7 Afschaffing fusietoets in het funderend onderwijs

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met het afschaffen van de fusietoets in het funderend onderwijs ( 35104 ).

De voorzitter:

Aan de orde is de Wet afschaffing fusietoets in het funderend onderwijs.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

De eerste spreker bij dit debat is de heer Van Meenen van D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Deze wetswijziging geeft uitvoering aan een afspraak uit het regeerakkoord, de afspraak om de fusietoets in het basisonderwijs te schrappen en in het voortgezet onderwijs bij krimpproblematiek te schrappen. De fusietoets is ooit ingericht om grootschaligheid in het onderwijs te voorkomen. D66 is het nog steeds eens met de geest van die wet. De zeggenschap binnen het onderwijs moet blijven liggen op het niveau van scholen. Maar het instrument van de fusietoets is hier niet in geslaagd. Van de 219 fusieaanvragen zijn er uiteindelijk 7 geweigerd.

Voorzitter. Voor D66 is het belangrijk dat met het schrappen van de toets een fusie niet makkelijk wordt. Het blijft een zeer zorgvuldig proces op lokaal niveau dat de instemming van de medezeggenschap vereist. Mijn vraag aan de minister is: welke ondersteuning kan de medezeggenschapsraad krijgen bij dit ingewikkelde proces?

Voorzitter. De wetswijziging gaat over het moment van fuseren. Op dat moment moet er draagvlak zijn onder leerlingen, ouders en personeel en moeten er goede checks-and-balances zijn. Maar wat gebeurt er daarna? Welke instrumenten zijn er als een fusie niet uitpakt zoals verwacht, als de fusie nadelen heeft voor de onderwijskwaliteit of als een school te weinig zeggenschap ervaart? Het lijkt erop dat scholen er niet meer uit kunnen als ze eenmaal gefuseerd zijn; dat is het bekende Hotel California van de heer Kwint. Dat is een terecht beeld. Dit zorgt in de praktijk voor lelijke uitwassen. Denk bijvoorbeeld maar aan het bestuur in Maastricht, dat een compleet monopolie in de regio onderhoudt. Na de misstanden konden scholen er niet voor kiezen zelfstandig door te gaan.

Een van de waarborgen die de minister stelt, is dat er een fusie-effectrapportage wordt opgesteld waarin een evaluatie wordt afgesproken. Kan de minister toelichten wat er gebeurt na een negatieve evaluatie over de fusie en wordt die evaluatie in de regel eenmalig gehouden of is het een terugkerend proces, waarbij met regelmaat gekeken wordt naar de effecten van de samenwerking? En kan vooraf worden afgesproken dat bij een negatieve evaluatie de fusie wordt beëindigd? Je kan dit vergelijken met een huwelijk. Op het moment van trouwen kun je nog denken dat de liefde voor eeuwig is. Ik spreek uit ervaring: ik ben al 36 jaar getrouwd. Ik kan u zeggen dat ik een ontzettend leuke vrouw heb. Daar komt dit dus niet uit voort, maar toch hoor je weleens dat het anders loopt. Na drie jaar kan de situatie er compleet anders voor staan. Dan is het goed dat de optie om te scheiden er is. D66 is ervan overtuigd dat defuseren een mogelijkheid moet zijn, natuurlijk op een verantwoorde wijze en met een grondig en zorgvuldig proces, waarbij ook de belangen van andere scholen binnen het bestuur in ogenschouw moeten worden gehouden. Graag een reactie van de minister. Maar om een eerste stap in die richting te zetten, hebben de heer Rog en ik een amendement ingediend.

Voorzitter. D66 is ook voor samenwerking tussen scholen of schoolbesturen. Sommige problemen, zoals het lerarentekort, vereisen regionale samenwerking. Daar zijn geen fusies of pseudofusies voor nodig, maar wel meer bindende afspraken tussen scholen of besturen onderling. Kan de minister toelichten welke andere vormen van samenwerking er mogelijk zijn die tegelijkertijd de inspraak van ouders, leerlingen en personeel borgen?

Tot zover, voorzitter. Zoals u zult hebben begrepen, steunt mijn fractie dit wetsvoorstel.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Een verhelderende vraag. Om de zwaarte van het instrument te toetsen aan de praktijk, wil ik graag een beeld hebben van hoe vaak het gebeurt dat scholen graag uit een samenwerking of een fusie willen stappen. Ik heb daar zelf geen beeld van. U heeft blijkbaar het idee dat dat best wel vaak gebeurt, want u dient ook een amendement in om dit mogelijk te maken. Als het een of twee keer gebeurt, vind ik het wel erg zwaar, maar als het om 100 scholen gaat, is het misschien wel aardig om dit te doen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik weet niet of het aantal hier nou zo beslissend moet zijn, maar ik denk wel dat er situaties zijn waarin echt sprake is van — dat zou je haast kunnen zeggen — een vorm van gevangenschap. En als het er maar één zou zijn, dan zou ik al vinden dat daar een mogelijkheid voor moet zijn, maar ik denk zelf dat er wel meer situaties zijn waarin het goed zou zijn om de boel een keer te heroverwegen. Dat kan zelfs betekenen dat een school bij een ander bestuur terechtkomt, waar dat logischer is. Dat wordt ook wel geprobeerd. Dat stuit dan soms op die fusietoets. Mijn eigen beeld bij de fusietoets is dat het typisch een instrument is dat er kwam toen het kalf verdronken was, want de hele schaalvergroting in het onderwijs had al plaatsgevonden toen de fusietoets er kwam. Nu is het een instrument dat vooral hindernissen opwerpt voor scholen in bijvoorbeeld krimpgebieden, waar het zeer noodzakelijk is dat die verbinding juist wel tot stand komt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben een beetje verbaasd door het pleidooi van de heer Van Meenen, want de heer Van Meenen is heel kritisch op grote besturen. Hij zegt ook dat de medezeggenschap inspraak moet hebben; daar ben ik trouwens helemaal voor. Hij haalde ook nog even het voorbeeld van LVO aan, maar aan het einde van het betoog zegt de heer Van Meenen wel dat zijn fractie het voorstel steunt. Waarom steunt D66 dit voorstel?

De heer Van Meenen (D66):

De fusietoets maakt helemaal geen einde aan grote besturen. De fusietoets laat grote besturen ongemoeid. Het enige wat de fusietoets doet of zou kunnen doen, is het voorkomen van de komst van nieuwe grote besturen, maar de pap is allang gestort. Die grote besturen zijn er al. Ik heb een heel andere manier om de positie van scholen, bijvoorbeeld in het funderend onderwijs, weer te versterken, namelijk door het geld daarheen te sturen. Daar komen we later nog wel over te spreken, maar dat is een heel andere benadering om die positie weer te versterken. De fusietoets verandert niets aan de schaalgrootte van het onderwijs in Nederland en — dat was destijds de stelling van degenen die daarvoor waren — voorkomt nieuwe schaalvergroting. Die doet zich alleen helemaal niet voor, want in het mbo, in het hoger onderwijs, waar dat allemaal allang gebeurd was, was het al klaar. Daar doet de fusietoets niets aan. En in het voortgezet onderwijs is dat bijvoorbeeld ook zo. De OMO bestond allang en daar heeft de fusietoets niets aan veranderd. Nou zeg ik niet dat het een slecht bestuur is, helemaal niet, maar zo kan ik nog wel een paar besturen noemen. Als je werkelijk iets wilt doen aan schaalvergroting, moet je dus de schaalvergroting die er al is actief gaan aanpakken. Nogmaals, ik weet niet of mevrouw Westerveld het met mij eens is, maar daar doet de fusietoets niets aan.

De voorzitter:

Ik heb zo'n vermoeden van niet. Mevrouw Westerveld.

De heer Van Meenen (D66):

Het is een nutteloos instrument.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Nou, dan ben ik heel benieuwd naar alle voorstellen om de schaalvergroting nu aan te pakken. Ik ben ook wat verbaasd over de uitleg, want de fusietoets is wel een extra check op hoe die procedures zijn gegaan. Het is een extra manier om toch te stoppen met voornemens tot fusies. Daarom ben ik heel erg verbaasd dat D66 zegt: wij steunen dit voorstel en wij vinden het prima dat er geen extra check meer plaatsvindt op het voornemen tot een fusie.

De heer Van Meenen (D66):

Maar de fusies die sinds de komst van de fusietoets bekeken zijn, zijn helemaal geen schaalvergrotende, grootschalige fusies. Dat was daarvoor allemaal al gebeurd. Wat u en ook anderen tegen wilden houden met de fusietoets, bestond al. U heeft er sinds die tijd niets aan gedaan. Het is een instrument dat nu alleen nog maar kleine schooltjes op het platteland in de weg staat om het goede te doen voor kinderen. Dat is mijn opvatting erover. Dat is het altijd geweest en dat zal het ook altijd blijven. Dat laat onverlet dat ik ook geen voorstander ben van die schaalgrootte.

De heer Kwint (SP):

Ik vind het fatalisme van D66 wel bijzonder: we hebben toch al verloren, dus schaffen we het ding maar af. Het is misschien tekenend voor de positie van de partij in het kabinet, maar ik vind het toch niet echt ... Dan gaan we het toch veranderen? We kunnen toch op deze manier voorkomen dat er nog meer grote scholenkoepels komen? Als de heer Van Meenen zegt "we moeten het ook makkelijker maken om scholenkoepels op te knippen", zou ik zeggen: gooi dat er dan ook bij in zo'n fusietoets. Zet er bijvoorbeeld een defusietoets naast en kijk wat daarmee kan gebeuren. Maar de heer Van Meenen zegt alleen: dit werkt niet, dus we houden hiermee op, maar we stellen er ook niks tegenover. Ik vind dat je er ernstige twijfels bij kunt zetten of dit niet werkt. D66 gaf ook niet thuis toen de SP voorstelde om LVO op te knippen, de koepel waar u het over heeft en die volgens u veel te groot is. Wat gaat D66 nu dan doen om die doorgeslagen schaalvergroting terug te draaien? Wat kunnen wij nog verwachten?

De heer Van Meenen (D66):

Ik hoop dat we het erover eens zijn dat de fusietoets daar helemaal niets aan doet. Sinds de komst van de fusietoets zijn er namelijk helemaal geen voornemens tot grootschalige schaalvergroting in dit land. Die zijn er gewoon niet, want ze waren er al. Dat is typisch de SP: we roepen een heleboel, maar het instrument dat we inzetten, doet helemaal niks tegen schaalvergroting. Ik doe dingen, D66 doet dingen. Twee dingen doen we. Eén. We hebben het amendement-Rog, van CDA en D66. Dat zet stappen die het mogelijk moeten maken dat de stap naar defusie er bij zo'n evaluatie ook komt. Dat zou dus het antwoord kunnen zijn op de situatie in Limburg. En het tweede wat ik doe, is dat ik met mijn wetsvoorstel, dat eraan komt, de positie van scholen binnen het bestuur verstevig. Eigenlijk maak ik daarmee het bestuur dat er is, minder relevant en ga ik terug naar waar het allemaal om draait. En dat is de school op de hoek waar je je kind naartoe brengt. Daar gaat het uiteindelijk allemaal om. Dus ik dóé dingen, en ik vraag me af wat de heer Kwint doet, als ik dat nog mag vragen. Want het enige wat hij doet, is zeggen: nee, de fusietoets moet blijven. Dat is een impotent instrument.

De heer Kwint (SP):

Ik zal proberen om daar niet over uit te weiden. Volgens mij weet de heer Van Meenen heel goed wat wij doen. Sterker nog, wij hebben een voorstel ingediend waarmee een school, als de medezeggenschap dat wil, meteen uit een scholenkoepel kan stappen. Vervolgens heeft de heer Van Meenen twee dagen later een slap aftreksel van dat voorstel in een mail zitten. Ik heb dus niet het idee dat de heer Van Meenen niet op de hoogte is van de voorstellen die de SP doet.

De heer Van Meenen (D66):

Jawel, ik ben ...

De heer Kwint (SP):

Waarom zou je de inspraak niet gewoon beleggen bij de medezeggenschap, die wél een belangrijke rol krijgt in het vooraf beoordelen van de fusie? Op het moment dat de medezeggenschap zegt dat zij uit het schoolbestuur wil, dan stappen we uit het schoolbestuur. Waarom zo'n slappe variant, waarin weer dingen in afspraken worden vastgelegd?

De heer Van Meenen (D66):

Nee ...

De heer Kwint (SP):

Als u serieus meent dat de ouders en de medezeggenschap in positie moeten worden gebracht, dan steunt u mijn voorstel.

De heer Van Meenen (D66):

Nee.

De heer Kwint (SP):

Dan zegt u: als de mr het zegt, dan stappen ze eruit.

De heer Van Meenen (D66):

Het voorstel dat de heer Rog en ik doen, zet een stap in die richting. Dat voorstel moet dat mogelijk gaan maken. Maar vanuit mijn eigen ervaring zeg ik ook dat je niet een soort cherrypicking moet krijgen, waarbij de mr op een willekeurig moment, als het haar goed uitkomt, zegt: we stappen er eens even uit. Door de fusie die ontstaan is, zijn de belangen van scholen met elkaar verbonden geraakt. Daar kan ook solidariteit in zitten. Daar moet je heel zorgvuldig mee omgaan. En wat de heer Kwint nu voorstelt, is heel erg ruig: joh, als de medezeggenschap het gezegd heeft, sta je de volgende dag los. Dan heeft de heer Kwint geen flauw idee van wat er nodig is om ervoor te zorgen dat dat op een goede, zorgvuldige manier gebeurt, ook voor het personeel en voor de leerlingen. Wij willen dus hetzelfde, alleen wil ik het zorgvuldig en wilt u het ruig. Ik hoop dat de zorgvuldige weg het wint.

De voorzitter:

De heer Kwint, tot slot.

De heer Kwint (SP):

Nou ja, volgens mij willen wij helemaal niet hetzelfde. Ik vind het heel raar dat in dit wetsvoorstel de medezeggenschap de ultieme zeggenschap krijgt over de vraag "gaan wij fuseren of niet?" ...

De heer Van Meenen (D66):

Dat is al zo. Dat is nu al zo.

De heer Kwint (SP):

Als u mij even mijn zin laat afmaken: ... maar vervolgens niet de bevoegdheid erbij krijgt om omgekeerd hetzelfde te doen. De medezeggenschap mag wel bepalen wanneer we erin stappen, maar niet wanneer we eruit stappen. Kijk, óf u heeft vertrouwen in de medezeggenschap en dan mag het allebei, óf u zegt dat we de medezeggenschap beter niet aan het woord kunnen laten, maar dan moeten ze het allebei niet mogen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp wat u zegt. Uiteindelijk vind ik ook dat de medezeggenschap daar een heel belangrijke rol in heeft, maar door het fusiebesluit, waarmee de medezeggenschappen van de afzonderlijke scholen of de afzonderlijke besturen hebben ingestemd, is het wel een beetje alsof je een geklutst ei weer uit elkaar probeert te trekken. Als dat al kan, moet dat buitengewoon zorgvuldig gebeuren, want door het besluit tot fusie is er ineens geen sprake meer van afzonderlijke eenheden. Dat is precies het probleem dat ik aan de kaak stel in mijn wetsvoorstel. De belangen zijn heel erg met elkaar verbonden, want er is één pot geld en daar beslist dat bestuur over. Dat is de juridische positie. Als je dat weer uit elkaar wilt halen, vraagt dat buitengewone zorgvuldigheid, zowel van de school die dat wil als van de andere scholen. Wij roepen de minister ertoe op om dat effect, dus het resultaat van een negatieve fusie-effectrapportage, heel goed in beeld te brengen en te laten zien wat er nodig is om mogelijk te maken wat u en ik allebei willen, namelijk defusie.

De voorzitter:

Meneer Van Meenen, dank u wel.

De heer Van Meenen (D66):

U ook.

De voorzitter:

Dan de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. We hebben al jaren te maken met een forse daling van het aantal leerlingen in Nederland. Krimpgebieden worden daardoor onevenredig hard getroffen. In sommige regio's is men daar goed op voorbereid. Ik noem de Achterhoek vaak als goed voorbeeld. De school is een belangrijk onderdeel van de regio waar je woont. Het is fijn als jouw kinderen naar een school in de buurt kunnen gaan.

Dan kom ik bij de fusietoets, want die blijkt vaak een te grote drempel om te fuseren en om intensiever samen te werken. Juist onderwijs in de regio heeft samenwerking nodig om een kwalitatief goed en bereikbaar onderwijsaanbod te kunnen geven en om dat aan te kunnen blijven bieden. Die samenwerking is van het grootste belang. Waar we in 2011 besloten hebben tot invoering van de fusietoets, juist om grote onderwijskolossen tegen te gaan en in te zetten op meer kleinschaligheid, blijkt dat deze wet een ongewenst effect heeft met betrekking tot krimp. Het is voor mij dan ook niet meer dan logisch dat we naar de effecten van deze wet hebben gekeken om te bepalen of het niet verstandiger is om de fusietoets, juist in het belang van bereikbaar en kwalitatief goed onderwijs, weer af te schaffen. Om de verantwoordelijkheid en kansen in de regio te stimuleren, ben ik van mening dat het dus verstandiger is om de fusietoets af te schaffen. Het stond in ons verkiezingsprogramma, het staat in het regeerakkoord en nu gaan we deze stap definitief maken.

De heer Kwint (SP):

De heer Heerema heeft gelijk. Gefeliciteerd. Het was hun idee om het af te schaffen en nu gaat het ook echt afgeschaft worden, want hij heeft drie partijen daarvan weten te overtuigen. Vaak wordt het argument gebruikt dat samenwerking in krimpregio's onmogelijk wordt gemaakt. We hebben de fusietoets nu krap tien jaar. Hoeveel scholen zijn er in krimpregio's verdwenen door de fusietoets?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

We hebben bijvoorbeeld gezien dat het voor de eilanden moeilijker wordt om samen te werken met scholen op het vasteland. Ik zie het in mijn eigen regio bij scholen in kleine plaatsjes als Limmen, Zuidschermer of Obdam. Die hebben moeite om een goede samenwerking voor elkaar te krijgen omdat de drempel vanwege de fusietoets om breder samen te werken groter wordt geacht. Dan is het niet meer dan logisch dat je die drempels weghaalt. Dat willen we dus ook gaan doen. Om hoeveel scholen het precies gaat, weet ik niet, maar er wordt een drempel ervaren — die informatie hebben wij allemaal gekregen — en wij zijn niet te beroerd om die drempels weg te halen. Volgens mij staat het kleinschaligheid, waar u zo naar streeft, ook helemaal niet in de weg. Dan nog een voorbeeld uit mijn eigen regio. In mijn regio is een middelgroot bestuur van ongeveer 30 scholen, maar dat zijn allemaal kleinschalige scholen die samenwerken onder één bestuur.

De heer Kwint (SP):

Ik vind het wonderlijk dat we hier over de afschaffing van de fusietoets staan te praten, terwijl niemand kan aangeven hoeveel scholen we door de fusietoets zijn kwijtgeraakt. Iedereen zegt dat de continuïteit van het onderwijs in gevaar is, maar niemand kan mij laten zien om hoeveel scholen het gaat. Laat ik de vraag anders formuleren. Op welke manier maakt de huidige fusietoets — en dan heb ik het nog niet eens over alternatieven of een verbeterde of versimpelde fusietoets — samenwerking tussen scholen, dus niet fusie, moeilijker? En misschien moet ik niet "huidige" zeggen, maar "vorige", want de facto is de fusietoets al afgeschaft.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Door de drempels die daarin worden opgeworpen, bijvoorbeeld door informatie die moet worden aangeleverd en termijnen die doorlopen moeten worden, lijkt het voor scholen moeilijker om die samenwerking op die wijze aan te gaan. Ik wil dat de fusietoets er niet is. Die is niet nodig. Ik denk dat de heer Van Meenen een uitstekend antwoord heeft gegeven als het gaat over fusies en het groter maken van besturen. Een en ander is er al geweest voordat wij die fusietoets in het leven hebben geroepen. Ik denk dus dat de stap die wij nu gaan maken een hele goede is.

De voorzitter:

Meneer Kwint, dit is uw derde keer. Laten we proberen interrupties in tweeën te doen.

De heer Kwint (SP):

Ik zal dat vanaf nu onthouden, voorzitter.

De voorzitter:

Ja.

De heer Kwint (SP):

De heer Heerema heeft het over drempels, net zoals hij het over scholen heeft maar niet weet om hoeveel scholen het gaat. Welke drempels dan? Welke drempels in de fusietoets, die we nu gaan afschaffen, staan samenwerking — niet fusie, maar samenwerking — in de weg?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Scholen kunnen altijd samenwerken. Maar wij vinden het belangrijk dat men leerlingenaantallen effectiever op papier kan delen en ervoor kan zorgen dat kwalitatief en goed bereikbaar onderwijs op verschillende locaties in de buurt blijft. Laatst waren we in Friesland, in Harlingen. Een school daar zei: we hebben belemmeringen om leerlingen vast te houden. Laten we dat dan proberen op te lossen. Als die fusietoets daarvoor afgeschaft kan worden, waardoor belemmeringen worden weggenomen, ben ik gewoon heel goed bereid om dat te doen.

Voorzitter. Ik heb een vraag aan de minister over de inspectie. Er is natuurlijk een angst dat scholen die fuseren en vervolgens onder een groter bestuur terechtkomen wellicht aan kwaliteit moeten inboeten. Heeft de onderwijsinspectie nu de opdracht om bijvoorbeeld extra toezicht te houden op grotere scholengemeenschappen? Daarbij moeten we natuurlijk Maastricht in ons achterhoofd houden, hoewel ik denk dat dit juist een enorme wake-upcall is geweest om te zorgen dat die grote besturen heel duidelijk weten waar ze aan toe zijn. Ik denk dat ze die kwaliteit wel degelijk heel goed in het oog hebben, maar dat wil ik wel graag van de minister weten.

Voorzitter. De bijdrage is kort. Die hoeft ook niet langer. De VVD steunt dit wetsvoorstel van het kabinet.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Sinds de invoering van de fusietoets onder het kabinet-Balkenende IV is de toets onderwerp van gesprek. In 2011 is die ingevoerd. In 2014 werd de toets versoepeld. In 2015 en 2016 is de toets geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluaties is de toets in 2017 aangepast. Ook het jaar daarop is de toets weer aangepast, zodat sinds 1 augustus 2018 alleen een procedurele toets geldt. In feite is die echte fusietoets dus allang afgeschaft. Een jaar later, nu dus, in 2019, wordt dit wetsvoorstel over de afschaffing van de fusietoets in de Kamer behandeld. Kortom, er is heel veel over de fusietoets gesproken. De toets is een aantal keren inhoudelijk aangepast.

Maar opvallend is dat alle voorgaande kabinetten wel het belang van de toets erkenden en ook benadrukten. Toen twee jaar geleden de fusietoets versoepeld werd, schreef het kabinet: "De toets heeft nog altijd een preventieve werking richting besturen die niet goed voorbereid of vanuit oneigenlijke motieven tot fusie willen overgaan." Let wel, dit schreven de bewindslieden Jet Bussemaker van de PvdA maar ook Sander Dekker van de VVD. Zij vonden de fusietoets een belangrijk middel om de menselijke maat — die komt heel vaak terug in de brieven — te waarborgen. Verder schreven ze: "De meeste deelnemers aan de veldraadpleging staan achter een vorm van toetsing van fusies. Zij vinden het belangrijk dat een buitenstaander meekijkt of een fusie voldoende draagvlak kent en of het fusieproces correct is doorlopen."

Nu, twee jaar later, blijkt het volgens het kabinet in één keer helemaal anders te zijn. Nu staat de fusietoets samenwerking in de weg, hoorden we net ook de VVD zeggen. Nu is het blijkbaar niet meer belangrijk dat er een check is of het fusietraject wel goed is verlopen. Blijkbaar is de maatschappelijke context nu ook helemaal anders dan twee jaar geleden.

Mijn vraag aan de minister is dan ook: waarom dit wetsvoorstel? De minister schrijft zelf dat hij niet verwacht dat dit wetsvoorstel leidt tot een grotere toename van fusies in het funderend onderwijs. Dat is ook niet raar, want ook mét een fusietoets kan er samengewerkt worden of kunnen er fusies plaatsvinden. De procedure is ook al flink versimpeld, zoals ik net schetste. Terwijl in het verleden bij meer risicovolle fusies een zware inhoudelijke toets werd doorlopen, is er inmiddels enkel en alleen een procedurele toets, een check of al die procedures wel goed zijn doorlopen. Die extra check van de minister wordt nu afgeschaft. In plaats van over een fusietoets kunnen we het misschien ook beter hebben over een fusiecheck, want daar gaat het eigenlijk over. Voorzitter. Ook het argument dat bestuurders de toets ingewikkeld en ondoorzichtig vinden, is volgens mijn fractie weinig overtuigend, want natuurlijk vinden zij dat. Het is voor het bestuur natuurlijk het fijnste dat ze besluiten kunnen nemen zonder dat er nog allerlei andere mensen van buitenaf meekijken. Dus is het helemaal niet zo gek dat dit ook uit de evaluatie terugkomt.

Mijn fractie vond een zwaardere toets bij meer risicovolle fusies al geen slecht geen idee. Wij vinden nog steeds dat bij fusies in het onderwijs het gewoon goed is om extra stil te staan bij de vraag of we dit wel moeten willen. Want we hebben het niet over bedrijfjes die productie draaien en gaan samenwerken maar over kinderen en leerkrachten en over goed onderwijs dat door ons allemaal wordt bekostigd en waar ook deze minister eindverantwoordelijk voor is. Is de minister niet bang om grip te verliezen bij risicovolle fusies nu zelfs die simpele procedurele toets wordt afgeschaft? Vergroot het afschaffen van deze check niet het risico dat de minister dan later geconfrontreerd wordt met problemen, bijvoorbeeld omdat een instelling veel te groot is geworden? Graag een reactie van de minister.

GroenLinks is groot voorstander van samenwerken en we zijn zeker ook niet per definitie tegen fusies. Mijn fractie ziet juist dat in krimpgebieden fuseren noodzakelijk kan zijn. Juist op plekken met leerlingdaling moet die samenwerking ook worden gezocht. Fuseren is dus prima als dat betekent dat goed onderwijs in de eigen buurt van gezinnen behouden kan blijven. Maar dit gebeurt ook al. In verschillende regio's zien we goede voorbeelden van besturen die elkaar opzoeken, die gaan samenwerken of die uiteindelijk gaan fuseren. Waar dat minder goed gaat, ligt dat vaak niet aan de procedures maar komt het ook vaak doordat het gewoon slikken is voor bestuurders maar ook voor leerkrachten, ouders en kinderen om onder een andere vlag verder te gaan. Tenminste, dat is mijn indruk, of ziet de minister dat anders?

Gebieden met leerlingdaling zijn dus niet het probleem en tegelijkertijd zien we op andere plekken wel steeds meer schaalgrootte in het onderwijs. In het voortgezet onderwijs bijvoorbeeld is sinds 1980 het aantal leerlingen per instelling met 256% gegroeid. De minister stimuleert met het schrappen van de fusietoets juist de schaalvergroting. Daar is GroenLinks huiverig voor. We zijn niet de enigen. Ook de Onderwijsraad wijst daarop. Zij vinden de fusietoets een belangrijk instrument om de vorming van te grote scholen tegen te gaan. Toen het regeerakkoord uitkwam, schreef de Onderwijsraad een advies over het schrappen van de fusietoets. De Onderwijsraad schreef daarin: "Voorkomen dient te worden dat in bepaalde gebieden slechts een bestuurlijke aanbieder van onderwijs overblijft. Bovendien kan bij doorgeschoten schaalvergroting doelmatigheidsverlies optreden". Hoe ziet de minister dit? Is hij het met GroenLinks eens dat bij doorgeslagen schaalvergroting bestuurders en toezichthouders ook het zicht kwijt kunnen raken op wat er nou echt speelt in het onderwijs, op wat er bij docenten en ouders speelt en op hoe het echt met het onderwijs gaat? Is hij het met ons eens dat juist bij enorme onderwijskolossen het zicht op onderwijskwaliteit ook verloren kan gaan? Is hij het met ons eens dat het risico bij enorme instellingen er is dat bestuurders zich steeds meer als managers gaan gedragen en veel minder binding hebben met het onderwijs zelf?

We hebben dit natuurlijk ook in de praktijk gezien bij bijvoorbeeld het LVO in Limburg waar een schoolbestuur zo veel scholen, 17 scholen op 30 locaties, had dat er bijna geen andere werkgever in de provincie was. Dit is onwenselijk. Niet alleen schreven kranten over zonnekoningengedrag, maar ook docenten hadden het gevoel dat ze niet meer kritisch konden zijn, want als ze hun baan kwijt zouden raken, zouden ze in de eigen regio bij geen andere werkgever meer terechtkunnen, omdat er maar een grote werkgever is in de provincie. Ziet de minister dat risico ook en ziet hij met ons dat dit ook slecht is voor de onderwijskwaliteit? Heeft de situatie bij het LVO ertoe geleid dat deze minister deze paragraaf uit het regeerakkoord nog eens extra kritisch heeft bekeken en, zo nee, waarom niet?

Voorzitter. Ik heb een aantal punten genoemd waarom mijn fractie kritisch is over het afschaffen van de fusietoets. Het afschaffen van de toets zorgt er niet alleen voor dat die menselijke maat die voorgaande kabinetten heel belangrijk vinden, in het onderwijs verloren gaat maar het is ook weer een stap die schaalvergroting makkelijker maakt. Mijn fractie is van mening dat schaalvergroting op sommige plaatsen, helemaal in het onderwijs, al veel te ver is doorgeslagen. Deelt de minister deze mening en ziet hij ook de risico's die eraan vastzitten? Want soms is groter beter maar lang niet altijd. Is er wetenschappelijk onderzoek waaruit we de ideale schaalgrootte van onderwijsinstellingen kunnen opmaken?

Dan de medezeggenschap. Het is een goede zaak dat het instemmingsrecht wordt behouden maar tegelijkertijd schreef de Commissie Fusietoets Onderwijs in misschien wel hun laatste brief dat het op basis van hun ervaringen niet lukt om de medezeggenschap in een vroeg stadium constructief te spreken om over het voornemen tot fuseren te spreken. GroenLinks vindt het heel belangrijk dat de medezeggenschap — dus de leerkrachten, ouders en leerlingen — aan het einde van de rit niet alleen moet instemmen, maar dat ze de hele procedure actief wordt betrokken. Mijn collega van D66 wees daar ook al op. Het goede gesprek tussen medezeggenschap en bevoegd gezag moet dus al vanaf het voornemen tot fusie plaatsvinden. Het is heel belangrijk dat ouders, leerkrachten en leerlingen niet alleen worden meegenomen bij het proces, maar ook mee kunnen denken en mee kunnen beslissen. Te vaak gebeurt het dat ze aan het eind bij het kruisje moeten tekenen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik ben het helemaal eens met: vanaf het begin betrekken. Ik zou anders nu al tegen medezeggenschapsraden willen zeggen: als dat niet gebeurt, zou ik maar "nee" zeggen. Maar dat is niet mijn vraag. Mijn vraag gaat over wat mevrouw Westerveld terecht beschrijft als uitwassen van schaalvergroting. Ze heeft gewezen op de situatie in Limburg et cetera. Is mevrouw Westerveld het met mij eens dat dat allemaal situaties zijn die al bestonden voordat de fusietoets er kwam? Daar heeft de fusietoets dus niets aan veranderd. Mijn vraag is: wat gaat GroenLinks daaraan doen? Want door het in stand houden van de fusietoets gaat de LVO niet veranderen en blijven grote en zeer grote besturen gewoon bestaan. Als je daar wat aan wilt doen, moet je wat anders doen. En wat is dat dan?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Daar ben ik mij van bewust. Het ging daar net ook al even over toen de heer Van Meenen op deze plek stond. Ik vind het amendement dat de heer Kwint heeft gemaakt heel interessant, namelijk om, als het misgaat, juist ook de medezeggenschap mee te laten denken over het ontvlechten van instellingen. Wat mij betreft zou dat een hele mooie stap zijn: dat we kijken naar besturen die al te veel scholen onder zich hebben en hoe we ervoor kunnen zorgen dat ook zij weer opgeknipt worden.

De heer Van Meenen (D66):

Oké, dat is helder. Dan hoop ik dat mevrouw Westerveld ook nog naar het amendement van de heer Rog en mij wil kijken, want dat volgt een iets geleidelijkere weg naar hetzelfde doel. We zullen zien hoe ruig GroenLinks zich hierin opstelt. Ruig of effectief, dat is eigenlijk de keuze.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zag het amendement voorbijkomen. Ik ga het tijdens de schorsing even heel goed lezen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, voorzitter. Ik had het erover dat het heel belangrijk is dat ouders, leerkrachten en leerlingen meedenken, juist vanaf het begin van het traject. Wij hebben daarover een amendement gemaakt. Onderdeel van het gesprek dat moet plaatsvinden, is wat ons betreft dat medezeggenschapsraden van verschillende scholen met elkaar spreken, juist ook om te voorkomen dat er een soort van richtingenstrijd ontstaat als er tot een fusie is besloten. Dat staat ook in ons amendement. Uiteindelijk moet dat alles zorgen voor draagvlak en ook voor een betere kennis van de medezeggenschap. In het amendement nemen we daarom een bepaling mee die elders in het onderwijs ook al is geregeld. Die moet ervoor zorgen dat het gesprek tussen leraren, ouders en leerlingen van verschillende scholen daadwerkelijk gaat plaatsvinden en ze echt bij elkaar gaan zitten. Ik hoop dat de collega's dat inmiddels in hun mailbox hebben gezien en daar goed naar willen kijken.

Ons voorstel komt niet uit de lucht vallen, want in de verschillende debatten wijs ik op het belang van draagvlak en inspraak door personeel, ouders en leerlingen. Ook uit de evaluatie van de fusietoets blijkt dat de medezeggenschap soms veel te laat wordt betrokken in het proces, terwijl de commissie die dit onderzoek uitvoerde, specifiek in haar rapport de kanttekening maakte dat er bij alle onderzochte casussen een goede relatie is. Dat laat wat mij betreft zien dat zelfs als er een goede relatie is, het toch kan voorkomen dat de medezeggenschap niet in het hele proces wordt meegenomen en de inspraak dus niet altijd op orde is. De Commissie Fusietoets Onderwijs wees ook op de ondersteuning van de medezeggenschap en besturen. Zij schreef: men heeft vooral behoefte aan houvast, aan een niet-commerciële ondersteuner, die onpartijdig en onafhankelijk de dialoog op gang helpt, die hulp biedt en richting geeft, die niet juridiseert, maar verbindt. De minister vindt een dergelijke specifieke ondersteuning niet nodig. Kan de minister aangeven waarom hij dat vindt?

Voorzitter, dan nog een paar technische vragen. In het basisonderwijs geldt een fusiecompensatieregeling. Deze regeling is bedoeld om bij een scholenfusie de doorlopende kosten na de fusie te compenseren. Want na een fusie wordt er in plaats van bekostiging voor twee scholen, maar bekostiging voor één school ontvangen, terwijl de kosten in het begin nog niet afnemen. Denk bijvoorbeeld aan twee verschillende computersystemen die misschien nog even naast elkaar bestaan en allebei geld kosten. Het vorige kabinet heeft de fusiecompensatieregeling verdubbeld als maatregel om leerlingdaling op te vangen. Het doel van de verdubbeling was om via deze financiële prikkel samenwerking tussen scholen te stimuleren. Maar de regelgeving stelde dat er geen sprake is van een fusie wanneer minder dan 50% van de leerlingen meegaat. De regelgeving kijkt daarbij niet naar samenvoeging van onderwijsconcepten, lesmethodes en -materialen, lokalen, lerarenteams et cetera. Dus indien 49% van de leerlingen meegaat, is de samenvoeging formeel geen fusie en ontvangt de fusieschool niet de reguliere bekostiging van die overgekomen 49%. Daar wees VOS/ABB ons op. De SGP, die vandaag niet aanwezig is, noemde dat eerder ook al. Volgens VOS/ABB heerst er onrust in het veld, omdat er mogelijk nog veel terugvorderingen komen. Bij elke fusie van de laatste jaren met maximaal 49% overgang van leerlingen zou er immers een terugvorderingsverzoek kunnen komen. Zou de minister daar even op kunnen reageren? Hoe zit dit precies? Wat gaat er nu gebeuren? Kunnen er terugvorderingen komen? Klopt het wat VOS/ABB ons schetst?

Voorzitter, ik ga afronden. Het is helder. GroenLinks is geen voorstander van het afschaffen van een fusietoets. Eigenlijk is het een fusiecheck, want het is een laatste check in plaats van een toets. Wij vinden dat fusies in het onderwijs heel kritisch bekeken moeten worden. We voelen ons hierin gesteund door een aantal minder goede voorbeelden van de laatste jaren. Daarbuiten vinden we ook dat een fusie niet alleen iets is van het bestuur. Leerkrachten, leerlingen en ouders moeten vanaf het begin kunnen meepraten en meebesluiten, zodat het geen tekenen bij het kruisje is.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Het woord is aan de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):

Dank, voorzitter. Een beetje nakaarten, dat is wat het kabinet van dit wetsvoorstel gemaakt heeft. De fusietoets in het funderend onderwijs is de facto al geschrapt. Het instituut dat deze toets beoordeelde, is al opgeheven. Zelfs de onderzoeken naar fusies worden niet langer ergens bewaard. Dan wordt het eigenlijk een soort nabeschouwing. Wat dat betreft voel je je een beetje als Johan Derksen. Dat is niet per se iets wat ik actief na probeer te streven: op maandagavond nog even mopperend terugblikken op wat er het weekend ervoor gebeurd is op het veld.

Dat biedt weinig perspectief voor het serieus wijzigen of tegenhouden van deze wet. Laten we eens met deze vraag beginnen. Ik acht de kans niet heel groot, maar stel nu dat een van de Kamers een streep zet door deze wet. Wat betekent dat dan? Gaan we dan onmiddellijk weer fusietoetsen invoeren? Gaan we dan het al opgeheven instituut weer in het leven roepen? Wat gebeurt er als deze wet niet wordt aangenomen?

Voor ik verderga met de inhoudelijke behandeling van deze wet, lijkt het me goed om even stil te staan bij de ontstaansgeschiedenis van de fusietoets. Het kan, voor je iets afschaft, immers geen kwaad om eens na te denken over waarom iets ooit is ingevoerd. In de laatste decennia van de vorige eeuw en het begin van deze eeuw heeft de overheid schaalvergroting in het onderwijs gestimuleerd. Mevrouw Westerveld noemde net al wat getallen over de ontwikkeling van de leerlingenaantallen per school. Eenpitters kwamen onder druk te staan, steeds meer onderwijsinstellingen clusterden onder de verantwoordelijkheid van één bestuur. De beroepsbestuurder deed steeds meer zijn intrede in het onderwijs. Steeds meer onderwijsinstellingen gingen zich gedragen als veredelde vastgoedboeren. Mbo-instellingen werden kapotgefuseerd in anonieme onderwijsfabrieken en moesten met belastinggeld gered worden, omdat ze toch niet zo goed waren in vastgoedbeleid als ze zelf dachten. Er waren tientallen miljoenen nodig om het mismanagement van onderwijsbestuurders met grootheidswaan af te dekken. Dat waren tientallen miljoenen aan belastinggeld. De dikke leasebakken deden hun intrede in het onderwijs. Ze maakten het er niet beter op. Ongetwijfeld kregen ze daarna weer ergens een mooie toezichthoudende functie, want zo gaat dat.

Daar was het kabinet Balkenende-IV. Dat wilde voorkomen dat de zelfoverschatting van sommige onderwijsbestuurders ten koste zou gaan van de continuïteit van het onderwijs. Dat was in die tijd nog niet zo'n heel erg controversieel standpunt, want de hele Kamer was het ermee eens. De hele Kamer besloot de fusietoets in te voeren. Sterker nog, de Kamer verzwaarde de toets. Waar het kabinet voorstelde dat alleen maar procedureel te doen, vond de Kamer dat er ook inhoudelijk gekeken moest worden naar wat eigenlijk nut en noodzaak van een onderwijsfusie is, want wat we de leerlingen en docenten hadden aangedaan in bijvoorbeeld het mbo, zou nooit mogen gebeuren in het funderend onderwijs.

Negen jaar later is de fusietoets dood en begraven en mogen we hier een praatje houden op de crematie. Ik vermoed zomaar dat de partijen die nu enthousiast zijn over het afschaffen van de fusietoets, als je ze ernaar vraagt, allemaal lippendienst zullen blijven bewijzen aan de toenmalige doelen van de wet: overzichtelijke onderwijsinstellingen en korte lijnen van besluitvorming. We hebben het net ook al gezien. Maar het middel om te voorkomen dat dat steeds verder uit zicht raakt, wordt vandaag op de composthoop van de parlementaire geschiedenis gekieperd, want ja, als je iets wilt toetsen, dan kost dat moeite. Dat klopt. Ja, moeite is vervelend. De SP zou willen dat bezwaren in bureaucratie die docenten aandragen net zo snel verholpen zouden worden als de bezwaren die onderwijsbestuurders aandragen. Docenten geven bijvoorbeeld al jarenlang aan dat de dossieropbouw passend onderwijs een loden last is, waar zij dagelijks mee te maken hebben, maar zij worden voortdurend vooruitgewezen naar een evaluatie die over enige tijd gaat plaatsvinden. Als onderwijsbestuurders aangeven dat ze het toch wel ingewikkeld vinden dat ze moeten onderbouwen waarom een onderwijsfusie een oplossing van een probleem is, dan — de heer Heerema zei het al — komt het in verkiezingsprogramma van de VVD en uiteindelijk in het coalitieakkoord.

Waar de Kamer negen jaar geleden unaniem was over de noodzaak van een fusietoets, is nu een alternatief, welk alternatief dan ook — een betere toets, een lichtere toets, een minder belastende toets — onbespreekbaar. Want fusietoetsen, daar kunnen we niet meer aan beginnen. Ik zie de heer Rog.

De voorzitter:

Ik dacht: ik laat u eerst even uw zin afmaken.

De heer Kwint (SP):

Dat waardeer ik enorm, voorzitter. Dat waardeer ik.

De voorzitter:

Maar u heeft zin in een vraag van de heer Rog.

De heer Kwint (SP):

Zeker.

De heer Rog (CDA):

Ik dacht: zal ik het nou doen of niet? Want de socialistische retoriek wordt ons weer om de oren geslagen, en dat hoort natuurlijk ook bij een socialistische partij. Maar de leasebak, de zichzelf verrijkende bestuurders, alle verhalen van de heer Kwint, die golden natuurlijk voor de top van Amarantis in het mbo. We hebben het hier over de fusietoets voor het primair onderwijs en voortgezet onderwijs.

De heer Kwint (SP):

Zeker.

De heer Rog (CDA):

Kan de heer Kwint één voorbeeld geven van een zichzelf verrijkende bestuurder in het primair onderwijs die een leaseauto heeft?

De heer Kwint (SP):

Volgens mij hebben we in ieder geval vorig jaar uitgebreide debatten gehad over een bestuurder in het voortgezet onderwijs die precies één euro onder de balkenendenorm zat voor een parttimebetrekking. Volgens mij hebben wij daar nog samen in opgetrokken. Volgens mij wordt de voorzitter er heel ongelukkig van als ik de naam van die bestuurder noem, dus dat zal ik even nalaten. Het idee van zo'n toets is natuurlijk het voorkomen van toekomstige ontwikkelingen. Hadden wij een fusietoets gehad voordat bijvoorbeeld de fusiegolf in het middelbaar beroepsonderwijs was ingezet, dan had je dat kunnen voorkomen. Wij willen juist voorkomen dat de schaalgrootte en de daarmee gepaard gaande professionele bestuurders die — het maakt niet uit wat ze besturen — hun intrede doen in het primair en voortgezet onderwijs, of verder hun intrede doen in het primair en voortgezet onderwijs.

De heer Rog (CDA):

Ik spreek de heer Kwint erop aan dat hij de bestuurders in het primair en voortgezet onderwijs wegzet als zichzelf verrijkende types met leaseauto's. Ik heb hem gevraagd naar één voorbeeld in het primair onderwijs. Ik constateer dat de heer Kwint geen enkel voorbeeld heeft genoemd; die gelegenheid had hij. Ik denk ook dat ze er niet zijn, dus laten we dat maar even vaststellen. Ik denk dat de heer Kwint moet beseffen dat de wijze waarop hij de bestuurders en de onderwijssector wegzet geen recht doet aan wat er daadwerkelijk gebeurt. Ik ben het geheel met u eens: bij LVO ging het mis en dat is schandalig. Daar heb ik inderdaad samen met u opgetrokken. Maar laten we dan ook diegenen aanwijzen waar het misgaat. Zet niet een beeld neer alsof het allemaal zichzelf verrijkende types zijn. Kijk eens eventjes naar het allergrootste schoolbestuur dat we in Nederland hebben in het voortgezet onderwijs, want daar had u het net over. Dat is OMO. Daar is geen zelfverrijking aan de top. Daar is niet één grote megalomane toestand waarin de bestuurder beslist hoe het op laag niveau, op schoolniveau moet gebeuren. Daar is eigenheid, klein binnen groot. Ik zou het op prijs stellen als de heer Kwint ietsje realistischer is in het schetsen van de situatie in het primair en voortgezet onderwijs.

De voorzitter:

Dat was geen vraag, maar meer een oproep.

De heer Kwint (SP):

Nee, maar ik kan natuurlijk de verleiding niet weerstaan om er wel iets over te zeggen. Volgens mij maakt de heer Rog zich druk over iets wat ik niet gezegd heb. Ik heb in de verleden tijd gezegd dat de dikke leasebakken hun intrede deden in het onderwijs. Wanneer? Toen ik het had over de ontstaansgeschiedenis van de fusietoets. Inderdaad, dan heb je het over de Amarantissen van deze wereld. Dan heb je het over de toenemende schaalvergroting en de onderwijsfabrieken die daarvan het gevolg waren. Dáár heb ik het over. Zij deden hun intrede in het onderwijs. Dan heb ik het over de aanloopperiode naar de invoering van de fusietoets toe. Wij willen juist voorkomen dat dat ook in het primair en voortgezet onderwijs gebeurt, en volgens mij delen we dat. Ik denk dat de fusietoets daar een rol bij kan spelen. Is dat het enige? Nee, want de heer Van Meenen zegt terecht: het is niet alsof de schaalvergroting gestopt is. Er zijn nog steeds hele grote scholenkoepels. De mogelijkheden om die te verkleinen zijn nogal beperkt.

Waar was ik gebleven? Ja, je verwacht het niet: de fusietoets en die arme bestuurders, want ze willen zo graag fuseren. Dan moeten we ze niet lastig vallen met triviale zaken als een onderbouwing. Elke vorm van noodrem wordt nu belegd bij de medezeggenschap, terwijl we pas in de toekomst gaan praten over de stand van zaken van de medezeggenschap, over het kennisniveau en over de verhouding tot het schoolbestuur, bijvoorbeeld wanneer we het gaan hebben over de Wet instemmingsrecht begroting. Dan is het toch gek om voordat we het daarover gaan hebben, nu al zo'n zware verantwoordelijkheid richting de medezeggenschap te verplaatsen? Want tot we het daarover gaan hebben, schrappen we werkelijk elke voorziening die als stok achter de deur kan dienen. Geen waarborg meer. Geen voorziening voor evaluatie. Geen mogelijkheid tot het terugdraaien van een fusie. Geen centrale plek waar de fusies en de rapportages worden bijgehouden. Geen externe controle. We vragen het aan de medezeggenschap en als die het goed vinden, zal het wel goed zijn. De SP is groot voorstander van het versterken van de rol van de medezeggenschap, maar de medezeggenschap van een school draagt toch verantwoordelijkheid voor de school zelf? Die heeft toch geen systeemverantwoordelijkheid? De drama's bij LVO in Limburg zijn al een paar keer langsgekomen vandaag. Wij hebben gezien hoe daar zaken totaal uit de hand konden lopen, hoe een gigantische onderwijskoepel geen enkel zicht had op de situatie op individuele scholen. Die harkte wel het maximumsalaris binnen. Sterker nog, die had een aparte bestuurslocatie los van de onderwijsinstelling. Want stel je voor dat je tijdens het besturen van een onderwijsinstelling onverhoopt een leerling tegenkomt.

Voor de zomer hebben wij het erover gehad dat de onderwijsinspectie specifiek in haar toezicht strenger gaat kijken naar grote onderwijskoepels. Waarom? Omdat de onderwijsinspectie daar meer vinger aan de pols wil houden. Het is nu twee maanden later en wij bespreken dit wetsvoorstel alsof er niets gebeurd is. Waarom geven wij dan die opdracht aan de onderwijsinspectie? Dat is toch geen werkverschaffing? Waarom tegelijkertijd schaalvergroting makkelijker maken en kritischer inspecteren bij onderwijsbesturen die nu al zo groot zijn? Kan de minister mij dat uitleggen? Ik heb er toch enige tijd over kunnen nadenken van de zomer, maar ik snap het niet. Maar de heer Van Meenen gaat het mij uitleggen, geloof ik.

De heer Van Meenen (D66):

Ik zal één keer iets zeggen, want ik weet dat de heer Kwint van plan is om hier twintig minuten over te spreken. Hij haalt een heleboel dingen bij elkaar. Misschien mag ik even terug naar de ontstaansgeschiedenis. Het was inderdaad slecht wat er gebeurde. Er was heel veel schaalvergroting. Wij hebben het in het mbo gezien. Wij hebben het in hoger onderwijs gezien. Het is ook daar ontstaan, ik ben er nog zelf bij geweest. Vroeger had je de hts en de heao, en dat werden allemaal grote hogescholen met alle gevolgen van dien. Uiteindelijk is bij de fusietoets gezegd dat wij in het primair en voortgezet onderwijs maar eens moeten kijken hoe wij dat kunnen voorkomen. Maar het pad was al gestort, de mensen reden al rond in hun leasebakken, sommigen althans, en noem het allemaal maar op. En toen kwam de fusietoets, een instrument dat veel te laat was. Waarom zou je hem dan nu afschaffen? Je kan zeggen dat je een instrument dat niets doet, ook wel overeind kunt laten. Mijn stelling waarom wij dat nu, negen jaar later, toch doen is: omdat het nu verworden is tot een instrument dat helemaal niets gedaan heeft aan die schaalvergroting, maar dat juist op kleinschalig niveau, juist daar waar fusies nodig zijn, in krimpgebieden, in de weg staat. En daarom moet je het weghalen. Het is het instrument voor het verkeerde doel geworden. Dat is mijn opvatting. Ik ben benieuwd hoe de heer Kwint daarnaar kijkt. Wij kunnen wel bezig blijven over de kwalijke kanten van die schaalvergroting ...

De heer Kwint (SP):

Zeker.

De heer Van Meenen (D66):

Maar dan zeg ik: doe daar dan wat aan in plaats van ...

De heer Kwint (SP):

Ja, gaan we dat doen.

De heer Van Meenen (D66):

In plaats van dit instrument dat tot niets leidt, wat alleen maar gedoe op microniveau geeft, in stand te willen houden.

De heer Kwint (SP):

Dank voor deze vraag, of eigenlijk serie vragen. Ten eerste kun je volgens mij nooit zeggen dat dit niets heeft gedaan. Wij weten niet hoeveel grotere onderwijsinstellingen er waren geweest als we deze fusietoets niet hadden gehad. Ik ben het met de heer Van Meenen eens dat er niet heel vaak een belemmering is opgetreden, maar het is wel gebeurd. De fusietoets heeft dus schaalvergroting in het onderwijs op sommige momenten geblokkeerd. Heeft hij daarmee de totale trend van schaalvergroting tegengehouden? Nee. Kunnen wij daar samen iets aan doen? Ja. Ik zou het makkelijker willen maken om scholenkoepels op te knippen. Sterker nog, dat heb ik bij LVO voorgesteld. Meteen doen! Opknippen! Ten eerste bevrijd je ze van de erfenis die ze ondertussen met zich meedragen. Ten tweede geloof ik dat het niet in het belang van het onderwijs is om 30, 35 onderwijsinstellingen onder één koepel te hebben. Dat is dan ook wel weer hoe het hier werkt: we hadden geen meerderheid, volgens mij mede doordat u het niet steunde. Als u nu dus zegt dat we een maximum gaan stellen aan de grootte van een scholenkoepel, dan schrijf ik voor de tweede termijn nog met liefde een motie. Volgens mij moet je het een doen en het ander niet laten. Je moet verdere schaalvergroting zien te voorkomen en je moet het mogelijk maken om, daar waar mogelijk, schaalverkleining te realiseren.

De heer Van Meenen (D66):

Zeker. Elk redelijk voorstel kan op mijn belangstelling rekenen. Ik heb zelf net in de eerste termijn ook gezegd dat ik langs een andere weg, via het geld, daar iets wil proberen te doen.

De heer Kwint (SP):

Ja, dat vond ik een goed voorstel.

De heer Van Meenen (D66):

Maar nu praten we over de fusietoets. Ik probeer het even daartoe te beperken. Ik zeg dan: dat instrument heeft niet gewerkt. Het heeft niets gedaan aan de schaalvergroting. Het heeft ook geen schaalvergroting tegengehouden. We kunnen het straks aan de minister vragen, maar de zeven dingen die de toets heeft tegengehouden, waren helemaal geen megalomane operaties maar situaties waarin er ergens iets niet in orde was. Het verschil met negen jaar geleden is dat de krimp nu superactueel is. Dat was toen niet het geval. Het instrument staat nu bewegingen in de weg die we met z'n allen willen. Het maakt het veel ingewikkelder. Daarom moet dat ding weg. Dat staat overigens ook in ons verkiezingsprogramma.

De heer Kwint (SP):

Daar staan wel meer dingen in waar ik het niet mee eens ben. Ik ga een vraag stellen die ik net ook al aan de heer Heerema stelde, die een mooi bruggetje is naar wat ik hierna wil zeggen. Want als de fusietoets nu echt zo'n ondragelijke last is, als het nou echt zo verschrikkelijk is wat wij de schoolbesturen aandoen, waarom passen we hem dan niet aan? Dan maken we het toch simpeler? Natuurlijk willen wij niet dat scholen in krimpgebieden uiteindelijk verdwijnen omdat ze verzuipen in de bureaucratische last. Natuurlijk niet! Zij moeten kunnen samenwerken en in geval van nood — ik ben er geen voorstander van maar ik snap dat het in sommige gebieden onvermijdelijk is — moeten ze kunnen fuseren. Dan vraag je dat aan de regering, die vervolgens zegt dat een versimpelde toets nog altijd neerkomt op een toets. Ja, dat klopt, maar wat is daar mis mee? Wat is er mis mee dat je de noodzaak van een fusie aantoont? Ik vind dat een hele normale zaak. Hoeveel fusies zijn er afgeketst door deze toets? Hoeveel scholen zijn er verdwenen omdat wij een fusietoets hadden? Ik heb het niet kunnen vinden. Dan weten we ook een beetje welk probleem het kabinet hier aan het oplossen is.

Ik vind eigenlijk dat wel meer onderdelen van de wet slecht onderbouwd zijn. Ik zei het net al: de SP is een groot voorstander van een sterke medezeggenschap, niet alleen in scholen maar overal. Ik vind het dan wel problematisch dat het kabinet niet kan aangeven of de medezeggenschap op dit moment al voldoende bagage heeft om deze zwaarwegende beslissingen te kunnen nemen. Dat is een nogal essentiële vraag voor de weging van het wetsvoorstel. Het kabinet zegt dat het de positie en de ondersteuning gaat versterken. Daar ben ik voor. Laten we dat inderdaad doen, maar dan wel in die volgorde: eerst ervoor zorgen dat de medezeggenschap voldoende geëquipeerd is en dan de bevoegdheid daar neerleggen. Of je nou de fusietoets wilt afschaffen of niet — het zal duidelijk zijn dat mijn partij daar bepaald geen voorstander van is — je doet dat op z'n minst pas op het moment dat je kunt aantonen dat de instantie waar je die bevoegdheid belegt, de medezeggenschap, daartoe in staat is en daar voldoende toe in staat gebracht wordt. Je moet de oude schoenen niet weggooien voordat je nieuwe hebt. Zo moeilijk is dat niet. Is de regering ertoe bereid om eerst aan te tonen dat de medezeggenschap dit aankan en dan hier de politieke keuze voor te leggen om de fusietoets al dan niet af te schaffen? Dat is geen wantrouwen; dat is op een verantwoordelijke manier de signalen oppikken die onder meer de Onderwijsinspectie al eerder heeft gegeven over de mate waarin de mr nu in staat is en geëquipeerd is om dit belangrijke werk te doen.

Bovendien is het vertrouwen in de medezeggenschap in dit wetsvoorstel op z'n best selectief. Waar zij wel een stem hebben in een fusie, mogen ze niet aangeven dat ze uit een grotere koepel willen stappen, want — en dat vond ik nog wel het wonderlijkst aan de redeneringen die ik tegenkwam — dat zou ingrijpen in artikel 23. Jawel, de vrijheid van onderwijs, waarvan keer op keer wordt gezegd dat die vooral de vrijheid van ouders verankert om een school te stichten, wordt hier aangegrepen om de positie van ouders ten opzichte van een schoolbestuur te ondermijnen. Je mag wel van tevoren iets zeggen over een fusie, maar als je dan eenmaal onderdeel van zo'n koepel bent, dan mag je er niet uitstappen. De heer Van Meenen had het er al over. You can check-in anytime you like, but you can never leave. Hoe ziet het kabinet dit? Dit is toch een niet uit te leggen tegenstelling? Waarom is de medezeggenschap wel de geschikte plek om te besluiten of je onderdeel moet gaan worden van een grotere scholenkoepel, maar niet de geschikte plek om te besluiten of je uit zo'n onderwijskoepel wilt stappen? Daarom hebben we een amendement ingediend; de heer Van Meenen had het er net al over. Hij en de heer Rog hebben een amendement light ingediend. Hij noemt het "ruig", ik noem het "duidelijk".

De voorzitter:

De heer Heerema heeft een vraag.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

We zijn een aardig endje op weg in de twintig minuten van de bijdrage van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Achtenhalve minuut.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Achtenhalve minuut pas?

De heer Kwint (SP):

Ja.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nog minstens tien dus.

De heer Kwint (SP):

Ik kijk ernaar uit.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb een vraag over die schoolbesturen. Als ik het zo destilleer, is het niet eens zozeer een rand tegen de fusietoets, als wel tegen de grote schoolbesturen in Nederland. Ja, we hebben vorig jaar inderdaad met de LVO een groot probleem gehad, maar wil de SP ernaartoe dat alle grote schoolbesturen in Nederland ophouden te bestaan? Er zijn toch ook gewoon heel goed werkende grote schoolbesturen? Sterker nog, ik heb een voorbeeld uit mijn eigen regio met een middelgroot schoolbestuur, waardoor kleine schooltjes bij ons in de regio kunnen bestaan. Dat moeten we toch gewoon overeind houden? Heeft u er een beeld bij van welk groot schoolbestuur het wel goed doet en welk groot schoolbestuur het niet goed doet? Hoe groot mogen ze zijn? Wat is voor u nou dat grote schoolbestuur dat het niet goed doet?

De heer Kwint (SP):

Volgens mij heb ik er net een paar genoemd. Ik zeg helemaal niet dat een groot schoolbestuur per definitie zijn werk niet kan doen. Er zijn een hele hoop factoren die een school tot een goede school maken. Daar hebben wij het hier regelmatig over. Ik denk alleen dat, wanneer het gaat om de effectiviteit van besturen en om de mate waarin je als leerling of als leraar je weg weet te vinden binnen zo'n onderwijsinstelling, een verdere schaalvergroting inderdaad niet altijd goed is. Dat leidt tot anonimiteit, dat leidt tot het formaliseren van een hele hoop zaken die in de praktijk van een kleinere school makkelijker zichzelf wijzen. Ik denk inderdaad dat dat een zorg is bij schaalvergroting in het onderwijs. Zeg ik daarmee dat je meteen al die dingen moet gaan opknippen? Nee, dat lijkt me iets dat nogal wat zorgvuldigheid vereist. Aangezien ik hier veel partijen hoor die het belang van kleinschalig onderwijs onderkennen, lijkt het mij interessant om daarvoor eens een keer met z'n allen bij elkaar te gaan zitten. Tot die tijd moeten we in ieder geval niet beginnen met het aanjagen van schaalvergroting.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Volgens mij jagen wij die schaalvergroting helemaal niet aan. Dat heeft plaatsgevonden en dat gaat naar mijn mening niet veel verder zoals het nu met het afschaffen van de fusietoets door de heer Kwint wordt voorgesteld, maar dat zullen we zien.

Dan een vraag over het eruit kunnen stappen. Heeft u een hele mailbox vol met scholen die zeggen: we willen eigenlijk uit de koepel stappen waartoe we nu behoren? Ik krijg die mailtjes niet, dus ik zie de noodzaak om dit zo in te richten niet. Ik proef dat belang niet in het onderwijsveld, terwijl u dat blijkbaar wel geproefd heeft.

De heer Kwint (SP):

Ik krijg ze. Het zijn er geen honderden, het zijn er een paar. De vraag die daaraan voorafgaat, is of je vindt dat je scholen de gelegenheid moet geven. Ik weet dat u er anders naar kijkt, maar het is mijn inschatting dat het onderwijs de komende jaren bepaald niet kleinschaliger gaat worden. Ik maak mij daar zorgen over en ik kan mij voorstellen dat scholen nu onderdeel worden van een grotere koepel en na een paar jaar denken: ja jongens, dit heeft gewoon niet gebracht wat wij ervan dachten. De medezeggenschap had bijvoorbeeld ingestemd. Er was een mooie presentatie met alle voordelen die het voor de school zou opleveren. En na een jaar jaar constateren we dat die scholenkoepel niet geleverd heeft. Dan zou ik zeggen: op het moment dat de medezeggenschap het mooi vindt geweest en eruit wil, dan zwaai je ze vriendelijk uit. Op het moment dat dat niet aan de orde is, hoeft er wat mij betreft geen gebruikgemaakt te worden van het amendement. Op het moment dat iedereen na de fusie heel tevreden is, ga ik niet zeggen: jij moet er per se uitstappen. Ik wil alleen, wanneer de medezeggenschap na een paar jaar constateert "jongens, dit is gewoon niet wat wij ervan verwacht hadden; wij hebben niet het idee dat de dingen die ons beloofd zijn uiteindelijk ook geleverd worden of wij zijn teleurgesteld in de samenwerking met de koepel", de mogelijkheid bieden om eruit te stappen. Ik vind dat niet gek.

Het argument dat de regering geeft, is dit: dat kan in zekere zin, want ouders die dit niet willen, kunnen altijd nog een nieuwe school oprichten. Dat vind ik wel wat gemakzuchtig. Dat is geen echte inspraak; dat is de deur van de cel op een kier laten staan. Want je gaat natuurlijk niet zomaar even een nieuwe school oprichten. Dat is me nogal een klus. En dan vind ik dat artikel 23 wel heel snel uit de kast wordt gehaald als belemmerende factor in dezen.

Wat ook snel uit de kast wordt gehaald, is het argument van toenemende segregatie. Goede scholen zouden weleens uit een koepel kunnen stappen, zo luidt het argument van dit kabinet. Wat merkt een leerling daarvan? Wat is het segregerend effect van één goede school die uit een koepel stapt? Segregatie gaat toch over samen naar school in één gebouw? Segregatie gaat toch niet over: ik ben toevallig onderdeel van een koepel en daar zitten andere scholen in met leerlingen die ik tijdens mijn hele schoolcarrière niet tegenkom? Wat is nou het segregerend effect hiervan? Wederom: ik zie het niet, maar ik hoor het graag.

In de nota geeft het kabinet aan dat er nu een onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheid om "de verantwoordelijkheid voor het onderwijsaanbod bovenbestuurlijk in een regio te gaan beleggen". Die zin moest ik even op me in laten werken. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Is dit straks bijvoorbeeld een uitbreiding van de taken van het samenwerkingsverband, of komt er nog een extra overlegstructuur voor onderwijsbestuurders? Als er aan iets geen gebrek is in het onderwijs, dan is het aan overlegclubjes voor onderwijsbestuurders.

Ten slotte ... nou ja, nog een paar minuten. Het loont de moeite voor de collega's om de oude waarschuwingen van de Onderwijsraad uit 2005 nog een keer uit de kast te trekken. Ik noem er een paar. Keuzevrijheid wordt beperkt. De medezeggenschap kan het nog niet aan. Het bestuur komt op afstand te staan, waarmee er een legitimiteitstekort ontstaat. Schaalvergroting gebeurt te vaak vanwege status en carrièreperspectief van bestuurders — dat zeg ík niet, dat zegt de Onderwijsraad, en die hebben er verstand van! Het percentage geld dat naar bestuur gaat in plaats van onderwijs neemt toe. De betrokkenheid bij de organisatie neemt af. Defusie en verzelfstandiging zijn haast onmogelijk, want de slager, in dit geval de bestuurder, keurt zijn eigen vlees, in dit geval de koepel. Veertien jaar later staan die argumenten nog als een huis.

Dit waren de argumenten die er bijvoorbeeld toe leidden dat de Kamer de motie van mijn voorganger Van Dijk in 2012 steunde: laat een individuele school zich kunnen bevrijden van een onderwijskoepel. D66, GroenLinks, PvdA, Partij voor de Dieren, PVV, ze steunden toen allemaal de SP. Ik vraag hun: steun ons vandaag ook. Steun kleinschalig onderwijs en neem nu geen stappen die over tien jaar weer vol verbazing geëvalueerd gaan worden. Tenminste, ze worden alleen maar geëvalueerd als u voor mijn amendement voor een evaluatiebepaling stemt; die staat namelijk nog niet in de wet. Ook worden de onderzoeken naar fusies, de zogenaamde fusie-effectrapportages, nergens centraal belegd. Daarover gaat een ander amendement dat wij nog zullen indienen. Daarmee zullen wij in ieder geval achteraf nog de beschikking hebben over deze rapportages, zodat we kunnen kijken wat de beloften van een fusie waren en wat daarvan uiteindelijk is waargemaakt. Dan kunnen wij in ieder geval op het moment dat er iets fout gaat, achteraf kijken waar het fout gegaan is.

Ik kan de inbreng van de SP, ondanks het feit dat ik er ruim de tijd voor heb genomen, eigenlijk best kort samenvatten: doe dit niet. Gisteravond nog werd ik door een vmbo-teamleider gewezen op zijn eigen ervaring. Hij had een mooi plan. Vaksecties zouden hun eigen methodes gaan ontwikkelen. Dat scheelde volgens hem nogal wat geld. Dat geld kon je weer omzetten in tijd en daardoor konden onderwijzers meer ontwikkeltijd voor hun eigen beroep en hun eigen methodes vrijmaken. Wat was de reactie van de onderwijskoepel? Tsja, we hebben al een afspraak met een grote jongen op het gebied van leermiddelen, dus nee, doe maar niet. Zijn conclusie: "grootschaligheid is de hel voor onderwijs"; ik citeer. Ik ben geneigd om het dat in hoge mate met hem eens te zijn.

Ten slotte: dinsdag wordt over deze wet gestemd, en ik maak me vrij weinig illusies over de uitslag. Dit gaat uiteindelijk gebeuren. Maar kunnen we in ieder geval afspreken dat de partijen die deze wet aan een meerderheid gaan helpen, de komende tijd, wanneer er wél een beweging van schaalvergroting zal plaatsvinden, niet ineens heel erg verbaasd zijn? Want het is niet alsof ze niet bijna twintig minuten lang gewaarschuwd zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kwint. Mevrouw Van den Hul, PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. Ook wij vinden het onbegrijpelijk dat het kabinet ervoor kiest de fusietoets te schrappen. Want onze redenen om die fusietoets ooit samen met de SP in de motie-Jasper van Dijk/Depla voor te stellen, zijn nog minstens zo actueel. En ja, natuurlijk hebben ook wij oog voor het belang van instandhouding van kleinschalig onderwijs in krimpgebieden. Mede daarom pleitten wij, samen met GroenLinks, al eerder voor een krimpcheck. Maar krimpproblematiek en dalende leerlingenaantallen mogen nooit een vrijbrief vormen voor ongebreidelde fusiedrift en losgeslagen schaalvergroting. Wij pleiten dan ook voor het behoud van de fusietoets, voor het behoud van een menselijke maat, zeker nu die in ons onderwijs zo vaak onder druk staat. Kijk bijvoorbeeld naar de effecten van het lerarentekort of kansenongelijkheid.

Voorzitter. Schaalvergroting is funest voor ons onderwijs, voor leerlingen die verloren dreigen te raken in galmende gangen van steeds grotere koepels, voor ouders die met vragen of klachten zitten, maar niet weten waar ze terechtkunnen voor een luisterend oor, en voor leraren die hun bestuur vaak steeds verder weg zien drijven. Ons bereiken schrijnende verhalen van leraren die hun passie dreigen te verliezen, doordat ze steeds minder ruimte krijgen om hun vak vorm te geven en zich geconfronteerd zien met een management dat op steeds meer afstand van de werkvloer staat. Is de minister het met ons eens dat die menselijke maat, vandaag al eerder genoemd, in het onderwijs nooit ondergeschikt mag worden gemaakt aan schoolbesturen en hun managers, die vanuit een monopoliepositie de organisatiebelangen vooropstellen en niet altijd de kwaliteit van het onderwijs?

De hamvraag vandaag bij de bespreking van dit wetsvoorstel is wat mij betreft welk probleem hiermee wordt opgelost. Het antwoord op die vraag wordt mij eerlijk gezegd niet helemaal duidelijk op basis van de argumenten die ik lees. De motivering blijft toch wel een beetje hangen in de sfeer van: gevoelen bij schoolbesturen die belemmerend zouden werken. Kan de minister zijn wetsvoorstel ook onderbouwen met concrete gevallen waarin de bestaande fusietoets een absolute belemmering heeft gevormd of zou vormen voor lokale samenwerking tussen scholen die echt noodzakelijk is voor een toekomstbestendig onderwijsaanbod in de regio?

De voorzitter:

De heer Van Meenen heeft een vraag.

De heer Van Meenen (D66):

Altijd goed om te vragen welk probleem een voorstel nu oplost. Maar misschien mag ik het ook eens omdraaien, en kan mevrouw Van den Hul eens aangeven welk probleem de fusietoets nu heeft opgelost. In ieder geval niet de problemen die zij hiervoor schetste over mensen die de weg kwijtraken in grote schoolbesturen, want die bestonden al en ze bestaan nog steeds.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat die fusietoets eigenlijk beter eerder ingevoerd had kunnen worden. Want dan hadden we die grote golf van het begin van dit millennium wellicht voor kunnen zijn en kunnen voorkomen. Maar iets afschaffen onder het mom van "de grote golf is al geweest", vind ik niet het juiste argument. Daarom vraag ik de minister wat nou echt de argumenten zijn om het niet te doen.

De heer Van Meenen (D66):

Dan zijn we het er in ieder geval over eens dat de fusietoets fusies niet heeft voorkomen, want die waren er al. Is mevrouw Van den Hul het dan met mij eens dat het enige wat de fusietoets nu nog in de weg staat, is waar we de kleinschaligheid in stand willen houden, namelijk in krimpgebieden? Daar is het een hindernis. Ik heb meerdere voorbeelden gehoord, ook van de enorme vertraging die de fusietoets met zich meebrengt in een proces waarin het evident is dat twee kleine schooltjes alleen maar samen voort kunnen bestaan. Dat is wat de fusietoets nu nog voor effect heeft. Het andere effect, wat ooit beoogd was, toen het kalf inmiddels verdronken was, heeft zich nooit voorgedaan. Dan is het toch logisch dat je ermee stopt?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

In dat laatste ga ik echt niet mee. Ik ben het ermee eens dat die fusietoets eerder had moeten worden ingevoerd, dat had ons wellicht een hoop galmende koepels bespaard. Zoals de heer Kwint al zei, zijn er nog steeds voorbeelden waarbij die fusietoets wel degelijk heeft gewerkt. Wellicht komen er nog voorbeelden waarbij die fusietoets ook zal werken. De angst dat de fusietoets een onnoembare hindernis gaat blijken in de krimpproblematiek deel ik niet, want ik denk wel degelijk dat er in de aangepaste vorm van de fusietoets genoeg waarborgen zitten die juist dat mogelijk maken.

De heer Van Meenen (D66):

Nog één vraag, voorzitter. Mevrouw Van den Hul had het over een docent die zich buitengewoon ongelukkig voelde in een heel groot bestuur. Daar kan ik me iets bij voorstellen. Het hangt erg van het bestuur af, maar ik kan me voorstellen dat je helemaal niet meer weet waar de macht zit en dat je jezelf een beetje kwijtraakt. Mijn vraag aan mevrouw Van den Hul is: wat zijn dan haar troostrijke woorden voor deze docent? Zegt ze: we hebben nog een fusietoets? Of is de PvdA ook nog iets anders van plan om ervoor te zorgen dat zo'n docent zich weer thuis voelt in zo'n organisatie?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Volgens mij is er op dit moment meer nodig om docenten serieus te nemen. Ik noem het investeren in salarissen, waar we het op veel momenten in dit huis over hebben, en het versterken van de rol van de medezeggenschap. We willen ook nog wat andere instrumenten inzetten om die schaalvergroting tegen te gaan. Er ligt vandaag een interessant stapeltje amendementen met nog wat voorstellen die daarnaar verwijzen. Wij komen zelf straks in de tweede termijn ook nog met een voorstel.

Voorzitter, ik vervolg mijn betoog met het punt van de pseudofusies. De minister doet eigenlijk niks met de waarschuwing van de CFTO anders dan de drempel van de fusietoets wegnemen. Hij verwacht dat schoolbesturen dan eerder voor een echte fusie zullen kiezen dan voor een pseudofusie. Kan de minister die verwachting nader onderbouwen? Zet hij zo niet juist weer de sluizen open voor verdere schaalvergroting, die eerder ons onderwijs heeft geteisterd? Daar hebben we het net al over gehad. Waarop baseert de minister zijn vertrouwen dat de fusie-effectrapportages even serieus en zorgvuldig zullen worden uitgevoerd nu zijn toezicht komt te vervallen? Hoe borgen we de zorgvuldigheid?

Voorzitter, tot slot. De minister houdt vast aan de uiteindelijke beslissing van het schoolbestuur over de verzelfstandiging en de opting-out van een school. Welke overwegingen liggen aan deze keuze ten grondslag? Onderkent de minister het risico dat hij daarmee zou kunnen bestendigen dat scholen uiteindelijk dienstbaar zijn aan het schoolbestuur in plaats van dat schoolbesturen dienstbaar zijn aan de scholen en aan het onderwijs dat daar wordt gegeven?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot is het woord aan de heer Rog van het CDA.

De heer Rog (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Het CDA steunt de minister in zijn voornemen om de fusietoets af te schaffen. Deze afschaffing komt tegemoet aan de belangrijke bezwaren die in de praktijk kleven aan de manier waarop die fusietoets was ingericht. Bovendien had de fusietoets onbedoelde negatieve effecten op schoolbesturen die zich vanwege krimpproblematiek genoodzaakt voelden om te fuseren om zo het onderwijsaanbod in de regio in stand te houden.

Door de invulling van deze wet blijft een zorgvuldig afgewogen fusieproces in stand door het behoud van de verplichte fusie-effectrapportage en het instemmingsrecht van de medezeggenschapsraden. Dit laatste was voor het CDA belangrijk om te kunnen instemmen met deze afschaffing. We hebben hier dan ook vragen over gesteld in de schriftelijke voorbereiding op dit debat. Het CDA vindt dit van belang, niet alleen omdat de medezeggenschapsraad een belangrijke rol speelt en die rol gewaarborgd wordt door dit wetsvoorstel, maar ook omdat het bestuur in een vroeg stadium de medezeggenschapsraad op de hoogte moet houden van eventuele fusieplannen en de voornemens daartoe.

Ook de fusie-effectrapportage, die verplicht blijft, helpt de medezeggenschapsraad om een weloverwogen besluit te nemen. Uit de beantwoording van onze vragen op dit punt blijkt dat de regering ook gaat investeren in kennis en scholing van de mr, onder andere op het punt van fusies en alternatieven voor fusies, maar ook in het kader van het toekomstige instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting.

In het verslag heeft het CDA vragen gesteld over het borgen van de menselijke maat tijdens fusies. Het is goed om te lezen dat het onderdeel menselijke maat voortaan een verplicht element wordt in de fusie-effectrapportages, waarbij besturen moeten ingaan op de borging hiervan na de fusie en op de vraag hoe het bestuur blijft zorg dragen voor een overzichtelijke, herkenbare en toegankelijke organisatie voor onderwijspersoneel, ouders en leerlingen. We zijn het eens met de opvatting van de minister dat de wijze waarop de school is vormgegeven hierbij bepalender is dan de omvang van de totale organisatie. Ik had het net in een interruptiedebatje bijvoorbeeld over het grootste schoolbestuur in Nederland, dat uiteindelijk toch klein en dicht bij leerlingen georganiseerd is, met een hele eigen identiteit op de scholen. Ook een grote school kan dus klein georganiseerd zijn.

We lezen dat de regering de komende jaren de effecten van de fusies en dit wetsvoorstel gaat volgen. We willen de minister wel vragen of hij de Tweede Kamer daar periodiek over kan blijven informeren. Een vraag die nog niet beantwoord is, is wat te doen als blijkt dat het bestuur zich niet houdt aan het in de fusie-effectrapportage beschrevene, onder andere op het gebied van de menselijke maat. Ik heb samen met de heer Van Meenen van D66 een amendement ingediend dat ertoe leidt dat afspraken tussen de medezeggenschapsraad en het bevoegd gezag over wat te doen bij een negatieve evaluatie worden geborgd. Dat kan dus ook betekenen dat er bij een negatieve evaluatie uiteindelijk mogelijk zelfs weer een opting-out plaatsvindt.

Het is goed om te lezen dat de inspectie, onder andere naar aanleiding van het drama bij LVO Maastricht, extra toezicht gaat houden op de manier waarop grote besturen hun taken ten aanzien van kwaliteit invullen. Is het ook mogelijk, zo vraag ik de minister, om in de gesprekken tussen besturen en inspectie aandacht te besteden aan de invulling van de menselijke maat? Als deze onvoldoende aanwezig is en mensen daardoor langs elkaar heen werken en het niet snel genoeg in de gaten hebben wanneer er iets mis is, kan dit namelijk wel degelijk invloed hebben.

Een laatste punt. Als het voedingsgebied bij institutionele fusie groter wordt, wil de minister dan in de komende jaren ook die effecten blijven volgen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rog. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors tot 13.30 uur. Dan gaan we luisteren naar de beantwoording van de minister in eerste termijn.

De vergadering wordt van 12.43 uur tot 13.30 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven