernemers gelegd. Niet de regering maar vooral zij zijn verantwoordelijk voor dierenwelzijn, volgens de minister.

Maar het primaire belang van houders, fokkers en ondernemers is doorgaans niet dierenwelzijn, zeker niet als dat ook nog eens geld kost. Er gaat heel veel mis als je dierenwelzijn overlaat aan de markt. De overheid staat erbij en kijkt ernaar. Hoewel, zelfs dat laatste gebeurt niet altijd. Want door een gebrek aan capaciteit laat de controle en de handhaving van de malafide hondenhandel bijvoorbeeld zeer te wensen over. Ik wil dat illustreren aan de hand van Woerdense malafide hondenfokkers die 'm naar Hongarije zijn gesmeerd toen de grond hier te heet onder hun voeten werd. Die misstanden waren allang bekend, maar werden genegeerd door de NVWA. In ieder geval al sinds 2011 is er een constante stroom van klachten over deze malafide hondenhandelaren. Meldingen van overlast, klachten van kopers van een zieke of verwaarloosde pup, apathische of verwaarloosde dieren bij hondenshows, stagiaires die melding maakten van schokkende misstanden. Pas als de gemeenten Woerden eind 2016 aan de bel trekt, komt de zaak in beweging en volgt er een eerste controle. De zaak blijkt ernstig. Het Openbaar Ministerie doet inmiddels een strafrechtelijk onderzoek. Er is beslag gelegd op onroerend goed van de verdachte en op bankrekeningen. De fokkers zijn zelf naar Hongarije gevlucht en zetten daar hun foute praktijken voort.

Dat is dus geen kleine zaak, maar toch is het veel en veel te laat opgepakt. Wat is de reden daarvan? In antwoord op schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren verwijst de minister naar de beperkte capaciteit van de NVWA, waardoor die dienst helaas niet in staat is om elke melding op te volgen, ook niet als het gaat om een professionele broodfokker die geen vergunning had voor het bedrijfsmatig houden van honden. De fokker hield 250 honden waar hij er maar 20 mocht houden.

Voorzitter. Onderzoeksjournalisten van Follow the Money lieten zien dat illegale puppyhandel na drugshandel de meest lucratieve vorm van misdaad in Europa is. Nederland zet daar 6 fte op; dat is veel te weinig. Is de minister het met mij eens dat dit crapuul harder en effectiever moet worden bestreden? En is zij bereid om hier meer capaciteit voor vrij te maken bij de NVWA en bij de dierenpolitie? Want die extra capaciteit moet een begin van de oplossing zijn. Zonder dat gaat het niet lukken.

Voorzitter. Op onze Kamervragen over die malafide Woerdense hondenfokker antwoordt de minister ook: "Ik roep elke potentiële koper ook op om zelf te onderzoeken of de fokker bij wie men koopt deugt". Het is altijd goed als de koper zich verdiept in de achtergronden van een fokker, maar zo bestrijd je de illegale hondenhandel natuurlijk niet. Zeker niet als je ziet hoe gemakkelijk het is om een pup aan te schaffen via Facebook of Marktplaats. Je kunt de bal eenvoudigweg niet bij 17 miljoen Nederlanders leggen als je als overheid veel te weinig doet om de problemen aan te pakken.

Maar in de hondenfokkerij zijn er meer problemen dan alleen de illegale en criminele broodfokkers. Ook bij de rashondenfokkerij is er veel mis: problemen met inteelt en honden die ziek zijn of ziek worden door hun uiterlijk. Ik geef daarvan een voorbeeld. Er zijn in Nederland dierenartsen die oogcorrecties uitvoeren bij honden. Dat lijkt decadent, maar dat is het helaas niet; het is bittere noodzaak. Die dierenartsen zijn niet bezig om honden mooier te maken, in de optiek van hun baasjes tenminste, maar om te voorkomen dat ze blind worden. Verschillende hondenrassen hebben een genetische afwijking waarbij de oogleden naar binnen krullen. Dat komt onder meer voor bij de bulldog, bij de labrador en bij de sint-bernardshond. Die wimpers krassen dan over de oogbollen. En elke keer als de hond knippert, schuren die wimpers over het hoornvlies dat daardoor dikker en ondoorzichtig wordt. Uiteindelijk leiden die krassende haren tot een steeds dieper wordende zweer en is het oog verloren. Een ooglidcorrectie is dan geen decadente ingreep, maar een noodzakelijke ingreep. Die afwijking is het directe gevolg van de manier waarop rashonden worden gefokt. Inteelt, fokken met een kleine groep ouderdieren en selectie op uiterlijke kenmerken zijn de hoekstenen van de rashondenfokkerij.

Het uiterlijk van die rashonden is vastgelegd in rasstandaards. En om zo goed mogelijk aan die rasstandaards te voldoen, wordt er gefokt met ouderdieren die die karakteristieke kenmerken van dat ras in extreme mate bezitten. Dat heeft geleid tot een waar rariteitenkabinet: honden met uitpuilende ogen, hele platte snuiten, kleine schedeltjes, extreem korte poten en ultralange ruggen. Het fokken op die uiterlijke kenmerken heeft bij heel veel rassen ook geleid tot grote welzijnsproblemen. Die kleine, bolle schedel van de cavalier king charles spaniël is bijna spreekwoordelijk. Die zorgt voor een schattig, aandoenlijk puppy-achtig uiterlijk, maar is zo klein dat de hersenen er niet goed in passen en onder hoge druk komen te staan als het dier ouder wordt. Daardoor lijdt de hond hevige pijn en krijgt hij epileptische aanvallen. En die Engelse buldog met z'n platte snuit kan door die veel te korte snuit moeilijk ademhalen en haalt daardoor knorrend en zuchtend adem. Ze sterven ook veel eerder. Daarnaast is er in de rashondenfokkerij altijd op grote schaal inteelt toegepast. Reuen met vele honderden nakomelingen zijn geen uitzondering, met alle gevolgen van dien. Boxers hebben vaak hartproblemen, husky's zijn doof en labradors hebben een verhoogde kans op kanker.

De problemen van die rashonden zijn al jarenlang bekend, ook in dit huis. Toch gebeurt er weinig. De minister neemt geen maatregelen, maar laat het oplossen van de problemen over aan de markt, in dit geval de Raad van Beheer. Dat is de koepel van verenigingen van rashondenfokkers. Dat zijn dus dezelfde verenigingen en fokkers die de problemen hebben doen ontstaan door decennialang te fokken op uiterlijke kenmerken en daarvoor veel inteelt toe te passen. En wat is de zogenaamde oplossing van de Raad van Beheer? Die komt met een fairfokplan, dat op korte termijn het welzijn van de honden zou moeten verbeteren. Ik lees een stukje voor uit het oorspronkelijke fairfokplan, dat komt uit november 2014. Op pagina 11 van dat fairfokplan lezen we over de ambities: "Ambitie 1: per 2018 is de hondenfokkerij een diervriendelijke en verantwoorde sector en staat hij ook als zodanig algemeen bekend". Daar is dus kennelijk iets heel erg misgegaan. 2018 duurt met vandaag erbij nog 62 dagen en wat is er gebeurd? Dat lees ik in de beleidsbrief dierenwelzijn van de minister van 4 oktober: "Alhoewel nog niet voltooid lijkt er in de rashondenfokkerij langzaamaan een omslag in denken in gang gezet".

Dus "langzaamaan" "lijkt" er een omslag in denken in gang gezet te zijn in 2018, het jaar waarin de hondenfokkerij een diervriendelijke en verantwoorde sector zou moeten zijn volgens de oorspronkelijke fairfokplannen. Degenen die nog enig vertrouwen hadden in de intenties en het plan van aanpak van de hondenfokkerij moeten nu toch wel van hun geloof vallen. Er verandert helemaal niets. Het komt op deze manier niet goed met de rashond in Nederland. Dat fairfokplan lost niets op. Het legt de sector geen beperkingen op. Fokken op extreme uiterlijke kenmerken blijft toegestaan. Dieren met een extreem platte snuit of een te kleine schedel: het kan en mag allemaal volgens het fairfokplan. Dat fairfokplan laat ook nog steeds inteelt toe, bijvoorbeeld kruisingen tussen neef en nicht. Het is een plan dat is opgesteld door belangenorganisaties en dat is eraan af te lezen. Het is een plan gericht op een imagoverbetering van de sector.

Laten we ook even naar de reikwijdte kijken. Slechts één op de drie fokkers is aangesloten bij die Raad van Beheer; de grote meerderheid dus niet. Maar wij willen toch regels die voor álle fokkers gelden en niet alleen voor degenen die bij een club horen? Erkent de minister dat het voor de gezondheid van een hond niet mag uitmaken of de fokker is aangesloten bij een bepaalde club, en dat we regels moeten hebben die voor alle fokkers gelden, zodat de gezondheid en het welzijn van alle honden wordt verbeterd? We kunnen en moeten voorkomen dat honden willens en wetens worden gefokt op ziekmakende uiterlijke kenmerken. En we kunnen en moeten alle vormen van inteelt verbieden. Het welzijn van veel hondenrassen — rashonden en lookalikes — is door jarenlang erop los fokken heel erg slecht. Die problemen zijn al heel lang bekend, maar zelfs de eerste stappen naar een oplossing worden niet gezet. Het initiatief hoort niet te liggen bij de sector die de problemen heeft veroorzaakt, maar bij de overheid. De sector heeft de boel grondig verprutst. De overheid moet dan regels stellen om de boel ten goede te keren. Er is wet- en regelgeving nodig die voor alle fokkers geldt en waarbij alle hondenrassen en alle honden zijn gebaat. Graag een reactie van de minister.

Dan, voorzitter, wil ik het hebben over proefdieren. Het kabinet heeft de ambitie om in 2025 koploper proefdiervrije innovatie te zijn. De minister stelt daar jaarlijks 1 miljoen euro voor beschikbaar, maar de andere bewindslieden, die wel degelijk medeverantwoordelijkheid dragen voor het gebruik van proefdieren, vanwege medicijnenonderzoek, vanwege veiligheidstesten van chemische stoffen en zelfs vanwege testen van chemische wapens, weigeren mee te betalen. 1 miljoen euro lijkt misschien een hoop geld, maar om het in perspectief te plaatsen: het is slechts 10% van wat apenproefdierencentrum BPRC jaarlijks ontvangt aan staatssteun. De Kamer heeft al in 2016 bij motie gezegd dat het BPRC op termijn moet verdwijnen. Kortom, het beschikbare bedrag om proefdiervrije innovaties van de grond te krijgen, is nogal bescheiden. En dan druk ik me heel zwak uit. Maar het zou aanzienlijk meer kunnen worden als andere ministeries ook financiële steun zouden geven. Heeft de minister andere bewindslieden al aangesproken op hun financiële verantwoordelijkheid, zoals is toegezegd bij het AO Dierproeven op 7 juni jongstleden? Als dat inderdaad zo is, waarom zien we dat dan niet terug in de begroting?

Voorzitter. Hoe verhoudt de overheidsfinanciering van proefdiervrij onderzoek zich tot het onderzoek mét proefdieren? Want als dit slechts een fractie blijkt te zijn, is het niet realistisch dat daar op korte termijn een kentering in proefdieronderzoek mee teweeg wordt gebracht. Ik heb geprobeerd om de cijfers van onderzoek met proefdieren boven tafel te krijgen, onder meer bij het ministerie van OCW en ook bij het ministerie van LNV, maar ik kreeg een opmerkelijk antwoord: universiteiten en bedrijven zijn niet verplicht om informatie te verstrekken aan de overheid over de mate waarin dit door het Rijk wordt gefinancierd. "Dit" is dan onderzoek met proefdieren. De regering heeft dus geen idee. En dat bij zo'n belangrijk onderwerp als onderzoek met of zonder proefdieren! De regering zegt dat Nederland in 2025 koploper moet zijn in proefdiervrije innovaties, maar weet niet eens bij benadering hoeveel geld er nu wordt gestoken in onderzoek mét proefdieren. Het lijkt mij goed uit te leggen dat de overheid bijhoudt wat er precies gebeurt met belastinggeld dat aan onderzoek wordt uitgegeven. Aan welk onderzoek wordt het besteed, mét of zonder proefdieren? Sowieso lijkt het niet meer dan vanzelfsprekend dat er openheid is over waar het belastinggeld naartoe gaat en dus ook openheid over hoeveel belastinggeld er naar proefdierenonderzoek gaat. Is de minister dat met mij eens? Want dat belastinggeld is van ons allemaal. Het minste dat je mag verwachten is dat er duidelijkheid komt over de onderzoeken die met dat geld worden gefinancierd.

Voorzitter. Bij twee typen proefdieronderzoek wil ik nog even apart stilstaan. Allereerst gaat het om het testen van zenuwgassen op proefdieren. Dat vindt al ruim vijftien jaar plaats in Nederland. Zenuwgassen zijn gruwelijke wapens waarvan het gebruik verboden is. Het is volstrekt onethisch om dierproeven te doen om zenuwgassen te testen. Wanneer worden deze experimenten definitief gestopt?

Tot slot benoem ik de dierproeven die gebruikt worden bij de intensieve veehouderij. Net als over de experimenten met zenuwgas hebben we hier Kamervragen over gesteld. Die zijn nog niet beantwoord door de minister. De Raad voor de Dierenaangelegenheden maakt in zijn recente zienswijze geen fundamentele afweging over de vraag of de intensieve veehouderij als doel gerechtvaardigd is voor het doen van dierproeven. Het ontbreekt ook aan een concreet streefbeeld over de afbouw van het aantal proefdieren hiervoor. Is de minister bereid om met een concreet afbouwplan van het aantal dierproeven ten behoeve van de intensieve veehouderij te komen en van het aantal dieren dat daarvoor wordt gebruikt?

Voorzitter. De visserij. Vorige week zagen wij gruwelijke beelden in The Guardian van vissen die na vangst een urenlange doodstrijd voeren om uiteindelijk te stikken. Elders worden vissen levend op ijs gelegd om langzaam aan onderkoeling te sterven. Over de vraag of vissen pijn kunnen lijden bestaat allang geen controverse meer. Wetenschappers zijn het daar al jaren over eens en toch worden er jaarlijks miljarden vissen onverdoofd geslacht. Al meer dan twintig jaar wordt hierover gesproken in Nederland, onder meer door de Raad voor Dierenaangelegenheden. Die riep al in 1996, 22 jaar geleden, op om vis te verdoven. Maar nog altijd worden vissen aan boord van vaartuigen niet bedwelmd. Op 7 maart van dit jaar publiceerde de Raad voor Dierenaangelegenheden het rapport Welzijn van vissen. Ondanks de toezegging van de minister om nog voor de zomer een reactie op dat rapport naar de Kamer te sturen, hebben we nog altijd niets ontvangen. De zomer is inmiddels allang voorbij. De nazomer is ook allang voorbij, maar de Kamer tast nog volledig in het duister over een appreciatie van de minister. Ook in de beleidsbrief dierenwelzijn die wij op 4 oktober ontvingen, staat geen woord over het slachten van vissen, met of zonder verdoving. Wanneer kan de Kamer een reactie op het advies van de RDA ontvangen, vraag ik aan de minister. Is acht maanden, van begin maart tot nu, te kort voor zo'n reactie? En als dat zo is, hoeveel tijd heeft de minister dan wel nodig? De Raad voor Dierenaangelegenheden adviseerde dus expliciet om vissen te bedwelmen alvorens ze te doden. De stapel onderzoeken die aantonen dat vissen pijn lijden, groeit maandelijks. Wat moet er gebeuren voordat de minister maatregelen aankondigt om bedwelming van vissen standaard voor te schrijven voordat ze gedood worden? De Raad voor Dierenaangelegenheden adviseert het expliciet. Waar wacht de minister op na alle adviezen van RDA en EFSA?

Voorzitter. We hebben er lang op moeten wachten, maar de Haringvlietsluizen gaan eindelijk op een kier zodat trekvissen erdoor kunnen. Dat is geweldig nieuws. Door de overheid en verschillende organisaties wordt daar meer dan 100 miljoen voor uitgetrokken. Maar pal voor die nieuwe toegangspoort hangen fuiken van vissers en de trekvissen die de voorheen onneembare barrière passeren, zwemmen recht de fuiken van vissers in. Onderhandelingen om met de sector tot een vangstverbod te komen zijn stukgelopen omdat een paar vissers niet met de regeling konden leven. Dat is heel wonderlijk, want er wordt 100 miljoen euro geïnvesteerd, financiële compensatie voor vissers geboden om dan de positieve gevolgen voor de natuur, de vissenstand en de biodiversiteit teniet te doen door vissen die de sluis passeren meteen te vangen. Het Kierbesluit is er om de natuur te helpen, bijna 50 jaar nadat de Haringvlietdam een harde scheiding aanbracht tussen zoet en zout water. Door de sluis op een kier te zetten, kunnen trekvissen de Haringvlietsluizen weer passeren, maar als die vissen meteen na het passeren worden weggevangen en in de pan eindigen, schieten we daar niet veel mee op. Dat is eeuwig zonde. Kan de minister duidelijk maken of dit het doel was van het Kierbesluit? Als het niet het doel was, hoe kan zij dan voorkomen wat er nu gebeurt?

Mijn laatste onderwerp is de Afrikaanse varkenspest en de draconische maatregelen die de minister voorstaat om de opmars van die ziekte tegen te houden, maatregelen die vrijwel zeker contraproductief zullen werken. Experts geven aan dat het grote gevaar op besmetting met de Afrikaanse varkenspest bestaat uit meegenomen besmet vlees via dier- en vleestransporten uit besmette gebieden en via mensen, bijvoorbeeld jagers die met zieke dieren in aanraking zijn geweest, waarvan kleren en schoenen besmet zijn, bijvoorbeeld door bloed. Mensen, geen dieren, staan aan de basis van de Afrikaanse varkenspest in België. Er wordt door de Belgische autoriteiten aangenomen dat de uitbraak van varkenspest is ontstaan door het achterlaten van besmette vleeswaren op een parkeerterrein langs de snelweg.

Die Afrikaanse varkenspest is voor de minister aanleiding om de drijfjacht op wilde zwijnen, die verboden was sinds 2002, weer in te voeren. Maar door een drijfjacht zullen de zwijnen zich echter juist verspreiden in een poging om aan de jagers te ontkomen. Die dieren zoeken in doodsangst een veilig heenkomen. Daardoor wordt de kans dat de jager in een keer raak schiet vele malen kleiner. Er moet geschoten worden op een vluchtend dier. Daardoor zal een enkel fataal schot veel moeilijker te maken zijn, wat een lijdensweg voor het aangeschoten zwijn betekent.

Wat betreft het tegenhouden van het virus zal jacht ook eerder een averechts effect hebben, want als er een zwijn met het virus is besmet, leidt jacht juist tot een extra hoge kans op verspreiding. Normaal gesproken zal een ziek dier in z'n eigen territorium blijven, maar wanneer er gejaagd wordt, gaat het vluchten en zal het daarmee het virus over grotere afstanden verspreiden, zeker als het is aangeschoten en bloed verliest.

In de populatie die nu nog volledig vrij is van het virus heeft de jacht ook geen enkele zin, want meer afschot betekent namelijk grotere en meer worpen per zeug. Daarnaast zullen wilde zwijnen uit naastgelegen gebieden de plek van het afgeschoten zwijn innemen. Dus afschot bevordert migratie. Nog afgezien van het onbeschrijfelijke dierenleed dat gepaard gaat met die maatregel vergroot het afschieten van zwijnen juist het besmettingsgevaar.

Voorzitter. De enige logische maatregel zou een landelijk afschotverbod zijn. Hoe legt de minister het uit dat wilde zwijnen het loodje moeten leggen voor een ziekte die verspreid wordt door transport van en het slepen met besmet vlees? Een groot winkelbedrijf adverteert op dit moment zelfs met uit Polen geïmporteerd wild. Die aanbieding geldt vanaf morgen voor de hele maand november. Het wild komt uit het land waar de varkenspest heerst. De transporten van dat wild uit de besmette gebieden in Polen laten we toe. Maar de minister stelt voor om ongerichte jachtpartijen in Nederland toe te staan, met als resultaat dat groepen zwijnen uit elkaar worden gejaagd en de dieren gedwongen worden om ver buiten hun normale leefgebied te vluchten. Daarom pleiten wij voor een importverbod op wilde zwijnen en op een verbod op de import van vlees van wilde zwijnen. Kan de minister uitleggen waarom zij geen importverbod afvaardigt?

Ik heb nog tien seconden, voorzitter, maar die offer ik op. Dank u wel.

De voorzitter:

Kijk aan. Dank u wel. Uw collega's zijn blij met die tien seconden, denk ik. Ik geef graag het woord aan de laatste spreker, last but not least, de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik werd door de collega's van de VVD verzocht om te beginnen met een Bijbeltekst, luidende: "Alle vlees is als gras en als een bloem des velds die afvalt." Dat heeft geen betrekking op mijn betoog, omdat het exegetisch op een wat ander thema ziet, maar ik vond het wel de moeite waard om door te geven.

Voorzitter. Sinds een jaar ben ik nu ongeveer woordvoerder landbouw. Ik heb inmiddels tientallen werkbezoeken achter de rug en vele gesprekken met boeren, vissers en tuinders gevoerd. Wat mij opvalt en bijblijft, is de enorme gedrevenheid binnen de sector, van mensen die met de voedselproductie in de weer zijn, en het verlangen om een goed product te leveren en dat veilig te doen. Dat is een van de dingen die mij bijgebleven is. Het tweede dat me bijgebleven is, is soms, als het helemaal meezit, een soort berusting, van "het moet dan maar", maar soms ook een ondertoon van moedeloosheid, van "dan komen ze weer met maatregelen die ergens in Den Haag bedacht zijn maar die in de praktijk niet werken". Ik denk bijvoorbeeld aan de wijze waarop de hele kalverregistratieaffaire is afgehandeld.

Voorzitter. Dat zijn beelden die je bijblijven en die je raken, temeer omdat ik zelf een achtergrond in de agrarische sector heb, als jongeman. Dan wordt de drive alleen maar groter om samen met de collega's na te denken over hoe je die sector echt kunt verbeteren. Daarom wil ik graag nadrukkelijk complimenten bij de minister en haar medewerkers neerleggen voor de landbouwvisie. Dat is echt een heel veelbelovend stuk. Alleen, het is een visie, die zegt: zo zouden we het kunnen inrichten; dit zijn ongeveer de kaders waarbinnen we naar bepaalde doelen zouden moeten streven. Er staat niet in hoe het moet. Dat vind ik ook een sterk punt, want de minister geeft aan, en dat zinnetje bleef haken: de eerste stap is dat overheid en maatschappelijke partijen medio 2019 afspraken maken. Dat is een heel sterk punt, dus dat je niet alleen maar achter de bureaus of alleen maar met deskundigen gaat bedenken hoe het moet, maar dat je ook de maatschappelijke partijen erbij betrekt.

Ik zou het nog sterker gevonden hebben als in dat zinnetje ook was opgenomen: ook met de boeren zelf, dus gewoon om tafel gaan. Dan kun je zeggen: het moet via de verbanden en organisaties. Dat zal allemaal wel, maar doe dat nou eens een keer niet. Ga nou eens gewoon in gesprek met een aantal pluimveehouders ... Nou nee, het gaat meer over de landbouw en de veehouderij, dus ga nou eens gewoon in gesprek met de mensen die dagelijks vroeg opstaan, de koeien melken en de oogst binnenhalen. Afgezien van het feit dat de Partij voor de Dieren waarschijnlijk vindt dat alle koeien vrijgelaten moeten worden, zal je zien dat er dan beleid uitkomt waar zelfs die partij van moet zeggen: dit komt heel erg in de buurt van echt dierenwelzijn. Ik ben ervan overtuigd dat, als je een beroep doet op de mensen uit de praktijk, dit de uitwerking echt zeer ten goede zal komen.

Voorzitter. Ter geruststelling van u allen: ik wil het niet zo lang maken als de collega's hiervoor. Gezien de tijd beperk ik me tot een aantal vragen en een paar punten waar ik nog wat verder op wil ingaan. Allereerst: als die landbouwvisie vorm moet krijgen, zullen wij aandacht moeten hebben voor het praktijkonderzoek. Ik zet er vraagtekens bij in hoeverre dat nu werkelijk in de voorliggende begroting wordt gestimuleerd. Wageningen krijgt er extra geld bij en de varkensproefboerderij in Sterksel gaat sluiten. Hoe zit dat dan en wat voegt dat toe?

De praktijk staat wel te trappelen om meer aan praktijkonderzoek te doen. LTO stelt een uitvoeringsprogramma plantgezondheid voor en het Louis Bolk Instituut wil een meerjarig praktijkprogramma kringlooplandbouw. Dat lijkt mij naadloos aan te sluiten bij plannen die de minister heeft. Mijn vraag aan de minister is: ziet de minister het probleem? Maar vooral: welke kansen ziet zij om hierop in te spelen en dit te stimuleren? Ziet zij mogelijkheden om extra geld vrij te spelen voor praktijkonderzoek?

Dan kom ik op de innovatie. Bij de transitie, zo stelt het Planbureau voor de Leefomgeving, past een investeringsfonds, met name voor risicovolle innovaties. Mijn vraag aan de minister is: neemt zij dit mee? Krijgt deze gedachte een plaats in het kader van de vormgeving van het hernieuwde landbouwbeleid?

Dan het verdienmodel. Wat wij allemaal wel weten is dat de productschappen natuurlijk afgeschaft zijn. Daarmee hebben we ook een heleboel nuttige voorzieningen en ondersteuning voor de sectoren overboord gezet. Het enige wat we nu zeker weten is dat de Europese inkomenstoeslagen omlaag zullen gaan, en als het aan het kabinet ligt waarschijnlijk zelfs nog iets verder dan Brussel wil. Daarom ons pleidooi: boeren moeten een vuist kunnen maken via producentenorganisaties. Onlangs is daar een proefschrift over verschenen, vorige maand in Groningen. Daaruit blijkt dat Nederland in dat opzicht, qua organisatie van de landbouwsector, achterloopt. De regels over wat een producentenorganisatie wel of niet mag doen zijn vaag en onbekend. Er is daarom op dat gebied nog een wereld te winnen. Kijk naar Duitsland. Daar is de positie van producentenorganisaties juridisch goed verankerd. Geen kartelverbod voor producentenorganisaties, maar wel een mededingingstoets door een erkenningsinstantie. Leg in de Europese regels duidelijker vast dat de regels voor producentenorganisaties voorrang hebben boven het kartelverbod en vermijd extra eisen voor producentenorganisaties in specifieke sectoren als groente, fruit en zuivel. Mijn vraag aan de minister is: is zij bereid om dit nader te onderzoeken en te kijken of er op die manier een soort zelforganisatie binnen de sector kan komen, beter en gestructureerder dan op dit moment het geval is? Ik kan haar de titel van het proefschrift uiteraard aanreiken.

Verder ben ik benieuwd naar de stand van zaken rond de uitvoering van de SGP/CDA-motie over een vrijstelling van de assurantiebelasting van de brede weersverzekering. Ik had ook wat vragen over de NVWA, maar kortheidshalve sluit ik mij aan bij de vragen die collega's al hebben gesteld.

Ik wil nog wel even stilstaan bij de knelgevallen in de fosfaatrechten. Verschillende melkveehouders zagen hun toekomst in duigen vallen door het beleid met betrekking tot de fosfaatrechten. Nu blijkt dat de regering onterecht niet-melkleverende bedrijven heeft betrokken in de toekenning van fosfaatrechten. Die bedrijven staan niet in de staatssteunbeschikking. Nu worden de rechten deels teruggedraaid. Mijn vraag is: betekent dit dat op die manier 2 miljoen kilogram wordt vrijgespeeld? Is de minister bereid om te bekijken of die kunnen worden ingezet voor tegemoetkoming aan knelgevallen? Want het gaat om nogal wat koeien.

Dan de weide- en akkervogels. Ik was op werkbezoek in de Arkenheempolder. Het natuurbeheer ten behoeve van weide- en akkervogels wordt gefrustreerd door rooftochten van vossen en kraaien. Vrijwilligers zitten daar met de handen in het haar en dreigen af te haken. Jagers zijn met handen en voeten gebonden, figuurlijk dan. Om daar echt een goed beheer te kunnen voeren, is het noodzakelijk dat via de provincies deze predatie wordt aangepakt. Is de minister bereid om daar stappen in te ondernemen?

Ik laat de visserij even rusten. Collega Weverling heeft daar een gloedvol betoog over gehouden, en dat geldt overigens ook voor anderen. Ik sluit mij daar graag bij aan.

Er is veel werk aan de winkel en mijn pleidooi is: benut nou die kennis en het vakmanschap van de boeren en de vissers. We hebben ze hard nodig voor een duurzame voedselproductie. Ik wens de minister veel wijsheid en zegen van boven toe.

Er is hierna nog een debat, maar ik heb toch een soort avondsluiting van Maarten Luther, die we deze dag ook een beetje herdenken. Hij heeft eens gezegd: "Als een boer wist hoe moeilijk en gevaarlijk het werk van de vorsten is" — ik lees daar gemakshalve maar even "ministers" voor — "dan zou hij God danken dat hij een boer is."

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging in de eerste termijn van de Kamer. Morgen gaan we verder met dit debat.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik bedank de minister, de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis, en ik schors de vergadering voor een enkel moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven